Evaluatie pilot Sprintbemiddeling Gemeente Houten 2004 Houten, juni 2005

Transcriptie

1 Evaluatie pilot Sprintbemiddeling Gemeente Houten 2004 Houten, juni 2005 Evaluatie Sprintbemiddeling gemeente Houten 2004, juni

2 Evaluatie Sprintbemiddeling gemeente Houten 2004, juni

3 Inleiding Door de invoering van de Wet Werk en Bijstand is het begrip Work First ofwel de kortste weg naar werk bij veel gemeenten een actueel thema geworden. Ook aan de gemeente Houten is dat niet ongemerkt voorbij gegaan. Sterker nog: Houten heeft als een van de eerste gemeenten van Nederland de methodiek van Work First ingevoerd. In november 2003 ging de Raad akkoord met het nader uitwerken van de Work First methode. Per januari 2004 is dan ook de Houtense variant van start gegaan: Sprintbemiddeling.Uitgangspunt daarbij was dat werkzoekenden die zich aanmelden voor een uitkering meteen aan de slag moeten kunnen indien zij daartoe in staat zijn. Zij krijgen daarbij begeleiding en ondersteuning in de vorm van korte cursussen en dergelijke. Uitstroom naar regulier werk staat voorop. Binnen dit model neemt werken met behoud van uitkering een belangrijke positie in. Voor de volledigheid: de methodiek van Sprintbemiddeling is uitsluitend ingezet voor de fase 2 en 3 werkzoekenden. De fase-indeling wordt als volgt gehanteerd: Fase 1: mensen waarvan verwacht wordt dat zij zelfstandig of met zeer minimale ondersteuning binnen zes maanden betaald werk hebben gevonden. De afstand tot de arbeidsmarkt is dus zeer klein. De verantwoordelijkheid voor terugkeer naar de arbeidsmarkt ligt bij het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) Fase 2: mensen met een redelijk grote afstand tot de arbeidsmarkt. Verwacht wordt dat het hen zonder hulp niet zal lukken betaald werk te vinden. Deze groep heeft vaak verouderde werkervaring. Fase 3: mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Verwacht wordt dat het zonder hulp, training en/of scholing niet zal lukken betaald werk te vinden. Deze groep heeft vaak weinig tot geen werkervaring. Fase 4: mensen met een zeer grote afstand tot de arbeidsmarkt. Hieronder worden begrepen de klanten waarbij sprake is van zeer complexe problematiek. Sociale activering kan een middel zijn maar ook zorgtrajecten of volledige ontheffing van de arbeidsvoorwaarden behoort tot de mogelijkheden. Overigens is dit de grootste groep in het klantenbestand (conform landelijke trend). De afdeling Sociale Zaken heeft een evaluatie gehouden van de pilot. Daarnaast is in samenwerking met de coördinator Onderzoek en Statistiek van de gemeente een extern bureau gevraagd een klanttevredenheidsonderzoek te houden. Tot slot hebben beide betrokken reïntegratiebedrijven een schriftelijke evaluatie gehouden. Leeswijzer Dit stuk bestaat uit een aantal onderdelen: - Samenvatting - Ervaringen en resultaten van de gemeente Houten met Sprintbemiddeling (hfst 1) - Klanttevredenheidsonderzoek onder deelnemers Sprintbemiddeling (hfst 2) - Financiën (hfst 3) - Aanbevelingen en conclusies (hfst 4) Daarnaast zijn er een viertal bijlagen toegevoegd. Te weten: - Bijlage 1: procesbeschrijving Sprintbemiddeling - Bijlage 2: rapportage klanttevredenheidsonderzoek - Bijlage 3: evaluatie Pilot Sprintbemiddeling door deelnemend reïntegratiebedrijf Alexander Calder arbeidsintegratie (AC) - Bijlage 4: evaluatie Pilot Sprintbemiddeling door deelnemend reïntegratie- en leerwerkbedrijf UW Reïntegratie (UW). Evaluatie Sprintbemiddeling gemeente Houten 2004, juni

4 Evaluatie Sprintbemiddeling gemeente Houten 2004, juni

5 Samenvatting Op 1 januari 2005 zijn we van start gegaan met de pilot Sprintbemiddeling, die als doel had om de instroom in de uitkering te verminderen en de uitstroom uit de uitkering te verhogen. Centrale idee achter deze pilot is om mensen (in tegenstelling tot eerdere vormen van trajectbemiddeling) snel en intensief te bemiddelen waarbij gebruik gemaakt kan worden van zogenaamde werkervaringsplaatsen. Uit de evaluatie blijkt dat de pilot een succes is, vanwege onderstaande 3 punten: 1. Resultaten - De uitstroom naar werk is fors toegenomen: al behaald 41,4%, (nog maximaal haalbaar: 55,2%) tegen 24% in voorgaande jaren. - De totale lengte van het traject werd aanzienlijk bekort: van trajecten van 2 tot 3 jaar naar trajecten van 2 weken tot 7 maanden. Gemiddelde trajectduur in voorgaande jaren besloeg twee jaar, gemiddelde trajectduur in de pilot: 2,8 maanden. - Heldere verwachtingen richting klant (vanaf dag 1 is duidelijk dat wie kan werken moet werken). - Flexibiliteit, bereidheid tot samenwerking en input van alle partijen. - Ondanks slechte economische situatie een behoorlijke uitstroom naar werk. 2. Klanttevredenheid Uit het onderzoek blijkt dat het merendeel van de deelnemers (vooral zij die werk hebben gevonden) tevreden is over de pilot. Daarnaast is het merendeel tevreden over de inhoud, de begeleiding en uitleg en betrokkenheid vanuit de gemeente en de betrokken reïntegratiebedrijven. 3. Financiën De pilot levert in verhouding tot eerdere vormen van trajectbemiddeling een financieel voordeel op van ,75. Gezien het succes van de pilot is deze nieuwe methodiek inmiddels standaardmethodiek geworden. Het Houtens voorbeeld werd door veel partijen met grote aandacht gevolgd en is door een aantal gemeenten overgenomen. Aandachtpunten voor de toekomst zijn: 1. Meer informatie aan de klant bij start van het traject: dit is per 2005 ingezet. 2. Het uitoefenen van de regierol van de casemanager is van groot belang voor het slagen van het traject: op diverse wijze heeft hier al verdere training in plaats gevonden. 3. Uit het klanttevredenheidsonderzoek kwam naar voren dat men graag zou zien dat reiskosten standaard verstrekt worden: met ingang van 2005 wordt daarom reiskostenvergoeding verstrekt. 4. Uit het klanttevredenheidsonderzoek kwam eveneens de wens naar voren om kinderopvang éénvoudig toegankelijk maken voor deelnemers en door het creëren van plekken: op basis van de nieuwe wet kinderopvang is dit niet mogelijk, wel wordt ondersteuning geboden bij het vinden van opvang. Met ingang van 2005 een nieuwe trajectvorm ingevoerd die feitelijk gezien kan worden als voortraject : voor ouders is een korte training (2 maanden) beschikbaar, waar zij in groepsvorm, leren de combinatie tussen werken en zorg te maken. 5. SMART-afspraken met werkgevers maken, waar klanten niet alleen werkervaring op kunnen doen, maar waar ze ook kunnen gaan werken. Hieraan wordt gewerkt, ook in regionaal verband. Daarnaast bestaat er sinds 2004 een samenwerking met de afdeling Economische Zaken om dit doel te bewerkstelligen. Evaluatie Sprintbemiddeling gemeente Houten 2004, juni

6 Evaluatie Sprintbemiddeling gemeente Houten 2004, juni

7 1. Ervaringen van de gemeente met Sprintbemiddeling Reden om in 2004 van start te gaan met een nieuwe methodiek in de vorm van een pilot waren: De resultaten van het tot dan toe ingezette reïntegratie-instrumentarium, te weten uitstroom naar werk, waren te beperkt; de werkzoekende moet sinds de invoering van de Wet Werk & Bijstand i.p.v. passend werk algemeen aanvaarde arbeid accepteren. Daarmee zijn de mogelijkheden om snel aan de slag te kunnen vergroot. Deze doelen zijn voor een belangrijk deel behaald, namelijk: Het percentage werkzoekenden dat aan het traject heeft deelgenomen en is uitgestroomd naar een betaalde baan is aanzienlijk vergroot (van 24% voorgaande jaren naar 41% in 2004) De gemiddelde trajectduur is aanzienlijk gedaald (van gemiddeld 2 jaar in voorgaande jaren naar 2,8 maanden in 2004) Verder blijkt dat de totale financiële kosten van de pilot lager zijn dan het financiële voordeel dat een versnelde uitstroom oplevert (zie hoofdstuk 3). Op de genoemde resultaten wordt hieronder nader ingegaan: 1.1 Start pilot Hieronder puntsgewijs de aanleiding en belangrijkste factoren die van invloed waren op het slagen van de pilot. Doelen van de pilot Sprintbemiddeling waren: A. verminderen instroom in de bijstand B. verhogen uitstroom uit de bijstand Knelpunten oude aanpak: klanten in een reïntegratietraject worden te laat met werk geconfronteerd te geringe uitstroom fase 2 en 3 werkzoekenden naar werk te weinig preventie voor de instroom in de bijstand late aanlevering Kwint door CWI / dubbeling met diagnose gemeente lange doorlooptijden traject Succesfactoren Sprintbemiddeling toename van het aantal uitstroom naar werk directere, intensieve samenwerking tussen casemanagers en reïntegratiebedrijven (heldere verwachtingen over en weer waardoor regievoering vanuit gemeente beter verloopt, duidelijk afgeven van 1 boodschap naar de klant) Heldere verwachtingen richting klant (vanaf dag 1 is duidelijk dat wie kan werken moet werken) opstelling CWI Nieuwegein (bereidheid tot het maken van andere, op Sprintbemiddeling passende afspraken) Betrokkenheid en kwaliteit van uitvoerders bij beide reïntegratiebedrijven Flexibiliteit, bereidheid tot samenwerking en input van alle partijen. Samenwerking met reïntegratiebedrijven: deze zijn goed aanstuurbaar door inkooprelatie). Ondanks slechte economische situatie een behoorlijke uitstroom naar werk. Valkuilen in het proces tijdsdruk door snelheid van het traject (communicatie tussen CWI, gemeente, klant en reïntegratiebedrijf hebben een hoge frequentie. Om slagvaardig te kunnen zijn is direct overleg en snelle terugkoppeling (binnen 24 uur) noodzakelijk) Evaluatie Sprintbemiddeling gemeente Houten 2004, juni

8 Noodzakelijke veranderingen in ambtelijke organisatiestructuur (verantwoordelijkheid voor traject en resultaat doorgevoerd tot casemanager. Meer vrijheid voor de casemanager om bijv maatwerk te leveren. Betekent echter tegelijkertijd een andere verantwoordelijkheid en rol voor de casemanager: feitelijk kreeg het regievoeren een impuls, deze taak werd verder uitgediept. Dit vraagt een andere benadering en dus een omslag in doen en denken) afhankelijkheid van derden (inbreng CWI hangt af van bereidheid tot aanpassing van hun interne processen. CWI is moeilijk aanstuurbaar vanuit gemeente. Betrokkenheid van 2 verschillende reïntegratiebedrijven bij de pilot (meerdere partners vergroot kans op communicatieproblemen. Daarnaast zijn de 2 betrokken partijen concurrenten van elkaar) Situatie arbeidsmarkt (om uitstroom naar werk te bewerkstellingen blijven we afhankelijk van de economische situatie). In bijlage 1 staat het proces van de Pilot Sprintbemiddeling uitgebreid beschreven. In hoofdstuk 2 zal nader worden ingegaan op de ervaringen. 1.2 Resultaten pilot De nieuwe werkwijze kon niet van het ene moment op het andere voor de hele groep ingezet worden, daarom werd deze methodiek in eerste instantie specifiek voor de nieuwe instroom gebruikt. Het voornemen was per 2005 deze methodiek ook voor het zittende bestand in te voeren, om zodoende tot een volledige sluitende aanpak te komen. Sneller dan verwacht is deze methodiek echter al in de loop van 2004 voor het gehele bestand ingevoerd. Belangrijkste reden daarvan waren de positieve resultaten. In totaal zijn er in personen in de pilot Sprintbemiddeling gestart. Allereerst een overzicht van de resultaten van deze groep. Cijfers pilot Sprintbemiddeling (absolute cijfers)* Totaal aantal aangemelde klanten 33 Uitval na intake 4 In traject genomen (netto instroom) 29 Uitstroom naar werk 12 Uitstroom anders dan naar werk 13 Nog in traject / bemiddeling 4 * Stand van zaken per : gegevens zijn niet compleet daar bemiddeling van 4 personen nog doorloopt. Overigens hebben van deze 4 personen al 3 personen parttime werk gevonden. Reden uitval na intake (absolute cijfers) Had niet aangemeld mogen worden 1 Zelf werk gevonden 1 Medische reden 1 Weigeren medewerking 1 Totaal aantal uitval na intake 4 Reden uitstroom anders dan naar werk (absolute cijfers) Weigeren medewerking 2 Verhuizing naar andere gemeente 3 Einde uitkering 2 Medische redenen 2 Psychische redenen 1 Vrijstelling / opschorting arbeidsverplichting 1 Gehele traject doorlopen zonder succesvolle uitstroom naar werk 2 Totaal aantal uitstroom anders dan naar werk 13 Om een beter beeld te krijgen van de resultaten van Sprintbemiddeling dienen de resultaten van de pilot te worden afgezet tegen de resultaten vanuit de overige Evaluatie Sprintbemiddeling gemeente Houten 2004, juni

9 reïntegratiecontracten. Om de vergelijking zo zuiver mogelijk te maken worden alleen die contracten meegenomen die een vergelijkbare doelgroep bedienden (fase 2 en 3). Met andere woorden het gemiddelde van de oude contracten voor de doelgroep fase 2/3: de contracten over het jaar 2002 en 2003/2004. Daarbij moet meegenomen worden dat de oude contracten al een veel langere looptijd hebben (3 jaar) en voor de pilot slechts 1,5 jaar meegewogen kan worden. Dit zal een positief voordeel geven voor de oude contracten (die tenslotte meer tijd heeft gehad om het beoogde resultaat, te weten uitstroom naar werk, te behalen). Van de verschillende contracten volgens de oude werkwijze is een gemiddelde genomen (zowel absoluut als procentueel). Vergelijking resultaten oude werkwijze & nieuwe methodiek (Sprintbemiddeling) Contractsoort Gemiddelde oude contracten (absoluut) Gemiddelde oude contracten (procentueel) Gemiddelde nieuwe methodiek (absoluut) Gemiddelde nieuwe methodiek (procentueel) Aangemeld % % Uitval na intake 13 19% 4 12% In traject % % Uitstroom naar werk 13 24% 12 41,4% Uitval tijdens traject (diverse 22 41% 16 44,8% redenen) Nog in traject 19 35% 4 13,8% Opmerkelijkste resultaten pilot Sprintbemiddeling: - De uitstroom naar werk is fors toegenomen: behaald 41,4%, (nog maximaal haalbaar: 55,2%) tegen 24% in voorgaande jaren; - De intensiteit van het traject lag veel hoger dan voorgaande jaren: van eenmaal in de twee weken anderhalf uur contact tussen klant en reïntegratiebedrijf, naar 20 uur per week en aansluitend 36 uur per week contact tussen klant en reïntegratiebedrijf; - De totale lengte van het traject werd aanzienlijk bekort: van trajecten van 2 tot 3 jaar naar trajecten van 2 weken tot 7 maanden. Gemiddelde trajectduur in voorgaande jaren besloeg 2 jaar, gemiddelde trajectduur in de pilot: 2,8 maanden; - Er bestond frequenter en intensiever contact tussen de casemanager en het reïntegratiebedrijf. Evaluatie Sprintbemiddeling gemeente Houten 2004, juni

10 2. Klantonderzoek onder deelnemers aan Sprintbemiddeling In het tweede kwartaal van 2005 is een onderzoek onder de deelnemers aan Sprintbemiddeling uitgevoerd. Alle 33 deelnemers aan Sprintbemiddeling zij benaderd, uiteindelijk hebben 18 personen deelgenomen aan het klanttevredenheidsonderzoek. Hiermee bedraagt het responspercentage 55%: daarmee kan een goede indicatie gegeven worden van de klanttevredenheid. Naast de klantinterviews zijn ook de uitvoerende medewerkers van de drie organisaties betrokken in het onderzoek. Dit betrof de twee reïntegratiebedrijven: Alexander Calder arbeidsintegratie en UW Reïntegratie en tot slot de casemanagers van de gemeente Houten. Het volledige rapport is als bijlage aan deze evaluatie toegevoegd. Zowel in het bijgevoegde rapport als in onderstaand hoofdstuk worden in verband met de leesbaarheid afkortingen gebruikt voor beide reïntegratiebedrijven. Alexander Calder arbeidsintegratie wordt aangeduid als AC, UW reïntegratie wordt aangeduid als UW. 2.1 Conclusies De belangrijkste conclusies zijn: 1. Algemene indruk deelnemers pilot Sprintbemiddeling 55% van de geïnterviewden zijn tevreden tot zeer tevreden over Sprintbemiddeling! Zij noemen de snelheid van starten als één van de punten waarover ze tevreden zijn. Verder vond 55% van de geïnterviewden de afspraken, verwachtingen en verplichtingen van Sprintbemiddeling duidelijk tot zeer duidelijk. Zeven personen waren matig tevreden of op onderdelen niet tevreden, bijvoorbeeld omdat het traject niet tot werk geleid heeft of men de afspraken niet duidelijk vond. 2. Ervaringen deelnemers met de gemeente 77% van de geïnterviewden is tevreden over de uitleg van de casemanagers bij de trajectstart. Een aantal klanten maakte hierbij de aantekening dat zij direct bij de intake hadden willen weten dat zij na een maand naar UW zouden gaan. Verder verwachtte een aantal klanten wat meer contact met hun casemanager gedurende het traject. 3. Ervaringen deelnemers met het reïntegratiebedrijf (AC) 88% van de geïnterviewden is tevreden over AC. Zij voelden zich goed geïnformeerd en gesteund door AC. Vooral de persoonlijke benadering landde goed bij de deelnemers. De ondersteuning bestond uit individuele begeleiding. De deelnemers zijn tevreden over deze aanpak en kunnen niets bedenken dat beter had gekund. Behalve dat degenen die geen werk gevonden hebben meer resultaat willen zien. 4. Ervaringen met het leerwerkbedrijf (UW) Slechts 2 geïnterviewden zijn in contact geweest met UW en zijn tevreden over de uitleg en de steun van UW. Van deze deelnemers is de éne zeer tevreden en de ander niet. Deze laatste vond het werken bij UW te simpel en heeft afgehaakt. De tevreden deelnemer heeft een brief aan de directeur van UW geschreven om er te mogen blijven werken. 5. Is er verschil in oordeel over het project tussen deelnemers die a) een baan hebben gevonden, b) om andere reden zijn uitgestroomd, c) nog in traject zijn. De deelnemers aan Sprintbemiddeling, die werk hebben gevonden zijn zeer positief over Sprintbemiddeling. De deelnemers die om andere redenen zijn uitgestroomd zijn om zeer uitéénlopende redenen uitgestroomd, waardoor hieruit geen éénduidige conclusie is te trekken. Wel valt op dat deze doelgroep minder positief is. De klanten die nog in traject zijn, zijn overwegend positief. Zij zijn in het bijzonder degenen die signaleren dat er een kloof is met de arbeidsmarkt. Evaluatie Sprintbemiddeling gemeente Houten 2004, juni

11 2.2 Positieve ervaringen en knelpunten Naast de tevredenheid over alle betrokken partijen is ook onderzocht welke knelpunten en positieve zaken heeft men ervaren tijdens deelname. Positief: tonen van persoonlijke interesse. Bijvoorbeeld door een belangstellend telefoontje van AC na het voeren van een sollicitatiegesprek; intensieve begeleiding bij AC; zelf kunnen zoeken naar werk in een ruimte waar begeleiding gevraagd kan worden; het beschikbaar zijn van de casemanagers voor vragen; de sociale werkomgeving die UW biedt aan mensen in een isolement. Knelpunten: nadat deelnemers klaargestoomd zijn voor de arbeidsmarkt ervaren zij een kloof met de echte arbeidsmarkt; financiële krapte, waardoor de investering die zij moeten doen om het reïntegratietraject te volgen hen teveel is, zoals bijv. het opbrengen van de reiskosten; persoonlijke problemen, zoals bijv. met het verwerken van een oorlogsverleden als vluchteling, waardoor het aangaan van een opbouwend reïntegratietraject moeizaam is; Onduidelijkheid over wat deelnemers te wachten staat in het vervolg van het traject. Evaluatie Sprintbemiddeling gemeente Houten 2004, juni

12 3. Financiën 3.1 Kosten De prijs van een traject was opgebouwd uit twee prijsonderdelen per klant: een vast deel en een no cure no pay deel. Met andere woorden: prestatiefinanciering. De zogenaamde inputprijs (af 565,25 incl. BTW) werd voor iedere aangemelde persoon betaald. Oftewel 33 maal. Aansluitend werd er slechts een outputprijs (premie) uitbetaald indien het reïntegratiebedrijf erin slaagde iemand te bemiddelen naar werk (met als gevolg uitstroom uit de uitkering). De hoogte van de outputprijs was afhankelijk van de snelheid waarmee uitstroom bewerkstelligd werd. Er bestonden 3 outputprijzen of soorten uitstroompremies: Bemiddeling binnen 4 weken Bemiddeling boven 4 weken en binnen 3 maanden Bemiddeling boven 3 maanden en binnen 6 maanden Daarnaast was nadrukkelijk de bedoeling, dat uitstroom duurzaam zou zijn. Dit betekent tenminste 6-12 maanden aaneengesloten werk. Daardoor werd de outputprijs in twee tranches uitbetaald: Na 6 maanden Na 12 maanden Vooral door uitbetaling in de tweede tranche (12 maanden na uitstroom) is heden nog niet definitief te zeggen wat de pilot Sprintbemiddeling heeft gekost. We kunnen wel constateren wat er al is uitgegeven en wat nog maximaal betaald moet worden. Kosten pilot Sprintbemiddeling Totaal uitgegeven tot nu toe ,00 Nog maximaal uit te geven ,25 Maximale kosten pilot , Besparing Zoals uit hoofdstuk 2 al naar voren komt was de gemiddelde doorlooptijd van een traject voor fase 2/3 in voorgaande jaren 2 jaar. De gemiddelde doorlooptijd van het traject in 2004 bedroeg 2,8 maanden. Daarmee kunnen we stellen dat gemiddeld gezien een traject in het kader van Sprintbemiddeling 21 maanden korter is. Een gemiddelde uitkering kost per maand 922,00. Traject is 21 maanden korter: 21 x 922,00 =19.362,00 Er zijn 12 mensen uitgestroomd naar werk: 12 x ,00 = ,00 Financieel overzicht pilot Sprintbemiddeling Maximale kosten pilot ,25 Maximale besparing tengevolge pilot ,00 Financieel voordeel pilot ,75 Evaluatie Sprintbemiddeling gemeente Houten 2004, juni

13 4. Samenvatting en conclusies Er is voor 35 personen een traject ingekocht, uiteindelijk zijn er 33 personen daadwerkelijk aangemeld. Zowel het contract met AC als dat met UW was ingesteld op mogelijk 35 personen. Dat er uiteindelijk maar een klein deel naar UW is gegaan had vooral een positieve oorzaak: tenslotte zou men pas na 4 weken ook bij UW in traject gaan. In de praktijk waren een behoorlijk aantal mensen toen al uitgestroomd naar (betaald) werk. 4.1 Aandachtspunten voor de toekomst zijn: 1. Meer informatie aan de klant bij start van het traject: dit is met ingang van 2005 ingezet. De klant krijgt na het eerste contact met de casemanager een informatiemap mee naar huis. Na afloop kan dan altijd nog teruggelezen worden wat de afspraken, verwachtingen en verplichtingen zijn. 2. Het uitoefenen van de regierol van de casemanager is van groot belang voor het slagen van het traject. Op diverse wijze heeft hier al verdere training in plaats gevonden. Dit blijft voortdurend punt van aandacht en beperkt zich overigens niet uitsluitend tot de methodiek van Sprintbemiddeling. 3. Benaderen van werkgevers door de gemeente om werkervaringsplaatsen en/of arbeidsplaatsen te werven. 4. Uit het klanttevredenheidsonderzoek kwam naar voren dat men graag zou zien dat reiskosten standaard verstrekt worden. In de pilot 2004 is dit met opzet niet gebeurd daar de locatie in Nieuwegein was. Om zoveel mogelijk een lijn te trekken met de arbeidsmarkt werd besloten reiskosten beneden de 10 kilometer niet te vergoeden. Tenslotte is men niet verplicht gebruik te maken van het openbaar vervoer. 5. Uit het klanttevredenheidsonderzoek kwam eveneens de wens naar voren om kinderopvang éénvoudig toegankelijk maken voor deelnemers en door het creëren van plekken. Gezien de invoering van de wet kinderopvang is het niet mogelijk daar invloed op uit te oefenen. Casemanagers beiden wel ondersteuning bij het vinden van kinderopvang. Een aantal klanten gaf bovendien aan dat zij de kosten van kinderopvang niet zelf te kunnen voorschieten. Ook dit is een effect van de nieuwe wet, om financiële problemen te voorkomen wordt echter aan hen die het niet kunnen betalen in de vorm van leenbijstand het voor te schieten bedrag verstrekt. Overigens is er met ingang van 2005 een nieuwe trajectvorm ingevoerd die feitelijk gezien kan worden als voortraject : voor ouders is een korte training (2 maanden) beschikbaar, waar zij in groepsvorm, leren de combinatie tussen werken en zorg te maken. 6. Uit het klanttevredenheidsonderzoek kwam ook naar voren de wens om extra zorg beschikbaar te hebben en aan te bieden aan de deelnemers. Dit zou een goede trajectstart bevorderen en eventuele uitval voorkomen. Te denken valt hierbij aan een medische doorlichting en ondersteuning in de vorm van fysiotherapie, psychische hulp van Vluchtelingenwerk en AMW. Al deze mogelijkheden zijn beschikbaar, de casemanager schakelt anderen in daar waar nodig. In principe zou extra zorg voor deze doelgroep niet van toepassing moeten zijn. Indien er sprake is van (complexe) problematiek vindt normaliter indeling in fase 4, en daarmee een geheel ander traject, plaats. 7. SMART-afspraken met werkgevers maken, waar klanten niet alleen werkervaring op kunnen doen, maar waar ze ook kunnen gaan werken. Hieraan wordt gewerkt, ook in regionaal verband. Daarnaast bestaat er sinds 2004 een samenwerking met de afdeling Economische Zaken om dit doel te bewerkstelligen. 4.2 Regionale start invoering methodiek Gezien het succes van de Houtense pilot hebben de Lekstroomgemeenten (Nieuwegein, Vianen, Lopik en IJsselstein) besloten deze methodiek ook in eigen gemeente in te voeren. Met ingang van 2005 wordt in de Lekstroomgemeenten, na een gezamenlijke aanbesteding, deze methodiek dan ook in regionale vorm onder de naam Werken werkt voortgezet. Evaluatie Sprintbemiddeling gemeente Houten 2004, juni

14 Bijkomend voordeel van het regionaal invoeren van deze methodiek is dat de samenwerking met het CWI een betere kans van slagen heeft. Houten neemt geen bijzondere plaats meer in waardoor afspraken met betrekking tot doorlooptijden en verwijzing eenduidig zijn. 4.3 Voorbeeldfunctie Zoals al in de inleiding aangegeven was de gemeente Houten een van de eerste gemeenten in Nederland die de methodiek van Work First daadwerkelijk heeft ingevoerd. Naast de interesse vanuit de regio, die heeft geleid tot volledige adoptie van de Houtense werkwijze door de regio, is er vanuit den lande grote belangstelling geweest voor de ervaringen en resultaten in Houten. Partijen die zich hebben laten informeren en op soms ook op werkbezoek kwamen zijn: Diverse gemeenten (zeer uiteenlopend qua grootte en omvang) Inspectie Werk en Inkomen (IWI) Raad voor Werk en Inkomen (RWI) Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) Regionaal Arbeidsmarkt Platform Utrecht-Midden (RAP) Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) Daarnaast is meegewerkt aan diverse onderzoeken vanuit het Ministerie van SZW en heeft Houten workshops gegeven op landelijke bijeenkomsten over dit onderwerp. 4.4 Vervolg We hebben al aangegeven door te gaan met de nieuwe methodiek. Aspecten van deze methodiek zijn inmiddels ook doorgetrokken in andere vormen van reïntegratie zoals contracten voor specifieke doelgroepen en sociale activering. Het betreft de aspecten die o.i. de basis zijn voor de methodiek van Work First, te weten: 1. Grotere intensiteit: niet langer bestaan traject uit 2 wekelijks contact tussen klant en reïntegratiebedrijf, maar in alle gevallen (mits de bijzondere omstandigheden van de klant dit toelaten) een tijdsbesteding van 20 uur per week. 2. Daar waar mogelijk gebruik maken van een gecontroleerde werkomgeving of stage: Om de afstand tot de arbeidsmarkt zo klein mogelijk te houden door in het arbeidsritme te blijven, om specifieke werkervaring op te doen, om eventuele problemen die zich voordoen na het aanvaarden van een baan vroegtijdig en in een gecontroleerde omgeving te signaleren en te verbeteren. 3. Duidelijke regierol van de casemanager: de afspraken, verwachtingen en resultaten met reïntegratiebedrijven zijn duidelijker geworden zodat sturing beter mogelijk is. 4. Snelheid in het traject: vanaf het moment van aanvraag wordt bekeken of iemand in staat is deel te nemen aan een traject, indien dat kan wordt binnen 48 uur het traject ook daadwerkelijk gestart. Om de volgende redenen zullen wij dan ook doorgaan met de methodiek achter Sprintbemiddeling: Work First: 1. De resultaten (uitstroom naar werk) zijn aanzienlijk verbeterd: 2. De gemiddelde uitkeringsduur is aanzienlijk verkort: 3. De ervaringen van de deelnemers zijn overwegend positief. 4.5 Tot slot Daar de reïntegratie van werkloze werkzoekende bijstandsgerechtigden een item is wat voortdurend in beweging blijft (beïnvloed door verscheidene factoren) behoeven ook de methodieken om deze groep(en) naar werk te begeleiden voortdurend evaluatie en aanpassing en daar waar mogelijk verbetering of aanscherping. Dit betekend dat wij naar onze mening een methodiek hebben gevonden die werkt, maar dat maakt niet dat we stil kunnen zitten en we zullen daarom in de praktijk doorlopend blijven evalueren en bijstellen. Evaluatie Sprintbemiddeling gemeente Houten 2004, juni