Geschil over verwijdering. De feitelijke situatie is gelijk te stellen met verwijdering. ADVIES

Transcriptie

1 Geschil over verwijdering. De feitelijke situatie is gelijk te stellen met verwijdering. in het geding tussen: ADVIES [verzoekers], wonende te [woonplaats], verzoekers en [verweerder], gevestigd te [vestigingsplaats], het bevoegd gezag van [de school], verweerder gemachtigde: mevrouw mr. A.H. te Voortwis 1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE Op 5 juni 2018 hebben verzoekers een geschil over de beslissing van verweerder om [leerling] niet meer toe te laten tot de school voorgelegd aan de Commissie. Verweerder heeft op 25 juni 2018 een verweerschrift ingediend. Verzoekers hebben op 2 juli 2018 het verzoekschrift aangevuld. De mondelinge behandeling van het geschil vond plaats op 5 juli 2018 te Utrecht. Verzoekers waren bij de mondelinge behandeling aanwezig. Zij hadden meegenomen als informant, [informant] (opa van leerling). Namens verweerder was aanwezig de schoolleiding, bestaande uit [schoolleiding 1] en [schoolleiding 2], bijgestaan door hun gemachtigde. Het [Samenwerkingsverband] werd ter zitting vertegenwoordigd door trajectbegeleider, [trajectbegeleider] en specialist [instelling], [specialist]. 1. DE FEITEN 1. Verzoekers zijn de ouders van [leerling]. [Leerling] is geboren op 12 juli [Leerling] is in augustus 2016 gestart op [school 1]. Hij is op 6 februari 2017 overgestapt naar [de school], locatie [locatie] (verder: de school) te [vestigingsplaats]. 3. De school heeft op 31 januari 2017 met de ouders en op 3 februari 2017 met [leerling s] kindertherapeut startgesprekken gevoerd. Toen is afgesproken dat [leerling] in de ochtend naar school komt, dat de specialist het Jonge Kind van het samenwerkingsverband (swv) hem gaat observeren en dat de school [leerling] gaat begeleiden met behulp van een groeidocument. 4. Het groeidocument waarmee in februari 2017 is gestart, is bijgewerkt in juni, augustus, oktober 2017 en januari In maart 2017 heeft [leerling s] kinderfysiotherapeut van [praktijk] hem geobserveerd in de klas. In haar verslag staat dat [leerling] zijn affectie spontaan uit en voor zijn klasgenootjes is / advies d.d. 6 augustus 2018 pagina 1 van 6

2 dat vaak onverwacht en te hardhandig. Zij heeft de school geadviseerd hoe hier mee om te gaan. 6. De ouders hebben [leerling] aangemeld voor een sociale vaardigheidstraining, die op 11 mei 2017 van start is gegaan. De training is gegeven door kindercoach van [organisatie 1]. Zij heeft [leerling] geobserveerd in de klas en de school handreikingen gegeven; handvatten hoe om te gaan met lastig gedrag dat [leerling] laat zien. 7. Op 22 juni 2017 is er een bijeenkomst van het schoolondersteuningsteam (SOT). Tijdens deze bijeenkomst is met de ouders de mogelijkheid om [leerling] in een externe Behandel- & Onderwijsgroep (B&O-groep) te plaatsen besproken. 8. In de brochure van de B&O-groep staat dat deze groep er is voor kinderen tussen de 4 en 6 jaar met een (dreigende) ontwikkelingsstoornis. Het is een plaatsing voor de duur van een schooljaar. Vanuit de B&O-groep gaat het kind naar een voor hem/haar geschikte school. 9. De ouders hebben de schoolleider 28 juni 2017 een mail gestuurd, waarin zij aangeven dat [leerling] niet thuishoort in een B&O-groep. 10. Op 30 augustus 2017 heeft een vervolgbespreking plaatsgevonden. Volgens de ouders is dit het eerste Handelingsgericht Integraal Arrangeren overleg (HIA). In het ondersteuningsplan van het swv staat dat als blijkt dat de basisondersteuning en de extra ondersteuning dat het SOT organiseert niet toereikend is, het swv gaat werken met HIA. 11. De ouders hebben na het gesprek van 30 augustus 2017 [organisatie 2] ingeschakeld om [leerling] te onderzoeken. [Organisatie 2] is gespecialiseerd in het testen van hoogbegaafden. 12. Vanaf september 2017 is er in de klas een onderwijsassistent ingezet voor 23 uur per week. 13. Op 23 januari 2018 heeft de school [leerling] voor vijf dagen geschorst, omdat de school niet langer kan voldoen aan de zorgbehoefte van de leerling en er sprake is van wangedrag. 14. Op 29 januari 2018 heeft verweerder de ouders een brief gestuurd. In de brief staat onder meer dat het de bedoeling is dat verweerder met de ouders in gesprek wil gaan over het opstellen van een adequaat ontwikkelingsperspectief (opp) en over het maken van afspraken over hoe te handelen als [leerling] wangedrag laat zien. Op 5 februari 2018 hebben verweerder en de schoolleider gesproken met de ouders. 15. Op 9 februari 2018 heeft verweerder de ouders een brief gestuurd waarin staat dat en waarom [leerling] niet meer tot de school wordt toegelaten tot na het HIA-overleg van 16 februari Vanaf 9 februari 2018 is [leerling] niet meer op school gekomen. 16. Op 16 februari 2018 heeft het HIA-overleg met de ouders plaatsgevonden. In het verslag staat dat de aanwezigen van mening zijn dat de huidige basisschool niet de meest passende onderwijsplek is en dat er wordt gedacht om [leerling] in een B&O-groep te plaatsen. De ouders laten kort daarna weten daar niet mee in te stemmen. 17. Op 8 maart 2018 is er opnieuw een HIA-overleg. Tijdens dit overleg heeft de schoolleider ouders verteld dat er in het speciaal onderwijs een plek voor [leerling] beschikbaar is in groep 2/3 op [school 2]. De ouders hebben [school 2] bezocht en op 23 maart 2018 laten weten niet in te stemmen met plaatsing van [leerling] op deze school. 18. Op 10 april 2018 heeft de leerplichtambtenaar de school een mail gestuurd. Hierin staat dat er op 23 april 2018 een volgend overleg zal zijn waarbij de school niet aanwezig hoeft te zijn. Na dat overleg heeft de onderwijsconsulent van de ouders de school verzocht om [leerling] ingeschreven te laten tot de zomervakantie omdat [leerling] op een andere reguliere basisschool gaat proefdraaien. De school is hiermee akkoord gegaan / advies d.d. 6 augustus 2018 pagina 2 van 6

3 19. Op 6 juni 2018 heeft de andere reguliere basisschool de schoolleider laten weten dat [leerling] niet geplaatst kon worden, omdat niet kon worden voldaan aan de onderwijsbehoeften van [leerling]. 20. Op 14 juni 2018 hebben de ouders een bericht gestuurd aan verschillende mensen, waaronder de trajectbegeleider. In deze mail staat onder meer dat er snel weer een gesprek moet plaatsvinden en dat de schooldirecteur via haar jurist moet laten weten of zij daarbij aanwezig wil zijn. In dat geval zullen de ouders laten weten of zij daar behoefte aan hebben. 21. Op 15 juni 2018 heeft de directeur de leerplichtambtenaar laten weten dat zij weer bij het groot overleg wil aanschuiven, omdat de ouders zijn teruggekomen op hun standpunt dat [leerling] niet meer zal terugkeren op de school en de school nog steeds de zorgplicht heeft. 2. STANDPUNTEN VAN PARTIJEN Standpunt verzoekers Het gedrag dat [leerling] op school laat zien is het gevolg van een traumatische ervaring die hij heeft opgedaan op [school 1]. [Leerling] heeft geen ontwikkelingsstoornis. Om die reden is de B&O-groep of [school 2] niet geschikt voor [leerling]. Hij kan naar groep 3 op een reguliere school. Dit alles blijkt uit een recent onderzoeksverslag van een kinderpsycholoog die werkzaam is bij [instelling]. Omdat verzoekers het verslag eerst zelf goed willen bestuderen, hebben ze het nog niet aan de school gestuurd. De verslagen van de andere experts die verzoekers hebben ingeschakeld, hebben verzoekers gedeeld met school. Toen tijdens het HIA-overleg op 30 augustus 2017 bleek dat school nader onderzoek nodig vond, hebben verzoekers het onderzoeksbureau [organisatie 2] ingeschakeld. [Organisatie 2] heeft geprobeerd om bij [leerling] een IQ-test af te nemen, maar dat bleek gezien zijn lage leeftijd niet mogelijk. Verzoekers hebben de school hiervan op de hoogte gebracht. In plaats dat de school zorgt voor een aanbod, stuurt de school [leerling] weg zonder een passende school voor hem te vinden. Al vanaf het begin hebben verzoekers tegenwerking ervaren. Zonder [leerling] te kennen, besloot de school meteen om de zorg hoog in te zetten. Verzoekers waren het daar niet mee eens en hebben het groeidocument niet ondertekend. Inmiddels is er een oplossing: [leerling] kan naar [de school], locatie [locatie]. Maar helaas weigeren de school, het schoolbestuur en het swv om daaraan mee te werken. Verzoekers willen graag in overleg om tot een goede oplossing komen. Standpunt verweerder De school heeft zich vanaf het moment dat [leerling] er begon, ingespannen om hem te bieden wat hij nodig heeft. Vanaf de start is de specialist het Jonge Kind ingeschakeld. Zij heeft [leerling] geobserveerd, adviezen gegeven aan de leerkrachten en gewerkt met [leerling]. De adviezen van [praktijk] en [organisatie 1] heeft de school verwerkt in het groeidocument. In het groeidocument zijn belemmerende en bevorderende factoren opgenomen. Het bevat ook een handelingsdeel en het document is steeds bijgewerkt. De school heeft vanaf de start ook regelmatig contact met de ouders over het gedrag van [leerling]. [leerling] is impulsief, hij duwt, slaat, knijpt en bijt klasgenootjes. Ook kan [leerling] onverwacht vloeken en gillen. Omdat de school in toenemende mate handelingsverlegen werd, heeft zij voorgesteld om het SOT bij elkaar te roepen / advies d.d. 6 augustus 2018 pagina 3 van 6

4 Tijdens de eerste SOT-bijeenkomst op 22 juni 2017 heeft de school de ouders laten weten dat er extra handen in de groep nodig zijn vanwege het gedrag van [leerling]. Ondanks dat de schooldirecteur er bij de ouders op aan heeft gedrongen snel het vervolgoverleg te plannen, konden ouders niet eerder dan 30 augustus Tijdens dat overleg heeft de school ouders laten weten dat nader onderzoek nodig was en heeft de school aangedrongen op een HIAoverleg. De ouders hebben [organisatie 2] ingeschakeld voor onderzoek. De school heeft aangeboden om [organisatie 2] in te schakelen, maar ouders wilden zelf de opdracht verstrekken. De school heeft van de ouders geen onderzoeksverslag ontvangen en wist nog steeds niet welke ondersteuningsbehoeften [leerling] had. Ondertussen was de school er wel in geslaagd om een onderwijsassistent in te zetten. De assistent was er om de leerkracht te ondersteunen en om [leerling] hulp te bieden bij de ontwikkeling van zijn sociaal emotionele vaardigheden. Na de kerstvakantie was er steeds vaker sprake van ernstig wangedrag bij [leerling]. Dit heeft ertoe geleid dat de school [leerling] op 23 januari 2018 heeft geschorst. Tijdens de HIA-overleggen heeft de school verschillende voorstellen gedaan, maar ouders hebben alle voorstellen afgewezen. Eind april 2018 heeft de school via de leerplichtambtenaar te horen gekregen dat de ouders niet willen dat [leerling] terugkeert op de school. In het belang van [leerling] heeft de school: o ermee ingestemd dat het niet aanwezig zou zijn bij een volgende overleg; o o het voornemen om [leerling] te verwijderen niet in werking gezet; ermee ingestemd dat [leerling] op de school ingeschreven blijft gedurende een proefplaatsing. Toen bleek dat de proefplaatsing niet zou leiden tot een definitieve plaatsing, heeft de school laten weten dat zij weer bij de overleggen wilde aanschuiven. De ouders wilden dit niet, alleen de gemachtigde van verweerder was welkom. Verweerder laat desgevraagd weten dat het alles zal doen om in overleg tot een goede oplossing te komen, zodat [leerling] het nieuwe schooljaar een goede start kan maken op een passende plek. Wat die passende plek is, is nu nog niet duidelijk. 3. INBRENG SAMENWERKINGSVERBAND Tijdens alle overleggen waar het swv bij betrokken is geweest, bleek dat alle betrokkenen veel vragen hadden over de wijze waarop [leerling] begeleid moet worden. De B&O-groep is bij uitstek geschikt om antwoord te geven op die vragen. [leerling] kon halverwege het jaar instromen. Ook de setting van [school 2] zou geschikt zijn om te kunnen bepalen wat de ondersteuningsbehoeften zijn van [leerling]. Wat betreft een mogelijke (proef)plaatsing op [de school], locatie [locatie], merkt het swv ter zitting op dat het swv wil voorkomen dat [leerling] opnieuw een negatieve ervaring opdoet. Het is daarom belangrijk dat eerst duidelijk is wat [leerling] nodig heeft en dan wordt gezocht naar een onderwijsplek die bij [leerling] past. 4. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE Bevoegdheid en ontvankelijkheid bij verwijdering Op grond van artikel 43 lid 2 WPO (Wet op het primair onderwijs) kunnen aan de Commissie geschillen worden voorgelegd die verband houden met de verwijdering van een leerling. Voor wat de beoordeling van de bevoegdheid van de Commissie betreft, stelt zij een situatie die neerkomt op een feitelijke verwijderen hieraan gelijk. Daarvan is hier sprake. [Leerling] gaat / advies d.d. 6 augustus 2018 pagina 4 van 6

5 immers sinds 9 februari 2018 niet meer naar school. Het geschil heeft hierop betrekking. De Commissie is derhalve bevoegd. Verzoekers zijn ontvankelijk in hun verzoek. De beoordeling van het verwijderingsbesluit Formeel is nog geen sprake van definitieve verwijdering zodat slechts tot dit moment kan worden beoordeeld of verweerder overeenkomstig de regels van heeft gehandeld. Inhoudelijke beoordeling van het verwijderingsbesluit Verzoekers zijn het oneens met de feitelijke verwijdering en willen dat [leerling] op een reguliere school kan blijven. Verweerder heeft besloten om [leerling] niet meer toe te laten omdat de school handelingsverlegen is en omdat door gedrag van [leerling] de veiligheid van leerlingen gevaar loopt en de goede voortgang van het onderwijs wordt verstoord. Op grond van de stukken en de verklaringen ter zitting is voldoende aannemelijk geworden dat [leerling] zijn klasgenootjes regelmatig duwt, schopt, bijt en knijpt. Dat hij ze aan hun haar trekt. Dat hij bouwwerkjes en tekeningen van andere leerlingen en meubilair kapot maakt. En dat hij scheldt, vloekt, spuugt en door de klas gilt. Verder blijkt uit de stukken dat [leerling] op school niet aanspreekbaar is op zijn gedrag. Duidelijk is dat de school vanaf het eerste uur voor [leerling] personen heeft ingezet om het gedrag van [leerling] in positieve zin te veranderen. Eerst de specialist het Jonge Kind en later ook een onderwijsassistent. Daarnaast heeft de school aannemelijk gemaakt dat het de adviezen van [praktijk] en [organisatie 1] heeft verwerkt in het groeidocument. Omdat de extra ondersteuning onvoldoende resultaat opleverde, wilde de school onderzoek laten doen om inzicht te krijgen in de achtergrond van de gedragsproblematiek en de ondersteuningsbehoefte van [leerling]. Verzoekers wilden niet dat de school de opdracht zou geven tot nader onderzoek. Zij hebben zelf [organisatie 2] ingeschakeld, maar dit heeft niet tot een onderzoeksrapport geleid. Met het voorstel van de school en het swv om [leerling] voor nader onderzoek tijdelijk te plaatsen in een B&O-groep hebben verzoekers niet ingestemd. En het onlangs opgestelde onderzoeksrapport van de door de ouders ingeschakelde kinderpsycholoog hebben de ouders (nog) niet verstrekt aan de school. Doordat de school niet beschikt over onderzoeksgegevens en nader onderzoek niet mogelijk was, kon de school onvoldoende inzicht krijgen in de ondersteuningsbehoefte van [leerling] en onvoldoende bepalen in hoeverre de school kon voorzien in die ondersteuning. De school heeft vanaf februari 2017 gewerkt met een groeidocument. Dit document vervangt het ontwikkelingsperspectief (opp) niet omdat het opp eisen stelt aan te bereiken overeenstemming over het handelingsdeel en het met de ouders te voeren op overeenstemming gericht overleg over het plan als geheel. Het groeidocument bevat een weergave van de belemmerende en bevorderende factoren die van invloed zijn op het onderwijs aan [leerling], alsook een handelingsdeel. Deze eisen heeft de wet gesteld aan een opp. Een andere wettelijke eis is dat in het een opp staat wat het uitstroomperspectief van de leerling is. Dat daar niet aan is voldaan is voorlopig begrijpelijk, omdat niet duidelijk is wat de hulpvraag is van [leerling] waardoor er voor deze jonge leerling nog geen perspectief geformuleerd kan worden. De school heeft vanaf februari 2017 meerdere keren overleg gevoerd met de ouders, onder meer over het groeidocument. Het staat vast dat de school en verzoekers hierover geen overeenstemming hebben bereikt; de ouders hebben het groeidocument niet ondertekend. Desondanks / advies d.d. 6 augustus 2018 pagina 5 van 6

6 is verweerder, overeenkomstig de bedoelingen van de wetgever, met verzoekers steeds het overleg aangegaan over de begeleiding van [leerling] en de wenselijkheid van onderzoek naar zijn ondersteuningsbehoefte. Voor de Commissie is komen vaststaan dat de school binnen haar mogelijkheden voldoende heeft gedaan aan de ondersteuning van [leerling]. Daarbij heeft verweerder ook het samenwerkingsverband betrokken, en zijn in samenspraak daarmee onderzoeksoplossingen aangedragen, die verzoekers hebben afgewezen. Bij verweerder heeft voorop gestaan dat hij onderzoek wilde laten doen naar de ondersteuningsbehoefte van [leerling], om mede op basis daarvan te beoordelen welke vorm van onderwijs passend is. In de optiek van verweerder was het zoeken naar een andere school nog niet aan de orde. In dat kader heeft de school voorgesteld om [leerling] tijdelijk te plaatsten in een B&Ogroep. Ook was er een plaats voor [leerling] op [school 2] ter bepaling van zijn ondersteuningsbehoefte. Toen verzoekers daarna zelf een proefplaatsing op een andere reguliere school voorstelden, heeft verweerder hieraan meegewerkt. Uit dit alles leidt de Commissie af dat verweerder steeds de bereidheid heeft getoond en uitvoering heeft gegeven, te zoeken naar een onderwijsplek die het beste past bij [leerling]. Alles overziend komt de Commissie tot het oordeel dat de school in redelijkheid heeft kunnen besluiten om [leerling] niet meer toe te laten tot de school. De Commissie zal het verzoek dan ook ongegrond verklaren. Het niet toelaten tot de basisschool is slechts voor een korte periode toegestaan, welke is verstreken, zodat verweerder tot verwijdering dient over te gaan en anders tot toelating. 5. OORDEEL Op grond van bovenstaande overwegingen oordeelt de Commissie het verzoek ongegrond. 6. AANBEVELINGEN De Commissie beveelt partijen aan om voor de start van het nieuwe schooljaar in overleg te treden. Het schoolbestuur dient bovendien inhoud te geven aan zijn wettelijke verplichting om een verwijderingsbesluit te nemen indien het [leerling] niet meer tot de school toelaat. Aldus gedaan te Utrecht op 6 augustus 2018 door mr. drs. P.H.A. van Geel, voorzitter, drs. R. Aerden en P. Kuiper, leden, in aanwezigheid van mr. A.A. Veraart, secretaris. mr. drs. P.H.A. van Geel voorzitter mr. A.A. Veraart secretaris / advies d.d. 6 augustus 2018 pagina 6 van 6