Auteur(s): H. Faber Titel: Waarom hebben wij meer dan één hamstring Jaargang: 20 Jaartal: 2002 Nummer: 5 Oorspronkelijke paginanummers:

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Auteur(s): H. Faber Titel: Waarom hebben wij meer dan één hamstring Jaargang: 20 Jaartal: 2002 Nummer: 5 Oorspronkelijke paginanummers:"

Transcriptie

1 Auteur(s): H. Faber Titel: Waarom hebben wij meer dan één hamstring Jaargang: 20 Jaartal: 2002 Nummer: 5 Oorspronkelijke paginanummers: Deze online uitgave mag, onder duidelijke bronvermelding, vrij gebruikt worden voor (para-) medische, informatieve en educatieve doeleinden en ander niet-commercieel gebruik. Zonder kosten te downloaden van:

2 WAAROM HEBBEN WIJ MEER DAN ÉÉN HAMSTRING? Herre Faber H. Faber, Vakgroep Informatica, Opleiding Bewegingstechnologie, Haagse Hogeschool, Den Haag Inleiding n het afgelopen decennium is veel kennis opgedaan over (het verschil in) de functie van mono- en Ibi-articulaire spieren (1,2,3,4). Het blijkt dat bi-articulaire spieren een speciale functie hebben bij het, op een efficiënte wijze, richten van krachten op de buitenwereld. In het verlengde van deze ideeën wordt in dit artikel geprobeerd een antwoord te geven op de volgende vraag: Waarom hebben mensen meer dan één hamstring per been? De hamstrings bestaan uit drie duidelijk te onderscheiden bi-articulaire spieren: de m. semitendinosus, de m. semimembranosus en het caput longum van de m. biceps femoris. Deze spieren zijn qua bouw (spiervezellengte en pennate hoek) verschillend. De functie is echter op het eerste gezicht niet zo verschillend: alle drie buigen zij de knie en strekken de heup. Het is denkbaar dat dit ook door één van deze drie spieren kan worden gedaan en de rest niet aanwezig zou zijn. Dus, waarom zijn er dan meer spieren geëvolueerd die schijnbaar hetzelfde doen? Om de gedachten daarover te bepalen volgt eerst een samenvatting van het werk van van Ingen Schenau (2,3,4) over het nut van bi-articulaire spieren bij het oplossen van conflictsituaties. Conflicten tussen beweging en bekrachtiging Van Ingen Schenau kwam op zijn theorie over het nut van bi-articulaire spieren toen hij nadacht over de krachten, momenten en bewegingen die optreden in de boven- en onderarm wanneer een voorwerp langzaam wordt weggeduwd, zoals bijvoorbeeld in figuur 1. Figuur 1. Bovenaanzicht van een persoon die een voorwerp van rechts naar links over een tafel duwt. De benodigde momenten rond de schouder en elleboog zijn respectievelijk endoroterend en buigend. Hij kwam tot de conclusie dat er bepaalde bewegingsrichtingen bestaan waarin het weliswaar niet onmogelijk, maar wel zeer onhandig, is om zonder gebruik te maken van een bi-articulaire spier een voorwerp weg te duwen. Ter verduidelijking gaf van Ingen Schenau het volgende voorbeeld. Om de beweging van rechts naar links in figuur 1 uit te voeren moet de rechter schouder een endorotatie (ook wel horizontale adductie genoemd) maken. Tegelijkertijd moet de elleboog strekken. Om het voorwerp met een bepaalde snelheid over de stippellijn naar links te verplaatsen moet de hand een kracht naar links uitoefenen op het voorwerp. Het voorwerp duwt precies tegengesteld terug tegen de hand (actie = -reactie). Deze laatste kracht wil de elleboog strekken en de schouder exoroteren (ook wel horizontale abductie genoemd). Om dit te compenseren zijn een endoroterend moment M endo rond de schouder en een buigend moment M flex rond de elleboog vereist. Rond de elleboog treedt nu een conflict op. De

3 beweging is een strekking, maar het te leveren moment is buigend. Dit betekent dat, als deze persoon alleen zou beschikken over mono-articulaire spieren, de mono-articulaire buiger van de elleboog moet aanspannen om het moment rond de elleboog te waarborgen. Omdat de elleboog strekt, verlengt deze spier en is dus excentrisch actief. Hier openbaart zich het conflict. Een excentrisch contraherende spier zet namelijk alleen maar bewegingsenergie om in warmte en draagt dus niet in positieve zin bij aan de beweging. Men spreekt in dit geval van negatieve arbeid of negatief vermogen. Deze negatieve arbeid is voor het bewegingsapparaat verloren en de arm wordt op een inefficiënte manier bewogen. Uitwendig moet er natuurlijk wel genoeg arbeid geleverd worden om het voorwerp te bewegen. De verloren energie moet dus aangevuld worden. In dit voorbeeld moet de endorotator van de schouder de extra energie leveren die verloren gaat in de buiger van de elleboog. Met een bi-articulaire spier, zoals in figuur 2, kan dit probleem worden vermeden. De mono-articulaire endorotator van de schouder spant aan in combinatie met de biarticulaire m. biceps. Figuur 2. Bovenaanzicht van een persoon die een voorwerp van rechts naar links over een tafel duwt. De bi-articulaire m. biceps levert een endoroterend moment over de schouder en een buigend moment over de elleboog. Over de elleboog verlengt de m. biceps, maar tegelijkertijd verkort hij door de endorotatie van de schouder. Het resultaat is een min of meer isometrische contractie. De mono-articulaire buiger van de elleboog wordt dus niet geactiveerd. De strekking van de elleboog zou wederom voor een verlenging van de m. biceps zorgen, maar de endorotatie van de schouder maakt dat de spier tegelijkertijd over de schouder verkort. Het netto effect is, afhankelijk van de momentsarmen over de schouder en elleboog, dat de spier minder verlengt, isometrisch contraheert of zelfs verkort. Hierdoor gaat minder of geen energie verloren in een excentrische contractie. De vraag die we ons nu stellen luidt: Is één bi-articulaire spier voldoende om het hiervoor beschreven conflict op te lossen? Als het antwoord hierop bevestigend is, dan is het voorlopig nog onbegrijpelijk waarom wij meer dan één hamstring hebben. Indien het antwoord ontkennend is, luidt de volgende vraag: Kunnen meerdere bi-articulaire spieren het conflict dan wel oplossen of reduceren? Voor het beantwoorden van deze vragen wordt gebruik gemaakt van het werk van Lagerberg (5) en Hof (1) voor statische belastingssituaties. Echter in statische situaties treden geen conflicten op. Daarom wordt later in dit artikel een snelheid van de voet geïntroduceerd. Het zal blijken dat het dan redelijk eenvoudig wordt om conflictsituaties op te sporen en een uitspraak te doen over het nut van meerdere hamstrings. Het effect van individuele spieren op de uitwendige kracht Aangezien dit artikel handelt over de vraag waarom wij meer dan één hamstring bezitten, zullen de volgende voorbeelden betrekking hebben op het been. Dezelfde principes zijn echter onverkort geldig voor de arm. In de figuren wordt het enkelgewricht ter vereenvoudiging als een vaste verbinding beschouwd. De massa s van boven- en onderbeen worden, eveneens ter vereenvoudiging, verwaarloosd. De kracht die de voet op een voorwerp in de buitenwereld uitoefent, is analoog aan de kracht die de hand in het voorgaande voorbeeld op het voorwerp uitoefent. Deze kracht wordt in het vervolg de uitwendige kracht genoemd. Lagerberg (5) en Hof (1) beschouwen het effect van een enkele spier op de richting van de uitwendige kracht. Met andere woorden: hoe is de uitwendige kracht gericht als er

4 slechts één spier actief is. In figuur 3 wordt een been getoond. Het bekken is (in gedachten) gefixeerd en de voet duwt tegen een voorwerp (het rechthoekige blokje onder de voet). Dit voorwerp kan niet bewegen. Door deze beperkingen kan het been ook niet bewegen. Er is sprake van een statische belastingssituatie. De voet kan een kracht uitoefenen op het voorwerp. Zoals gezegd is dit de uitwendige kracht. In figuur 3a wordt getoond welke richting deze kracht heeft als alleen een mono-articulaire strekker van de heup actief is. Figuur 3a t/m d. a: Aanspannen van alleen een mono-articulaire strekker van de heup veroorzaakt de kracht F u op de buitenwereld. De buitenwereld duwt even hard terug met de kracht F r. Deze laatste kracht loopt door de as van de knie en levert dus geen moment over dit gewricht. S 1 : Mono-articulaire heupstrekker. b: Een mono-articulaire buiger van de knie veroorzaakt een uitwendige kracht F u die naar het heupgewricht is gericht. De voet trekt omhoog. Dit is alleen mogelijk als de voet is vastgemaakt aan de buitenwereld. De buitenwereld levert de reactiekracht F r op de voet. S 2 : Mono-articulaire kniebuiger. c: Een mono-articulaire buiger van de heup veroorzaakt een uitwendige kracht gericht door de as van de knie. S 3 : Mono-articulaire heupbuiger. d: Een mono-articulaire strekker van de knie veroorzaakt een uitwendige kracht gericht door de as van de heup. S 4 : Mono-articulaire kniestrekker. Deze spier levert alleen een moment over de heup en niet over de knie, het moment over de knie is nul. Welke richting van de uitwendige kracht F u is nu in overeenstemming met deze verdeling van de momenten? De uitwendige kracht grijpt aan op de omgeving. De omgeving duwt terug tegen de voet in tegenovergestelde richting (actie = -reactie). Dit is de reactiekracht F r. Deze is dus precies even groot als en tegengesteld gericht aan de uitwendige kracht. De reactiekracht moet zodanig van grootte en richting zijn dat de momenten rond de gewrichten worden gecompenseerd. Aangezien het moment rond de knie gelijk moet zijn aan nul (alleen de strekker van de heup was actief), moet het moment van de reactiekracht rond de knie ook nul zijn. Er is dan slechts één richting van de reactiekracht mogelijk: door de as van het kniegewricht, zoals in figuur 3a. De uitwendige kracht is precies de andere kant op gericht (zie ook figuur 3a). Voor een mono-articulaire spier rond de knie gaat een analoge redenering op. Stel dat de enige actieve spier een mono-articulaire buiger van de knie is. Deze levert geen moment rond de heup. In dat geval moet de uitwendige kracht vanaf de voet precies door de heup zijn gericht, zoals in figuur 3b. De uitwendige krachten die geleverd worden door een mono-articulaire buiger van de heup of een mono-articulaire strekker van de knie worden getoond in respectievelijk figuur 3c en d. Uiteraard willen mensen ook weleens een uitwendige kracht leveren die een andere richting heeft als in figuur 3a, b, c of d. Dit is mogelijk door niet één, maar twee mono-articulaire spieren tegelijkertijd aan te spannen: zowel de mono-articulaire strekker van de heup als de mono-articulaire buiger van de knie zijn bijvoorbeeld tegelijkertijd in een bepaalde verhouding actief. In figuur 4 wordt hiervan een voorbeeld gegeven. De uitwendige krachten, geleverd door de aparte mono-articulaire spieren, mogen vectorieel worden opgeteld. Daarmee wordt niets anders bedoeld dan dat de aparte krachten kopstaart gelegd mogen worden. Twee voorbeelden volgen. Voorbeeld 1: De mono-articulaire strekker van de heup spant relatief hard aan, wat resulteert in de grote uitwendig kracht F strek1 (figuur 4a).

5 Figuur 4a en b. a: De strekker van de heup spant hard aan, de buiger van de knie contraheert licht. De uitwendige krachten F strek1 en F buig1 zijn het resultaat. b: Kop-staart leggen van F strek1 en F buig1 levert de werkelijke uitwendige kracht F u1. De momentsarmen van F u1 over heup en knie zijn weergegeven met a 1 en a 2. De mono-articulaire buiger van de knie spant relatief niet zo hard aan. Dit leidt tot de kleine uitwendige kracht F buig1. De twee krachten F strek1 en F buig1 leiden samen tot de werkelijke uitwendige kracht F u1. De kracht F buig1 wordt zodanig verplaatst dat de staart van deze kracht precies aansluit op de kop van F strek1 (figuur 4b). De kop van de verplaatste F buig1 komt nu overeen met de kop van de werkelijke uitwendige kracht F u1. De momentsarmen a 1 en a 2 van de uitwendige kracht over heup en knie zijn weergegeven in figuur 4b. De momentsarm over de heup is groter dan over de knie, overeenkomstig het gegeven dat de heupstrekker meer contraheert dan de kniebuiger. Voorbeeld 2: De mono-articulaire strekker van de heup spant niet zo hard aan, de mono-articulaire buiger van de knie wel (figuur 5a). Figuur 5a en b. a: De strekker van de heup spant licht aan, de buiger van de knie contraheert hard. De uitwendige krachten F strek2 en F buig2 zijn het resultaat. b: Kop-staart leggen van F strek2 en F buig2 levert de werkelijke uitwendige kracht F u2. De momentsarmen van F u2 over heup en knie zijn weergegeven met a 1 en a 2. Dit is tegengesteld aan de situatie in figuur 4. Kop-staart leggen van de uitwendige krachten levert de werkelijke uitwendige kracht F u2 (figuur 5b). De momentsarmen a 1 en a 2 van de uitwendige kracht over heup en knie zijn weergegeven in figuur 5b. Door de twee mono-articulaire spieren in verschillende verhoudingen aan te spannen is het dus mogelijk verschillende richtingen van de uitwendige kracht te realiseren. Voor een alternatieve beschrijving van dit mechanisme kunt u Riezebos (7) er nog eens op na lezen. Tot zover zijn de analyses statisch. Voor het analyseren van conflictsituaties is het nodig om, net als bij de analyse van van Ingen Schenau, ook een verplaatsing en dus een snelheid van de voet te introduceren. Conflictsituaties nader bezien In figuur 6a wordt wederom een been getoond. De opdracht die aan de eigenaar van dit been wordt gegeven is om een kracht F u uit te oefenen en tegelijkertijd de voet (en dus ook het voorwerp waar hij tegenaan duwt) in dezelfde richting als deze kracht te verplaatsen met snelheid v.

6 Figuur 6a en b. a: De mono-articulaire strekker van de heup en de mono-articulaire buiger van de knie worden ingeschakeld om de uitwendige kracht F u te realiseren. Tegelijkertijd beweegt de voet in de richting v. De hoeken tussen F buig en v en F strek en v zijn beide kleiner dan 90 : beide spieren leveren positief vermogen. b: De mono-articulaire strekker van de heup en de mono-articulaire buiger van de knie worden ingeschakeld om de uitwendige kracht F u te realiseren. De bewegingsrichting v van de voet is nu anders gericht. De hoek tussen F strek en v is nog steeds kleiner dan 90 : De heupstrekker levert positief vermogen. De hoek tussen F buig en v is groter dan 90. De buiger van de knie levert dus negatief vermogen: er gaat energie verloren. Om de juiste richting van de uitwendige kracht te realiseren moeten de strekker van de heup en de buiger van de knie worden aangespannen. Deze leveren respectievelijk de uitwendige krachten F strek en F buig. Een conflictsituatie treedt op als één of meer spieren excentrisch moet contraheren en daarbij bewegingsenergie in nutteloze warmte omzet. De vraag of er energie verloren gaat, kan worden opgelost door te kijken of er excentrische contracties optreden. Daarvoor is het nodig om te weten of de betrokken gewrichten flexie of extensie maken. Dit is niet altijd zo makkelijk te zien. Daarom wordt hier een meer directe methode voorgesteld, waarbij alleen de richting van de snelheid van de voet (v) en de richting van de twee uitwendige krachten F strek en F buig benodigd zijn. De grootte van de snelheid en de krachten doen overigens niet terzake voor dit probleem. De twee krachten F strek en F buig leveren ieder een bepaald vermogen (de hoeveelheid arbeid per seconde). Indien de hoek tussen de richting van een uitwendige kracht van een spier en de richting van de snelheid waarmee die kracht zich verplaatst kleiner is dan 90, wordt er positief vermogen geleverd: de spier draagt dan bij aan de beweging. Bij een hoek groter dan 90 graden levert de spier negatief vermogen, de spier absorbeert dan energie. Dit treedt op bij een conflictsituatie zoals hiervoor beschreven. Intermezzo De hoeveelheid vermogen die een spier (of een auto, of een lift) levert, wordt bepaald door de geleverde kracht en de snelheid waarmee deze kracht zich verplaatst. Hoe groter de kracht hoe groter het geleverde vermogen. Hetzelfde geldt voor de snelheid. Het vermogen wordt berekend door kracht en snelheid met elkaar te vermenigvuldigen. Dit geldt echter alleen als kracht en snelheid dezelfde richting hebben. Is dit niet het geval, dan is het vermogen (bij gelijke grootte van kracht en snelheid) minder. Dit is in te zien met behulp van figuur 7a. Een kracht (F) en de snelheid waarmee deze verplaatst (v) maken een hoek (α) met elkaar. Voordat ze met elkaar vermenigvuldigd mogen worden, moet eerst de snelheid worden ontbonden in een effectieve component in de richting van de kracht (v eff ) en een component loodrecht daarop (v ll ). Het vermogen wordt verkregen door de kracht F te vermenigvuldigen met v eff. Aangezien v eff kleiner is dan v, is het vermogen minder dan in een situatie met α gelijk aan nul. Indien kracht en snelheid loodrecht op elkaar staan, is de effectieve component van de snelheid zelfs gelijk aan nul en wordt geen vermogen geleverd (figuur 7b). Bij een hoek groter dan 90 wijst de effectieve component van de snelheid tegengesteld aan de kracht (figuur 7c). Dan wordt er negatief vermogen geleverd. In figuur 6a is te zien dat beide uitwendige krachten hoeken maken met de snelheid v van minder dan 90, er is geen conflict. In figuur 6b absorbeert de mono-articulaire buiger van de knie energie: de hoek van zijn uitwendige kracht met de snelheid van de voet is groter dan 90. Er is sprake van een conflictsituatie zoals bedoeld door van Ingen Schenau.

7 Figuur 7a t/m c. Bepaling van het door een kracht geleverde vermogen bij verschillende hoeken tussen kracht en snelheid. Verdere verklaring in de tekst. Het effect van bi-articulaire spieren Zoals al eerder vermeld, kan een dergelijke situatie worden vermeden door het inschakelen van een bi-articulaire spier: een hamstring in dit geval. Om het effect van een hamstring te bepalen, stellen we ons eerst de volgende vraag: hoe is bij een geïsoleerde contractie van een hamstring zijn uitwendige kracht gericht? Het is geen pure strekker van de heup en ook geen pure buiger van de knie. Het lijkt daarom voor de hand te liggen dat de richting van zijn uitwendige kracht het midden zal houden tussen die van een pure kniebuiger en een pure heupstrekker. En zo is het ook. Het effect van een biarticulaire spier is hetzelfde als het tegelijkertijd aanspannen van zijn mono-articulaire broertjes. Een belangrijk verschil is dat met een combinatie van twee mono-articulaire spieren de verhouding van de momenten over knie en heup en daarmee de richting van de uitwendige kracht gevarieerd kan worden. Bij een bi-articulaire spier is dat niet het geval. De momentsarmen van zo n spier over knie en heup liggen vast. De verhouding van de momenten ligt hiermee ook vast en daarmee eveneens de richting van de uitwendige kracht. Bij twee mono-articulaire spieren liggen de momentsarmen ook vast, maar de contractiekracht van deze spieren kan apart geregeld worden. Bij een bi-articulaire spier kan de contractiekracht over de heup niet onafhankelijk geregeld worden van de contractiekracht over de knie. Er is immers sprake van maar één spier die maar één contractiekracht tegelijkertijd kan leveren. Ter illustratie is in figuur 8a wederom een been getekend. Figuur 8a t/m c. a: De richting van de uitwendige kracht van de hamstring door het moment dat hij over de heup levert (F h,heup ) en de richting van de uitwendige kracht van de hamstring door het moment dat hij over de knie levert (F h,knie ) b: De momentsarm van de hamstring bedraagt 8 cm over de heup en 4 cm over de knie. De uitwendige kracht is dan recht naar achter gericht. De momentsarmen van de uitwendige kracht over de heup (a) is dan twee keer zo groot als die over de knie (2a). c: Bij een gelijke verhouding van momentsarmen over heup en knie (4:4) is de verhouding van de momentsarmen van de uitwendige kracht ook gelijk (b:b). De richting van de uitwendige kracht van de hamstring door het moment dat hij over de heup levert, is aangegeven met F h,heup.f h,knie geeft de richting aan van zijn uitwendige kracht door het moment dat hij over de knie levert. In figuur 8b is gekozen voor een momentsarm van de hamstring over de heup van 8 cm en over de knie van 4 cm. De uitwendige krachten behorende bij het moment over de heup en de knie zijn weergegeven met stippellijnen. Vectorieel optellen van de uitwendige krachten levert de resulterende uitwendige kracht Fh op. Het moment, veroorzaakt door de hamstring, is bij deze keuze

8 van momentsarmen over de heup altijd twee keer zo groot als over de knie. De richting van de uitwendige kracht ligt daarmee ook vast: recht naar achter (overeenkomstig de vectoriële optelling). De momentsarm van de uitwendige kracht is over de heup eveneens twee keer zo groot als over de knie. In figuur 8b is dit aangegeven met a voor de momentsarm over de knie en 2a voor de momentsarm over de heup. Harder of zachter aanspannen van de hamstring leidt wel tot een grotere of kleinere uitwendige kracht, maar niet tot een verandering van de richting waarin de kracht werkt. Een ander voorbeeld. Stel dat de momentsarm van de hamstring over de heup 4 cm bedraagt en over de knie ook 4 cm: een verhouding van 1:1. In dat geval moet de verhouding van momentsarmen over heup en knie van de uitwendige kracht ook 1:1 zijn. In figuur 8c zijn de momentsarmen weergegeven met de letter b. De bijbehorende vectoriele optelling is wederom met stippellijnen weergegeven. De richting van de uitwendige kracht is nu geheel anders dan in figuur 8b. Dit is uitsluitend het gevolg van een andere verhouding van momentsarmen over heup en knie. De vraag die we ons nu stellen luidt: Is het, door het introduceren van een hamstring met een juiste keuze van de verhouding van de momentsarmen over heup en knie, mogelijk om alle situaties te vermijden waarin negatief vermogen door een spier wordt geleverd? Om dit inzichtelijk te maken kijken we naar figuur 9a. Schematisch is aangegeven dat tegelijkertijd een mono-articulaire heupstrekker, een mono-articulaire kniebuiger en een hamstring actief zijn. De momenten van de hamstring over heup en knie zijn zodanig gekozen dat zijn uitwendige kracht de hoek tussen F strek en F buig precies doormidden deelt. Hierdoor ontstaan twee even grote hoeken α in figuur 9a. Figuur 9a en b. a: De verhouding van momentsarmen van de hamstring over heup en knie is zodanig gekozen dat de uitwendige kracht F h de hoek tussen F buig en F strek precies doormidden deelt. b: De opdracht is het leveren van de uitwendige kracht F u terwijl de snelheid v van de voet dezelfde richting heeft als F u. Hiervoor worden de mono-articulaire strekker van de heup (F strek ) en de hamstring (F h ) ingeschakeld. Er treedt geen conflict op. Merk op dat deze hoeken kleiner zijn dan 90. F strek en F buig zijn de uitwendige krachten behorende bij de mono-articulaire heupstrekker en kniebuiger. De uitwendige kracht F u en snelheid v die in figuur 6b voor een conflict zorgden zijn wederom in figuur 9b getekend. In plaats van F strek en F buig worden nu F strek en F h gebruikt om de (gewenste) uitwendige kracht F u te realiseren. Beide krachten F strek en F h maken een hoek kleiner dan 90 met de richting van de snelheid van de voet. Er wordt daarom door geen van beide spieren negatief vermogen geleverd. Door het inschakelen van de bi-articulaire hamstring wordt het conflict uit figuur 6b dus voorkomen. Een ander voorbeeld wordt getoond in figuur 10. De schematisch aangegeven spieren zijn dezelfde als in figuur 9. Stel dat iemand kracht wil leveren in de richting van F u en de voet wil verplaatsen in de richting van snelheid v (figuur 10b). Het meest optimale is nu een combinatie van aanspannen van de mono-articulaire kniebuiger en de hamstring. Zonder bi-articulaire hamstring zou een conflict ontstaan. In dat geval zouden namelijk de mono-articulaire strekker van de heup en de mono-articulaire buiger van de knie actief moeten zijn. De uitwendige kracht F u vereist immers een strekkend moment over de heup en een buigend moment over de knie. De uitwendige kracht van de mono-articulaire heupstrekker (F strek ) zou dan een hoek maken met de snelheid van groter dan 90. Zowel in figuur 9 als 10 treedt geen conflict op dankzij het bestaan van de bi-articulaire hamstring. Sterker nog: welke richting van de gewenste uitwendige kracht F u u ook maar

9 kiest, altijd zal blijken dat er uitwendige krachten van spieren beschikbaar zijn die deze kracht kunnen realiseren en tegelijkertijd beide een hoek kleiner dan 90 maken met de snelheid van de voet. Figuur 10a en b. a: De verhouding van momentsarmen van de hamstring over heup en knie is zodanig gekozen dat de uitwendige kracht F h de hoek tussen F buig en F strek precies doormidden deelt. b: De opdracht is het leveren van de uitwendige kracht F u terwijl de snelheid v van de voet dezelfde richting heeft als F u. Hiervoor worden de mono-articulaire buiger van de knie (F buig ) en de hamstring (F h ) ingeschakeld. Er treedt wederom geen conflict op. Een slimme keuze voor de richting van de uitwendige kracht van de hamstring vermijdt alle mogelijke conflictsituaties. Dus waarom hebben wij dan meer dan één hamstring? Dat komt waarschijnlijk doordat we tot nu toe zijn uitgegaan van een beperkt aantal situaties. We hebben onszelf steeds een beperking opgelegd: de richting van de gewenste uitwendige kracht en de richting van de snelheid van de voet zijn steeds hetzelfde gekozen. Uitwendige kracht en snelheid In werkelijkheid hoeven de uitwendige kracht en snelheid niet dezelfde richting te hebben. Vaak is dat bij benadering wel zo, maar het hoeft dus niet. Twee voorbeelden worden gegeven waarbij kracht en snelheid niet dezelfde richting hebben. Figuur 11 toont een fietser. Figuur 11. Tijdens het fietsen raakt de snelheid van de voet (v) aan de cirkelbaan. De kracht (F u ) is echter volgens metingen meer naar het middelpunt gericht. De voet van een fietser volgt de trapper en beweegt dus in een cirkel. De snelheid v van de voet is dan altijd rakend (tangentieel) aan die cirkel gericht. Er is sprake van een zogenaamde geleide beweging, omdat de baan van de voet geleid wordt door de trapper. Uit onderzoek (2) is gebleken dat de uitwendige kracht op de trapper (F u ) niet steeds rakend is aan de cirkel, maar enigszins naar het middelpunt (naar de trapas) gericht. De uitwendige kracht en de snelheid van de voet maken dus een hoek met elkaar. Een ander voorbeeld waarbij kracht en snelheid niet gelijk zijn gericht, wordt getoond in figuur 12. In dit voorbeeld zit iemand in een soort fitnesstoestel. Het verschil met een normale fitnessoefening is dat geen stroeve schoenen, maar rolschaatsen worden gedragen. Het plateau waar tegenaan wordt geduwd staat onder een hoek. De persoon is gedwongen een kracht (F u ) te leveren loodrecht op het plateau. Als hij dat niet doet, rolt de rolschaats van het plateau. Het plateau is bevestigd aan een con-

10 structie die alleen een (wrijvingsloze) beweging in horizontale richting toestaat. De snelheid v van de voet is dus ook horizontaal en wijst niet in dezelfde richting als de uitwendige kracht. We mogen dus concluderen dat er situaties denkbaar zijn waarbij kracht en snelheid niet gelijk zijn gericht. Figuur 12. Iemand duwt met rolschaatsen aan tegen een schuin plateau dat alleen horizontaal kan bewegen. Uitwendige kracht en snelheid kunnen dan niet dezelfde richting hebben. Sterker nog, in zijn algemeenheid zullen kracht en snelheid zelden precies dezelfde richting hebben. De vraag is nu of een slim gekozen bi-articulaire spier ook alle conflicten kan vermijden in situaties als hiervoor beschreven, waarbij uitwendige kracht en snelheid een hoek met elkaar maken. De rest van dit artikel is hieraan gewijd. Figuur 13 toont een situatie waarbij de gewenste uitwendige kracht en de snelheid van de voet niet gelijk zijn gericht. Figuur 13. De uitwendige kracht (F u ) en de snelheid van de voet (v) maken een hoek met elkaar. De uitwendige kracht wordt gerealiseerd door het aanspannen van de mono-articulaire strekker van de heup (F strek ) en de hamstring (F h ). De hamstring levert hierbij negatief vermogen. De snelheid is sterk naar beneden gericht en heeft een geringe component naar achter. De uitwendige kracht is juist sterk naar achter gericht met een geringe component naar beneden. Om de gewenste uitwendige kracht te realiseren worden de monoarticulaire strekker van de heup (F strek ) en de hamstring (F h ) in de juiste verhouding aangespannen. De uitwendige krachten van deze spieren maken de kleinste hoeken met F u en zijn daarom het meest geschikt voor deze taak. De hoek tussen de uitwendige kracht en de snelheid van de voet is kleiner dan 90. Dat betekent dat er in zijn totaliteit positief vermogen wordt geleverd. De vraag is echter of de spieren die verantwoordelijk zijn voor de uitwendige kracht ieder individueel ook positief vermogen leveren. Met andere woorden: levert één van deze spieren misschien negatief vermogen? De hoek tussen de snelheid v en F strek (de mono-articulaire strekker van de heup) is kleiner dan 90. De mono-articulaire strekker van de heup levert dus positief vermogen. De hoek tussen F h (de uitwendige kracht van de hamstring) en de snelheid is echter groter dan 90. De hamstring levert negatief vermogen, ondanks het feit dat hij slim gekozen was. Hiermee is een deel van de centrale vraag opgelost: Een bi-articulaire spier kan niet alle conflictsituaties oplossen. De laatste vraag die dan nog opgelost moet worden, luidt: Kunnen meerdere bi-articulaire spieren wel alle conflicten oplossen of in ieder geval reduceren? Voordat hierop in wordt gegaan, worden de voorgaande situaties op een wat meer algemene manier gepresenteerd.

11 Naar meer dimensies In de voorgaande voorbeelden was steeds sprake van maar één situatie: één combinatie van krachten snelheidsrichting. Het zou mooier zijn als er een overzicht beschikbaar zou zijn waarbij in één oogopslag alle combinaties van kracht- en snelheidsrichting met de bijbehorende waarde van het negatieve (verloren) vermogen kunnen worden afgelezen. Dit is inderdaad mogelijk met een zogenaamde 3Dgrafiek. In een normale grafiek zet men op de horizontale as altijd een onafhankelijke variabele uit. Op de verticale as staat dan de variabele die afhankelijk is van de variabele op de horizontale as. Bijvoorbeeld: atmosferische luchtdruk hangt af van de hoogte vanaf het aardoppervlak. De hoogte wordt dan op de horizontale as uitgezet. De luchtdruk is afhankelijk van de hoogte en wordt daarom op de verticale as uitgezet. Luchtdruk hangt echter ook af van de temperatuur. Dus eigenlijk zijn er twee onafhankelijke variabelen: de hoogte en de temperatuur. In het geval van een been dat een kracht op de omgeving uitoefent met een bepaalde snelheid van de voet is er ook sprake van twee onafhankelijke en één afhankelijke variabele. De onafhankelijke variabelen zijn: de richting van de uitwendige kracht en de richting van de snelheid. De afhankelijke variabele is de (procentuele) hoeveelheid vermogen die verloren gaat in een excentrische contractie. Een (hopelijk inzichtelijke) manier om hiervan een grafiek te maken wordt getoond in figuur 14. Figuur 14. 3D-grafiek van het vermogensverlies als functie van de kracht- en snelheidsrichting. Alleen mono-articulaire spieren zijn ingeschakeld. Op de verticale as staat de afhankelijke variabele afgebeeld: de hoeveelheid negatief vermogen (P neg ) gedeeld door het nuttig uitwendig geleverde vermogen (P uitw ) en dat maal honderd procent: R = P P neg uitw Als R een groot getal oplevert, is er sprake van inefficiënt bewegen. Als R nul oplevert (P neg =0), wordt er efficiënt bewogen. Omdat er nu sprake is van twee onafhankelijke variabelen, zijn er twee horizontale assen gekozen. Deze vormen samen het grondvlak van de 3D-grafiek. Langs de as die loopt van 0 tot 400 is de richting van de uitwendige kracht F u uitgezet. Deze hoek wordt φ 1 genoemd en is gedefinieerd als de hoek van de (gewenste) uitwendige kracht met een naar beneden wijzende verticale lijn (figuur 15). Langs de as die loopt van -50 tot +50 is de richting van de snelheid van de voet uitgezet. Deze hoek wordt φ 2 genoemd en wordt relatief genomen ten opzichte van de uitwendige kracht (figuur 15). De lengten van onder- en bovenbeen zijn beide gesteld op 0,5 meter. De kniehoek bedraagt 140. In deze versie van het model zijn alleen vier mono-articulaire spieren opgenomen: een heupstrekker, een heupbuiger, een kniestrekker en een kniebuiger. Vervolgens is het procentuele verloren vermogen berekend voor zeer veel combinaties van kracht- en snelheidsrichting. De richting van de uitwendige kracht is gevarieerd van 0 tot en met 359. Bij iedere krachtrichting is de richting van de snelheid gevarieerd van -50 tot en met +50 ten opzichte van de uitwendige kracht. Er wordt dus bij 360*101 = combinaties van kracht- en snelheidsrichting uitgerekend wat het procentuele vermogensverlies is. De grafiek in figuur 14 wordt nu als volgt afgelezen. Wilt u weten hoeveel vermogen er procentueel verloren gaat bij een richting van de uitwendige kracht van 50 en een

12 richting van de snelheid van -40, zoals in figuur 16? Figuur 15. Definitie van de gebruikte hoeken om kracht- en snelheidsrichting aan te geven. De richting van de uitwendige kracht wordt aangegeven door de hoek φ 1 met de verticaal. De hoek van de snelheid wordt relatief ten opzichte van de uitwendige kracht genomen en aangegeven met φ 2. Begin dan in figuur 14 in het grondvlak in het punt (0,-50). Schuif langs de as voor de krachtrichting (deze loopt dus naar rechts en omhoog) tot de waarde 50. Schuif nu parallel aan de andere as 10 over de dikke lijn. Ga dan in een rechte lijn omhoog. Het punt dat u zoekt, is het snijpunt van deze lijn en het berglandschap, aangegeven met een dichte zwarte stip. De hoogte van het berglandschap in dat punt geeft de procentuele hoeveelheid verloren vermogen aan. In dit geval is dat ongeveer 230%. Zoals te zien in figuur 14 bestaan er combinaties van kracht- en snelheidsrichting waarbij geen vermogen verloren gaat. Bij een krachtrichting van 0 tot ongeveer 10 is er een strook waarbij het vermogensverlies nul is. In dit geval vertoont het berglandschap een dal. Het overgrote deel van de combinaties van kracht en snelheid levert echter fikse vermogensverliezen op. De grootste verliezen treden op bij de toppen van het berglandschap. Bijvoorbeeld bij een krachtrichting van 110 en een snelheidsrichting van 50 bevindt zich een top van ongeveer 350%. Deze is met een open zwarte stip aangegeven. Het getal 350 betekent dat de verhouding tussen verloren en nuttig vermogen 3,5 is: het verloren vermogen is 3,5 keer zo groot als het nuttig geleverde uitwendige vermogen. Figuur 16. Situatie corresponderend met de dichte zwarte stip in figuur 14. Als we de grafiek nader bestuderen kunnen we zeggen dat in het algemeen het vermogensverlies toeneemt naarmate de snelheidsrichting meer afwijkt van de krachtrichting. Zoals eerder betoogd en geïllustreerd in figuur 9 en 10 kunnen bi-articulaire spieren het vermogensverlies belangrijk reduceren. Indien een 3D-grafiek gemaakt zou worden waarbij bi-articulaire spieren aan het model zijn toegevoegd, zou dat dus tot grotere dalen en een verlaging van de toppen in het berglandschap moeten leiden. Dit blijkt ook inderdaad te geval. Er zijn twee bi-articulaire spieren aan het model toegevoegd. De richtingen van de uitwendige krachten van deze spieren worden getoond in figuur 17. De uitwendige kracht van de hamstring wordt F h genoemd. Fr staat voor de uitwendige kracht van de m. rectus femoris. Beide uitwendige krachten zijn zodanig gekozen dat de hoek tussen de aanliggende krachten van de mono-articulaire spieren precies doormidden zijn gedeeld, waardoor

13 alle hoeken tussen aangrenzende uitwendige krachten van spieren kleiner zijn dan 90. Figuur 17. De toegevoegde bi-articulaire hamstring (F h ) en rectus femoris (F r ) zijn zodanig gericht dat alle hoeken tussen de uitwendige krachten kleiner dan 90 zijn. IL: Iliopsoas (mono-articulaire heupbuiger), GL: Gluteus (mono-articulaire heupstrekker), VAS: Vasti (monoarticulaire kniestrekker, B: Biceps femoris caput breve (monoarticulaire kniebuiger), R: Rectus femoris (Bi-articulaire heupbuiger/kniestrekker), H: Hamstring (bi-articulaire heupstrekker/kniebuiger). De kniehoek bedraagt wederom 140. Het effect van het toevoegen van deze bi-articulaire spieren wordt getoond in de 3D-grafiek in figuur 18. Figuur 18. De toegevoegde bi-articulaire spieren zorgen voor een aanzienlijke verbreding van de dalen en een reductie van de toppen. De hoogte van de toppen is gereduceerd van 350% zonder bi-articulaire spieren naar 18% met bi-articulaire spieren. Figuur 18a toont nogmaals de 3D-grafiek voor de situatie met alleen mono-articulaire spieren. Het is een kopie van figuur 14. Ter vergelijking is in figuur 18b de 3D-grafiek geplaatst die ontstaat als de hamstring en de m. rectus femoris worden toegevoegd. Twee dingen vallen onmiddellijk op. De dalen waarbij het vermogensverlies nul is, zijn in de richting van de as voor de snelheidsrichting (dus van rechtsonder naar linksboven) breder geworden. Dat betekent dat er meer combinaties van krachten snelheidsrichting zijn zonder vermogensverlies. Tevens zijn de toppen in figuur 18b veel lager in vergelijking met figuur 18a. In figuur 18a, zonder bi-articulaire spieren, is het vermogensverlies op de toppen ongeveer 350% terwijl dat met bi-articulaire spieren (figuur 18b) 18% bedraagt. Als er dus vermogensverlies optreedt, dan is dit veel minder dan in de situatie met alleen mono-articulaire spieren. Tevens valt op dat er in figuur 18a vier toppen zijn, terwijl in figuur 18b acht toppen te zien zijn. Meer spieren zorgen kennelijk voor meer omslagpunten. Met deze figuur wordt nogmaals, maar nu op een meer algemene manier, getoond dat bi-articulaire spieren wel veel, maar niet alle

14 conflictsituaties kunnen oplossen. De vraag waar het eigenlijk om ging was of het toevoegen van nog een hamstring de toppen in figuur 18b nog verder kan reduceren. Voor het beantwoorden van deze vraag is het model uitgerust met twee hamstrings in plaats van één. De m. rectus femoris is niet gewijzigd ten opzichte van het vorige model. De uitwendige krachten van de hamstrings F h1 en F h2 delen de hoek tussen de uitwendige kracht van de mono-articulaire heupstrekker en de mono-articulaire kniebuiger nu niet doormidden, maar in drie gelijke delen. Dit wordt getoond in figuur 19. Figuur 19. Het gewijzigde model met twee hamstrings in plaats van één. De uitwendige krachten van de bi-articulaire hamstrings worden aangegeven met F h1 en F h2. IL: Iliopsoas (mono-articulaire heupbuiger), GL: Gluteus (monoarticulaire heupstrekker), VAS: Vasti (mono-articulaire kniestrekker, B: Biceps femoris caput breve (mono-articulaire kniebuiger), R: Rectus femoris (Bi-articulaire heupbuiger/kniestrekker), H1: Eerste hamstring, H2: Tweede hamstring (bi-articulaire heupstrekkers/kniebuigers). De rest van het model is niet veranderd. Wederom is een 3D-grafiek geproduceerd (figuur 20). Merk op dat de schaling is veranderd ten opzichte van figuur 18. De hoogste waarde langs de verticale as bedraagt nu 20% (tegen 400% in figuur 18). Figuur 20. 3D-grafiek van het model met twee hamstrings. Wederom is een aanzienlijke reductie van conflictsituaties gerealiseerd. Zoals gezegd is de m. rectus femoris ongewijzigd gelaten in het model. Het is dan ook niet verwonderlijk dat bij een krachtrichting van 180 en hoger de grafiek identiek is aan figuur 18b. Het toevoegen van een hamstring heeft echter belangrijke consequenties in het gebied met krachtrichtingen van 0 tot 180. Wederom is er een extra top bijgekomen, maar belangrijker is dat alle toppen weer aanzienlijk in hoogte zijn afgenomen. De hoogte van de toppen tot krachtrichtingen van 180 bedraagt nog maar zo n 3% (tegen 18% in het gebied boven 180 ). Bovendien zijn de dalen in de richting van de as voor de snelheidsrichting wederom breder geworden, wat aangeeft dat er meer combinaties van kracht- en snelheidsrichting zijn bijgekomen waar zonder vermogensverlies kan worden bewogen.

15 Discussie In het voorgaande is sprake van een model. Naar aanleiding van dit model lijkt het plausibel om de conclusie te trekken dat de reden voor het hebben van meer dan één hamstring per been gelegen is in een minimalisatie van vermogensverlies. Uiteraard is dat niet helemaal zeker aangezien we er niet bij zijn geweest toen het bouwplan voor deze spieren door natuurlijke selectie tot stand kwam. Er zijn echter zeer veel aanwijzingen in de biologie dat mens en dier zodanig zijn geëvolueerd dat er iets is geoptimaliseerd. Vaak blijkt dat als dat iets in termen van energie of vermogen wordt gedefinieerd goede verklaringen voor het bestaan van bepaalde structuren kunnen worden gegeven. Overigens is dit niet altijd het geval. Denk maar aan de paradijsvogel met zijn prachtige, maar zeer onhandige en energetisch gezien dure staart. Met name bij seksuele evolutie speelt energieverbruik vaak een minder belangrijke rol. In het model is gekozen voor twee hamstrings met zodanige momentsarmverhoudingen over heup en knie dat de uitwendige krachten gericht zijn zoals in figuur 19. Beide hamstrings mogen niet dezelfde verhoudingen van momentsarmen hebben over heup en knie, anders gedragen ze zich functioneel gezien als één spier en valt de hele theorie in duigen. Er is enig onderzoek gedaan naar momentsarmen van de hamstrings (6,8,9) over heup en knie. De momentsarm varieert vaak met de ingenomen gewrichtshoek en is inter-individueel verschillend. Toch laat de genoemde literatuur duidelijke tendensen zien. Met deze beperkingen in het achterhoofd worden hier gemiddelde waarden gegeven. De momentsarm van de m. semitendinosus, m. semimembranosus en m. biceps femoris over de heup verschillen bij diverse onderzoeken nauwelijks van elkaar. Het gemiddelde van Nemeth (6) en Visser (9) is 70 mm voor alle drie de hamstrings. Over de knie zijn wel duidelijk verschillen tussen de drie hamstrings. Het gemiddelde van Spoor (8) en Visser (9) is 15 mm voor de m. biceps femoris. Voor de m. semitendinosus en m. semimembranosus geeft Spoor (8) respectievelijk de waarden 45 mm en 35 mm. Dit geeft de volgende verhoudingen voor de hamstrings, genormaliseerd naar de knie: m. biceps femoris - knie:heup = 1:4,6 m. semitendinousus - knie:heup = 1:1,5. M. semimembranosus- knie: heup = 1:2. De richtingen van de uitwendige krachten van de drie hamstrings zijn dus verschillend. Een indicatie voor deze richtingen op basis van de momentsarmverhoudingen is weergegeven in figuur 21. Figuur 21. Indicatie voor de richtingen van de uitwendige krachten van de monoen bi-articulaire spieren. F buig : mono-articulaire kniebuiger. F st : m. semitendinosus. F sm : m. semimembranosus. F bf : m. biceps femoris. F strek : mono-articulaire heupstrekker. Vergelijking met figuur 19 laat zien dat de richtingen voor de uitwendige krachten van de hamstrings in het model niet eens zoveel afwijken van de hier gepresenteerde richtingen. De verschillende richtingen zijn op zich geen bewijs, maar ondersteunen wel de hier gepresenteerde theorie. Uit het model blijkt dat energieverlies bij bepaalde krachtrichtingen pas optreedt als de kracht en de snelheid een behoorlijke hoek met elkaar maken. Een belangrijke vraag is of deze combinaties in werkelijkheid ook veelvuldig optreden, vaak genoeg om evolutiedruk te veroorzaken. Als mensen wandelen of hardlopen lijkt het erop dat dit niet het geval is. Bij het voortbewegen geldt de eis dat de uitwendige kracht altijd min of meer door het lichaamszwaartepunt moet wijzen. Is dat niet het geval, dan zou deze kracht resulteren in een salto. Dat zou niet handig zijn als je net achterna wordt gezeten door een leeuw. Bij deze richting van de uitwendige kracht heeft hoek φ 1 (zie figuur 15) meestal een waarde van nul. In figuur 18 is af te lezen dat deze waarde voor de krachtrichting juist geen energieverlies geeft. Echter, bij viervoeters zoals eerder genoemde leeuwen en paarden is het juist deze eis, dat de uitwendige kracht door het lichaamszwaartepunt (zp) moet wijzen, die zorgt voor combinaties van

16 kracht- en snelheidsrichting waarbij energieverlies zou optreden. Figuur 22 toont schematisch een viervoeter. Uit de figuur valt op te maken dat de uitwendige kracht naar achter en beneden wijst onder een hoek φ 1. Als we aannemen dat het dier redelijk rechtdoor loopt, beweegt het bekken dus ook recht naar voren. Dit kan net zo goed omgedraaid worden. Ten opzichte van het bekken beweegt de voet recht naar achter in de richting van de getekende snelheid v. De snelheidsrichting van de voet wordt aangegeven met φ 2 in figuur 22 en heeft een positieve waarde van enkele tientallen graden. Als we nu nogmaals naar figuur 18b kijken, is te zien dat het dier bij deze combinatie van kracht- en snelheidsrichting wel in de gevarenzone kan komen. Extra hamstrings kunnen het probleem dan reduceren. Rest de vraag waarom wij dan drie hamstrings hebben. Daarbij moeten we ons realiseren dat mensachtigen van viervoeters afstammen. Onze voorouders hadden dus wel baat bij meerdere hamstrings. Figuur 22. Schematische weergave van een viervoeter tijdens de afzet met de achterpoot. Kracht en snelheid kunnen nu een zodanige hoek met elkaar maken dat energieverlies op gaat treden. Waarom zijn ze bij ons dan niet verdwenen als we er niets aan hebben? Het verdwijnen van structuren gaat echter niet zomaar. Net zoals er evolutiedruk moet bestaan om een orgaan of structuur te laten evolueren, moet er eveneens evolutiedruk bestaan om het weer te laten verdwijnen. Een structuur die niets positiefs bijdraagt, maar ook geen duidelijk nadeel veroorzaakt zal dientengevolge niet verdwijnen. De evolutie is conservatief. Een structuur die eenmaal miljoenen jaren van natuurlijke selectie heeft overleefd verdwijnt niet gemakkelijk. Wellicht dat dit bij de hamstrings het geval is. Met dank aan Chris Riezebos. LITERATUUR 1. Hof, A.L. The force resulting from the action of mono- and biarticular muscles in a limb. Journal of Biomechanics, 34, 2001: Ingen Schenau, G.J. van. From rotation to translation: constraints on multi-joint movements and the unique action of biarticular muscles. Human Movement Science, 8, 1989: Ingen Schenau, G.J. van. On the action of bi-articular muscles, a review. Netherlands Journal of Zoology, 40, 1990: Ingen Schenau, G.J. van. De bouw van de achterste extremiteit in relatie tot hardlopen, sprinten en springen. In: Biologie, Biomechanica en Sport, Onder redactie van Osse, J.W.M., Ingen Schenau, G.J. van, Voogt, P. En Heuvel, C.M. van den, Biologische Raad, Amsterdam, 1992: Lagerberg, A. Faber, H. Krachttraining op fitnessapparatuur. Versus, tijdschrift voor fysiotherapie, 16, no. 2, 1998:

17 6. Nemeth, G. Ohlsen, H. In vivo moment arm lengths for hip extensor muscles at different angles of hip flexion. Journal of Biomechanics, 18, no. 2, 1985: Riezebos, C. Het richten van krachten. Versus, Tijdschrift voor Fysiotherapie, 20, no. 1, 2002: Spoor, C.W. Mechanical models of selected parts of the human musculoskeletal system. Proefschrift, Drukkerij Haveka B.V., 1992, Alblasserdam. 9. Visser, J.J., Hoogkamer, J.E., Bobbert, M.F., Huijing, P.A. Length and moment arm of human leg muscles as a function of knee and hip-joint angles. European Journal of Applied Physiology, 61, 1990:

Auteur(s): H. Faber, D. Kistemaker, A. Hof Titel: Reactie op: Overeenkomsten en verschillen in de functies van mono- en biarticulaire

Auteur(s): H. Faber, D. Kistemaker, A. Hof Titel: Reactie op: Overeenkomsten en verschillen in de functies van mono- en biarticulaire Auteur(s): H. Faber, D. Kistemaker, A. Hof Titel: Reactie op: Overeenkomsten en verschillen in de functies van mono- en biarticulaire spieren Jaargang: 22 Jaartal: 2004 Nummer: 6 Oorspronkelijke paginanummers:

Nadere informatie

Auteur(s): H. Faber Titel: Reactie op: Het klappende van de schaats Jaargang: 16 Jaartal: 1998 Nummer: 4 Oorspronkelijke paginanummers:

Auteur(s): H. Faber Titel: Reactie op: Het klappende van de schaats Jaargang: 16 Jaartal: 1998 Nummer: 4 Oorspronkelijke paginanummers: Auteur(s): H. Faber Titel: Reactie op: Het klappende van de schaats Jaargang: 16 Jaartal: 1998 Nummer: 4 Oorspronkelijke paginanummers: 147-155 Deze online uitgave mag, onder duidelijke bronvermelding,

Nadere informatie

Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie, 22 e jrg 2004, no. 2 (pp )

Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie, 22 e jrg 2004, no. 2 (pp ) Auteur(s): F. van de Beld Titel: De excentrische crank Jaargang: 22 Jaartal: 2004 Nummer: 2 Oorspronkelijke paginanummers: 79-89 Deze online uitgave mag, onder duidelijke bronvermelding, vrij gebruikt

Nadere informatie

Auteur(s): Lagerberg A, Riezebos C Titel: Ganganalyse van een poliopatiënt Jaargang: 15 Jaartal: 1997 Nummer: 1 Oorspronkelijke paginanummers: 6-15

Auteur(s): Lagerberg A, Riezebos C Titel: Ganganalyse van een poliopatiënt Jaargang: 15 Jaartal: 1997 Nummer: 1 Oorspronkelijke paginanummers: 6-15 Auteur(s): Lagerberg A, Riezebos C Titel: Ganganalyse van een poliopatiënt Jaargang: 15 Jaartal: 1997 Nummer: 1 Oorspronkelijke paginanummers: 6-15 Deze online uitgave mag, onder duidelijke bronvermelding,

Nadere informatie

Auteur(s): A. Lagerberg, H. Faber Titel: Fitness, kracht en lenigheid Jaargang: 14 Jaartal: 1996 Nummer: 2 Oorspronkelijke paginanummers: 79-91

Auteur(s): A. Lagerberg, H. Faber Titel: Fitness, kracht en lenigheid Jaargang: 14 Jaartal: 1996 Nummer: 2 Oorspronkelijke paginanummers: 79-91 Auteur(s): A. Lagerberg, H. Faber Titel: Fitness, kracht en lenigheid Jaargang: 14 Jaartal: 1996 Nummer: 2 Oorspronkelijke paginanummers: 79-91 Deze online uitgave mag, onder duidelijke bronvermelding,

Nadere informatie

Auteur(s): H. Faber Titel: Afzetten en hielspoor Jaargang: 17 Jaartal: 1999 Nummer: 4 Oorspronkelijke paginanummers: 175-184

Auteur(s): H. Faber Titel: Afzetten en hielspoor Jaargang: 17 Jaartal: 1999 Nummer: 4 Oorspronkelijke paginanummers: 175-184 Auteur(s): H. Faber Titel: Afzetten en hielspoor Jaargang: 17 Jaartal: 1999 Nummer: 4 Oorspronkelijke paginanummers: 175-184 Deze online uitgave mag, onder duidelijke bronvermelding, vrij gebruikt worden

Nadere informatie

Auteur(s): H. Faber Titel: Functionele vrijheidsgraden Jaargang: 22 Jaartal: 2004 Nummer: 1 Oorspronkelijke paginanummers: 13-24

Auteur(s): H. Faber Titel: Functionele vrijheidsgraden Jaargang: 22 Jaartal: 2004 Nummer: 1 Oorspronkelijke paginanummers: 13-24 Auteur(s): H. Faber Titel: Functionele vrijheidsgraden Jaargang: 22 Jaartal: 2004 Nummer: 1 Oorspronkelijke paginanummers: 13-24 Deze online uitgave mag, onder duidelijke bronvermelding, vrij gebruikt

Nadere informatie

Auteur(s): K. Bunnig, A. Hendriks Titel: Springen en spierrekken Jaargang: 7 Jaartal: 1989 Nummer: 5 Oorspronkelijke paginanummers:

Auteur(s): K. Bunnig, A. Hendriks Titel: Springen en spierrekken Jaargang: 7 Jaartal: 1989 Nummer: 5 Oorspronkelijke paginanummers: Auteur(s): K. Bunnig, A. Hendriks Titel: Springen en spierrekken Jaargang: 7 Jaartal: 1989 Nummer: 5 Oorspronkelijke paginanummers: 238-256 Deze online uitgave mag, onder duidelijke bronvermelding, vrij

Nadere informatie

Auteur(s): W. Ignatio, M. Zonneveld Titel: De zwaartekrachtgoniometer Jaargang: 4 Jaartal: 1986 Nummer: 6 Oorspronkelijke paginanummers:

Auteur(s): W. Ignatio, M. Zonneveld Titel: De zwaartekrachtgoniometer Jaargang: 4 Jaartal: 1986 Nummer: 6 Oorspronkelijke paginanummers: Auteur(s): W. Ignatio, M. Zonneveld Titel: De zwaartekrachtgoniometer Jaargang: 4 Jaartal: 1986 Nummer: 6 orspronkelijke paginanummers: 269-277 Dit artikel is oorspronkelijk verschenen in Haags Tijdschrift

Nadere informatie

Auteur(s): Frank van de Beld Titel: Fietsen met een knieflexiebeperking Jaargang: 13 Jaartal: 1995 Nummer: 4 Oorspronkelijke paginanummers:

Auteur(s): Frank van de Beld Titel: Fietsen met een knieflexiebeperking Jaargang: 13 Jaartal: 1995 Nummer: 4 Oorspronkelijke paginanummers: Auteur(s): Frank van de Beld Titel: Fietsen met een knieflexiebeperking Jaargang: 13 Jaartal: 1995 Nummer: 4 Oorspronkelijke paginanummers: 203-217 Deze online uitgave mag, onder duidelijke bronvermelding,

Nadere informatie

Auteur(s): A. Lagerberg Titel: Kracht, richting en diagnostiek Jaargang: 19 Jaartal: 2001 Nummer: 2 Oorspronkelijke paginanummers:

Auteur(s): A. Lagerberg Titel: Kracht, richting en diagnostiek Jaargang: 19 Jaartal: 2001 Nummer: 2 Oorspronkelijke paginanummers: Auteur(s): A. Lagerberg Titel: Kracht, richting en diagnostiek Jaargang: 19 Jaartal: 2001 Nummer: 2 Oorspronkelijke paginanummers: 082-107 Deze online uitgave mag, onder duidelijke bronvermelding, vrij

Nadere informatie

HAVO. Inhoud. Momenten... 2 Stappenplan... 6 Opgaven... 8 Opgave: Balanceren... 8 Opgave: Bowlen... 10. Momenten R.H.M.

HAVO. Inhoud. Momenten... 2 Stappenplan... 6 Opgaven... 8 Opgave: Balanceren... 8 Opgave: Bowlen... 10. Momenten R.H.M. Inhoud... 2 Stappenplan... 6 Opgaven... 8 Opgave: Balanceren... 8 Opgave: Bowlen... 10 1/10 HAVO In de modules Beweging en Krachten hebben we vooral naar rechtlijnige bewegingen gekeken. In de praktijk

Nadere informatie

Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie, 11e jrg 1993, no. 5 (pp )

Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie, 11e jrg 1993, no. 5 (pp ) Auteur(s): G. van der Poel Titel: De kracht-snelheidsrelatie van een spier Jaargang: 11 Jaartal: 1993 Nummer: 5 Oorspronkelijke paginanummers: 258-265 Deze online uitgave mag, onder duidelijke bronvermelding,

Nadere informatie

Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie,25 e jrg. 2007, no. 1 (pp )

Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie,25 e jrg. 2007, no. 1 (pp ) Auteur(s): C. Riezebos Titel: Squat en legpress: lenigheid en kracht Jaargang: 25 Jaartal: 2007 Nummer: 1 Oorspronkelijke paginanummers: 19-42 Deze online uitgave mag, onder duidelijke bronvermelding,

Nadere informatie

Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie, 15e jrg 1997, no. 3 (pp )

Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie, 15e jrg 1997, no. 3 (pp ) Auteur(s): F. van de Beld Titel: De validiteit van de m. rectus femoris lengtetest Jaargang: 15 Jaartal: 1997 Nummer: 3 Oorspronkelijke paginanummers: 146-157 Deze online uitgave mag, onder duidelijke

Nadere informatie

Auteur(s): H. Oonk Titel: De rollator Jaargang: 26 Jaartal: 2008 Nummer: 3 Oorspronkelijke paginanummers:

Auteur(s): H. Oonk Titel: De rollator Jaargang: 26 Jaartal: 2008 Nummer: 3 Oorspronkelijke paginanummers: Auteur(s): H. Oonk Titel: De rollator Jaargang: 26 Jaartal: 2008 Nummer: 3 Oorspronkelijke paginanummers: 98-105 Deze online uitgave mag, onder duidelijke bronvermelding, vrij gebruikt worden voor (para-)

Nadere informatie

Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie, 18e jrg 2000, no. 4 (pp )

Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie, 18e jrg 2000, no. 4 (pp ) Auteur(s): D. Kistemaker Titel: Evenwicht in het gewricht in de close-packed position Jaargang: 18 Jaartal: 2000 Nummer: 4 Oorspronkelijke paginanummers: 198-207 Deze online uitgave mag, onder duidelijke

Nadere informatie

Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie, 19e jrg 2001, no. 4 (pp )

Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie, 19e jrg 2001, no. 4 (pp ) Auteur(s): P. van der Meer, H. van Holstein Titel: Meten van de heupadductie Jaargang: 19 Jaartal: 2001 Nummer: 4 Oorspronkelijke paginanummers: 206-216 Deze online uitgave mag, onder duidelijke bronvermelding,

Nadere informatie

Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie,17e jrg 1999, no.6 (pp )

Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie,17e jrg 1999, no.6 (pp ) Auteur(s): F.B. van de Beld Titel: Het meten van de bekkenrotatie tijdens het gaan op een tapis roulant Jaargang: 17 Jaartal: 1999 Nummer: 6 Oorspronkelijke paginanummers: 291-297 Deze online uitgave mag,

Nadere informatie

Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie, 14e jrg 1996, no. 6 (pp )

Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie, 14e jrg 1996, no. 6 (pp ) Auteur(s): G. J. van Ingen Schenau Titel: Reaktie op: Efficiënte besturing van vrijheidsgraden. Bewegen is meer dan efficiënt. Jaargang: 14 Jaartal: 1996 Nummer: 6 Oorspronkelijke paginanummers: 327-334

Nadere informatie

Opgave 2 Een kracht heeft een grootte, een richting en een aangrijpingspunt.

Opgave 2 Een kracht heeft een grootte, een richting en een aangrijpingspunt. Uitwerkingen 1 Opgave 1 Het aangrijpingspunt van een kracht is de plaats waar de kracht op het voorwerp werkt. De werklijn van een kracht is de denkbeeldige (rechte) lijn die samenvalt met de bijbehorende

Nadere informatie

Auteur(s): E. Koes Titel: De scheve wervel Jaargang: 13 Jaartal: 1995 Nummer: 5 Oorspronkelijke paginanummers:

Auteur(s): E. Koes Titel: De scheve wervel Jaargang: 13 Jaartal: 1995 Nummer: 5 Oorspronkelijke paginanummers: Auteur(s): E. Koes Titel: De scheve wervel Jaargang: 13 Jaartal: 1995 Nummer: 5 Oorspronkelijke paginanummers: 299-307 Deze online uitgave mag, onder duidelijke bronvermelding, vrij gebruikt worden voor

Nadere informatie

Auteur(s): Lagerberg A. Titel: Voetreactiekrachten op de statafel Jaargang: 8 Jaartal: 1990 Nummer: 1 Oorspronkelijke paginanummers: 8-21

Auteur(s): Lagerberg A. Titel: Voetreactiekrachten op de statafel Jaargang: 8 Jaartal: 1990 Nummer: 1 Oorspronkelijke paginanummers: 8-21 Auteur(s): Lagerberg A. Titel: Voetreactiekrachten op de statafel Jaargang: 8 Jaartal: 1990 Nummer: 1 Oorspronkelijke paginanummers: 8-21 Deze online uitgave mag, onder duidelijke bronvermelding, vrij

Nadere informatie

Auteur(s): H. Faber Titel: Duchenne zonder duchennen Jaargang: 28 Maand: juli Jaartal: 2010

Auteur(s): H. Faber Titel: Duchenne zonder duchennen Jaargang: 28 Maand: juli Jaartal: 2010 Auteur(s): H. Faber Titel: Duchenne zonder duchennen Jaargang: 28 Maand: juli Jaartal: 2010 Deze online uitgave mag, onder duidelijke bronvermelding, vrij gebruikt worden voor (para-) medische, informatieve

Nadere informatie

Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie,16e jrg 1998, no.2 (pp )

Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie,16e jrg 1998, no.2 (pp ) Auteur(s): A. Lagerberg, H. Faber Titel: Krachttraining op fitnessapparatuur Jaargang: 16 Jaartal: 1998 Nummer: 2 Oorspronkelijke paginanummers: 75-95 Deze online uitgave mag, onder duidelijke bronvermelding,

Nadere informatie

Het berekenen van de componenten: Gebruik maken van sinus, cosinus, tangens en/of de stelling van Pythagoras. Zie: Rekenen met vectoren.

Het berekenen van de componenten: Gebruik maken van sinus, cosinus, tangens en/of de stelling van Pythagoras. Zie: Rekenen met vectoren. 3.1 + 3.2 Kracht is een vectorgrootheid Kracht is een vectorgrootheid 1 : een grootheid met een grootte én een richting. Bij het tekenen van een krachtpijl geldt: De pijl begint in het aangrijpingspunt

Nadere informatie

andere been wordt gebogen opzij gelegd. Met de romp en de handen ter hoogte van het onderbeen, de enkel of de tip van

andere been wordt gebogen opzij gelegd. Met de romp en de handen ter hoogte van het onderbeen, de enkel of de tip van 1) Zit, bekken voorwaarts gekanteld, 1 been gestrekt, het andere been wordt gebogen opzij gelegd. Met de romp en de armen reikt men voorwaarts op het gestrekte been, de handen ter hoogte van het onderbeen,

Nadere informatie

Auteur(s): H. Oonk Titel: Belast en onbelast Jaargang: 1 Jaartal: 1983 Nummer: 3 Oorspronkelijke paginanummers:

Auteur(s): H. Oonk Titel: Belast en onbelast Jaargang: 1 Jaartal: 1983 Nummer: 3 Oorspronkelijke paginanummers: Auteur(s): H. Oonk Titel: Belast en onbelast Jaargang: 1 Jaartal: 1983 Nummer: 3 Oorspronkelijke paginanummers: 134-149 Dit artikel is oorspronkelijk verschenen in Haags Tijdschrift voor Fysiotherapie,

Nadere informatie

Bewerkingen met krachten

Bewerkingen met krachten 21 Bewerkingen met krachten Opgeloste Vraagstukken 2.1. Bepaal het moment van de kracht van 2N uir Fig. 2-3 rond het punt O. Laat de loodrechte OD neer vanuit O op de rechte waarlangs de kracht van 2N

Nadere informatie

Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie,19e jrg 2001, no.6 (pp. 315 322)

Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie,19e jrg 2001, no.6 (pp. 315 322) Auteur(s): Titel: A. Lagerberg De beperkte schouder. Functie-analyse van het art. humeri met behulp van een röntgenfoto Jaargang: 19 Jaartal: 2001 Nummer: 6 Oorspronkelijke paginanummers: 315-322 Deze

Nadere informatie

Auteur(s): Harry Oonk Titel: In de afdaling Jaargang: 10 Jaartal: 1992 Nummer: 2 Oorspronkelijke paginanummers: 67-76

Auteur(s): Harry Oonk Titel: In de afdaling Jaargang: 10 Jaartal: 1992 Nummer: 2 Oorspronkelijke paginanummers: 67-76 Auteur(s): Harry Oonk Titel: In de afdaling Jaargang: 10 Jaartal: 1992 Nummer: 2 Oorspronkelijke paginanummers: 67-76 Deze online uitgave mag, onder duidelijke bronvermelding, vrij gebruikt worden voor

Nadere informatie

Trillingen en geluid wiskundig

Trillingen en geluid wiskundig Trillingen en geluid wiskundig 1 De sinus van een hoek 2 Radialen 3 Uitwijking van een harmonische trilling 4 Macht en logaritme 5 Geluidsniveau en amplitude 1 De sinus van een hoek Sinus van een hoek

Nadere informatie

Auteur(s): H. Faber Titel: Lange, korte en optimale spieren Jaargang: 22 Jaartal: 2004 Nummer: 5 Oorspronkelijke paginanummers: 255-271

Auteur(s): H. Faber Titel: Lange, korte en optimale spieren Jaargang: 22 Jaartal: 2004 Nummer: 5 Oorspronkelijke paginanummers: 255-271 Auteur(s): H. Faber Titel: Lange, korte en optimale spieren Jaargang: 22 Jaartal: 2004 Nummer: 5 Oorspronkelijke paginanummers: 255-271 Deze online uitgave mag, onder duidelijke bronvermelding, vrij gebruikt

Nadere informatie

Het doorbewegen bij een dwarslaesie. Tetraplegie

Het doorbewegen bij een dwarslaesie. Tetraplegie Het doorbewegen bij een dwarslaesie Tetraplegie Inhoud Inleiding 3 Algemene opmerkingen 3 Zelfstandig doorbewegen 4 Doorbewegen door een hulppersoon 9 De Sint Maartenskliniek 24 Colofon 24 Inleiding In

Nadere informatie

Kleine Mechanica van de Schaatsslag

Kleine Mechanica van de Schaatsslag Kleine Mechanica van de Schaatsslag Kees Doets h.c.doets@gmail.com Samenvatting Hoe komt het dat je met schaatsen vooruit gaat door zijwaarts af te zetten? Dat mysterie wordt hier opgehelderd. Ook wordt

Nadere informatie

Auteur(s): Faber H. Titel: Diafragma en ribheffing Jaargang: 12 Jaartal: 1994 Nummer: 6 Oorspronkelijke paginanummers:

Auteur(s): Faber H. Titel: Diafragma en ribheffing Jaargang: 12 Jaartal: 1994 Nummer: 6 Oorspronkelijke paginanummers: Auteur(s): Faber H. Titel: Diafragma en ribheffing Jaargang: 12 Jaartal: 1994 Nummer: 6 Oorspronkelijke paginanummers: 302-312 Deze online uitgave mag, onder duidelijke bronvermelding, vrij gebruikt worden

Nadere informatie

RUGOEFENINGEN MOBILISEREND

RUGOEFENINGEN MOBILISEREND RUGOEFENINGEN MOBILISEREND Knieën zijwaarts Been uitstrekken - Beweeg de knieën tegelijk naar links en vervolgens naar rechts. Variatie: strek het bovenste been in uiterste positie over het andere been

Nadere informatie

Samenvatting NaSk 1 Natuurkrachten

Samenvatting NaSk 1 Natuurkrachten Samenvatting NaSk 1 Natuurkrachten Samenvatting door F. 1363 woorden 30 januari 2016 4,1 5 keer beoordeeld Vak NaSk 1 Krachten Op een voorwerp kunnen krachten werken: Het voorwerp kan een snelheid krijgen

Nadere informatie

m C Trillingen Harmonische trilling Wiskundig intermezzo

m C Trillingen Harmonische trilling Wiskundig intermezzo rillingen http://nl.wikipedia.org/wiki/bestand:simple_harmonic_oscillator.gif http://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/7/74/simple_harmonic_motion_animation.gif Samenvatting bladzijde 110: rilling

Nadere informatie

Oefeningen voor de knie

Oefeningen voor de knie Oefeningen voor de knie Spierkracht verbeterende oefeningen voor de knie: Het is belangrijk om een goede spierkracht te hebben, mede omdat de spieren helpen bij schokabsorptie. Door een goede spierkracht

Nadere informatie

Gegevens: I ba = 0.3 kg m 2 m ba = 6 kg e = [ ] m s = [ ] m dzp ba = [ ] m

Gegevens: I ba = 0.3 kg m 2 m ba = 6 kg e = [ ] m s = [ ] m dzp ba = [ ] m Vraag 1 hertentamen 2015-2016 0.8 y (m) 0.6 0.4 0.0 0.0 e h dzp ba s 0.4 0.6 0.8 x (m) I ba = 0.3 kg m 2 m ba = 6 kg e = [0.3 0.3] m s = [0.6 ] m dzp ba = [0.45 ] m g= [0-10] m/s 2 F e,oa = [30-600] N

Nadere informatie

Oefeningen ter Verbetering van je Lichaamshouding

Oefeningen ter Verbetering van je Lichaamshouding Oefeningen ter Verbetering van je Lichaamshouding Verkeerde lichaamshoudingen veroorzaken klachten. Eén van de meest voorkomende verkeerde houdingen, wordt veroorzaakt door een naar vorend hangend hoofd,

Nadere informatie

Core Stability - serie 1

Core Stability - serie 1 Inleiding Schaatsers zijn vaak zeer eenzijdig ontwikkeld, omdat veel trainingen die we voor het schaatsen doen, vooral gericht zijn op het verbeteren van de beenspieren. Met Core Stability train je je

Nadere informatie

Trillingen en geluid wiskundig. 1 De sinus van een hoek 2 Uitwijking van een trilling berekenen 3 Macht en logaritme 4 Geluidsniveau en amplitude

Trillingen en geluid wiskundig. 1 De sinus van een hoek 2 Uitwijking van een trilling berekenen 3 Macht en logaritme 4 Geluidsniveau en amplitude Trillingen en geluid wiskundig 1 De sinus van een hoek 2 Uitwijking van een trilling berekenen 3 Macht en logaritme 4 Geluidsniveau en amplitude 1 De sinus van een hoek Eenheidscirkel In de figuur hiernaast

Nadere informatie

Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie, 25e jrg 2007, no. 6 (pp )

Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie, 25e jrg 2007, no. 6 (pp ) Auteur(s): H. Faber Titel: Immobilisatie en contracturen: stijve gewrichten, een slap verhaal Jaargang: 25 Jaartal: 2007 Nummer: 6 Oorspronkelijke paginanummers: 287-292 Deze online uitgave mag, onder

Nadere informatie

Gebruikershandleidingen

Gebruikershandleidingen Gebruikershandleidingen Kinderfitnessapparatuur Hoist KL-serie Februari 2009 Door: Martha Schild, Marlijn van Hartingsveld, Sandra Klous. Instructies voor de instructeurs 2410 seated leg press M. quadriceps

Nadere informatie

Samenvatting. Het maximaliseren van de effectiviteit van enkel voet orthesen bij kinderen met cerebrale parese

Samenvatting. Het maximaliseren van de effectiviteit van enkel voet orthesen bij kinderen met cerebrale parese Het maximaliseren van de effectiviteit van enkel voet orthesen bij kinderen met cerebrale parese Lopen, of wandelen, is een van de meest belangrijke activiteiten in het dagelijks leven. Hoewel lopen een

Nadere informatie

Leerstof: Hoofdstukken 1, 2, 4, 9 en 10. Hulpmiddelen: Niet grafische rekenmachine, binas 6 de druk. Let op dat je alle vragen beantwoordt.

Leerstof: Hoofdstukken 1, 2, 4, 9 en 10. Hulpmiddelen: Niet grafische rekenmachine, binas 6 de druk. Let op dat je alle vragen beantwoordt. Oefentoets Schoolexamen 5 Vwo Natuurkunde Leerstof: Hoofdstukken 1, 2, 4, 9 en 10 Tijdsduur: Versie: A Vragen: Punten: Hulpmiddelen: Niet grafische rekenmachine, binas 6 de druk Opmerking: Let op dat je

Nadere informatie

Trainingsprogramma Spierkrachtversterking

Trainingsprogramma Spierkrachtversterking Trainingsprogramma Spierkrachtversterking Ook zonder blessures kun je bepaalde spieren of spiergroepen te versterken. Als spierversterkende oefeningen deel uitmaken van een trainingsprogramma met als einddoel

Nadere informatie

Auteur(s): Herre Faber Titel: Zadelhoogte en vermoeidheid Jaargang: 15 Jaartal: 1997 Nummer: 2 Oorspronkelijke paginanummers:

Auteur(s): Herre Faber Titel: Zadelhoogte en vermoeidheid Jaargang: 15 Jaartal: 1997 Nummer: 2 Oorspronkelijke paginanummers: Auteur(s): Herre Faber Titel: Zadelhoogte en vermoeidheid Jaargang: 15 Jaartal: 1997 Nummer: 2 Oorspronkelijke paginanummers: 99-110 Deze online uitgave mag, onder duidelijke bronvermelding, vrij gebruikt

Nadere informatie

Practicum algemeen. 1 Diagrammen maken 2 Lineair verband en evenredig verband 3 Het schrijven van een verslag

Practicum algemeen. 1 Diagrammen maken 2 Lineair verband en evenredig verband 3 Het schrijven van een verslag Practicum algemeen 1 Diagrammen maken 2 Lineair verband en evenredig verband 3 Het schrijven van een verslag 1 Diagrammen maken Onafhankelijke grootheid en afhankelijke grootheid In veel experimenten wordt

Nadere informatie

Revalidatie nieuwe heupoperatie. Achterste benadering

Revalidatie nieuwe heupoperatie. Achterste benadering Revalidatie nieuwe heupoperatie Achterste benadering Afdeling fysiotherapie Datum: januari 2014 2 Inhoud 1 Inleiding 3 2 Revalidatie 4 3 Thuissituatie 5 4 Anatomie 6 5 Operatietechniek 7 6 Leefregels achterste

Nadere informatie

Aanvulling: Om de oefeningen wat uitdagender te maken kun je je handen op je borst leggen ipv naast je lichaam op de grond.

Aanvulling: Om de oefeningen wat uitdagender te maken kun je je handen op je borst leggen ipv naast je lichaam op de grond. FOAM ROLLER OEFENINGEN Naast de bekende bindweefsel massage is de foam roller een fantastisch hulpmiddel voor het versterken van je core. Door gebruik te maken van een onstabiele ondergrond zoals de foam

Nadere informatie

Eindexamen havo wiskunde B pilot I

Eindexamen havo wiskunde B pilot I Vliegende parkieten De wetenschapper Vance Tucker heeft onderzocht hoeveel energie een parkiet verbruikt bij het vliegen met verschillende snelheden. Uit zijn onderzoek blijkt dat de hoeveelheid energie

Nadere informatie

Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie, 21 e jrg 2003, no.6 (pp. 313-321)

Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie, 21 e jrg 2003, no.6 (pp. 313-321) Auteur(s): F. Roelants, P. van Kempen Titel: Rugspieractiviteit tijdens het schaatsen Jaargang: 21 Jaartal: 2003 Nummer: 6 Oorspronkelijke paginanummers: 313-321 Deze online uitgave mag, onder duidelijke

Nadere informatie

Kracht en stabilisatie

Kracht en stabilisatie Kracht en stabilisatie 1. Frontbridge Steunen op onderarmen en tenen, zorg voor één rechte lijn van schouders, ruggenwervels, heup, knieën en hakken. 2. Frontbridge one leg lift Steunen op onderarmen en

Nadere informatie

jaar: 1990 nummer: 06

jaar: 1990 nummer: 06 jaar: 1990 nummer: 06 In een wagentje zweeft een ballon aan een koord en hangt een metalen kogel via een touw aan het dak (zie figuur). Het wagentje versnelt in de richting en in de zin aangegeven door

Nadere informatie

Wiskunde krachten als vectoren oefeningensessie 1 Bron: Wiskunde in de bouw Jos Ariëns, Daniël Baldé

Wiskunde krachten als vectoren oefeningensessie 1 Bron: Wiskunde in de bouw Jos Ariëns, Daniël Baldé Wiskunde krachten als vectoren oefeningensessie 1 Bron: Wiskunde in de bouw Jos Ariëns, Daniël Baldé Oefening 1 Een groot nieuw brugdek van 40m lang moet over een rivier geplaatst worden. Eén kraan alleen

Nadere informatie

Het doorbewegen bij een dwarslaesie. Paraplegie

Het doorbewegen bij een dwarslaesie. Paraplegie Het doorbewegen bij een dwarslaesie Paraplegie Inhoud Inleiding 3 Algemene opmerkingen 3 Zelfstandig doorbewegen 5 Doorbewegen door een hulppersoon 11 Colofon 20 Inleiding In deze brochure laten we de

Nadere informatie

De kickbike en het steppen als onderzoeksonderwerp voor studenten (deel 1)

De kickbike en het steppen als onderzoeksonderwerp voor studenten (deel 1) De kickbike en het steppen als onderzoeksonderwerp voor studenten (deel 1) In het AM 1 van dit jaar berichtte ik u al over twee lopende onderzoeksprojecten van studenten van de Hbo-opleidingen Bewegingstechnologie

Nadere informatie

Theorie: Snelheid (Herhaling klas 2)

Theorie: Snelheid (Herhaling klas 2) Theorie: Snelheid (Herhaling klas 2) Snelheid en gemiddelde snelheid Met de grootheid snelheid geef je aan welke afstand een voorwerp in een bepaalde tijd aflegt. Over een langere periode is de snelheid

Nadere informatie

Oefeningen Hamstrings

Oefeningen Hamstrings Oefeningen Hamstrings Ondanks het feit dat de hamstrings een belangrijke rol spelen tijdens het lopen worden zij vaak verwaarloosd. Gerichte krachttraining voor de hamstrings is echter zeer goed mogelijk.

Nadere informatie

Sportgeneeskunde. Een lopers knie (Iliotibiale band syndroom)

Sportgeneeskunde. Een lopers knie (Iliotibiale band syndroom) Sportgeneeskunde Een lopers knie (Iliotibiale band syndroom) Algemeen Deze folder geeft u informatie over een lopers knie oftewel het iliotibiale band syndroom. De iliotibiale band is een lange peesplaat

Nadere informatie

Theorie-examen Anatomie 13 januari 2006.

Theorie-examen Anatomie 13 januari 2006. Theorie-examen Anatomie 13 januari 2006. 1. Wat is de diafyse van een pijpbeen? A. Het uiteinde van een pijpbeen. B. Het middenstuk van een pijpbeen. C. De groeischijf. 2. Waar bevindt zich de pink, ten

Nadere informatie

Auteur(s): Frank van de Beld Titel: Iliumkanteling tijdens het gaan Jaargang: 2001 Jaartal: 19 Nummer: 3 Oorspronkelijke paginanummers:

Auteur(s): Frank van de Beld Titel: Iliumkanteling tijdens het gaan Jaargang: 2001 Jaartal: 19 Nummer: 3 Oorspronkelijke paginanummers: Auteur(s): Frank van de Beld Titel: Iliumkanteling tijdens het gaan Jaargang: 2001 Jaartal: 19 Nummer: 3 Oorspronkelijke paginanummers: 149-160 Deze online uitgave mag, onder duidelijke bronvermelding,

Nadere informatie

Oefeningen voor patiënten met reumatoïde artritis

Oefeningen voor patiënten met reumatoïde artritis Het is belangrijk om de oefeningen die u in het ziekenhuis hebt gedaan thuis dagelijks voort te zetten. Dit om de gewrichten en spieren in een goede conditie te houden. Probeer op een vast tijdstip te

Nadere informatie

Oefeningen. voor de lage rug

Oefeningen. voor de lage rug Oefeningen voor de lage rug Stretching Alle stretchingsoefeningen worden aan elke zijde 2x herhaald. De oefeningen worden 30 seconden aangehouden. 1. Stretching M. Gastrocnemius (kuitspier) Neem een voor-

Nadere informatie

TENTAMEN NATUURKUNDE

TENTAMEN NATUURKUNDE CENTRALE COMMISSIE VOORTENTAMEN NATUURKUNDE TENTAMEN NATUURKUNDE datum : dinsdag 27 juli 2010 tijd : 14.00 tot 17.00 uur aantal opgaven : 6 aantal antwoordbladen : 1 (bij opgave 2) Iedere opgave dient

Nadere informatie

Eindexamen wiskunde B1-2 havo 2005-I

Eindexamen wiskunde B1-2 havo 2005-I Modderstroom Er zijn vulkanen die geen lava uitspuwen, maar een constante stroom modder geven. De koude modder stroomt als een rivier langzaam de helling af (zie foto 1). Aan de rand van deze stroom droogt

Nadere informatie

Auteur(s): H. Faber Titel: De polyarticulaire buikspieren Jaargang: 16 Jaartal: 1996 Nummer: 3 Oorspronkelijke paginanummers:

Auteur(s): H. Faber Titel: De polyarticulaire buikspieren Jaargang: 16 Jaartal: 1996 Nummer: 3 Oorspronkelijke paginanummers: Auteur(s): H. Faber Titel: De polyarticulaire buikspieren Jaargang: 16 Jaartal: 1996 Nummer: 3 Oorspronkelijke paginanummers: 119-133 Deze online uitgave mag, onder duidelijke bronvermelding, vrij gebruikt

Nadere informatie

De grootste last... Massa. Registratie. Massaverdeling. Mensenmassa

De grootste last... Massa. Registratie. Massaverdeling. Mensenmassa Mensenmassa 1 De grootste last... Bij fysieke belasting denken de meeste mensen meteen aan zwaar til-, duw- en trekwerk. En een kratje pils van 15 kg vinden velen dan al redelijk zwaar. Toch stelt zo'n

Nadere informatie

3.1 Negatieve getallen vermenigvuldigen [1]

3.1 Negatieve getallen vermenigvuldigen [1] 3.1 Negatieve getallen vermenigvuldigen [1] Voorbeeld 1: 5 3 = 15 (3 + 3 + 3 + 3 + 3 = 15) Voorbeeld 2: 5-3 = -15 (-3 +-3 +-3 +-3 +-3 = -3-3 -3-3 -3 = -15) Voorbeeld 3: -5 3 = -15 Voorbeeld 4: -5 3 9 2

Nadere informatie

Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 1 Dinsdag 20 mei uur

Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 1 Dinsdag 20 mei uur Wiskunde B (oude stijl) Examen HAV Hoger Algemeen Voortgezet nderwijs Tijdvak 1 Dinsdag 0 mei 13.30 16.30 uur 0 03 Voor dit examen zijn maximaal 90 punten te behalen; het examen bestaat uit 0 vragen. Voor

Nadere informatie

Werkblad 2 Kracht is een vector -Thema 14 (NIVEAU BETA)

Werkblad 2 Kracht is een vector -Thema 14 (NIVEAU BETA) Werkblad 2 Kracht is een vector -Thema 14 (NIVEAU BETA) Practicum Bij een gedeelte van het practicum zijn minimaal 3 deelnemers nodig. Leerlingen die op niveau gevorderd, of basis werken kunnen je helpen

Nadere informatie

Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie, 20 e jrg 2002, no. 6 (pp )

Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie, 20 e jrg 2002, no. 6 (pp ) Auteur(s): A. Lagerberg Titel: Bewegen is relatief Jaargang: 20 Jaartal: 2002 Nummer: 6 Oorspronkelijke paginanummers: Deze online uitgave mag, onder duidelijke bronvermelding, vrij gebruikt worden voor

Nadere informatie

Oefenprogramma revalidatie rechterzijde

Oefenprogramma revalidatie rechterzijde Oefenprogramma revalidatie rechterzijde Dit oefenprogramma ontvangt u van uw revalidatiearts. Oefen dit programma bij voorkeur 2x per dag. Oefeningen moet u pijnvrij kunnen doen, en adem door! In de oefengids

Nadere informatie

Fysio-/manueeltherapie van Gerven

Fysio-/manueeltherapie van Gerven Fysio-/manueeltherapie van Gerven Artrose Artrose is een chronische aandoening waarbij een degeneratie van het gewricht optreedt. Het gewrichtkraakbeen vermindert in kwaliteit; vergelijk het kraakbeen

Nadere informatie

De 11+ Een compleet warming-up programma

De 11+ Een compleet warming-up programma De 11+ Een compleet warming-up programma Deel 1 & 3 A A }6m Deel 2 B A: Hardlopen B: Jog terug B! ORGANISATIE A: Running OP HET exercise VELD B: Jog back Het parcours bestaat uit 6 paren evenwijdig geplaatste

Nadere informatie

Cursus Ontspanningsmassage. Bijlage spieren. Trapezius

Cursus Ontspanningsmassage. Bijlage spieren. Trapezius Cursus Ontspanningsmassage Bijlage spieren. Trapezius De trapezius (monnikskapspier) is een ruitvormige spier boven aan de achterkant van het lichaam. De trapezius loopt van de schedelbasis tot aan het

Nadere informatie

Oefeningen. Uitademen als u kracht zet, inademen als u ontspant.

Oefeningen. Uitademen als u kracht zet, inademen als u ontspant. Oefeningen Sterke en geoefende buikspieren zijn belangrijk. Omdat ongetrainde en slappe buik- en rugspieren kunnen zorgen voor een slechte houding en rugklachten. Bouw het oefenen van de buikspieren langzaam

Nadere informatie

Begripsvragen: Cirkelbeweging

Begripsvragen: Cirkelbeweging Handboek natuurkundedidactiek Hoofdstuk 4: Leerstofdomeinen 4.2 Domeinspecifieke leerstofopbouw 4.2.1 Mechanica Begripsvragen: Cirkelbeweging 1 Meerkeuzevragen 1 [H/V] Een auto neemt een bocht met een

Nadere informatie

Auteur(s): A. Lagerberg, C. Riezebos Titel: De Tenenstand Jaargang: 15 Jaartal: 1997 Nummer: 2 Oorspronkelijke paginanummers: 59-64

Auteur(s): A. Lagerberg, C. Riezebos Titel: De Tenenstand Jaargang: 15 Jaartal: 1997 Nummer: 2 Oorspronkelijke paginanummers: 59-64 Auteur(s): A. Lagerberg, C. Riezebos Titel: De Tenenstand Jaargang: 15 Jaartal: 1997 Nummer: 2 Oorspronkelijke paginanummers: 59-64 Deze online uitgave mag, onder duidelijke bronvermelding, vrij gebruikt

Nadere informatie

Auteur(s): H. Faber Titel: Efficiënte besturing van vrijheidsgraden Jaargang: 14 Jaartal: 1996 Nummer: 5 Oorspronkelijke paginanummers:

Auteur(s): H. Faber Titel: Efficiënte besturing van vrijheidsgraden Jaargang: 14 Jaartal: 1996 Nummer: 5 Oorspronkelijke paginanummers: Auteur(s): H. Faber Titel: Efficiënte besturing van vrijheidsgraden Jaargang: 14 Jaartal: 1996 Nummer: 5 Oorspronkelijke paginanummers: 235-248 Deze online uitgave mag, onder duidelijke bronvermelding,

Nadere informatie

Vuistregels voor energie-efficiënte robotprogrammatie

Vuistregels voor energie-efficiënte robotprogrammatie Vuistregels voor energie-efficiënte robotprogrammatie Inleiding Energie-efficiëntie is zelden de primaire zorg bij het programmeren van een robot. Hoewel er in onderzoek reeds methodes werden ontwikkeld

Nadere informatie

Begripsvragen: kracht en krachtmoment

Begripsvragen: kracht en krachtmoment Handboek natuurkundedidactiek Hoofdstuk 4: Leerstofdomeinen 4.2 Domeinspecifieke leerstofopbouw 4.2.1 Mechanica Begripsvragen: kracht en krachtmoment 1 Meerkeuzevragen Kracht 1 [H/V] Een boek ligt stil

Nadere informatie

Examen HAVO. wiskunde B (pilot) tijdvak 1 donderdag 24 mei 13.30-16.30 uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen HAVO. wiskunde B (pilot) tijdvak 1 donderdag 24 mei 13.30-16.30 uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage. Examen HAVO 202 tijdvak donderdag 24 mei 3.30-6.30 uur wiskunde B (pilot) Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage. Dit examen bestaat uit 9 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 82 punten te behalen. Voor

Nadere informatie

Spieractivatiepatronen tijdens fitness oefeningen op de Carving Pro. Maastricht University: Pieter Oomen (MSc) Hans Savelberg (PhD)

Spieractivatiepatronen tijdens fitness oefeningen op de Carving Pro. Maastricht University: Pieter Oomen (MSc) Hans Savelberg (PhD) Spieractivatiepatronen tijdens fitness oefeningen op de Carving Pro Maastricht University: Pieter Oomen (MSc) Hans Savelberg (PhD) December, 2010 Inleiding De Carving Pro is een fitnessapparaat waarmee

Nadere informatie

Auteur(s): Herre faber Titel: Kracht en snelheid bij het klapschaatsen Jaargang:16 Jaartal:1998 Nummer:1 Oorspronkelijke paginanummers:48-60

Auteur(s): Herre faber Titel: Kracht en snelheid bij het klapschaatsen Jaargang:16 Jaartal:1998 Nummer:1 Oorspronkelijke paginanummers:48-60 uteur(s): Herre faber Titel: Kracht en snelheid bij het klapschaatsen Jaargang:16 Jaartal:1998 Nummer:1 Oorspronkelijke paginanummers:48-60 Deze online uitgave mag, onder duidelijke bronvermelding, vrij

Nadere informatie

Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie, 16 e jrg 1998, no. 2 (pp )

Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie, 16 e jrg 1998, no. 2 (pp ) Auteur(s): Frank van de Beld Titel: De frozen hip Jaargang: 16 Jaartal: 1998 Nummer: 2 Oorspronkelijke paginanummers: 97-103 Deze online uitgave mag, onder duidelijke bronvermelding, vrij gebruikt worden

Nadere informatie

Henny Leentvaar (Sport)Massage. Functie testen. Datum: 14 mei 2008. Opgesteld door: Henny Leentvaar

Henny Leentvaar (Sport)Massage. Functie testen. Datum: 14 mei 2008. Opgesteld door: Henny Leentvaar Henny Leentvaar (Sport)Massage Functie testen Datum: 14 mei 2008 Opgesteld door: Henny Leentvaar Functie testen Voordat kan worden overgegaan tot tapen of bandageren van een aangedane spier en/of gewricht

Nadere informatie

TRAININGSPLAN STABILITEIT

TRAININGSPLAN STABILITEIT TRAININGSPLAN STABILITEIT Stabiliteitstraining Om goed te kunnen bewegen en/of te kunnen sporten is een sterke romp noodzakelijk. In een rechtop staande houding moet de romp het lichaam te allen tijde

Nadere informatie

Oefeningen voor beenspieren

Oefeningen voor beenspieren Oefeningen voor beenspieren Borstpass op één been Gooi de bal heen en weer. Staan op je rechtervoet betekent gooien met de linkerarm en andersom. Vang de bal met beide handen en gooi hem terug met één

Nadere informatie

RBEID 16/5/2011. Een rond voorwerp met een massa van 3,5 kg hangt stil aan twee touwtjes (zie bijlage figuur 2).

RBEID 16/5/2011. Een rond voorwerp met een massa van 3,5 kg hangt stil aan twee touwtjes (zie bijlage figuur 2). HOOFDSTUK OOFDSTUK 4: K NATUURKUNDE KLAS 4 4: KRACHT EN ARBEID RBEID 16/5/2011 Totaal te behalen: 33 punten. Gebruik eigen grafische rekenmachine en BINAS toegestaan. Opgave 0: Bereken op je rekenmachine

Nadere informatie

Ga op de rug liggen. Buig de knieën en zet de voeten plat op de grond. Klap beide knieën naar één kant.

Ga op de rug liggen. Buig de knieën en zet de voeten plat op de grond. Klap beide knieën naar één kant. BUIKSPIEREN Klap beide knieën naar één kant. Beweeg de kin naar de borst en kom met de romp een klein stukje recht omhoog. Houd 4 tellen vast en ga langzaam weer terug. Bij nekklachten, nek ondersteunen

Nadere informatie

Auteur(s): F. van de Beld Titel: Bekkenkanteling in het frontale vlak als huiswerkoefening Jaargang: 27 Maand: april Jaartal: 2009

Auteur(s): F. van de Beld Titel: Bekkenkanteling in het frontale vlak als huiswerkoefening Jaargang: 27 Maand: april Jaartal: 2009 Auteur(s): F. van de Beld Titel: Bekkenkanteling in het frontale vlak als huiswerkoefening Jaargang: 27 Maand: april Jaartal: 2009 Deze online uitgave mag, onder duidelijke bronvermelding, vrij gebruikt

Nadere informatie

Auteur(s): H. Faber Titel: De belaste discus Jaargang: 14 Jaartal: 1996 Nummer: 1 Oorspronkelijke paginanummers: 42-53

Auteur(s): H. Faber Titel: De belaste discus Jaargang: 14 Jaartal: 1996 Nummer: 1 Oorspronkelijke paginanummers: 42-53 Auteur(s): H. Faber Titel: De belaste discus Jaargang: 14 Jaartal: 1996 Nummer: 1 Oorspronkelijke paginanummers: 42-53 Deze online uitgave mag, onder duidelijke bronvermelding, vrij gebruikt worden voor

Nadere informatie

jaar: 1989 nummer: 17

jaar: 1989 nummer: 17 jaar: 1989 nummer: 17 De snelheidscomponent van een deeltje voldoet aan : v x = a x t, waarin a x constant is en negatief. De plaats van het deeltje wordt voorgesteld door x. Aangenomen wordt dat x= 0

Nadere informatie

Plekken waar je extra aan gaat spannen kunnen zijn: andere kant, je nek, je rug en je buik.

Plekken waar je extra aan gaat spannen kunnen zijn: andere kant, je nek, je rug en je buik. Oefeningen fase 1 In de eerste fase ga je aan de slag om de spieren te activeren. Dit betekent dat je heel selectief 1 spier aanspant voor 5-10 seconden. Het is geen krachtwedstrijd, het is activeren.

Nadere informatie

Oefenprogramma revalidatie linkerzijde

Oefenprogramma revalidatie linkerzijde Oefenprogramma revalidatie linkerzijde Dit oefenprogramma ontvangt u van uw revalidatiearts. Oefen dit programma bij voorkeur 2x per dag. Oefeningen moet u pijnvrij kunnen doen, en adem door! In de oefengids

Nadere informatie