In het internationale eenhedenstelsel, ook wel SI, staan er negen basisgrootheden met bijbehorende grondeenheden. Dit is BINAS tabel 3A.

Vergelijkbare documenten
Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 1

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 1

4900 snelheid = = 50 m/s Grootheden en eenheden. Havo 4 Hoofdstuk 1 Uitwerkingen

Hoofdstuk 1 Beweging in beeld. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

Hoofdstuk 1 Beweging in beeld. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

Wiskundige vaardigheden

EXACT- Periode 1. Hoofdstuk Grootheden. 1.2 Eenheden.

M V. Inleiding opdrachten. Opgave 1. Meetinstrumenten en grootheden. Vul het schema in. stopwatch. liniaal. thermometer. spanning.

Werkblad havo 4 natuurkunde Basisvaardigheden

Experimenteel onderzoek

Inhoud. Eenheden... 2 Omrekenen van eenheden I... 4 Omrekenen van eenheden II... 9 Omrekenen van eenheden III... 10

Exact periode = 1. h = 0, Js. h= 6, Js 12 * 12 = 1,4.10 2

Significante cijfers en meetonzekerheid

Inleiding tot de natuurkunde

Uitwerkingen opgaven hoofdstuk 1

Theorie: Het maken van een verslag (Herhaling klas 2)

Afmetingen werden vroeger vergeleken met het menselijke lichaam (el, duim, voet)

Inleiding tot de natuurkunde

Significante cijfers en meetonzekerheid

Meetfouten, afronding, voorvoegsels en eenheden

Meten is weten, dat geldt ook voor het vakgebied natuurkunde. Om te meten gebruik je hulpmiddelen, zoals timers, thermometers, linialen en sensoren.

Verbanden en functies

Basisvaardigheden - Inhoud

Practicum algemeen. 1 Diagrammen maken 2 Lineair verband en evenredig verband 3 Het schrijven van een verslag

Foutenberekeningen Allround-laboranten

Foutenberekeningen. Inhoudsopgave

vwo: Het maken van een natuurkunde-verslag vs

H1 Werken met hoeveelheden. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Titel: De titel moet kort zijn en toch aangeven waar het onderzoek over gaat. Een subtitel kan uitkomst bieden. Een bijpassend plaatje is leuk.

LOPUC. Een manier om problemen aan te pakken

Grootheid: eigenschap die je kunt meten (met een meetinstrument) Eenheid: maat waarin de grootheid wordt uitgedrukt

Noordhoff Uitgevers bv

Massa Volume en Dichtheid. Over Betuwe College 2011 Pagina 1

Samenvatting door Flore colnelis 714 woorden 11 november keer beoordeeld. Natuurkunde. Fysica examen 1. Si-eenhedenstelsel

6.1 Kwadraten [1] HERHALING: Volgorde bij berekeningen:

1.1 Rekenen met letters [1]

6.1 Kwadraten [1] HERHALING: Volgorde bij berekeningen:

Werken met eenheden. Introductie 275. Leerkern 275

1 de jaar 2 de graad (2uur) Naam:... Klas:...

KENMERKENDE CIJFERS EN BENADERINGSREGELS

Trillingen en geluid wiskundig

ALGEMEEN HAVO. Afronden Afronden bij optellen Grafieken & Tabellen

Proefopstelling Tekening van je opstelling en beschrijving van de uitvoering van de proef.

Formules voor Natuurkunde Alle formules die je moet kennen voor de toets. Eventuele naam of uitleg

Tussendoelen wiskunde onderbouw vo vmbo

Hoofdstuk 1: Basisvaardigheden

Domein A: Inzicht en handelen

SAMENVATTING BASIS & KADER

3.1 Negatieve getallen vermenigvuldigen [1]

Paragraaf 11.0 : Voorkennis

Experiment: Meet de lengte, de breedte en de dikte van je schoolagenda en noteer de resultaten in onderstaande tabel:

3.0 Voorkennis. Voorbeeld 1: Los op: 6x + 28 = 30 10x.

En wat nu als je voorwerpen hebt die niet even groot zijn?

Verkorte versie van de SYLLABUS REKENEN 2F EN 3F (VO en MBO, versie mei 2015) Aanpassing van product van CvTE

Grafieken maken met Excel

Rekenen en wiskunde ( bb kb gl/tl )

FYSICA. voor 4 ST & 4 TW. Deze cursus fysica vind je op en op pmi.smartschool.be

Aanvulling hoofdstuk 1

VAARDIGHEDEN EXCEL. MEETWAARDEN INVULLEN In de figuur hieronder zie je twee keer de ingevoerde meetwaarden, eerst ruw en daarna netjes opgemaakt.

Werkwijzers. 1 Wetenschappelijke methode 2 Practicumverslag 3 Formules 4 Tabellen en grafieken 5 Rechtevenredigheid 6 Op zijn kop optellen

Uitwerking examen e tijdvak

Hoofdstuk 2: Grafieken en formules

10.1 Berekeningen met procenten [1]

Kerstvakantiecursus. wiskunde A. Rekenregels voor vereenvoudigen. Voorbereidende opgaven HAVO kan niet korter

Examen HAVO. wiskunde B (pilot) tijdvak 2 woensdag 20 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

4.1 Negatieve getallen vermenigvuldigen [1]

1.1 Lineaire vergelijkingen [1]

Bij alle verbanden geldt dat je, als je een negatief getal in een formule invult, je altijd haakjes om dat getal moet zetten.

Taak: meet de lengte, de breedte en de dikte van je schoolagenda en noteer de resultaten in de tabel:

Grootheden, eenheden, voorvoegsels, symbolen

Havo 4 - Practicumwedstrijd Versnelling van een karretje

Exact periode 2: Dichtheid

Samenvatting Moderne wiskunde - editie 8

Samenvatting Wiskunde Aantal onderwerpen

Probeer de vragen bij Verkennen zo goed mogelijk te beantwoorden.

Checklist Wiskunde A HAVO HML

Newton havo deel 1 Uitwerkingen Hoofdstuk 1 Onderzoeken 13

V A gr. A gr. r 2. r d 2. LABO : Verband tussen massa en volume van een voorwerp: MASSADICHTHEID BENODIGDHEDEN PROBLEEMSTELLING

Noordhoff Uitgevers bv

Uitwerking examen e tijdvak

Factor = het getal waarmee je de oude hoeveelheid moet vermenigvuldigen om een nieuwe hoeveelheid te krijgen.

Exact periode 2: Dichtheid

5.7. Boekverslag door P woorden 11 januari keer beoordeeld. Wiskunde B

Tussendoelen in MathPlus

REKENTOETS VMBO BB/KB/TL-GL

REKENTECHNIEKEN - OPLOSSINGEN

Eindexamen havo wiskunde B pilot II

Inleiding in de natuurkunde. 1 Wat is natuurkunde? 2 Grootheden en eenheden 3 Voorvoegsels van eenheden 4 Afronden na vermenigvuldigen en delen

Vraag Antwoord Scores. 1 maximumscore 2 De staplengte is 1600 : De staplengte is 0,580 meter, dit is 58 (cm) (of 0,58 meter) 1

HAVO 4 wiskunde A. Een checklist is een opsomming van de dingen die je moet kennen en kunnen....

OP WEG NAAR WISKUNDE. Plusboek uit de serie Het Grote Rekenboek Uitgeverij ScalaLeukerLeren.nl

Instructie voor Docenten. Hoofdstuk 13 OMTREK EN OPPERVLAKTE

Exact Periode 9.1. Rekenvaardigheid Controlekaarten

Logaritmische verbanden

Exact Periode 5.1. Rekenvaardigheid Controlekaarten

Rekenen en wiskunde ( bb kb gl/tl )

PTA wiskunde BBL Kijkduin, Statenkwartier, Waldeck cohort

Examencursus. wiskunde A. Rekenregels voor vereenvoudigen. Voorbereidende opgaven VWO kan niet korter

Noorderpoortcollege school voor MBO Stadskanaal. Reader. Wiskunde MBO Niveau 4 periode 3. M. van der Pijl. Transfer Database

Rekenen aan wortels Werkblad =

Transcriptie:

Grootheden en eenheden Kwalitatieve en kwantitatieve waarnemingen Een kwalitatieve waarneming is wanneer je meet zonder bijvoorbeeld een meetlat. Je ziet dat een paard hoger is dan een muis. Een kwantitatieve waarneming is wanneer je daadwerkelijk een meetlat gebruikt om te meten hoe lang iemand is. Grootheid en eenheid Een eigenschap die je kunt meten, heet een grootheid. Dit zijn bijvoorbeeld tijd, temperatuur, snelheid en kracht. Een eenheid is de maat waarmee je de te meten grootheid vergelijkt. Bijvoorbeeld cm, kg, A, mol. Het internationale eenhedenstelsel In het internationale eenhedenstelsel, ook wel SI, staan er negen basisgrootheden met bijbehorende grondeenheden. Dit is BINAS tabel 3A. Afgeleide grootheden en afgeleide eenheden Afgeleide grootheden zijn grootheden die geen basisgrotheden zijn. De eenheid hiervan is een afgeleide eenheid. De afgeleide grootheden zijn bijvoorbeeld oppervlakte, dichtheid en snelheid. De afgeleide eenheden zijn vierkante meter, kilogram per kubieke meter en meter per seconde. Werken met machten van 10 Machten van 10; de wetenschappelijke notatie De wetenschappelijke notatie bestaat uit een geval met voor de komma één cijfer ongelijk aan een nul en een macht van 10. 8213 = 8,213 x 1000 = 8,213 x 10³ Orde van grootte Als het niet mogelijk of nodig is de waarde van een grootheid met grote nauwkeurigheid op te geven, dan noteer je alleen de orde van grootte. Deze geef je aan in een macht van 10. 1,496 x 1011 m. De orde van grootte is dan 1011. Bij 9,1 x 10-31 kg. De orde van grootte is dan 10x10-31= 10-30. Rekenen met machten van 10 Rekenen met machten van 10 gaat als volgt: 1 : 10p = 10-p 10p x 10q = 10p+q 10p : 10q = 10p-q (10p)q = 10p x q 1,6 x 102 x 4,0 x 103 = 1,6 x 4,0 x 102 x 103 = 6,4 x 102+3 = 6,4 x 105 Voorvoegsels of vermenigvuldigingsfactoren In plaats van machten met 10 kan je ook voorvoegsels of vermenigvuldigingsfactoren gebruiken, zoals kilo (103), mega (106) of giga (109).

Werken met eenheden Machten van eenheden De regels van machten met 10 gelden ook bij machten van eenheden. Stel, je hebt een kamer die 4,5 meter lang is; 3,2 meter breed en 2,5 meter hoog. V= l x b x h = 4,5m x 3,2m x 2,5m = 4,5 x 3,2 x 2,5 x m1 x m1 x m1 = 36 m3 Formules met afgeleide eenheden Om de eenheid van een grootheid aan te geven, zet je haken rond de grootheid. Massa = [m]=kg Een formule geeft een wiskundig verband tussen grootheden, en daarom dus ook bij de bijbehorende eenheden. Dit pas je toe om een afgeleide eenheid te bepalen. A=r2 r= straal in meter A= oppervlakte Omdat getallen en pi geen eenheid hebben, is het dus [A]=[r]2, dus [A] = m2. Omrekenen van eenheden De eenheden moet je altijd op elkaar afstemmen, denk aan km/h naar m/s. V= (4/3)r3 (volume van een bol) r= straal De massa is 18g. De diameter is 2,4 cm. Wat is de dichtheid? Dichtheid = r= m:v Massa is 18g. Het volume is (4/3)r3. (4/3)r3 = (4/3)(1,2)3= 7,24cm3 r= m:v = 18:7,24= 2,5 gcm-3 Meetonzekerheid en significante cijfers Meetonzekerheid Een meetonzekerheid is wanneer je een grootheid meet, maar je weet nooit precies de waarde. Dit kunnen systematische en toevallige fouten zijn. Een toevallige fout is wanneer een ampèremeter precies tussen twee streepjes instaat. Soms is de schatting dan te laag of te hoog. Een systematische fout is als aan het begin, wanneer er geen stroom doorheen gaat, de ampèremeter niet op nul staat. Je kan ook een meting verkeerd aflezen, dit is een afleesfout. Noteren van een gemeten waarde zónder de onzekerheid

Als je met een liniaal meet, maar het niet nauwkeurig uitkomt op een mm streepje, moet je niet opschrijven l=3m. Dan kan het tussen de 2,5m en 3,5m zitten. Je moet dan dus noteren: l=3,00m. Dan is het tussen de 2,995 en de 3,005. Noteren van een gemeten waarde mét de onzekerheid Als het volume precies tussen 4,8 en 4,0mL zit, moet je schatten. Je lees 4,83mL af. Dit weet je niet zeker. De meetonzekerheid is in dit geval 0,01mL. Je schrijft dan op: 4,82 ± 0,01mL. Significante cijfers en cijfers achter de komma Het aantal cijfers van een geval is een maat voor de nauwkeurigheid van het instrument. Dit aantal cijfers heten significante cijfers. De waarde 6,73 bestaat uit 2 significante cijfers. Nullen aan het begin van het getal tel je niet mee, nullen aan het eind van het getal tel je WEL mee. 13,60 = 4 600 = 3 1005 = 4 0,00056 = 2 Rekening houden met significante cijfers Bij het vermenigvuldigen en delen wint het getal met het kleinste aantal significante cijfers. Bij het optellen en aftrekken wint het getal met het kleinste aantal cijfers achter de komma. Rekenen met telwaarden en constanten De omtrek van een cirkel: O=2pr2 De 2 is hier een telwaarde. Deze doet NIET mee bij het bepalen van het aantal significante cijfers. De constante pi toets heeft een groot aantal significante cijfers. Is de straal 3,52m, dan noteer je de uitkomst dus met DRIE significante cijfers, bijvoorbeeld 22,1m. Van meting naar diagram Tabel met meetwaarden Als je iets meet, zet je het in de standaardvorm van een tabel: Meetwaarden van een grootheid staan in kolommen In de eerste kolom zet je de meetwaarden van de grootheid die jij verandert De bovenste rij van de tabel heet de kop van de tabel, hierin staan boven elke kolom de grootheid en eenheid waarin de meetwaarde is uitgedrukt. In een kolom staat altijd hetzelfde aantal cijfers achter de komma. Nullen mag je niet weglaten. Volume (cm3) Massa maatglas met vloeistof(g) 0,0

158,0 20,1 174,8 40,3 191,1 60,0 209,8 79,9 223,6 100,1 244,9 Van tabel naar diagram Van een tabel kan je een diagram maken. Dit kan met papier, of met de computer. Zo heb je bijvoorbeeld een (m,v)-diagram. De eerstgenoemde grootheid staat langs de verticale as. Een standaardvorm van een diagram ziet er zo uit: Assen staan loodrecht op elkaar Horizontale as is de grootheid die je verandert Verticale is de grootheid die je meet Bij de assen staat een pijltje bij de grootheid Je kiest stapjes van 1,2,4 of 5, of vermenigvuldigd met een macht van 10. Je laat de stippen zichtbaar staan, ondanks de lijn die je er doorheen trekt. Een vloeiende lijn! Aflezen in een diagram Bij een diagram kun je de waardes aflezen. Soms lees je 208 af terwijl je 209,9 hebt gemeten. Je leest dan 208 af. Dit heet aflezen. Als je een waarde af wil meten van een punt dat niet gemeten is, maar wel op de lijn ligt, dan heet dat interpoleren. Wil je een waarde weten wat niet binnen de lijn ligt, dan moet je de lijn verlengen. Dit heet extrapoleren. Lineair verband In een bepaalde diagram is het een rechte lijn, dus is het verband tussen massa en volume lineair. Hierbij geldt dan dus: y=ax+b. Y vervang je door massa en x door het volume. Je krijgt dan dus: m=axv +b. De constante a heet een evenredigheidsconstante.

Recht evenredig verband Als je de ene grootheid bijvoorbeeld 2 keer zo groot maakt, en de andere grootheid wordt dan ook 2 keer zo groot, dan vormen de grootheden een recht evenredig verband met elkaar. Voor een rechte lijn door de oorsprong geldt y=ax+b. Als je y vervangt door m en x door V, dan krijg je m=axv. Je kiest en punt en vult dat in in de grafiek, bijvoorbeeld V=100 en m=85. 85=ax100, dus is a 0,85g/cm3. Dit is gelijk aan de dichtheid van de stof, dus is de formule: m= rxv. Kwadratisch evenredig verband Als je een diagram hebt waarbij je als je de ene grootheid 2 keer zo groot maakt, en de andere 22 keer zo groot wordt, dan heet dat een kwadratisch evenredig verband. De formule : y=ax2. Omgekeerd evenredig verband Bijvoorbeeld bij snelheden heb je: hoe sneller de snelheid, hoe korter de tijd. Dus als je de snelheid 4 keer zo groot maakt, is de snelheid ¼ keer zo groot. Dit heet een omgekeerd evenredig verband. De formule is dan: y=a x (1/x). Als je een grootheid 2 keer zo groot doet, en de grootheid wordt 22 keer zo klein, dan heet dat een omgekeerd kwadratisch evenredig verband. y=a x (1/x2).