Themales kleding taalvrijwilliger/docent Nodig: foldermateriaal van kleding, flappen en stiften, werkblad: gesprekje met de buurvrouw, werkblad: spreekkaarten, gesprekje in een winkel. opwarming: Cursisten zitten in een kring. Leg een grote flap in het midden en schrijf het woord kleding op de flap. Deel stiften uit en laat de cursisten alle woorden opschrijven die ze kennen. Daarna woorden laten uitleggen als er onbekende bij zijn. Vervolgens centraal cursisten laten vertellen wat ze dragen volgens het voorbeeld op het bord: Voorbeeld: Julia wat voor kleding draag jij? Ik draag een zwarte lange broek en een gebloemde blouse, bruine schoenen en een groene sjaal. Ernaast schrijf je de kleuren/motieven in twee kolommen op het bord/flap. De cursisten vragen het aan elkaar in de kring. Degene die vertelt wat hij/zij draagt gaat er even bij staan en stelt vervolgens de vraag aan een andere cursist. Alle kleuren en motieven komen op het bord/flap. Vervolgens verder in tweetallen. Iedereen krijgt een blad uit de kledingfolder. Ze gaan hun blad aan elkaar beschrijven dus ze mogen het van elkaar niet zien. Ze stellen vragen aan elkaar over elkaars blad als voorbeeld: - Is het een man? Is het een vrouw? - Zijn zijn/haar schoenen bruin? - Draagt hij/zij een blauwe lange broek? - Heeft hij/zij een gestreepte jas aan? Etc. Als ze elkaars blad hebben besproken wisselen ze onderling van blad en partner en beschrijven het nieuwe blad aan elkaar als boven. Dan het werkblad: gesprekje met je buurvrouw uitdelen, voorlezen en in tweetallen laten invullen en uitvoeren. Daarna het werkblad: spreekkaarten, gesprekje in een winkel uitdelen. Werken in tweetallen. Ze krijgen elk drie spreekkaarten. De cursisten volgen hun instructies op de kaarten. (eventueel een voorbeeld geven)
Werkblad: gesprekje met je buurvrouw. cursist Buurvrouw: Goedemorgen. Jij: Goedemorgen. Buurvrouw: Wat heb je een leuke jurk aan. Jij: Dank je. Ik heb hem gisteren gekocht. Buurvrouw: Het is er ook wel weer voor hé! Jij: Ja, het is lekker warm vandaag. Maak het gesprekje af door één van de woorden tussen haakjes te gebruiken: Buurvrouw: Goede (morgen/middag/avond). Jij: Goede. Buurvrouw: Wat heb je een (leuke/mooie) jurk aan. Jij: Dank je. Ik heb hem (gisteren/vandaag/vorige week) gekocht. Buurvrouw: Het is er ook wel weer voor hé! Jij: Ja het is lekker (warm/zonnig/heet) vandaag. Maak samen net zo n gesprekje en gebruik onderstaande woorden of vul zelf iets in: Buurvrouw: Goede. Jij: Goede. Buurvrouw: Wat aan. Jij: Dank gekocht. Buurvrouw: Het hé. Jij: Ja vandaag. Broek morgen gisteren koud Jurk middag vanmiddag warm Schoenen avond vorige week zacht Jas dag
Werkblad: spreekkaarten, gesprekje in een winkel. cursist Spreekkaart 1 Klant - Begroet de verkoopmedewerker. - Vertel aan de verkoopmedewerker dat je een groene jas in de folder hebt gezien. - Zeg dat je niet van de kleur rood houdt. - Vraag of zij de jas kunnen bestellen. - Zeg dat het via internet niet gelukt is. - Vraag of zij weet hoe je het via internet doet. - Vraag of ze het wil herhalen omdat je niet alles hebt begrepen. - Bedank en groet. Spreekkaart 1 verkoopmedewerker - Begroet de klant. - Vraag hoe je hem/haar kunt helpen. - Zeg dat je de groene jas niet hebt maar wel een rode. - Zeg dat ze het via internet kan proberen. - Vertel dat ze naar de site van de winkel moet gaan en op het plaatje van de jas moet klikken. Dan via de knop bestellen het keuzemenu volgen. - Herhaal wat de klant moet doen om via internet te bestellen. - Vraag of hij/zij het heeft begrepen. Spreekkaart 2 klant - Begroet de verkoopmedewerker. - Zeg dat je een zwarte lange broek zoekt met stretch, formfitting. - Vertel je maat. - Zeg dat je graag lengtemaat 34 wil omdat je lange benen hebt. - Vraag hoe je de broek moet wassen zodat hij zwart blijft. - Vraag of hij/zij het wil herhalen omdat je niet alles hebt begrepen. - Vraag wat de prijs is. - Zeg dat je het een dure broek vindt. - Zeg dat je er nog even over wil nadenken.
Spreekkaart 2 verkoopmedewerker - Begroet de klant - Zeg dat je een goed merk hebt dat precies is waar ze naar op zoek is. - Vraag naar de maat. - Zeg dat ze er ook zijn in lengtemaat 34. - Vertel dat deze broek de eerste paar keer alleen in azijn gewassen mag worden en daarna met een zwartwasmiddel en niet in de zon mag hangen maar ook niet in de droger. - Herhaal het nogmaals en vraag of hij/zij het heeft begrepen. - Vertel hoeveel de broek kost. - Vertel waarom hij zo duur is: goed merk, diepe kleur zwart, precies de juiste maat en hij staat fantastisch, blijft lang in de mode. - Zeg: okay en groet. Spreekkaart 3: klant - Begroet de verkoopmedewerker - Zeg dat je een gebloemde rok komt afhalen die vermaakt is. - Zeg wanneer je de rok hebt gebracht. - Zeg dat je geen kaartje hebt gekregen. - Zeg dat het niet jouw rok is. Die van jou is geel met rode bloemen. - Zeg dat de rok 1cm moest worden ingekort. - Vraag wanneer de rok klaar is. - Zeg je telefoonnummer. - Zeg dat je nu wel een kaartje wil. Spreekkaart 3 verkoopmedewerker - Begroet de klant en vraag wat je voor haar kan doen. - Vraag wanneer ze de rok heeft gebracht. - Vraag of je het kaartje mag zien. - Zeg dat het gek is dat ze geen kaartje heeft en dat je gaat kijken. - Laat haar een blauw met rood gebloemde rok zien. - Zeg dat je opnieuw gaat kijken. Kom terug met de rok en zeg dat er nog niets meegedaan is. Vraag wat er mee moet gebeuren. -Zeg wanneer je denkt dat de rok klaar is en zeg dat je wel belt als het klaar is. - Zeg alsjeblieft terwijl je het kaartje geeft en groet.