Gemeente Langedijk Kaderbrief Kaderbrief 2018

Transcriptie

1 Kaderbrief 2018 Vastgesteld door het college van B&W van Langedijk op 21 maart

2 Inhoudsopgave 1. Algemeen Uitgangspunten en begrotingsrichtlijnen Prijsstijgingen Loonstijgingen Gemeenschappelijke Regelingen (GR) Rentepercentages vermogen Belastingen/heffingen en tarieven/huren Financieel kader Financiële positie Precariobelasting: de stand van zaken

3 1. Algemeen De kaderbrief is het startsein voor de programmabegroting In deze brief schetst het college de inhoudelijke en financiële overwegingen die de kaders vormen voor het opstellen van de programmabegroting 2018 die wij aan de gemeenteraad ter vaststelling voorleggen. Het is aan de gemeenteraad om te bepalen welke aspecten van het gemeentelijke beleid in de begroting prioriteit moeten krijgen. In deze Kaderbrief wordt eveneens een verkort/vereenvoudigd financieel perspectief gepresenteerd. 2. Uitgangspunten en begrotingsrichtlijnen 2.1 Prijsstijgingen In december 2016 heeft het Centraal Planbureau het inflatiecijfer voor 2017 geraamd op 0,9%. Aangezien het prijsindexcijfer voor 2018 momenteel nog niet bekend is wordt voor 2018 e.v. het prijsindexcijfer 2017 van 0,9% gehanteerd. Indien het prijsindexcijfer voor 2018 bekend is zal er een correctie plaatsvinden. Een eventuele inflatiecorrectie met 0,9% betekent voor de gemeente een structurele verhoging voor 2017 e.v. van de betreffende budgetten met in totaal In de programmabegroting 2017 was reeds rekening gehouden met de structurele prijsstijging van (zie kaderbrief 2016), omdat het uitgangspunt bij de kaderbrief 2016 is geweest om de budgetten van de grondexploitaties ook te indexeren. Aangezien de grondexploitaties reeds jaarlijks worden geïndexeerd hoeven deze budgetten niet nogmaals verhoogd te worden met het inflatiecijfer. De actualisatie van deze prijsstijging vanaf 2017 e.v. van ( ) wordt voor 2017 in de 1 e tussenrapportage per 1 juli en voor 2018 e.v. in de Voorjaarsnota 2018 verwerkt. 2.2 Loonstijgingen Per 1 januari 2017 geldt een salarisstijging van 0,4% vanwege nieuwe CAO-afspraken. Daarnaast zijn de pensioenpremies per 1 januari 2017 met 1,61% gestegen. Aangezien de salarisstijging en de stijging van de pensioenpremies voor 2018 e.v. op dit moment nog niet bekend zijn worden voor 2018 e.v. de salarisstijging en de stijging van de pensioenpremies 2017 van respectievelijk 0,4% en 1,61% gehanteerd. Indien de salarisstijging en de stijging van de pensioenpremies voor 2018 bekend zijn zullen deze worden gecorrigeerd. Een salarisstijging van 0,4% betekent voor de gemeente een structurele verhoging voor 2017 e.v. van De extra lasten voor pensioenpremies bedragen structureel. Hiermee komt de totale loonstijging (incl. stijging pensioenpremies) op In de programmabegroting 2017 was reeds rekening gehouden met een structurele loonstijging van (zie kaderbrief 2016). De actualisatie van deze loonstijging (incl. stijging van de pensioenpremies) vanaf 2017 e.v. van ( ) wordt voor 2017 in de 1 e tussenrapportage per 1 juli en voor 2018 e.v. in de Voorjaarsnota 2018 verwerkt. 2.3 Gemeenschappelijke Regelingen (GR) Het indexpercentage waarmee de bijdragen aan de gemeenschappelijke regelingen (GR) voor 2018 e.v. kunnen worden aangepast, is door de regiogemeenten vastgesteld op 3,02%. Het budgettaire effect daarvan voor de begroting 2018 e.v. is

4 2.4 Rentepercentages vermogen Over de activa (grond, gebouwen, grondexploitaties e.d.) van de gemeente wordt een interne rekenrente toegerekend aan de exploitatie. Op deze manier wordt de externe financiering van de gemeente door het aantrekken van geldleningen doorbelast naar de met deze geldleningen aangekochte activa. Aan reserves wordt geen rente toegerekend. In de grondexploitaties 2017 (onderdeel van de Jaarstukken 2016) wordt gerekend met 1,36%. (De rekenrente voor de grondexploitatie Breekland is bij de Jaarstukken 2016 aangepast van 2% naar 1,36%.) Voor overige activa wordt de lineaire of annuïtaire afschrijvingsmethode gehanteerd. Met betrekking tot het lineaire gedeelte van de overige activa wordt gerekend met 1,81%. De commissie BBV geeft aan dat in de grondexploitaties moet worden gerekend met het gewogen gemiddelde rentepercentage van de leningportefeuille naar verhouding Vreemd vermogen / Eigen vermogen. Daarom wordt bij de Jaarstukken 2017 in de grondexploitaties het toe te rekenen rentepercentage aangepast naar dit voor 2018 actuele rentepercentage. De notitie rente 2017 van de commissie BBV geeft aan dat de omslagrente voor de overige activa maximaal 0,5% mag afwijken van het gewogen gemiddelde rentepercentage. Het toe te rekenen rentepercentage met betrekking tot de overige activa wordt bij de programmabegroting 2018 aangepast naar het op dat moment actuele rentepercentage met een afwijking van maximaal 0,5%. De commissie BBV geeft tevens aan dat het rentepercentage dat wordt gehanteerd voor de berekening van annuïteiten per 1 januari 2018 moet worden berekend volgens de nieuwe regels die gelden voor het bepalen van de omslagrente. Dit wordt ook bij de programmabegroting 2018 verwerkt. 2.5 Belastingen/heffingen en tarieven/huren Voor de berekening van de hoogte van de tarieven voor afvalstoffenheffing en rioolheffing is het uitgangspunt volledige kostendekkendheid. Ook voor bouwleges is het streven volledige kostendekkendheid, maar veiligheidshalve wordt voor bouwleges uitgegaan van een kostendekkendheid tussen de 90 en 95%. De aanpassing van het OZB-tarief voor woningen en voor niet-woningen wordt op basis van de volgende drie uitgangspunten berekend: 1. De OZB-opbrengst op hetzelfde niveau van 2017 houden (excl. uitbreiding areaal); 2. Verhoging met het inflatiepercentage (prijspeil ,9%); Voor de tarieven van overige belastingen en heffingen geldt op dit moment als uitgangspunt het inflatiepercentage (prijspeil ,9%) zoals genoemd in paragraaf 2.1 Prijsstijgingen. Voor de verhoging van de huren van de gemeentelijke woningen, gebouwen en accommodaties volgen wij het door het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer vastgestelde percentage, dat het inflatiecijfer (prijspeil ,9%) volgt tenzij er specifieke (andere) afspraken hierover in het huurcontract zijn gemaakt. 4

5 3. Financieel kader Financiële positie Hierna treft u het meerjarenperspectief aan over de jaren zoals dat op dit moment bekend is. Hierbij geldt de volgende kanttekening: - Autonome ontwikkelingen Onder de autonome ontwikkelingen zijn naast de prijsstijging wegens inflatiecorrectie uitsluitend externe niet beïnvloedbare zaken meegenomen, voor zover op dit moment bekend. De interne autonome ontwikkelingen zullen geïnventariseerd worde n tijdens het proces rondom de programmabegroting Meicirculaire De gevolgen van de Meicirculaire zullen in de programmabegroting 2018 financieel worden vertaald. In onderstaand overzicht is het Meerjarenperspectief weergegeven. Het meerjarenperspectief start met de programmabegroting Het saldo van de Kaderbrief 2018 vormt vervolgens de startpositie voor de volgende rapportage en zo verder. De onderste regel van het meerjarenperspectief geeft het huidige, meest actuele saldo aan. P&Cproductie Programmabegroting 2017 Meerjarenperspectief /MJP Bedrag x Onderdeel Onderwerp Saldo MJP Autonome ontwikkelingen Extra vaartoezicht amendement budget n.a.v Saldo MJP Kaderbrief Autonome ontwikkelingen (niet volledig/aanvulling volgt in programmabegroting 2018) Prijsstijging inflatiecorrectie 2016 (incl.budgetten grondexploitaties) Prijsstijging inflatiecorrectie 2017 (excl.budgetten grondexploitaties) Actualisatie prijsstijging 2017 Loonstijging caoakkoord 2016 Loonstijging caoakkoord 2017 (incl. stijging pensioenpremies) Actualisatie loonstijging 2017 Gemeenschappelijke Regelingen (GR) Totale mutaties kaderbrief 2018 Saldo MJP

6 4. Precariobelasting: de stand van zaken Op 21 februari heeft de Tweede kamer ingestemd met het wetsvoorstel betreffende afschaffing precarioheffing op nutsvoorzieningen. Ten opzichte van het eerdere initiatief wetsvoorstel is het definitieve wetsvoorstel op enkele punten gewijzigd. In het eerste wetsvoorstel was opgenomen dat er een overgangsregeling zou komen voor gemeenten, provincies en waterschappen die voor 2016 reeds een precarioverordening hadden en ook door middel van een tarief precario in rekening brachten bij nutsbedrijven. Mede naar aanleiding van een reactie op deze initiatiefwet van de gemeente Langedijk is het wetsvoorstel aangepast waarbij niet 1 januari 2016 de peildatum is geworden maar de datum dat de minister het voornemen tot het indienen van de wet kenbaar heeft gemaakt. Als gevolg daarvan komt ook de gemeente Langedijk in aanmerking voor de overgangstermijn. Bij de behandeling van de wet is de overgangstermijn vastgesteld op 5 jaar (hierdoor is 2021 het laatste jaar dat precario geheven mag worden). Naast de overgangstermijn is ook vastgesteld dat het te hanteren tarief niet hoger mag zijn dan het tarief zoals dat in de verordening was opgenomen op het moment van bekendmaking. Dat betekend dat de opbrengsten voor precario tot de einddatum gelijk zullen blijven. De opbrengsten bedragen zijn voor de gemeente Langedijk per jaar. De opbrengsten voor precario zijn door de genoemde overgangsperiode niet als structureel te kenmerken kunnen dan ook niet ingezet worden voor dekking van s tructurele kosten. In de kadernota zullen voorstellen worden gedaan voor de aanwending van de opbrengsten. De inkomsten vanaf 2018 zullen worden meegenomen in de begroting. De opbrengsten voor 2017 zullen bij de eerste begrotingswijziging worden meegenomen. Bij de kadernota 2018 zal de uitkomst van precario verder worden uitgewerkt. Het wetsvoorstel betreffende afschaffing precarioheffing is in de eerste week van maart door de Eerste kamer aangenomen. 6

7 7