Inhoudsopgave. Hoofdstuk 1 Les en leiding geven. Hoofdstuk 2 Klant-begeleiding



Vergelijkbare documenten
VERDIEPINGSSTOF LEEREENHEID 2

SMART trainen. Naar een hoger niveau van de mini-volleybal training. Bert Brinkman, 2001 Terug naar de Volleybal pagina

Didactiek. Didactiek. Algemeen gedeelte Initiator. Inleiding: Bouwstenen van het didactisch proces

Nr. HANDLEIDING PORTFOLIO GROEPSLESDOCENT INFORMATIE VOOR DE CURSIST / EXAMENKANDIDAAT

VOORWOORD. De opbouw van de leereenheden

HANDLEIDING PORTFOLIO GROEPSLESINSTRUCTEUR

Opbrengstgericht omgaan met verschillen. Bijeenkomst 4 Onderwijsbehoeften en differentiatievormen: differentiatie bij verwerking

PROF OF NIET, WE DELEN DEZELFDE PASSIE! Het juist formuleren van toetsbare wielertrainingsdoelen

Richtlijn Het Activerende Directe Instructie Model

Deelopdracht 1: Beginsituatie

COMMUNICEREN VANUIT JE KERN

HANDLEIDING PORTFOLIO FITNESSTRAINER A

Zelfstandig werken = actief en zelfstandig leren van een leerling. Het kan individueel of in een groep van maximaal 6 leerlingen.

OVERDRACHTSKUNDE. Stichting Kwaliteitscentrum Schoonheidsverzorging Utrecht

Les geven! Weet wat je doet! Weet waarom je het doet! Weet hoe je het doen moet! Maak hierbij je eigen keuzes!

Leeromgeving en organisatie

Competenties. De beschrijvingen van de 7 competenties :

Porfolio. Politie Vormingscentrum

Nr. HANDLEIDING PORTFOLIO FITNESSTRAINER B NIVEAU 4 INFORMATIE VOOR DE CURSIST / EXAMENKANDIDAAT

D.1 Motiveren en inspireren van leerlingen

Heikamperweg AZ Asten-Heusden

3. Wat betekent dat voor de manier waarop lesgegeven zou moeten worden in de - voor jou - moeilijke vakken?

Stap 1 Doelen vaststellen

Inhoud. Inleiding 9. 5 Planning Leerdoelen en persoonlijke doelen Het ontwerpen van het leerproces Planning in de tijd 89

Fitnesstrainer B Lesdag 3 Trainingsleer & Periodisering. Erkend Fit!vak opleidingscentrum

Educatief arrangeren rond LOB

Ik-Wijzer Ik ben wie ik ben

Bekwaamheidseisen leraar primair onderwijs

Huiswerkbeleid

Rubrics vaardigheden

Ontwikkeling. Opleiding Persoonlijke Ontwikkeling

Ik-Wijzer Ik ben wie ik ben

Bonus: Hoe goed ben jij momenteel?

Rubrics vaardigheden

Hij/Zij is bereid om te leren en wil zijn eigen vaardigheid blijven verbeteren

HANDLEIDING PORTFOLIO FITNESSTRAINER B NIVEAU 4 INFORMATIE VOOR DE CURSIST / EXAMENKANDIDAAT

Opbrengstgericht werken bij andere vakken. Martine Amsing, Marijke Bertu, Marleen de Haan

Wie doet wat hij deed, krijgt wat hij kreeg

Interpersoonlijk competent

Tips voor het geven van training Door: Sjoerd Alvers

Lineair- en non lineair

Core. Sportstudio Sjàhto Dwarsdijk TV Laren (GLD) info@sjahto.nl

op (afnemende) sturing Een interventie gericht op docenten bij het opleiden en begeleiden van studenten naar zelfstandig beroepsbeoefenaars.

Competentieprofiel instructeurs

Seizoen THEMA TRAININGSOPBOUW

ONDERWIJSONTWIKKELING - ACTIVERENDE DIDACTIEK

Situationeel leidinggeven

Positieve houding. Hoge verwachtingen. Flexibele planning

IJSHOCKEY SPORTLEIDER 1

Samenwerking. Betrokkenheid

Van bewegen naar trainen

Informatie over de KNDB-opleidingen Damtrainer 2 Damtrainer 3

2 Situationeel leidinggeven

Zelfgestuurd leren met Acadin

Persoonlijk Actieplan voor Ontwikkeling

PORTFOLIO FITNESSTRAINER B NIVEAU 4

omgeving wereld regie vanuit de jongere Jongeren leren organiseren

Welke ruimte en skills hebben leerlingen nodig om bevlogen en gemotiveerd te werken. Astrid van den Hurk 22 januari 2015

Zelfstandig Leren

Trainingsprogramma scheidsrechters ter voorbereiding op de FIFA conditietest en het nieuwe voetbalseizoen

Zelfdiagnostische vragenlijst verandercompetenties

Rapport Docent i360. Test Kandidaat

Reflectiegesprekken met kinderen

Vet-killer 320 Workout Introductie (eerste deel) Door: Jesse van der Velde

Het GROW-model. Deze onderdelen worden hieronder toegelicht. Per onderdeel worden er voorbeeldvragen aangegeven.

Tafeltennis als revalidatiesport

Trainen met je hartslag. Pieter Breeuwsma Looptrainer 3 Runnersclub Woerden

Leve de competente coach!

Professionaliseren van de didactische aanpak van het informatievaardighedenonderwijs

TRAININGSOPBOUW VOLLEYBAL

Werken met leeruitkomsten. 7 november 2016

Handleiding. voor. praktijkbegeleiders

Hoe rijk is een GP ervaring? Proeven en Opbrengst Gericht Werken: Hoe zit dat?

PROLOOP NR HAAL HET BESTE UIT JOUW LOPERS MET ZIPCOACH

Werkgroep portfolio & coaching. portfolio handleiding

HET MAKEN VAN EEN INTRODUCTIEPROGRAMMA VAN 8 WEKEN (lessenreeks) LGF 2.0

Algemeen Namen van de botstukken Botverbindingen Indeling van de gewrichten 20

Differentieer in elke les. Omgaan met verschillen in Human Dynamics

De training is in te zetten voor verschillende doelgroepen.

POP Martin van der Kevie

Lessenreeks. Sport en bewegingsleider Sport en bewegingscoördinator Kerntaak 1. Naam: Klas: Auteur: S. van Zuijlen

De vragen sluiten aan bij de belevingswereld van de leerlingen en zijn onderverdeeld in de volgende vijftien categorieën:

Instelling: Sport en Bewegen. Datum: Tijd: 50 minuten Aantal personen: 7 mannen/vrouwen

Door Jesse van der Velde. Copyright 2011 Jesse van der Velde (Online Personal Trainer)

Handleiding voor praktijkbegeleiders van niveau 2 en 3 cursisten

Draaiboek voor een gastles

Inhoud Inleiding Een nieuw beroep, een nieuwe opleiding Een nieuwe start bouwt voort op het voorgaande Relaties aangaan Omgaan met gevoelens

DEEL A COMPETENTIEOPDRACHT IWA 1

Voorbeeldles RIS-instructie RIS-WRM juni 2009

Lean management vaardigheden

Rampen- en Crisisbestrijding: Wat en wie moeten we trainen

SPORT en Conditie. Bron: Module 2. Datum:...

Programma. Didactiek. Leerstijlen (Kolb) Aanleer fases Leermodel (van Gelder): Beginssituatie, doelstelling

COMMUNICATIE training. effectief communiceren met iedereen

Zelfreflectie meetinstrument Ondernemende houding studenten Z&W

Inleiding begeleiding van team en (individuele) spelers De stelling is dat het maken van afspraken een voorwaarde is om te presteren.

De Sleutel tot het benutten van potentie

Progressie en plezier met impliciet leren

21ste-eeuwse vaardigheden:

Begeleidingsplan Orthopedagogische muziekactiviteit

Transcriptie:

Fitnesstrainer-A versie 1.1 Module 4: Training geven Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Les en leiding geven 1.1 Inleiding............................................................. 3 1.2 Lesdoelstellingen.................................................... 3 1.3 Te behandelen onderwerpen.......................................... 4 1.4 Studietip............................................................. 4 1.5 Niveaus van lesgeven................................................. 4 1.6 Taken van de lesgever................................................ 5 1.7 Het didactisch model................................................. 7 1.8 De didactische kernvragen............................................ 8 1.9 Het ordenen en formuleren van doelstellingen........................ 11 1.10 Analyse van de beginsituatie.......................................... 15 1.11 De oefenstof......................................................... 17 1.11.1 Het kiezen van de oefenstof................................... 18 1.11.2 Het ordenen van de oefenstof.................................. 18 1.12 De leeractiviteiten.................................................... 20 1.13 Didactische werkvormen............................................. 21 1.14 De lesorganisatie..................................................... 27 1.15 Evaluatie van de onderwijsleersituatie................................ 29 1.16 Wat is senso-motorisch leren?........................................ 30 1.17 De fasen van het sensomotorisch leerproces........................... 31 1.18 Enkelvoudige en meervoudige instructie.............................. 32 1.19 Het ombuigen van de leeraanpak..................................... 33 1.20 Feedback............................................................ 35 1.21 Prestatie en motivatie................................................ 36 1.22 Studievragen......................................................... 40 Hoofdstuk 2 Klant-begeleiding 2.1 Inleiding............................................................. 43 2.2 Lesdoelstellingen.................................................... 43 2.3 Te behandelen onderwerpen.......................................... 43 2.4 Studietips............................................................ 44 2.5 De diverse rollen van een trainer...................................... 44 2.6 De diverse stijlen van lesgeven........................................ 45 2.7 Communicatie....................................................... 47 1 Inhoudsopgave

Module 4: Training geven Fitnesstrainer-A versie 1.1 2.8 Groepsdynamica..................................................... 48 2.9 Regels en normen.................................................... 48 2.10 Conflicten........................................................... 49 2.11 Studievragen......................................................... 51 2.12 Begrippenlijst........................................................ 52 2.13 Literatuurlijst........................................................ 52 Inhoudsopgave 2

Fitnesstrainer-A versie 1.1 Module 4: Training geven Hoofdstuk 1 Les en leiding geven 1.1 Inleiding Training geven is zeker geen eenvoudig vak. Dit bestaat niet alleen uit een goed voorbeeld geven. Als trainer is het in ieder geval noodzakelijk een uitmuntende technische eigen vaardigheid te bezitten. Een goed voorbeeld geven is een van de middelen die je hebt om je boodschap over te brengen. Bij het geven van aerobicslessen is muzikale aanleg nog een belangrijke bijkomstigheid. Lesgeven gebeurt niet zomaar. De sporters die deelnemen aan je trainingen of lessen hebben daarbij een bepaald doel voor ogen. Ze komen in ieder geval om iets van jou te leren en hopen onder jouw deskundige leiding hun doelstellingen zo goed mogelijk te kunnen verwezenlijken. Duidelijke instructie geven vormt hier van de basis. Daarnaast moet de groep continue in de gaten gehouden worden. Zo nodig moeten er aanpassingen in de oefenstof worden aangebracht. Training geven is een onderdeel van een grote trainingscyclus. Deze cyclus bestaat uit drie fasen: de fasen voorbereiden, training geven en evalueren. Het zal duidelijk zijn dat tal van keuzen bepalend zijn voor de resultaten van het onderwijsleerproces. Daarom dient elke lesgever van tevoren duidelijk te overwegen wat hij wil gaan doen. Het goed voorbereiden en plannen van de lessen of trainingen is dan ook een zeer belangrijke taak van iedere lesgever. Behalve het plannen en uitvoeren is er bij het lesgeven ook sprake van evaluatie. Dit betekent dat de fitnesstrainer na afloop van een les zich moet afvragen of de keuzen die hij gemaakt heeft bij het voorbereiden en uitvoeren van zijn les, ook de juiste zijn geweest om de lesdoelstellingen zo effectief mogelijk te bereiken. Als lesgever moet je je terdege realiseren dat iets leren niet vanzelf gaat, daar is moeite voor nodig. Leren is een proces dat wordt bepaald door een heleboel factoren. Je kunt daarbij denken aan: De sporter zelf De activiteiten van de lesgever De beschikbare materialen De activiteiten die worden uitgevoerd door de sporters De lesopbouw en lesorganisatie De lichamelijke belasting Etc. Er wordt dus nogal wat van je verwacht als lesgever. Het hoofdstuk Les en leiding geven is er daarom op gericht om het onderwijsleerproces en de rol die daarin van jou als trainer wordt verwacht meer inzichtelijk te maken. Hiervoor zullen je een aantal instrumenten worden aangereikt die je in staat stellen de theorie van het lesgeven snel in de praktijk toe te passen. 1.2 Lesdoelstellingen Na het bestuderen van de betreffende tekst in dit hoofdstuk moet je in staat zijn om: 3 Les en leiding geven

Module 4: Training geven Fitnesstrainer-A versie 1.1 1. De drie niveaus van het onderwijsleerproces te benoemen en toe te lichten. 2. Drie bekwaamheden van de lesgever te beschrijven. 3. De drie componenten van het didactisch handelen kunnen aangeven. 4. De didactische kernvragen kunnen noemen en hun verband uit kunnen leggen. 5. Drie soorten doelstellingen te noemen. 6. Concrete en evalueerbare doelen te formuleren. 7. Aan te geven waarmee rekening moet worden gehouden bij de beginsituatie. 8. Het verband aan kunnen geven tussen didactische werkvormen en de leeractiviteiten. 9. Drie punten te noemen waar je bij de organisatie rekening moet houden. 10. Het verschil tussen een product- en een procesevaluatie aan te geven. 1.3 Te behandelen onderwerpen In dit hoofdstuk zullen de volgende hoofdonderwerpen aan de orde komen: Op welke niveaus moet de lesgever kunnen functioneren. Taken van de lesgever. Het didactisch model. De didactische kernvragen.het ordenen en formuleren van doelstellingen. Analyse van de beginsituatie. De oefenstof. De leeractiviteiten. Didactische werkvormen. De lesorganisatie. Evaluatie van de onderwijsleersituatie. 1.4 Studietip Probeer tijdens het bestuderen van de stof in eigen woorden een korte omschrijving te geven van de belangrijkste kernbegrippen die je tegen komt in de leerstof en verwerk deze in een beknopt overzicht. 1.5 Niveaus van lesgeven In de inleiding werd al kort geschetst dat de rol van de trainer in het onderwijsleerproces zeker geen eenvoudige is. Een trainer moet de vaardigheid hebben in het zelfstandig voorbereiden, uitvoeren en evalueren van doelgerichte fitness- of aerobicsactiviteiten. Deze drie lesgeefvaardigheden kunnen plaatsvinden op drie niveaus binnen het onderwijsleerproces. 1. Microniveau Dit niveau heeft betrekking op de lessen of trainingen zelf die aan een bepaalde groep of bepaald individu gegeven worden. Het is hierbij hoofdzakelijk van belang om uitgaande van groepsgebonden doelstellingen en motivaties invulling te geven aan de lesinhouden. Op basis van deze doelstellingen dien je als trainer achteraf telkens af te wegen of je de juiste keuzes hebt gemaakt in de voorbereiding en uitvoering van je lesstof. Deze evaluatie vormt vervolgens weer de basis voor je volgende training. Op deze manier ontstaat er een terugkerend proces van plannen, uitvoeren en evalueren van de lesinhouden op microniveau. Hier zal onze aandacht binnen dit hoofdstuk hoofdzakelijk naar uitgaan! Les en leiding geven 4

Fitnesstrainer-A versie 1.1 Module 4: Training geven 2. Mesoniveau Onder mesoniveau verstaan we alle activiteiten die betrekking hebben op de interne organisatie van het fitnesscentrum. Deze kunnen indirect verband hebben met de lesgeefactiviteiten op microniveau maar dat hoeft niet. Je kunt daarbij denken aan: Sturing geven aan een groep instructeurs Overleg plegen met collega s binnen het centrum over nieuwe producten. Activiteiten uitzetten in het kader van promotie of klantenbinding Het in een werkgroep organiseren van nevenactiviteiten zoals life-style acties en health promotion Het ontwikkelen van een vast intake- en begeleidingsprotocol voor nieuwe klanten. Het met alle medewerkers komen tot een werkstructuur waarin alle taken op sporttechnisch, organisatorisch als administratief gebied goed verdeeld zijn. 3. Macroniveau. Het macroniveau heeft meer betrekking op activiteiten die buiten het fitnesscentrum liggen maar die zeker van belang zijn voor het centrum en de rest van het werkveld. Een paar voorbeelden zijn: Kunnen overleggen en discussiëren met brancheorganisaties en sportkoepels over ontwikkelingen in het werkveld en het leveren van een bijdrage bij de het tot stand komen van beleid. Zoveel mogelijk kennis nemen van wetenschappelijke en andere publicaties en de resultaten daarvan zo mogelijk integreren in de eigen praktijk. 1.6 Taken van de lesgever Binnen de de opzet van deze cursus zul je hoofdzakelijk worden opgeleid om invulling te kunnen geven aan het onderwijsleerproces op microniveau. Dit betekent dat je je vooral bezig zult houden met het voorbereiden, uitvoeren en evalueren van trainingen en lessen. Dit vraagt nogal wat inzichten en vaardigheden, bijvoorbeeld; 1. Lesvoorbereiding Lesdoelstellingen te inventariseren en te ordenen Inschatten van de beginsituatie van de groep gekoppeld aan de lesdoelstelling Omschrijven van concrete en achteraf evalueerbare doelstellingen Het kiezen en ordenen van leerinhouden en andere didactische componenten in relatie tot de gestelde lesdoelen Op basis van voorgenoemde zaken moet je in staat zijn een overzichtelijke praktisch bruikbare lesvoorbereiding samen te stellen In de cursus geleerde stof kunnen toepassen om tot verantwoorde keuzen te komen m.b.t. belasting, oefenstof en organisatie. Etc. 5 Les en leiding geven

Module 4: Training geven Fitnesstrainer-A versie 1.1 2. Uitvoering Op basis van je lesvoorbereiding komen tot een functionele invulling van je les of training Improviseren en om kunnen gaan met onvoorziene omstandigheden zonder je gestelde lesdoelen uit het oog te verliezen Duidelijke instructie geven waarbij controle en correctie van je aanwijzingen voortdurend voorop staan Een goed voorbeeld geven van de aangeboden oefenstof Wijze van instructie of begeleiding kunnen aanpassen aan sociaal-affectieve aspecten van de groep Kennis hebben van bediening van en omgang met apparatuur gericht kunnen observeren van de deelnemers zonder daarbij het totaalbeeld van de groep te verliezen Etc. 3. Evalueren Op de hoogte zijn van diverse middelen om je lessen objectief te evalueren en deze kunnen toepassen. Je kunt daarbij denken aan b.v. testen, invullijsten, gespreksvormen etc. Rationele verbanden kunnen leggen tussen de didactische componenten van je les, zoals doelstelling, beginsituatie, oefenstof, organisatie etc. op basis van eigen inzichten en ervaringen Je moet in staat zijn de bevindingen van je evaluatie op de juiste wijze te plaatsen in de voorbereidingen van een nieuwe les. Dit is een brainstorm van een aantal belangrijke taken en vaardigheden van de lesgever. Dat is niet niks, zul je denken! En dat is het ook niet! Een fitnesstrainer krijgt binnen de drie niveaus van het onderwijsleerproces nogal wat rollen toe bedeeld. Hij is instructeur, begeleider, ontwikkelaar en planner tegelijk. Om invulling te kunnen geven aan deze rollen dient de fitnesstrainer te beschikken over een 4-tal algemene bekwaamheden, hij moet: 1. Sportpraktisch bekwaam zijn Daarbij moet hij kennis hebben van fitness op basis van eigen ervaring. Het kunnen bedienen van apparatuur, het omgaan met veiligheid, blessures, zijn allemaal zaken die direct samenhangen met praktijkervaring. Een goed eigen voorbeeld is bij instructie natuurlijk ook onmisbaar. Verder moet je als je van een sporter een bepaalde trainingsbelasting vraagt, jezelf ook enigszins kunnen verplaatsen in die sporter zodat je hem daarbij geloofwaardig kunt ondersteunen en motiveren. 2. Sporttheoretisch bekwaam zijn Denk eens aan alle theoretische vakken die je binnen deze cursus al hebt gehad of nog moet krijgen. Een trainer moet op basis van zijn theoretische kennis kunnen komen tot weloverwogen keuzebeslissingen. Zo moet bijvoorbeeld gekozen oefenstof te motiveren zijn aan de hand van een bewegingsanalyse en vertaald kunnen worden naar te belasten spiergroepen. Een gekozen trainingsmethode moet in verband kunnen worden gebracht met de energiesystemen die weer bepalend zijn voor de specifiek beoogde trainingseffecten. Het maken van dit soort afwegingen mag natuurlijk nooit in het wilde weg gebeuren. Maar vraagt om gedegen kennis van zaken en inzicht. Een fitnesstrainer blijft bij de invulling van het leerproces voor een heleboel vraagstuk- Les en leiding geven 6

Fitnesstrainer-A versie 1.1 Module 4: Training geven ken staan. Vraagstukken die hij of zij alleen kan oplossen door het geïntegreerde toepassen van kennis. 3. Sportagogisch bekwaam zijn Dit is de centrale rol van iedere sportleider, zo ook van de fitness- en aerobicstrainer. Hij moet kunnen analyseren, plannen en evalueren. Deze telkens terugkerende fasen binnen het onderwijsleerproces vragen om vaste gewoonten m.b.t. de wijze waarop de fitnesstrainer vorm geeft aan zijn eigen werkpraktijk. Hoe hij dat doet is bepalend voor de kwaliteit van de activiteiten die hij aanbiedt en de wijze waarop hij zichzelf als trainer kan ontwikkelen. 4. Sportpolitiek bekwaam zijn Met name op meso- en macroniveau zijn deze kwaliteiten erg belangrijk. Het managen van een centrum, het de weg weten binnen een bestuur, de brancheorganisatie een sportkoepel zoals de N.S.F. e.d. zijn zaken waar je aan kunt denken. Het ontwikkelen en uitwerken van beleid op grotere schaal is echter binnen het kader van deze cursus niet echt aan de orde. Dit neemt niet weg dat voor de sportschoolhouder enige sportpolitieke bekwaamheid echt geen overbodige luxe is. 1.7 Het didactisch model Iedereen die lesgeeft is bezig met agogisch-didactisch handelen. Wanneer hij anderen iets wil leren is hij didacticus en behoort hij zich te bezinnen op de leer van het didactisch handelen. Didactiek is dus de leer van het onderrichten of lesgeven, dit lesgeven kan betrekking hebben op aanleren van kennis, maar ook op aanleren van vaardigheden. Samengevat is de definitie van leren; Leren is een proces waardoor onder invloed van ervaring min of meer duurzame veranderingen in het gedrag van de persoon ontstaan. Zoals je waarschijnlijk al hebt ontdekt is een veelvoud van factoren van invloed op dit leerproces. Om hierin structuur aan te brengen, is het voor de lesgever van belang daarin altijd een duidelijke driedeling voor ogen te houden. Deze driedeling bestaat uit de volgende fasen: De voorbereiding De lesuitvoering De evaluatie Om als lesgever inhoud te geven aan deze drie fasen van het onderwijsleerproces zul je antwoord moeten kunnen geven op allerlei vraagstukken omtrent het didactisch handelen (lesgeven). Aangezien deze vraagstukken heel ingewikkeld kunnen zijn qua aantal en onderlinge samenhang heeft men naar een hulpmiddel gezocht dat hier enige structuur in kan aanbrengen. Dat hulpmiddel werd gevonden in het model voor het didactisch handelen: Het model biedt de mogelijkheid om greep te krijgen op de werkelijkheid van het lesgeven, omdat het op eenvoudige en schematische wijze een overzicht geeft van de basisbegrippen van het didactisch handelen en de onderlinge samenhang daartussen. In die zin is het een model wat je prima kunt gebruiken voor een gestructureerde lesvoorbereiding, lesuitvoering en evaluatie. 7 Les en leiding geven

Module 4: Training geven Fitnesstrainer-A versie 1.1 Uiteraard gaan we de bestanddelen van het didactisch model en de onderlinge samenhang daarvan uitvoerig bespreken. We doen dat aan de hand van een aantal geformuleerde vragen. Deze geven tevens de vaardigheden aan, die het lesgeven in de sector sport en bewegen en fitness in het bijzonder van de fitnesstrainer vraagt. 1. Doelstellingen Oefenstof 3. Onderwijs-leersituatie (les) Didactische Werkvormen 4. Evaluatie Organisatie Een voorbeeld van een vrij algemene lange termijndoelstelling is b.v.: Door het opleggen van specifieke belastingen verbeteren van het uithoudingsvermogen en het verleggen van de anaërobe drempel bij de duurbelasting fietsen. Leeraktiviteiten 2. Beginsituatie fig. 1-1 Model voor het didactisch handelen; 1.8 De didactische kernvragen 1. Wat wil ik bereiken? (Doelstellingen) Het antwoord op deze vraag geeft aan welke doelstellingen je met je les of lessen wilt nastreven. Als fitnesstrainer moet je de vaardigheid hebben om in samenwerking met de groepen waaraan je lesgeeft algemene en specifiekere doelstellingen te kiezen, te ordenen en te formuleren. Er zijn binnen de fitness verschillende soorten doelgroepen en dus ook verschillende soorten doelstellingen. Het maakt voor je les nogal wat uit of je werkt met een groep serieuze wedstrijdsporters of een groep ouderen. Je kunt natuurlijk vrij algemene doelstellingen formuleren, deze noemen we ook wel de lange termijndoelstellingen en je kunt juist ook heel specifiek zijn in het formuleren van je doelstelling. Dit zijn dan vaak korte termijndoelstellingen. Deze laatste worden vaak per les geformuleerd of zelfs per lesdeel. Een voorbeeld van een vrij specifieke doelstelling is b.v.: Het met een juiste technische uitvoering aanleren van de squat, waarbij het accent ligt op de positie en beweging van de knieën en de romphouding. Les en leiding geven 8

Fitnesstrainer-A versie 1.1 Module 4: Training geven 2. Waar moet ik beginnen? ( De beginsituatie ) Als je bepaalde doelstellingen wilt bereiken, dan dien je uit te gaan van de beginsituatie van degenen die les krijgen, maar b.v. ook van je eigen beginsituatie als lesgever. Het is belangrijk om daarvan zoveel als mogelijk te weten te komen. Het is logischerwijs zo dat je alleen de relevante beginsituatie moet analyseren. Dit betekent dat wat je jezelf afvraagt over bijvoorbeeld de belastbaarheid van je groep ook in relatie staat tot de doelstelling. Met andere woorden kun je zeggen dat als jij een groep een bepaalde krachtsbelasting wilt gaan opleggen het niet zinvol is om na te gaan of ze een lage rusthartslag hebben. Als je een complexe circuittraining wilt gaan doen ter verbetering van het cardiovasculair uithoudingsvermogen is het in verband met de veiligheid wel verstandig je af te vragen of men daartoe voldoende eigen vaardigheid in huis heeft. 3. Hoe kies en orden ik mijn leerinhouden (Oefenstof)? Onder leerinhoud verstaan we de oefenstof. D.w.z. datgene wat aan hen die les krijgen overgedragen wordt. Je kunt daarbij denken aan vaardigheden, technieken, oefeningen, circuits, etc. Er is een aantal principes waarmee je als fitnesstrainer rekening moet houden bij het kiezen van je oefenstof. Hier wordt verderop in dit hoofdstuk wat uitgebreider op in gegaan 4. Welke didactische werkvormen wil ik daarbij gebruiken? Onder didactische werkvormen verstaan we de activiteiten van de lesgever. Je kunt deze zien als de manier waarop je als trainer je leerinhouden of oefenstof aanbiedt. Hierbij gebruik je bepaalde gedragswijze om de deelnemers van je les bepaalde leerervaringen op te laten doen. Deze leerervaringen zijn nodig om je doelstelling te bereiken. Om de juiste leerervaringen te verkrijgen moet je als trainer de manier van aanbieden daarop afstemmen. Zo is motiveren een geschikte didactische werkvorm bij fysiek inspannende trainingen en voordoen een geschikte didactische werkvorm bij het aanleren van techniek. Een fitnesstrainer moet dus over de vaardigheid beschikken om didactische werkvormen te kiezen, te ordenen en te hanteren in overeenstemming met de doelstelling, de beginsituatie, de leerinhouden, etc. 5. Welke leeractiviteiten moet de groep toepassen? De leeractiviteiten zijn de manieren waarop de sporter of de groep zich de leerinhoud (oefenstof) eigen maakt. Hierbij gaat het dus om gedragswijzen van het individu of de hele trainingsgroep. Voorbeelden van leeractiviteiten zijn; Oefenen Nadoen Herhalen Samenwerken Experimenteren Luisteren Etc. Het is duidelijk dat de fitnesstrainer in zijn lessen moet kunnen bepalen welke leeractiviteiten nodig zijn om de gestelde lesdoelen te bereiken en dat deze leeractiviteiten ook passen bij de beginsituatie van de groep. Je kunt 9 Les en leiding geven

Module 4: Training geven Fitnesstrainer-A versie 1.1 deelnemers van een technische training elkaar laten corrigeren maar daar moet men wel enige technische kennis voor hebben. 6. Op welke wijze dien ik de les te organiseren? Bij het lesgeven in dynamische onderwijsleersituaties, zoals in de sport en ook bij fitness en aerobics vaak het geval is, is de organisatie heel belangrijk. Het lukken of mislukken van een les is voor een groot deel afhankelijk van de kwaliteit van deze organisatie. Een heleboel factoren spelen bij de organisatie van je les een rol b.v.; Verhouding tussen inspanning- en rustmomenten Opstelling van je materiaal en soort materiaal Hoe realiseer je een goed overzicht over de hele groep Hoe kun je een hoog oefenmoment in je les realiseren Hoe realiseer je een duidelijke routing in een circuittraining Etc. In je organisatie spelen met name je materiaal en media een belangrijke rol. De betekenis hiervan kan niet los worden gezien van de andere onderdelen van het didactisch model. De keuze ervan hangt nauw samen met de doelstellingen, leerinhouden didactische werkvormen, enzovoort. De trainer moet zijn materiaal en media op verantwoorde wijze kunnen hanteren en gebruiken. Het ligt niet altijd even voor de hand om zelf een voorbeeld te geven bij een bepaalde oefening. Soms kan het veel doelgerichter zijn om iemand uit de groep iets voor te laten doen. Bij het aanleren van de Lunges lijkt de spiegel een zeer geschikt medium. De opstelling van je mensen voor die spiegel bepaald echter of het gebruik ervan zinvol is. 7. In hoeverre heb ik mijn doelstellingen bereikt en is de invulling van mijn les doeltreffend geweest? (Evaluatie) Bij de evaluatie van een les of serie lessen gaat het in principe om twee belangrijke vragen: A. In hoeverre is datgene wat ik wilde bereiken ook bereikt. Dit lijkt op zich een heel logische vraag om jezelf te stellen na afloop van een training of les. Maar dit is zeker niet zo eenvoudig als het lijkt. Een evaluatie is alleen zinvol als deze gerichte constateringen en conclusies oplevert die te gebruiken zijn bij een volgende les. Aan men heeft iets geleerd, of ze hebben plezier gehad, heb je niet zoveel. Je zult na moeten gaan of men geleerd heeft wat je ze wilde leren, men getraind heeft zoals je wilde dat ze trainden, etc. Een waardevolle evaluatie is dan ook alleen mogelijk als je vooraf een duidelijke concrete doelstelling geformuleerd hebt. Bij het behandelen van de doelstellingen komen we daar nog uitgebreid op terug. B. De tweede vraag die je jezelf moet stellen is of inrichting van de onderwijsleersituatie (les) doelgericht is geweest. Je vraagt je dus af of je de juiste keuzes hebt gemaakt van oefenstof, didactische werkvormen, kernactiviteiten en organisatie in relatie tot je lesdoelstellingen. Je kunt het je daarbij natuurlijk ook weer erg gemakkelijk maken door een oorzaak van het mislukken te leggen bij de groep. Er is echter maar één iemand verantwoordelijk voor de inrichting van de les en dat ben jij als lesgever. Les en leiding geven 10

Fitnesstrainer-A versie 1.1 Module 4: Training geven Het didactisch model geeft aan dat er tussen de didactische kernvragen een zéér nauwe samenhang bestaat. Je kunt eigenlijk geen enkele vraag direct beantwoorden zonder er een andere bij te betrekken. Je zult je ook als trainer voortdurend bewust moeten zijn en iedere keuze die je tijdens het voorbereiden, uitvoeren en evalueren van je trainingen maakt in relatie moeten kunnen brengen met je doelstellingen en het beginniveau van je groep. 1.9 Het ordenen en formuleren van doelstellingen Het stellen van doelen is voor iedere lesgever essentieel. Doelstellingen zijn de richtlijn voor de verdere invulling van de onderwijsleersituatie en het onderwijsleerproces. Ze voorkomen dat men in het wilde weg en daardoor eenzijdig, onlogisch en inefficiënt te werk gaat. Het stellen van doelen dient daarom altijd vooraf te gaan aan de andere didactische kernvragen. Het waartoe (doel) gaat vanzelfsprekend vooraf aan het wat (oefenstof) en het hoe (didactische werkvormen, kernactiviteiten en organisatie). Het is belangrijk dat de doelstellingen die door de trainer worden geformuleerd en gehanteerd bij de verdere invulling van bijvoorbeeld een training of lessenreeks zijn afgestemd op de beginsituatie van de groep. Het trainen van de maximale kracht bij jeugdigen zou gezien de verminderde belastbaarheid door de groeispurt niet echt raadzaam zijn en waarschijnlijk tot blessures leiden. Omdat de doelstelling niet is afgestemd op de fysieke beginsituatie van deze groep zal de doelstelling dan niet of nauwelijks kunnen worden gehaald. Naast dit afstemmen op de beginsituatie stelt het werken met doelstellingen de fitnesstrainer praktisch gezien voor een paar andere problemen. Hij moet vaardigheid hebben in het; 1. Inventariseren van doelstellingen 2. Ordenen van doelstellingen 3. Formuleren van doelstellingen ad 1. Het inventariseren van doelstellingen Bij het inventariseren van doelstellingen vraag je jezelf af welke doelstellingen er in jouw werksituatie en op dat moment wenselijk zijn. Dit wordt bepaald door een combinatie van factoren. Hedendaagse opvattingen over gezond leven en de daaruit voortvloeiende motieven van mensen om te gaan bewegen, bepalen voor een groot deel de ontwikkelingen op de sportmarkt. De continu veranderende opvattingen over de betekenis van het bewegen en de individualiserende samenleving hebben geleid tot een breed scala van bewegingsactiviteiten met ieder hun eigen specifieke uitgangspunten en doelstellingen, ook binnen de fitnessbranche. Het is juist daarom zo belangrijk om op de hoogte te zijn van de drijfveren die mensen zouden kunnen hebben om aan fitness of aerobics te gaan doen. Alleen dan kun je vanuit geformuleerde doelstellingen inspelen op de actuele behoeften van bijvoorbeeld het centrum waar je voor werkt, de mensen aan wie je lesgeeft en de maatschappij waarin je leeft. Een paar kreten die de doelstellingen bij fitness en aerobics zouden kunnen bepalen zijn: 11 Les en leiding geven

Module 4: Training geven Fitnesstrainer-A versie 1.1 Fitter worden, gezondheid, lekker actief zijn Uitlaatklep, stress afbouwen Gezelligheid, nieuwe mensen, sociaal contact Gewichtsverlies of figuurcorrectie Rugklachten, zittend werk, ziekteverzuim Presteren, eigenwaarde, mooi zijn. Etc. ad 2. Het ordenen van doelstellingen Aangezien doelstellingen betrekking kunnen hebben op meerdere niveaus binnen het onderwijsleerproces en de aard van de doelstellingen in de praktijk van de huidige gezondheidscultuur enorm divers zijn is het voor de fitnesstrainer van belang hierin enige structuur aan te brengen. Een les of training staat nooit op zichzelf maar is onderdeel van een groter geheel. Een serie van trainingen of lessen zou bijvoorbeeld uiteindelijk kunnen leiden tot het verbeteren van het uithoudingsvermogen. Dit is echter een doelstelling die binnen een training nooit te realiseren is, de afzonderlijke training kan slechts tot dit einddoel bijdragen. Ordenen naar tijd Een beginnergroep huisvrouwen die van start gaat met een programma figuurcorrectie zal eerst technische vaardigheid moeten ontwikkelen om de vereiste oefeningen die nodig zijn voor hun training veilig en zelfstandig uit te kunnen voeren. Het aanleren van een aantal van deze oefeningen zou een lesdoel kunnen zijn. Vervolgens kan men na een aantal aanleerlessen beschikken over voldoende eigen vaardigheid om op een veilige wijze gerichter te gaan trainen. Dit is een doelstelling die men zou kunnen hanteren over meerdere lessen, dit noemt men ook wel een leerdoel. Door de geleerde technieken te gaan toepassen binnen een aantal trainingsvormen zoals bijvoorbeeld circuittraining zal men uiteindelijk het vetpercentage kunnen gaan verlagen en de spiertonus verhogen. Deze aspecten van figuurcorrectie zijn vervolgens het lange termijndoel. Er is dus een opbouw in tijd van lesdoel naar leerdoel naar lange-termijndoel. Een lesdoel zal daarbij zeer specifiek geformuleerd zijn terwijl een lange-termijndoel vrij algemeen gesteld zal zijn. Ordenen naar de aard van het gewenste gedrag A. Psychomotorische doelstellingen Bij alle sport- en bewegingsactiviteiten zo ook bij fitness speelt natuurlijk het bewegings- of motorisch gedrag steeds een zeer belangrijke rol. Psychomotorische doelstellingen kunnen in twee groepen worden onderverdeeld: Motorische vaardigheden: Daarbij gaat het om de kwaliteit van het bewegen, je kunt daarbij denken aan het technische niveau waarmee bepaalde oefeningen binnen fitness worden uitgevoerd. Motorische eigenschappen: Hier gaat het om zaken die te maken hebben met wat in de volksmond conditie wordt genoemd. Men noemt deze in vaktermen ook wel de grondmotorische eigenschappen of bewegingseigenschappen. Zij vormen de voorwaarden voor het bewegen. We hebben het dan over kracht, uithoudingsvermogen en snelheid enerzijds (of com- Les en leiding geven 12

Fitnesstrainer-A versie 1.1 Module 4: Training geven binaties van deze eigenschappen) en coördinatie en lenigheid anderzijds. De trainingsleer geeft ons hierover meer informatie. B. Cognitieve of kennisdoelstellingen Hierbij gaat het om het weten. Bij het deelnemen aan fitnessactiviteiten speelt dit absoluut een grote rol. Een paar voorbeelden zijn; Men moet weten wat de basisregels zijn bij het veilig omgaan met apparatuur en losse trainingsmaterialen, men moet de belastingscriteria kunnen benoemen van een eigen trainingsprogramma, men moet de belangrijkste hygiëneregels kennen bij het gebruik van de fitnessruimte, etc. C. Sociaal affectieve doelstellingen Daaronder vallen de gevoelens, motivatie, attituden, mentaliteit en andere waardepatronen. Het is duidelijk dat het gedrag van mensen sterk bepaald wordt door dit soort zaken. Sport kan absoluut een middel zijn om dit soort doelstellingen na te streven. Bij het leiding en begeleiding geven aan groepen mensen, zijn sociaalinteractieve processen onvermijdelijk. Dit betekent dat in dit geval jij als fitnesstrainer daarop moet anticiperen en er je didactische werkvormen, leeractiviteiten, oefenstof en organisatie op zult moeten afstemmen. Als er b.v. een groep ouderen komt sporten zal het sociaal aspect binnen je doelstellingen erg belangrijk worden geacht. In je organisatie zul je dan ruimte moeten creëren voor veel onderling contact en rustmomenten. ad 3. Het formuleren van doelstellingen Concrete doelomschrijvingen. Doelstellingen die bij een les geformuleerd kunnen worden en door de groep aan het eind van de les gehaald kunnen worden noemen we lesdoelen. Of een doel bereikt is, kan geconstateerd worden in het gedrag dat de sporters na afloop van de les demonstreren. Het juist formuleren van lesdoelen is geen eenvoudige zaak. Bij een les horen vaak meerdere lesdoelen die zelfs per lesdeel geformuleerd kunnen worden. We kunnen daarbij kiezen voor een lesindeling met een inleiding of warming up, een kern 1, kern 2 en afsluiting. Iedere les maakt vervolgens weer deel uit van een grotere eenheid van lessen. b.v. een bepaalde cursus. We moeten proberen onze les-, leer-, of lange-termijndoelen zo concreet mogelijk te omschrijven. Hiermee wordt bedoeld dat doelomschrijvingen aanwijsbaar (herkenbaar) gedrag van de sporters aangeven en als zodanig te evalueren en te toetsen zijn. De laatste didactische kernvraag (het evalueren van de resultaten van de les) kan alleen zinvol worden beantwoord als de doelstellingen in heldere en eenduidige termen op het gewenste eindgedrag voor die les duiden. Te vaak worden doelstellingen vrij algemeen geformuleerd en zijn daardoor vaag, onduidelijk en niet op hun waarde voor de invulling van de les te beoordelen. Algemeen geformuleerde doelstellingen blijken wel van belang voor de invulling van series van lessen (lange-termijndoelstellingen) omdat deze richting gevend kunnen zijn voor de specifieker geformuleerde leer- of lesdoelen die daaraan ten grondslag liggen. 13 Les en leiding geven

Module 4: Training geven Fitnesstrainer-A versie 1.1 Vanuit het einddoel wordt via de leerdoelen vervolgens aan de lesdoelen concreet invulling gegeven. Om een goed verband te kunnen leggen tussen de lange termijndoelstellingen en de kortere termijn doelstellingen zul je met het formuleren van lange termijndoelen moeten beginnen. Het volgende model maakt dat een beetje duidelijk. Tijdseenheid Periode of Seizoen Serie lessen Les of lesdeel Soort doel Lange termijndoel Leerdoel Lesdoel Prioriteit Wordt eerst geformuleerd Afgeleid van geformuleerde Lange termijndoel Gedestilleerd uit leerdoel Woordgebruik Omschreven in algemene Termen Vrij specifiek geformuleerd Zeer concreet en waarneembaar geformuleerd Goed omschreven concrete doelstellingen noemt men ook wel operationele doelstellingen. Hiermee wordt bedoeld dat ze van praktische waarde zijn omdat ze aangeven welk gedrag we aan het einde van de les of lessen van groepsleden verwachten. Onder gedrag verstaan we elke waarneembare activiteit verricht door een lid van de groep. Geoperationaliseerde doelstellingen moeten aan de volgende criteria voldoen: Criteria voor operationele doelstellingen 1. De doelstellingen moeten zijn omschreven in termen van waarneembaar gedrag. Dit betekent dat er in de doelstelling een werkwoord gebruikt moet worden wat eenduidig aangeeft welke waarneembare handeling een groepslid moet kunnen uitvoeren wanneer de doelstelling bereikt is. B.v. demonstreren, vertellen, uitvoeren, opstellen, uitleggen, imiteren, etc. 2. In de doelformulering moet aangegeven worden onder welke omstandigheden de groep het gewenste waarneembare gedrag moet kunnen toepassen. (b.v. In de oefensituatie, in de aanleersituatie, tijdens het trainen, bij de maximaaltest, in het aërobe circuit, etc. ) 3. De doelstelling moet indien mogelijk de minimaal te accepteren prestatie omschrijven. Een voorbeeld van een operationele lesdoelstelling zou kunnen zijn: De groepsleden moeten aan het einde van de les in staat zijn om de leg-press, de lat-pull down en de chest-press in een oefensituatie aan de trainingspartner te demonstreren,waarbij tenminste de juiste range of motion en uitgangshouding worden toegepast. De groepsleden moeten in de trainingssituatie gedurende 30 minuten op een inspanningsniveau van 80% van de HF-max hebben gefietst, met een gemiddelde trapfrequentie van 80 RPM. Het formuleren van een goede doelstelling vergt enige oefening maar levert ook enorm veel op. Samengevat komt het er bij nauwkeurig omschreven doelen op neer dat groepsleden; Les en leiding geven 14

Fitnesstrainer-A versie 1.1 Module 4: Training geven Een bepaald soort gedrag, (eindgedrag) Onder bepaalde omstandigheden, (voorwaarden) Op een bepaald niveau moeten kunnen leveren (minimum eis). 1.10 Analyse van de beginsituatie Een goede analyse van de beginsituatie is van bepalend belang voor het al dan niet realiseren van je doelstellingen. Doelstelling en beginsituatie zijn ten allen tijde onlosmakelijk met elkaar verbonden. In feite gaat het bij de analyse van de beginsituatie om het geheel van factoren dat van invloed kan zijn op het verloop van het onderwijsleerproces en de onderwijsleersituatie. Ieder leerproces kent een vertrekpunt en een doelstelling. Normaal gesproken bestaat er een kloof tussen deze doelstelling en het feitelijk begingedrag van de groep. Door middel van de les moet deze kloof overbrugd worden. Als de kloof te groot is, is het onmogelijk je lesdoelstellingen te halen. Het doelgericht voorbereiden van het onderwijsleerproces vereist een alles omvattende analyse van de beginsituatie in samenhang met de doelstelling. De doelstelling bepaald immers op welke aspecten de beginsituatie geanalyseerd moet worden. De belangrijkste aspecten in deze zijn: 1. Beginsituatie van het individu Ongetrainde sporter staat b.v. niet in verhouding tot het trainen van snelkracht 2. Beginsituatie van de fitnesstrainer Onervaren fitnesstrainer t.o.v. zeer getrainde krachtsporters. 3. Beginsituatie groep Autoritaire trainer t.o.v. recreatieve groep. 4. Beginsituatie van overige factoren Accommodatie, materiaal, weer, etc. ad1. De beginsituatie van het individu De beginsituatie analyse van het individu heeft betrekking op de aard van het gedrag. Psychomotorische beginsituatie Dit aspect treedt bij fitness natuurlijk het meest op de voorgrond en is in die zin ook van belang als begingedrag. Het onderstaande schema brengt de ingrediënten van de psychomotorische beginsituatie in kaart; Bewegings vaardigheden Grondvormen van bewegen Basistechniek Bijzondere technieken Potentieel Aanleg Talent Psychomotorisch begingedrag Kracht Bewegingseigenschappen Snelheid Uith. Vermogen Lenigheid Coordinatie Aktueel Geoefendheid Getraindheid fig. 1-2 De ingrediënten van de psychomotorische beginsituatie 15 Les en leiding geven

Module 4: Training geven Fitnesstrainer-A versie 1.1 Aan dit schema is het onderscheid tussen potentieel en actueel psychomotorisch begingedrag toegevoegd. Individuen binnen groepen zijn namelijk verschillend wat betreft hun aanleg. Talent of capaciteiten om te trainen of om vaardigheden onder de knie te krijgen hebben uiteraard consequenties voor de planning en dus voor de ordening van je doelstellingen. Als er binnen een groep veel niveauverschil aanwezig is zul je daar bij het bepalen van je doelstellingen en verdere inrichting van je les rekening mee moeten houden. Cognitieve beginsituatie (intellectueel, kennis e.d.) Bij de cognitieve beginsituatie van het individu gaat het in principe om twee zaken. Ten eerste is dat de intelligentie of verstandelijk bevattingsvermogen van het individu of de groep waaraan men lesgeeft. Leeftijd en aanleg spelen daarbij natuurlijk een rol. Lagere schooljeugd of pubers dienen anders benaderd te worden dan de medewerkers van een bank in het kader van bedrijfstrainingen. Ten tweede is er de vraag welke kennis er met betrekking tot fitness en training al aanwezig is. Wat weet men van oefeningen, apparatuur, veiligheidsregels enzovoorts. Ook hier zal bij het aanbieden van trainingen rekening mee gehouden moeten worden. De sociaal-affectieve beginsituatie (Motivatie, houding, e.d.) Uiteindelijk gaat het hierbij maar om één ding; de motivatie. Gevoelens, interessen, attituden (houdingen), mentaliteit, karakter, normen en waarden e.d. zijn de voedingsbodem voor de motivatie van een individu of groep. Het is voor de fitnesstrainer van belang dat hij door gesprekken, observatie e.d. achter de motivatie van een individu of groep komt. Alleen als je weet te achterhalen wat de drijfveren zijn van je mensen kun je daarop inspelen en deze motivatie sturen. Daarvoor moet je niet alleen contact hebben met de sporter, maar ook met de persoon achter de sporter. Een fitnesstrainer is niet alleen trainer, maar is tijdens trainingen ook een trainingsmaatje, luisterend oor, entertainer, etc. ad 2. Beginsituatie van de sportleider Misschien lijkt het vreemd dat ook jij als trainer tot de beginsituatiefactoren gerekend wordt. Als je er echter over nadenkt dan is het logisch dat de lesgever een belangrijke factor is in het verloop van het onderwijsleersituatie. De ene lesgever is gelukkig de andere niet. Iedereen kent uit eigen ervaringen nog wel een trainer of docent uit zijn verleden die meer indruk heeft gemaakt dan anderen. Het is onmogelijk te omschrijven welke factoren daar allemaal aan ten grondslag liggen. Een paar hele belangrijke factoren zijn didactische vaardigheid, kennis en kunde, leiderschapsstijl, humor, interesse, gedrevenheid, creativiteit etc. ad 3. Beginsituatie van de groep Iedere groep is verschillend, soms klikt het meteen, soms helemaal niet. Groepsleden beïnvloeden elkaar, de groep beïnvloed de trainer en de trainer beïnvloed de groep. Al deze sociale factoren bepalen hoe de groep aan de lessen of trainingen deel zal nemen. Enkele andere factoren die de beginsituatie van de groep bepalen en ook een directe relatie hebben met de sociale processen binnen een groep zijn de grootte en samenstelling, groepsdoelen (b.v. recreatief of prestatief), relatie tot de trainer, niveauverschil op psychomotorisch, cognitief en sociaalaffectief gebied, etc. Voor het effectief nastreven van doelstellingen is het van onschatbaar belang dat het groepsdoel duidelijk is en dit overeenkomt met de bedoelingen van de trainer. Dit is zeer zeker niet altijd vanzelfsprekend het geval. ad 4. Beginsituatie van de overige factoren Onder deze categorie vallen alle zaken die van invloed zijn op het onderwijs-leerproces en die niet in de voorgaande categorieën zijn ondergebracht. Je kunt dan denken aan accommodatie, materiaal, weer, tijd, beschikbare media, andere trainingsgroepen in het centrum, omgeving, etc. Les en leiding geven 16

Fitnesstrainer-A versie 1.1 Module 4: Training geven Voor het bepalen van de voorgenoemde beginsituaties zijn er natuurlijk een heleboel middelen en methoden voorhanden binnen de dagelijkse praktijk van de fitnessbranche. In de vakliteratuur worden tal van testen beschreven die de je in de praktijk in staat stellen om op semi-wetenschappelijke wijze een redelijke tot zeer nauwkeurige analyse te maken met betrekking tot het niveau van de fitheid of specifieke aspecten daarvan. Een aantal van deze testen zijn binnen deze cursus al aan de orde geweest of zullen nog worden behandeld. Bij testen voor bewegingseigenschappen of vorderingen daar omtrent kun je denken aan; Åstrandtest Shutlle-runtest Huidplooimeting Sit & reachtest Maximaal schatting 1RM-test VO2-max Niveau uithoudingsvermogen Vetpercentage Lenigheid Maximale krachtschatting Maximale krachtmeting Bovendien zijn er in dit tijdperk van automatisering allerhande gestandaardiseerde testen opgenomen in de software van trainingsapparatuur. Er is dus keuze genoeg, maar het is vooraf wel erg belangrijk na te gaan met welk doel je test en of de gekozen test daarbij van waarde is. Tijdens krachttraining is het eenvoudiger om een dergelijke test uit te voeren dan in een aerobicsles, derhalve wordt het in een fitnesscentrum ook vaker uitgevoerd. Het is echter helemaal geen slecht idee om bij wijze van intake of periodiek ook de vooruitgang van de aerobicsdeelnemers te meten. Naast het testen van grondmotorische eigenschappen zijn er andere aspecten die bij het inschatten van de feitelijke beginsituatie een belangrijke rol spelen. Hierover heb je zojuist alles kunnen lezen. Een trainer dient derhalve te beschikken over een duidelijk plan met vastomlijnde doelen. Vanuit dit plan kan hij door gericht observeren, praten en vragen natuurlijk ook een heleboel relevante informatie verzamelen met betrekking tot de beginsituatie in relatie tot de doelstelling. Intakeformulieren, medische vragenlijsten, enquêtes, er zijn meer dan middelen genoeg om de didactische kernvraag m.b.t de beginsituatie van antwoorden te voorzien. Het stellen van de juiste vragen is in deze dan ook een niet te onderschatten bekwaamheid waarover de trainer moet kunnen beschikken 1.11 De oefenstof We zijn na het formuleren van de doelstellingen op basis van de beginsituatie toe aan de eerste van 4 componenten van de onderwijsleersituatie (les). Je gaat door middel van je les proberen om de kloof tussen de vastgestelde doelstelling en de feitelijke beginsituatie te overbruggen. Concreet houdt dit in dat je bijvoorbeeld hebt vastgesteld dat het uithoudingsvermogen van de groep verbeterd moet worden en het je doel is om dit middels groepstrainingen te gaan verbeteren. Hiervoor zul je de geschikte oefenvormen moeten kiezen. Verder zul je deze op een bepaalde wijze moeten aanbieden (didactische werkvormen), in een bepaalde organisatie moeten gieten (b.v. aëroob circuit) met bepaald materiaal, (b.v. conventionele en cardioapparatuur of vrije gewichten, dynabands of steps) 17 Les en leiding geven

Module 4: Training geven Fitnesstrainer-A versie 1.1 1.11.1 Het kiezen van de oefenstof De keuze van oefenstof bepaald natuurlijk in grote mate of je in staat bent de voorgenomen lesdoelstellingen te realiseren. We gaan daarom ook wat nader in op de criteria die je met name als fitnesstrainer kunt hanteren bij het kiezen van je oefenstof. Doelgerichtheid Dat wil zeggen dat men die leerinhoud moet kiezen waarvan men de beste resultaten verwacht in relatie tot de doelstelling. Hierop zal bij de trainingspraktijk en natuurlijk bij de trainingsleer in worden gegaan. Je kunt dan denken aan keuzes als cardio- of krachtapparatuur, dumbelloefeningen of conventionele apparatuur, isolatie- of totaaloefeningen, bewegen in de vrije ruimte of bewegen op de plaats, oefeningen met tweetallen of alleen, etcetera. Een ander punt dat direct in relatie staat tot de doelgerichtheid van de oefenstof is de volgorde ervan. Dit past echter meer onder de organisatie van de les. Daar komen we verderop in deze paragraaf nog uitgebreid op terug. De affectieve belastbaarheid. Dit betekent dat men de oefenstof op een wijze aanbiedt die past bij de belevingswereld van de groep of het individu. Een groep 55+-ers vragen om een heel andere benadering bij het kiezen van de oefenstof als een wedstrijdsporter die graag een individueel schema wil volgen. De psychomotorische belastbaarheid Je zult de keuze van de oefenstof moeten afstemmen op de bewegingsvaardigheden en het conditieniveau van de groep. Je kunt een groep voetballers als warming up de meest fantastische bewegingscominaties op muziek aanbieden, als ze struikelen over hun eigen benen sla je uiteraard de plank mis. Als je een groep beginners een leer-les wilt aanbieden maar het belastingsniveau is veel te hoog, staat de vermoeidheid het gecontroleerde bewegen en de leerconcentratie in de weg. Het goed doseren van de belasting t.o.v. de belastbaarheid van de deelnemers is erg belangrijk. Binnen de fitness betekent dat in ieder geval dat je in staat zult moeten zijn om de belasting per individu aan te passen (differentiëren). De wijzen waarop je dit kunt doen zijn waarschijnlijk al binnen een aantal andere lessen aan de orde geweest maar komen uiteraard terug in de praktische lessen van deze cursus. 1.11.2 Het ordenen van de oefenstof Het ordenen van de oefenstof is natuurlijk een ontzettend complex gegeven voor iedereen die les of leiding geeft binnen de sportbranche. Voor deze ordening worden allerhande uitgangspunten gehanteerd en de ordening vindt plaats op alle niveaus van het onderwijsleerproces. Denk daarbij maar eens aan de periodisering van topsporters die hun trainingsprogramma s soms tot jaren vooruit hebben gepland. Binnen deze A-cursus is een verregaande uitdieping van deze periodisering niet op zijn plaats, vandaar dat we ons in principe beperken tot het bespreken van slechts de voornaamste criteria die je bij ordening van oefenstof op lesniveau kunt hanteren. Deze criteria zijn: A. De moeilijkheidsgraad Met name bij het aanbieden van vrij technische leer-lessen (een les waar een gecompliceerde vaardigheid moet worden aangeleerd) is het van belang dat er een logische methodiek terug te vinden is bij het aanbieden van je oefenstof. Een methodiek is in feite een leergang waarbij de moeilijkheidsgraad oploopt van gemakkelijk naar moeilijk. Bij fitness is dit wat minder sterk van toepassing dan Les en leiding geven 18

Fitnesstrainer-A versie 1.1 Module 4: Training geven bij het leren van complexere bewegingen of bewegingscombinaties zoals in een aerobicsles het geval is. De methodieken in een aerobicsles kunnen derhalve verder uitgesplitst worden in verschillende systemen van opbouw. We maken gebruik van een methodiek, wanneer we oefenstof willen aanleren qua techniek, combinatie of routine. We willen voorkomen dat de groep stilstaat om te kijken wat er gedaan moet worden, in gehalveerd tempo gewerkt wordt waardoor het trainingseffect minder wordt of dat de trainer zo vaak iets voordoet zodat de deelnemers minder moe zijn dan de trainer. Techniek kan het beste worden geleerd door het tempo van de muziek niet te hoog te kiezen, de oefenstof simpel te houden en de herhalingen hoog te houden. Combinaties van arm- en beenbewegingen worden aangeleerd door eerst de beenbeweging te automatiseren, vervolgens de armbewegingen en dan de combinatie aan te leren. Hierna wordt de richting of een eventuele draaiing pas toegevoegd. De oefenstof van routines of blokken kunnen met de zandloper- of piramide, change- of substitute, skelet- of add-on methode worden aangeleerd. Hoe gecompliceerder de oefenstof hoe meer methodes je tegelijk zal gaan gebruiken. Hoe simpeler, hoe minder methodes je gebruikt. Voor een beginnersniveau en 50+ groep zal vaak een zandloper of piramide alleen geschikt zijn. De warming up kan een goed moment zijn om bepaalde bewegingen door te nemen, dit mag alleen wanneer dit niet het doel van de warming up in de weg staat. Hoewel in een aerobicsles de diverse methodieken een centrale rol innemen, neemt dit niet weg dat bij leer-lessen uit de fitness ook naar een logische oefenreeks moet worden gezocht. Daarbij kan het bijvoorbeeld zinvol zijn dat je oefeningen eerst goed aanleert met behulp van apparatuur alvorens je naar de freeweight -oefeningen gaat met hogere belastingen. Een ander voorbeeld is het eerst halfdiep en onbelast uitvoeren van b.v. lunges of squats voordat je deze belast en diep gaat uitvoeren. Je kunt daarbij in eerste instantie kiezen voor een laag zwaartepunt door middel van dumbells en het zwaartepunt daarna omhoog brengen m.b.v. een barbell. Zo zijn er natuurlijk voor meer oefeningen wel methodieken te bedenken B. De psychische- en arbeidscurve Vermoeidheid kan altijd ten koste van de concentratie gaan. Het is daarom van belang dat je bij het aanbieden van je oefenstof rekening houdt met de intensiteit van je lesdelen en deze afstemt op intenties van bijvoorbeeld leren, oefenen of trainen. Zware inspanningen voorafgaand aan een leergedeelte van je les zijn daarom in principe af te raden. Het lesdiagram (fig. 1-3) geeft aan hoe de verhoudingen van inspanning en concentratie zouden kunnen liggen. Andere indelingen op basis van lesdelen zijn uiteraard mogelijk. 19 Les en leiding geven

Module 4: Training geven Fitnesstrainer-A versie 1.1 Intensiteit Psychische curve Arbeidscurve W-up Leerdeel Oefendeel Cool-Down fig. 1-3 Leerdiagram 1.12 De leeractiviteiten Als trainer is het je taak om bij de mensen aan wie je lesgeeft activiteiten uit te lokken waardoor men iets leert. Dit leren kan plaatsvinden op zowel psychomotorisch, affectief als cognitief gebied. De activiteiten die de lesgever bij zijn deelnemers uitlokt moet hij bewust sturen, d.w.z. in relatie brengen tot het gestelde doel. Als mensen een beweging willen leren (sensomotorisch leren) lukt dat nooit als ze alleen maar luisteren naar de trainer (leeractiviteit), het leren van bewegingen is een complexe zaak die vraagt om meer activiteiten van de leerlingen. Het proberen, ervaren, zien, nadoen, voordoen, voelen, etc. zijn allemaal leeractiviteiten die de lesgever of trainer in zijn les kan oproepen door zijn eigen activiteiten als lesgever (didactische werkvormen). Welke leeractiviteiten het beste zijn in een bepaalde les hangt af van een aantal factoren. Natuurlijk is dat het gestelde doel. Het leren van een beweging vergt nu eenmaal kijken en nadoen, terwijl het trainen van een vaardigheid veel meer zal bestaan uit het herhalen en toepassen. De leeractiviteiten van de individuen worden ook bepaald door het stadium waarin de persoon zich bevindt m.b.t. de aan te leren techniek. Moet hij alles nog leren dan zul je veel moeten uitleggen en zal hij of zij moeten luisteren en kijken, als alles al eens is behandeld kun je als lesgever vragen stellen en kan de sporter zelf het geleerde laten zien en vertellen. Het belangrijkste is dat je niet zomaar wat willekeurige leeractiviteiten oproept. Het moeten geen loze kreten zijn op je lesformulier, zoals luisteren, kijken, proberen, e.d., Je moet exact weten waar ze naar moeten kijken, wat ze moeten herhalen en wat ze juist aan elkaar moeten voordoen. Zo geef je als lesgever detail aan de leeractiviteiten van je cursisten. Zo kun je beginners naar je voorbeeld van de squat laten kijken, maar je kunt ze ook laten letten op de stand van je knie door je zelf zijwaarts t.o.v. de spiegel op te stellen. Op die manier geef je doelmatig richting aan de leeractiviteit kijken van je cursisten. Vervolgens is het natuurlijk van belang dat je als lesgever controleert of het in dit geval gericht kijken effect heeft gesorteerd en vertaald wordt in kennis of aangepaste uitvoering van de squat. En dat is nu lesgeven! Het doelbewust richten van de leeractiviteiten van de cursisten op die aspecten van het bewegen die je als lesgever binnen je doelstelling hebt gekozen. Les en leiding geven 20