2 De ontwikkeling van het kind, de opvoeding en het gezin

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "2 De ontwikkeling van het kind, de opvoeding en het gezin"

Transcriptie

1 2 De ontwikkeling van het kind, de opvoeding en het gezin Frits Boer, Jaap Huisman 1 Kenmerken van ontwikkeling 1.1 Eén ontwikkeling, niet één theorie 1.2 Kwantitatieve en kwalitatieve veranderingen 1.3 Normatieve ontwikkeling en individuele verschillen 1.4 Kennis van ontwikkeling en kinder- en jeugdpsychiatrie 2 Hersenontwikkeling 2.1 Groei, rijping en plasticiteit 2.2 De rol van de omgeving 2.3 Mentale ontwikkeling 2.4 Hersenontwikkeling en psychopathologie 3 Cognitieve ontwikkeling 3.1 Het ontwikkelingsmodel van Piaget 3.2 Het ontwikkelingsmodel van Vygotsky 4 Sociaal-emotionele ontwikkeling 4.1 Het psychoanalytische model van Freud 4.2 Het neopsychoanalytische model van Erikson 4.3 De gehechtheidstheorie van Bowlby 4.4 De sociale leertheorie 5 Ontwikkelingskenmerken van de verschillende leeftijdsfasen 5.1 Eerste levensjaar 5.2 Peuter (1-3 jaar) 5.3 Kleuter (4-6 jaar) 5.4 Oudere basisschoolleeftijd (6-12 jaar) 5.5 Adolescentie Maja Deković 6 Opvoeding en het normaal functionerende gezin 6.1 Opvoedingsdimensies: ondersteuning en controle 6.2 Opvoedingsstijlen: autoritatief, autoritair, permissief, onverschillig 6.3 De relatie tussen opvoeding en ontwikkeling 6.4 Het aandeel van het kind 6.5 De rol van het systeem Literatuur w Zie het diagnostisch interview met Nienke over verlegenheid en figuren kopiëren op Zie het diagnostische interview met Matthaeus over perspectief nemen op

2 30 Deel 1 Kinderen en hun leefomgeving Samenvatting Kenmerken van ontwikkeling. Er is niet een allesomvattende theorie over ontwikkeling; de bestaande theorieën richten zich op onderdelen (lichamelijke, cognitieve en sociaal emotionele ontwikkeling). Ontwikkeling wordt theoretisch zowel kwantitatief (continu) als kwalitatief (discontinu) benaderd. Onder kritieke fase wordt een periode verstaan uitsluitend waarbinnen een bepaalde ontwikkeling mogelijk is, mits de condities daarvoor aanwezig zijn. Hersenontwikkeling. De hersenontwikkeling begint ongeveer drie weken na de bevruchting met de vorming van de neurale buis uit het ectoderm. Er worden meer synapsen gevormd dan de hersenschors nodig heeft. Het verwijderen van overtollige synapsen wordt snoeien (pruning) genoemd. De myelinisering van de hersenschors begint na de geboorte in de pariëtale kwab. In de frontale kwab begint dit proces rond de leeftijd van 6 maanden en rond 18 maanden in de prefrontale kwabben. Cognitieve ontwikkeling. Cognitie is de verzamelnaam voor processen die te maken hebben met kennis, zowel het gebruik als de verwerving ervan. Piagets theorie van de cognitieve ontwikkeling beschouwt intelligentie als het vermogen tot aanpassen, waarbij gebruikgemaakt wordt van assimilatie en accommodatie. Piagets theorie kent vier fasen: sensomotorisch, pre-operationeel, concreet-operationeel en formeeloperationeel. Vygotsky benadrukt het belang van de sociale omgeving in de cognitieve ontwikkeling. Sociaal-emotionele ontwikkeling. Freuds psychoanalytische model veronderstelt aangeboren driften, waarmee het kind op een sociaal aanvaardbare manier moet leren omgaan. Wanneer de innerlijke conflicten waarmee dit gepaard gaat, niet goed worden opgelost, kunnen zij op onbewust niveau problemen veroorzaken. Eriksons neopsychoanalytische model veronderstelt dat ieder ontwikkelingsstadium gepaard gaat met een voor dat stadium kenmerkend conflict. De uitkomst daarvan beïnvloedt het verloop van de volgende stadia. Bowlby s gehechtheidstheorie veronderstelt een aangeboren gerichtheid van het kind op de omgeving, die noodzakelijk is voor bescherming bij gevaar. De ervaringen die het kind hierbij opdoet, bepalen het type gehechtheid dat het kind ten opzichte van die verzorger ontwikkelt. De sociale leertheorie beschrijft hoe het kind zich geleidelijk, dus niet fasegebonden, vaardigheden en opvattingen eigen maakt door wat het geleerd heeft en hoe daarop door de omgeving wordt gereageerd. Ontwikkelingskenmerken van de verschillende leeftijdsfasen. Primitieve reflexen zijn enkele bij de geboorte aanwezige reflexen, zoals de zoekreflex en de zuigreflex. Zintuigen zijn al voor de geboorte actief, maar vertonen een snelle groei in het eerste levensjaar. Rond 5 maanden ontwikkelt zich het besef van objectpermanentie. Separatieangst begint rond 6 à 8 maanden. Een vroege vorm van emotieregulatie die in de tweede helft van het eerste levensjaar voorkomt, is afwenden van de blik (gaze aversion) bij onaangename stimuli, zoals een uitdrukkingsloos gelaat van de moeder. Het kind gaat lopen rond een jaar en traplopen tussen 14 en 20 maanden.

3 Hoofdstuk 2 De ontwikkeling van het kind, de opvoeding en het gezin 31 In de peutertijd komen spraak-taalontwikkeling en symbolisch denken en spel op gang en treden emoties op die getuigen van zelfbesef, zoals schaamte en trots. In deze fase ontwikkelen zich ook de functies declaratief wijzen, zoeken van joint attention en social referencing. In de kleutertijd is er een sterke verbetering van de coördinatie van de grove motoriek, die huppelen, hinkelen en het bal overgooien mogelijk maakt. Bij kleuters is nog onvoldoende onderscheid tussen fantasie en werkelijkheid, waardoor denken nog magisch kan zijn. De kleuter kan zowel constructief spelen als fantasiespel vertonen. Aan het eind van de kleutertijd kunnen uitingen van schuldgevoel worden gezien. In de sociaal-cognitieve ontwikkeling is zichtbaar dat kleuters zich een theory of mind eigen maken. In de oudere basisschoolleeftijd verwerven kinderen complexere motorische vaardigheden (fietsen en zwemmen) en ontwikkelen ze het vermogen tot logisch denken en het begrip van metaforen. In het begin van deze fase verkeert de morele ontwikkeling in Kohlbergs preconventionele stadium. Rond het negende jaar wordt het conventionele stadium bereikt. Aan de vorming van het zelfbeeld in de oudere basisschoolleeftijd wordt een belangrijke bijdrage geleverd door social comparison met leeftijdgenoten. Het stadium van de lichamelijke puberteit wordt vastgesteld op grond van de externe primaire en secundaire geslachtskenmerken, volgens de indeling van Tanner. In de adolescentie ontstaat het vermogen tot denken in abstracties en over hypothetische problemen, zoals morele dilemma s. Rond 18 jaar hebben vrijwel alle jongens en bijna de helft van de meisjes ervaring met masturbatie. Veel adolescenten experimenteren seksueel ook met leeftijdgenoten van hun eigen sekse; bij 3-5% is er sprake van een homoseksuele ontwikkeling. In de adolescentie wordt het zelfbeeld meer gedifferentieerd en staan daarbinnen abstracte kwalificaties op de voorgrond. Opvoeding en het normaal functionerende gezin. Opvoeding is het ouderlijk gedrag in de dagelijkse omgang met het kind. Opvoedingsgedrag kent twee centrale dimensies: ondersteuning en controle. Controle kan staan voor machtsuitoefening en wordt dan aangeduid als autoritaire controle. Controle kan ook worden uitgeoefend door het kind uit te leggen waarom iets moet of niet mag. Dan wordt gesproken van autoritatieve controle. Opvoeding kan ook worden benaderd worden in termen van stijlen, die gevormd worden door combinaties van de twee bovengenoemde dimensies, hetgeen leidt tot een onderscheid tussen autoritatieve, autoritaire, permissieve en onverschillige ouders. Kinderen ontwikkelen zich het meest positief als het opvoedingsgedrag van de ouders gekenmerkt wordt door veel warmte en ondersteuning en door een democratische, autoritatieve controle. Kinderen zijn geen passieve ontvangers van input van ouders, maar actieve deelnemers die hun ontwikkeling en opvoeding mede sturen. De differential susceptibility-theorie benadrukt dat sommige kinderen vanwege hun temperament meer beïnvloedbaar zijn door de opvoedingspogingen van hun ouders dan andere kinderen. Opvoeding is een dynamisch systeem van wederzijdse beïnvloeding, waardoor zowel de ouder als het kind veranderen in de loop van de interactie. Dit noemt men een transactionele beïnvloeding.

4 32 Deel 1 Kinderen en hun leefomgeving De ouder-kindrelatie maakt onderdeel uit van een uitgebreider systeem van relaties binnen het gezin: de huwelijksrelatie en de relaties tussen broers en zussen. Al deze relaties zijn wederzijds afhankelijk en beïnvloeden elkaar. De opvoeding binnen een en hetzelfde gezin kan verschillend kan zijn voor de verschillende kinderen: differential parental treatment (ongelijke behandeling). 1 Kenmerken van ontwikkeling 1.1 Eén ontwikkeling, niet één theorie Tussen het moment waarop het leven van de mens begint door de versmelting van een eicel en een zaadcel, en het moment waarop dat leven eindigt, is er sprake van ontwikkeling. Intuïtief is deze term duidelijk, maar een definitie ervan is niet eenvoudig. Ontwikkeling betreft onomkeerbare veranderingen die in de loop der tijd optreden met een zekere onderlinge samenhang. In de periode tussen de bevruchting en het bereiken van volwassenheid dragen die veranderingen bij aan lichamelijke groei en het bereiken van meer en complexere motorische en mentale vaardigheden. De ontwikkeling is een samenhangend proces, maar zo complex dat men niet aan een onderverdeling ontkomt wil men het kunnen beschrijven en begrijpen. Er is dan ook niet één allesomvattende theorie over ontwikkeling. De theorieën die er zijn, richten zich telkens op onderdelen ervan, zoals de lichamelijke, de cognitieve en de sociaal-emotionele ontwikkeling. 1.2 Kwantitatieve en kwalitatieve veranderingen Sommige theorieën zien ontwikkeling als een overwegend kwantitatief, continu fenomeen. Het kind ontwikkelt geleidelijk aan steeds meer vaardigheden, waarbij het telkens voortbouwt op dat wat eerder werd verworven. Andere theorieën hebben een kwalitatieve, discontinue benadering. Zij beschrijven de ontwikkeling in fasen, waarbij de overgang naar een volgende fase gepaard gaat met een opvallende verandering in de manier waarop het kind zich verhoudt tot de omgeving. De sociale leertheorie, die we zullen beschrijven in paragraaf 4.4, is een voorbeeld van een theorie van kwantitatieve verandering, terwijl de psychoanalyse van Freud (paragraaf 4.1) en de cognitieve theorie van Piaget (paragraaf 3.1) typische kwalitatieve of fasentheorieën zijn. Al naar gelang het soort ontwikkeling zal het ene of het andere type theorie, of een combinatie van beide, het meest behulpzaam zijn om die te begrijpen en te beschrijven. Een kwalitatief aspect van ontwikkeling is de kritieke fase. Hiermee wordt bedoeld dat ontwikkeling alleen zal plaatsvinden wanneer binnen een bepaalde periode de condities daarvoor aanwezig zijn. Het bekendste voorbeeld hiervan is de ontwikkeling van het gezichtsvermogen, die alleen optreedt indien er sprake is van normale visuele indrukken in de eerste levensjaren. Bij kinderen die door aangeboren staar met een of beide ogen niet kunnen zien, komt de ontwikkeling van het visuele systeem voor het betreffende oog in de hersenen niet tot stand, tenzij de staar tijdig operatief wordt opgeheven. Later in het leven optredende staar heeft geen effect op het visuele systeem in de hersenen. Ook de ouderlijke zorg voor het kind kent een periode, eveneens in de eerste levensjaren, waarin effecten kunnen optreden die later niet meer gezien worden. Zo leidt verwaarlozing in deze periode tot een gevoeliger afstelling van het stresssysteem van de hersenen. Dat systeem staat op grond van erfelijkheid bij mensen verschillend afgesteld. Dit wordt de tuning genoemd. De ervaringen in de eerste levensjaren leiden tot een nauwkeuriger afstemming (fine-tuning) van dit systeem, dat daarmee zijn vorm voor de rest van het leven krijgt (zie ook box 2.2).

5 Hoofdstuk 2 De ontwikkeling van het kind, de opvoeding en het gezin Normatieve ontwikkeling en individuele verschillen Het ligt voor de hand ontwikkeling te beschrijven aan de hand van zogeheten mijlpalen, zoals het moment waarop een kind gaat kruipen, gaat lopen, zijn eerste woordjes zegt of zindelijk wordt. Het gaat hier om eigenschappen die mensen met elkaar gemeen hebben en die in een min of meer vaste volgorde ontstaan. Dit wordt normatieve ontwikkeling genoemd. Binnen het algemene stramien van de normatieve ontwikkeling is er echter sprake van een grote individuele variatie, zoals elke ouder van meer dan één kind kan beamen. Zo bestaat er een grote individuele variatie in het cognitief functioneren. Kinderen die op grond van hun normatieve ontwikkeling in dezelfde fase van cognitief functioneren verkeren, kunnen sterk van elkaar verschillen door het gemak en de snelheid waarmee zij van hun cognitieve vaardigheden gebruikmaken en de complexiteit van de problemen die ze ermee kunnen oplossen. Deze variatie in probleemoplossend vermogen wordt aangeduid met het begrip intelligentie. Ook verschillen individuen in de manier waarop zij zich gedragen: rustig of actief, kalm of emotioneel. Deze vorm van individuele variatie wordt temperament genoemd (zie box 2.1). Box 2.1 Temperament, persoonlijkheid en karakter Temperament wordt wel omschreven als hoe gedrag verloopt, om het te onderscheiden van motivatie (het waarom van gedrag) en vaardigheden (het wat van gedrag. Het gaat dus om de kenmerkende stijl van reageren die kinderen hebben. Een belangrijke indeling van gedragskenmerken en bijbehorende temperamenttypes is in 1977 geformuleerd door Alexander Thomas en Stella Chess. Zij baseerden hun indeling op gedragsaspecten als stemming, activiteitenniveau, regelmatigheid en voorspelbaarheid, en de wijze van reageren op nieuwe situaties. Op grond hiervan onderscheidden zij drie groepen baby s: makkelijke (easy), moeilijke (difficult) en trage starters (slow to warm up). Makkelijke kinderen zijn over het algemeen goed gestemd, hebben een regelmatig ritme (bijvoorbeeld met slapen en voeding) en passen zich gemakkelijk aan in nieuwe situaties. Voor moeilijke kinderen geldt het omgekeerde. De trage starters zitten hier tussenin; belangrijkste kenmerk van deze kinderen is dat zij zich in nieuwe situaties uiteindelijk wel kunnen aanpassen, maar er eerst aan moeten wennen. Er zijn sindsdien nog allerlei andere indelingen van temperament gemaakt. De meeste daarvan geven in elk geval een plaats aan de mate van emotionaliteit, de mate van activiteit en de mate van sociabiliteit van het kind. Ook is er veel onderzoek gedaan naar de temperamentstrek gedragsinhibitie (behavioral inhibition), geïntroduceerd door de Amerikaanse psycholoog Jerome Kagan. Met gedragsinhibitie bedoelt men de mate waarin een kind terughoudend of afwachtend reageert op nieuwe mensen of een nieuwe situatie; het staat gelijk aan het begrip verlegenheid (zie ook hoofdstuk 19, Angststoornissen). De mate waarin een bepaald temperamentstype tot problemen bij de opvoeding leidt, kan niet los worden gezien van de karaktertrekken van de ouders. In hoeverre die aansluiten bij het temperament van het kind en omgekeerd, wordt wel goodness of fit genoemd. Het begrip temperament is verwant aan de begrippen karakter en persoonlijkheid, die ook verwijzen naar kenmerken van het individu die in elk geval gedeeltelijk met diens erfelijke eigenschappen te maken hebben. Deze beide begrippen, waarvan de term persoonlijkheid onder invloed van Engelstalig psychologisch jargon nu vaker gebruikt wordt, omvatten naast verschillen in de manier van gedragen ook andere individuele verschillen, zoals verschillen in motieven, waarden, gevoelens, houdingen, gewoonten en opvattingen.

6 34 Deel 1 Kinderen en hun leefomgeving 1.4 Kennis van ontwikkeling en kinder- en jeugdpsychiatrie Elke uitspraak over een kind, bijvoorbeeld of het groot is of lenig, verlegen enzovoort, impliceert een norm. Een groot kind is kennelijk langer dan de meeste van zijn leeftijdgenoten, een verlegen kind terughoudender in het contact met onbekenden. Kennis van de normale ontwikkeling is dus nodig om te kunnen beoordelen of bepaald gedrag afwijkend is. Daarbij is kennis van de normale variatie die bestaat bij ontwikkeling misschien nog wel belangrijker dan kennis van de normatieve ontwikkeling. Wie alleen van de laatste op de hoogte is, loopt gevaar om variatie uit te leggen als afwijking. Een voorbeeld: kinderen in de schoolleeftijd gaan volgens de normatieve ontwikkeling veel om met leeftijdgenoten, maar dat wil niet zeggen dat kinderen die weinig omgaan met leeftijdgenoten afwijkend zijn. Er bestaat een grote individuele variatie in de vorm van deze contacten, en al die vormen mogen als normaal worden beschouwd. Kennis van de normale ontwikkeling is ook nodig bij het begrijpen van psychische stoornissen omdat die nogal eens berusten op, of leiden tot, een verstoring van de normale ontwikkeling. Zo kan een hechtingsstoornis (zie hoofdstuk 12) niet begrepen worden zonder kennis van de normale ontwikkeling van gehechtheid, en kan een contactstoornis zoals autisme (zie hoofdstuk 13) de normale ontwikkeling van relaties met leeftijdgenoten in de weg staan. 2 Hersenontwikkeling Voor een goed begrip van de ontwikkeling van psychische functies als cognities, emoties en gedrag is kennis van de hersenontwikkeling onontbeerlijk, omdat deze de condities daarvoor schept. 2.1 Groei, rijping en plasticiteit Onze hersenen bestaan uit zo n honderd miljard zenuwcellen, neuronen genaamd, die alle verbonden zijn met een groot aantal andere zenuwcellen. Deze cellen vormen netwerken en zij communiceren met elkaar. De ontwikkeling van de hersenen begint ongeveer drie weken na de bevruchting wanneer zich vanuit het ectoderm van het embryo de neurale buis vormt. Uit het ectoderm vormt zich ook de huid (zie paragraaf 2.4 voor de relevantie hiervan). In de vierde week na de bevruchting tekenen zich in de neurale buis het ruggenmerg en de hersenen af. In de zogeheten proliferatieve zone rond de holte van de neurale buis, waaruit later de ventrikels van het brein ontstaan, vormen zich per minuut ongeveer neuronen, die vandaar migreren naar hun definitieve plaats in de schors. Ongeveer 24 weken na de bevruchting is deze migratie voltooid. Tijdens het migreren vormen de neuronen kortere en langere uitlopers: dendrieten en axonen. Rond de 24 weken beginnen die uitlopers onderlinge verbindingen aan te gaan, de synapsen. De overdracht van het signaal tussen zenuwcellen verloopt in de synaps via chemische stoffen die neurotransmitters worden genoemd. Er bestaan tientallen neurotransmitters, bekende voorbeelden zijn serotonine, dopamine, adrenaline en glutamaat.

7 Hoofdstuk 2 De ontwikkeling van het kind, de opvoeding en het gezin 35 Figuur 2.1 Neuron Tijdens het migreren vormen de neuronen kortere en langere uitlopers: dendrieten en axonen. Rond de 24 weken beginnen die uitlopers onderlinge verbindingen aan te gaan, de synapsen. Bron: 658ffbbc963e21-s6-c10.jpg. Bij de geboorte is het gewicht van de hersenen ongeveer een derde van dat van het volwassen brein, maar zij bevatten al vrijwel alle neuronen. De verdere groei van de hersenen komt tot stand doordat de neuronen groter worden en het aantal synapsen toeneemt. Enige tijd na het begin van de vorming van neuronen vormt zich een tweede type hersencellen, de gliacellen. Deze hebben vooral een steunfunctie. Ook vormen zij een stof, myeline, die het omhulsel van de zenuwcellen gaat vormen, de myelineschede. Een gemyeliniseerde zenuwcel geeft signalen sneller door en functioneert dus beter. De myelinisering begint in de vijfde maand van de prenatale ontwikkeling in de lagere hersengebieden. Bij de geboorte is de hersenschors nog niet gemyeliniseerd dit begint na de geboorte en duurt tot het begin van de volwassenheid. Aanvankelijk worden meer synapsen gevormd dan de hersenschors nodig heeft. De overtollige synapsen worden opgeheven. Dit wordt snoeien (Engels: pruning) genoemd, naar analogie van het snoeien van een plant. Als een synaps wordt opgeheven, sterft het bijbehorende neuron. Een neuron heeft namelijk neurotrofine uit een andere cel nodig om in leven te blijven. Komt er geen neurotrofine binnen, dan ontrolt zich in het neuron een programma dat leidt tot apoptose, geprogrammeerde celdood. Bij de geboorte zijn de hersenen in hoge mate plastisch, dat

8 36 Deel 1 Kinderen en hun leefomgeving wil zeggen dat hersengebieden nog verschillende functies kunnen ontwikkelen. Die plasticiteit neemt af door het snoeien van overtollige synapsen. 2.2 De rol van de omgeving De omgeving heeft grote invloed op de hersenontwikkeling. Ondervoeding kan bij een zuigeling tot hersenbeschadiging leiden, terwijl een cognitief stimulerende omgeving leidt tot de vorming van meer axonen, dendrieten en synapsen. Voor een deel van de hersenontwikkeling zijn omgevingsinvloeden zelfs onontbeerlijk. Dit wordt wel experience-expectant synaptogenesis genoemd. Een voorbeeld is de ontwikkeling van het gezichtsvermogen, dat hierboven al ter sprake kwam bij het begrip kritieke fase. Ook voor de ontwikkeling van taal is input van buitenaf nodig. Het soort input heeft gevolgen voor de ontwikkeling van de hersenen. Al naar gelang de moedertaal komen verschillende hersenstructuren en -functies tot stand. Tot ongeveer het midden van de schoolleeftijd kunnen kinderen ook een tweede of derde taal accentloos leren spreken, hetgeen in de hersenen zichtbaar is doordat daarvoor steeds hetzelfde hersengebied gebruikt wordt: het gebied van Broca in de frontale schors. Iemand die later in zijn leven een tweede taal leert, doet dit met de hersenen van zijn moedertaal, waardoor de omgeving een accent hoort en in de hersenen zichtbaar is dat daarvoor een ander subgebied wordt aangemaakt. Box 2.2 Grove en precieze afstemming De belangrijkste biologische systemen, ook dat waarmee de mens reageert op gevaar (het vreessysteem) en op langer durende negatieve ervaringen (het stresssysteem), kennen individuele variatie. De een is schrikachtiger en voorzichtiger uitgevallen, de ander avontuurlijker. Omdat de mens een in groepen levende diersoort is, brengt die variatie tussen mensen voordeel. De omstandigheden waarmee mensen te maken krijgen, zijn divers en onvoorspelbaar. Soms is het goed dat iemand kijk uit! roept en soms is het beter dat iemand roept: Niet bang zijn, nu even doorpakken! Deze verschillen zijn voor een belangrijk deel erfelijk bepaald. Maar in de loop van de evolutie hebben zich enkele mechanismen ontwikkeld die het mogelijk maken om de omstandigheden van het moment waarop een kind geboren zal worden en kort daarna nog een bijdrage te laten leveren aan het karakter. Er vindt als het ware nog een precieze afstemming (fine-tuning) plaats bovenop de grove afstemming door de genen. Wanneer bijvoorbeeld een moeder tijdens de zwangerschap aan stressvolle omstandigheden wordt blootgesteld, zal haar kind een gemiddeld wat gevoeliger stresssysteem ontwikkelen, zoals onder andere is gebleken bij New Yorkse moeders die zwanger waren tijdens de aanslagen op het World Trade Centre op 11 september Dit verschijnsel wordt foetale programmering genoemd. Ook de zorg die kinderen in de eerste jaren van hun leven ontvangen, is van invloed op de precieze afstemming van het stresssysteem. Dit gebeurt waarschijnlijk via processen die uitmaken welk deel van het erfelijk materiaal zal worden geactiveerd, een proces dat epigenese wordt genoemd. 2.3 Mentale ontwikkeling Wanneer grote groepen neuronen tegelijkertijd geactiveerd worden, ontstaan gedachten, gevoelens en waarnemingen. Met elke zintuiglijke indruk die de hersenen bereikt, vormen zich nieuwe synapsen, terwijl er oude afsterven met het vervliegen van de herinnering (Carter, 2004). Wanneer netwerken vaker worden geactiveerd, leidt dit tot een versteviging van de verbindingen: neurons that fire together, wire together. Netwerken die minder vaak worden

9 Hoofdstuk 2 De ontwikkeling van het kind, de opvoeding en het gezin 37 geactiveerd, sterven af. Enigzins gepopulariseerd wordt dit wel neuraal darwinisme genoemd, oftewel een strijd van netwerken om het bestaan. Het dynamisch evenwicht tussen synaptogenese en snoei is het fundamentele mechanisme dat ten grondslag ligt aan het vermogen van een organisme om gedrag te kunnen veranderen en te kunnen leren van ervaringen. Synaptogenese en snoei (met apoptose) doen zich het hele leven voor, maar er zijn er twee perioden waarin opvallend veel apoptose plaatsvindt, namelijk de vroege jeugd en de adolescentie. In deze snoeiperioden maakt de rijping van de hersenen een grote sprong voorwaarts. Voor de snoei van het onrijpe brein in de vroege jeugd wordt een prijs betaald. Sommige intuïtieve vaardigheden waarover heel jonge kinderen beschikken, zoals een fotografisch geheugen, gaan verloren (Carter, 2004). Zoals gezegd begint de myelinisering van de hersenschors pas na de geboorte. Het is een geleidelijk proces dat begint in de schors van de pariëtale hersenkwab, waar de ruimtelijke waarneming zetelt. De myelinisering van dit deel van de hersenen stelt de baby in staat een voorwerp, bijvoorbeeld een speeltje aan een mobiel, te volgen en ernaar te grijpen. Daardoor kan het begrip van objectpermanentie zich ontwikkelen, het besef dat iets wat je niet meer ziet er toch nog kan zijn. Figuur 2.2 De ontwikkeling van de hersenen MRI-opnamen van de hersenen laten zien dat tussen de 5 en 20 jaar eerst groei en daarna geleidelijke afname van grijze stof plaatsvindt (rode gebieden bevatten meer grijze stof en blauwe minder). Paradoxaal genoeg gaat de afname van de grijze stof, die rond de puberteit begint, gepaard met betere cognitieve capaciteiten. Dit laat zien dat er een betere neuronale organisatie is, mede dankzij de toename in witte stof, die communicatie tussen de hersencellen mogelijk maakt. Bron:

10 38 Deel 1 Kinderen en hun leefomgeving De myelinisering van de schors van de frontale hersenkwab, die ongeveer zes maanden na de geboorte begint, maakt een begin van cognitief functioneren mogelijk. Dat wordt zichtbaar in de sprong vooruit die kinderen vertonen tussen de vijf en acht maanden. Ouders merken dit bijvoorbeeld doordat hun baby nu duidelijker kan differentiëren tussen gezichten, en daardoor bang wordt voor vreemden. Ook zijn baby s nu in staat tot een begin van gecoördineerd gedrag, bijvoorbeeld iets opzij duwen omdat je iets wat erachter ligt wilt bereiken. Rond de leeftijd van 18 maanden wordt het gebied van Wernicke actief, waar het begrip van taal zetelt. Het motorische spraakcentrum van Broca wordt pas enkele maanden later actief, hetgeen verklaart dat peuters al heel wat begrijpen voordat zij er zelf uiting aan kunnen geven. Dit wordt wel verantwoordelijk gesteld voor de heftige driftbuien (temper tantrums) in deze periode, die afnemen wanneer kinderen beter in staat zijn om hun bedoelingen via taal duidelijk te maken. Rond de leeftijd van 18 maanden begint ook de myelinisering van de schors van de prefrontale kwabben. Dit stelt kinderen in staat tot zelfherkenning, zelfbesef en daarmee tot de zelfbewuste emoties (zie paragraaf 5.2). Vanaf de leeftijd van 2 jaar tot het begin van de puberteit is de hersengroei minder snel, maar wel gestaag. Op de leeftijd van 7 jaar hebben de hersenen van het kind ongeveer de volwassen omvang. Naarmate de frontale hersenschors zich verder ontwikkelt, raken kinderen steeds beter in staat tot cognitieve inhibitie, zodat zij hun aandacht langer kunnen volhouden en zich minder laten afleiden. In de loop van de jeugd, tot het begin van de puberteit, neemt de dichtheid (aantal cellen per volume-eenheid) van de grijze stof in de prefrontale schors toe, om vervolgens in de loop van de adolescentie juist weer snel af te nemen. Die afname gaat door tot in de vroege volwassenheid. Tegelijkertijd neemt vanaf de puberteit de dichtheid van de witte stof toe, een proces dat duurt tot in de volwassenheid. Deze reorganisatie van de hersenen tijdens de adolescentie is enorm. Door de snoei gaan niet alleen grote hoeveelheden synapsen verloren (ongeveer per seconde), maar verandert ook de verhouding tussen de verschillende neurotransmittersystemen. De adolescent moet leren leven met een ander brein. De dorsolaterale prefrontale hersenschors bereikt de volwassen dikte opvallend laat. Deze schors speelt een grote rol bij de zogeheten executieve functies, die nodig zijn voor het uitvoeren van complex en doelgericht gedrag, zoals informatie kunnen vasthouden, flexibel kunnen wisselen en op tijd een handeling kunnen stoppen. Vandaar dat adolescenten en jonge volwassenen emotioneler en impulsiever zijn dan oudere volwassenen (zie figuur 2.2). 2.4 Hersenontwikkeling en psychopathologie Dat de huid en het zenuwstelsel dezelfde embryonale oorsprong delen, is terug te zien in de zogeheten neurocutane syndromen, waarbij huidafwijkingen gepaard gaan met afwijkingen van het zenuwstelsel. Voorbeelden zijn neurofibromatose en tubereuze sclerose. Omdat neurocutane syndromen ook nogal eens met verstandelijke beperkingen en psychische stoornissen gepaard gaan, is het belangrijk om bij het kinderpsychiatrisch onderzoek goed naar de huid van het kind te kijken (zie hoofdstuk 13, Autismespectrumstoornissen; en hoofdstuk 17, Aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit). Genen of toxinen die interfereren met de proliferatie of migratie kunnen mentale retardatie veroorzaken. Een voorbeeld is het foetaal alcoholsyndroom (FAS), dat ontstaat door de invloed van alcohol gedronken door de zwangere moeder. Bij schizofrenie wordt verondersteld dat

11 Hoofdstuk 2 De ontwikkeling van het kind, de opvoeding en het gezin 39 verstoringen van de migratie, bijvoorbeeld door ontstekingsprocessen, bijdragen aan het ontstaan van onderliggende hersenafwijkingen die pas in de adolescentie of jonge volwassenheid manifest worden door excessieve snoei. Ook onvoldoende snoei kan voor problemen zorgen. Bij sommige kinderen met autisme is daar sprake van, zoals blijkt uit hun gemiddeld grotere hersenomvang. Tegelijkertijd verklaart de onvoldoende snoei ook de opmerkelijke geheugenvaardigheden waarover sommigen beschikken, zoals een fotografisch geheugen dat in de normale ontwikkeling juist verdwijnt (Carter, 2004). 3 Cognitieve ontwikkeling Cognitie is de verzamelnaam voor processen die te maken hebben met zowel het gebruik als de verwerving van kennis. Voorbeelden daarvan zijn denken, problemen oplossen, zich herinneren, taalbegrip en spreken. Verwant met het begrip cognitie is het begrip intelligentie, dat vooral gaat over de verschillen in cognitieve capaciteiten tussen mensen onderling. Wanneer we spreken over cognitieve ontwikkeling hebben we het dus over de ontwikkeling van verstandelijke of intellectuele vermogens. 3.1 Het ontwikkelingsmodel van Piaget De Zwitser Jean Piaget ( ) was geïnteresseerd in de ontwikkeling van het denken van normale kinderen. Volgens hem doorloopt elk kind in een vaste volgorde de verschillende fasen van de cognitieve ontwikkeling. Piaget veronderstelde dat het handelen van kinderen gebaseerd is op onderliggende cognitieve structuren, die hij de naam schema s gaf. In de eerste levensmaanden zijn deze schema s sensomotorisch, dat wil zeggen dat motorisch handelen volgt op zintuiglijke indrukken, zonder dat daartussen sprake is van denken: grijpschema s, kijkschema s, zuigschema s. Later in de ontwikkeling ontstaan denkschema s, die ten slotte abstract worden. Intelligentie is volgens Piaget op te vatten als het vermogen tot aanpassen. Door intellectuele groei is het individu in staat om zich steeds beter aan te passen aan de omgeving en daardoor steeds meer in staat om zich zelfstandig te handhaven. Piaget onderscheidt bij deze aanpassing twee varianten: assimilatie, of passieve aanpassing, en accommodatie of actieve aanpassing. Met assimilatie bedoelt Piaget dat het kind een bestaande vaardigheid zonder wijzigingen toepast in verschillende situaties. Wanneer een kind merkt dat een bestaande vaardigheid in een bepaalde situatie niet voldoende is, zal het proberen om situatie en vaardigheid weer met elkaar in evenwicht te brengen (equilibratie) door zijn wijze van reageren aan te passen. Er is dan sprake van actieve aanpassing, de accommodatie. Gedurende de ontwikkeling van een kind wisselen assimilatie en accommodatie elkaar voortdurend af. Essentieel in Piagets theorie is dat cognitieve ontplooiing het resultaat is van actief omgaan met de omgeving, het al handelend leren kennen daarvan. Intellectuele groei is dus niet slechts een autonoom rijpingsproces en ook niet uitsluitend de resultante van actieve stimulatie door de omgeving, die het kind passief ondergaat. Het kind dient voortdurend actief te zijn: het past continu ervaringen in schema s en past die indien nodig aan. We schetsen hier de hoofdlijnen van de door Piaget beschreven fasen. In paragraaf 5 zullen wij ze uitgebreid toelichten.

12 40 Deel 1 Kinderen en hun leefomgeving Sensomotorische fase Deze eerste periode, bestrijkt ongeveer de leeftijd van 0 tot 2 jaar. Het kind leert de wereld kennen door de zintuiglijke waarneming (sensus) en zijn motorische reacties daarop. Zuigelingen reageren in eerste instantie op grond van aangeboren reflexen, maar dit gedragsrepertoire wordt op grond van ervaringen die het gedrag teweegbrengt steeds doelgerichter: de baby gaat dingen op de grond gooien of reikt naar een in de wieg opgehangen voorwerp. In de loop van het eerste jaar begint het kind eenvoudige problemen op te lossen. Een bekend voorbeeld is dat een baby alle belangstelling verliest voor een mooie bal wanneer je die achter een kussen verstopt: zodra de bal weg is, is ook zijn aandacht ervoor verdwenen. Een kind van 6 maanden of wat ouder kruipt op het kussen af en pakt de bal erachter vandaan. Preoperationele fase In deze fase, die ongeveer van 2 tot 7 jaar duurt, is een kind in staat te handelen vanuit een mentale voorstelling van de werkelijkheid. Daardoor zal een kind vanaf de leeftijd van ongeveer 2 jaar ook voorwerpen zoeken zónder dat het gezien heeft dat ze verstopt zijn. Op dat moment is er in de terminologie van Piaget sprake van objectpermanentie: iets wat je niet ziet, kan er wel zijn. In de preoperationele fase gaat het kind zijn handelen begeleiden met woorden. Op een gegeven moment kan het spreken zónder dat dat gekoppeld is aan handelingen en vervolgens kan het ook in taal denken. Dit laatste wil zeggen dat het woorden niet meer hardop hoeft uit te spreken: de spraak is verinnerlijkt. Verder wordt deze fase gekenmerkt door een toenemende interesse in verbanden: veel kleuters kunnen niet genoeg krijgen van het stellen van waarom -vragen. Het denken is in deze fase echter nog niet logisch: het kind bekijkt de dingen strikt egocentrisch, vanuit zijn eigen standpunt, en kan daar nog geen afstand van nemen. Een voorbeeld hiervan is de kleuter die zich denkt te verstoppen voor de omgeving door stevig de handen voor de ogen te houden. Omdat hij de omgeving niet ziet, denkt hij dat hij zelf ook niet gezien kan worden. Een ander voorbeeld van nog niet logisch kunnen denken is animisme: voorwerpen als levend zien. Ook kan het kind in deze fase nog niet goed verschillende aspecten (bijvoorbeeld kleur, vorm en grootte) tegelijkertijd betrekken bij het oplossen van een probleem. Concreet-operationele fase Deze fase, die ongeveer samenvalt met de leeftijd van 7 tot 12 jaar, kenmerkt zich door het vermogen meer logisch en minder egocentrisch te denken. Het kind gaat nu ook rekening houden met meerdere aspecten. Piaget gebruikte allerlei proefjes om na te gaan tot welke oplossingen een kind in staat is. Een proefje om na te gaan of een kind in staat is tot logisch redeneren waarbij het gebruikmaakt van meer eigenschappen tegelijkertijd, is het proefje van conservatie van aantal en conservatie van volume (zie figuur 2.3). Het kind in deze fase zal ook bij de glazen met verschillende diameter het correcte antwoord geven. Het weet dat de hoeveelheid vloeistof constant is en laat zich niet meer foppen door de hoogte van de vloeistofspiegel. Zo zal het ook begrijpen dat bij het vervormen van een bal klei tot bijvoorbeeld een staaf of een bol het gewicht van de gevormde figuren ongewijzigd blijft, ook al is de staaf langer en lijkt die daardoor groter dan de bol. Dit heet het conservatieprincipemet de term concreet wordt gedoeld op het feit dat het denken nog sterk aan het concrete gebonden is, dat wil zeggen gekoppeld is aan dingen die in principe tastbaar en zichtbaar zijn.

13 Hoofdstuk 2 De ontwikkeling van het kind, de opvoeding en het gezin 41 Figuur 2.3 Conservatie van volume Wanneer vloeistof van een bredere bak in een cilinder wordt overgeschonken, lijkt er plotseling meer te zijn. Pas in de concreet-operationele fase zal een kind kunnen beredeneren dat het volume niet verandert wanneer alleen de vorm verandert. Bron: Formeel-operationele fase Kenmerkend voor de formeel-operationele fase, die ongeveer samenvalt met de adolescentie, is het denken in abstracties en hypotheses. De jongere kan formuleren welke factoren van invloed zouden kunnen zijn op een bepaald verschijnsel. Hij kan logisch redeneren vanuit een bepaalde hypothese ( stel dat ) en omgaan met het begrip waarschijnlijkheid. Piaget gebruikte een slinger (figuur 2.4) om zijn theorie te illustreren. De vraag wat de frequentie van de slingerbeweging bepaalt, is moeilijk intuïtief te beantwoorden. Jongere kinderen zijn nog niet in staat de verschillende mogelijkheden te overwegen en gaan er over het algemeen van uit dat het gewicht van het slingervoorwerp bepalend is voor de frequentie. In de formeel-operationele fase kunnen kinderen systematisch verschillende mogelijkheden bedenken en uitproberen. Zodoende ontdekken ze dat niet het gewicht maar de lengte van de slinger de doorslag geeft. Piagets theorie is op diverse aspecten bekritiseerd. Inmiddels is wel duidelijk geworden dat op verschillende punten nuanceringen moeten worden aangebracht. Zo blijken bepaalde vaardigheden eerder aanwezig te zijn dan Piaget aangaf, in bepaalde gevallen zelfs al bij de geboorte (zoals een zeker besef van objectpermanentie). Verder blijkt Piagets claim dat zijn theorie in iedere cultuur geldig is, niet houdbaar. Gebleken is bijvoorbeeld dat kinderen die geen onderwijs krijgen de formeel-operationele fase niet bereiken. En ten slotte zijn de grenzen van de fasen niet zo scherp te trekken: een kind kan op hetzelfde moment in het ene functiegebied kenmerken van een bepaalde fase vertonen en in een ander functiegebied die van een andere fase. Toch kan Piagets theorie worden beschouwd als een mijlpaal in het denken over intellectuele ontwikkeling. Zij biedt een ingenieus samenhangend verklaringsmodel voor de veranderingen op dit gebied gedurende de kinderjaren en heeft de basis gelegd voor later onderzoek hieromtrent.

14 42 Deel 1 Kinderen en hun leefomgeving 3.2 Het ontwikkelingsmodel van Vygotsky Piaget zag cognitieve ontwikkeling vooral als een proces waarbij het kind zelf kennis ontwikkelt in het handelend omgaan met de omgeving. De Russische psycholoog Lev Vygotsky ( ) voegde hieraan het belang van de sociale omgeving toe. In die omgeving bevinden zich immers mensen die al over de kennis beschikken die het kind nog moet verwerven. Volwassenen helpen een kind met het overbruggen van de kloof tussen wat het zelf al kan en wat het nog moet leren. Hierbij is het essentieel dat een volwassene (ouder of leerkracht) goed oog heeft voor dat waar een kind bijna toe in staat is. Vygotsky introduceerde hiervoor het begrip zone van de naaste ontwikkeling. Vygotsky s ideeën hebben vooral belang voor het onderwijs. Uitgaande van Piagets theorie kun je tot de slotsom komen dat het onderwijs rekening moet houden met het cognitieve ontwikkelingsniveau van een kind door leerstof aan te bieden waar het kind aan toe is (onderwijs volgt de ontwikkeling). Vygotsky meende dat het ontwikkelingsproces door het onderwijs kan worden beïnvloed (onderwijs gaat de ontwikkeling vóór). Door te stimuleren in de zone van de naaste ontwikkeling en daarbij steun te bieden leert een kind en treedt cognitieve ontwikkeling op. 4 Sociaal-emotionele ontwikkeling 4.1 Het psychoanalytische model van Freud Sigmund Freud ( ) is de grondlegger van de psychoanalytische theorie. Deze ziet ontwikkeling als een dynamisch proces waarbij een kind bij de geboorte vooral aangeboren driften kent (het Es). Deels door rijping, deels doordat het uitleven van driftmatige verlangens conflicten geeft met de omgeving, ontwikkelt het kind een ego, dat het helpt op een sociaal aanvaardbare manier met de driften om te gaan. De angst de liefde van de ouder kwijt te raken door onaanvaardbaar gedrag leidt er in de loop van de kleutertijd toe dat de ouderlijke normen steeds meer worden verinnerlijkt, waardoor zich het superego (geweten) ontwikkelt. Een belangrijke aanname is dat het in een gezonde ontwikkeling de driftimpulsen en de conflicten die deze kunnen veroorzaken met de omgeving of het superego onbewust kunnen worden gemaakt dankzij zogeheten afweermechanismen, zoals verdringing en projectie. Wanneer afweermechanismen tekortschieten en onbewuste conflicten dreigen bewust te worden, zou dit psychische problemen van allerlei aard kunnen geven. Freud veronderstelde dat de driften van het jonge kind zijn gekoppeld aan een per ontwikkelingsfase verschillend deel van het lichaam. In eerste instantie vooral de mond, met plezier in zuigen en bijten. Vandaar de naam orale fase voor de zuigelingenperiode. In de peutertijd ontleent het kind volgens Freud vooral plezier een het vermogen zijn ontlasting op te houden en te merken dat het zich daarmee kan verzetten tegen zijn ouders (anale fase). Daarna komt de fallische fase, waarin het kind merkt welke prettige gevoelens ontstaan door het manipuleren van het geslachtsdeel. In deze fase merkt het kind nog steeds volgens Freud dat zijn vader er niet alleen voor hém is en ook zijn moeder niet, maar dat die twee ook iets met elkaar hebben waar het kind eigenlijk helemaal buiten staat. Deze ontdekking, die wordt aangeduid als horend bij de oedipale fase, kan met schrik gepaard gaan en het vergt heel wat ontwikkelingsinspanning om tot acceptatie daarvan te komen. Maar als het lukt, hoeft het kind volgens de psychoanalytische gedachtegang minder bezig te zijn met dit soort emotionele zaken. Het is

15 Hoofdstuk 2 De ontwikkeling van het kind, de opvoeding en het gezin 43 Figuur 2.4 Slingerproef Wat bepaalt hoe frequentie een slinger die in beweging wordt gebracht heen en weer zal bewegen, is moeilijk zomaar te bedenken. Jongere kinderen veronderstellen dat het gewicht van het slingervoorwerp bepalend is. In de formeeloperationele fase kunnen kinderen systematisch verschillende mogelijkheden bedenken en uitproberen. Zodoende ontdekken ze dat niet het gewicht maar de lengte van de slinger de doorslag geeft. Bron: dan klaar voor de school: het kan zich overgeven aan degene van wie het wat moet leren, en is in staat niet alleen onmiddellijke bevrediging van zijn eigen behoeften na te streven, maar ook verlangens uit te stellen en te geven in plaats van alleen te nemen. Gedurende de basisschoolleeftijd zou de ontwikkeling van het driftleven even tot rust komen om het kind de kans te geven rekenen en taal te leren, maar ook kennis van de natuur te verwerven en zich spelregels eigen maken. Vroeger sprak men daarom van de latentiefase. In de puberteit is er een heropleving van de driftimpulsen die met het geslachtsorgaan zijn verbonden, vandaar de term genitale fase. 4.2 Het neopsychoanalytische model van Erikson Legde Freud in zijn ontwikkelingstheorie de nadruk op seksualiteit, Erik Erikson ( ) stelde een veel breder thema, namelijk de ontwikkeling van relaties, centraal in zijn theorie. Erikson ging ervan uit dat ieder ontwikkelingsstadium gepaard gaat met een voor dat stadium kenmerkend conflict, dat min of meer bevredigend wordt opgelost. De uitkomst daarvan beïnvloedt het verloop van de volgende stadia. Het eerste ontwikkelingsstadium dat Erikson onderscheidt, bestrijkt het eerste levensjaar. Het kind is nog volledig afhankelijk van zijn omgeving en alles draait in dit stadium om de ervaring dat aan de behoeften van het kind wordt voldaan. Als dit in voldoende mate gebeurt, ontwikkelt zich een fundamenteel gevoel van vertrouwen in de omgeving Erikson spreekt van basic trust, in het Nederlands worden de termen basaal vertrouwen en basisveiligheid gebruikt. Hiertegenover staat basaal wantrouwen (basic mistrust). Het conflict in het volgende stadium, in de leeftijd van 1 tot 3 jaar, duidt Erikson aan met de

16 44 Deel 1 Kinderen en hun leefomgeving termen autonomie versus schaamte en twijfel. Naarmate het kind zich motorisch ontwikkelt, kan het steeds meer dingen zelf doen (eten, drinken, lopen, aankleden). Dit betekent ook dat het meer controle krijgt over zijn eigen functioneren, en dit is voor het kind uitdagend. Anderzijds worden aan het kind steeds meer eisen gesteld. In dat stadium draait het om de vraag in hoeverre het kind de ruimte krijgt autonomie te ontwikkelen en kan omgaan met eisen, grenzen en regels van de opvoeders. Autonomie is gekoppeld aan zelfvertrouwen. Wanneer er te weinig ruimte is voor autonomieontwikkeling of wanneer de ouders te hoge of te strenge eisen stellen, ontwikkelen zich gevoelens van schaamte en onzekerheid. De leeftijd van 3 tot 6 jaar is volgens Erikson het stadium van het conflict tussen initiatief versus schuldgevoel. In hun spel en in contacten met leeftijdgenoten nemen kinderen steeds meer initiatieven. Ze vinden het aantrekkelijk om eigen keuzes te maken en zelf verantwoordelijkheden te hebben. Belangrijk is dat kinderen hierin gestimuleerd en niet belemmerd worden. Maar het is ook belangrijk dat de omgeving niet te hoge eisen aan hen stelt en hen steunt wanneer ze zichzelf overschatten. In de leeftijd van 7 tot 11 jaar ligt het accent op de verwerving van kennis en schoolse vaardigheden, en op de verdere toename van de sociale vaardigheden. Erikson benoemt deze fase als het conflict tussen vlijt versus minderwaardigheid. Met andere woorden, het kind ontwikkelt in meer of mindere mate een gevoel van competentie. Als laatste noemen we hier het stadium van 12 tot 18 jaar, dat van identiteit versus rolverwarring. In dit stadium zal het kind zich uiteindelijk losmaken van de vertrouwdheid en emotionele afhankelijkheid van de ouders. Het is sterk gericht op leeftijdgenoten en gevoelig voor hun meningen en waardering, heeft vaak idolen, vormt eigen ideeën omtrent waarden en normen en gaat zich oriënteren op de maatschappij en de eigen toekomst. Er is sprake van zelfreflectie en herbezinning op de eigen situatie, Erikson spreekt van een identiteitscrisis. Als het goed is, resulteert dit conflict in de totstandkoming van een eigen identiteit. Wanneer het proces van integratie van alle veranderingen op lichamelijk en psychosociaal gebied niet optimaal verloopt, dan is er sprake van rolverwarring. 4.3 De gehechtheidstheorie van Bowlby Terwijl Freud meende dat een kind in de loop van de vroege jeugd langzamerhand een band ontwikkelt met zijn ouders, omdat het merkt dat die in staat zijn onlust (honger, pijn) weg te nemen, wist John Bowlby ( ), dankzij zijn contacten met onderzoekers van dierlijk gedrag (ethologen), dat bij het kind een aangeboren gerichtheid op de omgeving bestaat. Deze gerichtheid is evolutionair noodzakelijk omdat het mensenkind bij de geboorte weerloos is en voor zijn veiligheid volledig afhankelijk is van een volwassen verzorger. Wanneer er bij een kind sprake is van angst (door het waarnemen van iets onbekends of iets dreigends) doet het een appel op de verzorger om beschermd te worden. Het doet dat door zijn aandacht te vragen of, wanneer het al kan bewegen, door naar hem toe te gaan en zich vast te klampen. Vanaf de leeftijd van ongeveer 6 maanden, wanneer een baby begint te kruipen en dus ook weg kan bewegen van de verzorger, doet zich niet alleen angst voor bij dreigende indrukken uit de omgeving, zoals het zien van een onbekend gezicht (de angst voor vreemden bestaat vanaf ongeveer 5 maanden), maar wordt een kind ook angstig wanneer het geen bekende verzorger in de buurt ziet. Dit wordt separatieangst genoemd. Ook bij andere vormen van onlust (pijn, verdriet) doet een kind een dergelijk appel. Bowlby beschrijft hoe de ervaringen die het kind in dit soort situaties opdoet met de verzorger leiden tot een bepaalde

17 Hoofdstuk 2 De ontwikkeling van het kind, de opvoeding en het gezin 45 vorm van gehechtheid aan die persoon. Als de verzorger voldoende vaak adequaat reageert of voldoende responsief is, ontwikkelt zich een veilige gehechtheid aan die persoon. Een medewerker van Bowlby, Mary Ainsworth ( ), ontwikkelde voor kinderen tussen 1 en 2 jaar de vreemde-situatieprocedure, waarmee het soort gehechtheid van het kind aan een bepaalde persoon kan worden vastgesteld. Het kind wordt samen met zijn verzorger in een spelkamer gebracht, waar ook een onbekende proefleider binnenkomt. De verzorger laat het kind en de proefleider tweemaal kortdurend alleen. Door te letten op het gedrag dat het kind vertoont wanneer de verzorger weer terugkomt, is het mogelijk verschillende soorten gehechtheid vast te stellen. Deze typen gehechtheid hangen samen met de mate van responsiviteit die het kind bij deze verzorger heeft ervaren. Bij kinderen van doorgaans responsieve ouders ontwikkelt zich een veilige gehechtheid. Die blijkt doordat deze kinderen het kort gescheiden zijn van hun ouders weliswaar als stressvol ervaren, maar dat ze snel weer op hun gemak gesteld kunnen worden. Kinderen die zelden bij hun ouders terecht kunnen (dus van wie de ouders consequent niet-responsief zijn) ontwikkelen een onveilige gehechtheid van het vermijdende type. Deze kinderen laten een scheiding gemakkelijk toe en lijken ogenschijnlijk de ouder niet te hebben gemist. Meting van het stresshormoon cortisol laat zien dat zij de situatie wel als stressvol hebben ervaren, maar hun gedrag is dat van een kind dat gewend is zelf zijn problemen op te lossen. Bij kinderen van wie de ouders soms wel en soms niet beschikbaar zijn (inconsequent responsief), ontwikkelt zich een onveilige gehechtheid van het ambivalente type. Deze kinderen verzetten zich heftig tegen een scheiding van de ouder, zijn daarna moeilijk te troosten en vertonen wisselende reacties: enerzijds zoeken ze de nabijheid van de ouder, maar ook verzet tegen contact is waarneembaar. Naast veilige, onveilig-vermijdende of onveilig-ambivalente gehechtheid is er ook gedesorganiseerde gehechtheid. Het gaat hier om kinderen bij wie de gehechtheidsstijl niet op één manier is georganiseerd maar die tegenstrijdig of ongericht gedrag vertonen, zoals toenadering zoeken met de rug naar de verzorger toe, onvolledige bewegingen of verstarren of stilhouden. Een gedesorganiseerde gehechtheidsstijl ontstaat vooral in situaties waarin de verzorger tegelijkertijd een bron van angst is, bijvoorbeeld door mishandeling of door vreemd, psychotisch gedrag. Het kind komt dan in de onmogelijke positie dat het bescherming moet zoeken bij degene die de dreiging veroorzaakt. Het belang van de gehechtheidstheorie voor de kinder- en jeugdpsychiatrie is dat vroege gehechtheidservaringen later in het leven invloed hebben. Bowlby sprak van een intern werkmodel dat mensen ontwikkelen op grond van hun ervaringen met hun verzorgers. Dat interne werkmodel bepaalt hoe zij andere mensen later in hun leven tegemoet treden. Tegenwoordig wordt ook gesproken van de mentale representatie van gehechtheidservaringen. Dat wil zeggen dat niet de ervaringen op zich het belangrijkst zijn, maar de manier waarop iemand er op volwassen leeftijd mee omgaat. Wanneer het niet lukt die ervaringen op een volwassen, autonome manier een plaats te geven in het beeld dat iemand zich vormt van zijn levensgeschiedenis, kunnen ze later aanleiding geven tot psychosociale problemen, bijvoorbeeld bij de totstandkoming van een duurzame relatie als volwassene. 4.4 De sociale leertheorie De sociale leertheorie beschrijft hoe het kind zich geleidelijk, dus niet fasegebonden, vaardigheden en opvattingen eigen maakt door dat wat het geleerd heeft en hoe daarop door de omgeving wordt gereageerd. Deze theorie heeft meer dan één grondlegger, maar de Canadese

Ontwikkelingspsychologie door de ogen van: Piaget, Erikson & Freud

Ontwikkelingspsychologie door de ogen van: Piaget, Erikson & Freud Piaget Jean Piaget was de eerste die een veelomvattende theorie over de cognitieve ontwikkeling ontwikkelde. = de ontwikkeling van het denken Piaget bestudeerde normale kinderen. Volgens Piaget doorloopt

Nadere informatie

6.5. Cognitieve ontwikkeling. Lichamelijke ontwikkeling. Sociale/emotionele ontwikkeling. Seksuele ontwikkeling

6.5. Cognitieve ontwikkeling. Lichamelijke ontwikkeling. Sociale/emotionele ontwikkeling. Seksuele ontwikkeling Boekverslag door J. 1624 woorden 26 februari 2008 6.5 259 keer beoordeeld Vak Verzorging De verschillende soorten ontwikkelingen - cognitieve ontwikkeling - lichamelijke ontwikkeling - emotionele ontwikkeling

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 Inleiding 11

Hoofdstuk 1 Inleiding 11 5 INHOUD Hoofdstuk 1 Inleiding 11 1.1. De ontwikkeling van het kind: gewikt en gewogen 11 1.2. Wat is ontwikkeling? 13 1.3. Wat is psychologie? 14 1.4. Hoe ontstaat ontwikkeling? 15 1.4.1. De natuur (je

Nadere informatie

Hersenontwikkeling tijdens adolescentie

Hersenontwikkeling tijdens adolescentie Hersenontwikkeling tijdens adolescentie Een longitudinale tweelingstudie naar de ontwikkeling van hersenstructuur en de relatie met hormoonspiegels en intelligentie ALGEMENE INTRODUCTIE Adolescentie is

Nadere informatie

Ontwikkeling een levenslang proces. Frits Boer Ontwikkelingsstoornissen in perspectief Ede 22 juni 2016

Ontwikkeling een levenslang proces. Frits Boer Ontwikkelingsstoornissen in perspectief Ede 22 juni 2016 Ontwikkeling een levenslang proces Frits Boer Ontwikkelingsstoornissen in perspectief Ede 22 juni 2016 Kennismaken Take home Omvang en complexiteit ontwikkeling dwingt tot reductie Dit leidt tot schijnproblemen

Nadere informatie

Carol Dweck en andere knappe koppen

Carol Dweck en andere knappe koppen Carol Dweck en andere knappe koppen in de (plus)klas 2011 www.lesmateriaalvoorhoogbegaafden.com 2 http://hoogbegaafdheid.slo.nl/hoogbegaafdheid/ theorie/heller/ 3 http://www.youtube.com/watch?v=dg5lamqotok

Nadere informatie

Inhoud. Woord vooraf Terreinverkenning Twee fundamentele ontwikkelingstheorieën De prenatale ontwikkeling 75

Inhoud. Woord vooraf Terreinverkenning Twee fundamentele ontwikkelingstheorieën De prenatale ontwikkeling 75 Inhoud Woord vooraf 11 1. Terreinverkenning 15 1.1 Een korte historiek 15 1.1.1 De verre voorgeschiedenis 15 1.1.2 Start van de genetische psychologie 17 1.1.3 Omvorming tot een ontwikkelingspsychologie

Nadere informatie

26/02/2013. Ontwikkelingspsychologie. Psychologie van de levensloop. Ontwikkelingstheorieën

26/02/2013. Ontwikkelingspsychologie. Psychologie van de levensloop. Ontwikkelingstheorieën Ontwikkelingspsychologie Psychologie van de levensloop Ontwikkelingstheorieën ERIKSON PIAGET 1 Aardbeving 1: HOOP ORAAL SENSORISCHE FASE EGOSTERKTE Temperament kind OMGEVING Moeder Koesteren, vastnemen,

Nadere informatie

Thema: hersenontwikkeling

Thema: hersenontwikkeling Thema: hersenontwikkeling stap 1: Ontwikkeling van de neurale buis Lengte: bv cortex, middenhersenen en hersenstam. Oppervlakte : bv visuele cortex, Diepte: verschillende lagen van een gebied Porblemen

Nadere informatie

Fijn, mijn kind heeft een puberbrein

Fijn, mijn kind heeft een puberbrein Fijn, mijn kind heeft een puberbrein drs. Anje de Vries Bureau Meesterschap Oosterhoutstraat 9a 9401 NA Assen Ontwikkeling Ontwikkelingsgebieden A. Lichamelijke ontwikkeling groei, zintuigen en de motoriek

Nadere informatie

Fijn, mijn kind heeft een puberbrein

Fijn, mijn kind heeft een puberbrein Fijn, mijn kind heeft een puberbrein drs. Anje de Vries Bureau Meesterschap Oosterhoutstraat 9a 9401 NA Assen Ontwikkelingsgebieden Ontwikkeling A. Lichamelijke ontwikkeling groei, zintuigen en de motoriek

Nadere informatie

Ouders gebruiken voor het temperament van hun kind(eren) spontaan woorden als

Ouders gebruiken voor het temperament van hun kind(eren) spontaan woorden als 1 Temperament van het kind en (adoptie)ouderschap Sara Casalin Ouders gebruiken voor het temperament van hun kind(eren) spontaan woorden als verlegen, blij, impulsief, zenuwachtig, druk, moeilijk, koppig,

Nadere informatie

Kinderen Ontwikkelen en Leren 201-2012. Bijeenkomst 11: ontwikkeling

Kinderen Ontwikkelen en Leren 201-2012. Bijeenkomst 11: ontwikkeling Kinderen Ontwikkelen en Leren 201-2012 Bijeenkomst 11: ontwikkeling Terugblik bijeenkomst 10 Presentatie ontwikkelingsgebieden Indeling ontwikkelingsgebieden Casus: stel je probleemverklaring op. Bijeenkomst

Nadere informatie

Psychologie van de levensloop

Psychologie van de levensloop Psychologie van de levensloop Inleiding in de ontwikkelingspsychologie Pol Craeynest Acco Leuven / Den Haag Inhoud Woord vooraf 9 Hoofdstuk 1 Terreinverkenning 1.1 Een korte historiek 12 1.1.1 De verre

Nadere informatie

8/03/2013. Prenatale ontwikkeling. De geboorte. Pasgeborene

8/03/2013. Prenatale ontwikkeling. De geboorte. Pasgeborene Prenatale ontwikkeling De geboorte Pasgeborene 1 Baby Motorische ontwikkeling Kijkstadium (0 3m) Grijpstadium (3 6) Zitstadium (6 9) Rechtop staan (-9-12) Loopstadium (12-15) Geboorte = beperkt aantal

Nadere informatie

Block 1: Basic emotions, Brain structures and Stress.

Block 1: Basic emotions, Brain structures and Stress. Block 1: Basic emotions, Brain structures and Stress. Vraag 1 (10 punten) A. Wat is het Circuit van Papez en welke hersenstructuren maken hier deel van uit? (5 punten) B. Welke extra hersenstructuren zijn

Nadere informatie

INHOUDSTAFEL I ONTWIKKELEN: EEN LEVENSLANG PROCES 19. Voorwoord 13. Pictogrammen 14. Doelstellingen 15

INHOUDSTAFEL I ONTWIKKELEN: EEN LEVENSLANG PROCES 19. Voorwoord 13. Pictogrammen 14. Doelstellingen 15 INHOUDSTAFEL Voorwoord 13 Pictogrammen 14 Doelstellingen 15 I ONTWIKKELEN: EEN LEVENSLANG PROCES 19 A Wat is ontwikkeling? 21 1 Definitie en kenmerken 21 1.1 Definitie 21 1.2 Algemene kenmerken van ontwikkeling

Nadere informatie

1 Het sociale ontwikkelingstraject

1 Het sociale ontwikkelingstraject 1 Het sociale ontwikkelingstraject Tijdens de schoolleeftijd valt de nadruk sterk op de cognitieve ontwikkeling. De sociale ontwikkeling is in die periode echter minstens zo belangrijk. Goed leren lezen,

Nadere informatie

Kindermishandeling; Wel of geen diagnose? Drs. A van Dijke Drs. M. Reijns

Kindermishandeling; Wel of geen diagnose? Drs. A van Dijke Drs. M. Reijns Kindermishandeling; Wel of geen diagnose? Drs. A van Dijke Drs. M. Reijns Impact afhankelijk van aantal factoren: Eigenschappen van trauma zelf Eigenschappen van het kind Eigenschappen van omgeving Eigenschappen

Nadere informatie

Contact maken, verbinding houden Auteur: Lidy Evertsen

Contact maken, verbinding houden Auteur: Lidy Evertsen 1 Contact maken, verbinding houden Auteur: Lidy Evertsen Contact maken, verbinding hebben: we praten er vaak over, net als over liefhebben en houden van. Maar, voor velen van ons is het niet altijd eenvoudig

Nadere informatie

Zelfsturend leren met een puberbrein

Zelfsturend leren met een puberbrein Zelfsturend leren met een puberbrein Jacqueline Saalmink In het hedendaagse voortgezet onderwijs wordt een groot beroep gedaan op zelfsturend leren. Leerlingen moeten hiervoor beschikken over vaardigheden

Nadere informatie

Gehechtheid in de klas

Gehechtheid in de klas Gehechtheid in de klas Corinne Verheule SAV Kennismiddag Adoptie 4 november 2016 Adoptiekind in de klas Kijken door een hechtingsbril 2 Gehechtheid Een duurzame, emotionele en wederkerige band tussen een

Nadere informatie

1.1 Ontwikkelingspsychopathologie Opbouw van het boek Hoofdstuk 1 in tien punten 25 Belangrijke begrippen 25

1.1 Ontwikkelingspsychopathologie Opbouw van het boek Hoofdstuk 1 in tien punten 25 Belangrijke begrippen 25 Inhoudsopgave 1 Introductie 17 1.1 Ontwikkelingspsychopathologie 17 1.2 Opbouw van het boek 20 1.3 Hoofdstuk 1 in tien punten 25 Belangrijke begrippen 25 2 Classificatie, diagnostiek en epidemiologie 27

Nadere informatie

Methodieken en werkvormen Module 4: Leeftijdseigen kenmerken - Matrix ontwikkelgebieden

Methodieken en werkvormen Module 4: Leeftijdseigen kenmerken - Matrix ontwikkelgebieden Methodieken en werkvormen Module 4: Leeftijdseigen kenmerken - Matrix ontwikkelgebieden Maker: Trainersteam Regio Rondom de IJssel Functie: Trainer Regio Rondom de IJssel Datum van productie: 20 februari

Nadere informatie

Inhoud. Voorwoord bij de 24 e druk 11

Inhoud. Voorwoord bij de 24 e druk 11 Inhoud Voorwoord bij de 24 e druk 11 1 Inleiding Marcel van Aken en Wim Slot 13 1.1 Adolescentie: een eerste typering 13 1.2 Puberteit en adolescentie 14 1.2.1 Oorsprong van de begrippen puberteit en adolescentie

Nadere informatie

Inhoud Uitgebreid. Foreword 15 Voorwoord 17. deel 1 WAT IS HET? 19

Inhoud Uitgebreid. Foreword 15 Voorwoord 17. deel 1 WAT IS HET? 19 Inhoud Uitgebreid Foreword 15 Voorwoord 17 deel 1 WAT IS HET? 19 1 Inleiding 21 De eerste onderzoekers 22 De opbouw van het boek 24 Aanleg of opvoeding 27 Diagnose of etiket 30 De kracht en de zwakte 32

Nadere informatie

Pedagogische nazorg. Nazorg folder voor ouder(s)/verzorger(s) en kinderen na een ziekenhuisopname

Pedagogische nazorg. Nazorg folder voor ouder(s)/verzorger(s) en kinderen na een ziekenhuisopname Pedagogische nazorg Nazorg folder voor ouder(s)/verzorger(s) en kinderen na een ziekenhuisopname 1 Pedagogische nazorg Inhoudsopgave (Klik op het onderwerp om verder te lezen) Weer thuis 2 Algemene adviezen

Nadere informatie

Ontwikkelingsfasen van het kind

Ontwikkelingsfasen van het kind De ontwikkelingsfasen van het kind zijn onder te verdelen in leeftijdscategorieën: 1. Zuigeling eerste levensjaar 2. Peuter van 1 tot 3 jaar 3. Kleuter van 4 tot 6 jaar 4. Schoolkind van 7 tot 12 jaar

Nadere informatie

THEMA SOCIAAL-EMOTIONELE ONTWIKKELING Kern Subkern 0-4 groep 1-2 groep 3-6 groep 7-8 Onderbouw vo Bovenbouw vmbo Bovenbouw havo-vwo

THEMA SOCIAAL-EMOTIONELE ONTWIKKELING Kern Subkern 0-4 groep 1-2 groep 3-6 groep 7-8 Onderbouw vo Bovenbouw vmbo Bovenbouw havo-vwo Kern Subkern 0-4 groep 1-2 groep 3-6 groep 7-8 Onderbouw vo Zelf Gevoelens Verbaal en non-verbaal primaire gevoelens beschrijven en uiten. Kwaliteiten Verbaal en non-verbaal beschrijven dat fijne en nare

Nadere informatie

Samenvatting Dit proefschrift beschrijft een aantal onderzoeken op het gebied van gehechtheid en psychosociaal functioneren in de volwassenheid. In hoofdstuk 1 wordt een overzicht gegeven van de gehechtheidstheorie.

Nadere informatie

De Basic Trustmethode

De Basic Trustmethode De Basic Trustmethode Pleegzorgsymposium 2012 Marijke Kellaert-Knol GZ-Pycholoog Kinder- en Jeugdpsycholoog NIP Hulpverlener Basic Trust Basic Trust Hulp aan gezinnen bij opvoeding, hechting en adoptie

Nadere informatie

Pedagogisch Beleid. Nanny Association

Pedagogisch Beleid. Nanny Association Pedagogisch Beleid Nanny Association Rijen, juni 2006 Inhoud Inleiding 1. Nanny Association 2. Profiel nanny 3. Functie- en taakomschrijving 4. Accommodatie en materiaal 5. Ouderbeleid 6. Pedagogische

Nadere informatie

het lerende puberbrein

het lerende puberbrein het lerende puberbrein MRI / fmri onbalans hersenstam of reptielenbrein automatische processen, reflexen, autonoom het limbisch systeem of zoogdierenbrein cortex emotie, gevoel, instinct, primaire behoeften

Nadere informatie

Intellectuele ontwikkeling

Intellectuele ontwikkeling Intellectuele ontwikkeling De Zwitserse psycholoog Jean Piaget heeft onderzoek gedaan op onder andere het gebied van denkontwikkeling in de leeftijd van nul tot veertien jaar. Ontwikkeling van het denken

Nadere informatie

Schoolkind Tips voor ouders

Schoolkind Tips voor ouders Schoolkind voor ouders Inleiding In de basisschoolperiode verandert een kind van een afhankelijke kleuter in een zelfstandige 12-jarige aan het begin van de puberteit. Ouders merken dat hun kind zich steeds

Nadere informatie

Het hechtingsproces. bij kinderen tussen de 0 en 2 jaar. Kindergeneeskunde. Hechting. Hoe verloopt het hechtingsproces?

Het hechtingsproces. bij kinderen tussen de 0 en 2 jaar. Kindergeneeskunde. Hechting. Hoe verloopt het hechtingsproces? Het hechtingsproces bij kinderen tussen de 0 en 2 jaar Kindergeneeskunde In deze brochure leest u meer over de hechtingsprocessen bij baby s in de leeftijd van 0 tot 12 maanden. Daar waar ouders staat

Nadere informatie

Ouderavond lijf & relaties

Ouderavond lijf & relaties Ouderavond lijf & relaties Robert van der Gaag info@one2know.nl 0611003414 Voorstellen Ervaring Gezonde school, genotmiddelen, seksualiteit, voeding, bewegen, mondzorg en mediawijsheid Kinderen Wie heeft

Nadere informatie

Wat weet u nog over HECHTING

Wat weet u nog over HECHTING Wat weet u nog over HECHTING John Bowlby 1907-1990 Hechtingstheorie HECHTING BOWLBY : Attachment theory : Hechting : is een duurzame emotionele binding tussen het kind en zijn verzorgers intern schema

Nadere informatie

Pedagogisch beleidsplan Uit&Thuis

Pedagogisch beleidsplan Uit&Thuis Pedagogisch beleidsplan Uit&Thuis Gastouderopvang is een kwestie van vertrouwen. Ouders moeten de zekerheid hebben dat hun kind ook in hun afwezigheid een verantwoorde opvoeding in een veilige omgeving

Nadere informatie

VERBETERSLEUTEL TTT Ontwikkelingspsychologie Deel 1 (PM03)

VERBETERSLEUTEL TTT Ontwikkelingspsychologie Deel 1 (PM03) VERBETERSLEUTEL TTT Ontwikkelingspsychologie Deel 1 (PM03) 1. Waarschijnlijk hielp de het kind vroeger om zich aan de moeder vast te klampen, terwijl de het kind helpt om de tepel te vinden. palmgreepreflex;

Nadere informatie

Ontwikkeling van het brein gedurende de levensloop. Wouter Staal, kinder- en jeugdpsychiater, Radboud Universiteit en Karakter

Ontwikkeling van het brein gedurende de levensloop. Wouter Staal, kinder- en jeugdpsychiater, Radboud Universiteit en Karakter Ontwikkeling van het brein gedurende de levensloop Wouter Staal, kinder- en jeugdpsychiater, Radboud Universiteit en Karakter 200.000 jaar jager-verzamelaar 12:000 landbouw industrie sinds 200 jaar Hoever

Nadere informatie

Collectief aanbod Jeugd Houten

Collectief aanbod Jeugd Houten Collectief aanbod Jeugd Houten Groepsmaatschappelijk werk Santé Partners in Houten 2018-2019 1 Inhoud Blz. Training Sterk staan 9-12.... 3 Zomertraining Plezier op School (aankomende brugklassers). 4 Assertiviteitstraining

Nadere informatie

2 Training of therapie/hulpverlening?

2 Training of therapie/hulpverlening? Bewustwording wordt de sleutel voor veranderen Peter is een zeer opvallende leerling die voortdurend conflicten heeft met medeleerlingen en de schoolleiding. Bij een leerlingbespreking wordt opgemerkt

Nadere informatie

Even voorstellen. komt een autist bij de dokter. Medische aspecten aan autisme. Is autisme een ziekte?

Even voorstellen. komt een autist bij de dokter. Medische aspecten aan autisme. Is autisme een ziekte? Even voorstellen komt een autist bij de dokter Inservice Autisme2016 Arts voor Verstandelijk Gehandicapten Lunet zorg in Eindhoven Autisme Roemenië Medische aspecten aan autisme Hersenontwikkeling en hersenfunctie

Nadere informatie

Werkinstructie invuller kijklijst

Werkinstructie invuller kijklijst Werkinstructie invuller kijklijst 1. Inleiding: De peuterspeelzaal en het kinderdagverblijf vinden het belangrijk een bijdrage te leveren aan de doorgaande ontwikkelingslijn van kinderen. Om de overgang

Nadere informatie

Hoe de rijke leeromgeving bijdraagt aan de ontwikkeling van het kinderbrein! Over de breinontwikkeling van jonge kinderen.

Hoe de rijke leeromgeving bijdraagt aan de ontwikkeling van het kinderbrein! Over de breinontwikkeling van jonge kinderen. Kinderkoppie, Hoe de rijke leeromgeving bijdraagt aan de ontwikkeling van het kinderbrein! Over de breinontwikkeling van jonge kinderen. Bronnen Breinhype of Breinfeiten? Breinwetenschap Snelle wetenschap

Nadere informatie

Veiligheid en welbevinden. Hoofdstuk 1

Veiligheid en welbevinden. Hoofdstuk 1 30 Veiligheid en welbevinden Kees (8) en Lennart (7) zitten in de klimboom. Kees geeft Lennart een speels duwtje en Lennart geeft een duwtje terug. Ze lachen allebei. Maar toch kijkt Lennart even om naar

Nadere informatie

Doelenlijst Relationele Vorming in de Basisschool in combinatie met de IK-zinnen

Doelenlijst Relationele Vorming in de Basisschool in combinatie met de IK-zinnen Doelenlijst Relationele Vorming in de Basisschool in combinatie met de IK-zinnen RV 1 Kinderen hebben vertrouwen in zichzelf. RV1.1 RV1.2 RV1.3 RV1.4 Ontdekken dat iedereen uniek is. Ik heb door dat iedereen

Nadere informatie

Samenvatting. (Summary in Dutch)

Samenvatting. (Summary in Dutch) (Summary in Dutch) 142 In dit proefschrift is de rol van de gezinscontext bij probleemgedrag in de adolescentie onderzocht. We hebben hierbij expliciet gefocust op het samenspel met andere factoren uit

Nadere informatie

Zuigeling. Sociaal-emotionele ontwikkeling Hechtingsgedrag Cognitieve ontwikkeling Senso-motorische ontwikkeling: zie schema vlgs Piaget

Zuigeling. Sociaal-emotionele ontwikkeling Hechtingsgedrag Cognitieve ontwikkeling Senso-motorische ontwikkeling: zie schema vlgs Piaget Zuigeling Groei: zie verwijzing naar groeidiagrammen op http://www.trajectvenv.nl Grove motoriek: - van liggen tot staan en lopen: zie sschema Fijne motoriek: - pasgeborene: gesloten handen - hele 1 e

Nadere informatie

1. Welke fases binnen de sociaal-emotionele ontwikkeling zijn er?

1. Welke fases binnen de sociaal-emotionele ontwikkeling zijn er? 1. Welke fases binnen de sociaal-emotionele ontwikkeling zijn er? 2. Wat staat er centraal in elke fase en welke begeleidingsbehoefte heeft het kind in deze fase? 3. Waar steek je op in als er een discrepantie

Nadere informatie

Leren over leren. Amsterdam, januari Beste Cora Bagley Marrett,

Leren over leren. Amsterdam, januari Beste Cora Bagley Marrett, Leren over leren Amsterdam, januari 2019 Beste Cora Bagley Marrett, Volgens de grote Amerikaanse ontwikkelingspsycholoog Jerome Bruner waren er in de twintigste eeuw, die hijzelf overigens bijna helemaal

Nadere informatie

Inhoud. - Hechting - Werkplek - Visie - Video-interactiebegeleiding - Tot slot

Inhoud. - Hechting - Werkplek - Visie - Video-interactiebegeleiding - Tot slot Wie Ben ik? Inhoud - Hechting - Werkplek - Visie - Video-interactiebegeleiding - Tot slot Kind en ziekenhuis Ouderparticipatie september 1993 Kind en ziekenhuis kindgericht = gezinsgericht februari 2009

Nadere informatie

26/02/2013. Prenatale ontwikkeling. De geboorte. Pasgeborene

26/02/2013. Prenatale ontwikkeling. De geboorte. Pasgeborene Prenatale ontwikkeling De geboorte Pasgeborene 1 Motorische ontwikkeling 5 fasen van arousal state 1. Rustige slaap (1/3) 2. REM slaap (1/3 1/4) 3. Passieve waaktoestand 4. Actieve waaktoestand 5. Huilen

Nadere informatie

Inleiding psycho-educatie ASS bij volwassenen

Inleiding psycho-educatie ASS bij volwassenen Inleiding psycho-educatie ASS bij volwassenen Dit is de inleiding van de psycho-educatie modules. Aan de hand van deze modules geven we meer informatie over hoe autismespectrumstoornissen (ASS) zich uiten

Nadere informatie

Ziekte van Huntington

Ziekte van Huntington Ziekte van Huntington Begrijpen van en omgaan met veranderend gedrag Niels Reinders en Henk Slingerland (psychologen) Huntington Café 27 september 2018 Ziekte van Huntington Erfelijke neurologische ziekte

Nadere informatie

Introductie. Katrien Zabeau. 9 oktober Symposium Opvoeden anno 2015

Introductie. Katrien Zabeau. 9 oktober Symposium Opvoeden anno 2015 Katrien Zabeau Symposium Opvoeden anno 2015 9 oktober 2015 Psychoanalytische pedagogiek: opvoedingsondersteuning en psychotherapie aan kinderen en jongeren (Een andere visie op de psychoanalytische pedagogiek:

Nadere informatie

Zorgboekje. Kindgegevens

Zorgboekje. Kindgegevens Zorgboekje De pedagogisch medewerker vult dit boekje behorende bij het overdrachtdocument peuter kleuter in als er een zorgbehoefte bij het kind is gesignaleerd. Zij/ hij vult in wat van toepassing is

Nadere informatie

Het zenuwstelsel. Het zenuwstelsel bestaat uit het centrale zenuwstelsel (hersenen en ruggenmerg) en het perifere zenuwstelsel. Figuur 3.7 boek p. 68.

Het zenuwstelsel. Het zenuwstelsel bestaat uit het centrale zenuwstelsel (hersenen en ruggenmerg) en het perifere zenuwstelsel. Figuur 3.7 boek p. 68. 1 Elke gedachte/ gevoel/ actie komt op de één of andere manier door het zenuwstelsel. Ze kunnen niet voorkomen zonder het zenuwstelsel. is een complexe combinatie van cellen (functie: zorgen dat organismen

Nadere informatie

Rapport Lotje H. Naam Lotje H. Geboortedatum School/Locatie Boogschutter 0-7. Schooljaar Aanmaakdatum

Rapport Lotje H. Naam Lotje H. Geboortedatum School/Locatie Boogschutter 0-7. Schooljaar Aanmaakdatum Naam Geboortedatum 2-5-2012 School/Locatie Boogschutter 0-7 Schooljaar 2017-2018 Aanmaakdatum 9-10-2017 Groep Beren 2 Leraar Lieve van W. Bazalt Basisbehoeften Basiskenmerken Een kind dat lekker in zijn

Nadere informatie

HERSENBESCHADIGING. Hippocrates (ca v.chr)

HERSENBESCHADIGING. Hippocrates (ca v.chr) AANGEBOREN EN NIET-AANGEBOREN HERSENBESCHADIGING HET DIENT ALGEMEEN BEKEND TE ZIJN DAT DE BRON VAN ONS PLEZIER, ONZEVREUGDE, GELACH EN VERMAAK, ALS VAN ONZE SMART, PIJN, ANGST EN TRANEN, GEEN ANDERE IS

Nadere informatie

Pedagogisch beleidsplan. Kid@home

Pedagogisch beleidsplan. Kid@home Pedagogisch beleidsplan Kid@home Pedagogisch beleidsplan Inhoud: 1. Inleiding 2. Pedagogische visie 3. Verzorging 4. Emotionele veiligheid 5. Persoonlijke competenties 6. Sociale competenties 7. Normen

Nadere informatie

Schoolkind. Kind op de basisschool. Een rustige ontwikkeling tussen driftige peuter en dwarse puber!?!

Schoolkind. Kind op de basisschool. Een rustige ontwikkeling tussen driftige peuter en dwarse puber!?! Schoolkind Oorspronkelijke tekst Hilde Breet Wilma Poot Illustraties Harmen van Straaten Uitgave: januari 1998 Herziene uitgave: maart 2010 Het is toegestaan deze folder in ongewijzigde vorm te multipliceren

Nadere informatie

Het pleegkind in beeld

Het pleegkind in beeld Het pleegkind in beeld Workshop pleegzorgsymposium 19 juni 2014 Petra de Vries (De Rading) Anny Havermans (SAV) 1 Programma Welkom Project gehechtheid in beeld bij pleegzorg Inleiding op gehechtheid en

Nadere informatie

Pedagogisch kader Kinderdagverblijf Filios

Pedagogisch kader Kinderdagverblijf Filios Pedagogisch kader Kinderdagverblijf Filios Onderdeel van: Pagina 1 van 5 Inleiding In het pedagogisch kader staan onze uitgangspunten en basisdoelen die ten grondslag liggen aan ons pedagogisch handelen.

Nadere informatie

HOOGSENSITIVITEIT BIJ KINDEREN

HOOGSENSITIVITEIT BIJ KINDEREN HOOGSENSITIVITEIT BIJ KINDEREN Reinhilde Vermeulen 1. Inleiding: hooggevoeligheid Pionier: Elaine N. Aron en Arthur Aron Begrip HSP in 1997 geïntroduceerd in de wetenschappelijke literatuur Uitgangspunt:

Nadere informatie

Bijlage 1: Opdrachten bij het boek Identiteitsontwikkeling en leerlingbegeleiding. Per groepje van 2/3 uitwerken.

Bijlage 1: Opdrachten bij het boek Identiteitsontwikkeling en leerlingbegeleiding. Per groepje van 2/3 uitwerken. Bijlage 1: Opdrachten bij het boek Identiteitsontwikkeling en leerlingbegeleiding. Per groepje van 2/3 uitwerken. Hoofdstuk 1: Opdracht 1: Groepsprofiel en de puberteit Bespreek en noteer kort: Hoe je

Nadere informatie

Het puberbrein; werk in uitvoering. Anneke E. Eenhoorn

Het puberbrein; werk in uitvoering. Anneke E. Eenhoorn Het puberbrein; werk in uitvoering Anneke E. Eenhoorn Bij 12 begint het pas! Uitspraak van Nelis en Sark in Puberbrein binnenstebuiten Hoe zo? Tot 12 jaar moeten ouders hun kinderen goed begeleiden, daarna

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) * 132 Baby s die te vroeg geboren worden (bij een zwangerschapsduur korter dan 37 weken) hebben een verhoogd risico op zowel ernstige ontwikkelingproblemen (zoals mentale

Nadere informatie

Executieve functies en emotieregulatie. Annelies Spek Klinisch psycholoog/senior onderzoeker Centrum autisme volwassenen, GGZ Eindhoven

Executieve functies en emotieregulatie. Annelies Spek Klinisch psycholoog/senior onderzoeker Centrum autisme volwassenen, GGZ Eindhoven Executieve functies en emotieregulatie Annelies Spek Klinisch psycholoog/senior onderzoeker Centrum autisme volwassenen, GGZ Eindhoven Inhoud 1. Executieve functies en emotieregulatie 2. Rol van opvoeding

Nadere informatie

Pedagogisch beleid Kinderopvang Haarlem Spelend Groeien

Pedagogisch beleid Kinderopvang Haarlem Spelend Groeien Pedagogisch beleid Kinderopvang Haarlem Spelend Groeien Inleiding Kinderopvang Haarlem heeft één centraal pedagogisch beleid. Dit is de pedagogische basis van alle kindercentra van Kinderopvang Haarlem.

Nadere informatie

Sessie 1 19 Introductiebijeenkomst

Sessie 1 19 Introductiebijeenkomst Inhoud I Introductie op het begrip Theory of Mind 7 II Visie op de behandeling van de mens met autisme 9 III Overzicht van de ToM-behandeling 13 IV Programma ToM-behandeling 15 V Gebruik van het werkboek

Nadere informatie

Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić

Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić Rode wangen, zweethanden en coy-smiles: De rol van emotionele en socio-cognitieve

Nadere informatie

Standaardrapportage (strikt vertrouwelijk) Naam: Wouter van Straten Adviseur: Floor Meijer Datum: 15 maart 2014

Standaardrapportage (strikt vertrouwelijk) Naam: Wouter van Straten Adviseur: Floor Meijer Datum: 15 maart 2014 Naam: Adviseur: Floor Meijer Datum: 15 maart 2014 Inleiding In dit rapport wordt ingegaan op alle afgeronde onderdelen. 2 Algemeen werk- en denkniveau Ver beneden - gemidde ld Ver bovengemidde ld Algemene

Nadere informatie

bij het Overdrachtdocument peuter - kleuter

bij het Overdrachtdocument peuter - kleuter Zor gboek je bij het Overdrachtdocument peuter - kleuter Datum Ingevuld door: (naam en functie): STEDELIJK ZORGBOEKJE PEUTER- KLEUTER ROTTERDAM Zorgboekje De pedagogisch medewerker vult dit boekje behorende

Nadere informatie

Tussendoelen domein SOCIAAL EMOTIONELE ontwikkeling. Zelfbeeld. *bron: SLO ;6 4 4;6 5 5;6 6 6,6 7

Tussendoelen domein SOCIAAL EMOTIONELE ontwikkeling. Zelfbeeld. *bron: SLO ;6 4 4;6 5 5;6 6 6,6 7 1 Tussendoelen domein SOCIAAL EMOTIONELE ontwikkeling Zelfbeeld 1. Gebruikt en begrijpt het woord wij. 2. Ontdekt verschillen en overeenkomsten tussen zichzelf en de anderen in de groep. 3. Toont non-verbaal

Nadere informatie

E-BOOK 10 GOUDEN TIPS OVER KINDEREN EN EMOTIES. kinderen en Emoties 10 GOUDEN TIPS OVER KINDEREN EN EMOTIES

E-BOOK 10 GOUDEN TIPS OVER KINDEREN EN EMOTIES. kinderen en Emoties 10 GOUDEN TIPS OVER KINDEREN EN EMOTIES E-BOOK 10 GOUDEN TIPS OVER KINDEREN EN EMOTIES VOORWOORD In 2016 schreef ik de Gids over emoties bij kids 80 praktische tips. Mijn kennis en ervaring blijft zich echter door ontwikkelen. Daarom deel ik

Nadere informatie

Kinderneurologie.eu. Het foetaal alcohol syndroom. www.kinderneurologie.eu

Kinderneurologie.eu. Het foetaal alcohol syndroom. www.kinderneurologie.eu Het foetaal alcohol syndroom Wat is het foetaal alcohol syndroom? Het foetaal alcohol syndroom is een combinatie van aangeboren afwijkingen bij een baby die veroorzaakt zijn door alcohol gebruik van de

Nadere informatie

TRAJECT WELZIJN; ONTWIKKELING EN OPVOEDING_9789006815627_INHOUD_KORT

TRAJECT WELZIJN; ONTWIKKELING EN OPVOEDING_9789006815627_INHOUD_KORT TRAJECT WELZIJN; ONTWIKKELING EN OPVOEDING_9789006815627_INHOUD_KORT Thema 1 Inleiding op ontwikkeling en opvoeding 1 Begeleiden bij ontwikkeling 1.1 Begeleiden als kerntaak 1.2 Begeleiden bij ontwikkeling

Nadere informatie

Pubers en het nieuwe leren. Anneke E. Eenhoorn

Pubers en het nieuwe leren. Anneke E. Eenhoorn Pubers en het nieuwe leren Anneke E. Eenhoorn Het nieuwe leren De nadruk wordt gelegd op sociale vaardigheden zoals samenwerken en naar elkaar luisteren. Nadruk op inspiratie vanuit het kind zelf (intrinsieke

Nadere informatie

Begeleiding van kind en ouders op de SEH. Leerdoelen. ontwikkeling. 20% van de patienten die een SEH bezoeken is jonger dan 16 jaar.

Begeleiding van kind en ouders op de SEH. Leerdoelen. ontwikkeling. 20% van de patienten die een SEH bezoeken is jonger dan 16 jaar. Begeleiding van kind en ouders op de SEH Module 3 vervolgopleiding SEH-vpk Monique Vermaas Verpleegkundige SEH UMCN st Radboud Leerdoelen Aan het eind van de les heeft de cursist kennis en inzicht in de

Nadere informatie

Informatie voor ouders over executieve functies

Informatie voor ouders over executieve functies Zelfsturing bij kinderen. Naarmate kinderen ouder worden, zijn ze steeds beter in staat om hun gedrag aan te sturen. Deze toename in zelfsturing is gerelateerd aan de ontwikkeling van executieve functies.

Nadere informatie

Veranderend onderwijs. Hersenontwikkeling in de adolescentie. Onderwijs en het brein. Onderwijs en het brein. Waar of niet waar? Waar of niet waar?

Veranderend onderwijs. Hersenontwikkeling in de adolescentie. Onderwijs en het brein. Onderwijs en het brein. Waar of niet waar? Waar of niet waar? Hersenontwikkeling in de adolescentie Dr. Linda van Leijenhorst www.brainandeducationlab.nl Veranderend onderwijs Onderwijs nu ziet er anders uit dan onderwijs in het verleden tegenwoordig 1915 1953 Onderwijs

Nadere informatie

ONTWIKKELVELDEN ONTWIKKELTHEMA S Benaming in het boek Plaats Persoonsgebonden ontwikkeling

ONTWIKKELVELDEN ONTWIKKELTHEMA S Benaming in het boek Plaats Persoonsgebonden ontwikkeling ONTWIKKELVELDEN ONTWIKKELTHEMA S Benaming in het boek Plaats Persoonsgebonden ontwikkeling Ontwikkeling van een innerlijk kompas Identiteit Psychosociale identiteit Het zelf Een positief zelfbeeld 196-200

Nadere informatie

2 Classificatie, diagnostiek en epidemiologie 35

2 Classificatie, diagnostiek en epidemiologie 35 Inhoudsopgave Overzicht van figuren, kaders en tabellen 17 1 Introductie 23 1.1 Wat is ontwikkelingspsychopathologie? 24 1.1.1 Vroeger en nu 25 1.1.2 Een dynamisch gezichtspunt 26 1.1.3 Een uniek individu

Nadere informatie

Puberteit en ASS; een goede combinatie? Anneke E. Eenhoorn

Puberteit en ASS; een goede combinatie? Anneke E. Eenhoorn Puberteit en ASS; een goede combinatie? Anneke E. Eenhoorn Gedrag komt nooit alleen. Vier factoren spelen een rol bij het ontstaan en in stand houden van gedrag. Kindfactor Opvoedvaardighedenfactor Ouderfactor

Nadere informatie

Pubers. BasisBegripBlog Bundel. Advies en tips over de ontwikkeling van en omgang met Kinderen en.

Pubers. BasisBegripBlog Bundel. Advies en tips over de ontwikkeling van en omgang met Kinderen en. BasisBegripBlog Bundel Advies en tips over de ontwikkeling van en omgang met Kinderen en Pubers Editie 2, 2017 Introductie Vanuit BasisBegrip geef ik persoonlijke coaching en advies o.b.v. kennis en praktijkervaring

Nadere informatie

Serotonergic Control of the Developing Cerebellum M. Oostland

Serotonergic Control of the Developing Cerebellum M. Oostland Serotonergic Control of the Developing Cerebellum M. Oostland Nederlandse samenvatting De ontwikkeling van de hersenen is een proces dat nauwgezet gereguleerd wordt, zowel voor als na de geboorte, en is

Nadere informatie

Wat is een normale ontwikkeling?

Wat is een normale ontwikkeling? Wat is een normale ontwikkeling? Van een normale ontwikkeling is sprake als een kind alle fasen doorloopt naar de volwassenheid op het gebied van fijne en grove motoriek, groei, sociale emotionele vaardigheden

Nadere informatie

Thema's per klas die aangeboden worden in de methode:

Thema's per klas die aangeboden worden in de methode: Thema's per klas die aangeboden worden in de methode: Groep 1-2 Hierbij zijn de kinderen bezig met specifieke lichaamskenmerken van zichzelf en van anderen. Ook gaan ze op zoek naar onderlinge overeenkomsten.

Nadere informatie

Inhoud. 3 Theorieën over ontwikkeling 59

Inhoud. 3 Theorieën over ontwikkeling 59 Inhoud 1 Introductie 15 1.1 Ontwikkelingspsychopathologie 16 1.1.1 Vroeger en later 18 1.1.2 Een dynamisch gezichtspunt 18 1.1.3 Een uniek individu met unieke ervaringen 20 1.2 Opbouw van het boek 21 1.3

Nadere informatie

Seksualiteit en ASS. Presentatie symposium pleegzorg 19 juni 2014. presentatie symposium pleegzorg

Seksualiteit en ASS. Presentatie symposium pleegzorg 19 juni 2014. presentatie symposium pleegzorg Seksualiteit en ASS Presentatie symposium pleegzorg 19 juni 2014 programma Opfrissen van informatie over ASS (heel kort het spectrum toelichten). ASS en seksualiteit belichten. Seksuele en relationele

Nadere informatie

Pedagogisch beleid Flexkidz

Pedagogisch beleid Flexkidz Pedagogisch beleid Flexkidz Voor u ligt het verkorte pedagogisch beleidsplan van Flexkidz. Hier beschrijven we in het kort de pedagogische visie en uitgangspunten. In dit pedagogisch beleidsplan beschrijven

Nadere informatie

Seksuele vorming en seksuele ontwikkeling van kinderen. Marianne Cense (Rutgers WPF) & Jos Poelman (Soa Aids Nederland)

Seksuele vorming en seksuele ontwikkeling van kinderen. Marianne Cense (Rutgers WPF) & Jos Poelman (Soa Aids Nederland) Seksuele vorming en seksuele ontwikkeling van kinderen Marianne Cense (Rutgers WPF) & Jos Poelman (Soa Aids Nederland) Programma 1. Seksuele ontwikkeling van kinderen en jongeren 2. Criteria om normaal

Nadere informatie

Rijksuniversiteit Groningen

Rijksuniversiteit Groningen De adolescentiefase: over puberen, hersenontwikkeling, studiekeuze, risicogedrag en de relatie met ouders. Dr. Saskia Kunnen i.s.m. Dr. Anna Lichtwarck-Aschoff Afdeling Ontwikkelingspsychologie Rijksuniversiteit

Nadere informatie

Hoofdstuk 4: De gehele periode van wennen 6

Hoofdstuk 4: De gehele periode van wennen 6 Wenbeleid Inhoud 2 Hoofdstuk 1: Inleiding 3 Hoofdstuk 2: Eerste kennismaking 4 Hoofdstuk 3: Het afscheid 5 Hoofdstuk 4: De gehele periode van wennen 6 Bijlage 1: Wenschema 2 1. Inleiding Pedagogische medewerkers

Nadere informatie

Gehechtheid. Corinne Verheule

Gehechtheid. Corinne Verheule Gehechtheid Corinne Verheule 14-6-2018 Gedrag Geschiedenis; zorg; hechting; trauma 2 3 Kijken door een hechtingsbril Waar of Niet waar? Hoe een kind gehecht is, wordt bepaald binnen de eerste 5 levensjaren.

Nadere informatie

Pedagogisch beleidsplan Integraal Kindcentrum de Weide

Pedagogisch beleidsplan Integraal Kindcentrum de Weide Pedagogisch beleidsplan Integraal Kindcentrum de Weide Pagina 1 van 7 Pedagogisch beleidsplan IKC de Weide. Inhoudsopgave Pedagogisch beleidsplan Kindcentrum de Weide Leeuwarden Voorwoord... 3 1. Integraal

Nadere informatie

Nieuwsbrief voor ouders. Universiteit van Amsterdam. De sociale ontwikkeling van kinderen. Amsterdam, april 2012, jaargang 5, nr.

Nieuwsbrief voor ouders. Universiteit van Amsterdam. De sociale ontwikkeling van kinderen. Amsterdam, april 2012, jaargang 5, nr. Nieuwsbrief voor ouders De sociale ontwikkeling van kinderen Universiteit van Amsterdam Amsterdam, april 2012, jaargang 5, nr. 1 Beste ouder, Door middel van deze nieuwsbrief willen wij u op de hoogte

Nadere informatie