Toelatingsexamen iologie Hogeshool Rotteram VOORBEELD Beste kaniaat, Controleer of je alle 9 pagina s van eze toets het ontvangen en geef je antwooren op het antwoorformulier. 1 Binweefsel Drie eweringen over inweefsel in het lihaam van e mens zijn: 1 Een epaal type inweefsel heeft een steunene funtie, 2 Een epaal type inweefsel heeft een vullene funtie, 3 In een epaal type inweefsel kan vet opgeslagen woren. Welke van eze rie eweringen is, of welke zijn juist? A Bewering 1 B De eweringen 1 en 2 C De eweringen 2 en 3 D De eweringen 1, 2 en 3 2 Spieren Afeeling Hier zie je e otten van e arm en e spieren van e ovenarm. Wat geeurt er met e onerarm (zie pijl)? A De onerarm lijft op zijn plaats B De onerarm gaat heen en weer C De onerarm gaat naar oven D De onerarm gaat naar eneen 3 Cellen In welk soort weefsel heen e ellen e langste uitlopers?
A In ekweefsel B In spierweefsel C In zenuwweefsel D In inweefsel 4 De nier Afeeling Hier zie je een oorsnee van e nier Hoe heet e ikste uis en welke vloeistof vervoert eze? A De nieraer met zuurstofarm loe B De nierslagaer met zuurstofrijk loe C De urineleier met urine D De urineuis met voorurine 5 Vezels Vezelrijke voeingsmielen zijn plantaarige voeingsmielen ie veel ellulose evatten. Dit is goe voor e spijsvertering. Als mogelijke verklaring hiervoor wort genoem: 1 Cellulose is gemakkelijk verteeraar. 2 Cellulose is een enzym at e vertering evorert in het armkanaal. 3 Cellulose is onverteeraar. Dit evorert e armwerking. Welke van eze eweringen is, of welke zijn juist? A Bewering 1 B De eweringen 1 en 2 C Bewering 3 D De eweringen 2 en 3
6 Groei Afeeling In het iagram is e groeisnelhei van een jongen en een meisje uitgezet tegen hun leeftij. Toen e metingen egonnen, waren e jongen en het meisje twee jaar ou en preies even lang. Over e groei van e jongen en het meisje woren 4 eweringen geaan. 1 Op hun 13 e verjaarag waren eien even groot 2 De groeisnelhei van het meisje was het grootst toen zij ron e 12 jaar was 3 De groeisnelhei van e jongen was het grootst toen hij ron e 16 jaar was 4 Wanneer e jongen 18 jaar is heeft hij zijn lengte ereikt. Welke van eze eweringen is juist? A Bewering 1 B Bewering 2 C Bewering 3 D Bewering 4 7 Slaap Deze eer ligt heerlijk te slapen met een glimlah op het geziht. De slaap estaat uit vershillene slaapfases. Welke slaapfase is hier het minst waarshijnlijk? A De remslaap B De inslaapperioe C De lihte slaap D De iepe slaap
8 Diepe knieuigingen Een persoon maakt 25 iepe knieuigingen. Het lihaam zou op e volgene manieren kunnen reageren. 1 De hoeveelhei loe ie per minuut het hart verlaat neemt toe 2 De hoeveelhei loe ie per minuut naar e enspieren gaat neemt toe 3 De aemhalingsewegingen nemen toe Welke van eze eweringen is of welke zijn juist? A Bewering 1 B Bewering 2 C Bewering 2 en 3 D De eweringen 1, 2 en 3 9 Zuurstofarm Het loe at een epaal hersengeie verlaat is zuurstofarm In welk van e volgene loevaten is it loe voor het eerst weer zuurstofrijk? A In een halsaer B In een halsslagaer C In een longslagaer D In een longaer 10 Organen Welk orgaan ij e mens voorkómt at het voesel in e luhtpijp komt? A De huig B Het strotteklepje C Een sluitspier D De tong 11 Inaeming. Een persoon staat rehtop. Gaan e rien ij iepe inaeming naar oven of naar eneen? En het mienrif? A De rien en het mienrif gaan naar oven B De rien gaan naar eneen en het mienrif gaat naar eneen C De rien gaan naar oven en het mienrif gaat naar eneen D De rien en het mienrif gaan naar eneen 12 Een hartkwaal Het geeurt wel eens at een sporter ij e meishe keuring voor een profarrière een hartkwaal lijkt te heen. Stel at er een afwijking aan e aortaklep is. Dan sluit eze klep onvoloene af waaroor e linkerkamer te vol raakt. Wat is e oorzaak van het te vol raken van e linkerkamer? A Er stroomt te weinig loe uit e linkerkamer naar e aorta B Er stroomt loe uit e aorta terug naar e linkerkamer C Er stroomt te veel loe uit e linker oezem naar e linkerkamer D Er stroomt loe van e rehterkamer naar e linkerkamer
13 Waterverlies Bij een omgevingstemperatuur van 20 graen Celsius verliest een persoon 2400 ml water per ag. Bij 30 graen is het waterverlies 3500 ml per ag. Door welk orgaan is eze extra 1100 ml vooral uitgesheien? A De armen B De hui C De longen D De nieren 14 Vegetariërs Vegetariërs zijn mensen ie geen vlees eten. Welke van e volgene prouten moeten zij vooral eten om in hun eiwitehoefte te voorzien? A Boter en anere vetten B Broo en anere granen C Fruit en anere vruhten D Bonen en anere peulvruhten 15 De neus Afeeling Hier zie je een oorsnee van het geziht. Wat zie je in het omirkele geeelte? A Het rotseen B De reukzintuigellen C Een neusijholte D De oogzenuw
16 Hormonen Het DNA van ateriën kan kunstmatig veraner woren. Deze ateriën kunnen an ijvooreel menselijke hormonen maken. Groeihormoon en insuline kunnen gemaakt woren oor ateriën. Dat kan omat ze tot een epaale groep stoffen ehoren. Tot welke groep stoffen ehoren eze hormonen? A De eiwitten B De koolhyraten C De mineralen D De vetten 17 Vermageren Ieman is ezig met een ieet. Welke van e volgene voeingsmielen evat het minste energie per 100 gram? A Mager vlees B Komkommer C Gekookt ei D Patat 18 Bewustworing Waneer wort een mens zih ewust van prikkels? A Als e prikkels omgezet woren in impulsen B Als e prikkels opgevangen woren oor zintuigellen C Als impulsen óór sensorishe ellen woren gelei D Als prikkels in e grote hersenen woren verwerkt 19 Insuline Insuline speelt een rol ij e regeling van het gluosegehalte van het loe. Waaroor wort e insuline afgifte geregel?: A Door e voorraa glyogeen in e lever B Door e enzymativiteit van e alvleesklier C Door e onentratie gluose in het loe D Door e onentratie van koolhyraten in e armen 20 Braken Braken is een reflexeweging. Het samentrekken van spieren is hiervoor verantwoorelijk. Welk onereel kan voorkomen at er voesel in e luhtpijp komt? A De huig B Het strotteklepje C De spieren van het strottenhoof D Het kan niet voorkómen woren 21 Oogorretie Er zijn mensen ie alleen voorwerpen op grote afstan zien, terwijl er niets aan hun ooglenzen mankeert. Welke afwijking kan eze verzienhei veroorzaken en hoe kan it georrigeer woren?
A Een te korte oogol en it wort georrigeer met + rillenglazen B Een te korte oogol en it wort georrigeer met rillenglazen C Een te lange oogol en it wort georrigeer met + rillenglazen D Een te korte oogol en it wort georrigeer met rillenglazen 22 Antistoffen Een patiënte met resusnegatief loe en loegroep AB ontvangt voor het eerst van haar leven een loetransfusie. Zij krijgt ij vergissing een kleine hoeveelhei resuspositief loe van een onor met loegroep A. Heeft zij als gevolg hiervan anti-a gevorm? En antiresus? A Anti-A en antiresus B Alleen anti-a C Alleen antiresus D Geen anti-a en geen antiresus 23 Hersenen Hier zie je een oorsnee van e hersenen van e mens Waar liggen e hypofyse en e hypothalamus? A In e grote hersenen B In e kleine hersenen C In e tussenhersenen D In e hersenstam 24 De el In het kernplasma liggen hromosomen én kernlihaampjes. Hoeveel kernlihaampjes heeft een menselijke el? A Eén of meer B Twee C Drieëntwintig D Zesenveertig 25 Klontering Bij twee soorten testserum met antistoffen, woren roe loeellen van een persoon gevoeg. Het resultaat staat in e tael hieroner. testserum 1 evat antistof: anti-a roe loeellen klonteren testserum 2 evat antistof: anti-b roe loeellen klonteren Welke loegroep heeft eze persoon?
A Bloegroep A B Bloegroep B C Bloegroep AB D Bloegroep 0 26 Defeatie Kineren heen wel eens e gewoonte om hun ontlasting lang op te houen. Wat kan hiervan het gevolg zijn voor het kin? A Hare ontlasting B Weinig eetlust C Pijn in e maagstreek D Zowel A, B als C 27 Duizelig Afeeling Dit is een ewerkte foto, met als oel een epaale toestan van waarnemen na te ootsen. Wat is hier aan e han? A Dit is gezihtserog B Zo neem je waar als je uizelig ent C Dit zie je wanneer je maar één oog het D Zo neem je waar waneer je ril te sterk voor je is 28 Koorts Wanneer spreekt men van koorts? A Wanneer e lihaamstemperatuur 38 graen Celsius of hoger is B Wanneer e lihaamstemperatuur 37,5 graen Celsius of hoger is C Wanneer e lihaamstemperatuur 37 graen Celsius of hoger is D Wanneer e lihaamstemperatuur 0,5 graen Celsius stijgt oven het aggemiele
29 Vitaminen In welk van e volgene voeingsmielen zit het meeste vitamine C? A Vis B Vlees C Volkorenroo D Aarappel 30 Gewrihten Hier zie je e eeneren A tot en met N. Bij welke eeneren wort e eweeglijkhei epaal oor miel van een rolgewriht? A D en B B E en J C J en K D F en N
Antwooren Vooreelexamen Biologie vraag 1 vraag 2 vraag 3 vraag 4 vraag 5 vraag 6 vraag 7 vraag 8 vraag 9 vraag 10 vraag 11 vraag 12 vraag 13 vraag 14 vraag 15 vraag 16 vraag 17 vraag 18 vraag 19 vraag 20 vraag 21 vraag 22 vraag 23 vraag 24 vraag 25 vraag 26 vraag 27 vraag 28 vraag 29 vraag 30 a a a a a