CERVICALE LETSELS EN WERVELLETSELS. Prof. dr. Hugo De Boeck AZ - VUB



Vergelijkbare documenten
Harris(on), Jefferson of Lincoln Wie had ook alweer nekpijn? De geschiedenis zit in uw nek!

C. Wervelkolom. Inhoudsopgave 01 C 02 C 03 C 04 C 05 C 06 C 07 C 08 C 09 C

EEN BENADERING VAN DE TRAUMATISCHE LUMBALE ZUIL. Congres WVV Brugge 13 oct. 2012

WAA BIJEENKOMST dr. RHGP van Erve, orthopedisch chirurg

C. Wervelkolom. Inhoudsopgave 01 C 02 C 03 C 04 C 05 C 06 C 07 C 08 C 09 C 10 C

Protocol Traumatische wervelkolomletsels. April 2006

BIJLAGE 4: COMPREHENSIVE CLASSIFICATION VAN AO EN INJURY SEVERITY SCORE VAN STSG

Hoogenergetisch trauma Wervelletsels kunnen ook voorkomen na val van een paard of van een huishoudtrapje

Afdeling Handchirurgie

Samenvatting. de tijd geplaatst. De vragen die geleid hebben tot de vraagstellingen zijn besproken. Tot slot zijn de vraagstellingen geformuleerd:

Rode vlaggen. in neurochirurgie. Klinische navormingsavond 4 april 2019 Dr. Joris Van Oostveldt

Aanpak van acute knieletsels in de eerste lijn. Dr. Bex Steven Huisarts/sportarts KSTVV Lotto-Belisol

BIJLAGE 1: PROTOCOLLEN AMBULANCEZORG

ACDF ANTERIEURE CERVICALE DISCECTOMIE & FUSIE

- incidentele bevinding zonder klachten - weigering van chirurgische behandeling - slechte algehele conditie waardoor chirurgie niet verantwoord is

Geneeskundige Dagen Antwerpen. Percutane Vertebroplastiek & Kyphoplastiek

Traumatisch atlasletsel na een val op het hoofd bij een kind

Fracturen en luxaties hand

Afdeling Handchirurgie

Richtlijnen voor spinale beeldvorming en interpretatie "

Belangrijkste anatomische structuren van de wervelkolom

Dutch Spine Surgery Registry DSSR

Schouderinstabiliteit

Zin en onzin van manueel onderzoek en behandeling bij cervicobrachialgie. Dr. G. VYNCKE

De hand en pols Sport en peesletsels Gertjan Schmitz

Chapter 9. Nederlandse samenvatting

Afdeling Handchirurgie

Rugpoli in Enschede. Lucille Dorresteijn, Neuroloog Marleen Wijnstra, Physician assistant

Luxaties van schouder elleboog en vingers. Compagnonscursus 2012

Philadelphia halskraag

Rug Netwerk Twente Orthopedische chirurgie

SAMENVATTING EN CONCLUSIES CHAPTER

Chronische progressieve lagerugpijn met uitstraling in twee dermatomen bij een 44-jarige havenarbeider

Schouder instabiliteit

4.9 Bekken- en wervelkolomletsel

Hand en Polscentrum Delft

Post-Op braces S t a b i l i s e r e n e n i m m o b i l i s e r e n p r o d u c t i n f o r m a t i e

Een 40 jarige man met hevige pijn ter hoogte van het distale deel van de bovenarm bij een worp tijdens honkbal

Vertebroplastiek behandeling. Centrumlocatie

1

Heup- en kniepathologie: 1ste lijnsaanpak. Dr Mike Tengrootenhuysen

Beeldvorming bij sportletsels van de knie

MAS PLIF POSTERIEURE LUMBALE INTERCORPORELE FUSIE

Rugklachten bij turnen. Esther Schoots, sportarts 13 oktober 2010

Cervicale kanaalstenose. Poli Neurochirurgie

DE LUMBALE WERVELKOLOM (RUG)

Achtergrond. QoL bij patiënten met wervelkolom metastasen. Number of surgeries in MCH for spinal metastases

Fysiotherapie na acceleratie deceleratie trauma. Fysiotherapie na acceleratie deceleratie trauma. Fysiotherapie na acceleratie deceleratie trauma

Evaluatietechnieken ter objectivatie van de gevolgen van een whiplashtrauma

SF Z SINT-FRANCISKUSZIEKENHUIS. Epidurale inspuiting met corticosteroïden bij rugpijnen

Spine Unit 2.0 Management van lumboischialgie op spoedgevallen

Victor Niemeijer Sportarts SMA Elkerliek

Toestemmingsinformatie epidurale corticosteroïden injectie lage rug of hals

EPIDURALE INSPUITING MET CORTICOSTEROÏDEN BIJ RUGPIJN

Dia 1. Dia 2. Dia 3. De kinderrug: meer dan zomaar een wervelbrug. Wat is krom, wat is recht? Wat doet pijn? Wat is krom en pijnlijk

Afdeling Handchirurgie

Osteoporotische indeukingsfracturen conservatief of kyphoplasty/vertebroplasty. Koen hendrix Heup/rug campus Henri Serruys Consulent UZ Gent rug

BPPV komt eerder zelden voor

Jackelien Van Laere Dienst Orthopedie en Traumatologie Universitair ziekenhuis Gent. Belang van fysiotherapie - revalidatie

Percutane vertebroplastiek

CWK-Letsel. Huisartsensymposium 6 juni 2018 Dr. S.P. Knops

Metastasen in de wervelkolom

1 Inleiding Historie Classificaties van revalidatieactiviteiten Organisatie Epidemiologie 3 Literatuur 7

Nekklachten

Posterolaterale hoek letsels

Klinisch Onderzoek Heup bij jonge volwassene

Graad 1 verzwikking: Lichte overrekking en geringe beschadiging van de vezels (fibrillen) van het ligament.

Epidurale infiltratie (transforaminale of interlaminaire epidurale infiltratie) Lumbaal & Cervicaal

Inhoud. Koos van Nugteren. Koos van Nugteren. Koos van Nugteren. Jef Michielsen. Jef Michielsen VII. 1 Inleiding... 1

Lage rugpijn. Kan acupunctuur helpen? Lage rugpijn is één van de meest voorkomende pijnklachten in onze maatschappij. Ze is

Algemene benadering van lumbalgie. Dr. Wim Vlassenbroeck Sport- en Fysische geneeskunde & Revalidatie AZ Damiaan

Lage rugpijn met of zonder uitstraling

Beleid na een whiplashletsel. Informatie voor hulpverleners

University of Groningen. Thoracolumbar spinal fractures Leferink, Vincentius Johannes Maria

B. Hals (weke delen) Voor cervicale wervelkolom, zie rubrieken C en K. Inhoudsopgave 01 B 02 B 03 B 04 B 05 B 06 B 07 B 08 B 09 B 10 B 11 B 12 B 13 B

Radiotherapie in de palliatieve zorg

Transforaminale epidurale infiltratie met corticosteroïden injectie lage rug of hals toestemmingsinformatie voor de patiënt

Eveline Claes Co-assistentAnesthesie Dr. F. De Buck

Stabiele wervelfractuur

Anatomy MP joint. Anatomie MP. Rotatie van MP. Anatomy PIP joint

Instabiele wervelfractuur

Richtlijn Nekpijn. Jasper Bier. Inhoud. Waarom deze richtlijn. Diagnosecodes. Doelstellingen. Alle interventies

Richtlijn Nekpijn. Jasper Bier

University of Groningen

daghospitaal volwassenen informatiebrochure Cervicale epidurale infiltratie

Organisatie van de zorg voor patiënten met aandoeningen van het axiaal skelet op de spoedgevallendienst. Bart Depreitere

Acute Knie en Enkel in de huisartsenprak3jk. Huisartsendag LangeLand ziekenhuis 19 april 2011

Interventionele pijntherapie, een nuttige tussenstap?

Evenwichtsstoornis na stomp trauma met schedelbasisfractuur

Maatschap Orthopedie Zaans Medisch Centrum

Inspectie, anatomische structuren en palpatie liggend

Epidurale infiltratie

Patiënteninformatie. Posterieur verwijderen van een cervicale hernia

Nederlandse samenvatting proefschrift Renée Walhout. Veranderingen in de hersenen bij Amyotrofische Laterale Sclerose

Spondylodese (vastzetten van de rug)

Plenaire sessies. IT in de acute radiologie: Drs M.J. Scheerder, OLVG Prof. dr. S.G.F. Robben, MUMC

Hand. Polsbreuken. Carpel tunnel syndroom. Revalidatie polsbreuken. Revalidatie carpaal kanaal. Artrose duim

Botbreuken en osteoporose. Nucleaire geneeskunde

Sprains en Fracturen van de Enkel. Debbie Van Renterghem

Transcriptie:

CERVICALE LETSELS EN WERVELLETSELS Prof. dr. Hugo De Boeck AZ - VUB Brevet Acute Geneeskunde Academiejaar 2004-2005

1 WERVELKOLOM Fracturen en/of dislocaties van de wervelkolom zijn frequente letsels. Deze letsels komen vooral voor bij de actieve bevolking (vooral mannen met een gemiddelde leeftijd van 30 jaar). Anderzijds is er ook een zeker percentage van wervelkolomfracturen terug te vinden bij oude patiënten boven de 60 jaar. De oorzaken zijn uiteenlopend: - verkeersongeval: 40 % - 50 % - val van zekere hoogte: 20 % - 30 % - geweld en schotwonden: 10 % - 20 % - sportongeval: 5 % - 10 % - banale val bij bejaarden (osteoporose). Bij trauma van de wervelkolom is het belangrijk of dit al of niet gepaard gaat met neurologische letsels. De ernst van de fractuur, zoals deze gezien wordt op een röntgenfoto of op een CT-scan, weerspiegelt niet altijd de ernst van een eventueel neurologisch letsel. MRI-onderzoek geeft belangrijke informatie over de neurologische letsels. Men maakt dus een onderscheid: - onstabiele letsels (fractuur en/of dislocatie): met neurologisch letsel zonder neurologisch letsel - stabiele letsels. Bij de onstabiele letsels is het belangrijk deze zo vlug mogelijk te stabiliseren om verdere neurologische beschadiging te vermijden. Patiënten met wervelfracturen zijn dikwijls polygetraumatiseerde patiënten. Na stabilisatie van de algemene toestand van de patiënt (ABC) zal een eerste evaluatie de acute levensbedreigende letsels (bv. een abdominale bloeding) opsporen en behandelen. Nadien volgt verdere evaluatie van de patiënt en met name moet er nagegaan worden of er al of niet neurologische letsels zijn. Dit onderzoek omvat: - motorische functie - sensibele functie - reflexen - perianale sensibiliteit, anale en bulbocavernosus reflex. 2

- Motorische functie (internationaal gebruikte schaal): 0: totaal afwezige spierfunctie 1: palpeerbare (of zichtbare) spiercontractie (niet bruikbaar) 2: actieve beweging is mogelijk, maar niet tegen de zwaartekracht 3: actieve beweging tegen de zwaartekracht is mogelijk 4: actieve beweging tegen weerstand is mogelijk 5: normale spierkracht. - Sensibiliteit: nagaan van hoofd tot tenen De sensibiliteit mag niet verward worden met 'sensatie' (= gewaarwording). Onmiddellijk na een spinaal trauma kan de patiënt immers verschillende 'gewaarwordingen' hebben zoals een branderig gevoel, dysesthesie of zelfs fantoompijn. Deze gewaarwordingen zijn te wijten aan irritatie van het ruggenmerg en mogen dus niet verward worden met normale sensibiliteit. - Reflexen De diepe peesreflexen kunnen onmiddellijk na het trauma afwezig zijn door een spinale shock, maar keren na 2 of 3 dagen terug. In geval van paraplegie kunnen de diepe peesreflexen hyperactief zijn gedurende 2 tot 6 weken. - Rectaal onderzoek Perianale sensibiliteit kan bewaard zijn bij een patiënt met een schijnbaar volledige paraplegie. Normale perianale sensibiliteit betekent een onvolledig letsel. De graad (ernst) van een spinaal letsel wordt beschreven volgens de Frankel classificatie (A - E): - A: sensibiliteit en motorische functie afwezig - B: sensibiliteit aanwezig; motorische functie afwezig - C: sensibiliteit aanwezig; motorische functie: graad 1/5-2/5 (dus niet bruikbaar) - D: sensibiliteit aanwezig; motorische functie: 3/5-4/5 (bruikbaar) - E: sensibiliteit en motorische functie normaal. Volledig letsel = Frankel A = quadriplegie of paraplegie. Onvolledig neurologisch letsel = Frankel B, C of D = paraparese. (De diagnose van een volledig of een onvolledig letsel kan alleen maar gemaakt worden bij afwezigheid van een spinale shock. Een spinale shock is namelijk een transiënte posttraumatische dysfunctie (motorisch, sensibel en reflexen) van het neurologisch systeem. De terugkeer van de normale reflexen betekent het einde van een spinale shock en dit gebeurt meestal binnen de 24 uur na het trauma.) 3

Een onvolledig letsel omvat verschillende mogelijkheden naargelang de anatomische lokalisatie. Men onderscheidt: - anterior cord syndroom - central cord syndroom - Brown-Séquard syndroom (hemisectie van het ruggenmerg). De prognose van een neurologisch letsel moet altijd met de nodige voorzichtigheid gemaakt worden. Een onmiddellijk volledig letsel (dat niet te wijten is aan een spinale shock) heeft een slechte prognose wat betreft mogelijke recuperatie. De prognose wordt inderdaad bepaald door de ernst van de ruggenmergbeschadiging. Een volledige sectie - wat zeldzaam is - heeft geen kans op verbetering, in andere gevallen is er een kneuzing van het merg waar er al of niet gehele of gedeeltelijke recuperatie kan optreden. Zo zal een central cord syndroom meer kans hebben op (gedeeltelijke) recuperatie dan een anterior cord syndroom. 1.1 CERVICALE WERVELKOLOM 1.1.1 Atlanto-occipitale dislocatie Dislocatie op dit niveau is zeldzaam en slechts een beperkt aantal patiënten overleven dit ongeval. Bij diegenen die het ongeval overleven, hebben de meesten toch één of andere vorm van neurologische uitval: letsel van craniale zenuw (VII tot X) of hersenstam- of ruggenmergletsel. Repositie moet met de nodige voorzichtigheid gebeuren vermits er kans is op bijkomende neurologische beschadiging tijdens de repositie. Behouden van de repositie in Halo is meestal onvoldoende. Een posterieure occipito-cervicale fusie met botenten en plaat is de aangewezen behandeling voor patiënten die overleven. 1.1.2 Fractuur van C1 (atlas) Fracturen van C1 zijn relatief zeldzaam (10 % van alle cervicale fracturen) en zijn meestal veroorzaakt door een axiale kracht (val op hoofd). 50 % van de C1-fracturen zijn geassocieerd met andere cervicale fracturen, meestal fracturen van C2. De meeste geïsoleerde atlasfracturen hebben geen geassocieerde neurologische letsels, dit omdat het kanaal - de ring - van C1 voldoende ruimte biedt voor het ruggenmerg. Nekpijn, vooral bij mobilisatie van het hoofd na een trauma. De diagnose kan meestal op standaard röntgenfoto's gemaakt worden, maar CT-scan toont de omvang van het letsel het best. 4

Er bestaan verschillende classificaties van atlasfracturen. De meest eenvoudige classificatie onderscheidt: - ring op 1 plaats doorbroken: dit is een stabiele fractuur - ring op 2 (of meerdere) plaatsen doorbroken: Jefferson fractuur - fractuur van de articulaire massa. De meeste van deze fracturen zullen conservatief behandeld worden: - halskraag voor stabiele fractuur - Halo voor onstabiele fracturen. 1.1.3 C1 - C2 subluxatie Traumatische atlanto-axiale rotatoire subluxatie is meestal het gevolg van een motorongeval. Patiënten met dit letsel hebben typische suboccipitale hoofdpijn en beperkte rotatie van de cervicale wervelzuil. Het hoofd staat in een typische houding: gedraaid - ongeveer 20 - in 1 richting en gekanteld naar de andere kant. Op een 'open mond' röntgenfoto ziet men een asymmetrische afstand tussen dens en laterale massa van C1. CT-scan (met de juiste reconstructiebeelden) bevestigt de diagnose. Schedeltractie (Halo): progressieve tractie met nauwkeurige observatie om overtractie te vermijden. Nadien fixatie met Halo-vest. Zelden: heelkundige fusie C1 - C2. 1.1.4 Fracturen C2 1.1.4.1 Fracturen van de dens Dens fracturen maken ongeveer 15 % uit van alle cervicale fracturen. Zij worden geclassificeerd volgens Anderson en D'Alonzo. - Type I: fractuur van de apex (avulsie van het ligamentum alaris) is een zeldzaam letsel. - Type II: fractuur aan de basis van de dens. Dit is het meest frequente letsel. 5

- Type III: de fractuur loopt door in het corpus van C2. De oorzaak kan zowel een trauma met hoge energie zijn als een banale val. Dens fracturen worden frequent gemist bij een eerste evaluatie. Vooral bij oude patiënten boven de 60 jaar komt dit letsel relatief frequent voor na een banale val op het hoofd. De patiënt heeft typisch oppervlakkige hoofdwonden ten gevolge van de val. Het kan zowel om een flexie- als om een extensietrauma gaan. Nekpijn, pijn bij mobilisatie van hoofd. Standaard röntgenfoto's met open mond opnames. CT-scan met reconstructiebeelden. - Type I: conservatief met halskraag gedurende 6 weken. - Type II: zo verplaatst: repositie verdere behandeling: - Type III: Halo tractie gevolgd door Halo-vest 8 à 12 weken rechtstreekse schroeffixatie (osteosynthese) posterieure fusie tussen de boog van C1 - C2 wat wel een vermindering van de rotatie van het hoofd geeft. onverplaatst: conservatief. verplaatst: repositie gevolgd door Halo of osteosynthese. 1.1.4.2 Traumatische spondylolisthesis van de axis (C2) Dit letsel wordt ook beschreven als hangman fractuur. Deze fractuur is meestal veroorzaakt door een hyperextensietrauma. Heden ten dage wordt deze fractuur meestal gezien als gevolg van een motorongeval: extensie in combinatie met axiale kracht. In 20 tot 30 % van de gevallen heeft dit acuut overlijden tot gevolg. De patiënten die overleven hebben echter meestal geen neurologische letsels: het letsel geeft in feite een verbreding van het medullaire kanaal. Geassocieerde cervicale letsels worden in ongeveer 20 % van de gevallen gezien. Meestal niet-specifieke klachten van suboccipitale pijn. Soms duidelijke spasme van de nekspieren. Standaard röntgenfoto's aangevuld met CT-scan laten duidelijk de diagnose stellen. 6

- Type I: dit zijn stabiele fracturen. Halskraag gedurende 8 tot 12 weken. - Type II: Halo: zo nodig tractie om repositie te bekomen, gevolgd door Halo-vest (8 tot 12 weken). - Type III: meestal is gesloten repositie niet mogelijk en is heelkundige repositie, gevolgd door fusie C2 - C3, nodig indien (gesloten) repositie mogelijk: schroeffixatie langs posterieure weg. Mogelijke complicaties Non-union en instabiliteit. 1.1.5 Subaxiale cervicale letsels (C3 - C7) 1.1.5.1 Unilaterale facetdislocatie Het is een rotatietrauma waarbij er een dislocatie is van 1 facetgewricht. Het is een relatief stabiel letsel. Ongeveer 70 % van de patiënten vertonen 1 of andere vorm van radiculopathie. De patiënt vertoont een torticollis posttraumatisch met de kin weggedraaid van het letsel. Het is een typisch letsel dat frequent gemist wordt op standaard röntgenfoto's. Er is op de laterale röntgenfoto een 'subluxatie' van ongeveer 25 % van het corpus vertebrae tegenover de onderliggende wervel. Enkel op schuine opnamen is de unilaterale dislocatie goed zichtbaar. CT-scan met reconstructiebeelden als bijkomend onderzoek. Gesloten repositie (voorzichtige manipulatie) of zo nodig open repositie en fusie tussen de 2 wervels (hetzij anterieur, hetzij posterieur). Mogelijke complicaties - Bij gemiste diagnose: chronische unilaterale luxatie met mogelijks blijvende pijn en bewegingsbeperking. - Na repositie is er meestal een vrij goede kans op recuperatie van een eventueel neurologisch letsel. 7

1.1.5.2 Bilaterale facetdislocatie Dit is een ernstig trauma met meestal belangrijke mergletsels (eventueel sectie van het ruggenmerg). Letsels boven C3 - C4 resulteren meestal in een - irrecuperabele - quadriplegie en ademhalingsdepletie. Dit laatste is een gevolg van de uitval van de functie van de nervus phrenicus. Letsels onder het niveau C3 - C4 geven een quadriplegie, maar met behoud van de autonome ademhalingsfunctie. De klinische symptomen worden in de eerste plaats bepaald door het neurologisch tableau. De röntgenfoto (laterale opname) toont een verplaatsing van 50 % of meer van het ene wervellichaam tegenover het andere. Repositie van de dislocatie en fusie (spondylodese). Mogelijke complicaties Bij sectie van het ruggenmerg is er geen hoop op neurologische recuperatie. Patiënten met letsel boven C3 - C4 zijn aangewezen op één of andere vorm van artificiële beademing (mogelijkheid van diafragmatische pacemaker). 1.1.6 Fracturen C3 - C7 Men vindt hier zowel stabiele als onstabiele fracturen. De onstabiele fracturen hebben een belangrijke component van ligamentair letsel en geven aanleiding tot fractuurdislocaties. Verschillende mechanismen zijn mogelijk. De meest voorkomende zijn: - Compressie - flexie fractuur Typische compressie van het anterieur deel van het corpus vertebrae. Indien meer dan 50 % anterieur is ingedeukt, is er meestal een ruptuur van het posterieure ligament, wat wil zeggen een onstabiel letsel. - Burst fractuur Meestal het gevolg van een axiaal compressietrauma. Het is een multifragmentaire fractuur van het corpus vertebrae waarbij botelementen naar het mergkanaal kunnen verplaatst zijn en compressie geven. - Tear drop fractuur Is gekarakteriseerd door een relatief klein driehoekig botfragment ter hoogte van de anterio-inferieure hoek van het corpus vertebrae. Dit ogenschijnlijk banaal letsel gaat gepaard met ruptuur van de posterieure ligamenten ten gevolge van een flexietrauma. Het is een onstabiel letsel. 8

- Extensie fractuur Gaat meestal gepaard met fractuur van de laminae. - Posttraumatische aspecifieke nekpijn. - De klinische symptomen worden vooral bepaald door het neurologisch tableau. Men vindt hier zowel patiënten zonder enig neurologisch letsel als anderzijds quadriplegen. - Standaard röntgenfoto's (AP, lateraal, schuine opnamen). Men mag ook niet vergeten een open mond opname te doen C1 - C2, daar het frequent geassocieerde letsels zijn. - CT-scan. - MRI. - Dynamische röntgenfoto's (flexie en extensie) om ligamentaire laxiteit aan te tonen, wordt best niet in urgentie gedaan. Deze röntgenfoto's kunnen eventueel na 4 à 6 weken gemaakt worden indien het nodig wordt geoordeeld. - Stabiel letsel: meestal conservatieve therapie met één of andere vorm van halskraag. - Onstabiel letsel: heelkundig. Meestal wordt een fusie tussen 2 of 3 wervels lang anterieure weg verricht. 1.1.7 Thoracale en lumbale fracturen Fracturen op thoracaal niveau zijn minder frequent dan op lumbaal niveau. L1 is de meest frequent aangetaste wervel. Indien een thoracale fractuur gepaard gaat met een neurologisch letsel is het dikwijls een compleet letsel (paraplegie). Op lumbaal niveau kan men een grote verscheidenheid van letsels zien (niveau van cauda equina). Het mechanisme van thoracale of lumbale wervelfracturen kan erg verschillend zijn: flexie, axiale compressie, laterale compressie, rotatie, distractie - extensie. Dikwijls is er een combinatie van verschillende mechanismen. Meestal gaat het om een verkeersongeval of een val of een sprong van grote hoogte. Men vindt hier alle fractuurvormen terug: compressie, flexie, extensie, burst, fractuur-dislocatie. - Lokale pijn. Verder is het zoals bij alle wervelfracturen het neurologisch tableau dat de klinische symptomen grotendeels bepaald. - Standaard röntgenfoto: de thoracale en voornamelijk de hoog thoracale wervels zijn moeilijk in beeld te brengen. 9

- CT-scan toont duidelijk de botfragmenten die eventueel verplaatst zijn naar het mergkanaal. De ernst van de radiologische en CT-beelden komt echter niet noodzakelijk overeen met de ernst van een eventueel neurologisch letsel. - MRI: laat toe de neurologische schade beter te evalueren of eventueel de diagnose te stellen van een posttraumatische discus hernia. - Stabiele fracturen Thoracaal: meestal is er weinig uitwendige fixatie nodig. Deze fracturen zijn eigenlijk gestabiliseerd door het ribrooster en het sternum. Lumbaal: hier wordt klassiek gebruik gemaakt van een 3-puntskorset zoals het Jewett korset. - Onstabiele fracturen Zonder neurologische uitval: de wervels moeten zo vlug mogelijk gestabiliseerd worden, hetzij met gips of één of andere vorm van korset. Meestal zal men de voorkeur geven aan een heelkundige fixatie (verschillende systemen zijn beschikbaar). Dit kan zowel langs posterieure of langs anterieure weg of via een combinatie van posterieure en anterieure weg gebeuren. Met neurologische uitval: de behandeling blijft controversieel. Algemeen wordt er toch aanvaard een decompressie te verrichten en de wervel te stabiliseren. Of het nuttig is bijkomend (in urgentie) corticotherapie te geven, blijft een open vraag. Het wordt wel in de meeste centra toegepast. Mogelijke complicaties - Posttraumatische kyfose en/of scoliose. - Chronische pijn. 1.1.8 Osteoporotische wervelfractuur Osteoporotische fracturen van de wervel zijn typische compressiefracturen van de wervellichamen met meestal een belangrijke collaps. Deze fracturen moeten eigenlijk beschouwd worden als een vorm van een pathologische fractuur. Men moet wel het onderscheid maken tussen een pathologische fractuur op osteoporose en een pathologische fractuur die in verband staat met metastasen of bijvoorbeeld met een myeloom. De osteoporotische fractuur wordt typisch gezien bij oude patiënten - meestal vrouwen. Er is meestal geen duidelijk trauma of enkel een banale val. De patiënt kan klagen over acute pijn of progressief toenemende pijn en kyfose. Meestal is er geen neurologisch letsel. Uitzonderlijk vindt men toch tekens van radiculopathie, 10

myelopathie of cauda equina syndroom. De behandeling is voornamelijk pijnbestrijding. Een korset is meestal niet geïndiceerd, want het wordt moeilijk verdragen door de oude patiënten. Recent werden sommige van deze patiënten behandeld met zogenaamde kyfo- of vertebroplastiek (inspuiten van botcement in de osteoporotische wervel). Alhoewel er hoopgevende resultaten worden beschreven, moet het absolute nut toch nog bewezen worden (2004). 11