Functieprofiel deskundige mobiliteit 1. NAAM: 2. Datum in dienst: 3. FUNCTIENAAM a. Functionele benaming: Deskundige mobiliteit b. Graadbenaming: Deskundige c. Niveau: B functie d. Datum opmaak: 15/01/2018 4. PLAATS IN DE ORGANISATIE a. Sector: Grondgebonden zaken b. Afdeling: Woon-en leefomgeving c. Dienst: mobiliteit d. Rapporteert aan: i. Functie: Afdelingshoofd Grondgebonden zaken ii. Naam: Jos Nys / Kristel Schoonjans a) FORMELE VEREISTEN b) Wervingswijze: Om aangeworven te worden op het niveau B moet je: houder zijn van een diploma zoals vastgesteld als bijlage bij het statuut. Slagen in een aanwervingsexamen. Bij bevordering: Behoren tot het vast benoemd personeel of contractueel personeel dat voldoet aan de voorwaarden in artikel 41 2 2 van de RPR van niveau C / B. Minimum 3 jaar niveauanciënniteit in niveau C / B bezitten. Over een gunstige evaluatie beschikken. Het vereiste diploma hebben Slagen voor het bevorderingsexamen. c) Kennis: Praktische kennis van de gangbare softwareprogramma s Basiskennis van gemeentewet, decreet op het lokaal bestuur en relevante wetgeving Regelgeving inzake openbaarheid van bestuur Brede algemene kennis
a) DOEL VAN DE FUNCTIE HOOFDOPDRACHT afdeling woon- en leefomgeving: b) Kernopdracht 1: Samen werken aan een duurzaam leefmilieu op alle vlakken: Dit heeft vooral te maken met voorzorg, preventief handelen, voorkeur voor brongerichte bestrijding van milieuaantastingen, het standstill-beginsel en het principe dat de vervuiler betaalt. c) Kernopdracht 2: De lokale leefkwaliteit verbeteren onder meer door de luchtverontreiniging en geluidshinder van verkeer te verminderen en door plaatselijke milieuhinder door geluid, geur, licht, stof,...te verminderen. d) Kernopdracht 3: Herstellen en versterken van de biodiversiteit door mee invulling te geven aan de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen. e) Kernopdracht 4: Stimuleren van milieuverantwoorde consumptie en duurzaam materialengebruik, ook door het opnemen van een voorbeeldrol. f) Kernopdracht 5: Beheersen van het risico op overstromingen en wateroverlast, dan wel waterschaarste en droogte. Beperken van de bodemerosie en de erosiegevoeligheid. Er zijn 12 resultaatsgebieden waarin meerdere medewerkers één of meer taken in opnemen: g) Resultaatsgebied 1: Afvalbeheer en milieuverantwoord productgebruik h) Resultaatsgebied 2: Hinder: geluid, geur, licht, bodemsanering i) Resultaatsgebied 3: Klimaat en energie j) Resultaatsgebied 4: Natuurbeheer k) Resultaatsgebied 5: Duurzaam waterbeheer l) Resultaatsgebied 6: Mobiliteit m) Resultaatsgebied 7: Ondersteuning gemeentelijke adviesraad voor milieu en natuur n) Resultaatsgebied 8: Ondersteuning gemeentelijke landbouwraad
5. RESULTAATGEBIEDEN (Resultaatsgebieden en taken van de functie) a) Resultaatsgebied 6: Mobiliteit Taak 1 : Mobiliteitsplan en aanverwante studies. Taak 2 : Mobiliteitsplan ruimtelijke aspecten. Taak 3 : Mobiliteitsplan flankerende maatregelen. Taak 4 : Duurzame mobiliteit. Taak 5 : Project Trage wegen. Taak 6 : Schoolomgeving. Taak 7 : Sensibilisatie. 8. COMPETENTIEPROFIEL (zie hiervoor het competentiewoordenboek) a) KERNCOMPETENTIES Klantgerichtheid Met het oog op het dienen van het algemeen belang, de legitieme behoeften van verschillende soorten klanten onderkennen en er gepast en correct op reageren. Je onderneemt binnen de mogelijkheden van de eigen functie, acties om de dienstverlening aan klanten te optimaliseren. o Je reageert vriendelijk, gepast en correct op voor de hand liggende vragen van klanten. o Je onderneemt acties om voor de klant de meest geschikte oplossing te bieden bij vragen en problemen die minder voor de hand liggen. Integriteit Je handelt vanuit de codes van integriteit, zorgvuldigheid, objectiviteit, gelijke behandeling, correctheid en transparantie, uitgaande van de basisregels, sociale en ethische normen. Te behalen niveau: NIVEAU 4 Je handelt integer in een veelheid aan situaties, ook in die waar geen eenduidige regelgeving voor bestaat. o Je handelt correct en respectvol ten aanzien jouw omgeving en van de bestaande regels en afspraken. o Je brengt sociale en ethische normen in de praktijk. o Je schept randvoorwaarden zodat de deontologische code in de praktijk kan gebracht worden. Samenwerken: Met het oog op het algemeen belang een bijdrage leveren aan een gezamenlijk resultaat op het niveau van een dienst, afdeling of de organisatie, ook als dat niet meteen van persoonlijk belang is. Te behalen niveau: NIVEAU 4 o Je stimuleert de samenwerking binnen de eigen afdeling en diensten. o Je creëert gedragen samenwerkingsverbanden met en tussen andere afdelingen.
o o Je werkt mee, informeert anderen, respecteert de afspraken en zorgt mee voor een goede werksfeer. Je helpt anderen en pleegt overleg. Resultaatgerichtheid: Acties en beslissingen die zich richten op het daadwerkelijk realiseren van beoogde resultaten. o Je werkt resultaatgericht en draagt dit uit naar de eigen omgeving. o Je formuleert uitdagende, maar haalbare doelstellingen en zich ten volle in om deze te bereiken. Je werkt gericht en actief aan het bereiken van de vooropgestelde doelen.. b) COMPETENTIES VOOR DE FUNCTIEFAMILIE Functiefamilie: Middenkader niet-leidinggevend Competentie 1: Organiseren De benodigde acties, tijd en middelen aangeven en die elementen coördineren om de doelstellingen te bereiken conform de planning. o Acties, tijd en middelen coördineren, al dan niet via deelfacetten. o Acties en werkwijzen vastleggen in procedures. o Het eigen werk organiseren Competentie 2: Organisatiesensitiviteit Inzicht hebben op de invloed en de gevolgen van eigen beslissingen, voorstellen en acties op andere onderdelen van de organisatie. Je getuigt van realiteitszin bij het ondernemen van acties die verscheidene diensten aanbelangen. Je toets eigen besluiten, voorstellen en acties af aan de belangen van de eigen dienst én van andere diensten. c) FUNCTIESPECIFIEKE COMPETENTIES (Minimum 2, maximum 4 competenties) Competentie 1: Probleemanalyse Doordringen tot de kern van een probleem middels een grondige (informatie- en vragen) analyse. Het probleem kent een oorzaak-gevolg relatie en in een breder verband geplaatst. o Je maakt eenvoudige analyses van complexe dossiers. o Je ziet de essentie van het probleem middels een grondige informatie- en vragenanalyse. o Je legt verbanden en ziet oorzaken en gevolgen.
Competentie 2: Oordeelsvorming Geanalyseerde informatie interpreteren en afwegen om zo tot een synthese of oordeel te komen. o Je neemt onderbouwde en gefundeerde standpunten in en overziet de verdergaande consequenties daarvan. o Je vormt een goed onderbouwd en geïntegreerd oordeel. Je formuleert hypothesen en trekt logische conclusies op basis van de beschikbare gegevens. Competentie 3: Voortgangscontrole Het opvolgen van de voortgang in tijd en van de kwaliteit van eigen processen en/of die van medewerkers of externen. Te behalen niveau: NIVEAU 2 Je volgt de voortgang van het eigen werk en dat van anderen op. Je volgt de voortgang van het eigen werk op. Competentie 4: Kostenbewust handelen Zich bewust zijn van de financiële gevolgen van het eigen handelen en van de waarde van hulp- en productiemiddelen. o Je toetst vooraf plannen over de inzet van middelen o Je werkt zorgvuldig met de beschikbare middelen. o Je gaat zorgvuldig om met de inzet van middelen. 9. AANVULLINGEN Kennis van functie-eigen software eigen aan de dienst Voortdurend verbeteren van de eigen vakbekwaamheid (o.a. opvolgen van wijzigingen wetgeving en procedures...) Procesmatig werken / helikopterzicht bewaken Mondelinge en schriftelijke vaardigheden Presentaties kunnen maken / geven Kennis en kunnen toepassen van vergadertechnieken, intervisie