Duurzame bedrijfsgebouwen en Vestigingsrandvoorwaarden

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Duurzame bedrijfsgebouwen en Vestigingsrandvoorwaarden"

Transcriptie

1 Duurzame bedrijfsgebouwen en Vestigingsrandvoorwaarden Een onderzoek naar de vestigingsrandvoorwaarden en de bereidheid van ondernemers om een duurzaam bedrijfsgebouw te realiseren als zij op zoek zijn naar nieuwe huisvesting

2 Pagina 2 / 96

3 Auteur: ing. H.E. Smit Datum: 30 augustus Amsterdam School of Real Estate Master Thesis ter afronding van de studie Master of Studies in Real Estate Begeleider: Dhr. drs. R.J.V.M. Buck Buck Consultance International Interne begeleider: Dhr. J.T. van Noorlo Gemeente Almere Interne begeleider: Dhr. D.J. Somsen MRE Gemeente Almere Pagina 3 / 96

4 Pagina 4 / 96

5 Voorwoord November 2009, na een periode van circa een half jaar te weinig gedaan te hebben aan mijn scriptie, begon het weer te kriebelen. Ik was immers enthousiast begonnen aan de opleiding Master of Studies in Real Estate aan de Amsterdam School of Real Estate. Ik had de eerste drie modules afgerond, maar met de laatste module, het schrijven van een scriptie, wilde het maar niet vlotten. Er was even geen focus en concentratie meer om echt te starten. Het onderwerp stond te ver van mij af en ik miste de uitdaging. In november 2009 besloot ik, ondanks alle energie en tijd die ik erin had gestopt, van onderwerp te wisselen. Ik koos voor een onderwerp waar ik de afgelopen acht jaar bij de gemeente Almere met veel plezier aan had gewerkt; bedrijventerreinen. Deze wissel is erg succesvol gebleken en de motivatie kwam terug. Bedrijventerreinen, een onderwerp dat in de vastgoedwereld minder aandacht krijgt dan woonwijken, winkelcentra en kantorenlocaties. Een deel van de vastgoedsector waar projectontwikkelaars en beleggers maar moeilijk grip op krijgen omdat de overheid een hele grote invloed heeft op de ontwikkeling en realisatie hiervan. Dit wordt ook nog in stand gehouden door de houding van de ondernemers die zich vestigen op een bedrijventerrein. Bij voorkeur realiseren ze hun eigen bedrijfspand en schakelen ze hiervoor alleen wat adviseurs in. De echte ondernemer weet immers zelf het beste wat hij wil en hoe het bedrijfspand moet functioneren. Een standaard bedrijfsgebouw bestaat niet. Wel zijn er uiteraard standaard uitgangspunten waaraan alle nieuwe bedrijfsgebouwen moeten voldoen. Maar voordat een bedrijfsgebouw tot stand komt, zal een ondernemer het besluit moeten nemen om te gaan verhuizen. Welke keuzen maakt een ondernemer dan? Waar let hij op en wat zijn de belangrijkste vestigingsrandvoorwaarden? Een vraag waarop ik met dit onderzoek deels antwoord probeer te geven. Naast deze vestigingsrandvoorwaarden ben ik de laatste twee jaar erg getriggerd door het begrip duurzaamheid. Het bestuur van onze gemeente heeft duurzaamheid hoog in het vaandel staan en wil de verder ontwikkeling van de stad laten plaats vinden via de Almere Principles. Een afgeleide van de ontwerpfilosofie Cradle to Cradle van Michael Braungart en William McDonough. De nieuwe bedrijventerreinen in Almere zouden duurzaam ontwikkeld moeten worden. Maar hoe dat nu precies moet, is nog niet duidelijk. Ook is niet bekend of ondernemers wel interesse hebben om zicht te vestigen op een duurzaam bedrijventerrein. Met dit onderzoek zal ik tevens antwoord proberen te geven op een deel van deze vraag. Deze scriptie is niet zonder slag of stoot tot stand gekomen. Het heeft de nodige uurtjes gekost om een goede onderzoeksopzet in elkaar te zetten, een begeleider toegewezen te krijgen en uiteindelijk te starten met het onderzoek. Om het onderzoek voor de deadline af te ronden is het een aantal weken ook spannend geweest of ik het wel zou halen. Maar de aanhouder wint zeg ik altijd. Pagina 5 / 96

6 Uiteraard moet ik een aantal mensen bedanken. Want zonder hun bijdrage of hulp was deze scriptie niet tot stand gekomen. Ten eerste wil ik alle ondernemers bedanken die bereid waren om aan het onderzoek deel te nemen. Sommige gesprekken waren zo leuk dat in plaats van de 45 minuten die voor het afnemen van de enquête stonden, ik pas na anderhalf of twee uur weer buiten stond. Ook wil ik mijn begeleider René Buck bedanken. Dankzij zijn kritische en scherpe opmerkingen ben ik over bepaalde zaken anders gaan nadenken en heb ik bepaalde zaken in de scriptie aangepast. Ook wil ik Jan van Noorlo en Derk Jan Somsen bedanken voor het meelezen, kritisch reageren en adviseren over mijn scriptie. Tot slot gaat mijn dank uit naar mijn vrouw. Mieke, bedankt voor het kritisch meelezen en al het geduld en de tijd die je mij hebt gegeven om mijn scriptie af te ronden. Nu is het weer tijd voor het normale leven! Herbert Smit 30 augustus 2010 Pagina 6 / 96

7 Samenvatting Bedrijventerreinen worden in waarde onderschat en de aandacht die er de laatste jaren voor is ontstaan, vloeit voort uit een negatieve beeldvorming over bedrijventerreinen bij bestuurders en beleidsmakers. Dit heeft erin geresulteerd dat op rijksniveau is besloten dat alle nieuwe bedrijventerreinen duurzaam moeten zijn en moeten bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit van Nederland. Dit om de zogenaamde verrommeling van het landschap tegen te gaan. Maar zit de doelgroep die zich zullen vestigen op deze nieuwe bedrijventerreinen, de ondernemers, wel te wachten op bedrijventerreinen die duurzaam zijn en bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit? Uit dit onderzoek blijkt dat ondernemers bij hun zoektocht naar een nieuwe locatie voor het bedrijf primair kijken naar de gebruikswaarde van het bedrijventerrein. Dit blijkt uit de volgende vestigingsrandvoorwaarden; 1. Bereikbaarheid per auto 2. Voldoende ruimte voor bedrijfsactiviteiten 3. Een functioneel bedrijfspand 4. Een kavel met laad- en losmogelijkheden op eigen terrein Als de potentiële locatie hieraan voldoet wordt vervolgens gekeken naar de belevingswaarde van het bedrijventerrein. Dit blijkt uit de volgende vestigingsrandvoorwaarden; 5. De uitstraling van andere bedrijfspanden op het bedrijventerrein 6. Het onderhoudsniveau van de openbare ruimte op het bedrijventerrein 7. Een representatief eigen bedrijfspand Pas als het bedrijf op de nieuwe locatie is gevestigd dan hechten ondernemers pas in beperkte mate waarde aan de toekomstwaarde. Een bedrijventerrein heeft een hoge ruimtelijke kwaliteit als aan al deze drie randvoorwaarden wordt voldaan. Ten aanzien van het aspect duurzaamheid op bedrijventerreinen is onderzoek gedaan naar bedrijfsgebouwen. Uit dit onderzoek blijkt dat bijna alle ondernemers bereid zijn om een duurzaam bedrijfsgebouw te realiseren. Bijna twee derde van de ondernemers is bereid om 5% tot 10% van de aanneemsom extra te investeren ten aanzien van duurzaamheidsmaatregelen. Het toepassen van zeer goede isolatie van dak en gevel, de beste kwaliteit isolerend glas en HF-TL verlichting spreekt de ondernemers het meeste aan. Deze drie maatregelen zouden volgens meer dan de helft van de ondernemers ook wel verplicht mogen worden. Ondernemers hechten dus steeds meer belang aan ruimtelijke kwaliteit, maar gebruikswaarde blijft voorop staan. Aan de invulling van een duurzaam bedrijventerreinen willen ondernemers ook wel bijdragen door een duurzaam gebouwd bedrijfsgebouw te realiseren. Maar ondernemers doen dit alleen op basis van een financiële afweging. Pagina 7 / 96

8 Pagina 8 / 96

9 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding Bedrijventerreinen in Nederland Randvoorwaarden bij de ontwikkeling van bedrijventerreinen in Nederland Kernvraag van het onderzoek Onderzoeksopzet Leeswijzer 17 Hoofdstuk 2 Bedrijventerreinen in Nederland Inleiding Wat is een bedrijventerrein? Kenmerken en karakteristieken van bedrijventerreinen De planning van bedrijventerreinen Vestigingsrandvoorwaarden De ontwikkeling van bedrijventerreinen 27 Hoofdstuk 3 Ruimtelijke kwaliteit Inleiding Ruimtelijke kwaliteit Ruimtelijke kwaliteit op bedrijventerreinen Ruimtelijke kwaliteit in schaalniveaus 34 Hoofdstuk 4 Duurzaamheid Inleiding Duurzaamheid 37 Pagina 9 / 96

10 4.3 Duurzame bedrijventerreinen Duurzame bedrijfsgebouwen 41 Hoofdstuk 5 Onderzoeksopzet Inleiding Selecteren doelgroep onderzoek Opzet enquête 44 Hoofdstuk 6 Onderzoeksresultaten Bedrijfskenmerken Beperkingen onderzoek 48 Hoofdstuk 7 Onderzoeksresultaten vestigingsrandvoorwaarden Randvoorwaarden voor vestigen op een nieuwe locatie Beoordeling randvoorwaarden huidige situatie Prioriteit om randvoorwaarde te wijzigen 54 Hoofdstuk 8 Onderzoeksresultaten duurzame bedrijfsgebouwen Algemene houding ten aanzien van duurzaamheid Bereidheid tot investeren in een duurzaam bedrijfsgebouw Gevolgen na introductie standaard bedrijfsgebouw Resultaten duurzaamheidsmaatregelen Resultaten duurzaamheidscenario s 63 Hoofdstuk 9 Conclusies en aanbevelingen Conclusies Aanbevelingen 66 Pagina 10 / 96

11 Literatuurlijst 69 Bezochte websites 73 Bijlagen Toelichting algemene deel vragenlijst enquête Toelichting vestigingsrandvoorwaarden enquête Toelichting duurzaam bedrijfsgebouw en scenario s in de enquête Vragenlijst enquête Standaard bedrijfsgebouw presentatie 95 Pagina 11 / 96

12 Pagina 12 / 96

13 Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Bedrijventerreinen in Nederland In Nederland zijn de afgelopen decennia veel nieuwe bedrijventerreinen ontwikkeld. Volgens het Integraal Bedrijventerreinen Informatie Systeem (IBIS) zijn er maar liefst bedrijventerreinen in Nederland (inclusief zeehavens en economische zones) en beslaan deze een oppervlak van hectare bruto (Arcadis Ruimte en Milieu 2009). Dit is 2% van het totale oppervlak van Nederland (CBS bodemstatistiek). Op dit oppervlak werkt ongeveer 34% van de werkzame beroepsbevolking (Louw e.a. 2004). Bedrijventerreinen dragen dus voor een groot deel bij aan de Nederlandse Economie. Helaas worden bedrijventerreinen in waarde onderschat, zo stelt Van Dinteren in zijn oratie uit Hij geeft hierin aan dat bedrijventerreinen nog steeds stiefmoederlijk worden behandeld. De belangstelling van geografen, planologen en vastgoeddeskundigen is in verhouding met andere werklocaties zoals winkelcentra en kantorenlocaties laag. Hierin kwam verandering toen bedrijventerreinen een probleem leken te worden. Niet dat de huidige bedrijventerreinen voor de ondernemers die er gevestigd zijn een probleem zijn, maar wel voor beleidsmakers. Er wordt momenteel gesproken over het continue uitdijende karakter van bedrijventerreinen dat leidt tot verrommeling van het landschap. Naast deze stiefmoederlijke houding over bedrijventerreinen wordt afgevraagd of er nog wel nieuwe bedrijventerreinen bij moeten komen. Al sinds er op nationaal niveau ramingen worden gemaakt, de BedrijfsLocatieMonitor (BLM), wordt deze kwantitatieve vraag in twijfel getrokken. Een goed voorbeeld hiervan is het rapport Is er wel vraag naar nieuwe bedrijventerreinen van Olden uit 2005 en De Bedrijfslocatiemonitor Kritiek, alternatieven en aanpassingen van Knoben en Traa uit Olden geeft in het betreffende onderzoek aan dat er veel te optimistisch is gerekend en dat er op termijn een overschot aan nieuwe bedrijventerreinen zal ontstaan. In zijn proefschrift Uit voorraad leverbaar uit 2010 wordt dit beeld nogmaals bevestigd en pleit Olden voor een regionale aanpak en verzoekt hij om het aanpakken van bestaande verouderde bedrijventerreinen. Deze constatering van Olden wordt door Van Dinteren gedeeld. Van Dinteren voegt er zelfs aan toe dat door de slecht functionerende markt voor bedrijventerreinen er een vergelijking tussen sprinkhanen en bedrijven gemaakt kan worden (Van Dinteren 2008). Hij stelt dat door het disfunctioneren van de markt, die o.a. veroorzaakt wordt door een kwantitatief overaanbod en hiermee samenhangend lage grondprijzen van bedrijventerreinen, het voor bedrijven eenvoudiger is om te verhuizen naar een nieuw bedrijventerrein dan om te investeren in de huidige (oude)locatie. Dit proces zit volgens Van Dinteren in een vicieuze cirkel die doorbroken zal moeten worden. Beleidsmatig is er de laatste jaren veel belangstelling voor bedrijventerreinen. Dit heeft er toe geleid dat de ministeries van Economische Zaken en Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieu onlangs met het IPO en de VNG het convenant bedrijventerreinen hebben afgesloten voor de periode Dit convenant Pagina 13 / 96

14 voorziet enerzijds in de aanpak van verouderde bedrijventerreinen en anderzijds in de aanleg van nieuwe bedrijventerreinen. Dit om tegemoet te komen aan de kritiek van onder andere Olden en Van Dinteren op het beleid over (nieuwe) bedrijventerreinen. 1.2 Randvoorwaarden bij de ontwikkeling van bedrijventerreinen in Nederland Ten aanzien van de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen worden door het Rijk een aantal randvoorwaarden opgelegd aan de lagere overheden. Zo zijn gemeenten sinds het in werking treden van het convenant op 27 november 2009 verplicht om; 1. In regionaal overleg de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerrein af te stemmen; 2. Nieuwe bedrijventerreinen alleen nog te ontwikkelen conform de SER ladder; 3. Maatregelen te nemen om veroudering van bedrijventerreinen tegen te gaan door duurzaam beheer en onderhoud te verplichten; 4. Nieuwe bedrijventerreinen alleen nog maar duurzaam te ontwikkelen en moeten deze bijdragen aan de economische en ruimtelijke kwaliteit van Nederland. Ad.1 Regionaal overleg bedrijventerreinen Regionaal overleg waarvoor Olden en Van Dinteren pleiten is relatief eenvoudig te organiseren. Wel zullen Provincies hierin een voortrekkersrol moeten gaan spelen. Regionale afstemming komt immers niet vanzelf van de grond. Gemeenten moeten tot elkaar veroordeeld worden. De huidige economische situatie zal er hoogstwaarschijnlijk toe bijdragen dat dit sneller en eenvoudiger zal gebeuren dan wanneer er sprake zou zijn van een hoogconjunctuur. De kans die er nu ligt moet dus door de Provincies gepakt worden. Ad. 2 SER ladder en bedrijventerreinen De SER ladder is in 1999 geïntroduceerd in het SER-advies Commentaar op de Nota Ruimtelijk Economische Beleid en is een denkmodel voor het omgaan met (schaarse) ruimte. De ladder bestaat uit de volgende drie treden; 1. Gebruik de ruimte op bedrijventerreinen die nu al beschikbaar is en die door herstructurering beschikbaar gemaakt kan worden; 2. Maak optimaal gebruik van mogelijkheden om de ruimteproductiviteit op bedrijventerreinen te verhogen; 3. Indien de twee voorgaande treden onvoldoende mogelijkheden bieden, is het pas mogelijk om een nieuw bedrijventerrein te ontwikkelen. De SER ladder is een goed denkmodel en uitgangspunt voor de beleidsmatige (her)ontwikkeling van bedrijventerreinen. Maar omdat de SER ladder een denkmodel is en geen hard toetsingskader, is het in de praktijk mogelijk om met een matige onderbouwing ten aanzien van de eerste twee treden alsnog nieuwe bedrijventerrein te ontwikkelen. Ad. 3 Duurzaam beheer en onderhoud van bedrijventerreinen Duurzaam beheer en onderhoud van bedrijventerreinen kan bij de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen in Nederland goed geregeld worden. In de praktijk zien we dat de laatste jaren ook. Het duurzaam beheer en onderhoud van Pagina 14 / 96

15 bedrijventerreinen wordt in de praktijk vertaald naar het verplicht lid zijn van een parkmanagement organisatie als een bedrijf zich vestigt op een nieuw bedrijventerrein. In de praktijk zijn hier enkele goed werkende voorbeelden van zoals het bedrijventerrein Nieuw Vennep Zuid in de gemeente Haarlemmermeer en businesspark Lijnden in de gemeente Amsterdam. Voor bestaande bedrijventerreinen is het realiseren van duurzaam beheer en onderhoud veel lastiger. De bedrijven die gevestigd zijn op het bedrijventerrein kunnen niet verplicht worden om deel te nemen aan of te participeren in een organisatie die hiervoor zorg draagt. Door dit vrijblijvende karakter is de kans op zogenaamde freeriders 1 groot. Dit is in de afgelopen jaren veelvuldig voorgekomen bij collectieve (particuliere) bewaking van bedrijventerreinen. De bereidheid bij de goedwillende ondernemers op het bedrijventerrein om te participeren in een organisatie is daardoor laag en de kans op slagen klein. Ad. 4 Duurzame bedrijventerreinen en ruimtelijke kwaliteit Tot slot wordt als randvoorwaarde meegegeven dat de nieuwe bedrijventerrein alleen nog maar duurzaam mogen zijn en bij moeten dragen aan de ruimtelijke en economische kwaliteit van Nederland. Waar moeten deze bedrijventerreinen aan voldoen om dit stempel of certificaat te krijgen? En sluit een dergelijk bedrijventerrein wel aan bij de wensen van de gebruikers? Zitten ondernemers wel te springen om kwalitatieve duurzame bedrijventerreinen? Het lijkt erop dat dit beleidsuitgangspunt is geformuleerd zonder rekening te houden met wat hieronder verstaan wordt en wat de doelgroep wil. Deze randvoorwaarde heeft een top down benadering die ingaat tegen normale economische principes van de vrije markt. Of zou het niet belangrijk zijn om rekening te houden met wat de doelgroep wil? Is het maatschappelijk belang van het voorkomen van verrommeling van het landschap en lelijke bedrijventerreinen belangrijker? 1.3 Kernvraag van het onderzoek In het kader van dit onderzoek zal aandacht besteedt worden aan de basis van duurzame bedrijventerreinen, zijnde de duurzame planning van bedrijventerreinen. Hiermee hangt samen de vraag naar nieuwe bedrijventerreinen en de keuze die ondernemers maken om zich op een bepaald bedrijventerrein te vestigen. Dit zijn de vestigingsrandvoorwaarden. Daarnaast zal in dit onderzoek ingegaan worden op duurzame huisvesting van bedrijven. Onderzocht zal worden wat de bereidheid van ondernemers is om bij een verhuizing te investeren in een duurzaam gebouwd bedrijfsgebouw. Duurzame bedrijven en duurzame ontwikkeling en inrichting van bedrijventerreinen blijven in dit onderzoek buiten schot. Deze afbakening resulteert in de volgende vraag die centraal staat in dit onderzoek; 1 Een freerider is een bedrijf dat (financieel) niet deelneemt aan de organisatie die zorg draagt voor het duurzaam beheer en onderhoud van het bedrijventerrein. Maar (doordat het bedrijf er wel gevestigd is) profiteert hij wel van de inspanningen die door de betreffende organisatie worden geleverd. Pagina 15 / 96

16 Wat zijn de belangrijkste randvoorwaarden voor een ondernemer om zich te vestigen op een bedrijventerrein en welke rol speelt een duurzaam gebouwd bedrijfsgebouw hierin? Deze vraag zal in dit onderzoek beantwoordt worden door ondernemers te vragen waaraan de bedrijfshuisvesting en de bedrijfsomgeving (het bedrijventerrein) zal moeten voldoen. Daarnaast zal gevraagd worden in hoeverre ondernemers bereid zijn om een duurzaam bedrijfsgebouw te realiseren. Subvragen vestigingsrandvoorwaarden; Om in beeld te krijgen wat ondernemers belangrijk vinden en waar ze waarde aan hechten bij een locatiekeuze voor het bedrijf, wordt onderscheid gemaakt in drie schaalniveaus; - Welke vestigingsrandvoorwaarden zijn belangrijk voor ondernemers ten aanzien van het gebouw en de kavel? - Welke vestigingsrandvoorwaarden zijn belangrijk voor ondernemers ten aanzien van het bedrijventerrein? - Welke vestigingsrandvoorwaarden zijn belangrijk voor ondernemers ten aanzien van de locatie van het bedrijventerrein in de stad en of regio? Door ondernemers te laten aangeven hoe belangrijk ze bepaalde vestigingsrandvoorwaarden vinden, wordt duidelijk waaraan achtereenvolgens het gebouw / kavel, het bedrijventerrein en de omgeving rond het bedrijventerrein moeten voldoen willen bedrijven zich hier vestigen. Om te voorkomen dat alle vestigingsrandvoorwaarden belangrijk zijn voor de verhuizing van het bedrijf, zal de ondernemers gevraagd worden zelf een oordeel te vellen over de huidige situatie. Door deze aanvullende vraag te stellen over de betreffende randvoorwaarde wordt enerzijds duidelijk hoe ze het nu geregeld hebben en wordt anderzijds duidelijk hoeveel prioriteit ze stellen om deze randvoorwaarde aan te passen aan de huidige omstandigheden. Subvragen duurzaam gebouwde bedrijfshuisvesting Naast het in beeld brengen van de belangrijkste vestigingsrandvoorwaarden wordt onderzoek gedaan naar de bereidheid van ondernemers om duurzaam te bouwen. Dit wordt gedaan door ondernemers een financiële afweging voor te leggen. In dit onderzoek zal antwoord gegeven worden op de volgende vragen; - Wat is de investeringsbereidheid van ondernemers ten aanzien van duurzaamheidsmaatregelen op gebouwniveau? - Welke duurzaamheidsmaatregelen op gebouwniveau spreken de ondernemers het meest aan en waarom? - Welke duurzaamheidsmaatregelen op gebouwniveau zouden volgens ondernemers verplicht mogen worden? Door in eerste instantie de houding van de ondernemer in beeld te brengen en vervolgens in te gaan op de huur- en energielasten, wordt voor de ondernemer inzichtelijk wat hij per jaar kwijt is aan de huisvesting van zijn bedrijf. Door een standaard bedrijfsgebouw te introduceren en hiermee inzichtelijk te maken wat bespaard kan worden op de energieverbruik en daarmee de huisvestingslasten Pagina 16 / 96

17 moet duidelijk worden wat de ondernemers het meest aanspreekt en of hun houding ten aanzien van duurzaam bouwen ook veranderd is. Waar voor zijn ondernemers nog wel bereid te betalen en waarvoor niet meer? Dus wanneer slaat de ambitie om een duurzaam bedrijfsgebouw te eisen door naar een onaantrekkelijke locatie voor ondernemers om zich daar te vestigen? Dit om te voorkomen dat een gemeente vanwege tegenvallende verkoop uiteindelijk haar duurzaamheidsambitie bijstelt en het bedrijventerrein uiteindelijk vanuit dit perspectief niet als duurzaam bestempeld kan worden. 1.4 Onderzoeksopzet Om er achter te komen wat ondernemers willen is voor dit onderzoek een enquête opgesteld. Door middel van interviews is de enquête afgenomen bij 27 ondernemers. Er is gewerkt met een gesloten vragenlijst (bijlage 4) met gecodeerde antwoorden (zie tevens hoofdstuk 5). De resultaten van de enquête zijn aan de hand van beschrijvende en verklarende statistiek beschreven in de hoofdstukken 6, 7 en 8. Via twee bestaande databases van de gemeente Almere 2 zijn ondernemers geselecteerd. Deze databases bevatten diverse gegevens van ondernemers die gevestigd zijn in, maar ook buiten Almere. De databases worden enerzijds gebruikt voor het registreren van vastgoedtransacties en anderzijds als een bedrijfsinformatiesysteem waarin ontwikkelingen van bedrijven worden bijgehouden en belangstellende bedrijven voor vestiging in Almere worden geregistreerd. Ook wordt één van de twee databases gebruikt om (gericht) mailings te kunnen versturen en wordt er klant specifieke informatie in bijgehouden. 1.5 Leeswijzer Deze scriptie is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 wordt de ontwikkeling van bedrijventerreinen in de afgelopen jaren beschreven en nader ingegaan op recente beleidsontwikkelingen, programmering van bedrijventerreinen en enkele kenmerken van de bedrijventerreinenmarkt die van belang zijn voor dit onderzoek. Vervolgens gaat hoofdstuk 3 in op het begrip ruimtelijke kwaliteit en hoofdstuk 4 op het begrip duurzaamheid. In hoofdstuk 5 zal de gehanteerde onderzoeksmethodiek verder worden toegelicht en beschreven. Zo wordt ingegaan op het selecteren van de doelgroep, de enquête en de standaard bedrijfshal. Hoofdstuk 6 zal beschrijvend en verklarend ingaan op de kenmerken van de bedrijven die deelgenomen hebben aan het onderzoek. De resultaten van de vestigingsrandvoorwaarden uit de enquête zijn weergegeven in hoofdstuk 7. In hoofdstuk 8 is dit gedaan voor de bereidheid voor duurzaam bouwen. In het laatste hoofdstuk zullen conclusies worden getrokken uit de resultaten van de enquête en antwoord geven op de kernvraag en bijbehorende subvragen. Tevens zal hier aangegeven worden wat gemeenten en projectontwikkelaars op basis van dit 2 Het betreft het Relatie Informatie Systeem (RIS) en het Gemeentelijk informatie systeem Almere (GisA) waarin alle vastgoedtransacties in worden vastgelegd Pagina 17 / 96

18 onderzoek kunnen doen om een duurzaam bedrijventerrein te ontwikkelen dat bijdraagt aan de economische en ruimtelijke kwaliteit van Nederland. Pagina 18 / 96

19 Hoofdstuk 2 Bedrijventerreinen in Nederland 2.1 Inleiding Als we naar het absolute ruimtegebruik van bedrijventerreinen in Nederland kijken, dan hebben bedrijventerrein een relatief kleine impact op Nederland. Bedrijventerreinen beslaan immers maar 2% van de oppervlakte van Nederland. Zouden we kijken naar de bebouwde omgeving, dan spelen bedrijventerreinen wel een rol van betekenis. Maar liefs 22% van de bebouwde omgeving betreft een bedrijventerrein (CBS bodemstatistiek). Om tot een dusdanig substantieel aandeel van de bebouwde omgeving te komen, hebben bedrijventerreinen zich over een periode van ruim honderd jaar ontwikkeld. Eind 19 e eeuw zijn de eerste bedrijventerreinen tot stand gekomen en sinds die tijd hebben de bedrijventerreinen zich steeds ontwikkeld. Bedrijventerrein werden vroeger ook wel industrieterreinen genoemd. Dit heeft ook te maken met de ontstaansgeschiedenis van bedrijventerreinen. Zo zijn er vijf generaties bedrijventerreinen te onderscheiden (Louw e.a. 2009). De eerste generatie bedrijventerreinen is ontstaan aan het begin van de industrialisatie. Bedrijven ontwikkelden zich aan de randen van woonwijken van steden. Het voordeel hiervan was dat de afstand tussen de werknemers en het bedrijf klein was. Een nadeel hiervan was dat de kwaliteit van de leefomgeving zwaar onder druk stond. Begin jaren twintig leidden de bedrijven aan de randen van de woonwijken tot teveel overlast. Door de groeiende mobiliteit van de medewerkers en het voor die tijd nieuwe stedenbouwkundige principe van het scheiden van functies, leidde dit er toe dat de functies wonen en werken van elkaar gescheiden werden. De tweede generatie bedrijventerreinen werd geboren. Deze tweede generatie bedrijventerreinen kenmerkt zich door deze scheiding tussen wonen en werken en de aanwezigheid van een haven. Veel goederen werden immers nog via het water vervoerd. Na de tweede wereldoorlog verschuift het accent van het goederenvervoer. Er worden steeds meer goederen via de weg in plaats van over het water getransporteerd. Een goede ontsluiting naar snel- of hoofdwegen was, naast een haven, een belangrijke randvoorwaarde voor de ontwikkeling van een bedrijventerrein. Deze derde generatie bedrijventerreinen is langs belangrijke ontsluitingswegen en waterwegen gerealiseerd. Hierdoor hebben deze bedrijventerreinen vaak een multimodaal karakter. De vierde generatie bedrijventerreinen wordt gekenmerkt door het feit dat het hier om pure snelweglocaties gaat. Het vervoer over de weg is in de jaren 70 en 80 sterk toegenomen. Het pure industriële karakter van bedrijventerreinen verdwijnt en deze bedrijven worden meestal elders gepositioneerd door gewijzigde regelgeving (Wet geluidhinder, Wet milieubeheer, etc.). De kavels worden kleiner en er ontstaat een grotere diversiteit aan bedrijven die zich op een bedrijventerrein vestigen. Pagina 19 / 96

20 De vijfde generatie bedrijventerreinen zijn de huidige bedrijventerreinen die ontwikkeld worden. Ze worden gekenmerkt door multimodaliteit, intensief ruimtegebruik, stedenbouwkundige kwaliteit en duurzaamheid. Dit is precies wat het Rijk met het convenant bedrijventerreinen voorschrijft. Je zou op basis van deze karakterisering kunnen stellen dat de vijfde generatie bedrijventerreinen dus voldoet aan het convenant bedrijventerreinen. Echter wordt door Louw e.a. niet gedefinieerd wat nu precies wordt verstaan onder deze (stedenbouwkundige) kwaliteit en duurzaamheid van bedrijventerreinen. Om dit te kunnen doen, worden in dit hoofdstuk eerst enkele karakteristieken van de markt voor bedrijventerreinen beschreven. Vervolgens zal ingegaan worden op de kwantitatieve planning van bedrijventerreinen en tot slot de ontwikkeling van bedrijventerreinen. 2.2 Wat is een bedrijventerrein? Op basis van de historische analyse kan de vraag gesteld worden wat nu een bedrijventerrein is. Het IBIS hanteert hiervoor de term werklocatie. Onder een werklocatie vallen bedrijventerreinen, zeehaventerreinen en economische zones. Het IBIS gaat bij haar inventarisatie er van uit dat een werklocatie groter is dan één hectare bruto. De eenheid van registratie is het terrein zelf en niet het bestemmingsplan. IBIS omschrijft een werklocatie als volgt (2009); Werklocatie Een terrein dat vanwege zijn bestemming bestemd en geschikt is voor gebruik door handel, nijverheid, commerciële en niet commerciële dienstverlening en industrie. Onder de omschrijving vallen daarmee tevens (delen van) werklocaties die gedeeltelijk bestemd zijn en geschikt zijn voor kantoren. De volgende terreinen vallen er niet onder: - terreinen voor grondstofwinning, olie en gaswinning; - terrein voor waterwinning; - terrein voor agrarische doeleinden zonder verwerkende industrie en logistiek; - terrein voor afvalstort. Kantoorlocaties en individuele bedrijfspanden vallen buiten deze definitie en zijn dus niet opgenomen in het IBIS. Deze definitie en afbakening passen goed bij het onderzoek en wordt daarom gehanteerd. 2.3 Kenmerken en karakteristieken van bedrijventerreinen Nu duidelijk is wat in dit onderzoek onder een bedrijventerrein wordt verstaan zullen enkele kenmerken en karakteristieken van de markt van bedrijventerreinen behandeld worden. Dit zodat duidelijk wordt waar ondernemers voor kunnen kiezen als ze op zoek gaan naar een nieuwe locatie om hun bedrijf te huisvesten. - Bedrijventerreinen zijn steeds meer in trek bij ondernemers; Uit onderzoek blijkt dat steeds meer bedrijven uit de stad verhuizen naar een bedrijventerrein aan de rand van de stad. Voornaamste reden is dat de Pagina 20 / 96

21 bedrijventerreinen aan de rand van de stad meer fysieke- en milieuruimte bieden aan de ondernemers in vergelijking met gemengde locaties in de stad. - Bedrijventerreinen zorgen voor ontmenging van functies; Doordat bedrijven wegtrekken uit de woongebieden draagt dit bij aan de ontmenging van functies. Enerzijds is dit een positieve ontwikkeling. De bedrijven zorgen immers niet meer voor overlast voor de omliggende bewoners. Een nadeel hiervan is dat overdag de levendigheid uit het straatbeeld verdwijnt en de sociale controle er s nachts en in de weekenden er niet meer is. - Werken volgt wonen; Uit onderzoek van De Graaf e.a. uit 2008 blijkt dat werken wonen volgt zolang er maar voldoende arbeidspotentieel is. Enkele nuanceringen die gemaakt moeten worden ten aanzien van deze constatering zijn de Vinex locaties en perifere locaties. Vinex locaties blijven achter lopen en voor perifere locaties is deze causale relatie nauwelijks aan te tonen. Daarnaast valt op dat industrie, logistiek en zakelijke dienstverlening stuwende sectoren zijn en dus in veel mindere mate het wonen volgen. - Het ontwikkelen van bedrijventerrein gebeurt voornamelijk door gemeenten; Ruim 80% van het oppervlak van de nog uit te geven bedrijventerreinen is in handen van gemeenten. Slechts hectare netto is in handen van private partijen (Arcadis Ruimte en Milieu 2009). Daarbij moet zelfs opgemerkt worden dat de private partijen voor een groot deel aangestuurd worden door lokale overheden. Een goed voorbeeld hiervan is Schiphol Area Development Company (SADC). - Bedrijfsgebouwen is een eigenaar gebruikers markt; Afhankelijk van de levensfase, de sector en het aantal medewerkers van het bedrijf kan gesteld worden dat de bedrijfsgebouwenmarkt er één is van de zogenaamde eigenaar/gebruikers 3. Van de ondernemers met 10 tot 100 medewerkers heeft 88% een eigen bedrijfspand (Mensen e.a. 2005). Enkele nuanceringen hierop zijn de kleine en startende bedrijven. Deze bedrijven huren vaker een bedrijfspand. Dit omdat er bij de start van het bedrijf onvoldoende kapitaal is om een eigen pand te realiseren en de onderneming nog gaat groeien. Hierdoor is flexibele huisvesting, gewenst. De logistieke sector is tevens een uitzondering. De logistieke sector is een sector waarin de gebruikers overwegend de bedrijfsgebouwen huren van (particuliere)beleggers. Dit omdat de bedrijven enerzijds geen vastgoed op de balans willen hebben staan en anderzijds wordt binnen de logistieke sector gewerkt met korte contracten waardoor ook hier flexibiliteit in de huisvesting noodzakelijk is. - Verhuisafstand beperkt zich bij meerderheid van de bedrijven tot 25 kilometer en bij voorkeur binnen de eigen gemeente; Olden (2005) geeft aan dat de markt voor bedrijventerreinen een regionale markt is en dat bedrijven zich over een afstand tot 25 kilometer verplaatsen. Uit het onderzoek van Van Oort e.a. uit 2007 blijkt dat 94% van de bedrijven zich verplaatsen binnen de regio en dat 75% zich verplaatst binnen de eigen gemeente. Van Oort e.a. concluderen in aanvulling op de conclusie van Olden (2005) dat het verhuizen van bedrijven een regionale markt is die noopt tot samenwerking. 3 Een eigenaar/gebruiker is een ondernemer die het bedrijfspand zelf in eigendom heeft en gebruikt voor de huisvesting van zijn eigen onderneming Pagina 21 / 96

22 Deze constateringen van Van Oort en Olden worden grotendeels door het onderzoek van Dantuma uit 2008 herbevestigd. Dantuma constateert dat 53,5% van de ondernemers een eigen bedrijfspand heeft. Het onderzoek van Dantuma is niet geheel representatief voor dit onderzoek omdat binnen zijn doelgroep van ondernemers ook bedrijven zitten uit de detailhandel, zakelijke dienstverlening, horeca en persoonlijke dienstverlening. Hierdoor is circa 60% van zijn respondenten niet representatief voor dit onderzoek. Mensen e.a. (2005) constateerden voor Van Oort e.a. al dat 75% van de ondernemers niet bereid is te verhuizen naar een andere gemeente. Deze constatering sluit in hoofdlijnen aan bij die van Olden. Echter, het onderzoek van Mensen is onder een bredere groep van ondernemers gehouden (detailhandel en zakelijke dienstverlening) en dus ook niet geheel representatief voor dit onderzoek. - Er verhuizen jaarlijks tussen circa bedrijven met totaal arbeidsplaatsen; Uit onderzoek blijkt dat er gemiddeld bedrijven per jaar verhuizen (Van Oort e.a. 2007). Het overgrote deel van deze bedrijven heeft slechts een omvang tot vijf werkzame personen (Mensen e.a. 2005). Uit de Database bovenregionale Locatiebeslissingen Nederland (BLN) van de STEC groep blijkt dat in de periode gemiddeld 37 bedrijven per jaar met meer dan 50 arbeidsplaatsen over een grotere afstand verplaatsen of zich nieuw in Nederland vestigen. ( Geconcludeerd kan worden dat er per jaar veel kleine bedrijven verhuizen en ondernemers steeds meer naar bedrijventerreinen verhuizen. Als gevolg hiervan ontstaat een duidelijke scheiding tussen de functies wonen en werken. Bedrijven verhuizen niet over een grote afstand en zoeken locaties op waar (veel) mensen wonen. De bedrijventerreinen worden vaak door gemeenten ontwikkeld en de ondernemers hebben het liefst een gebouw in eigendom. Deze combinatie van factoren zorgt ervoor dat projectontwikkelaars en beleggers maar zeer beperkt grip hebben op de markt van bedrijventerreinen. Dit omdat ze een product moeten ontwikkelen voor een erg gedifferentieerde doelgroep. Zeker als je kijkt naar de markt voor detailhandel en zakelijke dienstverlening. Daarnaast geven ondernemers geen zekerheid ten aanzien van (lange) huurtermijnen. Tevens hebben ondernemers de voorkeur om zelf grond te kopen bij de gemeente (dan betalen ze niet teveel), realiseren ze het liefst hun eigen bedrijfshuisvesting (omdat het zelf doen goedkoper is) en willen ze maatwerk (geen standaard product). 2.4 De planning van bedrijventerreinen Van 1 januari 1999 tot 1 januari 2009 is hectare netto aan bedrijventerreinen uitgegeven (Arcadis Ruimte en Milieu 2009). Dit komt neer op een gemiddelde uitgifte van circa 859 hectare per jaar. In 2008 is circa 772 hectare netto bedrijventerrein (exclusief zeehavens maar inclusief economische zones) uitgegeven door gemeenten en particulieren. In totaal is er nu hectare netto aan bedrijventerreinen in Nederland waarvan hectare netto is uitgegeven (circa 83%). Gezien het feit dat er rekenkundig nog aan hectare aan plannen voor bedrijventerreinen op de plank ligt, waarvan terstond uitgeefbaar (Arcadis Ruimte en Milieu 2009), lijkt er in kwantitatieve zin voldoende voorraad te zijn aan nieuwe bedrijventerreinen ten behoeve van de stimulering en het behoud van Pagina 22 / 96

23 werkgelegenheid. Zouden we dit tien jaar gemiddelde tot 2020 doorzetten, dan zou er de komende elf jaar nog hectare netto bedrijventerrein nodig zijn. Maar hoe accuraat zijn deze gegevens zoals weergegeven in IBIS? Jaarlijks worden de cijfers verzameld en is er veel kritiek op de bruikbaarheid maar vooral de interpretatie van de gegevens (Olden 2005, Knoben e.a en Olden 2010). Belangrijkste kritiekpunten ten aanzien van de bruikbaarheid zijn; 1. Elk jaar ontbreken er bedrijventerreinen in de enquête. 2. Een deel van de gegevens is niet ingevuld. 3. De kwalitatieve gegevens zijn zeer afhankelijk van de interpretatie van de persoon die ze invult. Het volgende voorbeeld geeft aan waarom er kritiek is op het IBIS. De cijfers van de officiële rapportages van 2008 en 2009 zijn in onderstaande tabel weergegeven. Tabel 1: Vergelijking cijfers IBIS 2008 en IBIS 2009 met eigen bewerking IBIS 2008 In hectares IBIS 2009 In hectares Verschil In hectares 4 Uitgifte bedrijventerreinen in netto n.v.t. hectare ex. zeehavens Aantal bedrijventerreinen n.v.t. Voorraad bruto bedrijventerreinen ex. zeehavens Voorraad netto bedrijventerreinen ex. zeehavens Uitgegeven oppervlak netto ex. zeehavens Nog uit te geven oppervlak netto n.v.t. Nog uit te geven oppervlak IBIS rapport n.v.t. Verschil tussen berekening en IBIS n.v.t. Bron: Arcadis Ruimte en Milieu 2009 en Arcadis Ruimte en Milieu en Stec groep 2009 Er zijn twee zaken die naar aanleiding van tabel 1 opvallen; 1. Het uitgegeven oppervlak netto bedrijventerreinen exclusief zeehavens neemt toe met hectare. Dit terwijl er volgens de rapportage uit 2009 maar 772 hectare netto aan bedrijventerrein is uitgegeven; Het verschil wordt mogelijk veroorzaakt door het feit dat naast de uitgegeven hectares het aantal bedrijventerreinen met 136 stuks is gestegen; Deze stijging van het aantal bedrijventerreinen wordt voor circa 39% verklaard door het feit dat in 2009 voor het eerst economische zones (53 stuks) zijn meegenomen in het onderzoek. Daarnaast zijn er volgens de rapportage 83 nieuwe bedrijventerreinen in Nederland bij gekomen; Als we het uitgegeven oppervlak netto bedrijventerreinen exclusief zeehavens corrigeren met de uitgifte van 2008, dan zouden de 136 nieuwe bedrijventerrein en economische zones een netto uitgeefbaar oppervlak moeten hebben van 867 hectare. Dit komt neer op gemiddeld netto oppervlak van circa 6,4 hectare per terrein; 4 Het verschil is berekend door van de cijfers van de IBIS rapportage van 2009 de cijfers van de IBIS rapportage 2008 af te trekken. 5 Het verschil is berekend door van de voorraad netto bedrijventerreinen het uitgegeven oppervlak netto af te trekken. Pagina 23 / 96

24 De afgelopen jaren is het gemiddelde netto oppervlak per bedrijventerrein gestegen van circa 19,5 hectare in 2005 naar circa 21 hectare in Op basis van dit gemiddelde zou je eigenlijk verwachten dat het netto uitgeefbaar oppervlak nog verder had moeten stijgen dan nu blijkt uit de rapportage; 2. Het berekende nog uit te geven oppervlak komt niet overeen met de opgave in de rapportages van IBIS. Er is achtereenvolgens een berekend verschil van hectare netto in 2008 en hectare netto in Olden concludeert naar aanleiding van de IBIS rapportages dat het huidige beleid te veel ruimte geeft voor de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen. Hij pleit zelfs voor een forse neerwaartse bijstelling van de planningsopgave (Olden 2010). Het convenant bedrijventerreinen dat onlangs is gesloten voorziet namelijk in de ontwikkeling van hectare netto nieuwe bedrijventerreinen tot Als we de opgave uit het convenant bedrijventerreinen naast de laatste IBIS rapportage van 2009 leggen, dan zou dit betekenen dat er tot 2020 geen nieuwe bedrijventerreinen meer ontwikkeld hoeven te worden. Er ligt volgens IBIS immers al aan hectare netto aan plannen op de plank waarvan hectare terstond uitgeefbaar is. Uitgaande van een gemiddelde uitgifte van 859 hectare per jaar zouden er voor de komende zeven jaar, dus tot 2016, geen bedrijventerreinen meer bouwrijp gemaakt hoeven te worden. Deze conclusie van Olden behoeft wel enige nuancering. In kwantitatief opzicht klopt deze conclusie, maar in kwalitatief opzicht niet helemaal. IBIS gaat namelijk niet in op de kwalitatieve vraag naar bedrijventerreinen. Dit terwijl deze vraag zeer belangrijk is. De kwalitatieve vraag naar bedrijventerreinen kan je uitsplitsen in twee onderdelen. Enerzijds is er verschil in vraag naar het kwaliteitsniveau van het bedrijventerrein. Niet elke ondernemer heeft behoefte aan een hoogwaardig bedrijventerrein (zie ook paragraaf 3.3). Anderzijds is er verschil naar vraag per regio. Zo kan het voorkomen dat de ene regio een tekort heeft aan bedrijventerreinen en de aangrenzende regio een overschot. Er kunnen door deze kwalitatieve vraag naar bedrijventerreinen op regionaal en provinciaal niveau behoorlijk grote verschillen, zijn waardoor er ondanks dit kwantitatief berekende overschot op Nationaal niveau, een vraag is naar nieuwe hoogwaardige of laagwaardige bedrijventerreinen. Het is dus essentieel om te weten wat bedrijven willen binnen een bepaalde regio. Niet alleen om bedrijventerreinen te ontwikkelen die aansluiten bij de vestigingseisen van de ondernemers, maar ook om een betere sturing te geven aan de planning en ontwikkeling van bedrijventerreinen. 2.5 Vestigingsrandvoorwaarden Elke gemeente, immers ruim 80% van alle nieuwe bedrijventerreinen wordt ontwikkeld door gemeenten (Arcadis Ruimte en Milieu 2009), ontwikkelt ten behoeve van behoud en stimulering van de lokale economie en werkgelegenheid nieuwe bedrijventerreinen. Dit kunnen ze ook blijven doen zolang op rijksniveau deze Pagina 24 / 96

25 ruimte wordt gegeven en ze maar op regionaal niveau afstemmen, zowel op kwantitatief als kwalitatief niveau. Zoals hiervoor is aangegeven, verplaatsen de meeste bedrijven zich maximaal over vijfentwintig kilometer. Het is onduidelijk waarom bedrijven kiezen voor een bepaalde locatie binnen die straal van vijfentwintig kilometer. Er van uitgaande dat bedrijven een keuzemogelijkheid hebben en dat er geen sprake is van gedwongen winkelnering, is de basisgedachte achter een bedrijfsverplaatsing en daarmee locatiekeuze in essentie een simpele afweging. De ondernemer heeft een aantal randvoorwaarden die zijn bedrijfsvoering stelt aan de vestigingsplaats. Deze zal hij vervolgens afwegen tegen de karakteristieken van de potentiële vestigingslocaties. Er van uitgaande dat verplaatsingen van bedrijven over korte afstand vooral het gevolg zijn van ruimtegebrek (Olden 2010), zullen ondernemers die op zoek zijn naar nieuwe huisvesting voor hun bedrijf hier primair op letten. Bij hun zoektocht kunnen zij er vanwege het grote aanbod voor kiezen om een bouwrijpe kavel op een bedrijventerrein te kopen om in eigen beheer nieuwbouw te realiseren. Zij kunnen ook kiezen voor een bestaand bedrijfspand, of voor een door marktpartijen gerealiseerd bedrijfsgebouw (Louw et al. 2009). Gemeenten beconcurreren elkaar op het gebied van de bouwrijpe kavels en vissen hierdoor allemaal in dezelfde vijver (Houwelingen 2002). Dit leidt tot teveel uniformiteit en te weinig onderscheid. Van alle bestaande bedrijventerreinen is immers 90% volgens de IBIS indeling te classificeren als modern gemengd bedrijventerrein (Van Dinteren 2008). Deze concurrentie tussen gemeenten en het overaanbod aan direct uitgeefbare bedrijventerreinen, zorgt ervoor dat de grondprijzen voor bedrijventerreinen laag zijn. De prijzen variëren van circa 36,- per m 2 tot 250,- per m 2. Hiermee komt het landelijk gemiddelde op een grondprijs van maximaal 124,- per m 2 bedrijventerrein (Arcadis Ruimte en Milieu 2009). Ten opzichte van andere functies in Nederland zoals winkels of kantoren is deze gemiddelde prijs per m 2 laag. Alleen door schaarste te creëren is het mogelijk om de prijs en de kwaliteit van nieuwe maar ook bestaande bedrijventerreinen te verhogen (Bloem 2009). Er zal dus op regionaal, maar ook op nationaal niveau, afstemming moeten komen in de kwantitatieve en kwalitatieve planning en ontwikkeling van bedrijventerreinen. Deze afstemming moet plaatsvinden in samenhang met de bestaande voorraad van bedrijventerreinen (Noordanus 2008). Uit onderzoek blijkt dat ruimtelijke kwaliteit een aanduiding is van de waarde die gebruikers in een concreet gebied op een bepaald tijdstip aan die ruimte toekennen. Zo blijkt uit onderzoek dat de prioriteiten van ondernemers aan het schuiven zijn en in de loop der jaren veranderen (Van Dinteren 2008). Uit tabel 4 blijkt bijvoorbeeld dat de kwaliteit van het gebouw door ondernemers in de loop der jaren veranderd is en dat het omstreeks 1999 zelfs werd gezien als één van de of in enkele gevallen zelfs dé belangrijkste factor ten aanzien van locatiekeuze voor een ondernemer. Pagina 25 / 96

26 Tabel 4: Overzicht locatiekeuzefactoren door de tijd heen bron: Van Dinteren 2008 Er zijn, in navolging van deze constatering van Van Dinteren de afgelopen jaren diverse onderzoeken gedaan naar de huisvestingswensen, beslissingsfactoren en locatiekeuzes (Houwelingen 2002, BCI 2003, Oosteren 2005, Dantuma 2008, De Graaf 2008 en Elbrich 2009). Uit deze onderzoeken blijkt dat een representatief bedrijfsgebouw wel belangrijk is, maar in importantie weer is gedaald. In tabel 2 zijn, in volgorde van belangrijkheid, de zes belangrijkste pullfactoren op een rijtje gezet en is de representatieve bedrijfsruimte blauw geaccentueerd. Tabel 2: De belangrijkste keuze motieven van ondernemers Dantuma 2008 De Graaf 2008 Oosteren 2005 BCI Voldoende ruimte Lage grondprijzen Goede Beschikbare voor Parkeren bereikbaarheid ruimte 2 Veiligheid Beschikbare ruimte Representatieve bedrijfsruimte Beschikbaarheid personeel 3 Bereikbaarheid Schaalvoordelen Sfeer, culturele klimaat Beschikbaarheid kennis 4 Groter bedrijfspand 5 Kwaliteit van het bedrijfspand 6 Voorzieningen in omgeving Nabijheid snelwegen Aanwezigheid van soortgelijke bedrijven Aanwezigheid toeleveranciers Arbeidspotentieel Bereikbaarheid Bereikbaarheid Representatief bedrijfspand Uit de tabel kan worden opgemaakt dat goede bereikbaarheid bij al deze onderzoeken hoog scoort evenals beschikbare ruimte. Daarna komen representatieve bedrijfsruimte, arbeidspotentieel en aanwezigheid van andere bedrijven. Vervolgens tonen de onderzoeken aan dat de ondernemers verdeeld zijn. Belangrijkste oorzaak hiervan is dat in het onderzoek van Dantuma maar ook in dat Pagina 26 / 96

27 Van Oosteren ondernemers zijn betrokken uit de detailhandel en zakelijke dienstverlening. Deze ondernemers hebben andere voorkeuren dan ondernemers die gevestigd zijn op een bedrijventerrein waardoor bijvoorbeeld veiligheid / sfeer en cultureel klimaat hoog scoren in deze bedrijfsmigratie studies. Naast deze pullfactoren voor ondernemers om naar een bedrijventerrein te verhuizen zijn er uiteraard ook pushfactoren. Vaak zijn dit de tegenhangers van de pullfactoren. Uit het onderzoek van Van Oosteren uit 2005 blijk dat de belangrijkste pushfactoren, in volgorde van belangrijkheid, voor verhuizing de volgende te zijn; 1. Privé redenen 2. Concentratie of fusie 3. Ruimtegebrek 4. Te hoge prijs 5. Niet representatief genoeg 6. Onvoldoende parkeergelegenheid 7. Slechte bereikbaarheid 8. Bestemmingswijziging Hieruit blijkt dat de aanleiding om te verhuizen in eerste en tweede plaats niets met de locatie of het vastgoed te maken hebben, maar veroorzaakt wordt door de bedrijfsvoering en de persoonlijke omstandigheden van de eigenaar van het bedrijf. Dit zijn omstandigheden waar gemeenten of projectontwikkelaars geen invloed op kunnen uitoefenen en ook geen rekening mee kunnen houden bij de ontwikkeling van een bedrijventerrein. Voor de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen heb je dus alleen maar houvast aan deze algemeenheden. Veel nieuwe bedrijventerreinen voldoen hier vaak al aan, maar wat maakt een nieuw bedrijventerrein dusdanig onderscheidend dat ondernemers bewust de keuze maken om zich daar te gaan vestigen? 2.6 De ontwikkeling van bedrijventerreinen Bedrijventerreinen worden zoals aangegeven in paragraaf 2.3 in Nederland overwegend door gemeenten ontwikkeld. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld Engeland waar bedrijventerreinen of businessparks worden ontwikkeld en beheerd door beleggers. Tevens valt op dat de wijze van ontwikkelen afwijkt van het ontwikkelingsproces voor kantoren en winkels in Nederland. Op deze twee ontwikkelingsmarkten zijn projectontwikkelaars dominant en realiseren zij de huisvesting van de eindgebruikers. In Nederland wordt voor de ontwikkeling van bedrijventerreinen vaak een klassiek ontwikkelingsmodel gehanteerd conform model B of C (zie tevens tabel 3). Op basis van model B is het de gemeente die de gronden verwerft, vervolgens bouw- en woonrijp maakt en verkoopt aan de eindgebruikers. Deze realiseren daar met hulp van een ontwikkelaars/bouwers het bedrijfspand en gaan deze vervolgens zelf gebruiken en onderhouden. Het beheer van het bedrijventerrein nadat de terreinafwerking heeft plaatsgevonden wordt gedaan door de gemeente (Louw e.a. 2009). Uit dit ontwikkelingsmodel vloeit daarom ook logischerwijs voort dat de markt voor bedrijfspanden voor 88% gekenmerkt wordt door eigenaargebruikers markt (Mensen Pagina 27 / 96

28 e.a. 2005). Een belangrijke oorzaak hiervoor is te vinden in het feit dat het te realiseren vastgoed voor bedrijven nog niet uniform genoeg is. Dit met uitzondering van de logistieke sector. Hier is namelijk wel heel duidelijk de rol van ontwikkelaars en beleggers als private partijen in het ontwikkelingsproces zichtbaar. Omdat logistieke bedrijfspanden uniform van opzet zijn en hierdoor ruimte kunnen bieden aan meerdere gebruikers opvolgend in tijd, zijn private partijen bereid om hierin te investeren. Tabel 3: Ontwikkelingsmodel voor bedrijventerreinen Bron: Louw e.a Er zijn ook wel andere varianten op dit ontwikkelingsmodel mogelijk zoals E en F, maar deze komen afhankelijk van de sector en de omvang van het bedrijf, maar op beperkte schaal voor. Het resultaat hiervan is dat de grondmarkt van bedrijventerreinen wordt gedomineerd door gemeenten. Door de beperkte inmenging van private partijen in dit proces en het overaanbod aan bouwrijpe grond, welke het gevolg is van de concurrentie tussen de verschillende gemeenten, maakt het voor de beleggers niet of maar heel beperkt aantrekkelijk om te investeren in de ontwikkeling van bedrijventerreinen (Noordanus 2008). De conclusie die getrokken kan worden is dat, om dit klassieke rollenpatroon tussen gemeenten en bedrijven te doorbreken, het beleid drastisch aangepast moet worden. Het huidige convenant bedrijventerreinen geeft wel een accent, maar dat zal onvoldoende zijn om dit patroon te doorbreken. Als je dit patroon niet kan doorbreken, zal je oplossingen moeten aandragen die de koers enigszins doen veranderen. Een goede kwantitatieve en kwalitatieve planning op regionaal niveau is hiervoor de basis. Pagina 28 / 96

29 Hoofdstuk 3 Ruimtelijke kwaliteit 3.1 Inleiding Nu duidelijk is hoe bedrijventerreinen zijn ontstaan, wat de kenmerken en karakteristieken zijn, hoe het zit met de planning van nieuwe bedrijventerreinen, de vestigingsrandvoorwaarden van ondernemers en de ontwikkeling van bedrijventerreinen, zal in dit hoofdstuk worden ingegaan op de ruimtelijke kwaliteit van bedrijventerreinen. Ruimtelijke kwaliteit van bedrijventerreinen is een aspect dat zich veel moeilijker laat meten. Het is hierdoor heel lastig om op basis van kwaliteit te plannen (zie ook paragraaf 2.4). Omdat ruimtelijke kwaliteit geassocieerd wordt met duurzaamheid, zal in dit hoofdstuk eerst worden ingegaan op de vraag wat ruimtelijke kwaliteit is. Vervolgens wordt ingegaan op wat dit betekent voor bedrijventerreinen en hoe je dit kan meten. Tot slot zal ten behoeve van het onderzoek een onderscheid gemaakt worden in schaalniveaus waarop je ruimtelijke kwaliteit kan meten. 3.2 Ruimtelijke kwaliteit Ruimtelijke kwaliteit van bedrijventerreinen staat momenteel vaak ter discussie bij beleidsmakers, belangengroeperingen, maar ook bij landelijke, provinciale en gemeentelijke bestuurders. Zo wordt met enige regelmaat gesproken over de verrommeling van het landschap en wordt regelmatig de vraag gesteld waarom al die bedrijventerreinen langs de autosnelwegen worden ontwikkeld. Het algemene beeld dat uit deze discussie naar voren komt is dat de kwaliteit van bedrijventerrein over het algemeen laag gewaardeerd wordt door deze belangengroepen en bestuurders. Maar is dat terecht? En wat is dan ruimtelijke kwaliteit? Het ministerie van VROM heeft bij de Vierde nota over de Ruimtelijke Ordening (1988) ruimtelijke kwaliteit gedefinieerd door de introductie van de volgende drie begrippen; Gebruikswaarde Belevingswaarde Toekomstwaarde Onder gebruikswaarde, belevingswaarde, toekomstwaarde moet volgens de Werkbank Ruimtelijk Kwaliteit van Habiforum (Janssen-Jansen e.a. 2009) het volgende verstaan worden; Pagina 29 / 96

30 Gebruikswaarde = gebruiksmogelijkheden van de ruimte in relatie tot gebruikseisen. Belevingswaarde = beleving van de ruimte in relatie tot de verwachting Toekomstwaarde = aanpasbaarheid aan toekomstige eisen in relatie tot kosten Deze begrippen zijn nog zeer algemeen en van toepassing op elke ruimtelijke ontwikkeling. Voor dit onderzoek zijn de begrippen gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde als volgt vertaald en uitgewerkt naar ruimtelijke kwaliteit voor bedrijventerreinen; Gebruikswaarde Belevingswaarde Toekomstwaarde De functionaliteit van het bedrijventerrein wordt bepaald op basis van een efficiënte verkaveling zodat zuinig wordt omgegaan met ruimte maar er toch ruimte is voor uitbreiding en aanpassing in de tijd (flexibiliteit). Daarnaast kunnen op de kavels ook bedrijfsgebouwen gerealiseerd worden die passen bij de activiteiten die hierin plaatsvinden. De ontsluiting en het parkeren op het (eigen)terrein is goed en logisch georganiseerd. Het terrein is goed te bereiken met auto en het openbaar vervoer. En tot slot wordt zorg gedragen voor de veiligheid op het bedrijventerrein. Essentiële basisonderdelen die volgens Van Dinteren (2008) bepalen of ondernemers bereid zijn zich te vestigen op een bedrijventerrein. De belevingswaarde van een bedrijventerrein wordt bepaald door de stedenbouwkundige structuur, de architectuur van de bedrijfsgebouwen en de staat van onderhoud van de gebouwen maar zeker ook het beheer van de openbare ruimte. Deze elementen bepalen de subjectieve sfeer van een bedrijventerrein waarin een ondernemer zich wel of niet prettig voelt. Aan de toekomstwaarde van een bedrijventerrein kan pas gewerkt worden als de gebruikswaarde en belevingswaarde op orde zijn. De toekomstwaarde wordt bepaald door twee onderdelen. Enerzijds heeft dit te maken met beheer en onderhoud van het terrein. Anderzijds heeft dit te maken met de mogelijkheid tot aanpassing in de tijd. Goed (dagelijks)beheer en onderhoud zorgen er voor dat het terrein niet in kwaliteit verslechtert en dus op niveau blijft. Mogelijkheden om het terrein in de toekomst aan te kunnen passen, zorgen er juist voor dat het bedrijventerrein in de tijd Pagina 30 / 96

31 mee kan veranderen en hierdoor zijn waarde niet, of maar in zeer beperkte mate, verliest. 3.3 Ruimtelijke kwaliteit op bedrijventerreinen Van Dinteren (2008) heeft op basis van deze drie begrippen onderscheid gemaakt tussen de verschillende bedrijventerreinen op kwaliteitsniveau. Hij stelt voor om bedrijventerreinen op deze nieuwe manier te segmenteren. Dit omdat kwaliteit een beter onderscheidend principe is dan de huidige sector indeling die IBIS aanhoudt. In figuur 1 is de indeling van Van Dinteren schematisch aangegeven. Van Dinteren gaat er van uit dat elk (nieuw) bedrijventerrein moet voldoen aan een basiskwaliteit die overeenkomt met de gebruikswaarde. Dit is aangegeven via het donker gekleurde blauwe vlak. Vervolgens kan in kwaliteit van bedrijventerrein gedifferentieerd worden door achtereenvolgens de belevingswaarde en toekomstwaarde te laten toenemen. Hierdoor ontstaan in figuur 1 drie bedrijventerreinen die verschillen in kwaliteit. Terrein B1 heeft de laagste kwaliteit en wordt als een functioneel bedrijventerrein bestempeld. Terrein B3 heeft de hoogste kwaliteit en wordt daarmee als een hoogwaardig bedrijventerrein geclassificeerd. Terrein B2 zit hier precies tussen in. Figuur 1: Kwaliteitsniveaus van bedrijventerreinen Absoluut basisniveau Terrein B1 Terrein B2 Terrein B3 Totaal kwaliteitsniveau Functionele Hoogwaardige terreinen terreinen Bron: Van Dinteren 2008 De kwaliteit van een bedrijventerrein is een selectiecriterium voor een ondernemer. Een bedrijventerrein moet voldoen aan het absolute basisniveau, want anders gaat een ondernemer zich hier niet (meer) vestigen of zal, indien hij daartoe in staat is, het bedrijventerrein verlaten met het gevolg dat het bedrijventerrein verpaupert en dure herstructurering noodzakelijk is. Pagina 31 / 96

32 Doordat ruimtelijke kwaliteit subjectief en daarmee persoonsgebonden is, zullen ondernemers bewust voor vestiging op een bepaald bedrijventerrein gaan kiezen. Wat dan wel een randvoorwaarde moet zijn, is dat het mechanisme tussen kwantitatief aanbod van bedrijventerreinen en de prijs / kwaliteit verhouding goed moet werken. Uitgaande van de situatie dat het bedrijventerrein met de hoogste kwaliteit ook de hoogste grondprijs heeft, zal dit er voor zorgen dat niet elke ondernemer met zijn bedrijf op dat bedrijventerrein gevestigd wil zijn. Als de ondernemer een transparante keuze mogelijkheid heeft, zal hij een kwaliteitsniveau kiezen dat het beste bij zijn bedrijf past. Bij het differentiëren op basis van kwaliteit moet naast een juiste prijs / kwaliteit verhouding ook rekening gehouden worden met het kwalitatieve aanbod. Want als alleen maar nieuwe bedrijventerrein worden ontwikkeld met de hoogste kwaliteit met bijbehorende (grond)prijs, dan zal je, als het mechanisme goed werkt, zien dat het aantal bedrijven dat geïnteresseerd is om zich daar te vestigen zeer klein is. Een valkuil bij het ontwikkelen van bedrijventerreinen van de hoogste kwaliteit is dat de verkoopsnelheid zover daalt dat gemeenten besluiten om de (grond)prijs te verlagen. Een gevolg hiervan kan zijn dat de kwaliteit (van de te vestigen bedrijven) mee daalt. De ambities die men had bij het ontwikkelen van het bedrijventerrein worden niet gehaald en het nieuwe bedrijventerrein loopt hiermee direct imago schade op die lang impact kan hebben op de belevingswaarde van een bedrijventerrein. Voor bedrijventerreinen met de hoogste kwaliteit is maar een beperkt percentage van de ondernemers geïnteresseerd. Er kunnen dus niet alleen maar bedrijventerreinen van de hoogste kwaliteit gerealiseerd worden. Uit onderzoek van SenterNovem uit 2005 blijkt dat; 10 tot 15% van de ondernemers een hoogwaardig bedrijventerrein zoekt; 50 tot 75% van de ondernemers een gewoon kwaliteitsniveau zoekt; 20 tot 25% van de ondernemers een functioneel/laagwaardig bedrijventerrein zoekt; Ook in het aanbod van kwaliteitsniveau van bedrijventerreinen zal dus gedifferentieerd moeten worden. Bestuurders en beleidsmakers dienen er rekening mee te houden dat de groep met ondernemers die tevreden is met een hoogwaardig bedrijventerrein het kleinst is en dat veel ondernemers zijn geïnteresseerd in het zogenaamde midden niveau (Terrein B2). Een klein deel van de ondernemers heeft alleen maar behoefte aan een functioneel bedrijventerrein. Waar exact het optimum voor ondernemers ligt, is niet geheel duidelijk en zal afhangen van lokale factoren en omstandigheden. Figuur 2 geeft dit ook schematisch aan. Pagina 32 / 96

33 Figuur 2: Vraag naar type bedrijventerrein Vraag naar type bedrijventerrein Terrein B1 Terrein B2 Terrein B3 Functionele Hoogwaardige terreinen terreinen Bron: eigen weergave op basis van SenterNovem 2005 Om de ruimtelijke kwaliteit van bedrijventerreinen te meten zijn er diverse methodes ontwikkeld. In tabel 5 is een overzicht gemaakt van verschillende methodes. Geconcludeerd kan worden dat er geen uniforme methode is om de kwaliteit van bedrijventerreinen te objectiveren of te meten. Wel zijn bereikbaarheid, kwaliteit en veiligheid van het bedrijventerrein de belangrijkste toetsingscriteria. Tabel 5: Toetsingscriteria ruimtelijke kwaliteit van bedrijventerreinen BCI 2006 Ecorys 2008 Wesselink e.a Bereikbaarheid Ontsluiting Economische waarde 2 Kwaliteit van het terrein Staat van onderhoud Bereikbaarheid openbare ruimte 3 Segmentering / clustering Veiligheid Voorzieningen 4 Rol van de overheid Bewegwijzering Imago 5 Terreinvoorzieningen Ontwerp en design 6 Toekomst potentieel Veiligheid 7 Strategie en doelstelling 8 Samenwerking en betrokkenheid 9 Lokale en regionale betekenis Tevens kan geconcludeerd worden dat ruimtelijke kwaliteit van bedrijventerrein op hoofdlijnen wel is aan te geven en te meten. Maar om een hard en eenduidig Pagina 33 / 96

34 onderscheid in kwaliteit van verschillende bedrijventerreinen te maken is meer nodig. 3.4 Ruimtelijke kwaliteit in schaalniveaus Om de ruimtelijke kwaliteit van bedrijventerreinen nog meer te specificeren, is in het kader van het onderzoek aan ondernemers gevraagd aan welke ruimtelijke kwaliteitsaspecten ze het meeste waarde hechten. Er is bewust voor gekozen om dit in verschillende schaalniveaus te doen. In het onderzoek wordt onderscheid gemaakt tussen de kavel / het gebouw, bedrijventerrein en stad of regio niveau. Deze drie niveaus komen overeen met de beslissingstrechter van een bedrijf als het gaat om een nieuwe locatie voor het bedrijf. Achtereenvolgens worden op deze drie verschillende schaalniveaus de volgende keuzes gemaakt; Stad / regio niveau; Het bedrijf zal zich in eerste instantie oriënteren waar het zich wil vestigen. Dit gebeurt bij grote bedrijven vaak op basis van een onderzoek door middel van een externe adviseur. Hoe kleiner het bedrijf is, des te meer de persoonlijke voorkeuren van de eigenaar een rol gaan spelen. Achtereenvolgens dient een keuze gemaakt te worden tussen; - Welk werelddeel; - Welk land binnen het werelddeel; - Welke regio binnen het land; - Welke stad binnen de regio; Vervolgens komt het bedrijf uit bij het bedrijventerrein niveau; Bedrijventerrein niveau; Bij het bedrijventerrein niveau gaat het vaak om de keuze voor een locatie binnen de stad of regio waarvoor gekozen is. Opvallend is dat er niet vaak een tweede locatie binnen de stad of regio wordt gekozen, maar vaak een locatie in een andere stad of regio. Wat hiervan de oorzaak is, is tot nu toe niet bekend. Op het bedrijventerrein niveau dienen achtereenvolgens de volgende keuzes gemaakt te worden; - Welke locatie in de stad; - Welke locatie op het bedrijventerrein; Vervolgens komt het bedrijf uit op de kavel / het gebouw niveau Kavel / gebouw niveau; De kavel / het gebouw niveau is het meest herkenbaar voor de ondernemer. Voor het goed kunnen functioneren van zijn bedrijf is het essentieel dat de kavel en het gebouw passen en aansluiten bij de core business van het bedrijf. Tot slot dient de ondernemer een keuze te maken tussen de volgende mogelijkheden; - Welke kavel op het bedrijventerrein; - Welk gebouw of wat voor een gebouw; - Waar komt het gebouw op de kavel; Afhankelijk van de grootte en oriëntatie van het bedrijf zullen er verschillende keuzes gemaakt worden. In het onderzoek zal gevraagd worden hoe de huidige locatie op dit kwaliteitsniveau scoort en wat de prioriteit is om het kwaliteitsniveau aan te passen. De wensen van de ondernemers worden op deze manier inzichtelijk Pagina 34 / 96

35 gemaakt en geconfronteerd met de huidige situatie. In hoofdstuk zeven worden de resultaten van dit gedeelte van het onderzoek beschreven en wordt hier verder op ingegaan. Pagina 35 / 96

36 Pagina 36 / 96

37 Hoofdstuk 4 Duurzaamheid 4.1 Inleiding In de Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening (2000) is een nadere uitwerking gegeven aan de drie begrippen van ruimtelijke kwaliteit. Aan de begrippen gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde zijn de volgende zeven dimensies toegevoegd; 1. Ruimtelijke diversiteit 2. Economische en maatschappelijke functionaliteit 3. Culturele diversiteit 4. Sociale rechtvaardigheid 5. Duurzaamheid 6. Aantrekkelijkheid 7. Menselijke maat Dit om het begrip ruimtelijke kwaliteit nog beter te kunnen definiëren. Deze onderverdeling is door het ministerie van VROM weer verlaten bij de Nota Ruimte (2004). Maar deze uitwerking geeft aan dat het begrip duurzaamheid inmiddels een onderdeel is van ruimtelijke kwaliteit. Zo kan er door deze uitwerking ook een link gelegd worden tussen ruimtelijke kwaliteit en de ontwerpfilosofie Cradle tot Cradle van Michael Braungart en William McDonough (Werf M. van der 2009). Ook zitten in deze uitwerking van het begrip ruimtelijke kwaliteit aanknopingspunten van de drie-p filosofie (People Planet Prosperity) en Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO). Deze onderdelen zullen nader uitgewerkt worden in dit hoofdstuk. Achtereenvolgens zullen aan de orde komen het begrip duurzaamheid, duurzame bedrijventerreinen en tot slot duurzame bedrijfsgebouwen. 4.2 Duurzaamheid In de literatuur wordt duurzaamheid op verschillende manieren omschreven. De volgende omschrijvingen geven een indicatie van wat duurzaam, duurzame ontwikkeling en duurzame bedrijventerreinen zouden kunnen zijn. Het handwoordenboek hedendaags Nederland van Van Dale uit 1996 heeft het woord duurzaam als volgt omschreven; Duurzaam (bn; ~heid) 0.1 geschikt om lang te bestaan bestendig, consistent 0.2 lang aanhoudend voortdurend * 1.1 een duurzame herinnering 2.2 ~gescheiden zijn 3.2 ~standhouden. Omdat duurzaamheid en duurzame ontwikkeling woorden zijn die het afgelopen decennium veelvuldig gebruikt worden, is de internetencyclopedie Wikipedia geraadpleegd. Bij het invullen van de term duurzaamheid wordt verwezen naar de volgende pagina met uitleg (juni 2010); Duurzaam (tijdsduur) - van lange duur; van een product: dat lang meegaat Pagina 37 / 96

38 Duurzaam (ontwikkeling) - van een proces: dat permanent kan worden toegepast omdat het de aarde niet uitput; van een product: dat gemaakt wordt met een productiemethode die in deze zin duurzaam is Maar duurzaamheid en duurzame ontwikkeling zijn niet alleen van nu. Veel literatuur over duurzaamheid verwijst naar het rapport Our Common Future, dat in 1987 werd uitgebracht door de VN-Commissie Brundtland. In dit rapport legde de commissie een relatie tussen economische groei, milieuvraagstukken, armoede en ontwikkelingsproblematiek. De conclusie van het rapport was dat armoede er voor zorgt dat ten behoeve van economische ontwikkeling ruimte niet duurzaam wordt gebruikt wat ten koste gaat van natuur. De commissie gaf aan duurzame ontwikkeling de volgende uitleg; Duurzame ontwikkeling is ontwikkeling die aansluit op de behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige generatie om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen Deze definitie van de commissie Brundtland is op de wereldtop van Johannesburg in 2002, die ging over duurzame ontwikkeling, aangevuld met de drie-p filosofie van John Elkington. De drie-p filosofie staat voor; 1. People = Mensen 2. Planet = Planeet / Milieu 3. Prosperity = Winst / Welvaart De oorspronkelijke filosofie ging uit van Profit, maar deze is gewijzigd in Prosperity omdat maatschappelijke winst ook als winst gezien moet worden maar (vaak) niet in geld is uit te drukken. De drie-p filosofie gaat uit van communicerende vaten tussen deze drie pijlers die in principe in evenwicht moeten zijn. Wordt er teveel nadruk gelegd op één van deze drie pijlers, dan zal dit ten koste gaan van de andere twee pijlers. Een goed voorbeeld hiervan is als mensen meer winst of welvaart willen bereiken. Doen zij dit overmatig, dan gaat dit al snel ten koste van het milieu en uiteindelijk ook weer van de mens die de gevolgen hiervan direct of later in de tijd ondervindt. Deze filosofie is ook van de dragers van wat we heden ten dage Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) noemen. Een filosofie die ondersteund wordt door het ministerie van Economische Zaken en die heel dicht bij de ondernemers staat. De afgelopen jaren wordt deze filosofie steeds meer door ondernemers omarmd. Er wordt door de stichting NEN zelfs gewerkt aan de vertaling van de internationale norm voor MVO (ISO 26000) zodat ondernemers zich kunnen laten certificeren als MVO onderneming. Duidelijk wordt dat duurzaam en duurzame ontwikkeling te maken hebben met een aantal facetten. Eén van de belangrijkste hierbij is de factor tijd. Tijd zowel in het heden, nu op dit moment, als tijd voor morgen, volgend jaar en de toekomst, voor andere generaties. Maar dat geeft nog geen antwoord op de vraag hoe je een duurzaam bedrijventerrein moet ontwikkelen. Om hier een concreter beeld van te krijgen zal je duurzaamheid ook moeten onderverdelen in schaalniveaus zoals ook gedaan is bij ruimtelijke kwaliteit. Pagina 38 / 96

39 4.3 Duurzame bedrijventerreinen Om duurzame bedrijventerreinen te kunnen ontwikkelen die bijdragen aan de economische en ruimtelijke kwaliteit van Nederland, moet onderscheid gemaakt worden in een viertal invalshoeken (zie figuur 2). Een duurzaam bedrijventerrein begint bij de planning van (nieuwe) bedrijventerreinen. Vervolgens zij er drie invalshoeken van waaruit je een bedrijventerrein duurzaam kan maken. Achtereenvolgens zijn dit; Duurzame ontwikkeling en inrichting van het bedrijventerrein; Duurzame ontwikkeling en bouw van bedrijfsgebouwen; Bedrijven die duurzame producten en of diensten leveren; Figuur 2: Schema duurzaam bedrijventerrein Duurzame planning van bedrijventerreinen Zoals aangegeven in figuur 2, begint een duurzaam bedrijventerrein met een duurzame planning van (nieuwe) bedrijventerreinen. In hoofdstuk twee is uitgebreid stilgestaan bij de planning van nieuwe bedrijventerreinen. Hieruit is geconcludeerd dat een duurzame planning van bedrijventerreinen zowel een kwantitatieve als kwalitatieve component moet bevatten die op regionaal niveau met elkaar afgestemd moeten worden. Tezamen zullen zij leiden tot een goede duurzame planning van (nieuwe) bedrijventerreinen. Ondernemers hebben nagenoeg geen invloed op deze (duurzame) planning van bedrijventerreinen. Eventueel zou dit kunnen via de werkgeversorganisaties of de Pagina 39 / 96

40 Kamer van Koophandel die de planning van (nieuwe) bedrijventerreinen met lobbywerkzaamheden kunnen beïnvloeden. Duurzame ontwikkeling en inrichting van het bedrijventerreinen Bedrijventerreinen worden vaak ontwikkeld door een gemeente. Bij de ontwikkeling van het bedrijventerrein dient de gemeente met diverse factoren rekening te houden conform de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Tevens kan de gemeente keuzes maken om duurzame maatregelen toe te passen bij de inrichting van het bedrijventerrein. Enkele voorbeelden hiervan zijn; - Goede ontsluiting naar snel-, spoor- en vaarwegen; - Ecologische inrichting van het aanwezige groen zoals gebruik maken van natuurvriendelijke oevers; - Vasthouden van hemelwater in het gebied; - Zo min mogelijk afvoeren van (grijs)water naar de Rioolwater Zuiveringsinstallatie (RWZI); - Collectieve energie infrastructuur (elektra, gas, warmte, koeling); - Efficiënte verkaveling, ruimte voor intensief bouwen en beeldkwaliteitplan; Ondernemers kunnen er vervolgens voor kiezen om zich wel of niet op het betreffende bedrijventerrein te vestigen. Maar ten aanzien van de keuze voor welke duurzaamheidsmaatregelen op bedrijventerrein worden toegepast, heeft de ondernemer geen of maar zeer beperkte invloed. Duurzame ontwikkeling en bouw van bedrijfsgebouwen Duurzame bedrijfsgebouwen zijn gebouwen die ontwikkeld en gerealiseerd zijn met als uitgangspunt om binnen het spanningsveld van economische en technische mogelijkheden van de ondernemers die hierin gehuisvest zijn, tot een optimum te komen. Er wordt op gelet dat zowel bij de realisatie als het gebruik het energieverbruik zo laag mogelijk is. Een duurzaam gebouwd bedrijfsgebouw wil overigens nog niet zeggen dat het bedrijf dat erin gehuisvest is ook duurzaam is. De ondernemer kan in grote mate zelf bepalen hoe het bedrijfsgebouw eruit moet komen te zien en in welke mate het bedrijfsgebouw duurzaam gebouwd wordt. De ondernemer bepaalt zelf hoeveel geld hij uitgeeft bij nieuwbouw of bereid is aan (extra) huur te betalen in relatie tot de extra bouwkundige maatregelen om een duurzamer bedrijfsgebouw te (laten) realiseren. Duurzame bedrijven Duurzame bedrijven zijn bedrijven die bij het leveren van de diensten en goederen of het produceren van deze producten zoveel mogelijk rekening houden met mens, milieu en maatschappij (3P-filosofie). Ook kan een bedrijf er voor kiezen om schadelijke stoffen uit het product te elimineren en te werken aan het upcyclen van het product of de dienst die ze leveren (C2C filosofie). Het doel is om het product zo te maken of de dienst zo aan te bieden dat dit schone processen zijn waarin de kringlopen gesloten zijn. De ondernemer kan in grote mate zelf bepalen of hij een duurzaam bedrijf wil zijn dat duurzame producten of diensten levert. Maar om een duurzaam bedrijventerrein te ontwikkelen is hij enerzijds afhankelijk van de planning van nieuwe bedrijventerreinen en anderzijds van de duurzame ontwikkeling en inrichting van het bedrijventerrein. Omdat van de vier invalshoeken er twee zijn waar de ondernemer Pagina 40 / 96

41 zelf direct invloed op heeft, zal in dit onderzoek in beeld gebracht worden in hoeverre ondernemers bereid zijn om maatregelen op gebouwniveau te nemen zodat er een duurzaam gebouwd bedrijfsgebouw gerealiseerd wordt. 4.4 Duurzame bedrijfsgebouwen In dit onderzoek is er voor gekozen onderzoek te doen naar de bereidheid van ondernemers om bouwkundige maatregelen te nemen om een duurzaam bedrijfsgebouw te ontwikkelen en realiseren. Hiervoor is gekozen omdat; 1. Het herkenbaar is voor de ondernemer; 2. De ondernemer hier zelf keuzes in kan maken; 3. Het schaalniveau de focus heeft op het te realiseren vastgoed. Om de duurzaamheid van een gebouw te kunnen meten zijn er zeven methoden ontwikkeld. Achtereenvolgens zijn dit; - BREEAM (internationaal de meest gebruikte duurzaamheidskeurmerk voor gebouwen) - LEED (Amerikaans duurzaamheidskeurmerk voor gebouwen) - Greencalc (gaat uit van totale levensduur van een gebouw); - Groenverklaring (is zeer exclusief en geldt voor circa 5% van de nieuwe gebouwen); - EPC en Nationaal pakket Duurzaam Bouwen; - GPR Gebouw (meet de prestaties van gebouw en kwaliteit); - Wet milieubeheer en compensatie duurzaam beheer. Foto TNT bedrijfsgebouw in Veenendaal bron: SenterNovem Deze methoden zijn zeer geavanceerd en worden tot nu toe meestal gebruikt om de duurzaamheid van kantoren, winkels en wooncomplexen voor beleggers of grote bedrijven te meten. Voor individuele bedrijfsgebouwen wordt dit ook wel gebruikt Pagina 41 / 96

42 maar veel beperkter. Een goed voorbeeld van een bedrijfsgebouw waar dit wel is gedaan is het TNT bedrijfsgebouw in Veenendaal (met een Greencalc score van 632 (zie foto vorige pagina) of het Volvo Truckcenter in Oostakker (België) dat CO2 neutraal gemaakt is. Maar omdat deze methoden te ingewikkeld en te duur zijn voor veel (klein)mkb bedrijven heeft SenterNovem los van deze methoden een online rekenmodule ontwikkeld die voor ondernemers snel inzichtelijk maakt welke maatregelen ze kunnen nemen bij het verbouwen of het nieuw bouwen van een bedrijfshal. Dit kan via het Kompas Utiliteitsbouw Quickscan Bedrijfshallenscan ( Met de quickscan kan heel eenvoudig en snel inzichtelijk gemaakt worden hoe een bedrijfsgebouw met enkele bouwkundige aanpassingen duurzaam gemaakt kan worden. Tevens geeft de module inzicht in wat de extra investering kost ten opzichte van een standaard bedrijfsgebouw. Vervolgens geeft de quickscan aan wat de besparing op de energielasten per jaar is en wat hierdoor de terugverdientijd van de extra investering is. Het is een quickscan en de resultaten kunnen dus niet één op één voor elk bedrijfsgebouw worden toegepast. Maar de quickscan geeft wel een betrouwbare en goede indicatie van de extra kosten, de besparing op de energielasten en daarmee de terugverdientijd van de extra investering. De quickscan probeert ondernemers min of meer te laten kijken naar de huisvestingskosten. Deze zijn meer dan alleen de huur of rente/afschrijving van het bedrijfsgebouw. Wat de quickscan aantoont is dat met beperkte investeringen ten aanzien van duurzaamheidsmaatregelen op gebouwniveau financieel bespaard kan worden op de totale huisvestingskosten. Voor het onderzoek en de enquête is gebruik gemaakt van de quickscan van SenterNovem. Dit omdat met de resultaten van de quickscan voor een standaard bedrijfshal eenvoudig inzichtelijk gemaakt kan worden wat een bepaalde duurzaamheidsmaatregel meer kost, wat het op jaarbasis aan energie bespaard en wat vervolgens de terugverdientijd is van deze extra investering. Ondernemers kunnen op basis van een standaard bedrijfsgebouw in één oogopslag zien wat een bepaalde duurzaamheidsmaatregel oplevert. Onderzocht zal worden welke duurzaamheidsmaatregelen op gebouwniveau de ondernemers het meest aanspreekt en of deze dan volgens hen verplicht zou mogen worden bij vestiging op een bedrijventerrein. Dit los van eventuele juridische (on)mogelijkheden om naast het bouwbesluit en bestemmingsplan dergelijke randvoorwaarden af te dwingen. Pagina 42 / 96

43 Hoofdstuk 5 Onderzoeksopzet 5.1 Inleiding De centrale onderzoeksvraag zoals aangegeven in hoofdstuk één bestaat uit twee delen. Enerzijds zal dit onderzoek antwoord geven op de vraag wat de keuze motieven en daarmee de vestigingsrandvoorwaarden zijn voor ondernemers om zich te vestigen op een bedrijventerrein. Anderzijds wordt aan ondernemers gevraagd wat de bereidheid is om duurzaam te bouwen. Omdat deze beide aspecten worden onderzocht kunnen er relaties gelegd worden tussen vestigingsrandvoorwaarden en de bereidheid van ondernemers om duurzaam te bouwen. De resultaten hiervan kunnen gebruikt worden bij het ontwikkelen van nieuwe of het aanpassen van bestaande bedrijventerreinen. In dit hoofdstuk zal eerst ingegaan worden op de doelgroep die benaderd is voor deelname aan het onderzoek. Vervolgens wordt de opzet van de enquête toegelicht. Tot slot wordt ingegaan op het standaard bedrijfsgebouw dat ontwikkeld is ten behoeve van dit onderzoek en de enquête. 5.2 Selecteren doelgroep onderzoek Voor het onderzoek is gebruik gemaakt van twee databases van de gemeente Almere. De gemeente heeft hiervoor toestemming verleend. De eerste database betreft het GisA (Gemeentelijk Informatie Systeem Almere). In het GisA worden alle contracten (verkoop, verhuur, erfpacht, bruikleen etc.) geregistreerd. Uit deze database zijn alle ondernemers geselecteerd die de afgelopen vijf jaar een contract hebben gesloten met de gemeente Almere ten aanzien van één van de bedrijventerrein in Almere. De tweede database die gebruikt is het RIS (Relatie Informatie Systeem). Dit is een database waarin alle belangstellende bedrijven voor vestiging in Almere of bedrijven waarmee de gemeente contact heeft gehad, geregistreerd worden. Uit deze database zijn ondernemers geselecteerd waarmee de gemeente de afgelopen twee jaar contact heeft gehad. Vervolgens zijn alle ondernemers er uit gefilterd die niet op een bedrijventerrein gevestigd zijn of waren. Dit waren bijvoorbeeld horeca ondernemers, kinderdagverblijven, zakelijke of persoonlijke dienstverlening etc. Op basis van deze twee databases en na selectie zijn middels twee mailings in totaal 62 bedrijven benaderd voor deelname aan het onderzoek. Vervolgens zijn al deze bedrijven na de mailing gebeld en is gevraagd of ze bereid waren om deel te nemen aan het onderzoek. Indien ondernemers bereid waren om deel te nemen, is geprobeerd om een afspraak te maken om de enquête af te nemen. In totaal is van 27 bedrijven een enquête afgenomen. Het onderzoek had hierdoor een response van 43%. Pagina 43 / 96

44 5.3 Opzet enquête De enquête is opgezet in drie delen. 1. Algemeen 2. Vestigingsrandvoorwaarden 3. Duurzaam bedrijfsgebouw Ad 1. Algemeen Het eerste deel van de enquête betreft diverse vragen over het bedrijf zelf. Het gaat in dit geval om de wie, wat, waar en hoe vragen. Dit zodat voor het onderzoek duidelijk is wat voor een kenmerken het bedrijf heeft. Op basis van deze kenmerken kan er eventueel causaliteit tussen de verschillende bedrijven naar voren komen. Een korte toelichting op de algemene vragenlijst is te vinden in bijlage 1. De vragenlijst van de enquête is als bijlage 4 bijgevoegd. Ad 2. Vestigingsrandvoorwaarden Het tweede deel van de enquête gaat in op vestigingsrandvoorwaarden. Deze vestigingsrandvoorwaarden zijn opgedeeld in drie schaalniveaus. Achtereenvolgens zijn dit van klein naar groot 1. Kavel / gebouw niveau; 2. Bedrijventerrein niveau; 3. Locatie van bedrijventerrein in de stad of regio. Per schaalniveau worden er diverse vragen gesteld en wordt de ondernemer gevraagd om aan te geven hoe belangrijk dit is of was voor de vestiging. Dit gebeurt op een schaal van vijf en loopt op van; helemaal niet belangrijk met score 1; niet belangrijk score 2; neutraal score 3; belangrijk score 4 naar heel belangrijk score 5. Om duidelijk te krijgen welke randvoorwaarden nu echt belangrijk zijn voor ondernemers, wordt vervolgens gevraagd hoe ze de betreffende randvoorwaarde in de huidige situatie beoordelen. Dit gebeurt tevens op een schaal van vijf en loopt van; zeer slecht met score 1; slecht score 2; neutraal score 3; goed score 4; tot zeer goed score 5. Naast een vergelijking tussen importantie van de randvoorwaarde in relatie tot de eigen situatie, wordt een derde vraag gesteld om de prioriteit voor verandering in beeld te krijgen. Deze kan ook gescoord worden op een schaal van vijf en loopt van zeer laag score 1 naar zeer hoog score 5. De combinatie van deze vragen zorgt ervoor dat per randvoorwaarde inzichtelijk wordt, waar nu echt de prioriteit ligt voor de ondernemers en waar ze bereid zijn of bereid waren om verandering op aan te brengen. Dit verkleint tevens de kans dat er Pagina 44 / 96

45 teveel wenselijk geantwoord wordt zodat de resultaten representatiever zijn en er gerichter een uitspraak gedaan kan worden. Daarnaast is hiervoor gekozen omdat een ondernemer een randvoorwaarde heel belangrijk kan vinden, de huidige situatie slecht beoordelen, maar tot de conclusie komt dat de prioriteit om te veranderen niet of maar zeer beperkt aanwezig is. Ook kan het voorkomen dat een ondernemer een randvoorwaarde heel belangrijk vindt, de huidige situatie zeer goed beoordeelt en als gevolg hiervan er geen prioriteit is om deze randvoorwaarde te veranderen. Een korte toelichting op de vragen uit de enquête bij het onderdeel vestigingsrandvoorwaarden is te vinden in bijlage 2. Ad. 3 Duurzaam bedrijfsgebouw Het derde deel gaat over duurzaam bouwen. Dit onderzoek beperkt zich tot duurzaamheid op gebouwniveau omdat de ondernemer hier zelf in de directe zin de meeste invloed op kan uitoefenen. Bij het duurzaam bouwen worden eerst een aantal algemene vragen gesteld. Dit om de basishouding van de ondernemer te achterhalen ten aanzien van duurzaamheid. Vervolgens worden enkele vragen gesteld over huisvestingslasten en de bereidheid om meer te investeren of meer huur te gaan betalen voor een duurzamer gebouwd bedrijfsgebouw. Hiermee wordt een algemeen beeld verkregen hoe ondernemers tegen duurzaam bouwen aan kijken. Om ondernemers meer inzicht te geven in de mogelijkheden van duurzaam bouwen en met name de mate van besparing op de huisvestingslasten, wordt een standaard bedrijfsgebouw geïntroduceerd (zie ook bijlage 3). In figuur 3 is het bedrijfsgebouw weergegeven. Figuur 3: Impressie standaard bedrijfsgebouw Door middel van de quickscan van SenterNovem (zie tevens paragraaf 4.4) is voor een dertiental duurzaamheidsmaatregelen voor dit standaard bedrijfsgebouw inzichtelijk gemaakt wat de extra kosten per m 2 zijn, wat de procentuele besparing per jaar van gas en elektra is en wat op basis van deze besparing de terugverdientijd is van de extra investering voor het bedrijfsgebouw (zie ook bijlage 4 Vragenlijst enquête onderdeel Duurzaamheid). Op basis van dit standaard bedrijfsgebouw wordt aan de ondernemers de keuze voorgelegd welke duurzaamheidsmaatregelen ze het meest aanspreken en of ze vinden dat de maatregel ook verplicht zou moeten worden. De maatregelen Pagina 45 / 96

46 worden bewust niet op techniek en werkzaamheid gepresenteerd. De ondernemer wordt een financiële propositie voorgelegd. Er is hier voor gekozen omdat er in dit onderzoek vanuit wordt gegaan dat alle ondernemers in staat moeten zijn om een afweging te maken tussen (extra) kosten, mogelijke besparing en daarmee dus rendement. Door te werken met een standaard bedrijfsgebouw wordt de keuze voor de ondernemer om duurzaam te bouwen eenvoudiger gemaakt. Door een transparant financieel afwegingskader voor te leggen is geen specialistische kennis van duurzame technologie noodzakelijk. De ondernemer kan zonder te veel mitsen en maren een voorkeur uitspreken om een maatregel toe te passen. Na de ondernemer hier inzicht in te hebben gegeven en hierin keuzes te hebben laten maken, worden een aantal vragen opnieuw gesteld. Dit om te zien of de ondernemers als gevolg van het (financieel) inzichtelijk maken van duurzaamheidsmaatregelen op gebouwniveau bereid zijn om meer of minder te investeren, een hogere of lagere huur te betalen en minder moeite hebben met een eventueel verplichtend karakter van deze maatregelen. In bijlage 3 wordt de standaard bedrijfshal, de duurzaamheidsmaatregelen en de overige vragen uit de enquête uitgebreider toegelicht. Pagina 46 / 96

47 Hoofdstuk 6 Onderzoeksresultaten 6.1 Bedrijfskenmerken Aan het onderzoek hebben in totaal 27 bedrijven meegewerkt. Van deze 27 bedrijven was meer dan de helft te typeren als een groothandel, logistiek of assemblage bedrijf. In totaal zijn 19 van de 27 bedrijven verhuisd en hadden zij een gemiddelde verhuisafstand van 16,6 km. Dit ligt ruim 8 kilometer onder de maximale verhuisafstand die Van Oort en Olden constateren in hun onderzoeken. Maar liefst 93% van de deelnemende bedrijven is nationaal of internationaal georiënteerd. Wordt er gekeken naar het aantal medewerkers per vestiging, dan valt op dat er weinig bedrijven hebben meegewerkt die een klein aantal medewerkers heeft. Het zwaartepunt ligt bij deelnemende bedrijven die tussen de 10 en 50 werkzame personen hebben. Het opleidingsniveau van de medewerkers en de verhouding mannen en vrouwen die werkzaam zijn bij de deelnemende bedrijven geven een gelijkmatigere verdeling aan. In tabel 6 treft u een korte samenvatting aan van de belangrijkste kenmerken van de deelnemende bedrijven. Tabel 6: Samenvatting kenmerken deelnemende bedrijven % van Type bedrijf bedrijven Productie 7% Groothandel / Logistiek / Assemblage 63% Reparatie 0% Overige (zakelijke) dienstverlening 30% Hoofdvestiging 93% Nevenvestiging 7% Oriëntatie bedrijf Lokaal 0% Regionaal 7% Nationaal 19% Internationaal 74% Aantal medewerkers 0 tot 5 4% 5 tot 10 15% 10 tot 25 26% 25 tot 50 30% 50 tot % > % Verhouding mannen en vrouwen % mannen die werkzaam zijn bij het bedrijf 74% % vrouwen die werkzaam zijn bij het bedrijf 26% Pagina 47 / 96

48 Opleidingsniveau van medewerkers % lager geschoold (LBO) 34% % middelbaar geschoold (MBO) 43% % hoger geschoold (HBO/WO) 24% Van de deelnemende bedrijven zijn in totaal 19 bedrijven verhuisd. Van 18 bedrijven is bekend hoe groot de oude huisvesting was en hoe groot de nieuwe huisvesting is. Geconstateerd kan worden dat 72% van de verhuisde bedrijven een bedrijfspand heeft betrokken dat minimaal één keer zo groot is als de oude huisvesting. Daarnaast blijkt dat 55% van de verhuisde bedrijven een huisvesting betrekt die minimaal anderhalf keer zo groot is als de oude huisvesting. Geconcludeerd kan worden dat als bedrijven verhuizen, ze bewust kiezen voor meer ruimte voor hun bedrijfsactiviteiten. Of verhuisde bedrijven ook harder en meer groeien dan niet verhuisde bedrijven kan niet geconcludeerd worden uit de resultaten van dit onderzoek. Het aandeel niet verhuisde bedrijven is hiervoor te klein en qua spreiding van de groeiverwachting voor de komende drie jaar zijn er geen grote of opvallende verschillen te constateren. 6.2 Beperkingen onderzoek Omdat maar 27 bedrijven hebben deelgenomen aan het onderzoek (mede veroorzaakt doordat de enquêtes vlak voor de zomervakantie moesten plaatsvinden) kunnen geen harde onderbouwde conclusies getrokken worden uit dit onderzoek. Wel geeft dit onderzoek een duidelijke richting aan van wat ondernemers van bepaalde zaken vinden. Ondanks de beperkte omvang van de steekproef (N=27) zijn ten behoeve van het onderzoek een aantal kruistabellen gemaakt om inzicht te krijgen in mogelijke verbanden tussen de bedrijfskenmerken en de vestigingsrandvoorwaarden. Uit deze kruistabellen bleek dat er wel enkele vestigingsrandvoorwaarden een verband hebben met een andere vestigingsrandvoorwaarde, maar deze niet als significant bestempeld kunnen worden. Tevens zijn een aantal kruistabellen gemaakt om inzicht te krijgen in mogelijke verbanden tussen bedrijfskenmerken en duurzaamheidsmaatregelen uit het onderzoek. Uit deze kruistabellen bleek tevens dat er wel enkele bedrijfskenmerken een verband hebben met de duurzaamheidsmaatregelen, maar dat deze niet als significant bestempeld kunnen worden. De beperkte omvang van de steekproef heeft hier hoogstwaarschijnlijk invloed op. Tijdens het onderzoek is gebleken dat de vragenlijst van de enquête op sommige vlakken niet volledig was of vragen niet aansloten bij de antwoorden die de ondernemers gaven. De vragen die niet goed aansloten bij de antwoorden van de bedrijven waren; 6. Eigendom van het bedrijf In de vragenlijst was gekozen voor een keuze tussen eigenaar (DGA) en franchise. In de praktijk blijkt dat er bij de onderzochte bedrijven geen sprake is van franchise en Pagina 48 / 96

49 het eigendom van het bedrijf soms bij meerdere groot aandeelhouders ligt, een holding, een stichting of meerdere investeringsmaatschappijen. In het onderzoek is er voor gekozen om al deze eigendomsvormen te scoren als eigenaar (DGA). Daarnaast is een vraag gesteld over de rechtsvorm. Bij de vragenlijst werd uitgegaan van een B.V., N.V. of VOF. In de praktijk bleken er ook C.V. s of stichtingen eigenaar te zijn. Deze rechtsvormen zijn daarom toegevoegd. 32. Aanwezigheid parkmanagement Bij de vestigingsrandvoorwaarden is de vraag gesteld hoe belangrijk het is of was dat er parkmanagement aanwezig is, of zou zijn, bij de vestiging op een bedrijventerrein. Omdat op veel bedrijventerreinen waar de ondernemers naar verhuisd zijn of naar toe zouden willen verhuizen geen parkmanagement aanwezig is, is tijdens de enquête de vraag aangepast. Aan ondernemers is daarom gevraagd hoe belangrijk ze het zouden vinden als er parkmanagement aanwezig zou zijn op het bedrijventerrein. Vervolgens is de ondernemers gevraagd wat ze van schoon, heel en veilig vinden op het bedrijventerrein waar ze nu gevestigd zijn en tot slot is de ondernemers gevraagd of er ook prioriteit is om een parkmanagement organisatie op te richten die deze aspecten (schoon, heel en veilig) aanpakt. 52 en 53 ten aanzien van de Huisvestingskosten De vragen 52 en 53 over de huisvestingskosten hadden niet opgenomen hoeven te worden in de enquête. De antwoorden op de vragen 48 en 51 geven immers al het antwoord op deze twee vragen. De vraag is daarom ook niet expliciet gesteld bij het afnemen van de enquête, maar op basis van de gegeven antwoorden bij de vragen 48 tot en met 51 ingevuld door de onderzoeker. 61 en 64 op basis van welke parameter maakt u een keuze voor een duurzaamheidsmaatregel of scenario De respondenten gaven aan dat het vaak om een combinatie van parameters gaat en de ervaring of verhalen die ze hierover hebben gehoord. Daarnaast gaven ze aan dat de ene parameter een uitkomst is van de parameters die al weergegeven zijn. Pas na doorvragen gaven ondernemers aan een voorkeur te hebben ten aanzien van de gegeven parameters. Pagina 49 / 96

50 Pagina 50 / 96

51 Hoofdstuk 7 Onderzoeksresultaten vestigingsrandvoorwaarden 7.1 Randvoorwaarden voor vestigen op een nieuwe locatie De belangrijkste randvoorwaarde voor een ondernemer om zich te vestigen op een nieuwe locatie is de bereikbaarheid per auto. Deze moet naar oordeel van de ondernemer goed zijn. Daarna volgen voldoende ruimte voor bedrijfsactiviteiten en de functionaliteit van het bedrijfspand. De resultaten zijn weergegeven in tabel 7. Tabel 7: Resultaten randvoorwaarden voor vestigen op een nieuwe locatie Hoe belangrijk is de randvoorwaarde voor vestiging Heel belangrijk Belangrijk Neutraal Niet belangrijk Helemaal niet belangrijk Bereikbaarheid per auto Ruimte voor bedrijfsactiviteiten Functionaliteit van het pand Laad- en losmogelijkheden op eigen terrein Uitstraling bedrijfspanden Onderhoudsniveau openbare ruimte Representativiteit pand Glasvezelnetwerk Parkeermogelijkheden op eigen terrein Verkeersveilig Aanwezigheid van parkmanagement Ligging t.o.v. toeleveranciers en afnemers Arbeidspotentieel in de stad of regio Bereikbaarheid per OV Imago van het terrein Doorgroeiruimte op de huidige kavel Functionele verkaveling Nabijheid van (stedelijke) voorzieningen Aanwezigheid (collectieve) voorzieningen Wandelen / ontspannen voor medewekers Mogelijkheden buitenopslag Daarnaast kan geconstateerd worden dat naast deze drie heel belangrijke randvoorwaarden er nog vier randvoorwaarden zijn die als belangrijk bestempeld worden door de ondernemers; 1. De mogelijkheid om te kunnen laden en lossen op eigen terrein. Pagina 51 / 96

52 2. De uitstraling van de bedrijfspanden op het bedrijventerrein. 3. Det onderhoudsniveau van de openbare ruimte op het bedrijventerrein. 4. De representativiteit van het eigen bedrijfspand. Vergelijken we deze resultaten met de eerdere studies naar vestigingsrandvoorwaarden dan kan geconcludeerd worden dat bereikbaarheid en beschikbare ruimte ook als een van de belangrijkste vestigingsrandvoorwaarden naar voren gekomen zijn (BCI 2003, Oosteren 2005, Dantuma 2008 en De Graaf 2008). De representativiteit van het eigen bedrijfspand wordt wel belangrijk gevonden, maar uit dit onderzoek blijkt dat de uitstraling van de andere bedrijfsgebouwen en het onderhoudsniveau van de openbare ruimte belangrijker worden gevonden. Omdat de representativiteit van het eigen bedrijfsgebouw al reeds gedaald was in importantie, kan geconcludeerd worden dat ondernemers tot de conclusie gekomen zijn dat je zelf wel een representatief bedrijfspand kan realiseren, maar als de aangrenzende ondernemers (de buren) dat niet doen en het onderhoudsniveau van het aangrenzende openbaar gebied ook te wensen overlaat, je een investering gedaan hebt die het niet waard is. Er kan dan een verwijzing gemaakt worden naar het spreekwoord / gezegde Dat staat als een vlag op een modderschuit. Ondernemers zijn zich in de loop der jaren bewust geworden van het feit dat een hoogwaardig bedrijfsgebouw niet op zichzelf staat maar afhangt van de omringende gebouwen en de kwaliteit van het onderhoudsniveau van de openbare ruimte. Deze laatste twee worden daarom hoger gewaardeerd dan de representativiteit van het eigen bedrijfsgebouw. Vier randvoorwaarden zijn niet belangrijk bij het vestigen op een nieuwe locatie. Het gaat hier om drie randvoorwaarden die als secundair bestempeld kunnen worden. Dit zijn de nabijheid van stedelijke voorzieningen, het wandelen / ontspannen voor medewerkers op het bedrijventerrein en de aanwezigheid van (collectieve) voorzieningen op het bedrijventerrein. De mogelijkheid voor buitenopslag wordt in dit onderzoek als minst belangrijke randvoorwaarde bestempeld. Mogelijke oorzaak hiervan kan zijn dat geen van de deelnemende bedrijven afhankelijk was van de mogelijkheid om materiaal buiten op te slaan of in de huidige situatie materiaal buiten had opgeslagen. Veel ondernemers gaven aan dat dit geen randvoorwaarde voor de nieuwe locatie is omdat buitenopslag niet verzekerd is en niet bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit van het bedrijf en het bedrijventerrein. Kijken we tot slot naar de verschillende schaalniveaus uit het onderzoek dan wordt geconcludeerd dat ondernemers eerst kijken naar de stad / regio niveau (bereikbaarheid per auto) en vervolgens naar het kavel / gebouw niveau (ruimte voor bedrijfsactiviteiten, functionaliteit van het pand en laad en losmogelijkheden op eigen terrein). Deze beide schaalniveaus komen overeen met de gebruikswaarde. Als de potentiële locatie voldoet aan deze randvoorwaarden wordt door de ondernemer pas naar het bedrijventerreinniveau gekeken om te zien of deze aan de gestelde randvoorwaarden voldoet (uitstraling bedrijfspanden en onderhoudsniveau openbare ruimte). Dit schaalniveau komt overeen met de belevingswaarde. De toekomstwaarde, die op alle schaalniveaus voorkomt, scoort in het onderzoek neutraal en wordt bij het zoeken van een nieuwe locatie niet belangrijk genoeg gevonden door ondernemers. Pagina 52 / 96

53 7.2 Beoordeling randvoorwaarden huidige situatie De beoordeling van de randvoorwaarden van de huidige situatie waar de ondernemers gevestigd zijn scoren duidelijk lager dan de randvoorwaarden die de ondernemers stellen aan de nieuwe locatie. Ondernemers zijn van mening dat de huidige situatie goed is, maar niet als zeer goed bestempeld kan worden. De resultaten van hoe ondernemers de huidige situatie beoordelen zijn weergegeven in tabel 8. Tabel 8: Resultaten beoordeling randvoorwaarden huidige situatie Hoe beoordeeld de ondernemer de huidige situatie Zeer goed Goed Neutraal Slecht Zeer Slecht Bereikbaarheid per auto Functionaliteit van het pand Parkeermogelijkheden op eigen terrein Representativiteit pand Laad- en losmogelijkheden op eigen terrein Ruimte voor bedrijfsactiviteiten Functionele verkaveling Ligging t.o.v. toeleveranciers en afnemers Glasvezelnetwerk Uitstraling bedrijfspanden Wandelen / ontspannen voor medewekers Arbeidspotentieel in de stad of regio Imago van het terrein Onderhoudsniveau openbare ruimte Verkeersveilig Bereikbaarheid per OV Mogelijkheden buitenopslag Nabijheid van (stedelijke) voorzieningen Doorgroeiruimte op de huidige kavel Aanwezigheid van parkmanagement Aanwezigheid (collectieve) voorzieningen Ten aanzien van de huidige situatie is er een top vijf van randvoorwaarden die goed scoren. Naast de bereikbaarheid per auto, de functionaliteit en de mogelijkheid om op eigen terrein te kunnen laden en lossen zijn er twee opvallende randvoorwaarden in deze top vijf. Enerzijds is dit de mogelijkheid om te kunnen parkeren op eigen terrein. Deze wordt als goed beoordeeld en is wellicht hierdoor een minder belangrijke vestigingsrandvoorwaarde als een bedrijf op zoek gaat naar een nieuwe locatie. Het wordt door de ondernemers niet als een probleem ervaren en scoort hierdoor als randvoorwaarde bij het zoeken naar een nieuwe locatie niet bijzonder hoog. Pagina 53 / 96

54 Anderzijds betreft het de representativiteit van het eigen bedrijfspand. Ondernemers zijn van mening dat het eigen bedrijfspand representatief genoeg is. Dit terwijl ze de uitstraling van de andere bedrijfspanden en het onderhoudsniveau van de openbare ruimte als neutraal beoordelen. Deze uitkomst ten aanzien van de representativiteit van het bedrijfspand wordt deels verklaard door het feit dat van de 27 deelnemende bedrijven 19 bedrijven verhuisd zijn en dus in een nieuw bedrijfsgebouw gehuisvest zijn. Er waren echter ook 8 bedrijven die niet verhuisd waren. Zij waren voornamelijk in een wat oudere bedrijfspanden gehuisvest. Ondanks dat deze bedrijfsgebouwen ouder zijn, waren de ondernemers tevreden over de representativiteit van het betreffende bedrijfsgebouw. Een mogelijk oorzaak hiervan zou kunnen zijn dat deze groep ondernemers de huidige huisvesting niet te laag wilden scoren. Dit omdat ze een band / hechting hebben met het gebouw. Gemiddeld genomen zijn deze bedrijven namelijk 15 jaar gehuisvest in het betreffende bedrijfspand. Een nadere analyse van de representativiteit leert dat van de verhuisde bedrijven alle bedrijven in een nieuw bedrijfsgebouw zijn gevestigd. Geen van de deelnemende bedrijven heeft gekozen om te verhuizen naar een bestaand bedrijfspand. Twee belangrijke oorzaken hiervan zouden kunnen zijn; 1. Er is gewerkt met een database van de gemeente waarin alle partijen geregistreerd staan die een contract met de gemeente Almere hebben gesloten; 2. Er zijn volop mogelijkheden voor bedrijven in Almere om een nieuw bedrijfspand te realiseren. Wat ondernemers slecht geregeld vinden op de locatie waar ze nu gevestigd zijn, zijn de mogelijkheden om door te kunnen groeien op de huidige kavel, de afwezigheid van parkmanagement en het afwezig zijn van (collectieve) voorzieningen op het bedrijventerrein. Hieruit blijkt dat ondernemers parkmanagement dat tenminste zorgt voor schoon, heel en veilig belangrijk vinden. Op geen enkel bedrijventerrein waar de deelnemende ondernemers gevestigd waren, was namelijk een of andere vorm parkmanagement geregeld. Ondernemers zijn dus van mening dat hier iets aan moet veranderen (zie ook paragraaf 7.3). Verder valt op dat als ondernemers op een bedrijventerrein zijn gevestigd ze het belangrijk vinden dat er (collectieve) voorzieningen zijn op het bedrijventerrein zoals horeca, kleine winkel, kinderdagverblijf, fitness en tankstation. Het is nadrukkelijk geen vestigingsrandvoorwaarde als ze op zoek zijn naar een nieuwe locatie voor het bedrijf maar ondernemers zijn van mening dat hier wel iets aan moet veranderen (zie ook paragraaf 7.3). 7.3 Prioriteit om randvoorwaarde te wijzigen Tot slot is aan de ondernemers gevraagd of ondanks, of juist dankzij, de score van de huidige situatie er ook een prioriteit is om iets aan de randvoorwaarde te veranderen. Dit om te zien of de randvoorwaarde daadwerkelijk belangrijk is als ze op zoek gaan naar een nieuwe locatie of als een knelpunt op de huidige situatie door de ondernemers wordt ervaren. Uit het onderzoek blijkt dat ondernemers zeer Pagina 54 / 96

55 tevreden zijn over de randvoorwaarden van de huidige locatie en dat er bij de ondernemers eigenlijk geen hoge prioriteit is om iets aan deze randvoorwaarden te veranderen. De prioriteit om iets aan de gevraagde randvoorwaarden te veranderen scoren allemaal lager dan neutraal. Zie ook tabel 9. Tabel 9: Resultaten beoordeling prioriteit om randvoorwaarde te wijzigen Wat is de prioriteit om de randvoorwaarde te veranderen Zeer hoog Hoog Neutraal Laag Zeer laag Aanwezigheid van parkmanagement Onderhoudsniveau openbare ruimte Aanwezigheid (collectieve) voorzieningen Verkeersveilig Imago van het terrein Arbeidspotentieel in de stad of regio Bereikbaarheid per OV Ruimte voor bedrijfsactiviteiten Uitstraling bedrijfspanden Glasvezelnetwerk Nabijheid van (stedelijke) voorzieningen Doorgroeiruimte op de huidige kavel Laad- en losmogelijkheden op eigen terrein Functionaliteit van het pand Wandelen / ontspannen voor medewekers Bereikbaarheid per auto Ligging t.o.v. toeleveranciers en afnemers Mogelijkheden buitenopslag Representativiteit pand Parkeermogelijkheden op eigen terrein Functionele verkaveling Een mogelijke oorzaak hiervan kan zijn, zoals vermeld in paragraaf 7.2, dat 19 van de 27 ondernemers gevestigd zijn op nieuwe bedrijventerreinen. Daarnaast kan de lage prioriteit om iets aan de randvoorwaarden te (willen) veranderen ook te maken hebben met de economische laagconjunctuur waarin de wereld zich momenteel bevindt. De drang om uit te breiden en te groeien is namelijk duidelijk minder. Wel zijn er twee randvoorwaarden die relatief het hoogst scoren en waar ondernemers dan wel iets veranderd zouden willen zien. Het gaat om de randvoorwaarden parkmanagement en onderhoudsniveau van de openbare ruimte. Beide randvoorwaarden liggen erg in elkaars verlengde en tonen aan dat ondernemers zich bewust zijn van het feit dat de kwaliteit van de openbare ruimte belangrijk is en bijdraagt aan een kwalitatief hoogwaardige en duurzame bedrijfsomgeving. Om dit te bereiken is het invoeren van een vorm van parkmanagement een uitstekende oplossing. Pagina 55 / 96

56 Ook aan de aanwezigheid van (collectieve) voorzieningen en de verkeersveiligheid mag volgens de ondernemers wat veranderen. De ondernemers geven aan dat het prettig zou zijn als dergelijke voorzieningen in de buurt zouden zijn. Ook zou, mede veroorzaakt door negatieve ervaringen van enkele ondernemers, de verkeersveiligheid op de bedrijventerreinen aangepakt mogen worden. Dit is een lastige randvoorwaarde om aan te pakken, aangezien ondernemers ook van mening zijn dat verkeerssnelheid beperkende maatregelen (drempels of slingers) die moeten leiden tot meer verkeersveiligheid, nadelig zijn voor het vele noodzakelijke vrachtverkeer op het bedrijventerrein. Pagina 56 / 96

57 Hoofdstuk 8 Onderzoeksresultaten duurzame bedrijfsgebouwen 8.1 Algemene houding ten aanzien van duurzaamheid De algemene houding van de bedrijven die deelgenomen hebben aan het onderzoek ten aanzien van duurzaamheid is als positief te bestempelen. Uit het onderzoek blijkt ook dat 89% van de ondernemers op één of andere manier actief bijdraagt aan MVO. Wat opvalt is dat bedrijven op hun eigen wijze invulling geven aan MVO. Sommige bedrijven gaan hier heel ver in en trekken het breder dan het product waarmee ze werken. Deze bedrijven ondersteunen niet alleen vanuit financieel perspectief bepaalde stichtingen of verenigingen, maar dragen hier ook actief aan bij. Wordt duurzaamheid en MVO vertaald naar de eigen onderneming en het pand waarin het bedrijf is gehuisvest, dan blijkt dat 89% van de ondernemers weet hoeveel huur dan wel rente en of afschrijving (bij eigendom van het pand) men op jaarbasis betaalt voor het bedrijfspand 6. Vervolgens weet 70% van de ondernemers hoeveel men op jaarbasis kwijt is aan energie. Vergelijken we de huur op jaarbasis met de energielasten op jaarbasis dan komen we opmerkelijke verschillen tegen. De verschillen lopen uiteen van 4% van de huursom tot maar liefst 64% van de huursom. Gemiddeld kost het energieverbruik 23% van de huursom. Als een ondernemer dus wil besparen op de huisvestingslasten (huur + energielasten), is het zeer interessant om een bedrijfsgebouw te realiseren dat duurzamer gebouwd is. Er kan met diverse bouwkundige maatregelen op het energieverbruik bespaard worden. 8.2 Bereidheid tot investeren in een duurzaam bedrijfsgebouw In het onderzoek is de vraag gesteld of ondernemers ook bereid zijn (of waren) om een duurzaam gebouwd bedrijfsgebouw te realiseren ten opzichte van een standaard bedrijfsgebouw. Het standaard bedrijfsgebouw voldoet in dit geval alleen aan de wettelijke voorschriften (bouwbesluit). Uit het onderzoek blijkt dat 93% van de ondernemers hiertoe bereid is. Een enkeling dus niet. Als vervolgens gevraagd wordt hoeveel de ondernemers bereid zijn om meer te investeren ontstaan er twee groepen ondernemers. Enerzijds zijn er ondernemers die beperkt bereid zijn om te investeren in duurzaamheidsmaatregelen (33%). Anderzijds zijn er ondernemers die bereid zijn om veel te investeren in duurzaamheidsmaatregelen (41%). Zie tevens tabel Met huur wordt in deze scriptie evens de rente en of afschrijving van het bedrijfspand bedoeld. Dit omdat de markt voor bedrijfsgebouwen een eigenaars gebruikersmarkt is, zie tevens paragraaf 2.2 Pagina 57 / 96

58 Tabel 10: Bereidheid om meer te investeren in duurzaamheidsmaatregelen ten opzichte van een standaard bedrijfsgebouw Bereidheid om meer te investeren in Percentage van de ondernemers 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% tot 5% van de aanneemsom 5 tot 10% van de aanneemsom meer dan 10% van de aanneemsom v oor introductie standaard bedrijfsgebouw na introductie standaard bedrijfsgebouw Een grote meerderheid van de ondernemers (81%) vindt een terugverdientijd van 5 tot maximaal 10 jaar voor een duurzaamheidsmaatregel acceptabel. Maar hier maken de ondernemers de opmerking dat ze deze termijn alleen acceptabel vinden als ze het pand in eigendom hebben. Moeten ze gaan huren, dan is de geaccepteerde terugverdientijd minder lang. Dit signaal komt ook terug in de bereidheid om meer huur te betalen voor een duurzaam gebouwd bedrijfsgebouw. In vergelijking met een eigen bedrijfspand zijn ondernemers duidelijk veel minder bereid om meer huur te betalen voor een duurzaam gebouwd bedrijfsgebouw. 56% van de ondernemers is bereid om tot gemiddeld 2,- per m 2 meer te gaan betalen. Er waren ondernemers die niets meer wilden betalen. In dit geval is de laagst mogelijke extra huurwaarde, zijnde tot 2,0 per m 2 meer, ingevuld. Geconcludeerd kan worden dat ondanks dat de totale huisvestingskosten dalen door het toepassen van duurzaamheidsmaatregelen, ondernemers niet, of maar zeer beperkt, bereid zijn om hier een hogere huur voor te betalen. Zie tevens tabel 11. Vervolgens is gevraagd of ondernemers ook bereid zijn om zich op een bedrijventerrein te vestigen als ze verplicht worden om duurzaamheidsmaatregelen te nemen op gebouwniveau. 63% van de ondernemers heeft hier geen probleem mee, maar 37% van de ondernemers zou zich dan niet vestigen op het bedrijventerrein. 8.3 Gevolgen na introductie standaard bedrijfsgebouw Om de ondernemers meer inzicht te verschaffen in de mogelijkheden om energie te besparen door een duurzaam gebouwd bedrijfsgebouw te realiseren, is ten behoeve van het onderzoek een standaard bedrijfsgebouw ontwikkeld. Middels dit Pagina 58 / 96

59 standaard bedrijfsgebouw wordt inzicht gegeven in meerkosten van de duurzaamheidsmaatregelen, besparing op energieverbruik die deze maatregelen met zich meebrengen en de terugverdientijd van de extra investering. Meer hierover in paragraaf 8.4. Vervolgens zijn de vragen over de bereidheid tot investeren, bereidheid tot het betalen van meer huur, terugverdientijd en het verplichtende karakter opnieuw gesteld. Als we deze antwoorden voor de introductie van het standaard bedrijfsgebouw vergelijken met de antwoorden na de introductie van het standaard bedrijfsgebouw, kan geconcludeerd worden dat er enkele verschillen zijn. Zo blijkt dat de twee groepen ondernemers plaatsmaken voor drie groepen ondernemers die bijna gelijk zijn in omvang. Zie ook tabel 10. Een deel van de ondernemers is dus bereid om meer te investeren en een deel van de ondernemers is tot de conclusie gekomen dat met een lagere investering ook veel bespaard kan worden op de energielasten. Ten aanzien van de bereidheid om meer huur te betalen valt op dat na een toelichting 37% van de ondernemers bereid zijn om meer dan 2.- per m 2 huur te betalen. Zie hiervoor tevens tabel 11. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat met een goed onderbouwd verhaal een belegger / eigenaar dus meer huur kan vragen voor een duurzaam gebouwd bedrijfsgebouw. Tabel 11: Bereidheid om meer huur te betalen voor een duurzaam gebouwd bedrijfsgebouw ten opzichte van een standaard bedrijfsgebouw Percentage van de ondernemers 60% 55% 50% 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% Bereidheid om meer huur te betalen Huur tot 2,- per m2 meer Huur tot 5,- per m2 meer Meer dan 5,- per m2 meer voor introductie standaard bedrijfshal na introductie standaard bedrijfshal Ter afsluiting van het onderzoek is gevraagd of ondernemers, na introductie van dit standaard bedrijfsgebouw, bereid zijn om zich te vestigen op een bedrijventerrein als ze verplicht worden dit soort duurzaamheidsmaatregelen te nemen. Uit het onderzoek blijkt dat er maar een kleine verschuiving plaatsvindt na deze toelichting. 67% van de ondernemers heeft geen moeite met de verplichting van duurzaamheidsmaatregelen. Een derde deel van de ondernemers (33%) blijft van Pagina 59 / 96

60 mening dat er al genoeg regels en voorschriften zijn en is dus niet bereid om zich te vestigen op een bedrijventerrein waarop dit soort maatregelen verplicht zijn. 8.4 Resultaten duurzaamheidsmaatregelen Om ondernemers meer inzicht te geven in de mogelijkheden en effecten van het toepassen van duurzaamheidsmaatregelen bij een bedrijfsgebouw, is een standaard bedrijfsgebouw ontwikkeld. Aan de hand van dit bedrijfsgebouw is ten aanzien van 13 duurzaamheidsmaatregelen inzichtelijk gemaakt wat achtereenvolgens de meerkosten per m 2 zijn, de besparing op jaarbasis van gas en elektra en tot slot wat op basis van deze besparing de terugverdientijd is van de extra investering die gedaan is ten aanzien van de duurzaamheidsmaatregel. Zie bijlage 4 vraag 60. Ondernemers is gevraagd aan te geven welke van deze duurzaamheidsmaatregelen ze het meest aanspreekt en welke het minst. Uit het onderzoek blijkt dat zeer goede dak en gevelisolatie het hoogste scoort bij de ondernemers. Zie tevens tabel 12. Extra dak en gevel isolatie is een maatregel die op de tweede plek terug komt. Daarna komen het toepassen van de beste kwaliteit isolerend glas, het toepassen van vloerverwarming en energiezuinige HF-TL verlichting. De andere maatregelen scoren ook goed met uitzondering van de automatisch sluitende overheaddeuren. Dit omdat veel ondernemers tijdens het afnemen van de enquête hebben aangeven dit geen handige maatregel te vinden. De ondernemers maken hun primaire keuze op basis van de terugverdientijd van de investering gecombineerd met de besparing op gas en vervolgens elektra die bereikt kan worden als de maatregel wordt toegepast op het bedrijfsgebouw. De investering die met de maatregel gemoeid gaat scoort beduidend lager. Hieruit kan geconcludeerd worden dat ondernemers de hoogte van de investering minder belangrijk vinden en dus primair kijken maar naar de terugverdientijd en de besparing die met de maatregel bereikt kan worden. Pagina 60 / 96

61 Tabel 12: Overzicht score van duurzaamheidsmaatregelen Meest aansprekend Aansprekendheid duurzaamheidsmaatregelen Waardering ondernemers Minst aansprekend Zeer goede dak en gevel isolatie Extra dak en gevel isolatie Energiezuinige HF-TL verlichting Isolerend glas HR++ Vloerverwarming met HR ketel Daglichtafhankelijke regeling van de verlichting Warmteterugwinning bij mechanische ventilatie Aanwezigheidsschakelaars en bewegingssensoren Vloerverwarming met warmtepomp voor warmte en koude Convectie luchtverwarming met HR luchtheaters Verbeterde naad- en kierafdichting Geïsoleerd portaal met snelsluitende overheaddeuren Automatisch sluitende overhead deuren Ook is in het onderzoek de vraag gesteld of deze duurzaamheidsmaatregelen verplicht gesteld zouden mogen worden. In reactie op deze vraag hebben de ondernemers aangegeven dat van drie maatregelen ongeveer de helft van mening is dat deze verplicht mogen worden. Het gaat om het verplicht toepassen van; de beste kwaliteit isolerend glas (56%) energiezuinige HF-TL verlichting (56%) zeer goede dak en gevelisolatie (52%) Wat opvalt is dat het hier gaat om bekende maatregelen die niet met uitzondering van de beste kwaliteit isolerend glas HR++ (U>=1,2) een hoge besparing op het energieverbruik met zich meebrengen. Pagina 61 / 96

62 Wat absoluut niet verplicht zou mogen worden zijn zaken zoals een vloerverwarming met een warmtepomp die zorgt voor warmte en koude, convectieluchtverwarming met HR en plafond ventilatoren en automatisch sluitende overheaddeuren. De argumenten die tijdens het afnemen van de enquête terloops werden gegeven hadden veel te maken met de keuzevrijheid die ondernemers willen hebben. Ze willen niet verplicht worden om maar met één systeem te gaan verwarmen of koelen. Dit los van de kosten, besparing en terugverdientijd van de duurzaamheidsmaatregel. Tabel 13: Welke duurzaamheidsmaatregelen zouden verplicht mogen worden 60% Verplichting duurzaamheidsmaatregelen Percentage van de ondernemers voor verplichting. 55% 50% 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% Isolerend glas HR++ Energiezuinige HF-TL verlichting Zeer goede dak en gevel isolatie Extra dak en gevel isolatie Aanwezigheidsschakelaars en bewegingssensoren Verbeterde naad- en kierafdichting Daglichtafhankelijke regeling van de verlichting Vloerverwarming met HR ketel Warmteterugwinning bij mechanische ventilatie Geïsoleerd portaal met snelsluitende overheaddeuren Automatisch sluitende overhead deuren Convectie luchtverwarming met HR luchtheaters Vloerverwarming met warmtepomp voor warmte en koude Pagina 62 / 96

63 8.5 Resultaten duurzaamheidscenario s Tot slot is de ondernemers een zestal scenario s voorgelegd die ontwikkeld zijn op basis van de 13 duurzaamheidsmaatregelen die in paragraaf 8.4 aan de orde zijn geweest. De volgende zes duurzaamheidscenario s zijn ontwikkeld; Scenario 1 Optimaal duurzaam Een combinatie van duurzaamheidsmaatregelen die leidt tot de hoogste besparing van gas en elektra; Scenario 2 Goed duurzaam Een combinatie van duurzaamheidsmaatregelen die goedkoper zijn dan scenario 1; Scenario 3 Verbeterd duurzaam Een combinatie van duurzaamheidsmaatregelen die goedkoper zijn dan scenario 2; Scenario 4 Verlichting Een scenario waarin alleen maar op energie bespaard wordt door de verlichting aan te passen; Scenario 5 Met weinig geld toch veel energie besparen Een combinatie van duurzaamheidsmaatregelen die een minimale investering met zich meebrengt; Scenario 6 Duurzaam en ook koelen Een combinatie van duurzaamheidsmaatregelen die leidt tot een zo hoog mogelijke besparing van gas en elektra maar die ook voorziet in het kunnen koelen van het bedrijfspand; Een meer uitgebreide toelichting van de scenario s is terug te vinden in bijlage 3 Toelichting duurzaam bedrijfsgebouw en scenario s in de enquête. Er is gevraagd welk scenario de ondernemer het meest aanspreekt en waar hij zijn keuze op baseert. Bij de vraag is de standaard bedrijfshal ook als optie meegenomen. Dit zodat ondernemers ook de keuze hebben om er voor te kiezen om geen duurzaam gebouwd bedrijfsgebouw te realiseren. In tabel 14 is een overzicht gegeven van de parameters behorende bij de scenario s. Tabel 14: Parameters scenario s Stijging Gem. huurprijs Besparing Besparing totaal Terugverdientijd Aanneemsom per m 2 energielasten per jaar in jaren Basisscenario 0,0% 67,48 0% 0% 0 Scenario 1 7,6% 71,11 89% -21% 2,9 Scenario 2 5,8% 70,28 68% -15% 3,0 Scenario 3 3,1% 68,95 37% -8% 2,9 Scenario 4 1,4% 68,14 17% -3% 2,8 Scenario 5 0,6% 67,79 29% -7% 0,7 Scenario 6 15,7% 75,02 85% -14% 8,7 Keuze Uit het onderzoek blijkt dat de meeste ondernemers kiezen voor het scenario 1, optimaal duurzaam. Daarna valt de keuze op het scenario 2 goed duurzaam en vervolgens op het scenario 5 met weinig geld toch veel besparen. Zie tevens tabel 15. Pagina 63 / 96

64 Tabel 15: Aantrekkelijkheid duurzaamheids scenario s door ondernemers Meest aansprekend Duurzaamheidsscenario's Waardering ondernemers Minst aansprekend Basisscenario Scenario 1 Scenario 2 Scenario 3 Scenario 4 Scenario 5 Scenario 6 Het scenario 6 duurzaam en ook koelen wordt toch vaker gekozen dan het basisscenario met de standaard bedrijfshal. Dit bevestigt het beeld eerder in de enquête dat ondernemers bereid zijn om extra te investeren ten aanzien van een duurzamer gebouwd bedrijfsgebouw. De belangrijkste reden waarom ondernemers voor een scenario hebben gekozen is de besparing van de energielasten. Vervolgens wordt gekeken naar de terugverdientijd van de investering en de besparing op de huisvestingslasten. De stijging van de aanneemsom en de huurprijs eindigen als laatste. Ook hier blijkt de stijging van de huursom nauwelijks wordt meegewogen in de keuze van een ondernemer om voor een bepaald scenario te kiezen. Pagina 64 / 96

65 Hoofdstuk 9 Conclusies en aanbevelingen 9.1 Conclusies Ruimtelijke kwaliteit Uit het onderzoek komt naar voren dat ondernemers de volgende randvoorwaarden het belangrijkst vinden bij het zoeken naar een nieuwe locatie voor het bedrijf in volgorde van belangrijkheid; 1. Bereikbaarheid per auto 2. Voldoende ruimte voor bedrijfsactiviteiten 3. Een functioneel bedrijfspand 4. Een kavel met laad- en losmogelijkheden op eigen terrein 5. De uitstraling van andere bedrijfspanden op het bedrijventerrein 6. Het onderhoudsniveau van de openbare ruimte op het bedrijventerrein 7. Een representatief eigen bedrijfspand Hieruit kan geconcludeerd worden dat ondernemers bij hun zoektocht naar een nieuwe locatie voor het bedrijf primair naar de gebruikswaarde van de locatie kijken (de punten 1 t/m 4). Als de locatie hieraan voldoet wordt secundair naar de belevingswaarde (de punten 5 t/m 7) gekeken. De toekomstwaarde van een bedrijventerrein (bijvoorbeeld parkmanagement en doorgroeiruimte op de huidige kavel) is maar in zeer beperkte mate een randvoorwaarde voor ondernemers bij het zoeken naar een nieuwe locatie voor het bedrijf. Met deze conclusies wordt de theorie dat de gebruikswaarde de basis vormt voor een goed bedrijventerrein bevestigd (Van Dinteren 2008). Het kwaliteitsniveau van het bedrijventerrein zal toenemen als de belevingswaarde van het bedrijventerrein door de ondernemer positief wordt gewaardeerd. Als bedrijven eenmaal zijn gevestigd op een nieuwe locatie, dan hechten ze pas in beperkte mate waarde aan de toekomstwaarde. Hierbij moet dan gedacht worden aan bijvoorbeeld de invoering van parkmanagement en het verbeteren van het onderhoud van het openbaar gebied. Bereidheid om duurzaam te bouwen Bijna alle ondernemers zijn bereid om een duurzaam bedrijfsgebouw te realiseren. Als ze een duurzaam bedrijfsgebouw zouden realiseren dan zouden ze de volgende maatregelen, in volgorde van belangrijkheid, toepassen bij de bouw: 1. Het werken met zeer goede isolatie van dak en gevel 2. Het toepassen van de beste kwaliteit isolerend glas 3. Het toepassen van HF-TL verlichting Deze drie duurzaamheidsmaatregelen zouden volgens ruim 50% van de ondernemers ook wel verplicht mogen worden. Bij de keuze om een duurzaamheidsmaatregel toe te passen letten ondernemers erop of ze het pand zelf realiseren of dat ze het pand gaan huren. Als ondernemers het bedrijfspand zelf realiseren zijn ze bereid om meer te investeren dan wanneer ze een bedrijfspand huren. Aangezien de markt voor bedrijfsgebouwen een eigenaars Pagina 65 / 96

66 gebruikersmarkt is, zal het investeringsprobleem op veel minder grote schaal voordoen dan bij de ontwikkeling van kantoren of winkelcentra. Daarnaast let een ondernemer primair op de terugverdientijd en de besparing die de maatregel met zich meebrengt als ze een duurzaamheidsmaatregel gaan toepassen. Ook wordt rekening gehouden met de functionaliteit van de duurzaamheidsmaatregel. Het moet het bedrijfsproces niet frustreren of negatief beïnvloeden. Ook blijkt dat aan de hand van een standaard bedrijfsgebouw, waarmee inzichtelijk gemaakt wordt wat duurzaamheidsmaatregelen extra kosten en tot welke energiebesparing deze kan leiden, ondernemers bereid zijn om meer te investeren in duurzaamheidsmaatregelen. Daarnaast blijkt dat ondernemers als gevolg van de standaard bedrijfshal bereid zijn genoegen te nemen met een langere terugverdientijd. 56% van de ondernemers geeft aan dat de terugverdientijd van de investering tussen de 5 en 10 jaar mag liggen. Tot slot blijkt dat één op de drie ondernemers zich niet zouden vestigen op een bedrijventerrein als zij verplicht worden om duurzaamheidsmaatregelen op gebouwniveau te nemen. 9.2 Aanbevelingen Ruimtelijke kwaliteit Wil je een bedrijventerrein ontwikkelen dat bijdraagt aan de economische en ruimtelijke kwaliteit van Nederland, zal je eerst onderzoek moeten doen naar de kwantitatieve en kwalitatieve vraag naar bedrijventerreinen. Omdat de markt voor bedrijventerreinen een regionale markt is kan dit, zoals reeds aanbevolen door Noordanus (2008), het beste gedaan worden door in overleg te treden met betrokken gemeenten en provincies. Hierbij is het essentieel dat lokale bestuurders een bepaalde angst overwinnen en elkaar gaan vertrouwen. Dit is nodig om van het lokale belang een gedragen regionaal belang te kunnen maken. Want is het erg dat een (groot) bedrijf naar de buurgemeente tien tot vijfentwintig kilometer verderop verhuist? De kans is immers groot dat bijna alle werknemers kunnen blijven wonen waar ze nu wonen. Naast het regionaal overleg is het aanbevelingswaardig om een enquête onder een bepaalde doelgroep van ondernemers te houden. Deze enquête zal moeten bijdragen aan het inzicht in de kwantitatieve en kwalitatieve vraag naar nieuwe bedrijventerreinen in de regio. Als er op basis van het onderzoek en regionaal commitment blijkt dat er vraag is naar een nieuw bedrijventerrein, is het essentieel dat het doel van het nieuwe bedrijventerrein helder is en dat deze voldoet aan de gebruikswaarde. Voldoet het nieuwe bedrijventerrein niet aan de gebruikswaarde, dan zullen ondernemers niet bereid zijn om zich hier te vestigen. Als de gebruikswaarde eenmaal op orde is, dan kan bij de ontwikkeling en realisatie van een bedrijventerrein gekeken worden naar maatregelen om de belevings- en Pagina 66 / 96

67 toekomstwaarde van het bedrijventerrein te laten toenemen. Belangrijk aandachtspunt hierbij is dat het streven naar een heel hoogwaardig bedrijventerrein niet zal aansluiten bij de vraag van het merendeel van de ondernemers. Daarnaast is het aanbevelingswaardig om bij de ontwikkeling en realisatie van het bedrijventerrein rekening te houden met de ruimtelijke kwaliteit van het openbaar gebied en de niet verkochte kavels op het bedrijventerrein voordat de terreinafwerking heeft plaatsgevonden. In de begin jaren is het voor het imago van het bedrijventerrein essentieel dat deze zaken goed geregeld zijn naast de aspecten schoon, heel en veilig. Tot slot wordt aanbevolen om aandacht te besteden aan de ontwikkeling van voorzieningen op of nabij het bedrijventerrein. Door de nu vaak strikte scheiding van deze functies hebben ondernemers op het bedrijventerrein het gevoel dat er te weinig of geen voorzieningen op het bedrijventerrein of de omgeving aanwezig zijn. Bereidheid om duurzaam te bouwen Om er voor te zorgen dat op een duurzaam bedrijventerrein ook duurzame bedrijfsgebouwen worden gerealiseerd, is het raadzaam om ondernemers te stimuleren om bij nieuwbouw een duurzaam gebouwd bedrijfsgebouw te (laten) realiseren. Ondernemers staan hier immers open voor en beseffen zich dat hier (financieel) voordeel bij behaald kan worden. Het is aanbevelingswaardig om bij de verkoop van het bedrijventerrein naast de gebruikelijke set met randvoorwaarden ook informatie te verstrekken over de mogelijkheden van duurzaam bouwen. Dit kan gedaan worden door bij een standaard bedrijfshal te laten zien wat de extra kosten zijn, welke besparing per jaar dit oplevert op het energiegebruik en wat de terugverdientijd is van de extra investering. Bij het stimuleren van de bouw van duurzame bedrijfsgebouwen moet overigens niet gedacht worden aan het verplicht stellen van bouwkundige maatregelen per bedrijventerrein. Daarnaast kan tijdens of bij voorkeur vóór het ontwikkelen van een ontwerp van het bedrijfsgebouw, vanuit de gemeente een gratis onafhankelijke deskundige aangeboden worden die de ondernemer (vrijblijvend) adviseert over de bouw van een duurzaam bedrijfsgebouw. Wil je als gemeente ook bijdragen aan het toepassen van bouwkundig minder rendabele duurzaamheidsmaatregelen (zonnepanelen, sedumdaken, windmolens etc.) op gebouwniveau, dan kan gedacht worden aan subsidiëring. Door deze bouwkundige maatregelen te subsidiëren kan getracht worden om duurzame bedrijfsgebouwen zichtbaar te maken voor iedereen. Tot slot wordt aanbevolen om de randvoorwaarden ten aanzien van isolatie van bedrijfsgebouwen in het bouwbesluit aan te laten scherpen. Extra isolatiemaatregelen worden immers het hoogste gewaardeerd door ondernemers en ruim 50% is van mening dat deze verplicht zouden mogen worden. Pagina 67 / 96

68 Pagina 68 / 96

69 Literatuurlijst - Arcadis Ruimte en Milieu (2009). IBIS Werklocaties - De stand in planning en uitgifte van werklocaties 1 januari 2009 en uitgifte in 2008, Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer; - Arcadis Ruimte en Milieu en Stec Groep (2009). IBIS Werklocaties - De stand in planning en uitgifte van bedrijventerreinen 1 januari 2008 en de uitgifte in 2007, Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer; - Baarda D.B en M.P.M. de Goede (2006). Basisboek Methoden en Technieken Handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwantitatief onderzoek, Wolters Noordhoff B.V.; - Bloem N.C. (2009). Meerwaarde op bestaande bedrijventerreinen Een marktvisie op veroudering, Amsterdam School of Real Estate; - Buck Consultance International (2003). Architectuur & Bedrijventerreinen Het Beleidsinstrumentarium, Ministerie van Economische Zaken; - Buck Consultance International (2005). Leegstand van bedrijfsruimte in Noord Holland, Provincie Noord Holland; - Buck Consultance International (2006). Kwaliteitsatlas voor werklocaties Regio Groningen-Assen, Regio Groningen Assen 2030; - DHV Groep (2007). Betrokkenheid marktpartijen bij herstructurering bedrijventerreinen Inventarisatie, Ministerie van Economische Zaken; - Dinteren J. van en P. Bos (2007). Leegstand op bedrijventerreinen, Royal Haskoning en Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer; - Dinteren J. van (2008). Bedrijven als sprinkhanenplaag Duurzaamheid bij bedrijventerreinen breed beschouwd, Real Estate Magazine; - Dinteren J. van (2008). Bedrijventerrein als speelveld, Royal Haskoning; - Dantuma E. (2008). Bedrijfshuisvesting en groei MKB Special 2008; ING Economisch Bureau; - Eichholtz P., N. Kok en J.M. Quigley (2010). Sustainability and the Dynamics of Green Building, Universiteit van Maastricht en University of California; - Eichholtz P., N. Kok en J.M. Quigley (2009). Doing well by doing good? Green office buildings, Universiteit van Maastricht, University of California en The European Center for Corporate Engagement; Pagina 69 / 96

70 - Ecorys Nederland B.V. (2008). Benchmark Gemeentelijk Ondernemersklimaat 2007 Thematische rapportage tussenmeting; Ministerie van Economische Zaken; - Gemeente Almere e.a. (2008). De Almere Principles Voor een ecologisch, sociaal en economisch duurzame toekomst van Almere 2030, Gemeente Almere; - Graaf T. de, F. van Oort en S. Boschman (2008). Woon-werkdynamiek in Nederlandse gemeenten, Planbureau voor de Leefomgeving; - Hospers G.J. (2009). Een kleine geografie van geluk, Universiteit Nijmegen; - Houwelingen R. van (2002). Positioneren van bedrijventerreinen Marketingplanning bij bedrijventerreinontwikkeling, Andersen Real Estate B.V. en Technische Universiteit Delft; - Janssen-Jansen L., E.H. Klijn en P. Opdam. (2009). Ruimtelijke kwaliteit in gebiedsontwikkeling, Habiforum; - Kamer van Koophandel Gooi- en Eemland (2006). Ruimtevraag bedrijfsleven Gooi- en Vechtstreek, Kamer van Koophandel Gooi- en Eemland; - Kok N., P. Eichholtz, R. Bauer en P. Penda (2010). Enviromental performance A Global Perspective on Commercial Real Estate, The European Center for Corporate Engagement en Universiteit van Maastricht; - Klooster E. van t (2006). Van barrière naar gat in de markt - Een onderzoek naar de mogelijkheden voor meer private betrokkenheid op de markt voor bedrijventerreinen, Inbo B.V.; - Knoben J. en M. Traa (2008). De bedrijfslocatiemonitor - kritiek, alternatieven en aanpassingen, Ruimtelijk Planbureau; - Louw E., Y.M. Bontekoning en H. Olden (2004). Ruimteproductiviteit op bedrijventerreinen Een verkenning van een nieuwe methodiek, Ministerie van Economische Zaken; - Louw E., B. Needham, H. Olden en C.J. Pen (2009), Planning van bedrijventerreinen. Sdu Uitgevers,Reeks Planologie 11, herziene uitgave, Den Haag; - Mensen A.H.M.M. en W.V.M. van Rijt-Veltman (2005). MKB-locaties - Onderzoek naar de aard en kwaliteit van de bedrijfslocaties van MKB-ondernemingen, EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid; - Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (2009). Convenant bedrijventerreinen , Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer; - Noordanus P.G.A. e.a. (2008). Kansen voor kwaliteit Een ontwikkelingsstrategie voor bedrijventerreinen, Taskforce (Her)ontwikkeling Bedrijventerreinen; Pagina 70 / 96

71 - Oort F. van, R. Ponds, J. van Vliet, H. van Amsterdam, S. Declerck, J. Knoben, P. Pellenbarg en J. Weltevreden (2007). Verhuizingen van bedrijven en groei van werkgelegenheid; Ruimtelijk Planbureau; - Oosteren C. van, I. de Jong, P. van Hinte en J. Slot (2005). Bedrijfsmigratie Op basis van het ARRA, Gemeente Amsterdam Economische Zaken; - Olden H. (2010). Uit voorraad leverbaar - De overgewaardeerde rol van bouwrijpe grond als vestigingsfactor bij de planning van bedrijventerreinen, Universiteit Utrecht; - Pellenbarg P. (2006). Locatie of prestatie Bedrijventerreinen en vestigingskeuze, Stedenbouw en Ruimtelijke Ordening nr. 3 p ; - Postma E.S. (2009). Vorm of functie - Een onderzoek naar de kwaliteitseisen van ondernemers op een bedrijventerrein, Rijksuniversiteit Groningen, DHV; - Renes G. en A. Weterings (2009). De toekomst van bedrijventerreinen van uitbreiding naar herstructurering, Planbureau voor de Leefomgeving; - SenterNovem (2006). Basisdocument Wat is duurzaam bouwen? Leidraad voor het samenstellen van lesmateriaal in het onderwijs voor de bouw, stedenbouw en GWW, Ministerie van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer; - SenterNovem en Stec Groep (2005). Vraaggestuurd Bedrijventerreinenbeleid - Concrete handvatten voor een succesvol vraaggestuurd bedrijventerreinenbeleid, Ministerie van Economische Zaken; - SenterNovem (2008). Segmentering bedrijfshallen, SenterNovem; - Traa M. en J. Knoben (2009). Veroudering en herstructurering op bedrijventerreinen Een verkenning, Planbureau voor de Leefomgeving; - VROM Raad (2006). Werklandschappen Een regionale strategie voor bedrijventerreinen, VROM Raad; - Werf M. van der (2009). Cradle to Cradle in bedrijf, Scriptum; - Werkhoven M. van en J. Woudstra (2005). Potentieel en kansen voor CO2- reductie bij bedrijfshallen Onderzoek naar aangrijpingspunten voor overheidsbeleid, SenterNovem; - Wesselink J.W. e.a. (2009). Jaarboek Beste Bedrijventerreinen 2009, Ministerie van Economische Zaken en Elba Media; - Weterings A, J. Knoben en H. van Amsterdam (2008). Werkgelegenheidsgroei op bedrijventerreinen, Planbureau voor de Leefomgeving; Pagina 71 / 96

72 Pagina 72 / 96

73 Bezochte websites Pagina 73 / 96

74 Pagina 74 / 96

75 Bijlagen 1. Toelichting algemene deel vragenlijst enquête 2. Toelichting vestigingsrandvoorwaarden enquête 3. Toelichting duurzaam bedrijfsgebouw en scenario s in de enquête 4. Vragenlijst enquête 5. Standaard bedrijfsgebouw presentatie Pagina 75 / 96

76 Pagina 76 / 96

77 1. Toelichting algemene deel vragenlijst enquête 1. Type bedrijf Bij het type bedrijf is gekozen voor een indeling in vier klassen. Achtereenvolgens zijn dit productie, groothandel / logistiek / assemblage, reparatie en overige (zakelijke) dienstverlening. Per klasse is uitgegaan van de Standaard Bedrijfs Index Code (SBI- Code) van de VNG versie en 3. Postcode nieuwe locatie vs. postcode oude locatie Door zowel de postcode van de oude als de nieuwe locatie te registreren kan achterhaald worden over welke afstand het bedrijf verhuisd is. Dit zal na de enquête gedaan worden middels de routeplanner van de ANWB die beschikbaar is via internet ( Als het bedrijf (nog) niet verhuisd is, dan zijn de oude en de nieuwe postcode gelijk aan elkaar en is er dus geen afstand overbrugd. 4. Hoe lang is bedrijf op de huidige locatie gevestigd? Om een indruk te krijgen hoe lang een bedrijf op de huidige locatie is gehuisvest, zal dit geregistreerd worden in aantallen jaren. Indien een bedrijf korter dan een jaar op de huidige locatie is gehuisvest, zal dit met nul jaren worden geregistreerd. Daarna wordt afgerond op hele jaren waarbij 2,5 drie jaren wordt en 2,49 jaren twee. 5. Type vestiging Bij aanvang van het onderzoek wordt er van uitgegaan dat er onderscheid gemaakt wordt in de huisvesting als het een hoofdvestiging betreft of een nevenvestiging. Dit op basis van het principe dat het hoofdkantoor het meest representatief is en dat nevenvestigingen over het algemeen een lager kwaliteitsniveau hebben. Het type vestiging kan dus verklaren waarom een ondernemer wel of niet bereid is om te investeren in duurzaam bouwen of andere keuzes maakt bij de locatiefactoren. 6. Eigenaar van het bedrijf / Rechtsvorm Naast type vestiging wordt ook geregistreerd wie eigenaar is van het bedrijf. Is de directeur eigenaar of is hij franchisenemer? Daarnaast wordt gevraagd welke rechtsvorm het betreft. In het onderzoek is er keuze tussen B.V., N.V. en V.O.F. Eenmanszaken zijn uitgesloten van dit onderzoek omdat de bedrijven te klein in omvang zijn. 7 en 8. Klant relatie en aantal klanten per week Per bedrijf wordt geregistreerd of de klant op de huidige locatie komt. Een vrachtwagenchauffeur die bestelde materialen komt brengen of halen wordt in dit onderzoek niet als klant gezien. De klant is een andere ondernemer die producten of diensten afneemt van het bedrijf en op de locatie wordt ontvangen. 9. Aantal transportbewegingen per week Hier gaat het om het aantal vrachtwagens en busjes die producten komen brengen en / of halen. Het is interessant om te weten omdat het aantal transportbewegingen verband kunnen houden met de bereikbaarheid van de locatie voor een ondernemer. Pagina 77 / 96

78 10. Oriëntatie Bij de oriëntatie van een bedrijf wordt onderscheid gemaakt tussen het lokale niveau (alleen de eigen gemeente met daaraan grenzende gemeentes), regionaal niveau (provincie en daaraan direct grenzende provincies), nationaal (heel Nederland) en Internationaal (ook buiten Nederland). 11, 12 en 13. Indicatieve bruto jaaromzet in 2009, Groeiverwachting de komende 3 jaar en Marge / Bruto winstpercentage op productie of dienst Door bedrijven te vragen wat hun bruto jaaromzet was in 2009, wat de groeiverwachting is voor de komende drie jaar en hoe groot de bruto winstmarge is van een product wordt globaal inzicht verkregen in de financiële positie van het bedrijf. De financiële positie van een bedrijf kan een belangrijke indicator zijn ten aanzien van vestigingsrandvoorwaarden als bij duurzaam bouwen. 14, 15 en 16. Aantal medewerkers, Verhouding man / vrouw en Opleidingsniveau Deze vragen geven inzicht in de omvang en de verhoudingen binnen het bedrijf. Hierbij gaat het om de medewerkers die werken op de betreffende vestiging. Als een bedrijf meerdere vestigingen heeft, tellen deze medewerkers in het onderzoek niet mee. Het aantal medewerkers, de verhouding man / vrouw en het opleidingsniveau zijn kenmerken van het bedrijf die wellicht te herleiden zijn tot de vestigingsrandvoorwaarden en de bereidheid tot duurzaam bouwen. 17, 18 en 19 Kavelgrootte nieuwe locatie, Pandgrootte nieuwe locatie, Verdeling oppervlak nieuwe locatie Deze vragen geven inzicht in de fysieke omvang van het bedrijf. Het gaat hier om een grove schatting van de oppervlaktes en een grove procentuele verdeling van de ruimtes. Ondernemers wordt niet gevraagd op detailniveau de oppervlaktes en percentage aan te geven. Deze gegevens zijn bruikbaar omdat deze naast de financiën en het personeelomvang en samenstelling een indicatie geven van de omvang / groei van het bedrijf. 20, 21 en 22 Kavelgrootte oude locatie, Pandgrootte oude locatie, Verdeling oppervlak oude locatie Deze vraag zal alleen ingevuld worden indien het bedrijf inderdaad verhuisd is. Is het bedrijf niet verhuisd, dan worden hier exact dezelfde gegevens ingevoerd als bij de nieuwe locatie. Door na de enquête deze gegevens met elkaar te vergelijken, gecombineerd met de vestigingsrandvoorwaarden, kunnen uitspraken worden geverifieerd. Pagina 78 / 96

79 2. Toelichting vestigingsrandvoorwaarden enquête 23. Voldoende ruimte voor bedrijfsactiviteiten Zijn het bedrijfspand en de bedrijfskavel groot genoeg voor de huidige bedrijfsactiviteiten? 24. Mate van functionaliteit van het bedrijfspand Is het bedrijfspand functioneel ingedeeld en daarmee geschikt voor de productie of opslag van het product of het leveren van de dienst en is het ook geschikt voor andere gebruikers? 25. Parkeermogelijkheden op eigen terrein Heeft het bedrijf voldoende ruimte om op eigen terrein te parkeren zowel voor eigen personeel als voor bezoekers. 26. Laad- en losmogelijkheden op eigen terrein Heeft het bedrijf voldoende ruimte om vrachtverkeer en/of busjes op eigen terrein te laten laden, lossen en manoeuvreren. 27. Mogelijkheden buitenopslag op eigen terrein De huidige locatie biedt zowel fysiek als bestemmingstechnisch de mogelijkheid om materiaal op te slaan in de open lucht op eigen terrein. 28. Representativiteit bedrijfspand Het bedrijfspand is speciaal voor het bedrijf ontworpen door een architect binnen de randvoorwaarden van een beeldkwaliteitplan. 29. Doorgroeiruimte op de huidige kavel Op de huidige kavel is er de mogelijkheid om het bedrijfsgebouw zowel horizontaal als verticaal uit te breiden zonder dat ten koste gaat van parkeergelegenheid, mogelijkheid tot laden en lossen op eigen terrein en zonder dat er extra grond aangekocht hoeft te worden. 30. Functionele verkaveling van het bedrijventerrein Het bedrijventerrein heeft een stroken of grid verkaveling met goede breedte diepte verhoudingen en geen kavels met bijzondere vormen zoals ronde kavels of kavels met een trapezium- of driehoekvorm. 31. Mogelijkheden om te kunnen wandelen / ontspannen op het bedrijventerrein Hiermee wordt geprobeerd inzicht te verkregen in hoe belangrijk ondernemers het vinden dat medewerkers tijdens de pauzes een rondje kunnen wandelen / ontspannen op het bedrijventerrein. 32. Aanwezigheid van parkmanagement Op het terrein is parkmanagement aanwezig die minimaal zorg draagt voor schoon, heel en veilig en desgewenst aanvullende diensten kan leveren in de vorm van collectieve afvalinzameling, energie inkopen of vervoersmanagement. Indien dit niet het geval is, zal gevraagd worden hoe belangrijk ondernemers de aanwezigheid van parkmanagement vinden. Pagina 79 / 96

80 33. Aanwezigheid (collectieve) voorzieningen Hierbij moet gedacht worden aan de aanwezigheid van horeca, kleine winkels, stomerij, kapper, copyshop, fitness, kinderopvang en benzineverkooppunt. 34. Imago van het terrein Het bedrijventerrein heeft een positief imago in de pers en bij andere ondernemers. 35. Verkeerveilig Het bedrijventerrein is verkeerveilig en de kans op ongelukken is zeer klein. Verkeersstromen zijn zoveel mogelijk gescheiden (auto, fiets, voetganger) en kruispunten zijn overzichtelijk zonder dat deze de functionaliteit aantasten. 36. Uitstraling (architectuur / onderhoud gebouwen) De bedrijfsgebouwen op het bedrijventerrein hebben allemaal een soortgelijke uitstraling en zijn onder architectuur conform een beeldkwaliteitplan gebouwd. De bedrijfsgebouwen worden door de eigenaren goed onderhouden. 37. Onderhoudsniveau openbare ruimte Het openbaar gebied is goed onderhouden, vertoont geen schade en geeft een verzorgde en representatieve indruk aan gebruikers en bezoekers. 38. Bereikbaarheid per auto, ook in de toekomst Het bedrijventerrein is goed te bereiken met de auto en heeft een goede ontsluiting naar de dichtstbijzijnde snelwegen en heeft geen of in zeer beperkte mate last van congestie. 39. Bereikbaarheid per OV, ook in de toekomst Het bedrijventerrein is goed ontsloten met een OV verbinding en een bijpassende frequentie. 40. ICT ontsluiting Op het bedrijventerrein is een glasvezelnetwerk aanwezig waarop ondernemers een aansluiting kunnen krijgen. 41. Nabijheid van (stedelijke) voorzieningen In de buurt van het bedrijventerrein zijn (stedelijke) voorzieningen zoals winkelcentra, horeca gelegenheden, hotels, congrescentrum, ziekenhuis, etc. 42. Ligging ten opzichte van toeleveranciers en afnemers / klanten De locatie ligt gunstig ten opzichte van toeleveranciers, afnemers en klanten. Dit zodat de transport afstanden beperkt zijn. 43. Arbeidspotentieel In de stad of regio wonen voldoende mensen die qua gewenst opleidingsniveau aansluiten bij de behoefte van het bedrijf. Pagina 80 / 96

81 3. Toelichting duurzaam bedrijfsgebouw en scenario s in de enquête Het standaardbedrijfsgebouw is als volgt opgebouwd; Stramienmaat 1,8 m 1 Bedrijfshal diepte 59,4 m 1, breedte 25,2 m 1 en hoogte 8 m 1 Bruto vloeroppervlak 1.496,88 m 2 Kantoor diepte 12,6 m 1, breedte 12,6 m 1 en hoogte 8 m 1 in 2 bouwlagen Bruto vloeroppervlak 317,52 m 2 Totaal bruto vloeroppervlak 1.814,4 m 2 Kavel diepte 77 m 1, breedte 38,5 m 1 Oppervlak 2.964,5 m 2 Floor space index 0,61 Stichtingskosten geraamd op ,- ex. BTW Grondkosten geraamd op ,- ex. BTW Totale investering ,- ex. BTW Huurprijs per jaar bij BAR van 8,0% Gemiddelde huur bij BAR van 8,0% Bij bvo/vvo verhouding 0,9 is gemiddelde huur Bedrijfshal Kantoor ,- ex. BTW 67,- per m 2 b.v.o. 75,- per m 2 v.v.o. 65,- per m 2 v.v.o. 125,- per m 2 v.v.o. Voor meer beelden en informatie van het standaard bedrijfsgebouw zie bijlage 5. Dit model is vertaald naar een doos om gebruikt te kunnen voor de quickscan bedrijfshallen die ontwikkeld en aangeboden wordt door SenterNovem ( Met deze quickscan kan een ondernemer zeer eenvoudig inzicht krijgen in de mogelijkheden die er zijn om energie te besparen bij de bouw van een nieuw bedrijfspand of het aanpassen van een bestaande bedrijfspand. De quickscan is zo opgebouwd dat een standaard bedrijfshal met eigen afmetingen ingevoerd kan worden. Vervolgens kan uit een aantal duurzaamheidsmaatregelen gekozen worden. De quickscan geeft de mogelijkheid om uit eenentwintig variabelen te kiezen. Tussen sommige duurzaamheidsmogelijkheden moet een keuze gemaakt worden omdat de opties niet samen gaan. Een goed voorbeeld hiervan is Extra dak en gevelisolatie vs. Zeer goede dak en gevelisolatie. Vervolgens berekent de quickscan wat normaal gesproken het gebruik van gas en elektriciteit is voor deze standaard bedrijfshal. Tevens wordt aangegeven hoeveel Pagina 81 / 96

82 maximaal bespaard kan worden op deze energiekosten. Daarna wordt aangegeven hoeveel gas en elektriciteit bespaard kan worden met de geselecteerde duurzaamheidsmaatregelen en wat de duurzaamheidsmaatregel meer kost ten opzichte van de standaard bedrijfshal. Uiteindelijk wordt aangegeven welke financiële besparing op de energielasten de geselecteerde duurzaamheidsmaatregelen met zich meebrengt en wat de terugverdientijd is in jaren. Voor de standaard bedrijfshal in de quickscan zijn de volgende invoergegevens gebruikt; - Nieuwbouw - Lengte 66 meter - Breedte 25 meter - Hoogte 8 meter - Transportdeuren 3 stuks - Loopdeuren 3 stuks - Ramen 48 stuks - Temperatuur overdag 20 graden Celsius - Temperatuur s nachts 15 graden Celsius - Aantal dagen in gebruik 5 - Aantal uren per dag in gebruik 10 - Werkplaats en fijnmontage 32% van het oppervlak - Opslag en magazijn 50% van het oppervlak - Kantoor 18% van het oppervlak - Er wordt gerekend met een standaard ventilatiegraad - Er is niet sprake van substantiële bedrijfsprocessen die voor warmte of koeling zorgen - Tarief aardgas 0,67 Nm3 - Tarief elektriciteit 0,167 kwh De quickscan gaat er van uit dat deze standaard bedrijfshal een energieverbruik heeft zoals aangegeven in figuur 4. Figuur 4. Verbruik aardgas en elektriciteit standaard bedrijfshal Pagina 82 / 96

1. KWALITATIEVE VRAAG: EEN ONDERSCHEID IN BEELDKWALITEITEN

1. KWALITATIEVE VRAAG: EEN ONDERSCHEID IN BEELDKWALITEITEN BIJLAGE A 1. KWALITATIEVE VRAAG: EEN ONDERSCHEID IN BEELDKWALITEITEN Bedrijventerreinen zijn onder te verdelen op basis van verschijningsvorm De vraag naar bedrijfsruimte is gedifferentieerd is en kan

Nadere informatie

Factsheet bedrijventerrein Pothof, Gemeente Rozenburg

Factsheet bedrijventerrein Pothof, Gemeente Rozenburg Factsheet bedrijventerrein Pothof, Gemeente Rozenburg Factsheet bedrijventerrein Pothof, Gemeente Rozenburg A. Inleiding Deze factsheet geeft een bondig overzicht van de maatschappelijke en economische

Nadere informatie

Woningbouw Het plan maakt de ontwikkeling van twee woningen aan het Landaspad mogelijk. Tegen deze ontwikkeling hebben wij geen bezwaar.

Woningbouw Het plan maakt de ontwikkeling van twee woningen aan het Landaspad mogelijk. Tegen deze ontwikkeling hebben wij geen bezwaar. Bestaande overcapaciteit aan bedrijventerreinen In de stadsregio Arnhem-Nijmegen bestaat een groot overaanbod aan bedrijventerreinen. Voor de periode 2016-2025 bedraagt dit minstens 150 ha. Van het bestaande

Nadere informatie

Samenvatting. De Kvk en IKE hebben de onderzoeksresultaten aangeboden aan het College van B&W van Etten- Leur.

Samenvatting. De Kvk en IKE hebben de onderzoeksresultaten aangeboden aan het College van B&W van Etten- Leur. JJuunni i 22 Uitkomsten Ruimtebehoefteonderzoek Gemeente Etten-Leur Samenvatting De provincie Noord-Brabant en de gemeente Etten-Leur zijn een onderzoek gestart naar de meest geschikte locatie voor een

Nadere informatie

Wel of niet verouderd?

Wel of niet verouderd? afbeelding plaatsen op dit grijze vlak (of vraag Jolanda/ Edwin om een mooie plaat) tip drawing lines aanzetten (linksonder draw ; grid and guides ; display drawing guides on screen. Over de beoordeling

Nadere informatie

ECONOMISCHE WAARDE PINNEPOT IS BOVENGEMIDDELD

ECONOMISCHE WAARDE PINNEPOT IS BOVENGEMIDDELD ECONOMISCHE WAARDE PINNEPOT IS BOVENGEMIDDELD Gemiddelde economische waarde, goed perspectief Het economisch effect van Pinnepot is uitgedrukt in een score. Deze score geeft op basis van objectief meetbare

Nadere informatie

Vraag 6 Hoe groot is de vloeroppervlakte van de bedrijfsruimte die u denkt nodig te hebben voor uw uitbreiding- of verplaatsingsplannen?

Vraag 6 Hoe groot is de vloeroppervlakte van de bedrijfsruimte die u denkt nodig te hebben voor uw uitbreiding- of verplaatsingsplannen? Conclusie Tot 2020 wordt een behoefte naar bedrijventerrein in de gemeente Zijpe geraamd van circa 5 hectare. Dit is ook de oppervlakte die in de planningsopgave in de provinciale structuurvisie is opgenomen.

Nadere informatie

Bedrijventerrein Kethelvaart (Schiedam) Maatschappelijke waarde. Met de Kamer van Koophandel weet je wel beter

Bedrijventerrein Kethelvaart (Schiedam) Maatschappelijke waarde. Met de Kamer van Koophandel weet je wel beter Bedrijventerrein Kethelvaart (Schiedam) Maatschappelijke waarde Met de Kamer van Koophandel weet je wel beter Factsheet bedrijventerrein Kethelvaart Gemeente Schiedam 1. FACTSHEET BEDRIJVENTERREIN KETHELVAART,

Nadere informatie

Voortgangsrapportage Werklocaties

Voortgangsrapportage Werklocaties Voortgangsrapportage Werklocaties Inleiding Het Programma Werklocaties Limburg 2020 legt de herstructureringsopgave en de planningsopgave voor bedrijventerreinen vast tot en met 2020. Na een voorbereiding

Nadere informatie

Regionale behoefteraming Brainport Industries Campus Eindhoven

Regionale behoefteraming Brainport Industries Campus Eindhoven Regionale behoefteraming Brainport Industries Campus Eindhoven 23 juni 2015 Managementsamenvatting Status: Managementsamenvatting Datum: 23 juni 2015 Een product van: Bureau Stedelijke Planning bv Silodam

Nadere informatie

Factsheet bedrijventerrein Mijlpolder, Gemeente Binnenmaas

Factsheet bedrijventerrein Mijlpolder, Gemeente Binnenmaas Factsheet bedrijventerrein Mijlpolder, Gemeente Binnenmaas Factsheet bedrijventerrein Mijlpolder, Gemeente Binnenmaas A. Inleiding Deze factsheet geeft een bondig overzicht van de maatschappelijke en economische

Nadere informatie

Bedrijventerrein Kerkerak (Sliedrecht) Waardeloos of waardevol? Met de Kamer van Koophandel weet je wel beter

Bedrijventerrein Kerkerak (Sliedrecht) Waardeloos of waardevol? Met de Kamer van Koophandel weet je wel beter Bedrijventerrein Kerkerak (Sliedrecht) Waardeloos of waardevol? Met de Kamer van Koophandel weet je wel beter Factsheet bedrijventerrein Kerkerak, Gemeente Sliedrecht A. Inleiding Deze factsheet geeft

Nadere informatie

Factsheet bedrijventerrein Spaanse Polder, Gemeente Rotterdam/Schiedam

Factsheet bedrijventerrein Spaanse Polder, Gemeente Rotterdam/Schiedam Factsheet bedrijventerrein Spaanse Polder, Gemeente Rotterdam/Schiedam Factsheet bedrijventerrein Spaanse Polder, Gemeente Rotterdam/Schiedam A. Inleiding Deze factsheet geeft een bondig overzicht van

Nadere informatie

Enquête Revitalisering Bedrijventerrein Overvecht. Rapportage. Uitgevoerd in opdracht van: Gemeente Utrecht

Enquête Revitalisering Bedrijventerrein Overvecht. Rapportage. Uitgevoerd in opdracht van: Gemeente Utrecht Enquête Revitalisering Bedrijventerrein Overvecht Rapportage Uitgevoerd in opdracht van: Gemeente Utrecht Uitgevoerd door: ETIN Adviseurs s-hertogenbosch, mei 2009 Inhoudsopgave 1. Inleiding... 1 1.1 Populatie

Nadere informatie

Factsheet bedrijventerrein Stormpolder, Gemeente Krimpen aan de IJssel

Factsheet bedrijventerrein Stormpolder, Gemeente Krimpen aan de IJssel Factsheet bedrijventerrein Stormpolder, Gemeente Krimpen aan de IJssel Factsheet bedrijventerrein Stormpolder, Gemeente Krimpen aan de IJssel A. Inleiding Deze factsheet geeft een bondig overzicht van

Nadere informatie

Factsheet bedrijventerrein Kromme Gouwe, Gemeente Gouda

Factsheet bedrijventerrein Kromme Gouwe, Gemeente Gouda Factsheet bedrijventerrein Kromme Gouwe, Gemeente Gouda Factsheet bedrijventerrein Kromme Gouwe, Gemeente Gouda A. Inleiding Deze factsheet geeft een bondig overzicht van de maatschappelijke en economische

Nadere informatie

Analyse ontwikkeling van vraag en aanbod logistiek terreinen in de regio Schiphol

Analyse ontwikkeling van vraag en aanbod logistiek terreinen in de regio Schiphol Analyse ontwikkeling van vraag en aanbod logistiek terreinen in de regio Schiphol Hoofdrapport 4 maart 2013 Inhoudsopgave 1. Aanleiding en context pagina 3 3. Geografische afbakening pagina 4 4. Ontwikkeling

Nadere informatie

Bedrijventerrein Kapelpolder (Maassluis) Maatschappelijke waarde. Met de Kamer van Koophandel weet je wel beter

Bedrijventerrein Kapelpolder (Maassluis) Maatschappelijke waarde. Met de Kamer van Koophandel weet je wel beter Bedrijventerrein Kapelpolder (Maassluis) Maatschappelijke Met de Kamer van Koophandel weet je wel beter Bedrijventerrein Kapelpolder, gemeente Maassluis A. Inleiding Deze factsheet geeft een bondig overzicht

Nadere informatie

Gemeente Oegstgeest. Onderbouwing Ladder voor duurzame verstedelijking Oude Vaartweg. 11 maart 2015

Gemeente Oegstgeest. Onderbouwing Ladder voor duurzame verstedelijking Oude Vaartweg. 11 maart 2015 Gemeente Oegstgeest Onderbouwing Ladder voor duurzame verstedelijking Oude Vaartweg 11 maart 2015 DATUM 11 maart 2015 TITEL Onderbouwing Ladder voor duurzame verstedelijking Oude Vaartweg OPDRACHTGEVER

Nadere informatie

Behoefteraming bedrijventerreinen Zuid-Holland. Stec Groep Hub Ploem Bestuurlijk overleg Midden-Holland 2 oktober 2017

Behoefteraming bedrijventerreinen Zuid-Holland. Stec Groep Hub Ploem Bestuurlijk overleg Midden-Holland 2 oktober 2017 Behoefteraming bedrijventerreinen Zuid-Holland Stec Groep Hub Ploem Bestuurlijk overleg Midden-Holland 2 oktober 2017 Uitgifte blijft achter, aanbod blijft stijgen 1200 1000 800 600 400 200 0 2012 2013

Nadere informatie

ECONOMISCHE WAARDE PINNEPOT IS BOVENGEMIDDELD

ECONOMISCHE WAARDE PINNEPOT IS BOVENGEMIDDELD ECONOMISCHE WAARDE PINNEPOT IS BOVENGEMIDDELD Bovengemiddelde economische waarde, goed perspectief Het economisch effect van Pinnepot is uitgedrukt in een score. Deze score geeft op basis van objectief

Nadere informatie

Uw kenmerk Uw brief Zaaknummer Documentnummer 2016/ U Raadsbrief 2016, nr oktober 2016

Uw kenmerk Uw brief Zaaknummer Documentnummer 2016/ U Raadsbrief 2016, nr oktober 2016 Aan de gemeenteraad van Tubbergen Uw kenmerk Uw brief Zaaknummer Documentnummer 2016/0038514 16.06169 U16.019080 Inlichtingen bij De raadsgriffier Mevrouw H.J.M.J van Limbeek-ter Haar Bijlagen 1 Onderwerp

Nadere informatie

Aanbod bedrijventerreinen

Aanbod bedrijventerreinen Staat van 2014 Aanbod bedrijventerreinen Wat is de index van het uitgeefbare oppervlak (2002 = 100)? Ten opzichte van 2002 is er nog 57% uitgeefbaar terrein over Vergelijking in de tijd (Index uitgeefbaar

Nadere informatie

Te koop. Lawickse Allee, Wageningen

Te koop. Lawickse Allee, Wageningen Te koop Lawickse Allee, Wageningen Diverse nieuwbouw mogelijkheden Bouwkavels vanaf 600 m ² Parkmanagement www.dtz.nl In Wageningen wordt een nieuw plan gerealiseerd: Rijn Businesspark. Bij de gebiedsontwikkeling

Nadere informatie

Bedrijventerrein Vijfsluizen (Schiedam) Maatschappelijke waarde. Met de Kamer van Koophandel weet je wel beter

Bedrijventerrein Vijfsluizen (Schiedam) Maatschappelijke waarde. Met de Kamer van Koophandel weet je wel beter Bedrijventerrein Vijfsluizen (Schiedam) Maatschappelijke waarde Met de Kamer van Koophandel weet je wel beter Factsheet bedrijventerrein Vijfsluizen Gemeente Schiedam FACTSHEET BEDRIJVENTERREIN VIJFSLUIZEN,

Nadere informatie

Werklocaties Leusden. Avond van Leusden 30/01/ 14

Werklocaties Leusden. Avond van Leusden 30/01/ 14 Werklocaties Leusden Avond van Leusden 30/01/ 14 Programma Toelichting opdracht De context De staat van de werklocaties De markt 2 TOELICHTING OPDRACHT 3 Aanleiding onderzoek Visietraject Princenhof Toenemende

Nadere informatie

DE STURING OP RUIMTELIJKE KWALITEIT IN DE ONTWIKKELING VAN NIEUWBOUWWIJKEN. 22 juni P5 - Roelof Achterveld

DE STURING OP RUIMTELIJKE KWALITEIT IN DE ONTWIKKELING VAN NIEUWBOUWWIJKEN. 22 juni P5 - Roelof Achterveld DE STURING OP RUIMTELIJKE KWALITEIT IN DE ONTWIKKELING VAN NIEUWBOUWWIJKEN 22 juni 2016 Inhoud 2 Aanleiding Probleemstelling Onderzoeksvragen Onderzoeksmethoden Beoogde resultaten Bevindingen Literatuurstudie

Nadere informatie

Gemeente Oosterhout. Kantorenlocatie Beneluxweg- Zuid

Gemeente Oosterhout. Kantorenlocatie Beneluxweg- Zuid Gemeente Oosterhout Kantorenlocatie Beneluxweg- Zuid Netto oppervlakte: ca. 1.4 hectare Aantal bedrijven: 1 bedrijf Bereikbaarheid (wegen, spoor, water, openbaar vervoer): A27 en openbaar vervoer Type

Nadere informatie

REVITALISERING HERONTWIKKELING Noodzakelijk Voor kantoor- en winkelpanden

REVITALISERING HERONTWIKKELING Noodzakelijk Voor kantoor- en winkelpanden REVITALISERING HERONTWIKKELING Noodzakelijk Voor kantoor- en winkelpanden Kader Sinds de crisis van 2008 tot 2016 is er veel veranderd in de vraag naar bedrijfshuisvesting. Met name de kantorenmarkt en

Nadere informatie

ACTUALISATIE UITGIFTETEMPO BEDRIJVENTERREINEN Stec Groep aan gemeente Apeldoorn (concept)

ACTUALISATIE UITGIFTETEMPO BEDRIJVENTERREINEN Stec Groep aan gemeente Apeldoorn (concept) ACTUALISATIE UITGIFTETEMPO BEDRIJVENTERREINEN Stec Groep aan gemeente Apeldoorn (concept) Stec Groep B.V. Peije Bruil en Guido van der Molen Juni 2012 INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING 1 2. CONCLUSIES EN ADVIEZEN

Nadere informatie

BIJLAGE A KENGETALLEN In deze bijlage geven we in overzichtelijke tabellen de kengetallen weer die gebruikt zijn ter bepaling van de effecten van het kantoren- en bedrijventerreinenprogramma voor de regio

Nadere informatie

Schroefstraat 14. Schroefstraat 14 Lelystad. Huurprijs: 2.850,- per maand, exclusief BTW

Schroefstraat 14. Schroefstraat 14 Lelystad. Huurprijs: 2.850,- per maand, exclusief BTW Huurprijs: 2.850,- per maand, exclusief BTW Kantoor 8200 AB Algemene Informatie TE HUUR Bedrijfsruimte / showroom Bent u opzoek naar een goed te bereiken bedrijfsruimte met showroom, dan is deze ruimte

Nadere informatie

Ondernemen op bedrijventerrein Lagekant

Ondernemen op bedrijventerrein Lagekant Ondernemen op bedrijventerrein Lagekant Almere biedt ondernemers met ambitie in het centrum van Nederland alle ruimte zich te vestigen, te pionieren en te groeien. Ondernemen in Almere betekent ondernemen

Nadere informatie

COLLIERS INTERNATIONAL OFFICE REVIEW 2014

COLLIERS INTERNATIONAL OFFICE REVIEW 2014 1 Kosten, bereikbaarheid, aantal parkeerplaatsen en het imago van het bedrijf zijn veelal de factoren die vastgoedbeslissers bij de keuze voor een kantoorpand meenemen en het zijn allemaal factoren die

Nadere informatie

Bijlage 2: afwegingskader locatiekeuze supermarkt

Bijlage 2: afwegingskader locatiekeuze supermarkt Bijlage 2: afwegingskader locatiekeuze supermarkt In deze bijlage is het afwegingskader opgenomen voor de locatiekeuze van de supermarkt in Geertruidenberg. De locaties Venestraat en Schonckplein zijn

Nadere informatie

Regionaal Programma Werklocaties. Presentatie aan: Raadsleden gemeenten regio Arnhem Nijmegen

Regionaal Programma Werklocaties. Presentatie aan: Raadsleden gemeenten regio Arnhem Nijmegen Regionaal Programma Werklocaties Presentatie aan: Raadsleden gemeenten regio Arnhem Nijmegen Doel en opzet presentatie Doel presentatie: Raadsleden informeren over ontwikkeling Regionaal Programma Werklocaties

Nadere informatie

Bedrijfsruimtemarkt zuid-nederland Limburg en Noord-Brabant

Bedrijfsruimtemarkt zuid-nederland Limburg en Noord-Brabant Landelijke marktontwikkelingen Na een korte opleving in 2011 viel de opname van bedrijfsruimte in 2012 opnieuw terug. Tegen de verwachting in bleef het aanbod echter redelijk stabiel. Wel wordt een steeds

Nadere informatie

MEOB. Inleiding. Factsheet. MEOB in beeld

MEOB. Inleiding. Factsheet. MEOB in beeld Inleiding in beeld (gemeente Oegstgeest) is een van de terreinen die in kader van de regionale bedrijventerreinenstrategie Holland-Rijnland op de rol staan voor een pilot herstructurering. In deze sheet

Nadere informatie

Factsheet bedrijventerrein Boonsweg, Gemeente Binnenmaas

Factsheet bedrijventerrein Boonsweg, Gemeente Binnenmaas Factsheet bedrijventerrein Boonsweg, Gemeente Binnenmaas Factsheet bedrijventerrein Boonsweg, Gemeente Binnenmaas A. Inleiding Deze factsheet geeft een bondig overzicht van de maatschappelijke en economische

Nadere informatie

Bedrijventerrein Nieuw Mathenesse (Schiedam) Maatschappelijke waarde. Met de Kamer van Koophandel weet je wel beter

Bedrijventerrein Nieuw Mathenesse (Schiedam) Maatschappelijke waarde. Met de Kamer van Koophandel weet je wel beter Bedrijventerrein Nieuw Mathenesse (Schiedam) Maatschappelijke waarde Met de Kamer van Koophandel weet je wel beter Factsheet bedrijventerrein Nieuw Mathenesse, Gemeente Schiedam A. Inleiding Deze factsheet

Nadere informatie

Bedrijventerreinenboek De Hoeksche Waard

Bedrijventerreinenboek De Hoeksche Waard Bedrijventerreinenboek De Hoeksche Waard Uitgevoerd in opdracht van: Samenwerkingsorgaan Hoeksche Waard Nijmegen, 30 april 2014 Inhoud A B Aanbod in beeld Bedrijventerrein factsheets 1 A Aanbod in beeld

Nadere informatie

Bedrijventerrein Meerpaal. Ruimte en kwaliteit aan de rand van Houten. Bedrijfsvestiging in de gemeente Houten

Bedrijventerrein Meerpaal. Ruimte en kwaliteit aan de rand van Houten. Bedrijfsvestiging in de gemeente Houten Bedrijventerrein Meerpaal Ruimte en kwaliteit aan de rand van Houten Bedrijfsvestiging in de gemeente Houten Kwaliteiten Meerpaal Directe aansluiting op A27 Goede infrastructuur op het terrein Hoogwaardige

Nadere informatie

Bedrijventerrein Hondsgemet

Bedrijventerrein Hondsgemet Bedrijventerrein Hondsgemet Algemeen Bedrijventerrein Hondsgemet Zuid, bruto 43 hectare, netto circa 28 hectare Gemengd bedrijventerrein tot en met milieucategorie 4 Gemiddelde kavelgrote 2500 7500 m²

Nadere informatie

Bedrijventerrein De Mient (Capelle a/d IJssel) Maatschappelijke waarde. Met de Kamer van Koophandel weet je wel beter

Bedrijventerrein De Mient (Capelle a/d IJssel) Maatschappelijke waarde. Met de Kamer van Koophandel weet je wel beter Bedrijventerrein De Mient (Capelle a/d IJssel) Maatschappelijke waarde Met de Kamer van Koophandel weet je wel beter Bedrijventerrein De Mient, gemeente Capelle a/d IJssel A. Inleiding Deze factsheet geeft

Nadere informatie

1. VRAAGAANBODANALYSE

1. VRAAGAANBODANALYSE BIJLAGE A 1. VRAAGAANBODANALYSE In deze bijlage gaan we in op het aanbod en de vraag op lokaal, regionaal en bovenregionaal niveau. In paragraaf 1 zetten we de aanpak uiteen. Daarna leest u achtereenvolgens

Nadere informatie

Oss beleid rondom uitgifte grond verdient navolging

Oss beleid rondom uitgifte grond verdient navolging Oss beleid rondom uitgifte grond verdient navolging Als eerste gemeente in Nederland koos Oss voor een aangescherpt en vooral samenhangend beleid gericht op de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen

Nadere informatie

: Team Ontwikkeling, Realisatie en Beheer : K. van der Velden Telefoonnummer : 693503 : ks.van.der.velden@deventer.nl

: Team Ontwikkeling, Realisatie en Beheer : K. van der Velden Telefoonnummer : 693503 : ks.van.der.velden@deventer.nl Grondprijzenbrief 2014 Gemeente Deventer januari 2014 1 Uitgave : Team Ontwikkeling, Realisatie en Beheer Naam : K. van der Velden Telefoonnummer : 693503 Mail : ks.van.der.velden@deventer.nl 2 Inhoud

Nadere informatie

Vastgoed waarde op Graveland Zuid Spaanse Polder Schiedam. 23 mei 2012 Desirée Uitzetter

Vastgoed waarde op Graveland Zuid Spaanse Polder Schiedam. 23 mei 2012 Desirée Uitzetter Vastgoed waarde op Graveland Zuid Spaanse Polder Schiedam 23 mei 2012 Desirée Uitzetter Even voorstellen.. Stec groep: adviesbureau Gebieden Gebouwen Grond Geld bedrijventerreinen!! Wat zien we landelijk

Nadere informatie

Aan de Schrans in Leeuwarden is één van de meest opvallende orthodontiepraktijken. van Noord-Nederland gevestigd. Daarin werkt

Aan de Schrans in Leeuwarden is één van de meest opvallende orthodontiepraktijken. van Noord-Nederland gevestigd. Daarin werkt Aan de Schrans in Leeuwarden is één van de meest opvallende orthodontiepraktijken van Noord-Nederland gevestigd. Daarin werkt orthodontist Daniël van der Meulen samen met veertien assistentes intensief

Nadere informatie

Reactienota Zienswijzen. Bestemmingsplan Havenkwartier

Reactienota Zienswijzen. Bestemmingsplan Havenkwartier Reactienota Zienswijzen Bestemmingsplan Havenkwartier Gemeente Deventer mei 2012 INHOUDSOPGAVE 1 INLEIDING... 3 1.1 ZIENSWIJZEN... 3 1.2 LEESWIJZER... 4 2 ZIENSWIJZEN ONTWERPBESTEMMINGSPLAN... 5 2.1 INGEDIENDE

Nadere informatie

Schiedamse aanpak biedt basis voor. goede samenwerking

Schiedamse aanpak biedt basis voor. goede samenwerking Schiedamse aanpak biedt basis voor goede samenwerking 1 2 Schiedamse aanpak biedt basis voor goede samenwerking Medio 2019 moet Nieuw-Mathenesse een modern, gemengd bedrijventerrein zijn waarmee de gemeente

Nadere informatie

Toepassing van de ladder in Provincie Zuid-Holland

Toepassing van de ladder in Provincie Zuid-Holland Toepassing van de ladder in Provincie Zuid-Holland Seminar, Ladder voor duurzame verstedelijking: lessen uit de praktijk, 10 maart 2015 Willemien Croes Wat is de Ladder voor Provincie Zuid- Holland? Instrument

Nadere informatie

NOTITIE COLLEGES BESLUITVORMING AFSPRAKEN KWALITEIT BEDRIJVENTERREINEN REGIO GRONINGEN-ASSEN

NOTITIE COLLEGES BESLUITVORMING AFSPRAKEN KWALITEIT BEDRIJVENTERREINEN REGIO GRONINGEN-ASSEN NOTITIE COLLEGES BESLUITVORMING AFSPRAKEN KWALITEIT BEDRIJVENTERREINEN REGIO GRONINGEN-ASSEN Notitie voor: Colleges van B&W van de deelnemers aan het regionaal programma Bedrijventerreinen van de Regio

Nadere informatie

Betreft Klant Van Datum Besluit ruimtelijke ordening: Ladder voor duurzame verstedelijking

Betreft Klant Van Datum Besluit ruimtelijke ordening: Ladder voor duurzame verstedelijking MEMO Betreft : Motivering ladder voor duurzame verstedelijking t.b.v. realisatie kinderdagverblijf Klant : J.P.M. Langelaan, Buitenbrinkweg 81, Ermelo Van : J.M. Miellet, Exlan Datum : Oktober 2016 Besluit

Nadere informatie

Reactie en duiding van de (nieuwe) Ladder. Peter van Geffen 20 oktober 2016

Reactie en duiding van de (nieuwe) Ladder. Peter van Geffen 20 oktober 2016 Reactie en duiding van de (nieuwe) Ladder Peter van Geffen 20 oktober 2016 De huidige Ladder Inclusief update jurisprudentie Ladder laatste Rijksbelang RO, motiveringsplicht voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen

Nadere informatie

Nota van B&W. onderwerp Beleidsregels Ruimtelijke inpassing zonnepanelen parken. Portefeuilehouder Adam Elzakalai, John Nederstigt

Nota van B&W. onderwerp Beleidsregels Ruimtelijke inpassing zonnepanelen parken. Portefeuilehouder Adam Elzakalai, John Nederstigt 7 gemeente Haarlemmermeer Nota van B&W onderwerp Portefeuilehouder Adam Elzakalai, John Nederstigt Collegevergadering 6 januari 201 5 inlichtingen Herman Nijman (023 5676889) Registratienummer 2014.0057122

Nadere informatie

Ondernemingspeiling 2015. Foto: Jan van der Ploeg

Ondernemingspeiling 2015. Foto: Jan van der Ploeg Ondernemingspeiling 2015 Foto: Jan van der Ploeg Kenniscentrum MVS Juni 2015 O n d e r n e m i n g s p e i l i n g 2 0 1 5 P a g i n a 2 Inleiding Op initiatief van het team Economische Zaken, Toerisme

Nadere informatie

In samenwerking met. Veilig en kansrijk investeren in puur Hollandse grond. Propositie Heerhugowaard. Kadastrale aanduiding: Sectie:

In samenwerking met. Veilig en kansrijk investeren in puur Hollandse grond. Propositie Heerhugowaard. Kadastrale aanduiding: Sectie: In samenwerking met Veilig en kansrijk investeren in puur Hollandse grond Propositie Heerhugowaard Kadastrale aanduiding: Gemeente: Naam project: Sectie: Perceel: Oppervlakte: Heerhugowaard De Vaandel

Nadere informatie

Concept-Uitgiftebeleid. Bedrijventerreinen. Hoeksche Waard

Concept-Uitgiftebeleid. Bedrijventerreinen. Hoeksche Waard Concept-Uitgiftebeleid Bedrijventerreinen Hoeksche Waard Pg. 2 Inleiding Pg. 3 Kaders uitgiftebeleid Pg. 5 Beleidskader Pg. 6 Toelichting artikelen 1 Inleiding De wortels van het oude uitgiftebeleid liggen

Nadere informatie

8 MULTIFUNCTIONELE BEDRIJFSUNITS

8 MULTIFUNCTIONELE BEDRIJFSUNITS 8 MULTIFUNCTIONELE BEDRIJFSUNITS DE POL TE LOSSER Alfred Marshallstraat 1 Postbus 572 7550 AN Hengelo Telefoon (074) 255 68 88 Fax (074) 291 85 21 www.bedrijfsunits.com projectontwikkeling Inhoud Inleiding

Nadere informatie

Ladder voor Duurzame Verstedelijking: zonder Ladder geen nieuwbouw

Ladder voor Duurzame Verstedelijking: zonder Ladder geen nieuwbouw Ladder voor Duurzame Verstedelijking: zonder Ladder geen nieuwbouw Presentatie aan raadsleden MRE, 24 juni 2015 Ladder laatste rijksbelang RO, overgenomen door provincie PBL: evaluatie Ladder Monitoring

Nadere informatie

Achtergrondrapportage

Achtergrondrapportage Achtergrondrapportage behorend bij het essay Het geheim van bedrijventerrein Noordwest Opzet rapportage Historie locatie bedrijventerrein Noordwest Eerdere bestemmingen van het gebied Planontwikkeling

Nadere informatie

Werkgelegenheidsrapportage Haarlemmermeer Inleiding

Werkgelegenheidsrapportage Haarlemmermeer Inleiding Inleiding De werkgelegenheid in Haarlemmermeer is in 2014 vrijwel gelijk gebleven. Het aantal werkzame personen nam af met 238; een daling van 0,2%. Het totaal komt hiermee op 117.550 full-time arbeidsplaatsen.

Nadere informatie

Zeilweg 13 B. Zeilweg 13 B, Gebied 33 Lelystad. Huurprijs: ,- per jaar, exclusief BTW

Zeilweg 13 B. Zeilweg 13 B, Gebied 33 Lelystad. Huurprijs: ,- per jaar, exclusief BTW Zeilweg 13 B Huurprijs: 10.000,- per jaar, exclusief BTW Algemene Informatie De beschikbare bedrijfsruimte is gelegen op industrieterrein "Noordersluis" in Lelystad. Bedrijventerrein Noordersluis is gelegen

Nadere informatie

Prominent, representatief & modern.

Prominent, representatief & modern. Prominent, representatief & modern. Oplevering medio 2017 Huurprijs vanaf: 895,- p.m. Multifunctionele kantoor- en bedrijfsruimtes vanaf 84 m² BVO te koop en te huur op BusinessPark27 te Blaricum. Drie

Nadere informatie

Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016

Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016 Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016 Werken er nu meer of minder huisartsen dan 10 jaar geleden en werken zij nu meer of minder FTE? LF.J. van der Velden & R.S. Batenburg,

Nadere informatie

Concept Convenant Voorraadbeheersing en Afstemming Werklocaties Flevoland. 1. Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere,

Concept Convenant Voorraadbeheersing en Afstemming Werklocaties Flevoland. 1. Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, Concept Convenant Voorraadbeheersing en Afstemming Werklocaties Flevoland Partijen: 1. Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, 2. Het College van burgemeester en wethouders van

Nadere informatie

Marktonderzoek bedrijventerreinen gemeente Dalfsen. Bestuurlijke eindrapportage 28 februari 2014

Marktonderzoek bedrijventerreinen gemeente Dalfsen. Bestuurlijke eindrapportage 28 februari 2014 Marktonderzoek bedrijventerreinen gemeente Dalfsen Bestuurlijke eindrapportage 28 februari 2014 Inleiding BMC heeft in opdracht van de gemeente Dalfsen een marktonderzoek uitgevoerd naar de lokale behoefte

Nadere informatie

Huisvesting Zaanstreek

Huisvesting Zaanstreek Sectie titel Huisvesting Zaanstreek Is er animo voor een bedrijfsverzamelgebouw in de metaalsector? Rapportage Amsterdam, september 2012 Kenmerk: 10571 Geschreven voor: Metalektro en Kamer van Koophandel

Nadere informatie

Behoefte aan financiering in het MKB

Behoefte aan financiering in het MKB M200909 Behoefte aan financiering in het MKB Ontwikkelingen van december 2008 tot april 2009 Lia Smit Joris Meijaard Zoetermeer, 20 mei 2009 MKB iets minder pessimistisch over financiering Het algemene

Nadere informatie

Schieoevers Maakt de toekomst. Ontwikkelingsscenario s met focus op synergie

Schieoevers Maakt de toekomst. Ontwikkelingsscenario s met focus op synergie Schieoevers Maakt de toekomst Ontwikkelingsscenario s met focus op synergie S C H I E O E V E R S M A A K T D E T O E K O M S T Delft nog aantrekkelijker maken, létterlijk maken. Ruimte zien, kansen creëren

Nadere informatie

Raadsvoorstel. 22 mei Geachte raad,

Raadsvoorstel. 22 mei Geachte raad, Raadsvoorstel Nummer: 174922 Behandeld door: M.H.T. Jansen Datum: 22 mei 2018 Agendapunt: Onderwerp: Regionaal Programma Werklocaties 2017-2020 Regio FoodValley. Geachte raad, Samenvatting: Vanuit het

Nadere informatie

Oude Tempel Soesterberg Milieukundige onderzoeken luchtkwaliteit en bedrijven en milieuzonering

Oude Tempel Soesterberg Milieukundige onderzoeken luchtkwaliteit en bedrijven en milieuzonering Notitie Project: Oude Tempel Soesterberg Onderwerp: Milieukundige onderzoeken luchtkwaliteit en bedrijven en milieuzonering Referentie: 16M8024 Datum: 18 juli 2016 Auteur: Mevrouw ing. N.J.W. Pirovano

Nadere informatie

Station Nieuwe Meer Het internationale & inclusieve woon- en werkgebied van Nieuw West

Station Nieuwe Meer Het internationale & inclusieve woon- en werkgebied van Nieuw West Station Nieuwe Meer Het internationale & inclusieve woon- en werkgebied van Nieuw West 2030 Station Nieuwe Meer is niet alleen een nieuwe metrostation verbonden met Schiphol, Hoofddorp, Zuidas en de Amsterdamse

Nadere informatie

Starters zien door de wolken toch de zon

Starters zien door de wolken toch de zon M201206 Starters zien door de wolken toch de zon drs. A. Bruins Zoetermeer, mei 2012 Starters zien door de wolken toch de zon Enkele jaren nadat zij met een bedrijf zijn begonnen, en met enkele jaren financieel-economische

Nadere informatie

Gemeente Houten Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling Cluster Ontwikkeling, Sectie Ruimtelijke Ordening

Gemeente Houten Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling Cluster Ontwikkeling, Sectie Ruimtelijke Ordening ** Vastgesteld oktober 2014 Cluster Ontwikkeling, Sectie Ruimtelijke Ordening Visie verplaatsing nietagrarische bedrijven binnen het buitengebied Status: vastgesteld door de gemeenteraad van Houten d.d.

Nadere informatie

Factsheet Quick Scan Bedrijfsvastgoed Rekenkamercommissie Almere

Factsheet Quick Scan Bedrijfsvastgoed Rekenkamercommissie Almere Factsheet Quick Scan Bedrijfsvastgoed Rekenkamercommissie Almere Inleiding In Nederland nam de van bedrijfsvastgoed (kantoor-, bedrijfs- en winkelruimte) de laatste jaren toe. De verwachting is dat de

Nadere informatie

Werkgelegenheidsonderzoek 2010

Werkgelegenheidsonderzoek 2010 2010 pr ov i nc i e g r oni ng e n Wer kgel egenhei dsonder zoek Eenanal ysevandeont wi kkel i ngen i ndewer kgel egenhei di nde pr ovi nci egr oni ngen Werkgelegenheidsonderzoek 2010 Werkgelegenheidsonderzoek

Nadere informatie

De Toekomst van Bedrijventerreinen. Gusta Renes

De Toekomst van Bedrijventerreinen. Gusta Renes De Toekomst van Bedrijventerreinen Gusta Renes Inleiding Beeldvorming bedrijventerreinen Veel (nieuwe) bedrijventerreinen Veel grond beschikbaar voor uitgifte Weinig samenwerking tussen gemeenten Lage

Nadere informatie

Televisieweg 16. Televisieweg 16, Almere-Stad Almere. Huurprijs: ,- per jaar

Televisieweg 16. Televisieweg 16, Almere-Stad Almere. Huurprijs: ,- per jaar Televisieweg 16 Huurprijs: 165.000,- per jaar Algemene Informatie TE HUUR: Bedrijfsruimte met kantoor en showroom op prima locatie Adres: Televisieweg 16 te Almere Stad. OMSCHRIJVING: Dit fraaie, multifunctionele

Nadere informatie

Commissie bestuur en financiën

Commissie bestuur en financiën Commissie bestuur en financiën Vergadering Agendapunt Consultatie Tussenevaluatie Toeristisch-recreatieve visie Skarsterlân Voorstel De tussenevaluatie Toeristisch-recreatieve visie Skarsterlân voor kennisgeving

Nadere informatie

Evaluatie kapsalons aan huis Handhaven of loslaten van het verbod op nieuwe kapsalons aan huis?

Evaluatie kapsalons aan huis Handhaven of loslaten van het verbod op nieuwe kapsalons aan huis? 1 Evaluatie kapsalons aan huis Handhaven of loslaten van het verbod op nieuwe kapsalons aan huis? Dronten, februari 2012 2 1. Inleiding Binnen de gemeente Dronten is sinds 2003 discussie gevoerd over het

Nadere informatie

Datum : 3 december 2013 Onze referentie : 13.305 / HP Onderwerp : onderbouwing verhuisdynamiek in gemeente Neder-Betuwe

Datum : 3 december 2013 Onze referentie : 13.305 / HP Onderwerp : onderbouwing verhuisdynamiek in gemeente Neder-Betuwe GEM Kesteren Zuid De heer Alkema Datum : 3 december 2013 Onze referentie : 13.305 / HP Onderwerp : onderbouwing verhuisdynamiek in gemeente Neder-Betuwe Geachte heer Alkema, U vroeg ons onderzoek te doen

Nadere informatie

Bestemmingsplan Supermarkt Gouden Leeuw Venray en omgevingsvergunning. Eindrapport zienswijzen

Bestemmingsplan Supermarkt Gouden Leeuw Venray en omgevingsvergunning. Eindrapport zienswijzen 17 september 2014 Bestemmingsplan Supermarkt Gouden Leeuw Venray en omgevingsvergunning Eindrapport zienswijzen Gemeente Venray Postbus 500 5800 AM Venray Inhoud 1 Inleiding 6 2 Zienswijzen bestemmingsplan

Nadere informatie

Monitor bedrijventerreinen provincie Noord-Holland

Monitor bedrijventerreinen provincie Noord-Holland Monitor bedrijventerreinen provincie Noord-Holland Provincie Noord-Holland Eindrapport Opdrachtgever: Provincie Noord-Holland ECORYS Nederland BV Rotterdam, 23 januari 2009 r/ II18688 ECORYS Nederland

Nadere informatie

Projectinformatie. Haarlemmerliede

Projectinformatie. Haarlemmerliede Projectinformatie Haarlemmerliede VRIJBLIJVENDE PROJECTINFORMATIE Object Te koop, kavels gelegen op het businesspark PolanenPark te Haarlemmerliede. PolanenPark is een representatief bedrijventerrein,

Nadere informatie

Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015

Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015 Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015 Inleiding Chris M. Jager In mei en juni 2015 zijn in het kader van de conjunctuurenquête (CE) een groot aantal bedrijven benaderd met vragenlijsten. Doel

Nadere informatie

onderwerp Aanvraag initiatievenbudget herontwikkeling winkelcentrum Lorentzplein Badhoevedorp

onderwerp Aanvraag initiatievenbudget herontwikkeling winkelcentrum Lorentzplein Badhoevedorp gemeente Haarlemmermeer Nota van B&W onderwerp Aanvraag initiatievenbudget herontwikkeling winkelcentrum Lorentzplein Badhoevedorp Portefeuilehouder A. Elzakalai, J.J. Nobel, C.J. Loggen Collegevergadering

Nadere informatie

Werkgelegenheidsrapportage Haarlemmermeer Inleiding

Werkgelegenheidsrapportage Haarlemmermeer Inleiding Inleiding De werkgelegenheid in Haarlemmermeer is in 2015 aanzienlijk gestegen. Het aantal werkzame personen is toegenomen met 1,4% (1.700). Het totaal komt hiermee op ruim 119.000 arbeidsplaatsen (voltijds)

Nadere informatie

Ladder Holland Rijnland. Basisonderbouwing plannen bedrijventerrein. Stec Groep aan Holland Rijnland

Ladder Holland Rijnland. Basisonderbouwing plannen bedrijventerrein. Stec Groep aan Holland Rijnland Ladder Holland Rijnland Basisonderbouwing plannen bedrijventerrein Stec Groep aan Holland Rijnland Peter van Geffen & Bouke Timmen September 2016 Ladder Holland Rijnland: basismotivering plannen bedrijventerrein

Nadere informatie

Format voor inhoudelijk eindverslag subsidieprojecten Koers Noord

Format voor inhoudelijk eindverslag subsidieprojecten Koers Noord Format voor inhoudelijk eindverslag subsidieprojecten Koers Noord U heeft onlangs een project afgerond dat financieel is ondersteund door het SNN. Voor het SNN is het van groot belang te weten wat de resultaten

Nadere informatie

BusinessPark 7- Poort, Zevenaar

BusinessPark 7- Poort, Zevenaar Te koop BusinessPark 7- Poort, Zevenaar Nieuwbouw op toplocatie Grote kavels tot ca. 9 ha. Ligging direct aan de A12 www.dtz.nl T e koop BusinessPark 7Poort in Zevenaar is een hoogwaardig bedrijventerrein

Nadere informatie

Ladder van Duurzame verstedelijking

Ladder van Duurzame verstedelijking Omgevingsvisie Ladder van Duurzame verstedelijking Doel De stappen die worden gevraagd, bewerkstelligen dat de wens om een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk te maken, nadrukkelijk wordt gemotiveerd

Nadere informatie

Tekst inspreekbeurt voor de Commissie Samen Wonen, 7 september 2017

Tekst inspreekbeurt voor de Commissie Samen Wonen, 7 september 2017 Tekst inspreekbeurt voor de Commissie Samen Wonen, 7 september 2017 Geachte commissie, Stichting Bescherming Leefomgeving Ridderkerk Zuid-Oost wil u graag opmerkzaam maken op het volgende. Sympathisanten

Nadere informatie

Ladder voor duurzame verstedelijking Three steps to heaven? 10 maart 2015

Ladder voor duurzame verstedelijking Three steps to heaven? 10 maart 2015 Jan Fokkema Ladder voor duurzame verstedelijking Three steps to heaven? 10 maart 2015 Geschiedenis SER-ladder in advies 1999 Nota Ruimtelijk Economisch bedoeld als denkmodel, niet dwingend! bevatte nog

Nadere informatie

Bedrijfsruimte vanaf 120m2 te koop. Windmolenbos Haelen

Bedrijfsruimte vanaf 120m2 te koop. Windmolenbos Haelen Bedrijfsruimte vanaf 120m2 te koop Industrie terrein Windmolenbos Haelen Inleiding Kleinschalige bedrijvigheid vormt een belangrijke bron van vernieuwing en dynamiek in de economie, het zijn de gangmakers

Nadere informatie

Ontwikkelstrategie Lammenschansdriehoek, Gemeente Leiden (februari 2013) Ontwikkelstrategie

Ontwikkelstrategie Lammenschansdriehoek, Gemeente Leiden (februari 2013) Ontwikkelstrategie (februari 2013) Ontwikkelstrategie Lammenschans, Leiden in opdracht van: Gemeente Leiden februari 2013, Amsterdam Kerkstraat 204 1017 GV Amsterdam Postbus 15550 1001 NB Amsterdam Soeters Van Eldonk architecten

Nadere informatie

Proces locatiekeuze Asielzoekerscentrum gemeente Meppel

Proces locatiekeuze Asielzoekerscentrum gemeente Meppel Proces locatiekeuze Asielzoekerscentrum gemeente Meppel Inleiding Het proces om tot een locatiekeuze voor de vestiging van een asielzoekerscentrum (AZC) te komen is precair. In dit document wordt verder

Nadere informatie

Slimme zet! Vindingrijk in vastgoedopgaven!

Slimme zet! Vindingrijk in vastgoedopgaven! Slimme zet! Vindingrijk in vastgoedopgaven! Postbus 711 3900 AS Veenendaal Kerkewijk 26 3901 EG Veendaal (T) 0318-55 19 60 (F) 0318-55 19 61 (M) info@ingeniousvastgoed.nl (I) www.ingeniousvastgoed.nl Haar

Nadere informatie

De Drieslag, een streep er door. en verder gaan

De Drieslag, een streep er door. en verder gaan 2012 De Drieslag, een streep er door. en verder gaan College van B&W Gemeente Ommen 14-3-2012 Inhoud Leeswijzer...2 Hoofdstuk 1 Wat was het doel...2 Hoofdstuk 2 Wat is er bereikt...2 Hoofdstuk 3 Wat is

Nadere informatie