Telewerken: De stand van zaken



Vergelijkbare documenten
SESSIE #9/13 Flexwerken, werkt het ook voor mobiliteit? 18/11/2014 Inspiratiedag Leg de Link

Effecten van Mobility Mixx voor de BV Nederland

LANDELIJKE FACTSHEET. 1. Context voor reisgedrag. Beter Benutten. Gedragsmeting 2015

LANDELIJKE FACTSHEET. 1. Hoofdpunten en kansen voor beleid. Beter Benutten. Gedragsmeting 2016

Eindexamen maatschappijleer vwo 2006-I

Onderzoek Trappers. rapportage. Opdrachtgever. Opdrachtnemer. Nationale Fiets Projecten Postbus AN Heerenveen

Factsheet eerste effecten Beter Benutten regio Twente

Mobiliteit & duurzaamheid Leaserijder wordt steeds duurzamer.

- in punt 5 worden enkele kanttekeningen geplaatst;

Ministerie van Verkeer en Waterstaat

Mobiliteit & flexibiliteit Medewerkers en hun vervoerskeuze.

Vb analyse scanportaal: Relocatie van 2 vestigingen naar 1 nieuwe. dr. Daan van Egeraat

Evaluatie gratis openbaar vervoer 65+-ers Rotterdam

Monitoring tevredenheid en gebruik Nulmeting onder bewoners. Zomer 2014

Deelmodule 2 Inzet van ewerken bij wegwerkzaamheden

Beroepsbevolking en Pendel 2013

Nederlandstalige samenvatting (summary in Dutch language)

2 Het nieuwe werken gedefinieerd

De mobiele werknemer. Mobiel werken in Januari 2015, Rotterdam. Officebooking

mobiliteitsmanagement

Rondetafelgesprek over Flexibiliteit en Zekerheid Op verzoek van de Vaste commissie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ketenmaatregelen ICT

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein CR Den Haag

Bijlage 8. Enquête. Analyse- en Oplossingsrichtingenfase MIRT-onderzoek Bereikbaarheid Rotterdam Den Haag

Rapportage. Evaluatie onderzoek Het succes van de stimuleringsregeling E-bike

Samenvatting Flanders DC studie Internationalisatie van KMO s

Opel Insignia Onderzoek onder leaserijders November 2008

Woon-werkmonitor 2018 Easy Way. Factsheet

HOE SLIM REIS JIJ? EEN KWANTITATIEF ONDERZOEK NAAR HET NIEUWE WERKEN EN MOBILITEIT IN OPDRACHT VAN DE ANWB

Manifest onze manier van werken

Amsterdam, 11 mei 2005 Projectnummer: H870 Nanda Deen BA Tamara Deprez MA drs. Annemieke Blok MBA. 1 Motivaction International B.V.

Impact op Mobiliteit en Milieu

CO 2 -reductiedoelstelling

IenM begroting 2015: inzetten op betere verbindingen in een schonere leefomgeving

>Retouradres Postbus BJ Den Haag

Flexibel werken en reizen een excellente keuze?

Kosten besparen op huisvesting, Door te werken waar je wilt, wanneer je wilt, met wie je wilt

Peiling Flexibel werken in de techniek 2015

Voorbeeldfunctie Ministerie van VenW Flexibel reizen en werken

Telewerkregeling CIZ 1

UW NATIONALE BENCHMARK MOBILITEIT RAPPORT

HET NIEUWE WERKEN IN RELATIE TOT PERSOONLIJKE DRIJFVEREN VAN MEDEWERKERS. Onderzoek door TNO in samenwerking met Profile Dynamics

Tabel 1: De bijdrage van RtHA aan de regionale economie op basis van 2,4 miljoen passagiers

1 Inleiding: de varianten vergeleken

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA 's GRAVENHAGE

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Werkgelegenheid in Westfriesland Augustus 2014

Armoede en Arbeidsmarkt

Vervoer in het dagelijks leven

Voor wie verstandig handelt! Daling personeel

Gedragsmeting Beter Benutten

UW NATIONALE BENCHMARK MOBILITEIT RAPPORT

Tweede Kamer der Staten-Generaal

2013 Eurostar Ashden Award for Sustainable Travel

Theorie naar Praktijk

WERK IN BALANS Korte verkenning van de behoefte aan, gevolgen en adoptie van flexibel werken

WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING. bij

ING Minder autoverkeer en tevreden medewerkers met OV-jaarkaart

Werkend leren in de jeugdhulpverlening

Diversiteit binnen de loonverdeling

Ouderschapsverlof. Ingrid Beckers en Clemens Siermann

Groene bedrijfsvoering

Aanleiding voor het onderzoek

De latente vraag in het wegverkeer

De hyperspits biedt kansen voor een betere spreiding binnen de spits. Thijs van Daalen. Nederlandse Spoorwegen 1. Niels Janssen

Gemeenschappelijke verklaring betreffende telewerken door de Europese sociale partners in de verzekeringssector

ARBO & HET NIEUWE WERKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Vervoer over goede banen

Intentieverklaring mobiliteitsmanagement Vianen

Kwetsbaar alleen. De toename van het aantal kwetsbare alleenwonende ouderen tot 2030

CO2 REDUCTIEMAATREGELEN & ENERGIEMANAGEMENT ACTIEPLAN 2015 SOGETI NEDERLAND BV

Jade Beheer B.V. 4.A1 Ketenanalyse scope III

The Netherlands of

Het Nieuwe Werken Expertmeeting HDR-De Bijenkorf

Workshop Afstemmen van ruimte en mobiliteit 23/11/15. Technologische innovatie

Resultaten Monitor Mobiliteitsmanagement

Wat zie jij er uitgeslapen uit... Monitoringsrapport 2.0

Hoe komt dit? Welke voor- en nadelen zitten er aan telewerken? En wat is er voor nodig om medewerkers van een organisaties te laten telewerken?

Tijd voor telewerk? De ervaring van de telewerker. Telewerk?

Actieprogramma Toeristische Verblijfsaccommodaties Stadsregio Amsterdam. Februari 2007

Ergonomie in een vernieuwde kantooromgeving

BEROEPSBEVOLKING EN PENDEL PROVINCIE FLEVOLAND 2000 SAMENVATTING

De Grote Uittocht Herzien. Een nieuwe verkenning van de arbeidsmarkt voor het openbaar bestuur

Mobiliteit van leraren tussen onderwijssectoren

Ketenanalyse Woon- Werkverkeer

Convenant Bereikbaar Haaglanden en Rijnland

Voor het eerst neemt vrije tijd niet meer af

Elektrische fiets gebruik als gevolg van fietsstimuleringsprogramma B-Riders

Quickscan Stichting Katholiek Onderwijs Enschede


1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt

Kanalen in Balans Kanaalsturing bij overheidsorganisaties

Aantrekkelijk werkgeverschap. Wie zijn we

De business case voor een preventief gezondheidsbeleid op het werk

Minder instroom in, meer uitstroom uit arbeidsmarkt

De dagelijkse dichtheid van het bestaan. Paul Schnabel Rotary s Gravenhage Sociaal en Cultureel Planbureau Universiteit Utrecht

Medewerkerstevredenheidsonderzoek Fictivia 2008.V.

Samenvatting onderzoek naar banenruil in Nederland bij werknemers en werkgevers. Multiscope Banenruil.nl April 2014

Voorwoord. Uitkomsten enquête

Transcriptie:

Ministerie van Verkeer en Waterstaat jklmnopq Adviesdienst Verkeer en Vervoer Telewerken: De stand van zaken Moving the work to the worker instead of moving the workers to work September 2003

Ministerie van Verkeer en Waterstaat jklmnopq Adviesdienst Verkeer en Vervoer Telewerken: De stand van zaken Moving the work to the worker instead of moving the workers to work September 2003

Er is een compleet nieuw werelddeel met een miljard inwoners gekomen. Het heet internet. Je paspoort is je password. Je reisbenodigdheden zijn een pc en een modem. Er geldt daar geen grondwet, en het leukste is: het loopt gesmeerd. (Wegen naar de Toekomst, Ir Paul Ostendorf, Cap Gemini, in: Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1999, pag. 38) Telewerken: De stand van Zaken

............................................................................................. Colofon Uitgegeven door Ministerie van Verkeer en Waterstaat Rijkswaterstaat Adviesdienst Verkeer en Vervoer Postbus 1031 3000 BA Rotterdam Informatie A. Boumans en M. van Twuijver Telefoon: (010) 282 5674 Fax: (010) 282 5014 E-mail: a.g.boumans@avv.rws.minvenw.nl m.vtwuijver@avv.rws.minvenw.nl In opdracht van DGP - Directie Marktwerking en Decentraal Vervoer Contactpersoon: Jaap Grilk Voor extra exemplaren Mireille van Twuijver (010) 282 5674 September 2003 Telewerken: De stand van Zaken

Inhoudsopgave............................................................................................. 1 Inleiding 1 1.1 Achtergrond 1 1.2 Doelstelling van het project 2 1.3 Indeling van het rapport 3 2 Beleid rond ICT en Telewerken in Nederland 5 2.1 Inleiding 5 2.2 Algemeen 5 2.3 Ministerie van Verkeer en Waterstaat 6 2.4 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 9 2.5 Europees perspectief 10 3 Overige partijen die zich met Telewerken bezig houden 13 3.1 Inleiding 13 3.2 Stichting Nederlands Telewerkforum 13 3.3 Koepels werkgevers 14 3.4 Koepels werknemers 14 3.5 Sociaal en Cultureel Planbureau 14 4 Definities en omvang van Telewerken in Nederland 15 4.1 Inleiding 15 4.2 Definities van Telewerken 16 4.3 Huidige groep telewerkers in Nederland 19 4.4 Potentieel aantal telewerkers in Nederland 21 4.5 Oorzaken voor het verschil tussen huidig en potentieel aantal telewerkers 23 5 Effecten van Telewerken 25 5.1 Inleiding 25 5.2 Mobiliteitseffecten van Telewerken 26 5.3 Neveneffecten 31 5.4 Mogelijke andere effecten van Telewerken 32 6 Conclusies 35 6.1 Samenvattende conclusie 35 Telewerken: De stand van Zaken

6.2 Hoe kan het Telewerken worden gestimuleerd? 37 7 Literatuur 49 Bijlage 1 Deelnemers aan de Workshop 29 oktober 2002 59 Bijlage 2 Sheetpresentatie workshop 29 oktober 2002 61 Telewerken: De stand van Zaken

Telewerken: De stand van Zaken

1 Inleiding............................................................................................. 1.1 Achtergrond Vanaf de jaren 60 leven er hoge verwachtingen rond de invloed ICT op Verkeer en Vervoer. Deze verwachtingen concentreerden zich rond de substitutie van goederen (paperless society), de effecten van televergaderen met behulp van de beeldtelefoon (schattingen tot 66% reductie fysieke zakelijke verplaatsingen), de invloed elektronische route-informatie en dynamisch verkeersmanagement op de efficiëntie van het weggebruik of het effect van telematica op logistieke processen in het goederenverkeer (AVV, 1997). Later kwamen hier de ideeën rond de invloed van telewinkelen en telebankieren bij. In de jaren 70 werden hoge verwachtingen uitgesproken rond Telewerken als energiebesparend alternatief voor woon werkverkeer. Men deed hieromtrent wilde voorspellingen, zoals een reductie van 50% van alle kantoorfuncties die thuis uitgeoefend zouden kunnen worden. De effecten zouden zich niet beperken tot mobiliteit, het zou eveneens tot een grotere maatschappelijke stabiliteit kunnen leiden: minder stress, minder tijdelijke relaties en een grotere betrokkenheid bij het gemeenschapsleven. De elektronische huisindustrie zou het gemeenschapsgevoel weer terug kunnen brengen en een stimulans kunnen betekenen voor het kerkelijk en gemeenschapsleven (Toffler, 1980). Vanaf de jaren 80 kwamen er wat meer temperende geluiden rond Telewerken: er werden substitutie-effecten vastgesteld en de maatschappelijke inbedding van Telewerken bleek niet aan de verwachtingen te voldoen. De toekomstbeelden van nu concentreren zich dan ook meer rond een nieuwe cultuur. In het Inspiratiedocument voor Wegen naar de Toekomst (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1999, p.7) schetst Paul Fransen bijvoorbeeld het volgende beeld van mobiliteit en vervoer in 2027: Belangrijk voordeel is wel geweest dat demografische ontwikkelingen en krapte op de arbeidsmarkt hebben geleid tot een forse flexibilisering van werktijden, een verdwijnen van het weekend en een volledige wijziging van het concept werkplek. Ko Henneman (Origin) in hetzelfde rapport (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1999, p.,34): Omdat werk en vrije tijd steeds meer in elkaar over zullen lopen, zul je nauwelijks meer van vrije tijd kunnen spreken. Het gevolg is een Telewerken: De stand van zaken 1

verplaatsing van de files. Veranderingen in het culturele patroon brengen ook veranderingen in mobiliteit met zich mee. In de toekomst zal cultuur een veel sterkere samenbindende factor zijn dan werk. De vraag is nu: Lijkt de toekomst verder dan gedacht? Momenteel houden, naast de Rijksoverheid (Ministerie van V&W, Ministerie van Sociale Zaken, Ministerie van Economische Zaken), zich diverse partijen met Telewerken bezig: Telewerkforum, Novem, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. DGP-MDV heeft onlangs de vragen en behoeften onder Provincies en Kaderwetgebieden rond Telewerken gepeild (Ministerie van Verkeer en Waterstaat 2002a) en bezint zich op haar rol en die van het Ministerie van V&W in het algemeen ten aanzien van Telewerken. Telewerken valt onder het thema Mobiliteitsmanagement en raakt daarbinnen aan de programma s Korte ritten en Werkgerelateerde verplaatsingen. Hoe valt Telewerken in de toekomst het best in te passen binnen DGP en het algehele NVVP- beleid? Is het wenselijk dat Telewerken interdepartementaal wordt opgepakt? 1.2 Doelstelling van het project Het doel van dit rapport over de stand van zaken rond Telewerken is om te komen tot een kort, samenvattend overzicht aan inhoudelijke kennis over Telewerken (met name gehanteerde definities, de omvang van Telewerken in Nederland, mogelijke beleidseffecten van Telewerken). Dit rondt uit in een aantal aanbevelingen over de manieren waarop Telewerken het best gestimuleerd zou kunnen worden. Op basis hiervan is door AVV in een Position Paper een advies geschreven, waarin wordt ingegaan op de rol die het Ministerie van Verkeer en Waterstaat hierin zou kunnen innemen. 1.2.1 Werkwijze Voor dit rapport Telewerken; de stand van zaken is een literatuurscan uitgevoerd alsmede een workshop gehouden met betrokken experts (zie Bijlage 1 en 2). De resultaten van de literatuurscan zijn vastgelegd in hoofdstuk 2 tot en met 5. Hoofdstuk 6 vormt de weerslag van een combinatie van de literatuurscan en de workshop. Telewerken: De stand van zaken 2

1.3 Indeling van het rapport Na dit inleidende hoofdstuk volgt : Hoofdstuk 2 Beleid rond ICT en Telewerken in Nederland; Hoofdstuk 3 Overige partijen die zich met Telewerken bezighouden; Hoofdstuk 4; Definities en omvang van Telewerken in Nederland Hoofdstuk 5 Effecten van Telewerken; Hoofdstuk 6 Conclusies. Telewerken: De stand van zaken 3

Telewerken: De stand van zaken 4

2 Beleid rond ICT en Telewerken in Nederland............................................................................................. 2.1 Inleiding De Rijksoverheid formuleert beleid op het terrein van ICT in het algemeen. Het coördinerende Ministerie op dit terrein is dat van Economische Zaken. Op Telewerken, als onderdeel van het ICT beleid, wordt in specifieke zin uitsluitend ingegaan in het NVVP van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Op andere Ministeries, zoals dat van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zijn ontwikkelingen die indirect met Telewerken te maken hebben, zoals het emancipatiebeleid en de doelstellingen van het Projectbureau Dagindeling. 2.2 Algemeen De overheid erkent het belang van het gebruik van ICT binnen de samenleving en heeft zich dan ook ten doel gesteld voor zover dat binnen haar vermogen ligt de meest gunstige randvoorwaarden te creëren voor de ontwikkelingskansen van ICT in Nederland (Ministerie van Economische Zaken et al, 1999; Centraal Bureau voor de Statistiek, 2001). De ontwikkelingskansen van ICT in Nederland rusten in de optiek van de overheid op vijf pijlers: de (tele)communicatie-infrastructuur (betaalbaar, toegankelijk, betrouwbaar); kennis en innovatie (stimuleren van scholing en onderzoek); toegang en vaardigheden (wegnemen belemmeringen gebruik ICT bij burgers en bedrijven); regelgeving (vergroten rechtszekerheid rondom elektronische transacties); inzet ICT in de publieke sector (uitbreiden publieke dienstverlening langs elektronische weg). Deze vijf pijlers komen ook terug in het rapport De Digitale Delta (Ministerie van Economische Zaken et al, 1999). Samenvattend kan worden gesteld dat de overheid de randvoorwaarden biedt en belemmeringen voor ICT-gebruik Telewerken: De stand van zaken 5

wegneemt, voor zover aanbieders en gebruikers dat zelf niet kunnen. Taken in het realiseren van deze pijlers zijn: voorlichting over gevolgen ICT, communicatieplan maken (V&W naast EZ en BZK); opstellen nota telecommunicatieontwikkelingen (V&W); capaciteitschaarste, benchmarken telecom infra, verlenen vergunningen, opzetten stimuleringskader nieuwe telecom technologie; gigaport, telematica instituut mede financieren. 2.2.1 Ministerie van Economische Zaken Het coördinerend ministerie voor het ICT beleid van de Rijksoverheid is het Ministerie van Economische Zaken. EZ heeft vanaf eind 2002 de taken van de Directie Telecommunicatie en Post overgenomen van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. EZ zal vanuit ICT optiek V&W ten dienste zijn bij het invullen van haar verkeers- en vervoersdoelstellingen. EZ spant zich in om waar mogelijk de reguliere beleidsinzet en beleidsprogramma s te verbinden met de verkeers- en vervoerssector. De afdeling Telematica, onderdeel van EZ, zal ten behoeve van het ministerie van Verkeer en Waterstaat (V&W) specifieke taken blijven verrichten op drie gebieden. Versnellen, verankeren en verkennen zijn hierbij de kernbegrippen. EZ heeft hiertoe een aantal fte s gereserveerd (Ministerie van Economische Zaken en Verkeer en Waterstaat, 2002). 2.3 Ministerie van Verkeer en Waterstaat 2.3.1 NVVP Het huidige beleid ligt op hoofdlijnen vast in het tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer (SVVII, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1990), dat geldig is tot 17 januari 2004. Volgens de Planwet Verkeer en Vervoer moet een nieuw plan het SVVII opvolgen; dit is het Nationaal Verkeers- en Vervoersplan 2001-2020 (NVVP) (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 2000); hierin wordt het Nederlandse verkeers- en vervoersbeleid geschetst voor de periode 2002-2020. In april 2002 is de PKB-NVVP afgestemd door de Tweede Kamer. Daardoor vormt het Structuurschema Verkeer en Vervoer (SVV2) uit 1990 de planologische basis voor het verkeer en vervoersbeleid. Momenteel wordt een nieuw NVVP verwacht in de zomer van 2004. In het onderstaande volgt een overzicht van de voor Telewerken relevante passages uit het (concept) NVVP. Telewerken: De stand van zaken 6

NVVP Beleidsvoornemen Deel A: Het thema mobiliteitsmanagement gaat om vervoermanagement van het personenverkeer, transportefficiëntie en transportpreventie, en intermodaal vervoer en modal shift. Binnen mobiliteitsmanagement is het stimuleren van teletoepassingen in het werk een belangrijke maatregel. Informatie en communicatietechnologie bieden mogelijkheden om verplaatsingen te voorkomen en in de tijd zo te spreiden dat het leidt tot een betere benutting van verkeers- en vervoersvoorzieningen. Hoewel er duidelijke voordelen zijn voor zowel werkgever als werknemer (tijd-, ruimte- en kostenbesparing), zijn er ook bewezen bezwaren zoals van verlies van persoonlijke contacten en controlemogelijkheden. Deze barrières kunnen worden weggenomen door voorlichting en voorbeeldwerking. Daarnaast kan een zekere compensatie in arbeidsvoorwaarden overwogen worden. Bedrijven kunnen tele- en flexwerken introduceren in het kader van vervoermanagement. (p.68) Ten aanzien van vervoermanagement staat er: Het bedrijfsleven wordt nadrukkelijk verzocht om zich te committeren aan de inzet op vervoermanagement. De komende jaren zullen nieuwe impulsen uitgaan naar bedrijven, niet alleen vanuit verkeers- en vervoerbeleid, maar ook vanuit ruimtelijk beleid, milieuzorg en energiebesparing. Door vervoermanagement in samenhang te brengen met deze beleidsterreinen zullen bedrijven en instellingen worden gestimuleerd hun verantwoordelijkheid te nemen. NVVP Beleidsvoornemen - Deel C Mobiliteitsmanagement: Het rijk overlegt met werkgevers en werknemers over mogelijkheden om via de arbeidsvoorwaarden flextijden en teletoepassingen te bevorderen. Dit bevordert een betere spreiding van het verkeer over de hele dag. Het rijk overlegt met decentrale overheden over de invulling van de rol- en taakverdeling na de decentralisatie van mobiliteitsmanagement. Het rijk inventariseert voor welke onderdelen van het mobiliteitsmanagementbeleid wetgeving (of ander instrumentarium) nodig is. Technologie: Het Rijk stimuleert ICT-experimenten gericht op de consument (bijvoorbeeld Kenniswijk). Telewerken: De stand van zaken 7

2.3.2 DGP In 2001 is in opdracht van DGP een 5-jarenprogramma (Novem, 2001) alsmede een Jaarprogramma Telewerken opgesteld door Novem in samenwerking met het Telewerkforum. Beiden hebben, gezien de veranderende rol van Novem geen uitvoering gekend. DGP oriënteert zich momenteel op de relatie tussen enerzijds arbeidsgerelateerde verplaatsingen en anderzijds bereikbaarheid en leefbaarheid. Hiervan maken ook de te verwachten effecten van Telewerken op het verkeer- en vervoer in Nederland uit. Nota Mobiliteitsmanagement In december 2002 is de Nota Mobiliteitsmanagement aangeboden aan de 2 e Kamer (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 2002b). Mobiliteitsmanagement wordt in deze nota gedefinieerd als een samenhangend geheel van (verleidende) activiteiten die gericht zijn op het keuzeproces van de reiziger ten aanzien van verplaatsingsbehoefte, vervoerwijze en de efficiëntie van verplaatsingen. Mobiliteitsmanagement richt zich op het verleggen van de vraag, door het voor de reiziger aantrekkelijker maken van een ruim palet aan alternatieven; keuzevrijheid van de reiziger is hierbij een belangrijk uitgangspunt. Telewerken maakt onderdeel uit van dit palet: Alternatieve vervoerwijzen: naast de auto ook lopen, de fiets, het OV of ketenreizen; Gezamenlijk reizen (carpoolen, vanpoolen); Een auto gebruiken in plaats van bezitten (autodaten); Op basis van actuele reisinformatie op een ander tijdstip reizen of kiezen voor een minder drukke route of bestemming; Thuis werken, Telewerken of andere teletoepassingen. Het Ministerie van Verkeer en Waterstaat heeft hierin vooral een faciliterende, voorwaardenscheppende en samenbindende rol op nationale schaal: het (laten) vergaren en beschikbaar stellen van kennis en middelen, het organiseren van samenhang, ervaringsuitwisseling, het bieden van bruikbare juridische kaders en monitoring. Relevant voor dit rapport is voorts de vraag in de nota in hoeverre verplaatsingsafstanden kunnen worden verkort; alsook de raakvlakken die worden geschetst tussen Verkeer en Vervoer en Ruimtelijke Ordening enerzijds (nagaan in hoeverre de verkeers- en vervoersproblematiek eerder kan worden betrokken in ruimtelijke ordeningsprocessen) en Onderwijs anderzijds Telewerken: De stand van zaken 8

(exploreren van de kansen die flexibiliseren van openingstijden van onderwijsinstellingen bieden voor het spreiden van het verkeer over de dag). Rondje Regio Uit Rondje Regio (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 2002a), de notitie die de neerslag vormt van gesprekken tussen DGP en 12 provincies, 7 kaderwetgebieden en 3 grote gemeenten over de afstemming op het gebied van mobiliteitsmanagement tussen deze partijen, blijkt dat Telewerken geen issue is in het beleid van de provincies en kaderwetgebieden. Dit onderwerp krijgt alleen aandacht via de steunpunten voor vervoermanagement. 2.4 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Binnen het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zijn relevante instanties en beleidslijnen: het Projectbureau Dagindeling, het Emancipatiebeleid, de Sociale Nota 2003 en de Arbowetgeving. 2.4.1 Doelstelling Projectbureau Dagindeling Het doel van het Projectbureau Dagindeling is: Het beter afstemmen van de organisatie van de samenleving op de dagindeling van werkende mannen en vrouwen (Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 2002). Het 2 e Paarse kabinet heeft 60 miljoen (gulden) beschikbaar gesteld voor het de Stimuleringsmaatregel Dagindeling van deze betere afstemming. Hiervoor zijn 140 experimenten binnen zes focus groepen opgezet. Enkele hiervan richten zich op Telewerken. 2.4.2 Emancipatiebeleid Doelstelling van Sociale Zaken: gewenste toename van arbeidsparticipatie van vrouwen.. Het tweede Paarse kabinet had als doel de arbeidsparticipatie van vrouwen in 2010 op 65% van de vrouwelijke beroepsbevolking te brengen. De vraag is of Telewerken hieraan kan bijdragen. In de nota Emancipatiebeleid 2002 aan de Tweede Kamer (18 september 2001) wordt onder de noemer Werk op maat gerefereerd aan het Bereikbaarheidsscenario, een instrument om flexibeler met tijd en plaats van werk om te gaan. Er zal meer aandacht worden besteed aan Telewerken, middels de experimenten via het Projectbureau Dagindeling, als ook middels een Plan van Aanpak Toepassing Bereikbaarheidsscenario (Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 2000). Telewerken: De stand van zaken 9

2.4.3 Sociale nota 2003 De Sociale Nota 2003 spreekt in het kader van de Wet Basisvoorziening Kinderopvang over een betere afstemming van werktijden, schooltijden, winkeltijden en openingstijden van maatschappelijke voorzieningen, welke afstemming maatschappelijke en economische winst kan opleveren. 2.4.4 Arbowetgeving Thuiswerk is steeds meer een verlengstuk van het werken in bedrijven geworden. Daarom is sinds 1 november 1994 de Arbowet ook van toepassing op thuiswerk. Opgemerkt moet worden dat thuiswerk en Telewerken niet zonder meer vergelijkbaar zijn (zie hiervoor hoofdstuk 4). 2.5 Europees perspectief Tijdens de European Council in Lissabon (maart 2000) stelde de Europese Unie een nieuw strategisch doel voor de komende 10 jaar: To become the most competitive and dynamic knowledge-based economy capable of sustained economic growth with more and better jobs and greater social cohesion (Information SocietyTechnologies, 2002). Een eerste stap hierin was het e- Europe Action Plan, waarin een aantal doelstellingen werden geformuleerd waarop de leden van de Europese Unie zouden moeten samenwerken. Een van deze doelstellingen is: modernisation of work organisation in a knowledge-based economy. In Europees perspectief is e-work een enabler om beter samen te werken in Europa, en om nieuwe arbeidsmarkten te ontsluiten: Ultimately, telework makes us independent of time, place and national borders (Telework 99, 1999)). Dit staat wat verder af van mobiliteit alhoewel nieuwe contacten in Europa, ook al beginnen ze virtueel, later meestal toch ook leiden tot fysieke mobiliteit. Er zijn op Europees niveau diverse jaarlijkse seminars over ICT en Telewerk, die kennisbundeling tot doel hebben. Zo vonden er in 2001 en 2002 de volgende seminars plaats: 8th European Assembly on New Ways to Work (Helsinki, 2001) 4 th EPRI Conference (Helsinki, 2001) European eweek 2001 en 2002, waar de ework Awards worden uitgereikt. Het doel van dit seminar is for Europe and its citizens to continue to enjoy improving living standards and quality of life they need to adapt to the rapid change that is confronting them. The primary objective of ew2002 is to accelerate the processes that help businesses, Telewerken: De stand van zaken 10

administrations and individuals adapt to the changing business and working environnements ework 2002 Conference: ework in Europe is the 9th annual European conference on teleworking and new ways to work, and is being organized by the AFTT, the Ministry of Economy, Finance and Industry and the Ministry for the Social affairs, Work and Solidarity with the support of the European Commission and the City of Paris. Since 1994, well-known international specialists in innovative methods of work get together, during 3 days, to talk about best practices, listen to the pioneers in enterprise, discover the technologies of tomorrow and think about the new questions. SUSTEL, Sustainable Telework Assessing and Optimising the Ecological and Social Benefits of Teleworking heeft in juli 2003 een enquete opgesteld die tot doel heeft om op Europees niveau het inbedden van Telewerk in organisaties te ondersteunen: het Telework Sustainability Assessment Tool. Hierin wordt onderscheid gemaakt naar de economische, sociale en maatschappelijke dimensie van Telewerken (Sustel, 2003). Telewerken: De stand van zaken 11

Telewerken: De stand van zaken 12.

3 Overige partijen die zich met Telewerken bezig houden............................................................................................. 3.1 Inleiding Naast centrale en decentrale overheden is er een aantal partijen die zich bezig houden met of betrokken voelen met het thema Telewerken. 3.2 Stichting Nederlands Telewerkforum Het TelewerkForum wil het Telewerken in Nederland stimuleren door de mogelijkheden en voordelen van het Telewerken onder de aandacht te brengen van overheid, werkgevers en werknemers. Het geven van voorlichting en het verstrekken van informatie zijn haar belangrijkste taken. Het TelewerkForum wordt gesubsidieerd door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Deze subsidie wordt afgebouwd omdat er van uit wordt gegaan dat financiering vanuit de markt zelf moet komen 1 (Nota Mobiliteitsmanagement, 2002). Een passage uit de internetsite van het Telewerkforum Hoewel steeds meer organisaties de voordelen van het Telewerken ontdekken, verloopt de invoering niet zo voorspoedig als oorspronkelijk werd verwacht. Dat is vooral te wijten aan het gebrek aan kennis over Telewerken. Werkgevers en werknemers hebben vele vragen over de invoering en de gevolgen van Telewerken. Daarnaast bestaan er zowel bij werkgevers als bij werknemers een aantal hardnekkige vooroordelen, die vooral betrekking hebben op de angst voor sociale isolatie, de vrees dat de binding met het bedrijf verloren gaat en dat telewerkers moeilijk te managen zijn. Ook beleidsmakers moeten van de voordelen van Telewerken overtuigd worden, want de overheid is er nog steeds niet in geslaagd, de juiste randvoorwaarden voor de invoering van Telewerken te creëren. (Contact:: Philip Todd, 0348 483858/www.telewerkforum.nl) 1 Hetzelfde geldt voor de subsidie aan Vervoermanagement Nederland. Telewerken: De stand van zaken 13

3.3 Koepels werkgevers VNO-NCW houdt zich uitsluitend in het kader van arbeidsvoorwaarden bezig met Telewerken (contactpersoon Rene Blijlevens: 070 3490210). 3.4 Koepels werknemers Op de internetsite van FNV is een aantal initiatieven rond Telewerken vermeld. Deze betreffen voornamelijk informatieverschaffing aan werknemers over de praktijk van Telewerken (contact: 020 581 6300). 3.5 Sociaal en Cultureel Planbureau Het SCP publiceert de Emancipatiemonitor, waarin vragen zijn opgenomen over Telewerken (contactpersoon Wil Portegijs 070 340 7805). Telewerken: De stand van zaken 14

4 Definities en omvang van Telewerken in Nederland............................................................................................. 4.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt Telewerken gedefinieerd en worden cijfers gepresenteerd rond het huidige en potentiële aantal telewerkers in Nederland. Het Onderzoeksinstituut voor Stedebouw, Planologie en Architectuur van de TU Delft (OSPA, 1990) biedt een bruikbaar analysekader voor de aspecten bij de keuze van werktijden. Dit analysekader maakt duidelijk dat werktijden samenhangen met een breed scala aan invloedsfactoren, die uiteenlopen van ruimtelijke ordening, leefstijl en de condities die worden opgelegd door de in een cultuur gangbare dagindeling. Vervoer wordt hierin geplaatst tussen: ruimte (woonplaats, werkplek, voorziening) condities (individu, huishouden, partner, collega, tijdsdruk, werktijd, werkduur, werkdruk) tijd: schooltijd, winkeltijd, werktijd partner bezigheden, werktijd Telewerken: De stand van zaken 15

4.2 Definities van Telewerken Er zijn vele definities van Telewerken. Bij het vaststellen van de grootte van de huidige groep telewerkers of van de effecten van Telewerken is de gehanteerde definitie van groot belang voor een juiste interpretatie van deze effecten. Hieronder worden een aantal definities op een rij gezet. Telewerken kan worden opgevat als vorm van flexibilisering van de arbeid (Kropman et al., 1992): Varianten van flexibilisering in de arbeidssector zijn: Variabele werktijden (werknemers bepalen zelf begin en eindtijden) Gespreide werktijden (vastliggende werktijden) Gecomprimeerde werkweken (oorspronkelijk aantal werkuren in minder dagen) Telewerken Definities van Telewerken hebben in de meeste gevallen betrekking op de juridische status van de telewerker, de plaats waar wordt gewerkt, het gebruik van ICT, de aard van de werkzaamheden en de percentages van de arbeidstijd dat op afstand van de werk- of opdrachtgever wordt gewerkt (Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 1998). Een uitgebreide definitie van Telewerken die de meeste van deze aspecten omvat is die van de Omgevingsverkenner ICT, ruimte en mobiliteit (Ministerie van Verkeer en Waterstaat et al. 2002): Telewerken is niets meer dan tijd- en plaatsonafhankelijk werken. Dankzij de informatietechnologie is het mogelijk om overal en altijd met anderen te communiceren en toegang te krijgen tot informatie. Hierdoor kan het werk in principe op elk gewenst tijdstip en op elke gewenste plaats worden gedaan. Telewerken gaat dus verder dan de verplaatsing van traditioneel kantoorwerk naar het huis van de werknemer. Andere auteurs voegen hier het aspect percentage van de arbeidstijd aan toe (die varieert van 10 tot 20% van een volledige werkweek): Telewerken is betaald werk dat voor tenminste 20% van de arbeidstijd wordt verricht op een locatie die ruimtelijk is afgestemd op de woonlocatie van de individuele werkende, en waarvoor door de aard van het werk de beschikbaarheid van informatie- en communicatietechnologie relevant is (Van Reisen, 1997). Een werkvorm waarbij het werk op geografische afstand plaatsvindt van werk- of opdrachtgever voor 1 of meerdere dagdelen of dagen per week. Telewerken: De stand van zaken 16

Hierbij is de telewerker niet constant on-line verbonden met het traditionele kantoor. Bij Telewerken is dan ook sprake van gehele of gedeeltelijke substitutie van de traditionele werkplek naar een werkplek dichter bij huis of in de eigen woning (Spittje, 1999, p.196). Er zijn ook beperktere definities van Telewerken: Binnen het Tijdsbestedingsonderzoek (TBO) (AVV, 2002) wordt de telethuiswerker gedefinieerd als een persoon die werkzaam is (meer dan 12 uur per week) een computer thuis beschikbaar heeft deze computer wel eens gebruikt om thuis te werken 2. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid onderscheidt de thuiswerker : iedereen die in zijn woning werkt met een arbeidsovereenkomst of in opdracht van anderen. Hierbuiten vallen: hulp in de huishouding, mensen aan huis verplegen of werken aan de woning zelf (loodgieters en schilders). 4.2.1 Typen telewerkers Tegenwoordig wordt vaak de term e-work gebruikt als synoniem voor Telewerken. De volgende segmenten e-workers kunnen worden waargenomen (Ministerie van Verkeer en Waterstaat et al., 2002): Permanente thuiswerkers: zij werken full-time thuis, e-work is onderdeel van het arbeidscontract (bijvoorbeeld virtuele call centra) Occasionele thuiswerkers: werknemers die af en toe thuiswerken, afhankelijk van de werkzaamheden. Dit zijn vaak zeer flexibele werknemers. Zij kunnen bijvoorbeeld de spitsdrukte vermijden. Mobiele thuiswerkers die vanuit huis werken: hierbij moet naast vertegenwoordigers en consultants ook gedacht worden aan truckchauffeurs, onderhoudspersoneel e.d. die niet meer vanuit de bedrijfslocatie werken. Freelance en zelfstandig werkende kenniswerkers: werknemers verrichten kenniswerk vanuit huis voor verschillende werkgevers. Werknemers die regelmatig bij telewerkcentra of op satellietkantoren werken en daardoor niet elke dag naar de werkplek komen 3. 2 De resultaten o.b.v. deze definitie, van het TBO (AVV, 2002) laten dan ook zien dat telewerkers veelal mannen zijn die veel tijd aan hun werk besteden (overwerk) en die eerder geneigd zijn om ook thuis te (tele)werken. 3 Een vergelijkbare definitie is: Telewerken: De stand van zaken 17

4.2.2 Satellietkantoren Over het algemeen wordt onder een satellietkantoor verstaan: een vorm van Telewerken in een gebouw dat dient als dependance voor meestal verschillende bedrijven. Het biedt werknemers die ver van het hoofdkantoor wonen, de mogelijkheid om dichter bij huis te werken. Het satellietkantoor biedt de faciliteit om via ICT toepassingen in contact te treden met het eigen bedrijf (Boltein, 1993). In een artikel van Mokhtarian & Sato (1994), waarin Japan en Amerika worden vergeleken met betrekking tot Telewerken, worden de volgende typen satellietkantoren genoemd: single-employer satellite work centers; multiple-employer neighborhood work centers. Een andere term voor werknemers in satellietkantoren is multilocational eworker. Geschat wordt dat er in Europa in 2000 ongeveer 3.700 werknemers werkzaam waren op een satellietkantoor (Information Society Technology, 2002). De volgende doelen van het oprichten van een telewerkcentrum of satellietkantoor worden in de literatuur gevonden (Ministerie van Economische Zaken & Novem, 2000): het creëren van banen in een regio het aantrekken van gespecialiseerde arbeid verminderen van verplaatsingen/terugdringen woon-werkverkeer het vergroten van de werksatisfactie en de efficiency van de medewerkers Op basis van ervaringen in het buitenland (Ministerie van Economische Zaken & Novem, 2000) kan worden gesteld dat satellietkantoren zowel worden gebruikt door kantoorgebonden werknemers die het als verlenging van hun vaste werkplek zien dichter bij huis, als door ambulant personeel dat van tijd tot tijd van de kantoorfaciliteiten gebruik maakt. Ook vestigen zelfstandig werkende consultants of startende bedrijven zich relatief vaak in de kantoorpanden die dienst doen als satellietkantoor. Bereikbaarheidsscenario (Ministerie van Sociale Zaken, 2000): Een situatie waarin taakcombineerders (werknemers en zelfstandigen) een substantieel deel van de werktijd op afstand van de werk- of opdrachtgever werken met behulp van informatie en/of communicatietechnologie. Hierdoor zijn zij minder aanwezig op de werkplek, maar wel bereikbaar voor klanten, collega s en hun meerderen, waarbij de netwerken waarin zij werken optimaal zijn ingericht op deze manier van werken. Het bereikbaarheidsscenario heeft als doel om arbeid en zorgtaken beter te kunnen combineren. Telewerken: De stand van zaken 18

In 2001 won het Nederlandse consultancybedrijf Solvision BV de Teleworking Prize (momenteel overgegaan in My Office Award ) van het Telewerkforum: van de 500 medewerkers hebben er slechts 18 een vaste werkplek. Het bedrijf gebruikt op verschillende plaatsen in Nederland grand-cafe s die dienen als ontmoetingsplek voor werknemers en klanten. Intranet vormt het hart van het bedrijf. 4.2.3 Conclusie In het kader van het bovenstaande is ons inziens de volgende vraag van belang: is iemand die regelmatig thuiswerkt, of die regelmatig een deel van de werktijd besteedt aan het lezen van rapporten in de trein, maar daarbij geen gebruik maakt van een online-verbinding met het traditionele kantoor, nou wel of geen telewerker? Wij zouden ervoor willen pleiten Telewerken te plaatsen binnen de context van flexibilisering van arbeid en daarbij de nadruk te leggen op het tijd- en plaatsonafhankelijk werken. In dat kader zouden we een lans willen breken voor een brede definitie van Telewerken, waarbij uitgegaan zou kunnen worden van de mogelijke effecten van Telewerken op mobiliteit. Hieronder zouden naast Telewerken en e-work, al dan niet on-line, derhalve ook variabele, gespreide werktijden en gecomprimeerde werkweken kunnen vallen. Het gaat daarbij om een nieuwe houding ten opzichte van werktijden en dagindeling in het algemeen. In hoofdstuk 6 wordt hierin onder Naar een andere dagindeling verder op ingegaan. 4.3 Huidige groep telewerkers in Nederland 4.3.1 Omvang Afhankelijk van de gehanteerde definitie loopt het aantal huidige telewerkers uiteen van 80.000 tot 480.000 (Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 1998). Uit cijfermateriaal uit een presentatie van Geert Draijer (2002) komt het volgende beeld naar voren: Telewerken: De stand van zaken 19

Jaartal Aantal telewerkers Type Bron 4 1992 60.000 Telewerkers (Werkgroep 2000) 1993 65.000 Telewerkers (Werkgroep 2000) 1995 80.000 Telewerkers (Telewerkforum) 1996 136.000 Telewerkers (IDC) 1998 200.000 Telewerkers (Heliview) 1999 250.000 Telewerkers (Heliview) 1999 285.000 Telewerkers (Empirica) 1999 308.000 Mobiele werkers (Empirica) 2000 250.000 Telewerkers (Telewerkforum) 2000 350 000 Mobiele werkers (Telewerkforum) Het Centraal Bureau voor de Statistiek (1995) constateert dat 22% van de bedrijven telewerkmogelijkheden biedt. Hierbij geldt dat hoe groter het bedrijf is, hoe vaker telewerkmogelijkheden worden geboden. Werkgroep 2000 (1995) constateert dat Telewerken bij veel bedrijven beperkt is tot enkele personen. Het Telewerkforum schat het aantal Telewerkers in Nederland in brede zin (mobiele werkers en Telewerkers) op ca. 1 miljoen personen (de heer Todd, Telewerkforum, 2003). 4.3.2 Bedrijfstakken Over bedrijfstakken waarin Telewerken veel voorkomt is in de literatuur niet veel gevonden. Met gezond verstand is te beredeneren dat het veelal om kennisintensieve beroepen zal gaan, zoals de Telecommunicatiesector, Marketing en Organisatieadviesbureau s. Dergelijke beroepen zijn met name vertegenwoordigd onder hoger opgeleiden en zullen relatief vaak in de Randstad worden uitgeoefend. Van Reisen onderscheidt 4 categorieën van werkzaamheden, die meer of minder telewerkers representeren (1997): Categorie 1: Routine activiteiten (lage functies) Categorie 2:Traditionele organisaties (middelbare en hoge functies) Categorie 3: Buitendienstfuncties in combinatie met Telewerken Categorie 4: Netwerkorganisaties (organisatie adviseurs etc.) Op het huidige en potentieel aantal telewerkers in elke categorie wordt in paragraaf 4.4 ingegaan. 4.3.3 Activiteitenpatroon Mensen die veel telewerken zijn juist die personen met een hectisch activiteitenpatroon. Voor deze personen vindt mogelijk een afvlakking van de 4 Deze bronnen zijn niet in de literatuurlijst opgenomen Telewerken: De stand van zaken 20

(spits)mobiliteit plaats. Maar over het algemeen zijn en blijven het mobiele mensen die zich relatief veel in de spits verplaatsen. Telewerkers wonen op grotere reisafstand van het werk dan andere werkenden. Het lijkt erop dat men pas gaat telewerken bij een bepaalde woonwerk afstand; dit zou echter nader moeten worden onderzocht. Telewerkers mijden niet massaal de spits (AVV, 2002); 4.4 Potentieel aantal telewerkers in Nederland In het AVV rapport De invloed van de informatiemaatschappij op verkeer en vervoer (1997) wordt gesteld dat de schattingen moeilijk zijn te vergelijken. Zo worden de ene keer een percentage van het aantal kantoorfuncties genoemd en dan weer een percentage van de beroepsbevolking of een absoluut aantal. Bovendien moet er rekening mee worden gehouden dat er aan de cijfers verschillende definities ten grondslag liggen. Enige voorspellingen: 50% kantoorfuncties in Nederland in 2010 (TNO-Inro, 1984) 25-37% van de beroepsbevolking (TNO-STB, 1992) 1,5% van de Nederlandse beroepsbevolking en 12,6% van de bedrijven (Werkgroep 2000, 1995) TNO-Inro (1993): potentieel is 1,7 miljoen mensen Weeder et al. (1999) schatten het potentieel aantal telewerkerkers in de geografische driehoek Amsterdam Utrecht Den Haag in op 500.000, waarvan er ca. 25.000 in de ochtendspits filerijden Opgemerkt moet worden dat de effecten van Rekening Rijden in deze schatting zijn meegenomen. Martens et al. (2002) definiëren het effect van Telewerken (aantal gesubstitueerde ritten) als functie van de omvang van de arbeidsmarkt, de mogelijkheid tot Telewerken, de voorkeur voor Telewerken en de frequentie van Telewerken. Uit de tabel die zij hiertoe hebben samengesteld valt op te maken dat het potentieel aan telewerkers varieert tussen de 16 en 37%. Hoeveel telewerkers er daadwerkelijk zullen zijn hangt af van de twee andere bepalende factoren: frequency en preference : Possibility Mokhtarian Van Reisen Hamer et al. Weijers et al (1998) (1997) (1992) (1996) 16-30% 32% 25-37% Preference 38% 23-46% Frequency 22,6% 16% 18% Telewerken: De stand van zaken 21

Uitgewerkt naar de 3 CPB scenario s komt dan met behulp van modelberekeningen het volgende beeld naar voren (Martens et al, 2002): 1995 Scenario s 2020 DE ER GC Omvang arbeidsmarkt (duizenden) 5.876 6.334 7.512 7.802 Potentiële telewerkers (percentage) 19,6 22,1 44,8 61,4 Voorkeur voor Telewerken (percentage) 30,6 31,7 40,4 41,5 Geschat aantal telewerkers (duizenden) 355 444 1.359 1.988 Frequentie van Telewerken (percentage van wekelijkse commute 19,9 19,9 26,6 26,6 trips) Aantal gesubstitueerde ritten (duizenden, dagelijks) 71 88 362 529 In deze berekening zullen er in 2020 tussen de 440.000 en de 1.988.000 (!) telewerkers zijn. Van Reisen (1997) komt op basis van cijfers van het CB S uit 1994 uit op een potentieel dat het meest dicht bij de voorzichtigste schatting van Martens et al. (2002) ligt: tussen de 375.000 en 470.000 telewerkers, waarvan het grootste deel voor rekening van netwerkorganisaties zal zijn: Huidig aantal Potentieel aantal % t.o.v. geheel in 1995 Categorieën Lage schatting Hoge schatting Lage schatting Hoge schatting 1.Routine activiteiten 253.000 5.000 10.000 2.0 3.9 (Lage functies) 2.Traditionele organisaties 935.000 20.000 35.000 2.1 3.7 (Middelbare en hogere functies) 3.Buitendienst 145.000 20.000 25.000 13.8 17.2 4. Netwerk org. 471.000 330.000 400.000 70.1 85.0 (organisatieadviseurs etc.) Totaal 1.804.000 375.000 470.000 20.8 26.1 De tabel laat zien dat het huidig aantal telewerkers beduidend lager is dan potentieel. Een voorspelling voor 2005 en 2015 laat zien dat het potentieel zich voor elke vorm van Telewerk verschillend ontwikkelt. Er zal met name een stijging zijn van het aantal telewerkers in categorie 3. en 4. In categorie 2. zal sprake zijn van gestage groei, categorie 1. blijft vrijwel stabiel. Wat betreft potentieel : daling in categorie 1, stabiliteit in categorie 2., sterke groei in categorie 4. Telewerken: De stand van zaken 22

4.5 Oorzaken voor het verschil tussen huidig en potentieel aantal telewerkers Er zijn diverse redenen voor het verschil tussen huidig en potentieel aantal telewerkers, die zowel het aanbod (werkgevers) betreffen, als de vraag (werknemers), als de bredere maatschappelijke context: werkgevers: Er wordt een terughoudendheid van het management van bedrijven geconstateerd, die zijn oorsprong vindt in een gevoel te weinig controle te hebben op telewerkers werknemers: Mensen hebben een aangeboren behoefte aan mobiliteit. Dit valt o.m. af te leiden aan het grote aantal fysieke verplaatsingen die mensen om privé redenen maken. Daarnaast bestaat de behoefte om ergens bij te horen, de sociale functie die arbeid heeft. Ook bestaat er terughoudendheid ten aanzien van het vervlechten van privé en werk. maatschappelijke context: De huidige 9-tot-5 cultuur is de laatste jaren wel iets opgerekt middels verlengde winkeltijden, toch vormen beperkte openingstijden van met name onderwijs- en zorginstellingen een belemmering voor een flexibele benadering van werktijden. In hoofdstuk 5 zal verder worden ingegaan op de effecten van Telewerken op mobiliteit en op mogelijke voor- en nadelen van Telewerken voor werkgevers en werknemers. In hoofdstuk 6 worden op basis daarvan acties gepresenteerd om, rekening houdend met deze belemmeringen, Telewerken vorm te geven in Nederland. Telewerken: De stand van zaken 23

Telewerken: De stand van zaken 24

5 Effecten van Telewerken............................................................................................. 5.1 Inleiding In dit hoofdstuk zal worden ingegaan op de effecten van Telewerken, met name op de mobiliteitseffecten. Hiertoe zullen eerst een aantal algemene effecten van Telewerken worden beschreven, waarna ingegaan wordt op specifieke (neven)effecten. Er zal apart worden ingegaan op mobiliteitseffecten van satellietkantoren. Het hoofdstuk sluit af met een overzicht van effecten van Telewerken op individueel, organisatie en maatschappelijk niveau. 5.1.1 Algemene effecten van Telewerken In de literatuur wordt veel melding gemaakt van zgn. generatie, complementariteits- en substitutie effecten. Generatie effect ICT ontwikkeling leidt tot een toenemende vervoersvraag, het zgn. reboundeffect van Telewerken. Voorbeelden hiervan zijn het maken van meer verplaatsingen als gevolg van de combinatie van Telewerken met zorgtaken of het invullen van de bespaarde reistijd met vrije tijdsactiviteiten en verplaatsingen, maar ook met werkgerelateerde verplaatsingen: immobiele telewerkdagen worden afgewisseld met zeer mobile kantoor/klantdagen (langere verplaatsingen die minder frequent gemaakt worden) (Van Reisen, 1997). Complementariteiteffect Het gemak van telecommunicatie waarbij afstand geen enkele rol speelt leidt tot interactie op grotere afstanden. Het is aannemelijk dat hierdoor ook de behoefte ontstaat om als aanvulling op de telecommunicatie deze grote afstanden incidenteel of vaker fysiek te overbruggen. Het gemak van telecommunicatie leidt tot samenwerking over steeds grotere afstand waarbij de behoefte aan fysiek overleg zeker zal blijven bestaan 5. (AVV, 1997). 5 Geldt ook voor andere ICT toepassingen: het aantal recreatieve trips zal bijvoorbeeld toenemen omdat informatie over verre landen makkelijker voorhanden en te boeken is. Telewerken: De stand van zaken 25

Substitutie effect Een deel van de vervoersvraag kan met ICT worden geaccommodeerd. Dit kan worden afgemeten aan bijvoorbeeld het aantal ritten of het aantal kilometers dat per dag of per week wordt vervangen door Telewerken, maar ook aan de hand van de spreiding van ritten over een dag of week. 5.2 Mobiliteitseffecten van Telewerken In de literatuur zijn verschillende afhankelijke variabelen onderscheiden: Aantal gesubstitueerde kilometers Aantal gesubstitueerde (woon-werk) ritten Spreiding van de verplaatsingen over de dag/week/jaar De afgelegde afstand per dag of per week De aan vervoer bestede tijd De vervoerswijzekeuze (OV gebruik of carpoolen) In deze paragraaf worden ook resultaten uit buitenlandse literatuur meegenomen 6. Hierbij moet worden opgemerkt dat verwachtingen/resultaten uit andere landen niet zonder meer toe te passen zijn op de Nederlandse situatie. 5.2.1 Aantal gesubstitueerde kilometers Algemeen De besparing in kilometrage kan aanzienlijk zijn omdat juist de mensen met een grote woon-werkafstand het meest geneigd zijn om te Telewerken (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1992; van Reisen, 1997). Woonwerk kilometers Martens et al. (2002) voorspellen op basis van modelschattingen een bescheiden substitutie effect voor woon-werk gerelateerde verplaatsingen: tussen de 0 en 5 procent van het aantal kilometers. Dit effect wordt echter vrijwel geheel tenietgedaan door een toenemend aantal ritten in het kader van recreatie en zakelijke ritten. Over het geheel genomen voorspellen zij een substitutie effect van maximaal 0,5% van het aantal kilometers. 6 Zie ook: De digitale economie (Ministerie van Economische Zaken en Werkgelegenheid, 2001): EcaTT project EU, 2000 ( dit is een onderzoek naar telewerk in 10 Europese landen: verschillende cijfers (p. 73), tabel met thuiswerkers p. 74 Telewerken: De stand van zaken 26

Hague Consulting Group (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1992), geeft op basis van experimenten aan dat Telewerken leidt tot sterke vermindering van verkeer; tussen de 14 en 16% van het aantal autokilometers. Weeder et al. (1999) concluderen dat Telewerken in de Randstad tot een afname van 1% mobiliteit en 6 tot 7% van de autokilometers in de ochtendspits of 10 tot 20% van al het woon-werkverkeer kan leiden 7. Afname kilometers op telewerkdagen Pendyala et al. (1991) concluderen op basis van een telewerkproject in Californie) dat op telewerkdagen vrijwel geen woon-werk kilometers werden gemaakt. Reizen in de spits werden met 60% gereduceerd, de totale reisafstand werd met 75% verminderd en het aantal snelwegkilometers met 90%. Muconsult (AVV, 1996) constateert op telewerkdagen een besparing van 80-90% van het woon-werkkilometrage. Overige kilometers Mokhtarian (in Kropman, 1992) spreekt een generatie effect tegen: er wordt geen toename geconstateerd van het aantal kilometers op telewerkdagen in het kader van de combinatie met zorgtaken (halen/brengen en boodschappen). 5.2.2 Aantal gesubstitueerde ritten Martens et al. (2002) voorspellen op basis van modelschattingen een bescheiden substitutie effect voor woon-werk gerelateerde verplaatsingen: tussen de 0 en 7 procent van het aantal ritten. Dit effect wordt echter vrijwel geheel tenietgedaan door een toenemend aantal ritten in het kader van recreatie en zakelijke ritten. Over het geheel genomen voorspellen zij een substitutie effect van maximaal 1 procent van het aantal ritten. Van Reisen (1996) constateert een besparing van 6% aan woon-werk ritten, maar toename van privé verplaatsingen van 4%. Hague Consulting Group (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1992), geeft o.b.v. experimenten aan dat: Telewerken leidt tot sterke vermindering van verkeer in de spitsuren; tussen de 11 en 19% van het aantal ritten in de spits. Totaal liggen de percentages iets lager (tussen de 10 en 17%). 7 Hierbij moet wel worden opgemerkt dat in deze cijfers ook de mogelijke effecten van Rekening Rijden zijn opgenomen. Telewerken: De stand van zaken 27

Op telewerkdagen is er sprake van een halvering van ritten van 4 naar 2 (Kropman, 1992)), andere dagen blijft het aantal ritten gelijk. Ook Hamer et al. (1992) zien afname van aantal trips van 17% door telewerkers en 9% van hun huisgenoten. Er wordt ook een afname van ritten voor andere motieven met 14% geconstateerd. Weeder et al. (1999) concluderen dat Telewerken in de Randstad tot een afname van 1% mobiliteit en 6 tot 7% van de autokilometers in de ochtendspits of 10 tot 20% van al het woon-werkverkeer kan leiden 8. 5.2.3 Spreiding van de verplaatsingen over de dag Telewerken als middel om buiten spits te reizen? Hamer et al. ( 1992)) zien een afname van het aantal ritten in de spits met 19% tegen 15% afname buiten de spits. Met name aantal ritten per auto in de spits is afgenomen met 26%. Deze conclusie is in lijn met de resultaten van de studie van Spittje (1999). Hij concludeert dat er onder tele-/thuiswerkers sprake is van een duidelijke afname van het aantal woon-werkverplaatsingen tijdens de ochtend- en avondspits. Tele-/thuiswerken leidt dus tot filevermijdend gedrag, waardoor tele- /thuiswerk een belangrijke bijdrage kan leveren aan het spreiden van de (auto)mobiliteit over de dag. Er is sprake van een gering rebound effect als gevolg van een toename van zakelijke en sociaal recreatieve verplaatsingen. Dit toename effect is echter geringer dan het afname effect. Een zelfde conclusie trekt Van Reisen (1997): totale mobiliteitsreductie van ca. 1% tot 1,5% in 2015, terwijl de reductie van het autokilometrage tussen 10 en 15% in de ochtendspits is. Het OV-kilometrage neemt ook af van 6 tot 10% in de spits. Er is dus met name sprake van reductie van spitsverkeer. Hij waarschuwt wel dat de relatieve rust op de weg ook weer nieuwe mensen aan kan trekken. Hague Consulting Group (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1992), bevestigt o.b.v. experimenten dat: Telewerken leidt tot sterke vermindering van verkeer in de spitsuren; tussen de 11 en 19% van het aantal ritten in de spits. Totaal liggen de percentages iets lager (tussen de 10 en 17%). 8 Zie voetnoot 7. Telewerken: De stand van zaken 28

Ook Pendyala et al. (1991) constateren een afname van autoritten tijdens de ochtendspits: een afname van 0,9 naar 0,2 trips; maar ook in de avondspits is er sprake van een afname van 1 naar 0,5 trips. 5.2.4 Spreiding van de verplaatsingen over de week Hamer et al (1992) zien een afname van aantal ritten in het weekend met 13% als gevolg van Telewerken. Ook Kropman et al (1992) zien als gevolg van Telewerken, door verschuiving van activiteiten, enige afname van ritten in het weekend. Er vindt een reductie plaats van de afgelegde afstand en het aantal ritten per persoon. 5.2.5 Verschuivingen in vervoerswijzekeuze Telewerken leidt veelal tot verschuiving van auto en OV naar langzame vervoermiddelen. (Hague Consulting Group, 1992 in Van Reisen, 1997) Martens en Korver (2000): Induced traffic only occurs with car traffic and not with public transport. 5.2.6 Mobiliteitseffecten van satellietkantoren In de jaren 90 is een aantal pilotprojecten rond satellietkantoren uitgevoerd, zowel in Nederland als in het buitenland: Nederland In een interdepartementaal onderzoek naar werkprocesinnovatie (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1998) wordt door werknemers van de verschillende ministeries in Nederland als locatie voor Telewerk de voorkeur gegeven aan de telewerkplek thuis (75%) boven het satelliet- of buurtkantoor (resp. 6% en 5%). Het onderzoek concludeert dat er geen basis is voor het realiseren van een satellietkantoor (in Zoetermeer). Ondanks dat aan de aanbodzijde tal van oplossingen voor satelliet- of buurtkantoren worden aangereikt, vinden deze initiatieven geen grond in de afweging van de betrokken medewerkers. Als men voor de keuze staat, kiest men voor thuis over voor de eigen werkplek op kantoor. Als men toch de deur uitmoet, reist men liever door. 9 Dit wordt bevestigd door het Telewerkforum: het Telewerkforum ziet satellietkantoren 9 In Nederland zijn pilots met satellietkantoren gehouden in o.m. Purmerend en Lelystad. In een telefonisch onderhoud met adviesbureau Overmars, dat veel ervaring heeft met telewerkprojecten, wordt gesteld dat satellietkantoren in de jaren 90 zijn uitgeprobeerd, maar dat het concept in de praktijk niet bleek te werken. Rapporten bij Overmars, bijvoorbeeld over de proef in Purmerend zijn echter niet meer beschikbaar. Telewerken: De stand van zaken 29