Richtlijnen voor het Project-MER Terhills vakantiepark te Dilsen-Stokkem

Transcriptie

1 Vlaamse overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplannen en -Projecten Pijler Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus BRUSSEL Tel: 02/ mer@vlaanderen.be Richtlijnen voor het Project-MER Initiatiefnemer: TERHILLS NV Kempische steenweg 311 bus Hasselt 03/05/2017 PRMER-2438-RL

2 1. Inleiding Terhills 1, een volle dochter van de investeringsmaatschappij voor Limburg (LRM), is opdrachtgever tot de opmaak van een project-mer voor de ontwikkeling van het Terhills vakantiepark dat deel uitmaakt van het Terhills Masterplan. Terhills is gelegen op de oude mijnsite van Eisden op het grondgebied van de gemeente Maasmechelen en de stad Dilsen- Stokkem. Het vakantiepark zelf is enkel gelegen op het grondgebied van de stad Dilsen-Stokkem. Het project omvat 250 vakantiewoningen die allemaal langs het water (bestaande Grote Plas en nieuw aan te leggen bosrivieren) zullen liggen. Tevens maken ca m² centrale faciliteiten met name een zwembad, horeca en entertainmentruimte en ca. 860m² decentrale faciliteiten met name technische gebouwen ten behoeve kantoorruimte, personeel, werk- en stockageruimte, kinderboerderij en incheckruimte - deel uit van het project. Verder wordt er voorzien in wegenisinfrastructuur (zowel de connectie tot als binnen het vakantiepark). Deze activiteiten zijn onderworpen aan de m.e.r.-plicht volgens het project-m.e.r.-besluit 2, met name: Bijlage II 1 d) ontbossing met het oog op de omschakeling naar een ander bodemgebruik van een oppervlakte groter dan 3 ha. 12. Toerisme en recreatie; vakantiedorpen, hotelcomplexen buitenstedelijke zones, permanente kampeer- en caravanterreinen, themaparken, skihellingen, skiliften en kabelspoorwegen met bijhorende voorzieningen met een terreinoppervlakte van 5 ha of meer, of met een verkeersgenererende werking van pieken van 1000 of meer personenautoequivalenten per tijdsblok van 2 uur. Bijlage III 10. Infrastructuurprojecten; e) aanleg van wegen (projecten die niet onder bijlage I of II vallen) Voor categorieën van projecten opgenomen in bijlage II van het project-m.e.r.-besluit, is het indienen van een gemotiveerd verzoek tot ontheffing van de m.e.r.-plicht mogelijk. Door de initiatiefnemer wordt echter afgezien van dit verzoek. Voor categorieën van projecten opgenomen in bijlage III van het project-m.e.r.-besluit, is het indienen van een project-m.e.r.-screening mogelijk. Door de initiatiefnemer wordt gekozen om een project-mer op te maken. De initiatiefnemer heeft er bij de start van de m.e.r.-procedure expliciet voor gekozen om de in de kennisgeving voorgestelde methodologie reeds verder uit te werken tot ontwerp-mer en beide gebundeld in te dienen als één document. De dienst Mer verklaarde het kennisgevingsdossier volledig op 11 januari De terinzagelegging in de stad Dilsen-Stokkem liep van 30 januari 2017 tot en met 28 februari Tegelijkertijd vroeg de dienst Mer adviezen bij de administraties en openbare besturen. 1 Voorheen Maas Valley Development Company NV 2 Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage, B.S. 17 februari 2005, zoals herhaaldelijk gewijzigd. 3 Volgens een inspraakreactie is de terinzagelegging te laat gecommuniceerd in het stedelijk infoblad (in de tweede helft van februari). Het aankondigen van de terinzagelegging voor een project-mer in het gemeentelijk infoblad is Dienst Mer Richtlijnen PR

3 De dienst Mer stelt deze bijzondere richtlijnen (verder richtlijnen) op met het oog op de inhoudsafbakening van het MER. Zij houden rekening met principieel verplichte onderdelen van een project-mer op basis van art van het DABM 4, de ontvangen inspraakreacties, de ontvangen adviezen (zie overzicht in bijlage) en met de bespreking van het volledig verklaard kennisgevingsdossier met de betrokkenen op de richtlijnenvergadering van 10 maart Deze richtlijnen hebben betrekking op de reikwijdte, het detailleringsniveau en de inhoudelijke aanpak van het project-mer. Het project-mer moet opgesteld worden zoals door de initiatiefnemer voorgesteld is in de kennisgeving en aangevuld/aangepast worden met de specifieke vereisten die in deze richtlijnen geformuleerd zijn. Waar de kennisgeving en de richtlijnen van elkaar zouden afwijken, moet voorrang gegeven worden aan de richtlijnen. 2. Doelstelling, verantwoording en besluitvorming Het project heeft tot doel een vakantiepark te realiseren met 250 vakantiewoningen die allen langsheen water (bestaande Grote Plas en nieuw aan te leggen bosrivieren) gelegen zijn en waarbij contact met de natuur het uitgangspunt vormt. In het MER zal gemotiveerd worden waarom voor deze uitvoeringswijze gekozen wordt rekening houdend met de specifieke karakteristieken en sterktes van de locatie. Het MER zal een overzicht bevatten van de aan te vragen vergunningstoestand. Het MER moet relevante gegevens en conclusies uit voorgaande rapportages oplijsten (alle relevante milieustudies, ook andere dan m.e.r.-rapportages). Het projectgebied is gelegen in een zone voor verblijfsrecreatie volgens het PRUP Bipool Eisden- Lanklaar (MB van 1/12/2011). Voor dit PRUP is in 2010 een plan-mer opgesteld (PL0033; goedgekeurd op 9 december 2010). Na goedkeuring van het PRUP werd voor het projectgebied en de omgeving een masterplan opgesteld. Vervolgens werd voor de omgeving (exclusief het projectgebied/vakantiepark) een ontheffingsdossier opgemaakt en goedgekeurd (OHPR0585; goedgekeurd 20 mei 2014). Het MER dient bij de vergunningsaanvraag gevoegd te worden. Het MER is niet alleen een hulp bij de besluitvorming, maar volgens art van het DABM moeten de conclusies ook doorwerken in de besluitvorming. Het MER moet hiermee rekening houden bij de formulering van mogelijke alternatieven, milderende of compenserende maatregelen. 3. Beschrijving project en alternatieven Aanvullend op de kennisgeving moeten de volgende punten ook beschreven worden: Er zal een duidelijkere en verder uitgewerkte kaart (waar bijvoorbeeld welke grootte van huisjes) van het projectgebied worden toegevoegd. Zoals in de kennisgeving vermeld wordt, zal het MER geen andere alternatieven onderzoeken. Wel kunnen er mogelijks alternatieven of varianten onderzocht worden voor bepaalde echter niet verplicht en louter op te vatten als een bijkomende actie om nog meer bekendheid te geven aan de terinzagelegging. Er is bijgevolg wel voldaan aan de wettelijke termijn om inspraak te geven. 4 Decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, B.S. 3 juni 1995, zoals herhaaldelijk gewijzigd (DABM). Dienst Mer Richtlijnen PR

4 projectonderdelen (zie verder; onder ander in verband met de functionele fietsroute, compensaties, grondverzet, ). 4. Juridische en beleidsmatige context De kennisgeving bevat het juridische en beleidsmatige kader dat voor dit MER van belang is in de vorm van een duidelijke overzichtsmatrix. Het MER zal zorgvuldig nagaan waar de projectrelevantie zich situeert. Het is van belang om ook tijdens het opstellen van het MER de stand van zaken hiervan op te volgen. De juridische en beleidsmatige randvoorwaarden met een ruimtelijke component moeten cartografisch gepresenteerd worden. De volgende randvoorwaarden moeten worden aangepast, opgevolgd of aangevuld: De datum van inwerkingtreding van de vernieuwde gewestelijke hemelwaterverordening nakijken. Het Vlaamse Stofplan toevoegen. Op het richtlijnenoverleg werd gevraagd de stand van zaken omtrent de ruimtelijk kwetsbare bossen 5 op te volgen en dit weer te geven in het MER. Sinds 31 maart 2017 is er een definitieve goedkeuring door de Vlaamse Regering. Het projectgebied is niet gelegen binnen een zone met kwetsbare zonevreemde bossen. 5. Algemene en Methodologische aspecten De afbakening van het studiegebied zal voldoende gemotiveerd worden per discipline, rekening houdend met het feit dat het studiegebied zowel het projectgebied als het gebied waar effecten zich kunnen voordoen moet omvatten. De ruimtelijke afbakening moet voor elke discipline duidelijk tekstueel omschreven worden en indien mogelijk, voorgesteld worden op kaart. De referentiesituatie is de bestaande toestand (2016 of meest recent beschikbare gegevens): - Voor de disciplines bodem, water, fauna en flora, landschap en mens: meestal huidige/meest kwetsbare toestand op het terrein of situatie zoals beschreven in de meest recente beschikbare bronnen. Per thema binnen de verschillende disciplines kunnen dit andere jaartallen betreffen. - Voor de disciplines mobiliteit, geluid en lucht: de voorgenomen ontwikkeling van het projectgebied o.b.v. verkeerstellingen van 2016 inclusief de verkeersgeneratie van het 5 Op 31 januari 2014 besliste de Vlaamse Regering over de conceptnota aanpak van ruimtelijk bedreigde bossen. De criteria voor het selecteren van de bossen die op de kaart van de 'Meest Kwetsbare Bedreigde Bossen' komen, zijn vastgelegd door het parlement in het artikel 90ter van het bosdecreet. De Vlaamse Regering keurde de kaart van de 'Meest Kwetsbare Bedreigde Bossen' principieel goed op 3 juni Volgende stap is dat de Vlaamse regering deze kaart voorlopig vaststelt, daarna volgt een openbaar onderzoek. Van zodra de kaart voorlopig vastgesteld is, heeft ze rechtskracht en zijn de bepalingen van artikel 90ter bosdecreet van toepassing. Dat betekent dat ontbossen principieel verboden is ongeacht de bestemming. Wie toch een vergunning voor ontbossen wil aanvragen, kan aan de Vlaamse Regering vragen om een afwijking op het verbod te krijgen. Als die afwijking toegestaan wordt, gelden de gewone procedures bosdecreet art. 90 bis. Nazicht van de kaart die VR op 3 juni 2016 reeds principieel goedkeurde leert dat er aanduidingen zijn binnen het betreffende plangebied. Dienst Mer Richtlijnen PR

5 reeds vergunde en in aanbouw zijnde wellnesscentrum op de site Terhills (buiten het projectgebied). In het MER moet duidelijk aangegeven worden met welke ontwikkelingsscenario s rekening gehouden wordt of juist niet bij de beschrijving van een referentiesituatie, en moet voor elk ontwikkelingsscenario duidelijk gemotiveerd worden waarom. Er moet ook aangegeven worden voor welke disciplines de ontwikkelingsscenario s al dan niet relevant zijn. Dit dient beschreven te worden in een algemeen hoofdstuk voorafgaand aan de effectbespreking per discipline. Wanneer er tijdens het opstellen van het project-mer nieuwe ontwikkelingsscenario s naar voor zouden komen dan deze die momenteel gekend zijn, moeten deze toegevoegd worden aan het afwegingskader. Cumulatieve effecten moeten onderzocht worden. De methodologie voor de effectvoorspelling zal binnen elke discipline in het project-mer duidelijk en transparant omschreven worden. Tevens zal per discipline aangegeven worden op basis van welke criteria een effect beoordeeld wordt. Het resterend effect na de milderende maatregelen zal aangegeven en gekoppeld worden aan het gehanteerde beoordelingskader. De effectenbespreking en -beoordeling dient transparant te gebeuren. Bij de beschrijving van de bestaande toestand en van de milieueffecten moet, als aanvulling op de kennisgeving, voldoende aandacht besteed worden aan het volgende: Met betrekking tot de discipline mobiliteit: Er is een functionele fietsroute aangeduid tussen As en Lanklaar die het tracé langsheen de Hoeveweg volgt en dus het projectgebied doorkruist. De kennisgeving stelt dat de initiatiefnemer een alternatieve route zal voorzien en daarom wordt het effect neutraal beoordeeld. Er wordt in de kennisgeving echter nog geen concreet voorstel gedaan en dus kan het effect van deze alternatieve route ook niet beoordeeld worden. In het advies van MOW is wel een concreet voorstel 6 opgenomen om de fietsroute om te leggen. Dit (en eventuele andere varianten) zal in het MER nader bekeken worden. Daarnaast kan ook nog vermeld worden dat ten zuiden van het projectgebied, het kolenspoor geselecteerd is als een toekomstige fietssnelweg. De aanleg van de fietssnelweg tussen het station As en Maasmechelen kan zeker ook ingeschakeld worden in de duurzame ontsluitingsinfrastructuur van de voormalige mijnsite. De beoordeling van openbaar vervoer (score 0) lijkt niet echt in overeenstemming met de beoordeling op basis van het kader op p. 79. Het openbaar vervoer volstaat niet om een eventuele potentie op te vangen. Er is sprake van 129 parkeerplaatsen voor vergadermomenten, seminaries, feesten, De verkeersgeneratie hiervan moet ook ingeschat worden. Wat is de behoefte aan parkeergelegenheid voor deze functie? Het kencijfer voor parkeren van 1,8 parkeerplaats per vakantiewoning werd aangereikt door Center Parcs. Houdt dit cijfer rekening met de grootte van de huisjes in dit project? 6 Uit het advies van MOW: Het fietspad komt te liggen aan de rand van het vakantiepark fase 1 om zo tot aan de Nationaal Parklaan verder te lopen, de Nationaal Parklaan ongelijkgronds te kruisen en aan te sluiten op de reeds bestaande fietsinfrastructuur langs de Bekaertlaan. Het voordeel van deze route is dat er veel rechtstreekser wordt aangesloten met de fiets/voetgangersbrug over de Zuid-Willemsvaart. Nadeel is wel dat de mensen komende uit As, die naar het vakantiepark willen gaan een stukje moeten omrijden. Om dit mogelijk te maken moet er ook een stukje fietsinfrastructuur bij aangelegd worden op het einde van de Nationaal Parklaan. Dienst Mer Richtlijnen PR

6 Met betrekking tot de discipline lucht: Het studiegebied voor lucht moet afgestemd worden met dat van mobiliteit. Het is belangrijk dat alle verkeersgegevens van de wegen gelegen in het studiegebied lucht in de luchtkwaliteitsmodellering meegenomen worden. In het MER zal aangegeven worden of de mobiliteitsgegevens in de discipline lucht verwerkt zijn volgens de methodiek van evenementen of niet. De luchtkwaliteitsmodellen gaan namelijk uit van een standaardpatroon van verkeerspieken in het dagpatroon. Er zijn echter projecten waarvan de verkeerspieken niet beantwoorden aan dit standaardpatroon, bungalowparken zijn daar één van. Er moet dus nagekeken worden of een correctie moet gebeuren van de mobiliteitscijfers, tenzij aangetoond kan worden dat de verkeersgeneratie van het bungalowpark wel voldoet aan de standaardverdeling (met piek in ochtend- en avondspits). Met betrekking tot de discipline water: In de kennisgeving wordt een vuilvracht van IE voorzien en wordt gesteld dat de NV Aquafin haar akkoord gegeven heeft hiervoor. De berekening die tot deze IE leidde, dient ook weergegeven te worden in het MER. Het moet duidelijk zijn of het akkoord van Aquafin om een piekbelasting dan wel over een gemiddelde gaat. Met betrekking tot de discipline geluid & trillingen: De initiatiefnemer bevestigt dat de werken enkel tijdens de dagperiode zullen gebeuren, dit zal ook zo opgenomen worden in het MER. Bij de methodiek zal ook beschrijven worden hoe getoetst wordt aan de gedifferentieerde referentiewaarden. Met betrekking tot de discipline bodem: De kennisgeving stelt dat er ongeveer m³zal worden uitgegraven. Voor de ophoging van grondheuvels zal er ongeveer m³ nodig zijn. Naar aanleiding van de aanwezige minerale olievervuiling zal ter hoogte van de centrale voorzieningen grond afgevoerd moeten worden. Bij de opmaak van de kennisgeving waren er nog een aantal denkpistes open voor wat betreft het (grote) grondoverschot. Het is niet de bedoeling grond af te voeren. In het MER zal dit meer een detail behandeld moeten worden. Als er toch (aanzienlijke) hoeveelheden grond zullen afgevoerd worden, zullen de effecten (en specifiek naar mobiliteit en hinder) in beeld gebracht worden. Als er een bijkomend eiland, bijkomende oevers of grondophogingen voorzien worden dienen ook deze effecten doorheen de verschillende disciplines behandeld te worden. Met betrekking tot de discipline fauna en flora: Bij de beoordeling van de ecotoopwijzigingen tijdens de aanleg- en exploitatiefase lijkt reeds rekening gehouden te worden met de voorziene compensaties en maatregelen. Indien deze compensaties en andere maatregelen integraal deel uitmaken van het project dan dienen deze ook op die manier beschreven te worden. Momenteel zijn deze compensaties/maatregelen te vaag omschreven om de effecten ervan en de effectiviteit te kunnen inschatten. De beoordeling van versnippering en barrièrewerking is beperkt positief (+1). Deze beoordeling is gebeurd op het feit dat er opties worden onderzocht om de bestaande corridor langs de Grote plas te versterken. Deze opties zijn echter te vaag omschreven om ze als onderdeel van het project te kunnen beschouwen en de effecten ervan te kunnen inschatten. Anderzijds worden de versnipperings- en barrière-effecten van het plaatsten van een omheining/hagen, de aanwezigheid van park/bosrivieren enzovoort niet meegenomen in de beoordeling van deze effectgroep. Dienst Mer Richtlijnen PR

7 Ook voor het onderdeel van de passende beoordeling heeft ANB een gelijkaardige bemerking. Het versnipperd effect is veel groter dan wordt aangegeven. Samen met Pietersheimbos, het open gebied te Rekem, de bufferstroken langs de E314 en het kolenspoor is de zone Terhills een belangrijke verbindingszone tussen Hoge Kempen en Maasvallei en onderdeel van een transnationale corridor. Het is dus cruciaal dat er ter hoogte van Terhills geen zwakke schakels in de keten ontstaan. Momenteel vervullen de Teutelberg en de noordelijke oeverzone van de Grote plas een belangrijke migratieroute voor zowel grote als kleinere landgebonden dieren, amfibieën en vogels. De geplande omheining, de bebouwde oeverzone en vooral de aanleg van kreken vormen een belangrijke barrière; vooral voor weinig mobiele soorten zoals gladde slang of loopkevers. ANB stelt voor om een deel van het grondoverschot te gebruiken om een voldoende brede oeverzone aan de zuidelijke zijde van de Grote plas te creëren. In overleg met ANB kan deze maatregel verder geconcretiseerd worden. Daarnaast moet ook aan de noordzijde van de plas, de permeabiliteit voor de migrerende dieren maximaal worden bewaard. Zowel de Hoeveweg in het westen als een brede strook langs de noordzijde van de Vilvertstraat, aan de oostzijde van het park, worden reeds als corridor ingericht binnen andere projecten. De aanleg van een haag aan de westzijde van het park is een goede keuze. Wat de omheining aan de oostzijde betreft, moeten er aan de draadafsluiting voldoende doorgangen voor grotere en kleinere dieren worden voorzien. De te ontbossen oppervlaktes dienen duidelijk beschreven te worden in het MER. De wijze waarop de te ontbossen oppervlaktes (en de te compenseren oppervlaktes) berekend worden zal afgestemd worden met ANB. Het ANB is van oordeel dat er binnen de bespreking van de soortentoets een aantal maatregelen nodig zijn om te voldoen aan de doelstellingen van het soortenbesluit. Deze maatregelen handelen over het exotenbeheer, heivlinder en boswitje, gladde slang, rugstreeppad, nachtzwaluw, koepels rode bosmieren, moerasvogels, wintergasten, heikikker, ongewervelden en boomleeuwerik, vispopulatie, de geschiktheid voor een beverpopulatie en de eventuele nood aan opvolging en bijsturing op het terrein. De concrete maatregelen zijn beschreven in het advies van ANB (2 maart 2017). Deze maatregelen zullen in het MER onderzocht en opgenomen worden. Indien bepaalde maatregelen niet haalbaar of wenselijk zouden zijn, zal dit gemotiveerd worden. Verstoring door recreatie binnen het projectgebied dient beter beschreven te worden. Tabel 10-5 omvat de te compenseren oppervlaktes. Gelden deze oppervlakte voor bos en natuur? In het MER zal deze tabel verduidelijkt worden. De lijst met waarnemingen is volgens een inspraakreactie niet volledig (o.a ijsvogel zou ontbreken). Met betrekking tot de discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie: De bestaande verstoring van de voormalig Center Parcswerf is onvoldoende aangetoond. Op basis van het bureauonderzoek met bronnen als de bodemkaart, de CAI, geologische kaarten en historische bronnen werd er gesteld dat er een archeologische verwachting is. Het advies van de provinciale archeoloog op het RUP bipool Eisden-Lanklaar en de toenmalige plan-mer bij dit RUP halen eveneens een hoge archeologische verwachting aan voor het gebied ten noorden van de Hoeveweg/Vilvertstraat. De stelling in de kennisgeving dat er weinig kenniswinst zal zijn is dan ook voorbarig. Het MER zal de impact op de aangeduide ankerplaats nagaan om tegemoet te komen aan de motiverings- en zorgplicht van de aangeduide ankerplaats alias het vastgesteld landschapsatlasrelict. De elementen uit de voormalige Landschapsatlas (2001) dienen niet (meer) in het MER opgenomen te worden. Dienst Mer Richtlijnen PR

8 Bij de beschrijving van de landschappelijke impact zal specifiek rekening gehouden worden met de visuele impact van de voorziene afrastering, hagen en grondheuvels. Met betrekking tot de discipline mens-ruimtelijke aspecten en hinder: Bij de beschrijving van de belevingswaarde zal een onderscheid gemaakt worden tussen de beleving van de verblijfstoerist en andere bezoekers of buurtbewoners. De impact op recreatieve wandel- en fietsroutes zal beschreven worden. In een inspraakreactie is er bezorgdheid over de gevolgen voor de bestaande wandelroutes rond de Grote Plas door de geplande omheining. Deze routes zouden dan enkel toegankelijk zijn voor verblijfsrecreanten omdat deze over een sleutel bezitten voor de wandelpoorten in de omheining. Nog vanuit een inspraakreactie wordt gevraagd aandacht te besteden aan de fiets- en wandelverbindingen vanuit Connecterra (Toegangspoort Nationaal Park Hoge Kempen) naar het eigenlijke Nationaal Park. Ten slotte wordt ook aandacht gevraagd voor de recreatieve verbindingen binnen Terhills en maar ook ruim daar buiten (As/Maasmechelen/Dilsen-Stokkem). Zo vraagt de gemeente Maasmechelen om oa. het fietspad naar het zuidelijke deel naar Maasmechelen een duidelijk zichtbare aansluiting krijgen met het vakantiedorp. Op voorliggende plannen worden fietspaden rond het park heen gelegd ten nadelen van de toeristisch-recreatieve verbinding tussen Maasmechelen en As (richting Genk). Vanuit een inspraakreactie wordt gevraagd rekening te houden met de beleefbaarheid van het landschap, zoals de visuele impact vanop het bestaande westelijk georiënteerde panoramapunt op de top van de lange terril. Het beoordelingskader voor veiligheid gaat enkel in op het overstromingsrisico en dit lijkt minder relevant voor dit project. 6. Leemten in de kennis Het MER zal opgave doen van de leemten in kennis die tijdens het uitvoeren van het onderzoek werden vastgesteld. Deze zijn opgedeeld naar aard van de leemte waarbij dan onderscheid gemaakt wordt tussen leemten m.b.t. het project, m.b.t. inventarisatie en aangaande methode en inzicht. Het MER zal ook aangeven hoe met deze leemten is omgegaan en hoe zij kunnen doorwerken naar de besluitvorming. 7. Monitoring en evaluatie Het MER zal per discipline/thema eventueel opvolgingsmaatregelen voorstellen, bijvoorbeeld vanuit de vergunningsreglementering of vanuit de leemte(n) in de kennis. 8. Integratie en eindsynthese Het MER zal in een afzonderlijk deel een discipline overschrijdende, samenvatting bevatten over de verwachte gevolgen voor het milieu en hoe en in welke mate de voorgestelde maatregelen deze kunnen milderen. De milderende maatregelen die voorgesteld worden vanuit verschillende disciplines zullen discipline-overschrijdend t.a.v. elkaar afgewogen worden. Bij de milderende maatregelen zal in de mate van het mogelijke aangegeven worden waar deze zullen/kunnen doorwerken. Dienst Mer Richtlijnen PR

9 Deze synthese zal aangeven of het project een voor het milieu haalbaar project is of welke maatregelen nodig zijn om het project haalbaar te maken. 9. Tewerkstelling, investering en gebruikte materialen In dit hoofdstuk zal het rapport aangeven welke de verwachte tewerkstellings- en investeringseffecten zijn van de voorgenomen activiteit. In dit hoofdstuk zal tevens worden aangegeven welke materialen (aard en hoeveelheid) er voor dit project zullen worden gebruikt, indien dit nog niet beschreven werd bij de projectbeschrijving. 10. Niet-technische samenvatting De niet-technische samenvatting zal een afzonderlijk leesbaar deel van het rapport vormen, dat de essentie van de overige delen beknopt en correct weergeeft. De tekst moet zodanig geschreven zijn dat hij begrijpelijk is voor een gemiddelde lezer. Figuren of kaarten moeten ter ondersteuning van de tekst in deze samenvatting opgenomen zijn. Bij het schrijven van de niettechnische samenvatting kan gebruik gemaakt worden van de handleiding niet-technische samenvatting zoals gepubliceerd op Deze niet-technische samenvatting zal in het project-mer als afzonderlijk hoofdstuk opgenomen ofwel als afzonderlijk document opgesteld worden. De dienst Mer vraagt ook om op het voorblad van de niet-technische samenvatting de handtekeningen van alle deskundigen op te nemen. 11. Vorm van het MER Met betrekking tot de vorm en presentatie vraagt de dienst Mer: - recent kaartmateriaal te gebruiken, telkens voorzien van een duidelijke bronvermelding, schaalaanduiding, noordpijl en legende. Waar mogelijk moeten de grenzen van het terrein duidelijk aangegeven zijn en dient door het kaartmateriaal ook duidelijk te zijn welke de omringende activiteiten/bedrijven zijn; - achtergrondinformatie in de bijlagen op te nemen; - na te gaan of de in de kennisgeving vermelde gegevensbronnen, die bij de realisatie van het MER zullen worden gebruikt, nog steeds de meest actuele zijn; - een verklarende woordenlijst, afkortingenlijst en literatuurlijst bij het rapport op te nemen; - te waken over de afstemming tussen de tekst van het eigenlijke MER en de niet-technische samenvatting; - de ingediende eindversies van het rapport en de niet-technische samenvatting door de initiatiefnemer, de coördinator en alle deskundigen te laten ondertekenen; - Het definitieve project-mer evenals de niet technische samenvatting digitaal aan de dienst Mer te bezorgen. 12. Goedkeuring team van erkende MER-deskundigen Zoals voorgesteld in de volledig verklaarde kennisgeving worden volgende disciplines in het project-mer opgesteld door een erkend MER-deskundige: mens-mobiliteit, mens-ruimtelijke Dienst Mer Richtlijnen PR

10 aspecten, geluid en trillingen, lucht, bodem, water, landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie en fauna en flora. Het in de volledig verklaarde kennisgeving voorgestelde team van erkende MER-deskundigen wordt goedgekeurd. Wijzigingen aan het team van deskundigen in de loop van het m.e.r. moeten gemeld worden aan de dienst Mer. Tenslotte wordt aanbevolen tijdens het opstellen van het MER contact te houden met de dienst Mer en met de overige instanties, in het bijzonder in functie van de verwerking van hun adviezen in het MER. Digitaal getekend door Tom De Saegher Afdelingshoofd Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Dienst Mer Richtlijnen PR

11 Bijlage Aantal inspraakreacties die tijdens de terinzagelegging ingediend werden bij: - Gemeente/stad: geen - Dienst Mer: 2 waarvan in totaal 2 unieke inspraakreacties. Lijst met de instanties die gereageerd hebben (schriftelijk of aanwezig op richtlijnenvergadering) en betrokken worden in de verdere procedure: - Agentschap Natuur en Bos buitendienst Limburg - Agentschap Wegen en Verkeer Limburg - Provincie Limburg - De Lijn - Limburg - Departement MOW - Fluxys Infoworks * - Onroerend Erfgoed Limburg - OVAM - Ruimte Vlaanderen APL Limburg - VMM Afdeling Ecologisch Toezicht - Milieureglementering - VMM Afdeling Operationeel Waterbeheer - Stad Dilsen-Stokkem - Gemeente Maasmechelen * Deze instantie(s) heeft/hebben aangegeven niet verder betrokken te willen worden in de procedure. Lijst met de instanties die niet gereageerd hebben: - Departement LNE Afdeling Milieuvergunningen Limburg - Toerisme Vlaanderen Dienst Mer Richtlijnen PR