Handleiding verkeerskundige evaluaties

Vergelijkbare documenten
Kruispunt 6: N340 A28 Nieuwleusenerdijk

Kruispunt 5: N340 Kranenburgweg Vechtdijk

Kruispunt 8: N342 N737

Kruispunt 4: N334 Ruxveenseweg Oldemarktseweg

Kruispunt N284 Postelseweg bij Eersel

Koppeling op de Middenveldweg

Quick scan verkeersregelinstallatie 003

Aansluiting Westraven Utrecht

Kruispunt N282 Oosterhoutseweg Heideweg te Rijen

Kruispunt N269 afrit A58 bij Tilburg

Kruispunten Marathonweg - A20 Vlaardingen

Quickscan Japuradreef - Rio Brancodreef in gemeente Utrecht

Kruispunt 37: N743 N744 T-aansluiting

Kruispunt 45: N34 Kellerlaan - Eugenboersdijk

Quickscan Meerndijk (N228) Op/afrit A12 zuid Reyerscop te De Meern

Rotterdam Sandelingplein

Kruispunt 1, 2 en 3: Aansluiting N307 - A50

Quickscan Werkendam Tol-West

Kruispunt 15: Aansluiting N346 A35

Quickscan twee kruispunten Hekelingseweg

Kruispunt 12: N346 De Poste te Goor

Aansluiting A28 - N226

Groene Golf Noordsingel te Leidschendam-Voorburg

Quick scan kruispunt Nieuwe Postbaan Mauritslaan te Stein

Kruispunt 40: N764 N765 Manenberg

Evaluatie VRI Hogeweg Bergseweg te Voerendaal

Colofon Uitgegeven door In opdracht van Contactpersoon Ministerie van Verkeer en Waterstaat RWS Dienst Verkeer en Scheepvaart Groene Golf Team Van der

Quick Scan Bleiswijk

Evaluatie van de doorstroming op knooppunt Leenderheide

Heemsteedse Dreef - Julianaplein

Heiligenbergerweg Ringweg Randenbroek Amersfoort

Toepassen van verkeersregelinnovaties, doen!

Ei van Ommel Aansluiting N279 A67. Datum 29 maart 2011 Status Definitief

Kruispunt N233/N416 (VRI.60)

Bijdragenr. 32. Verkeerskundig beheer van verkeerslichten en andere verkeerssystemen

Notitie Einsteindreef - Utrecht

Gemeente Beek t.a.v. Dhr. W. Keularts Postbus AA BEEK

Provincie Limburg; gemeente Roermond

Quickscan Brielle. Onderzoek naar het functioneren van de verkeersregelinstallatie op het kruispunt Groene Kruisweg (N218)/ Thoelaverweg te Brielle

Groene Golf Team. Ad Wilson Rijkswaterstaat/Dienst Verkeer en Scheepvaart

Quick scan kruispunt Larenweg Maaspoortweg

Quickscan N244 Advies inzake de doorstroming op de kruispunten N244-Edisonweg en N244-Nieuwe Gouw te Purmerend

Van Foreestweg. Onderzoek naar het functioneren van de verkeersregelinstallaties Van Foreestweg en Alexander Flemingstraat te Delft.

BEOORDELINGSCRITERIA FIETSOVERSTEEK EIKENLAAN. Algemeen

Rotterdam Droogleever Fortuynplein e.o.

Quickscan VRI's Nieuwegein

Verkeerslichten Bos en Lommerplein

Quickscan Volmerlaan te Rijswijk

Buzziburglaan. Advies voor de N225 ter hoogte van de Buzziburglaan in de gemeente Utrechtse Heuvelrug. 21 april 2008

Quick scan Gooiseweg. Quick scan van de kruispunten Gooiseweg - Larserweg, Gooiseweg - Ganzenweg en Gooiseweg - Spiekweg te Flevoland

Quick scan N18-N313 tijdens Zwarte Cross in Lievelde

Onderzoek brug over de Amstel (N522)

Onderzoek kruispunt Europaweg Gaswal. te Doetinchem

Onderzoek kruispunt Bredaseweg Reeshofweg

Quickscan Loenersloot

Kruispunt Beukersmolen

Kattenburgerplein Amsterdam

Provincie Flevoland. Quickscan van het kruispunt Larserweg (N302) - Vogelweg (N706) Datum 8 maart 2010 Status Definitief

EverGreen: minder stoppen, betere luchtkwaliteit, maar

Delft: traject Wateringsevest

Doorstroming op de Van der Capellenlaan

Quickscan Weideweg te Hengelo. Gemeente Hengelo Weideweg/Bornsestraat, Weideweg/Bankastraat & Weideweg/Wegtersweg

Midden-Brabantweg (N261) te Waalwijk

Verkeersveiligheidsanalyse Bommenweg Dreef (Wadenoijen, Gemeente Tiel) 28 juli 2017

Groene golf Sint Jorissteeg Leiden

VRI A.C. Verhoefweg Taludweg Galecopperlaan te Nieuwegein

Utopia Spot regelingen te s-hertogenbosch

Aveling Noord, ongestoord door

Beleving van wachten bij verkeerslichten

Rottepolderplein. Onderzoek naar de doorstroming en veiligheid op het Rottepolderplein te Haarlemmerliede. Datum 8 december 2010 Status Definitief

gemeente Eindhoven Betreft Nadere toelichting afweging instellen linksafverbod Geldropseweg

Kruispunt N275 Lindenstraat Staterweg te Nederweert

Onnodig wachten in Roermond bijna voorbij

N302 bij Enkhuizen: Kruispunten met Zijlweg en Voorland

Verbeterde doorstroming Heemraadlaan - Hekelingseweg

Files half weg. Onderzoek naar verbeteringen in de koppeling van de verkeersregelinstallaties te Halfweg. Datum 16 december 2010 Status Definitief

Quick wins kruispunten

VRI Westsingel Rijksweg te Duiven. Datum 1 juli 2011 Status Definitief

Laan der Nederlanden in Beverwijk

Inventarisatie evaluaties stedelijk verkeersmanagement

N237 Provincie Utrecht: MBO Systeem

Nieuwe rekenmethode (voertuigafhankelijke) verkeerslichtenregelingen

Monseigneur Zwijsenstraat- N65 nabij Haaren en Helvoirt

Aansluiting Heerenveen-Centrum. Advies inzake de doorstroming op de Aansluiting Heerenveen-Centrum

Bloemenveiling Naaldwijk

Zutphen Berkelsingel

Toekomstvastheid A27 aansluiting Veemarkt

Zevenbergen VRI 992 Quick Scan N285 met de Prins Hendrikstraat. Datum 4 april 2011 Status Definitief

Eindhovenseweg/Groot-Bollerweg, Gemeente Venlo

Analyse doorstroming gemotoriseerd verkeer op t Goylaan

Verkeerskundig beheer. Dorien Ottenhof

Stadsbrug. Verkeerskundig onderzoek naar het functioneren van de verkeersregelinstallaties aan weerzijden van de Stadsbrug in Kampen.

Gemeente Vlissingen. Onderzoek kruispunt Bossenburghweg/Roosenburglaan te Vlissingen. Datum 9 november 2009 Status Definitief

N225 Hoofdstraat. Advies voor de N225 ter hoogte van de aansluitingen met de A12, Loolaan en Nijendal in de gemeente Utrechtse Heuvelrug

Quickscan Havendreef - Televisieweg, Almere

Verkeersveiligheid Ring Alkmaar

Memo. Inleiding. Onderwerp: Memo doorstroming rotonde Parklaan Zandlaan - Horalaan

Antonlaan - Steynlaan - Slotlaan

Kruising Gelders Eind - Op de Baan

Quickscan VRI Gorslaan- Jaagweg Advies inzake de doorstroming op het kruispunt Gorslaan-Jaagweg in Purmerend

Transcriptie:

Handleiding verkeerskundige evaluaties Handvatten voor wegbeheerders om de prestatie van hun VRI s in kaart te brengen. Datum 21 juni 2013 Status definitief

Colofon Uitgegeven door Ministerie van Infrastructuur en Milieu Groene Golf Team Schoemakerstraat 97c 2628 VK Delft Informatie Lucas Hemels, afdelingshoofd Telefoon 088-798 2221 Uitgevoerd door Winfred t Hoen, projecttrekker Sarah Vanhuysse, adviseur Robin Los, projectleider Verankering Informatie rapport Sarah Vanhuysse 06 520 574 95 sarah.vanhuysse@rws.nl Datum 21 juni 2013 Status definitief Versienummer 1.0 De missie van het Groene Golf Team is om vanuit haar specialisme een bijdrage te leveren aan een vlotte en veilige doorstroming van het verkeer op het RWS-netwerk. Het team bereikt dit door zich te richten op het optimaliseren van verkeerskundig beheer. Dit houdt in dat de verkeersmanagementsystemen van RWS worden gecontroleerd, getest en verbeterd. Een ander doel van het Groene Golf Team is samen met lokale en regionale wegbeheerders te komen tot verankering van verkeerskundig beheer. Het GGT ondersteunt in opdracht van DG Bereikbaarheid van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu decentrale wegbeheerders met symposia, workshops en adviezen.

Inhoud Inleiding 7 1 Soorten verkeerskundige evaluaties 9 1.1 Monitoring 10 1.2 Quick scan 11 1.3 Uitgebreid onderzoek 11 1.4 Scenario-onderzoek 11 2 Stappenplan 13 2.1 Voorbereiding 13 2.2 Toetsing 16 2.3 Analyse 19 2.4 Maatregelen 21 2.5 Controle op maatregelen 23 2.6 Documenteren 23 Bijlage A Voorbereiding van een verkeerskundige evaluatie 25 Bijlage B Aandachtspunten bij monitoring met logfiles 33 Bijlage C Aandachtspunten bij een observatie 35 Bijlage D Checklist mini-observatie 45 Bijlage E Aanpak onderzoek van een VA-regeling met COCON 47 Bijlage F Overzicht maatregelen ter verbetering van een VRI 55

Pagina 6 van 56

Inleiding Dit document vormt een handleiding voor het uitvoeren van verkeerskundige evaluaties. Als dusdanig kan het niet op zichzelf staan, maar is het gekoppeld aan twee andere documenten: een Nota Verkeerslichten, waarin onder andere beschreven staat welke eisen gesteld worden aan het functioneren van VRI s; een verkeerskundige onderhoudsprogrammering, waarin is opgenomen welke VRI wanneer en hoe uitgebreid onderzocht wordt. Voor meer informatie over wat in een Nota Verkeerslichten beschreven staat en hoe een programmering daaruit voortvloeit, verwijzen wij naar het document Basis voor een Nota VRI s. In het document de Basis voor een Nota Verkeerslichten is de wijze waarop het goed functioneren van VRI s wordt geregeld gepresenteerd, met daarin een korte beschrijving van de beheercyclus (bijlage K). In dit document is de activiteitencyclus verder uitgewerkt als een handleiding. Een combinatie van de kennis en ervaring van het GGT en de CROW-publicatie 313 vormt de basis hiervoor. In het eerste hoofdstuk worden de verschillende typen verkeerskundige evaluaties op een rijtje gezet. In het tweede hoofdstuk wordt ingegaan op de inhoud van de stappen in de onderhoudscyclus. Pagina 7 van 56

Pagina 8 van 56

1 Soorten verkeerskundige evaluaties De meeste wegbeheerders hanteren drie types VRI-evaluaties, van quick and dirty tot uitgebreid. De naamgeving kan variëren. Daarnaast varieert ook welke activiteiten bij welk type horen. Zo maakt het uit of: bij je VRI s camera s geplaatst zijn, zodat je op afstand kunt observeren; je VRI s logbestanden bijhouden waarin bijgehouden wordt wat er gebeurt op het kruispunt (toestand detectielussen, lichtbeeld etc.). Scenario-onderzoek is alleen relevant indien je als wegbeheerder regelscenario s voor bijvoorbeeld omleidingen of evenementen hebt. In dit document worden de onderzoekstypes die het GGT gebruikt als leidraad genomen. Uiteraard kun je als wegbeheerder meer of minder types hanteren. Er zijn drie typen verkeerskundige evaluaties van VRI s: monitoring; quick scan; uitgebreid onderzoek. Daarnaast is er nog de verkeerskundige evaluatie van regelscenario s, het zogenaamde scenario-onderzoek. Bij alle drie de typen is het doel van de evaluatie om na te gaan of: de VRI het probleem waarvoor hij is geplaatst daadwerkelijk oplost en blijft oplossen; de VRI functioneert volgens de regelstrategie en zijn prestatie voldoet aan de gedefinieerde kwaliteitsniveaus (met andere woorden: functioneert de VRI volgens de beleidsdoelen?). De verschillen tussen de VRI-onderzoeken zitten met name in hoe uitgebreid de toetsing is en of er diepgaande analyse is. De typen onderzoek zijn weergegeven in tabel 1.1 en worden hieronder toegelicht. Pagina 9 van 56

Tabel 1.1 Verschillende onderzoeken Onderhoudscyclus Monitoring Quick scan Uitgebreid onderzoek Scenarioonderzoek Voorbereiding Toetsing Op basis van de gegevens uit de beheercentrale Door middel van straatobservatie Verkeersveiligheidscheck met gegevens in de ongevallendatabase (Vi- astat of VERAS) Analyse Uitgebreide analyse met model en/of simulatiesoftware, incl. toekomstperspectief en kwantificering van VVU s Als de VRI Netwerkstudie onderdeel is van een netwerk Maatregelen Korte termijn Korte en middellange Korte, middellange Indien nodig maatregelen indien nodig ter- mijn maatregelen indien nodig en lange termijn maatregelen indien nodig Controle op maatregelen Indien maatregelen genomen zijn Indien maatregelen genomen zijn Indien maatregelen genomen zijn Indien maatregelen genomen zijn Rapportage 1.1 Monitoring De essentie van monitoring is het in de gaten houden of de VRI functioneert zoals bedoeld. Bij monitoring worden de logfiles 1 op hoofdlijnen bekeken (zie ook 2.2.1). Er vindt op basis van monitoring beperkt bijsturing plaats door parameterwijzigingen. Monitoring wordt uitgevoerd volgens de programmering of naar aanleiding van een klacht of melding. Het uitvoeren kost per monitoringsbeurt per VRI niet meer dan een halve werkdag. Bij VRI s die (nog) niet aangesloten zijn op een beheercentrale waarmee de logfiles vanuit de centrale toegankelijk zijn, kost monitoring meer tijd omdat de logfiles op het kruispunt uitgelezen moeten worden uit de VRI-automaat. Sommige oudere automaten slaan de logfiles niet op, waardoor monitoring niet mogelijk is. Een alternatief is dan om een senior weginspecteur ter plaatse een mini-observatie te laten uitvoeren. 1 Het gaat hier om de logging van de verkeerskundige werking, zoals bijvoorbeeld V-log bestanden of de MV-files van de KWC. Pagina 10 van 56

1.2 Quick scan Bij een quick scan wordt het functioneren van één of meerdere VRI s op een snelle manier beoordeeld. De quick scan brengt de prestatie van de VRI in beeld op een kwalitatieve manier. Dat wil zeggen dat de evaluatie voornamelijk de zichtbare effecten op straat beschrijft. De kern van de quick scan is namelijk de straatobservatie. Deze wordt aangevuld met een ongevallenanalyse en gegevens uit de beheercentrale indien deze beschikbaar zijn. Eventuele maatregelen zijn direct, op korte of op middellange termijn uit te voeren (bijvoorbeeld parameterwijzigingen of softwareaanpassingen). Het uitvoeren van een quick scan kost twee werkdagen. Een quick scan wordt vaak uitgevoerd volgens de programmering of wanneer klachten zijn ontvangen over het functioneren van een VRI. Uit een quick scan kan blijken dat een aanvullend onderzoek nodig is in de vorm van een uitgebreid onderzoek (eventueel met netwerkstudie). 1.3 Uitgebreid onderzoek Een uitgebreid onderzoek wordt uitgevoerd op basis van de programmering of omdat uit een quick scan is gebleken dat aanvullend onderzoek nodig is. Het uitvoeren van een uitgebreid onderzoek zonder netwerkstudie kost ongeveer vijf werkdagen. Bij een uitgebreid onderzoek wordt het functioneren van een of meerdere VRI s beoordeeld en wordt nader onderzoek gedaan naar geconstateerde problemen. De werkwijze van een uitgebreid onderzoek sluit aan op die van een quick scan. Daarnaast maakt de medewerker gebruik van hulpmiddelen zoals [computerprogramma s van wegbeheerder X] om het onderzoek uit te voeren en de evaluatie zowel kwalitatief als kwantitatief (met verkeerskundige kengetallen) te onderbouwen (zie Basis voor een Nota Verkeerslichten, bijlage N). Eventuele maatregelen kunnen variëren van korte tot lange termijn, bijvoorbeeld het toevoegen van functionaliteit aan het regelprogramma of het aanleggen van een extra opstelstrook. Indien je een voorkeur hebt voor bepaalde computerprogramma s, kun je deze hier expliciet benoemen. Netwerkstudie Een netwerkstudie is een uitgebreid onderzoek voor meerdere kruispunten waarbij wordt gekeken naar de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de verkeersstromen en VRI s op een traject of in een netwerk. De basis van de netwerkstudie wordt gelegd bij het uitgebreide onderzoek van de individuele VRI s. In de netwerkstudie worden daarna de individuele VRI s gezamenlijk als een geheel onderzocht. Het uitvoeren van een netwerkstudie kost tien tot vijftien werkdagen. Dit is afhankelijk van het aantal VRI s. 1.4 Scenario-onderzoek Bij scenario-onderzoek wordt geëvalueerd of een regelscenario het gewenste effect heeft. In deze context wordt met een regelscenario het volgende bedoeld. De verkeerssituatie kan door omstandigheden zoals werkzaamheden of een tunnelafsluiting tijdelijk afwijken van de normale situatie. Het kan dan beter zijn voor de doorstroming om de instellingen van één of meer VRI s aan te passen aan deze afwijkende situatie. Het geheel van deze afwijkende instellingen wordt een regelscenario genoemd. Een regelscenario kan ook andere DVM-systemen dan VRI s bevatten. Vaak zijn regelscenario s met één druk op de knop vanuit de verkeerscentrale te activeren, maar ze kunnen ook in de VRI geladen worden en zonder menselijke tussenkomst starten op basis van klokperiodes of intensiteitstellingen met de lussen. Er Pagina 11 van 56

zijn scenario s voor geplande gebeurtenissen zoals werkzaamheden en evenementen en voor ongeplande gebeurtenissen (incidenten). De wijze van toetsing hangt af van de mogelijkheden. Bij een scenario voor een geplande gebeurtenis wordt een straatobservatie uitgevoerd. Bij een scenario voor een ongeplande gebeurtenis vormen de logfiles de basis voor de beoordeling. Indien een scenario niet het gewenste effect heeft, kunnen parameterwijzigingen of softwareaanpassingen doorgevoerd worden ten behoeve van het scenario. Geef hier aan wat voor jou van toepassing is. Heb je scenario s met andere DVM-systemen? Heb je een bediencentrale? Wordt er bij de VRI s die in regelscenario s zitten gelogd? Pagina 12 van 56

2 Stappenplan Dit stappenplan volgt de cyclus voorbereiding, toetsing, analyse, maatregelen, controle op maatregelen en rapportage. Deze cyclus kan voor elk van de vier typen onderzoek (monitoring, quick scan, uitgebreid onderzoek en scenario-onderzoek) doorlopen worden, maar niet elke stap is voor elk onderzoek exact hetzelfde. Voor een overzicht van de verschillen tussen de onderzoeken, zie tabel 1.1. 2.1 Voorbereiding De voorbereiding van een verkeerskundige evaluatie is in alle gevallen hetzelfde: opstellen van een plan van aanpak; inventarisatie van gegevens; bestudering van informatie; controle of de VRI technisch goed functioneert. 2.1.1 Opstellen plan van aanpak Het plan van aanpak is een korte opsomming van: doelstelling van de VRI en daarbij behorende kwaliteitseisen waaraan de VRI getoetst wordt 2 benodigde informatie; te onderzoeken periodes (dag(en) van de week en ochtendspits, avondspits, dalperiode of anders); data en tijdstippen van straatobservatie (indien van toepassing); periode waarover logfiles geanalyseerd worden (indien van toepassing); eventuele aanvullende doelstellingen en aandachtspunten voor de VRI 3 ; eventuele klachten over de VRI. Indien de één of meerdere poten van het kruispunt in beheer zijn bij een andere wegbeheerder, is het goed om op te vragen of er bij hem klachten zijn binnengekomen over de VRI. Weggebruikers weten vaak namelijk niet wie de beheerder van een VRI is; eventuele andere VRI s in de invloedssfeer die tegelijk onderzocht moeten worden. Indien een straatobservatie gepland is, staat tevens vermeld hoe de medewerker omgaat met het aspect veiligheid bij het uitvoeren hiervan, om zo werkgerelateerde ongevallen tot een minimum te beperken. Hoe uitgebreider het onderzoek, hoe uitgebreider het plan van aanpak moet zijn. Zo kan bij monitoring volstaan worden met een checklist van de gemeten grootheden die gecontroleerd zullen worden. Vaak kan volstaan worden met een standaard plan van aanpak waaraan enkel de bijzondere aandachtspunten voor de te onderzoeken VRI toegevoegd worden. Geef hier aan wat voor jou belangrijk is bij het documenteren. Heb je bijvoorbeeld een checklist die ingevuld moet worden, voeg deze dan toe als bijlage. 2.1.2 Inventarisatie van gegevens Uit het plan van aanpak volgt welke informatie nodig is om het onderzoek uit te voeren. De medewerker inventariseert welke informatie al beschikbaar is en welke 2 De doelstelling van een verkeerskundige evaluatie is in principe altijd het toetsen of de VRI nog voldoet aan de kwaliteitseisen. Het is belangrijk om te controleren of de kwaliteitseisen nog up-to-date zijn. 3 Het kan nuttig zijn om andere belanghebbenden te informeren over de evaluatie, zodat zij extra aandachtspunten kunnen meegeven. Pagina 13 van 56

informatie nog opgevraagd moet worden. In deze stap is een duidelijk onderscheid tussen de verschillende soorten evaluaties. Bij monitoring kan vaak worden volstaan met de logfiles, terwijl voor een uitgebreid onderzoek juist veel gegevens nodig zijn. De te verzamelen informatie bestaat afhankelijk van het soort onderzoek- uit logfiles, geregistreerde klachten, kruispunttekeningen, verkeerstellingen, specificaties van de VRI en verkeersveiligheidgegevens. Deze informatie heeft de medewerker nodig om zich een beeld te vormen van het kruispunt en de problemen die zich voordoen. In bijlage A.1 staat een overzicht van de verschillende soorten informatie die een medewerker voor een onderzoek nodig heeft en waarom hij deze nodig heeft. Verkeerstellingen verdienen daarbij bijzondere aandacht en worden daarom hieronder toegelicht. Verkeerstellingen Met de verkeerstellingen en geregistreerde klachten bepaalt de medewerker de te onderzoeken periodes. Binnen deze periodes voert de medewerker observaties uit of hij analyseert de logfiles van deze periodes. De uitzondering hierop is scenarioonderzoek 4. De medewerker kiest observatieperiodes als volgt uit: 1 Bepaal het drukste uur in de ochtend- en in de avondspits op weekdagen 5 en ga in ieder geval (tijdens) die uren in beide spitsen observeren/analyseren, omdat dan de druk op de VRI( s) het grootst is. 2 Bepaal andere momenten in de week waarop er duidelijk meer verkeer is dan normaal (maximale drukte), bijvoorbeeld koopavonden of evenementen in weekenden en ga eventueel ook (op) die momenten observeren/analyseren. 3 Bepaal aan de hand van de klachtenregistratie wanneer de meeste klachten zich voordoen (in de spits, overdag, s nachts etc.) en ga ook (op) die momenten observeren/analyseren om zo een (eigen) beeld te vormen van de klacht en hier passend op te reageren. Bij een gedetailleerde melding kan zelfs de logfile van het precieze moment van de klacht onderzocht worden. Neem indien nodig contact op met de klager(s). 4 Bepaal aan de hand van de ongevallenanalyse (zie Bestuderen van informatie ) wanneer en onder welke omstandigheden de meeste ongevallen zich voordoen (in de spits, in het donker, bepaalde weersomstandigheden etc.). Indien er sprake is van ongevallenclusters, ga dan voor zover mogelijk ook (op) die momenten observeren/analyseren. Analyseer ook de logfiles van de precieze momenten van individuele ernstige ongevallen 6. 5 Het is raadzaam om in ieder geval één keer een observatie/analyse uit te voeren tijdens/van een dalperiode, omdat er dan minder verkeer is en problemen die op drukke momenten niet opvallen, juist dan wel opvallen, bijvoorbeeld onnodig of onnodig lang groen geven op een richting. Bij een observatie is het efficiënt om deze aansluitend met een spitsobservatie uit te voeren. Omdat intensiteitsgegevens de beste basis zijn om de observatiemomenten te bepalen, is het bij een quick scan wenselijk om over verkeerstellingen te beschikken. Bij een uitgebreid onderzoek en een netwerkstudie zijn de tellingen onmisbaar voor het uitvoeren van de kwantitatieve analyses. Bij het ontbreken van verkeerstellingen gaat de medewerker na of het mogelijk is om tellingen te laten uitvoeren door de VRI. Een aandachtspunt hierbij is het con- 4 Bij scenario-onderzoek wordt de onderzoeksperiode bepaald door de inzet van het scenario. 5 Uit onderzoek blijkt dat de spitsperioden van dinsdag en donderdag vrijwel altijd maatgevend zijn. 6 In deze context is een ongeval ernstig wanneer er doden of gewonden zijn gevallen. Pagina 14 van 56

troleren of daadwerkelijk de intensiteit geteld wordt 7. Bij overbelasting kan de VRI met zijn detectielussen alleen de capaciteit meten. Indien het niet mogelijk is om de VRI te laten tellen, is het alternatief om visuele tellingen uit te laten voeren. Dit is echter duur en een visuele telling is altijd een momentopname door de korte telperiode. Het advies is om visuele tellingen alleen te laten uitvoeren voor een uitgebreid onderzoek of netwerkstudie. 2.1.3 Bestuderen van informatie De volgende stap bij de voorbereiding is het bestuderen van de verzamelde informatie: listing van de specificatie bestuderen voor overzicht van onder andere: - richtingen; - koppelingen; - openbaar vervoeringrepen; - tijdsinstellingen. Let op: parameterwijzigingen worden niet altijd goed gedocumenteerd. Zorg dus altijd dat je beschikt over de actuele instellingen; kruispunttekening bestuderen voor: - beeldvorming; - vergelijking tussen tekening en listing (indien deze niet overeenkomen, juiste versie aanvragen); klachten bestuderen; regelprogramma bestuderen om functionaliteit van de regeling te begrijpen 8 met behulp van de testomgeving (bijv. met flash): - detectoren testen op aanvraag- en verlengfuncties; - groenafhandeling toetsen; - koppelsignalen testen; eerdere memo s en rapportages over het functioneren van de VRI doornemen; ongevallenanalyse uitvoeren (bij quick scan en uitgebreid onderzoek; zie bijlage A.2) - analyse van geregistreerde ongevallen (aantal, oorzaken, omstandigheden); - aandachtspunten verkeersveiligheid bepalen voor de observatie. Aan de hand hiervan maakt de medewerker een observatie- of analyseplan. Hierin staat beschreven wanneer de observatie plaatsvindt of welke logperiode geanalyseerd wordt, wat de aandachtspunten zijn en welke acties de medewerker uitvoert. Een voorbeeld van een observatieplan staat in bijlage A.3. Geef hier aan wat voor jou belangrijk is bij het documenteren. Heb je bijvoorbeeld een checklist die ingevuld moet worden, voeg deze dan toe als bijlage. 2.1.4 Controle van het technisch functioneren Voordat men begint met de verkeerskundige evaluatie van een VRI, is het zaak te controleren of de VRI technisch goed functioneert. Als dat niet het geval is, kan men bij het toetsen niet volledig uitsluiten dat een slechte verkeerskundige prestatie enkel en alleen aan de technische mankementen te wijten is. Is de VRI technisch in orde is, dan kan de medewerker aan de verkeerskundige evaluatie beginnen. Is de VRI technisch niet in orde, dan moet de medewerker storingen en/of defecten melden bij de technisch beheerder. Met het oog op de evaluatie kan de medewerker 7 Voor VRI s die op een verkeerskundige beheercentrale aangesloten zijn, kan men controleren of de gerealiseerde groentijden (vrijwel) altijd gelijk zijn aan de maximumgroentijden, of er meervoudige stops zijn en wat de geschatte wachtrijlengtes zijn. Voor VRI s zonder logbestanden kan men de gemeten waarden vergelijken met de theoretische capaciteit. 8 Dit is alleen mogelijk als de actueelste versie van het regelprogramma in deze vorm beschikbaar is. Pagina 15 van 56

ervoor kiezen de technische problemen voor lief te nemen en er rekening mee te houden bij het trekken van conclusies. De andere mogelijkheid is om het onderzoek uit te stellen tot de defecten gerepareerd zijn. Bij scenario-onderzoek is uitstel meestal niet mogelijk. 2.2 Toetsing De toetsing is het bepalen op de VRI nog voldoet aan de gestelde (beleids)doelen. Deze zijn via de regelstrategie uitgedrukt in meetbare kwaliteitscriteria. In het geval van een scenario-onderzoek wordt er bij de toetsing vastgesteld of het scenario het gewenste effect heeft op de verkeersafwikkeling (doorstroming en/of verkeersveiligheid). Toetsing kan op twee manieren gebeuren: door de logfiles te analyseren of door de verkeersafwikkeling op straat te bekijken. Bij een quick scan en bij een uitgebreid onderzoek wordt altijd een straatobservatie uitgevoerd, dus ook wanneer logfiles beschikbaar zijn. 2.2.1 Analyse van logfiles Bij de analyse worden met behulp van specialistische software de volgende vragen beantwoord: Hoe scoort de VRI op zijn meetbare kwaliteitscriteria (gemiddelde wachttijd per richting of vervoerssoort, wachtrijlengte etc.)? Worden de gestelde grenzen (bijna) overschreden? Hoe staat het met andere meetbare grootheden zoals cyclustijd, maximale wachttijd, groenbenutting, (over)belasting, onnodig wachten, meervoudige stops en roodlichtnegatie? Blijkt uit de faselog dat de regeling goed omgaat met bijzondere ingrepen? (zie ook de checklist in bijlage B). Suggereert dit alles een veilige, geloofwaardige, effectieve en efficiënte verkeersafwikkeling? Afhankelijk van het gebruikte systeem kan de analyse voor een deel automatisch gebeuren. Zo heeft de KWC de module Rapportage functionele beoordeling waarmee snel een overzicht gemaakt kan worden van de relevante grootheden en of ze binnen de gestelde normen vallen. Indien je hierover beschikt, kun je dit hier in de tekst opnemen. Aanvullend kan vanuit de verkeerscentrale met camera s (indien aanwezig) een indruk van de verkeersafwikkeling op het kruispunt verkregen worden. 2.2.2 Straatobservatie De medewerker voert de observatie van het betreffende kruispunt uit op het vastgestelde moment. De medewerker voert de observatie veilig uit volgens de richtlijnen zoals vastgesteld in CROW-publicatie 96 Richtlijnen werk in uitvoering. Hierin staat uitgelegd hoe werk langs wegen, zoals observaties, veilig uit te voeren. Er zijn aparte richtlijnen voor werken binnen en buiten de bebouwde kom. Als er verkeersmaatregelen nodig zijn, moet dit afgestemd worden via het verkeersloket. Tijdens de observatie voert de medewerker in ieder geval de volgende acties uit: controleren van de regelautomaat en de actuele instellingen (komt dit overeen met de vooraf verzamelde gegevens?); verrichten van intensiteits- en roodlichtnegatietellingen; inventariseren van problemen; verkennen van mogelijke oorzaken. In Bijlage C staat een uitgebreid en verder uitgewerkt overzicht van de aandachtspunten en uit te voeren acties tijdens de observatie. In deze bijlage zijn ook een overzicht van mogelijke oorzaken en een observatieformulier opgenomen. Pagina 16 van 56

Variant: mini-observatie door weginspecteur Sommige oudere VRI-automaten slaan geen logfiles op, waardoor bij geplande monitoring de toetsing door analyse van logfiles niet mogelijk is. Bij een monitoring in de programmering zijn onvoldoende uren geraamd voor een volwaardige straatobservatie. Het alternatief is dan om een senior weginspecteur in te zetten en hem een mini-observatie te laten uitvoeren aan de hand van een checklist (zie Bijlage D). Omdat er bij het evalueren van een VRI op andere dingen gelet wordt dan in het dagdagelijkse werk van een weginspecteur, is het belangrijk om de weginspecteur goed te briefen. 2.2.3 Resultaat De uitkomst van de toetsing is een oordeel over het functioneren van de VRI of het scenario. Met dit oordeel worden de vervolgacties bepaald. Dit gebeurt aan de hand van een beslisproces waarin de centrale vraag voldoet de VRI aan de kwaliteitscriteria? aangevuld wordt met enkele andere overwegingen. Het beslisproces is in figuur 2.1 weergegeven in de vorm van een stroomschema. Er zijn drie mogelijke vervolgstappen: 1 Het uitvoeren van een uitgebreide analyse (zie dit document 2.3). 2 Het vaststellen van een maatregelenpakket (zie dit document 2.4). Er wordt geen uitgebreide analyse uitgevoerd omdat dit niet nodig is 9. 3 Het documenteren van de toetsing (zie dit document 2.6). Er wordt geen uitgebreide analyse uitgevoerd en er wordt geen maatregelenpakket vastgesteld, omdat dit niet nodig is. 9 Het kan gebeuren dat een uitgebreide analyse niet nodig is, maar toch uitgevoerd wordt. Dit is het geval wanneer (a) het de laatste evaluatie voor de vervanging is, of (b) het om een VRI met lage prioriteit gaat. Voor deze VRI s is slechts één uitgebreide analyse in de levensduur voorzien en dit is minimaal. Pagina 17 van 56

Figuur 2.1 Bepalen van vervolgacties bij VRI-onderzoek Bij scenario-onderzoek is het beslisproces iets anders dan bij de andere onderzoeken (zie figuur 2.2). Daarnaast is er nog geen methode voor uitgebreide analyse van scenario s, en zijn de enige mogelijke vervolgacties het nemen van maatregelen en het documenteren van de toetsing. Indien de toetsing plaatsvindt naar aanleiding van een klacht of melding, vindt een terugmelding aan de klager / melder plaats. Pagina 18 van 56

Figuur 2.2 Bepalen van vervolgacties bij scenario-onderzoek 2.3 Analyse De analyse heeft als doel een compleet beeld te geven van het (verkeerskundig) functioneren van een VRI en bestaat uit: bepalen van de methodiek; analyse van de huidige situatie; analyse van oplossingsrichtingen; evaluatie. 2.3.1 Methodiek Een uitgebreide analyse levert naast kwalitatieve resultaten ook kwantitatieve resultaten op. De eerste stap is het bepalen van de methodiek en in te zetten hulpmiddelen (verkeersregeltechnische programma s): Analyse van een starre, solitaire regeling als model voor een voertuigafhankelijke regeling (zie Bijlage E). Hiervoor gebruikt men vaak het computerprogramma COCON, wat op een relatief eenvoudige en snelle manier inzicht geeft in het functioneren van de regeling en de effecten van aanpassingen aan de regeling. De uitkomsten zijn echter beperkt toepasbaar, omdat men uitgaat van een modelsituatie met een starre regeling waarbij in een uur tijd het verkeersaanbod gelijk blijft. Simulatie van een verkeersregelprogramma waarbij het gedrag van en de interactie van de verkeersdeelnemers onderling gemodelleerd zijn. Hiervoor gebruikt men een microsimulatiepakket (Vissim, Aimsun,...). Met een microsimulatieprogramma kunnen voor één of meerdere VRI s zowel starre als voertuigafhankelijke regelingen, alsmede alle tussenvormen gemodelleerd en geëvalueerd worden. Het uitvoeren van microsimulaties is relatief gecompliceerd en kost meer tijd dan een analyse met COCON. De resultaten zijn echter betrouwbaarder, omdat het model rekening houdt met fluctuaties in het verkeersaanbod. Pagina 19 van 56

Simulatie van een starre netwerkregeling (als model van een halfstarre netwerkregeling). Deze methode wordt enkel gebruikt voor netwerkstudies. Bij deze methode gebruikt men het programma TRANSYT, wat de verkeersafwikkeling en de verkeerslichtenregeling simuleert en optimaliseert voor een netwerk van wegen en kruispunten. Over het algemeen volstaat een analyse met COCON. Voor een netwerkstudie maakt de medewerker meestal gebruik van modellering in COCON van de solitaire geregelde VRI s als basis voor het onderzoek met TRANSYT. Microsimulaties worden enkel uitgevoerd wanneer men verwacht dat modellering met een starre regeling en gelijkblijvend verkeersaanbod in een uur te zeer afwijkt van de realiteit voor toepasbare resultaten. 2.3.2 Huidige regelingen De volgende stap is om met behulp van de gekozen verkeersregeltechnische programma s een model te maken van de huidige regeling(en) voor de te onderzoeken periodes. Deze zijn bepaald in het plan van aanpak. De medewerker gebruikt de volgende gegevens: intensiteiten (per periode, per richting en verdeeld per voertuigsoort); (afrij)capaciteiten; regelstructuur; parameterinstellingen; metingen uitgevoerd tijdens de observatie om de modellering te valideren en (indien nodig) aan te passen. In Bijlage E staat de werkwijze beschreven voor het in COCON modelleren van een voertuigafhankelijke regeling. Bij een netwerkstudie zijn aanvullende gegevens nodig: intensiteiten (afkomstig uit een herkomst-bestemmingsmatrix 10 ); afstanden tussen kruispunten (van stopstreep naar stopstreep); wettelijk toegestane maximumsnelheid; werkelijke (gemiddelde) snelheid 11. De modellering van de huidige situatie geeft inzicht in het functioneren, eventuele problemen en de oorzaken van deze problemen ( evaluatiegegevens ). Tevens gebruikt de medewerker de evaluatie van de huidige situatie als basis voor de evaluatie van oplossingsrichtingen met verbetermaatregelen. Zijn er geen problemen in de huidige situatie, dan maakt de medewerker nog een schatting van de toekomstbestendigheid van de VRI: hoe lang duurt het voor er problemen optreden als gevolg van de autonome groei van het verkeer en eventueel andere reeds bekende ontwikkelingen? Dit doet de medewerker door de intensiteiten met een percentage op te hogen en te toetsen of de VRI het verkeer dan nog zonder problemen afwikkelt. Hiervoor wordt meestal een waarde van 3% per jaar aangehouden. Als naar verwachting op korte of middellange termijn problemen zullen ontstaan, moet de medewerker nagaan of het mogelijk is om preventief maatregelen te nemen. 10 Voor een netwerkstudie is het van belang om te weten welke route voertuigen afleggen binnen het te onderzoeken netwerk, zodat duidelijk is waar voertuigen vandaan komen en waar ze naar toe rijden 11 De werkelijk gereden snelheid op een locatie kan sterk afwijken van de toegestane maximumsnelheid. Zo kunnen weggebruikers te hard rijden omdat ze de toegestane maximumsnelheid als onnodig laag ervaren. Het komt ook voor dat de werkelijk gereden snelheid juist lager dan de toegestane snelheid ligt, bijvoorbeeld wanneer de afstand tussen twee kruispunten kort is en er veel rijstrookwisselingen zijn om voor te sorteren. Pagina 20 van 56

2.3.3 Oplossingsrichtingen Een oplossingsrichting is een maatregel of een pakket van meerdere gecombineerde maatregelen dat mogelijk de verkeersafwikkeling op het kruispunt verbetert. Het zoeken naar oplossingsrichtingen is enkel noodzakelijk wanneer in de huidige situatie problemen geconstateerd zijn of er in de toekomst problemen verwacht worden. De medewerker rekent de effecten van verschillende oplossingsrichtingen door en hij evalueert ze met het verkeersregeltechnische programma. Bij het doorrekenen van de oplossingsrichtingen is het van belang dat wordt voldaan aan dezelfde uitgangspunten, om de resultaten zowel onderling als met de huidige regelingen te kunnen vergelijken. In Bijlage F van dit document is een overzicht opgenomen met mogelijke maatregelen. 2.3.4 Evaluatie De laatste stap is om de evaluatiegegevens van de huidige situatie te vergelijken met die van de oplossingsrichtingen. Op basis hiervan maakt de medewerker inzichtelijk wat de kwantitatieve voor- en nadelen zijn van een oplossingsrichting en welke potentiële winst een oplossingsrichting levert aan de doorstroming van het verkeer. Bij deze stap rekent de medewerker ook na hoeveel potentiële groeiruimte een oplossingsrichting biedt. Dit gebeurt op dezelfde wijze als het bepalen van de toekomstvastheid van de huidige situatie. Om schijnnauwkeurigheid te voorkomen, is het beter om evaluatiegegevens af te ronden. Voorbeelden hiervan zijn: wachttijd op hele seconden; voertuigverliesuren per jaar op 500 of 1.000 en de totale kosten op 500, - of 1.000, -. 2.4 Maatregelen Indien de verkeersafwikkeling door een VRI niet voldoet aan de gestelde kwaliteitsniveaus, is het zaak dat de verkeerskundig beheerder maatregelen neemt om de prestatie weer op peil te brengen. Daarnaast kan het nodig zijn om preventief in te grijpen en zo slecht presteren te voorkomen. Deze stap is onderverdeeld in de volgende activiteiten: het benoemen van oplossingsrichtingen (tenzij dit al bij de analyse gebeurd is); het evalueren van oplossingsrichtingen (tenzij dit al bij de analyse gebeurd is); het samenstellen van een maatregelenpakket; het uitwerken en uitvoeren van de maatregelen of het begeleiden hiervan. 2.4.1 Benoemen oplossingsrichtingen Aan de hand van de constateringen uit de toetsing (en eventueel de analyse benoemt de medewerker oplossingsrichtingen. Een oplossingsrichting kan uit meerdere, gecombineerde maatregelen bestaan. Maatregelen (zie ook bijlage F) zijn te verdelen in categorieën volgens de termijn van implementeren: direct: enkel parameterwijzigingen; korte termijn: 0 tot 2 jaar, bijvoorbeeld aanpassingen aan het regelprogramma; middellange termijn: 2 tot 5 jaar, bijvoorbeeld een andere rijstrookindeling; lange termijn: meer dan 5 jaar, bijvoorbeeld een volledige aanpassing van het kruispunt. Pagina 21 van 56

Een andere veelgebruikte indeling is volgens de te maken kosten, bijvoorbeeld: Kosteloos (parameterwijzigingen); Binnen eigen budget; Kan meegenomen worden binnen een reeds gepland project; Budget moet aangevraagd worden. Parameterwijzigingen hebben vaak de voorkeur, omdat ze vrijwel kosteloos uit te voeren zijn. De medewerker kan de wijzigingen immers zelf wijzigen, op afstand via de beheercentrale of op locatie via het geïntegreerde bedieningspaneel. Dat laatste kan eventueel zelfs tijdens een observatie plaatsvinden. Het is van belang dat de medewerker zijn wijzigingen in de instellingen van de VRI documenteert. 2.4.2 Evalueren van oplossingsrichtingen Bij het evalueren van de oplossingsrichting maakt de medewerker een inschatting van het effect en de kosteneffectiviteit van de verschillende oplossingsrichtingen: Wordt met de oplossingsrichting de kwaliteit van de prestatie van de VRI of het scenario weer op peil gebracht? Wat is de kosten-batenverhouding van de oplossingsrichting? Wanneer uitgebreide analyse met een softwarepakket plaatsvindt, kunnen de antwoorden op deze vragen kwantitatief onderbouwd worden. Bij monitoring, quick scan of scenario-onderzoek maakt de medewerker meestal een inschatting gebaseerd op zijn ervaring. Indien grootschalige maatregelen geadviseerd worden (bijv. een volledige aanpassing van het kruispunt), is een kwantitatieve onderbouwing echter een vereiste, ook wanneer geen uitgebreid onderzoek in de programmering opgenomen was. 2.4.3 Vaststellen maatregelenpakket De volgende stap is het kiezen welke maatregelen daadwerkelijk uitgevoerd worden. Daarbij richt de medewerker zich op het op peil brengen van de verkeerskundige prestatie van de VRI of het scenario op zo kort mogelijke termijn tegen zo laag mogelijk kosten. Bij deze stap kan overleg met diverse betrokkenen en belanghebbenden nodig zijn, zodat het maatregelenpakket voor iedereen aanvaardbaar is. Het is aan de wegbeheerder zelf om te bepalen welke mensen van welke afdelingen hierbij betrokken zijn. 2.4.4 Maatregelen uitwerken en uitvoeren Wanneer een maatregelenpakket is vastgesteld, bepaalt de medewerker eerst wie welke maatregelen uitwerkt en uitvoert. Het kan zijn dat de medewerker zelf de maatregelen uitvoert 1, maar het kan ook gebeuren dat het werk onder de verantwoordelijkheid van een andere afdeling valt, of dat het beter is om het werk uit te besteden. De verkeerskundig beheerder houdt toezicht op het verloop van de implementatie. Daarbij horen ook de in paragraaf 4.2.3 (Basis voor een Nota Verkeerslichten) beschreven kwaliteitscontroles. Pagina 22 van 56

2.5 Controle op maatregelen Maatregelen worden genomen omdat een probleem geconstateerd is. Het ligt daarom voor de hand dat de medewerker na het implementeren van de maatregelen controleert of het probleem daadwerkelijk is opgelost. Bovendien moet de beheerder zeker zijn dat de maatregelen geen nieuwe problemen veroorzaakt hebben. De procedure van de controle loopt hetzelfde als die voor de toetsing door monitoring. Er kunnen echter redenen zijn om in plaats van monitoring te kiezen voor een straatobservatie. Bijvoorbeeld wanneer in de straatobservatie een probleem is vastgesteld dat niet gezien is in de analyse van de logfiles, is het waarschijnlijk dat het effect van de maatregelen op het probleem ook niet of slecht zichtbaar is in de logfiles. Tussen het uitvoeren van de maatregelen en het controleren op effect moet een gewenningsperiode van minimaal vier weken zitten. Die periode is nodig om de weggebruikers aan de gewijzigde situatie te laten wennen en het verkeersbeeld weer stabiel te krijgen. 2.6 Documenteren Voor alle typen onderzoek is de laatste fase het schrijven van een rapportage over het uitgevoerde onderzoek. Dit zorgt ervoor dat kennis bewaard blijft in de organisatie en beschikbaar is voor collega-verkeerskundigen. De rapportage kan ook gebruikt worden om diverse betrokkenen en belanghebbenden te informeren. De omvang en diepgang van de rapportage zijn afhankelijk van de omvang en diepgang van het onderzoek. De rapportage van een quick scan is kort en bondig in de vorm van een memo, terwijl de rapportage van een netwerkstudie uitgebreider is, met diverse bijlagen. Bij monitoring kan vaak volstaan worden met een ingevulde checklist. Een rapportage beschrijft het uitgevoerde onderzoek aan de hand van: huidige situatie en of deze voldoet aan de kwaliteitseisen; uit te voeren maatregelen (indien van toepassing); effecten van de maatregelen (indien van toepassing); doorkijk naar de toekomst. Deze rapportage wordt in het archief bij de overige gegevens van de VRI geplaatst. Pagina 23 van 56

Pagina 24 van 56

Bijlage A Voorbereiding van een verkeerskundige evaluatie A.1 Voorbeeld van een plan van aanpak voor een quick scan Ter beschikking gesteld door de gemeente Den Haag. A.1.1 A.1.2 A.1.3 A.1.4 A.1.5 Aanleiding en doelstelling In het kader van periodiek verkeerskundig beheer wordt een quick scan uitgevoerd van het functioneren van de VRI op het kruispunt van de Loosduinseweg met de Monstersestraat te Den Haag. Doel hierbij is om na te gaan of de VRI nog (optimaal) functioneert voor de huidige verkeerssituatie. Hierbij zijn drie mogelijke uitkomsten: de regeling voldoet, met enkele parameterwijzigingen voldoet de regeling weer, of er is een uitgebreider onderzoek noodzakelijk. Benodigde informatie Geregistreerde klachten (aanwezig); Kruispunttekening (aanwezig); Verkeerstellingen (niet aanwezig); VRI specificaties (aanwezig); Verkeersveiligheidgegevens (opzoeken met ViaStat). Methode Tijdens de observaties wordt gelet op: afwikkeling van het verkeer op het kruispunt; hiaattijden; groentijden; ontruimingstijden; cyclustijden; overbelasting; kruispunt lay-out; restcapaciteit. Specifiek wordt extra aandacht besteed aan het blokkeren de tramsporen. Hier zijn klachten over geuit door weggebruikers. Onderzoeksperiodes Op dinsdag 11 januari 2011 wordt van 7.00u tot 9.00u de ochtendspits geobserveerd. Op dezelfde dag wordt van 15.30u tot 18.30u eerst de dalperiode en aansluitend de avondspits geobserveerd. Voor deze dag en tijden wordt gekozen omdat dit de momenten zijn waarop de VRI het meeste verkeer moet verwerken. In deze periode is dus het beste te zien hoe de VRI presteert onder drukte. Kwaliteitseisen Uit de regelstrategie zijn voor dit kruispunt de volgende kwaliteitseisen afgeleid: Richting Verkeerssoort Kwaliteitseis Waarde Alle Hulpdiensten Gemiddelde vertraging 0 s 42 & 48 Tram Gemiddelde wachttijd 5 s 2 & 8 Autoverkeer Gemiddelde wachttijd 60 s 1, 3, 4, 6, 7, 9, 10 & 12 Autoverkeer Gemiddelde wachttijd 80 s 5, 12 Autoverkeer Gemiddelde wachttijd 100 s Alle Langzaam verkeer Gemiddelde wachttijd 90 s Alle Autoverkeer Blokkade tramsporen 1/10 cycli Pagina 25 van 56

A.1.6 Veiligheid Om veilig te kunnen werken, wordt van te voren gekeken waar het veilig is om tijdens de observatie te staan. Als dit niet op het trottoir of achter een geleiderail kan, dan wordt een reflecterend hesje of reflecterende jas gedragen en wordt op een zo veilig mogelijke plaats in de berm gestaan. A.2 Stappenplan ongevallenanalyse voor een geregeld kruispunt A.2.1 Stappenplan 1. Eerste evaluatie veiligheid kruising: op basis van het totale aantal ongevallen bij een kruising evalueren of sprake is van een gevaarlijke situatie. Wanneer er sprake is van een gevaarlijke situatie moet er in ieder geval een uitgebreidere veiligheidsanalyse volgen. Wanneer er geen sprake is van een onveilige situatie, is het niet noodzakelijk om het hele stappenplan te doorlopen. Wel wordt aangeraden om bij de straatobservatie (die altijd onderdeel is van een quick scan en van een uitgebreid onderzoek) te letten op de aandachtspunten van stap 2. Een situatie is gevaarlijk indien: er sprake is van slachtoffer of fatale ongevallen en er in een periode van vijf jaar tien ongevallen zijn geregistreerd; er sprake is van slachtoffer of fatale ongevallen en er in een periode van vijf jaar vijf ongevallen met een overeenkomstig kenmerk zijn geregistreerd; er alleen sprake is van ongevallen met uitsluitend materiële schade en er in een periode van drie jaar tien ongevallen zijn geregistreerd; er alleen sprake is van ongevallen met uitsluitend materiële schade en er in een periode van drie jaar vijf ongevallen met een overeenkomstig kenmerk zijn geregistreerd. Onder ongevallen met een overeenkomstig kenmerk wordt verstaan: zelfde type ongevallen, zoals kop/staart, flank, frontaal of eenzijdige ongevallen; ongevallen met dezelfde toedracht, zoals geen voorrang verlenen, macht over stuur verliezen of onvoldoende afstand houden; ongevallen tussen specifieke groepen verkeersdeelnemers, zoals ongevallen tussen gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer; ongevallen welke om een andere reden een relatie met elkaar hebben. 2. Tweede evaluatie veiligheid kruising: op basis van observaties op straat. Observaties op straat maken altijd een belangrijk onderdeel uit van het plegen van verkeerskundig beheer bij verkeersregelinstallaties. Bij voorkeur wordt in ieder geval eenmaal tijdens de avondspits en eenmaal tijdens de ochtendspits geobserveerd. Wanneer uit de ongevalgegevens naar voren komt dat ongevallen met name op specifieke momenten voorkomen, wordt aangeraden om ook op deze momenten te gaan observeren. Voorbeelden van specifieke momenten zijn bij regen, schemer of in het donker of bijvoorbeeld op zaterdagmiddag. Omdat zowel voor het opstellen van hypotheses als voor het verifiëren van hypotheses observaties van belang zijn, zal er bij een in stap 1 als gevaarlijke situatie aangeduide kruising minimaal twee keer geobserveerd moeten worden. Voor het beoordelen van de veiligheid moet in ieder geval naar de volgende elementen gekeken worden: Ontruimingstijden; heeft verkeer voldoende, maar niet teveel, tijd om veilig af te rijden? Pagina 26 van 56

Maximumgroentijden: Komt het regelmatig voor dat het groen van een richting beëindigd wordt omdat de maximumgroentijd bereikt wordt, terwijl de wachtrij nog niet in zijn geheel weggereden is? Kijk dan of de maximumgroentijden zo aangepast kunnen worden dat dit niet meer regelmatig voorkomt. Bij erg drukke kruisingen kan het zijn dat het niet mogelijk is om alle richtingen voldoende lang groen te geven zonder dat verkeerslichten voor drukke richtingen regelmatig midden in een wachtrij naar geel en rood gaan. Probeer in dat geval vooral te voorkomen dat maximumgroentijden te kort zijn voor richtingen waarvan de wachtrij pas laat zichtbaar is voor aankomend verkeer. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer een kruising vlak na een bocht of viaduct ligt. Bij kruisingen na de afrit van een snelweg heeft het door de hoge snelheid van verkeer dat aan komt rijden de voorkeur om in ieder geval de richtingen vanaf de afrit voldoende groen te geven om de hele wachtrij in één groentijd af te kunnen laten rijden. Hiaattijden: Wordt het groen van een richting op een logisch moment beëindigd? Bij voorkeur rijdt het laatste voertuig in de eerste seconde van geel over de stopstreep. Goede instelling van de hiaattijden moet voorkomen dat zich tijdens einde groen meerdere voertuigen in de dilemmazone bevinden. De dilemmazone is het gebied waarin automobilisten kunnen beslissen om af te remmen of door te rijden. Wanneer twee voertuigen bij einde groen deze afweging moeten maken, en het voorste voertuig besluit te stoppen terwijl het achterste voertuig besluit door te rijden, leidt dit toch gevaarlijke situaties. Een goede detectieconfiguratie is hierbij ook van belang. Markeringen: goed zichtbare, niet versleten, markeringen zijn erg belangrijk voor het bepalen van de juiste plaats op de weg. Bij deelconflicten geven markeringen aan waar voertuigen zich veilig op kunnen stellen. Bij wegen met dubbele rijstroken of wegen waarbij tegenliggers niet fysiek van elkaar gescheiden zijn, zijn goede markeringen erg belangrijk om frontaal ongevallen of het schampen van andere voertuigen te voorkomen. Kijk bij observaties dus altijd of de markeringen aan vervanging toe zijn. Deelconflicten: deelconflicten kunnen alleen veilig verlopen wanneer weggebruikers voldoende zicht op conflicterende richtingen hebben. Voor met name senior weggebruikers geldt daarnaast dat deelconflicten op complexe kruisingen vermeden moeten worden. In de figuren zijn situaties aangegeven waarbij deelconflicten af te raden zijn. Wanneer de hoek tussen conflicterende richtingen Links afslaand verkeer belemmert het zicht op rechtdoor- kleiner is dan 90º, hebben bestuurders onvoldoende zicht op medeweggebruikers om een gaand verkeer. Bij deze wegindeling is een deelconflict dus deelconflict toe te staan. Hetzelfde geldt voor Voor meer aandachtspunten tijdens observaties bomen of geparkeerde kan gekeken auto s worden op naar de hoek het overzicht van mogelijke hypotheses. van de niet veilig. kruising. 3. Benoemen dominante ongevalsgroepen. Pagina 27 van 56

Wanneer uit stap 1, het analyseren van de geregistreerde ongevallen, naar voren is gekomen dat er sprake is van een gevaarlijke situatie, dan is het belangrijk om in kaart te brengen om wat voor ongevallen het hier gaat. Dit kan door dominante ongevalsgroepen te benoemen en per groep te kijken welke ongevalsoorzaken er voor deze groep mogelijk zijn. Een dominante ongevalsgroep is een groep van minimaal 5 ongevallen met een zelfde kenmerk. De volgende uitgangspunten worden gebruikt om dominante ongevalsgroepen te benoemen: Zelfde type ongevallen, zoals kop/staart, flank, frontaal of eenzijdige ongevallen tussen verkeersdeelnemers uit dezelfde richting. In ViaStat Online zijn dit ongevallen met dezelfde Aard. Manoeuvrediagrammen worden gebruikt om te bepalen uit welke richting voertuigen kwamen. Ongevallen met dezelfde toedracht, zoals geen voorrang verlenen, macht over stuur verliezen of onvoldoende afstand houden. In ViaStat zijn dat ongevallen met dezelfde Hoofdtoedracht. Zelfde type ongevallen (zelfde Aard ) maar voertuigen uit verschillende richtingen of richting onbekend. Ongevallen tussen specifieke groepen verkeersdeelnemers, zoals ongevallen tussen gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer, of ongevallen waarbij vrachtverkeer betrokken is. Ongevallen welke om een andere reden een relatie met elkaar hebben. Zo kunnen kop/staart ongevallen op een richting verband houden met een onduidelijk deelconflict en dus een relatie hebben met ongevallen met als toedracht geen voorrang verlenen. 4. Hypotheses per dominante groep opstellen. Voor de in stap 3 bepaalde ongevalsgroepen kunnen hypotheses van ongevalsoorzaken opgesteld worden. Hiervoor kan gebruik gemaakt worden van het overzicht van mogelijke hypotheses. Houdt daarnaast rekening met wat tijdens observaties opgevallen is. Indien nodig kan het overzicht van mogelijke hypotheses in deze stap aangevuld worden. 5. Verifiëren hypotheses per dominante groep. Op basis van informatie van de regeling, de ruimtelijke inrichtingen van het kruispunt en observaties op straat wordt geverifieerd welke hypotheses voor deze specifieke locatie bevestigd kunnen worden. 6. Opstellen dominante ongevalsoorzaken. Verschillende hypotheses en dominante ongevalsgroepen kunnen met elkaar samenhangen. Het is daarom belangrijk om op basis van de in de vorige stap bevestigde hypotheses een ongevalsoorzaak te formuleren. 7. Oplossingsrichting per ongevalsoorzaak definiëren. Om de verkeersveiligheid op de kruising te verbeteren, moeten de ongevalsoorzaken zoveel mogelijk weggenomen worden. Dit kan door tijdsinstellingen en parameters te wijzigen, softwareaanpassingen door te voeren, markeringen of borden te vervangen of toe te voegen of door de vormgeving van de kruising aan te passen. Houdt daarbij in het achterhoofd welke maatregelen daarnaast bijdragen aan een betere doorstroming en geloofwaardigheid voor de weggebruikers. Sommige maatregelen zullen per direct uitgevoerd moeten worden, anderen kunnen bijvoorbeeld tijdens een al ingeplande vervanging van de VRI doorgevoerd worden. A.2.2 Hypotheses per dominante groep Let op: dit overzicht pretendeert niet compleet te zijn. Pagina 28 van 56

Kenmerk Hypothesen Probleemdefinitie Kop/start Onvoldoende afstand Te laat opmerken wachtrij icm nat wegdek. Langere remweg en hoge naderingssnelheid, met name wanneer voorste voertuig wel nog kan remmen, maar verkeer met langere remweg of langere reactietijd niet. Te laat opmerken wachtrij icm VRI pas laat zichtbaar. Naderingssnelheid hoog en wachtrijvorming in combinatie met wachtrij laat zichtbaar door bijvoorbeeld bocht. Te laat opmerken van onverwacht afremmen van peloton voertuigen icm VRI pas laat zichtbaar Onverwacht afremmen van peloton i.v.m. bereiken maximum groen op de voor de bestuurder nog niet zichtbare kruising. Meerdere voertuigen in dilemmazone i.v.m. bereiken maximumgroentijd Moment van beëindigen groen is zodanig dat automobilisten die krachtig remmen van achteren worden aangereden door automobilisten die willen doorrijden. Meerdere voertuigen in dilemmazone i.v.m. ongunstig gekozen hiaattijden Moment van beëindigen groen is zodanig dat automobilisten die krachtig remmen van achteren worden aangereden door automobilisten die willen doorrijden. Meerdere voertuigen in dilemmazone icm lange geeltijd De duur van de geelfase is te lang, waardoor automobilisten die krachtig remmen van achteren worden aangereden door automobilisten die willen doorrijden. Geen doorgang / voorrang verlenen tussen Bromfietsers en Personenauto s Onverwachte ongeregelde of niet aangegeven conflicten. Wanneer automobilisten geen conflict verwachten, naderen zij het conflict met een hogere snelheid en kunnen automobilisten mogelijk niet op tijd afremmen. Zichtbelemerende objecten op hoek voor afslaand verkeer icm ongeregeld conflicten Door zichtbelemmerende objecten is conflicterend verkeer pas laat zichtbaar. In het geval van een hoge snelheid en/of lange reactietijd kan het voorkomen dat conflicterend verkeer te laat gezien wordt Verkeer dat voorrang moet verlenen staat voorbij verkeer dat voorrang heeft. Doordat het verkeer dat voorrang moet verlenen staat voorbij het verkeer dat voorrang heeft, waardoor zij geen (goed) zicht hebben op het verkeer dat voorrang verleend moet worden. Complexe, onoverzichtelijke kruising icm ongeregelde conflicten Bij complexe kruisingen is de workload hoger, er moet op meer dingen tegelijkertijd gelet worden. Hierdoor kan het voorkomen dat conflicterend verkeer over het hoofd gezien wordt, of dat de bestuurder te laat op conflicterend verkeer reageert. Pagina 29 van 56