SMART trainen. Naar een hoger niveau van de mini-volleybal training. Bert Brinkman, 2001 Terug naar de Volleybal pagina

Transcriptie

1 SMART trainen Naar een hoger niveau van de mini-volleybal training Bert Brinkman, 2001 Terug naar de Volleybal pagina

2 Structuur Structuur in de training Structuur in het seizoen

3 Doelen stellen Hoger op door vooraf je doelen te stellen

4 - Plan - Planning maken Pro act Bezinnen Re-act Ingrijpen - bijsturen - Do - Uitvoeren Plan -Check Evalueren

5 Welke doelen kunnen wij ons stellen? Resultaat doelen Prestatie doelen

6 Resultaat doelen Doelen geformuleerd in termen als: Dit seizoen wil ik kampioen worden Dit seizoen wil ik promoveren Dit seizoen wil ik bij de beste 4 eindigen Dit seizoen willen wij ons handhaven

7 Resultaat doelen Er is amper achteraf nuttige feedback over te geven: Er zullen meer teams zijn die kampioen willen worden. Haal je jouw doel niet, wat heb je dan geleerd om dit doel volgend jaar wel te halen. Je kan als doel stellen dat jij je wilt handhaven in de klasse waarin je speelt, maar dat zullen vast meer, zo niet alle andere team willen. Je kan dus een heel goed seizoen gespeeld hebben, veel geleerd hebben, qua spel enorm vooruit gegaan zijn en toch degraderen. Waar ligt het dan aan?

8 Prestatie doelen Prestatie doelen zijn geformuleerd in termen als: Dit seizoen moet mijn team de tennis serve beheersen Aan het eind van deze training moeten de spelers in staat zijn om de armen te strekken bij een iedere onderarmse pass.

9 Verschil tussen de doelen Het verschil tussen de te stellen doelen zitten in de feedback die je er op kan geven: Resultaatdoelen: amper zinvolle feedback op te geven, behoudens de ander was beter Prestatiedoelen: hierop is zinvolle feedback te geven: aan te geven is welke vaardigheden of deel vaardigheden in een techniek nog geleerd moeten worden.

10 Goede doelen stellen betekent SMART doelen stellen

11 Een doel is SMART als: het Specifiek, Meetbaar, Aanwijsbaar, Realistisch en Tijd gerelateerd is.

12 Specifiek Specifiek wil zeggen dat het doel niet vaag is, maar tamelijk concreet. Bijvoorbeeld: Een trainer zegt " Wij gaan vanaf nu harder trainen" dan is dat niet specifiek. Wel specifiek is als deze trainer zegt: ' Binnen 6 weken kunnen al mijn spelers met een tennisserve, van positie 1 over het net, op een mat op pos. 5 serveren.

13 Meetbaar Meetbaar wil zeggen dat je moet kunnen nagaan of het specifieke doel ook omgezet wordt in handelingen die meetbaar zijn: * je kunt meten hoeveel keer een speler de bal met een tennisserve vanaf pos. 1 op de mat op pos. 5 serveert. * Je kan de meting nog specifieker formuleren, door bijvoorbeeld te meten hoeveel keer een speler dat doet met de juiste voet voor.

14 Aanwijsbaar Voorbeeld: Speler A moet vooral er op letten dat hij de bal bij de serve niet naar achteren opgooit Speler B moet er op letten dat hij steeds de juiste voet voor heeft staan bij de serve Aanwijsbaar wil zeggen dat duidelijk is wie wat moet doen om het doel te bereiken. Dit kunnen groepdoelen zijn, maar kan ook individueel per kind verschillen:

15 Realistisch Realistisch verwijst naar de haalbaarheid van doelen. Het meest motiverend is om doelen te stellen die net boven het niveau van de speler of het team liggen. Je moet dan iets extra's doen om ze te halen en als het lukt, kun je met reden trots zijn op jou prestatie of die van de groep. Dat geeft weer energie voor het volgende, haalbare doel. Om te weten wat haalbare doelen zijn moet je jezelf of het team goed kennen. Een terugblik op het verleden of het gegevens verzamelen over het verleden kan hierbij helpen.

16 Tijdgerelateerd Tijdgerelateerd, d.w.z. dat er duidelijk een begin en een eindtijd afgesproken moet worden. Wanneer begin je met het verrichten van activiteiten om je doel te bereiken en wanneer kun je zeggen dat je het doel bereikt hebt. Tijdgerelateerd een doel stellen, wil niet zeggen dat de tijd waarbinnen je een bepaalde vaardigheid aangeleerd moet hebben een doel op zich is.

17 Actiepunt 1 Vaststellen eindtermen per niveau

18 Actiepunt 2 Scouten op de eindtermen

19 Jaar plan maken Ingrijpen - bijsturen output Uitvoeren Jaarplan Pro Act Waarom anders trainen? Evalueren Ingrijpen - bijsturen Evalueren training output Trainingsplan maken Uitvoeren trainingsplan

20 Structuur training Inleidende gedeelte (1/5 v.d. tijd) Aanlerend gedeelte (1/5 v.d. tijd) Games 1 (spel game-like) (1/5 v.d. tijd) Herhaling of Toepassend gedeelte (1/5 v.d. tijd) Games 2 (wedstrijdvorm game-like) (1/5 v.d. tijd)

21 De volgende thema's voor de inleiding (voorbeeld) : -september bewegingscholing -oktober balvaardigheid -november balvaardigheid via bewegingscholing -december circuit - alle grondvormen van bewegen -januari balvaardigheid, timing -februari bewegingsscholing, coördinatie, balans -maart balvaardigheid via bewegingsscholing of bewegen op muziek. -april circuit -mei spelvormen of speelse vormen met het accent op volleybalelementen -juni invulling naar keuze Een verdere uitwerking van de methodieken die bij kern 1 en 2 worden gebruikt.

22 Uitgangspunt 1: Volleybal = bal sport Kinderen leren door zó veel mogelijk bal contacten

23 Uitgangspunt 2: Wedstrijd = intergraal onderdeel van het leerproces

24 Opbouw van start tot wedstrijd 1. Starten met aanleren 2. Beheersen van techniek onder simpele omstandigheden 3. Beheersen van techniek onder moeilijkere omstandigheden 4. Game like oefenen op de training 5. Toepassen in de wedstrijd tijdens de training 6. Toepassen in een wedstrijd, vooraf concrete doelstelling afspreken 7. Beheersen

25 Stappenplan aanleren techniek 1. Uitleg van de accenten in de beweging (gehele beweging) Daarna wordt stap voor stap de beweging Daarna wordt stap voor stap de beweging aangeleerd, waarbij in iedere trainingen een ander accent, of andere accenten aandacht krijgen

26 Stappenplan aanleren techniek 2. Beweging gekoppeld aan de balbaan

27 Stappenplan aanleren techniek 3. A. Beweging uitbouwen naar een hoger tempo 3.B. Uitbouw naar verschillende bewegingen (bijvoorbeeld voor en na de pass )

28 Stappenplan aanleren techniek 4. Balans en evenwicht

29 Stappenplan aanleren techniek 4. Reageren en omschakelen (bijvoorbeeld complexen als eerst passen dan aanvallen)

30 Stappenplan aanleren techniek 5. Wendbaarheid en behendigheid