Dieetbehandelingsrichtlijn 17

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Dieetbehandelingsrichtlijn 17"

Transcriptie

1 Dieetbehandelingsrichtlijn 17 Doelgroep Patiënten die ondervoed zijn, of een verhoogd risico hebben op het ontwikkelen van ondervoeding (Para)medische gegevens Ziektebeeld Diagnose is een acute of chronische toestand waarbij een tekort of disbalans van energie, eiwit en andere voedingsstoffen leidt tot meetbare, nadelige effecten op lichaamssamenstelling, functioneren en klinische resultaten. is te verdelen in drie syndromen: wasting, cachexie en sarcopenie. Wasting is het verlies van zowel spier- als vetmassa bij een ernstig tekort aan voeding, bijvoorbeeld ten gevolge van anorexie. Cachexie wordt veroorzaakt door een onderliggende ziekte en wordt gekarakteriseerd door een doorgaand verlies van skeletspiermassa (met of zonder verlies van vetmassa) dat niet volledig gestopt kan worden door dieetbehandeling en leidt tot verlies van functionaliteit. Bij sarcopenie is er sprake van leeftijdgeassocieerd verlies van skeletspiermassa en functionaliteit. Klachten Risicoprofiel Complicaties Algehele malaise, gebrek aan eetlust, gewichtsverlies, vermoeidheid, futloosheid, verminderde kwaliteit van leven. Hierbij komen nog de klachten die gerelateerd zijn aan het onderliggende ziektebeeld. De klachten beïnvloeden elkaar en er is een risico dat de patiënt in een vicieuze cirkel terechtkomt. Patiënten met onbedoeld gewichtsverlies en/of patiënten waarbij het ziekteproces of de behandeling van de ziekte een negatieve invloed heeft op de hoeveelheid vetvrije celmassa. Risicofactoren zijn verminderde mobiliteit, verminderde of geen mogelijkheid om boodschappen te (laten) doen en eten te bereiden, vermoeidheid, angst, depressie, verminderde cognitie, de ziektetoestand (inflammatie in verschillende gradaties), verminderde smaak, geur of eetlust, gebitsklachten, slikproblemen, een ontregeling van het honger- en verzadigingsgevoel, een verstoorde vertering en absorptie in het maag-darmkanaal (malabsorptie), pijn, dementie, bijwerkingen van medicatie, verslavingsproblematiek, eenzaamheid, verdriet en armoede. vermindert de immunologische afweer, zorgt voor een verminderde wondgenezing, een verhoogde kans op het ontwikkelen van decubitus, een afname van de kwaliteit van leven, depressiviteit en een verhoogde mortaliteit. Een verminderde spiermassa leidt tot een afname van de algehele conditie en een verminderde hart- en longcapaciteit. De genoemde complicaties hebben onder andere een langere opnameduur en een verhoogd gebruik van medicijnen tot gevolg, wat toename van de zorgkosten met zich meebrengt. Bij kinderen heeft ondervoeding niet alleen directe gevolgen voor het kind op dat moment, maar omdat het kind in ontwikkeling is, kan het ook gevolgen hebben op latere leeftijd, zoals een vermindering van het IQ en een kleinere eindlengte. Ook bij kinderen is er sprake van een langere opnameduur bij ondervoeding. Medische geschiedenis Dieetgeschiedenis Relevant medicijngebruik Behandeling Onderliggend ziektebeeld en de behandeling hiervan. Informatie over andere hulpverleners en voedingsgerelateerde klachten. Eerdere dieetinterventies, gebruik klinische voeding (drinkvoeding, sondevoeding, parenterale voeding) en voedingsadviezen. Medicijngebruik bij het onderliggende ziektebeeld van invloed op eetlust, inname en absorptie voedingsstoffen. Navraag naar relevant medicatiegebruik, zoals anti-emetica bij misselijkheid en pijnmedicatie bij pijn. Risicopatiënten worden veelal opgespoord door middel van screening met een instrument geschikt voor de doelgroep. De diëtist stelt met nadere diagnostiek de voedingstoestand vast, stelt de diëtistische diagnose op en formuleert de behandeldoelen. Het algemene doel van de behandeling is: de voedingstoestand verbeteren. Indien verbetering niet mogelijk is, dient verdere verslechtering zo veel mogelijk te worden voorkomen. Dit dient individueel nader gespecificeerd te worden met de voor die patiënt relevante parameters. Bij de behandeling van ondervoeding richt men zich op de oorzaken van ondervoeding zoals ziekte en wordt een passend voedingsbeleid opgesteld om de voedingstoestand van patiënten te optimaliseren. Behandeling bij voorkeur door een multidisciplinair team, waarbij de diëtist vanwege de specifieke kennis op gebied van voeding een centrale rol speelt.

2 Diëtistische gegevens Voedingsanamnese, voedingsmiddelen en voedingsstoffen Antropometrische gegevens Biochemische gegevens Dagelijks eetpatroon Emotionele beleving van het eten Externe factoren Diversen Diëtistische diagnose Navraag van de eetlust, misselijkheid (braken), defecatie, stoma s, fistels en wonden en gebruikelijke en huidige voedselinname. De regelmaat van het eetpatroon en de recente (ziektegerelateerde) veranderingen (aversies, slik- en kauwproblemen) en gebruik van dieetpreparaten zoals drinkvoeding en vitamine- en/of mineralensupplementen. Eventueel gebruik van enterale en/of parenterale voeding in de voorgeschiedenis. Anamnese gericht op eventuele deficiënties in macro- (met name eiwit) en micronutriënten. Lengte, gebruikelijk gewicht (in afgelopen 1 en 6 maanden geleden), huidig gewicht en BMI, vetvrijemassa-index, gewicht in vetvrije massa, spierkracht (onder andere handknijpkracht) en bovenarmomtrek. Biochemische gegevens: voor deficiëntie macronutriënten zijn geen goede waarden, voor evaluatie deficiëntie micronutriënten:onder andere ferritine (in combinatie met MCV), ijzerverzadiging, Hb, 25 (OH) vitamine D, calcium, vitamine B12. Mate van inflammatie en ziekte: Bezinking, C-reactieve proteïne (CRP) en albumine. Bij refeedingsyndroom met name fosfaat en secundair kalium en magnesium. Gegevens over ADL, eventueel aanwezige depressiviteit en/of een (post operatief) delier. Het normale eetpatroon moet worden aangepast. Motivatie patiënt voor dieetbehandeling. Toepassen van motiverende gesprekstechnieken kan positief bijdragen. Mate van stigmatisering van het voedingsbeleid, pijn, veranderde smaak, misselijkheid, braken, diarree, eenzaamheid, verdriet, angst, verwarring, onbegrip beïnvloeden het eetpatroon en/of de beleving van het eten. Noodzaak gebruik van drink-, sonde en/of parenterale voeding ten opzichte van normale voedingsmiddelen. Partner, sociale omgeving, zorgverlener, veranderde omgeving (instelling), financiële vergoeding van het voedingsbeleid hebben alle invloed op het voedingsbeleid en de beleving hiervan. Het toepassen van principes van motiverende gesprekstechnieken, waarop de begeleiding van ondervoede patiënten door de diëtist is gebaseerd, draagt bij aan het voorbereiden van patiënten met ondervoeding op veranderingen in het eetpatroon en het vertrouwen dat het gaat lukken veranderingen door te voeren. De diëtistische diagnose wordt gevormd op basis van het gezondheidsprobleem zoals de patiënt dat ervaart, de medische factoren (onder andere de diagnostische uitkomsten, prognose, klachten), de sociale factoren (woon- leef- en arbeidsomstandigheden) en persoonlijke factoren (voedings- en bewegingsgewoonten, taalbeheersing, motivatie, ziekte-inzicht). Op basis van de diëtistische diagnose kunnen, multidisciplinair en in zorgvuldige afstemming met de patiënt, de doelen van de behandeling worden vastgesteld en kan de voedingsbehandeling verder worden uitgewerkt. Dieetbehandelplan Doel Kenmerken Toename van de voedingsinname van de patiënt naar 100% van de vastgestelde eiwit- en energiebehoefte en optimalisering micronutriëntenstatus. Naast een optimale voedingsinname is beweging een essentieel onderdeel van de behandeling om de spiermassa te optimaliseren. Vanwege de complexiteit is de behandeling multidisciplinair. Volwassenen: Energie: volgens behoefte (gemeten of berekend met de Harris & Benedict-formule + 30% of met de FAO/WHO/UNU-formule + 30%). Eiwit: bij ziekte 1,2 1,5 gram eiwit/kg (bij BMI > 27 terugrekenen naar BMI = 27) met uitzondering van aangepaste behoefte bij lever- en nierziekten. Vitaminen en mineralen: alle volgens 100% ADH tenzij er bewezen deficiënties of verhoogde behoeften zijn. Vocht 1,5 liter + verliezen. Let op specifieke nutriënten die van belang zijn bij het betreffende ziektebeeld. Refeedingsyndroom: evalueren risico en adequaat behandelen.

3 Kinderen: Voor de berekening van de energiebehoefte wordt uitgegaan van energiebehoefte = rustenergieverbruik (REE) + toeslagen, waarbij REE berekend kan worden met behulp van de Schofield (H+W)-formule (Schofield 1985) of REE gemeten met behulp van indirecte calorimetrie + toeslagen. Eiwit: Bij kinderen jonger dan 1 jaar wordt de eiwitbehoefte gebaseerd op de (berekende) energiebehoefte. De WHO-aanbevelingen voor eiwit gelden: voor acuut ondervoede kinderen is een energiepercentage van 9 11,5% eiwit adequaat en bij chronisch ondervoede kinderen een energiepercentage van 11 15% eiwit. Voor kinderen ouder dan 1 jaar geldt dezelfde aanbeveling als voor volwassenen: 1,2 1,5 gram eiwit per kg lichaamsgewicht per dag. Vitaminen en mineralen: volgens 100% ADH. Suppletie van 10 mcg vitamine D per dag bij kinderen onder de 4 jaar. Inhoud Zorgniveau 2. Nadat bij een patiënt ondervoeding is gesignaleerd (bijvoorbeeld via screening), dient binnen 1 werkdag de ondervoede patiënt naar de diëtist te worden verwezen voor het maken van een behandelplan dat binnen 2 werkdagen toegepast moet worden. Eerste consult Vervolgconsulten Laatste consult/follow-up Methodieken en materialen Geraadpleegde literatuur Mondeling: Op basis van de uitkomsten van het risicoprofiel en de diagnostische bepalingen formuleert de diëtist samen met de patiënt de algemene hulpvraag en welke risicofactor(en) het belangrijkste is/zijn om het eerst aan te pakken. Het behandelplan kan uitgewerkt worden in een actieplan zoals beschreven in bijlage 3. De patiënt dient uitleg te krijgen over: in relatie tot het ziektebeeld (katabolie, verminderde voedingsinname, verhoogde energie- en eiwitbehoefte, verliezen van voedingsstoffen). De analyse van de voedingsinname ten opzichte van de behoefte. Het te volgen voedingsbeleid en het verloop van de voedingsbehandeling. Mogelijkheden om de voedingstoestand te verbeteren (eiwitinname, energie-inname, lichamelijke activiteit). De uitwerking van het eerste consult heeft de volgende onderdelen: Formuleer de diëtistische diagnose; geef een analyse en interpretatie van gegevens uit het diëtistisch onderzoek in termen van gezondheidsproblemen, functioneren met achterliggende medische factoren, externe factoren en persoonlijke factoren. Bereken de voedingsinname en de energie- en eiwitbehoefte. Formuleer behandeldoelen en eindpunten op het gebied van effect van dieetbehandeling, benodigde kennis, houding en vaardigheden (eventueel naar aanleiding van het actieplan). Formuleer een dieetbehandelplan, een weegbeleid en andere multidisciplinaire afspraken. Bepaal de termijn van evaluatie naar aanleiding van de ernst van de toestand zoals uitgewerkt in tabel 2. Rapporteer aan de (huis)arts of specialist, in ieder geval na het eerste consult en na het laatste consult. Vervolgconsulten bestaan uit de volgende onderdelen: Evaluatie punten die passen bij het de behandeldoelen. Bespreking van eventuele problemen met het voedingsbeleid. Verzamelen van nieuwe medische, sociale, fysieke en psychische gegevens. Indien nodig dieetbehandelplan aanpassen. Nadere uitleg. Motiveren van de patiënt. Begeleiden van de patiënt met de gedragsverandering. Indien nodig: overleg met andere betrokkene hulpverleners (arts, verpleegkundige, fysiotherapeut, apotheker, maatschappelijk werk). De behandeling wordt afgesloten als de behandeldoelstelling(en) is (zijn) gehaald, de voedingstoestand is hersteld, de voedingsinname is genormaliseerd of het gebruik van klinische voedingsproducten gestopt kan worden. Afspraken maken voor monitoren van voedingstoestand. Afspraken maken over wanneer de behandeling hervat moet worden. Adviezen geven om voedingstoestand te behouden/verbeteren. Op zijn veel materialen te vinden die gebruikt kunnen worden in de voorlichting aan de patiënt en andere hulpverleners. Zie literatuurlijst en de relevante websites. Datum richtlijn: mei 2012, evaluatie in principe binnen vijf jaar.

4

5 * (Para)medische gegevens Ziektebeeld Definitie en prevalentie is een acute of chronische toestand waarbij een tekort of disbalans van energie, eiwit en andere voedingsstoffen leidt tot meetbare, nadelige effecten op lichaamssamenstelling, functioneren en klinische resultaten (Soeters et al. 2008, Stratton et al. 2003). Het probleem van aan ziekte gerelateerde ondervoeding is al jaren internationaal bekend en de prevalentie wordt in Nederland sinds 2004 elk jaar gemeten als onderdeel van de Landelijke Prevalentiemeting Zorgproblemen (LPZ, figuur 1). De prevalentie van matige en ernstige ondervoeding is in alle sectoren van de Nederlandse gezondheidszorg hoog. Gemiddeld is één op de vier tot vijf patiënten 1 in ziekenhuizen, zorginstellingen en de thuiszorg ernstig ondervoed (Kruizenga et al. 2003, Halfens et al. 2011). Risicogroepen voor ondervoeding zijn kwetsbare ouderen, chronisch zieken, oncologische patiënten, patiënten die een grote operatie (hebben) ondergaan en patiënten met een ernstig trauma (Mensink et al., Van Asselt et al. 2010, CBO 2007). Figuur 1 Prevalentie ondervoeding in Nederland , LPZ (AlgZ = Algemene ziekenhuizen, WZW = Woon Zorg Welzijn instellingen) (Halfens et al. 2011) Over de prevalentie van ondervoeding bij kinderen is minder bekend. Uit een Nederlandse screening uit 2010 bleek dat in de Nederlandse ziekenhuizen één op de vijf kinderen ondervoed is (Joosten et al. 2010). * Dit protocol is geschreven door mevrouw C. Jonkers-Schuitema, diëtist voedingsteam AMC, Amsterdam, mevr. Mariël Klos, voedingsverpleegkundige Gelre ziekenhuizen, Apeldoorn, mevrouw drs. K. Kouwenoord-van Rixel, diëtist Zorgbalans, Velserduin, mevrouw dr. ir. H.M. Kruizenga, projectleider Stuurgroep en diëtist VUmc, Amsterdam en mevrouw W. Remijnse-Meester, beleidsadviseur Nederlandse Vereniging van Diëtisten, Houten. 1 In deze dieetbehandelingsrichtlijn spreken we van patiënten aangezien ondervoeding meestal aan ziekte gerelateerd is. Dir 33/47 1

6 Criteria ondervoeding Aangezien ondervoeding een complex geheel is en gerelateerd is aan andere factoren, zoals ziekte-intensiteit, ziekteaard en leeftijd, is het nog niet gelukt om internationaal consensus te bereiken over een gouden standaard voor ondervoeding. De onderstaande criteria worden (inter)nationaal het meest toegepast en zijn te gebruiken als algemene criteria voor ondervoeding. bij volwassenen Bij volwassenen ( 18 jaar) wordt gesproken van ondervoeding wanneer er sprake is van onbedoeld gewichtsverlies van meer dan 10% in de laatste 6 maanden of meer dan 5% in de laatste maand. Verder is er ook sprake van ondervoeding bij een Body Mass Index (BMI (gewicht/lengte 2 )) van lager dan 18,5 kg/m 2 (CBO 2007). bij ouderen Ouderen (> 65 jaar) zijn ondervoed wanneer er sprake is van onbedoeld gewichtsverlies van meer dan 10% in de laatste 6 maanden of meer dan 5% in de laatste maand en/of een BMI van < 20 kg/m 2 (Sergi et al. 2005, Omran & Morley 2000, Volkert et al. 2006, Beck & Ovesen 1998). bij kinderen Omdat kinderen in de groei zijn, wordt gebruikgemaakt van groeicurves (lengte/leeftijd, gewicht/leeftijd en/of gewicht/lengte) om ondervoeding vast te stellen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen acute en chronische ondervoeding en verschillende leeftijdscategorieën (Joosten & Hulst 2011). Acute ondervoeding: kinderen > 2 dagen en < 1 jaar: < -2 standaarddeviatie (SD) voor gewicht/leeftijd; kinderen > 1 jaar: < -2 SD voor gewicht/lengte; alle kinderen: > 1 SD afbuiging op gewicht/ leeftijd of gewicht/ lengte in de afgelopen 3 maanden. Chronische ondervoeding: alle kinderen: < -2 SD voor lengte/leeftijd; kinderen < 4 jaar: 0,5 1 SD afbuiging in afgelopen jaar voor lengte/leeftijd; kinderen 4 jaar: 0,25 SD afbuiging in afgelopen jaar voor lengte/leeftijd. Risicoprofiel/oorzaken De oorzaken van ondervoeding zijn in te delen in fysieke, psychische, medische en sociale factoren. Voorbeelden van fysieke factoren zijn een verminderde mobiliteit, verminderde of geen mogelijkheid om boodschappen te (laten) doen en eten te bereiden en vermoeidheid. Psychische factoren zijn angst, depressie en verminderde cognitie. Medische factoren zijn de ziektetoestand (inflammatie in verschillende gradaties), verminderde smaak, geur, en eetlust, gebitsklachten, slikproblemen, een ontregeling van het honger- en verzadigingsgevoel, een verstoorde vertering en absorptie in het maagdarmkanaal, pijn, dementie, bijwerkingen van medicatie en verslavingsproblematiek. Sociale factoren zijn eenzaamheid, verdriet en armoede. Op grond van de oorzaak van ondervoeding is een onderscheid te maken tussen cachexie, sarcopenie en wasting (Halfens et al. 2011, Morley 1997, Jensen et al. 2009). 2 Dir 33/48

7 ssyndromen Er wordt in de definiëring van ondervoeding onderscheid gemaakt tussen drie verschillende syndromen waarbij ondervoeding een rol speelt: wasting, cachexie en sarcopenie. Wasting is het verlies van zowel spier- als vetmassa bij een ernstig tekort aan voeding, bijvoorbeeld ten gevolge van anorexie. Hieronder valt anorexia nervosa maar ook bijvoorbeeld het gewichtsverlies door verwaarlozing of eenzaamheid. Bij wasting (ook wel starvation genoemd) gaat de negatieve voedingsbalans eerst met name ten koste van de vetreserves en pas in een later stadium ook ten koste van de spiermassa (Soeters et al. 2008). Bij cachexie is er sprake van een multifactorieel syndroom dat wordt veroorzaakt door de onderliggende ziekte (zoals kanker, COPD, reuma, hartfalen), waarbij inflammatie, metabole veranderingen en verminderde energie- en eiwitinname op de voorgrond staan. Cachexie wordt gekarakteriseerd door een doorgaand verlies van skeletspiermassa (met of zonder verlies van vetmassa) dat niet volledig gestopt kan worden door dieetbehandeling en leidt tot verlies van functionaliteit (Fearon et al. 2011). Bij sarcopenie is er sprake van leeftijdgeassocieerd verlies van skeletspiermassa en functionaliteit. Het is eveneens een complex multifactorieel syndroom, maar sarcopenie wordt veroorzaakt door veranderde anabole hormoonspiegels (onder andere testosteron, oestrogenen, groeihormoon), verminderde energie- en eiwitinname, verminderde lichamelijke activiteit, chronische ziekte, inflammatie en insulineresistentie (Fielding et al. 2011, Muscaritoli 2010). Sarcopenie kan gemaskeerd worden door een gelijkblijvend gewicht. Een aan ondervoeding gerelateerde term is frailty. Dit is een toestand van leeftijdgerelateerde fysiologische kwetsbaarheid die voortkomt uit een verstoorde homeostatische reserve en een verminderd vermogen om weerstand te bieden aan belasting. Er is sprake van frailty als drie van de volgende vijf verschijnselen aanwezig zijn: gewichtsverlies, uitputting, lichamelijke inactiviteit, lage loopsnelheid en lage handknijpkracht (Fried et al. 2001). In de praktijk zijn deze syndromen waarbij ondervoeding een rol speelt moeilijk van elkaar te onderscheiden. Zo zullen de verschillende vormen vaak met elkaar samengaan, dan wel in elkaar overvloeien. De indeling is niet altijd passend. Een voorbeeld hiervan zijn ondervoede patiënten die herstellen van een grote operatie waarbij geen cachexie, maar wel inflammatie aanwezig is. Het onderscheid en de overlap tussen cachexie, sarcopenie en wasting zijn inzichtelijk gemaakt in tabel 1. Tabel 1 Karakteristieken van cachexie, sarcopenie en wasting (Fearon 2011, Fielding 2011, Muscaritoli 2010, Roubenoff et al. 1997) Cachexie Sarcopenie Wasting Verminderde skelet spiermassa Ja Skeletspiermassa index < 7,26 kg/m 2 voor mannen en < 5,45 kg/m 2 voor vrouwen Ja Skeletspiermassa index < 7,26 kg/m 2 voor mannen en < 5,45 kg/m 2 voor vrouwen Skeletspiermassa niet gedefinieerd. BMI-criterium: BMI < 18,5 kg/m 2 > 65 jaar: BMI < 20 kg/m 2 Gewichtsverlies > 5% in de laatste 6 maanden of > 2% in combinatie met BMI < 20 kg/m 2 Niet altijd > 5% in de laatste maand of > 10% in de laatste 6 maanden Verminderde energie-inname Verhoogd basaal basaalmetabolisme Ja Niet altijd Ja Ja Niet altijd Niet altijd Dir 33/49 3

8 Cachexie Sarcopenie Wasting Verminderde functionaliteit Ja Ja Ja Inflammatie Ja Niet altijd Niet altijd Verminderde immuunstatus Verhoogde mortaliteit Ja Niet altijd Niet altijd Ja Ja Ja Behandeling Adequate voeding Beweging Anticytokinemiddelen en anabole hormonen Adequate voeding Krachttraining Beweging Adequate voeding Beweging Complicaties/gevolgen heeft ernstige gevolgen voor de totale gezondheidstoestand van de patiënt. In, veelal associatieve studies is aangetoond dat het leidt tot onder meer een langzamer herstel, meer en ernstiger complicaties. Bij ziekte en inactiviteit leidt het tot een verminderde spiermassa met als gevolg een afname van de algehele conditie en een verminderde hart- en longcapaciteit. vermindert de immunologische afweer, zorgt voor een verminderde wondgenezing, een verhoogde kans op het ontwikkelen van decubitus, een afname van de kwaliteit van leven, depressiviteit en een verhoogde mortaliteit (Elia et al. 2005, Correia & Waitzberg 2003, Kyle et al. 2005, Kyle et al. 2005, Banks et al. 2010, Stechmiller 2010). De genoemde complicaties van ondervoeding hebben onder andere een langere opnameduur en een verhoogd gebruik van medicijnen tot gevolg, wat toename van de zorgkosten met zich meebrengt (Elia 2009, Nijs et al. 2009, Norman et al. 2008). Bij kinderen heeft ondervoeding niet alleen directe gevolgen voor het kind op dat moment, maar omdat het kind in ontwikkeling is, kan het ook gevolgen hebben op latere leeftijd, zoals een vermindering van het IQ en een kleinere eindlengte (Black et al. 2007, Corbett et al. 2007). Recent onderzoek in Nederlandse ziekenhuizen heeft aangetoond dat kinderen die bij opname ondervoed zijn significant langer in het ziekenhuis liggen (Joosten et al. 2010). Figuur 2 De gevolgen van ondervoeding 4 Dir 33/50

9 De effectiviteit van vroege herkenning en behandeling van ondervoeding In diverse studies naar de effecten van screenen en vroeg behandelen van ondervoeding wordt een afname in opnameduur en complicaties als infecties en decubitus geconstateerd. Vroege herkenning en behandeling van ondervoeding in het ziekenhuis blijkt kosteneffectief. Door te screenen op ondervoeding in ziekenhuizen verbetert de herkenning van ondervoeding van 50% naar 80% en wordt de behandeling eerder gestart (Kruizenga et al. 2005). Voor de andere zorgsectoren zijn hierover nog geen getallen beschikbaar. Tijdige behandeling van (dreigende) ondervoeding leidt tot verbetering van de voedingsinname, stabilisatie van het gewicht of gewichtstoename, een verbetering van de voedingstoestand en functionele uitkomstparameters zoals spierkracht en kwaliteit van leven (fysiek, emotioneel en mentaal) en vermindering van het aantal complicaties, opnameduur en mortaliteit (Elia et al. 2005, Correia & Waitzberg 2003, Kyle et al. 2005a, Kyle et al. 2005b, Kruizenga et al. 2005, Rypkema et al. 2004, Perry & McLaren 2003). Figuur 3 Het belang van vroege herkenning en behandeling van ondervoeding Vroege herkenning en behandeling van ondervoeding is essentieel. Opsporing en interventie in de thuissituatie, vroeg in het ziekteproces, kan ervoor zorgen dat de ernst van de ondervoeding beperkt blijft en de zorgcomplexiteit en zorgbehoefte daalt. In figuur 3 is dit schematisch weergegeven. De donkere pijl geeft een mogelijke ontwikkeling van de voedingstoestand weer zonder screening. De ondervoeding wordt laat herkend en behandeld en de patiënt wordt in een slechte voedingstoestand opgenomen in het ziekenhuis. De lichte pijl laat de wenselijke situatie zien waarin de patiënt in de thuissituatie is gescreend in de huisartspraktijk of door de thuiszorg. Bij deze patiënt blijft de voedingstoestand op een beter niveau en worden veel problemen voorkomen. Ook laat deze figuur zien dat achteruitgang van de voedingstoestand soms onvermijdelijk is door ziekte maar dat interventie verdere achteruitgang voorkomt en sneller herstel indiceert. Medische geschiedenis screening op ondervoeding en risicogroepen Een eerste stap om ondervoeding aan te pakken is elke patiënt bij ziekte te screenen op ondervoeding en zo nodig een behandelplan op te stellen. De afgelopen jaren zijn verschillende screeningsinstrumenten ontwikkeld en geïmplementeerd. Dir 33/51 5

10 Screenen in de eerstelijnszorg en thuiszorg Risicogroepen in de huisartspraktijk zijn kwetsbare ouderen thuis, in een verzorgingshuis of woonzorgcentrum; patiënten die meerdere ziekten hebben, chronisch ziek zijn of veel medicatie gebruiken; patiënten met lichamelijke beperkingen; patiënten met een niet-passende gebitsprothese, kauw- of slikproblemen; patiënten (met name oudere en ernstig zieke) die recent ontslagen zijn uit het ziekenhuis; patiënten met psychosociale problemen en verwaarlozing; patiënten met alcohol- of drugsmisbruik. Van de ziekten zijn met name van belang: COPD, CVA, decubitus, dementie, depressie, hartfalen, inflammatoire darmziekten, kanker en reumatoïde artritis (Mensink et al. 2010). Een verminderde eetlust en functionaliteit (het niet meer de trap kunnen opklimmen) blijken onafhankelijke voorspellers van de ontwikkeling van ondervoeding te zijn (Schilp et al. 2011). Alle patiënten die een vorm van thuiszorg krijgen behoren tot de risicogroep. Screenen op ondervoeding dient onderdeel te zijn van de verpleegkundige anamnese bij de start van de zorg en de evaluatie van de zorg (eens per half jaar) (Zichtbare Zorg verpleging 2010). Voor de eerstelijnszorg en thuiszorg kan ondervoeding bij ouderen (> 65 jaar) gesignaleerd worden met behulp van de SNAQ 65+ (Short Nutritional Assessment Questionnaire for 65+) (Wijnhoven et al. 2011) en bij volwassenen (18 65 jaar) met behulp van het berekenen van de BMI en het percentage onbedoeld gewichtsverlies. Screenen op de polikliniek Voor het screenen van volwassenen ( 18 jaar) op de polikliniek wordt aangeraden gebruik te maken van de criteria voor ondervoeding op basis van BMI en percentage onbedoeld gewichtsverlies (zie Criteria ondervoeding) of van de combinatie van SNAQ en BMI. Uit nog niet gepubliceerd onderzoek is gebleken dat zowel de SNAQ als de MUST (Malnutrition Universal Screening Tool) niet bruikbaar zijn voor de poliklinische populatie. De MUST heeft een te lage voorspellende waarde (43%) en wijst daarmee ten onrechte veel patiënten als ondervoed aan. De SNAQ heeft een te lage sensitiviteit (43%) en herkent daardoor veel ondervoede patiënten niet. Dit komt doordat poliklinisch veel patiënten ondervoed zijn door een lage BMI met daarbij geen recent gewichtsverlies terwijl de SNAQ-score met name wordt bepaald door de aanwezigheid van onbedoeld gewichtsverlies (Van Venrooij et al. 2011, Leistra et al. 2009). In eerder onderzoek is wel gebleken dat de vragen van de SNAQ de best voorspellende vragen voor ondervoeding zijn (Neelemaat et al. 2008). Als er op de polikliniek gebruikgemaakt wordt van een elektronisch patiëntendossier heeft het de voorkeur om daarin de criteria voor ondervoeding op te nemen zoals beschreven in deze richtlijn. Wordt er niet elektronisch gewerkt, dan kan vanuit praktisch oogpunt de combinatie van de SNAQ met BMI (sensitiviteit: 95%) gekozen worden (eventueel met een BMI-draaischijf, zodat er niet gerekend hoeft te worden). Op basis van de afkappunten van de BMI kunnen de volgende punten opgeteld worden bij de SNAQ-score: Patiënten 65 jaar: BMI < 18,5 kg/m 2 BMI 18,5 20 kg/m 2 Patiënten > 65 jaar: BMI < 20 kg/m 2 BMI kg/m 2 3 punten 2 punten 3 punten 2 punten Voor specifieke ouderenpoliklinieken kan gebruikgemaakt worden van de SNAQ65+, de MNA (Mini Nutritional Assessment) en de MNA short form (MNA-SF) (Van Asselt et al. 2010, Schilp et al. 2011). 6 Dir 33/52

11 Screening in het ziekenhuis Voor screening van volwassen patiënten ( 18 jaar) in het ziekenhuis zijn verschillende screeningsinstrumenten beschikbaar. Het in de Nederlandse ziekenhuizen meest gebruikte screeningsinstrument is de SNAQ (Short Nutritional Assessment Questionnaire) (Kruizenga et al. 2005). De SNAQ is een valide quick-and-easy screeningsinstrument en bestaat uit drie vragen. Een meer diagnostisch screeningsinstrument is de MUST (Malnutrition Universal Screening Tool, Voor dit screeningsinstrument worden bij elke patiënt de BMI (Body Mass Index) en het percentage gewichtsverlies berekend en wordt de patiënt een ziektefactor toegekend. Screenen in verpleeg- en verzorgingshuizen Voor screening op ondervoeding in verpleeg- en verzorgingshuizen is de SNAQ RC (Short Nutritional Assessment Questionnaire for Residential Care) (Kruizenga et al. 2010) beschikbaar. Dit screeningsinstrument werkt met een stoplichtscore; met behulp van drie vragen en het meten van de BMI kan bepaald worden of een patiënt goed gevoed (groen), matig ondervoed (oranje) of ernstig ondervoed (rood) is. Screenen bij kinderen Kinderen worden gescreend door middel van het meten van gewicht en lengte en het beoordelen van de ingevulde groeicurven. Daarnaast wordt in de ziekenhuizen de STRONG kids (Screening Tool Risk On Nutritional Status and Growth) (Hulst et al. 2010) gebruikt. Dit is een vragenlijst die risico op het ontwikkelen van ondervoeding gedurende de ziekenhuisopname in kaart brengt. Van screeningsuitslag naar behandelplan Op basis van de screeningsuitslag of (protocollaire) verwijzing treedt het multidisciplinaire behandelplan in werking: Bij een score geen ondervoeding hoeft er geen dieetbehandeling te worden gestart. Bij een score matige ondervoed of score risico op ondervoeding (SNAQ 65+ ) krijgt de patiënt globale mondelinge en schriftelijke informatie over energie- en eiwitrijke hoofdmaaltijden en tussentijdse verstrekkingen en het advies om zich regelmatig te wegen. Bij een score ernstig ondervoed schakelt de arts of verpleegkundige de diëtist in. Dieetgeschiedenis Ondervoede patiënten met een chronische aandoening zijn vaak eerder behandeld door een diëtist voor ziektegerelateerde voedingsadviezen. Relevante gegevens die een diëtist bij aanvang van de behandeling dient te verzamelen staan in het transmurale overdrachtsformulier, ontwikkeld door de DON (netwerk Diëtisten Nederland) in Tabel 2 Transmuraal overdrachtsformulier ondervoeding Algemene gegevens Dir 33/53 7

12 Cliëntgegevens Behandelaars Medische gegevens Diagnostisch onderzoek Voedingstoestand voedingsinname versus -behoefte Cliëntgegevens (indien beveiligde lijn) naam diëtist naam behandelend arts naam verpleegkundige Medische diagnose, informatie over onder andere hulpverleners, voedingsgerelateerde klachten, medicatie (voor zover relevant) uitslag huidig gewichtsverloop BMI vetvrijemassa-index Conclusie: inname inname oorzaken van screening gewicht, lengte, gebruikelijk gewicht (in afgelopen 1 en 6 maanden, opname/ontslag, eerste/laatste polibezoek) en/of bovenarmomtrek en/of de bovenarmspieromtrek ernstige, matige of risico op ondervoeding en behoefte eiwit en energie en behoefte overige relevante (micro)nutriënten verminderde eetlust, verminderde absorptie en/of verhoogde behoefte Diëtistische diagnose Hulpvraag, probleemdefinitie, psychosociale omstandigheden, fase van gedragsverandering, beweging Doelstelling behandeling Doelen Behandelplan Dieetadvies Evaluatie Vervolg en reden overdracht Overig Opmerkingen/ bijzonderheden lange korte termijn termijn wensen hoeveelheid dieetvoeding interventies multidisciplinaire resultaat voorstel taakverdeling vanuit de cliënt energie en eiwit en andere relevante nutriënten suppleties consistentie voor medisch gebruik ten aanzien van andere problemen, zoals pijn, slikklachten, misselijkheid samenwerkingsafspraken tot nu toe en voorstel voor evaluatie voor follow-up inclusief gewenste termijn transmuraal voorbeelddagmenu aantal meegestuurd ja/nee gebruikte dieetbehandelingsminuten 8 Dir 33/54

13 Relevant medicijngebruik In de meeste gevallen is de onderliggende ziekte de oorzaak van ondervoeding. Gezien de diversiteit van ziekten die ondervoeding kunnen veroorzaken, is er een grote diversiteit in medicatiegebruik. Navraag naar relevant medicatiegebruik, zoals anti-emetica bij misselijkheid, en pijnmedicatie bij pijn is essentieel. In de Landelijke richtlijn ondervoeding bij kanker (2011) van het integraal kankercentrum is de effectiviteit van medicatie in de behandeling van kankergerelateerde anorexie en misselijkheid op een rij gezet. In deze richtlijn zijn conclusies geformuleerd over de relatie van verschillende medicatiegroepen en voeding(stoestand) voor deze patiëntengroep ( Behandeling Tijdens de behandeling van ondervoeding richt men zich op de oorzaken van ondervoeding zoals ziekte en wordt een passend voedingsbeleid opgesteld om de voedingstoestand van patiënten te optimaliseren. Evaluatie van de oorzaak en de ernst van de ondervoeding en het voedingsbeleid dient te gebeuren door professionals met kennis en ervaring op het gebied van voedingsbehoeften, verschillende voedingsmogelijkheden, voedingstechnieken, specifieke voedingen en dieetpreparaten, lichaamssamenstelling, metabole regulatie van patiënten en de bij de gekozen voeding of dieetpreparaten behorende risico s en complicaties. De diëtist heeft specifieke kennis op dit gebied en speelt hierdoor een centrale rol in de behandeling van ondervoede patiënten. In figuur 4 staan de meest relevante disciplines genoemd. Samenwerking van deze disciplines, elk vanuit haar eigen expertise, zal een uitgebalanceerde medische behandeling opleveren waar de voedingsbehandeling er een van zal zijn. Figuur 4 Disciplines die betrokken kunnen zijn bij een ondervoede patiënt Dir 33/55 9

14 Diëtistische gegevens Bepalen van de voedingstoestand Screening en diagnostiek zijn twee duidelijk te onderscheiden stappen in de herkenning en behandeling van de ondervoede patiënt. Een screeningsinstrument is slechts bedoeld om de ondervoede patiënt op een eenvoudige manier in een vroeg stadium te herkennen zodat er tijdig een adequate (voedings)behandeling kan worden ingezet. In de diagnostische fase wordt de voedingstoestand pas echt in kaart gebracht. De ernst van de ondervoeding wordt zo meetbaar en het effect van de behandeling kan worden geëvalueerd met (de combinatie van) uitkomstmaten. De instrumenten Subjective Global Assessment (SGA) en de Patient-Generated Subjective Global Assessment (PG- SGA) worden vaak omschreven als screeningsinstrumenten maar zijn diagnostisch van aard en ook zo te gebruiken. Voor de geriatrische groep wordt in de leidraad ondervoeding bij de geriatrische patiënt (Van Asselt et al. 2010) gesteld dat een Comprehensive Geriatric Assessment (CGA) de basis is voor het vaststellen van voedingsproblemen. De CGA wordt door de geriater afgenomen en de uitslag geeft inzicht in de problematiek die ten grondslag ligt aan de ondervoeding op het somatische, psychische, sociale of functionele domein. Als aanvullend assessment- en monitorinstrument wordt de Mini Nutritional Assessment (MNA) geadviseerd (Van Asselt et al. 2010). Een eerste stap in de diagnostiek is het verzamelen van relevante gegevens. Dit kan op een gestructureerde manier gedaan worden door het risicoprofiel ondervoeding voorafgaand aan het consult door de patiënt in te laten vullen of tijdens het eerste consult samen in te vullen. Tabel 3 Het risicoprofiel ondervoeding 1. Bent u onbedoeld afgevallen? 2. Wat vindt u van uw gewicht? Nee Ja, een beetje Ja, best veel Goed Iets te mager Te mager 3. Heeft u in de afgelopen maand minder gegeten dan normaal? Nee Iets minder door: O verminderde eetlust O misselijkheid O smaakverandering O kauwproblemen O slikproblemen O anders, namelijk Veel minder door: O verminderde eetlust O misselijkheid O smaakverandering O kauwproblemen O slikproblemen O anders, namelijk 4. Heeft u maag- of darmproblemen? 5. Vindt u dat u gezond eet? Nee Soms Ja Meestal Soms Bijna nooit 6. Heeft u hulp nodig bij boodschappen doen en koken? Nee O Ja bij boodschappen doen O ja bij koken O Ja bij koken én boodschappen doen 7. Heeft u last van vermoeidheid? Nee Ja soms Ja regelmatig 8. Heeft u pijnklachten? Nee Ja soms Ja regelmatig 10 Dir 33/56

15 9. Bent u somber en/of verdrietig? Nee Ja soms Ja regelmatig Omdat de oorzaak van de ondervoeding het gevolg voorspelt, is het belangrijk om in de diagnostiek gegevens te verzamelen uit onderstaande set van diagnostische maten. Met deze gegevens is ook beter te zeggen aan welk ondervoedingssyndroom/syndromen de patiënt lijdt. De cursieve onderdelen vormen de minimale set voor elke situatie; optimaal is om alle maten te gebruiken. 1 De balans van inname en behoefte van energie en eiwit a Voedingsanamnese en behoefte b Verlies van voedingsstoffen c Eetlust d Indirecte calorimetrie (REE) e Stikstofbalans 2 De lichaamssamenstelling a Gewicht en gewichtsverloop b Lengte c BMI d Bovenarmomtrek/bovenarmspieromtrek e Bio-elektrische impedantie analyse (BIA/BIS) f DEXA g Huidplooidikten 3 De mate van inflammatie en ziekte a C-Reactive Protein b Albumine c BSE/Bezinking d Hemoglobine 4 De functionaliteit, medische en sociale factoren a ADL b Delirium c Medicatiegebruik d Spierkracht (onder andere handknijpkracht) e Cognitie (Mini Mental State Examination (MMSE)) f Depressie g Kwaliteit van leven h Short Physical Performance Battery (SPPB) De bovenstaande punten worden kort uitgewerkt. 1 De balans van inname en behoefte van energie en eiwit a Voedingsanamnese en behoefte Om een goed beeld te krijgen van de voedingsinname en de veranderingen in voedingsinname in de afgelopen periode is het noodzakelijk een voedingsdagboekje te laten invullen of een voedinganamnese volgens de dietary history-methode af te nemen. Voorafgaand aan het eerste consult kan de patiënt een tweedaags voedingsdagboekje invullen. Aan de hand van dit ingevulde voedingsdagboekje kunnen de regelmaat van het eetpatroon en de recente (ziektegerelateerde) veranderingen (aversies, slik- en kauwproblemen) besproken worden. Vraag ook het gebruik van vitamine- en/of mineralensupplementen na. Navraag van inname aan voedingsstoffen is niet altijd betrouwbaar en zal geïnterpreteerd moeten worden op zijn waarde. Dir 33/57 11

16 b Verlies van voedingsstoffen Evaluatie van inname aan voedingsstoffen moet altijd gepaard gaan met evaluatie van output. Navraag moet gedaan worden naar misselijkheid met braken, defecatie, stoma s en fistels. Braken leidt tot verlies van voedingsstoffen, vocht en elektrolyten en vermindert de mogelijkheid tot voedingsinname. Dunnere en frequentere feces dan normaal duidt op malabsorptie en derhalve verlies aan voedingsstoffen. Evaluatie van de plaats en oorzaak van malabsorptie is van belang om te evalueren of alleen vocht niet wordt opgenomen of dat ook de micro- en macronutriënten verminderd opgenomen worden in de darm. Bij een stoma is de totale productie van belang. Een colostoma geeft veelal geen problemen met malabsorptie, maar een stoma hoger in de darm met (te) grote hoeveelheid dunne feces (ileostoma) zorgt voor een groot verlies aan voedingsstoffen en een verminderde absorptie. Het verlies kan meestal niet gecompenseerd worden door een verhoogde inname van vocht, elektrolyten en voedingsstoffen. Een verhoogde inname leidt tot een verhoogde stomaproductie en een groter verlies. Intraveneuze aanvulling met vocht, elektrolyten en/of voedingsstoffen is dan noodzakelijk. Feces via enterocutane fistels kan een reden zijn om de voedselinname sterk te beperken om de fistel de kans te geven te sluiten. In dat geval zal tijdelijk een andere weg van voeden gekozen moeten worden. c Eetlust Eetlust is een subjectief begrip. Het is te objectiveren en te monitoren met de VAS (Visual Analogue Scale). Deze schaal bestaat uit een horizontale lijn van 10 cm. Patiënten kunnen op de lijn zelf aangeven hoe zij de eetlust op dat moment ervaren. De waarde 10 geeft een situatie met een zeer goede eetlust. De waarde 0 geeft een situatie met helemaal geen eetlust. Hoe beoordeelt u uw eetlust over de afgelopen week? Ik had helemaal geen eetlust Mijn eetlust was heel goed Figuur 5 VAS eetlust d Indirecte calorimetrie De energiebehoefte in rust kan gemeten worden met behulp van indirecte calorimetrie. Dit wordt aanbevolen als het inschatten van de energiebehoefte met behulp van de formules onbetrouwbaar of onmogelijk is door bijvoorbeeld amputaties, onbekende lengte en/of gewicht, afwijkende lichaamssamenstelling, onbetrouwbaar gewicht bij ascites en dehydratie en bij verdenking op een afwijkende energiebehoefte door bijvoorbeeld chronische inflammatie of schildklierafwijkingen. 12 Dir 33/58

17 Figuur 6 e Stikstofbalans De stikstof(n)balans is het verschil tussen de N-opname in de voeding en de N-uitscheiding in de urine en feces, waarbij het grootste verlies (80%) in de urine meetbaar is. Bij een hoge eiwitafbraak (katabolie) zal de patiënt een verhoogde N-uitscheiding in de urine hebben. Voor een betrouwbare N-balans is het nodig om een aantal achtereenvolgende dagen de 24 uurs-urine te verzamelen en de eiwitinnname van die dagen zeer nauwkeurig te inventariseren. Een acute verslechtering of verbetering van de nierfunctie kan de N-balans beïnvloeden. Hiervoor is het belangrijk naast de N-balans ook de plasmaureum- en kreatininegehalten te evalueren. 2 De lichaamssamenstelling a Gewicht en gewichtsverloop Een regelmatige bepaling (wekelijks) van het lichaamsgewicht is belangrijk omdat dit een indicatie geeft voor het aanslaan van de voedingstherapie en ook aanwijzingen geeft wanneer de voedingstherapie kan worden afgebouwd. Met behulp van een geijkte (digitale) weegschaal wordt het lichaamsgewicht bepaald. Bij deze meting moet rekening gehouden worden met het gewicht van eventuele kleding van de patiënt. Bij voorkeur wordt de patiënt gewogen zonder schoenen en met zo licht mogelijke kleding, op een vaste tijd en na toiletbezoek. Als de patiënt niet op een staweegschaal kan worden gewogen, kan een weegstoel, plateauweegschaal, weegapparatuur voor de tillift of weegbed worden gebruikt. In verband met afwijkingen tussen verschillende weegschalen is het van belang om elke keer dezelfde weegschaal te gebruiken. Het gewicht is niet bruikbaar bij patiënten bij wie sprake is van oedeem, ascites, dehydratie of andere verstoringen van de vochtbalans. Indien wegen niet mogelijk is, kan het gewicht worden nagevraagd aan patiënt of familie. b Lengte De lengte wordt bepaald met behulp van een aan de muur bevestigde meetlat. De patiënt wordt gemeten zonder schoenen, staat rechtop, met de hakken tegen de muur en kijkt recht vooruit. Als dit niet mogelijk is, is de kniehoogtemeting een alternatief. De methodiek en de te gebruiken formules zijn te vinden op lengte+adhv+kniehoogte.htm. c Body Mass Index De BMI wordt berekend door het gewicht (kg) te delen door de lengte (m) in het kwadraat. Bij volwassenen ( 18 jaar) is het afkappunt voor ondervoeding een BMI 18,5 kg/m 2 (CBO 2007). Bij ouderen ( 65 jaar) is dit 20 kg/m 2 (Sergi et al. 2005, Dir 33/59 13

18 Omran & Morley 2000, Volkert et al. 2006, Beck & Ovesen 1998). Een patiënt met een normale of te hoge BMI kan ondervoed zijn door onbedoeld gewichtsverlies. d Bovenarmomtrek/bovenarmspieromtrek Omtrekmaten geven een indicatie van de hoeveelheid vet en spiermassa van het lichaam. De bovenarmomtrek is in combinatie met de huidplooidikte van de triceps een maat voor de spiermassa in het lichaam (bovenarmspieromtrek). Bij deze methode gaat men ervan uit dat de gemeten spieromtrek representatief is voor het hele lichaam. De bovenarmomtrek is toepasbaar als alternatief voor de BMI. Het afkappunt voor ondervoeding voor volwassenen (18 65 jaar) is 23,5 cm en voor ouderen is dit 25 cm (Wijnhoven et al. 2010). De bovenarmomtrek wordt als volgt gemeten: 1 Buig de linkerarm in een hoek van 90 met de handpalm naar binnen. 2 Bepaal het midden tussen de voelbare knobbel op de top van het schouderblad en de onderste punt van de elleboog. 3 Meet de armomtrek op het midden van de bovenarm met de arm ontspannen langs het lichaam. Figuur 7 e Bio-elektrische impedantieanalyse (BIA/BIS) Deze indirecte methode voor het meten van de lichaamssamenstelling is gebaseerd op de elektrische geleiding van een wisselstroom door het lichaam, dan wel het bieden van weerstand daartegen. Weefsels met veel water en elektrolyten, zoals bloed en spieren, geleiden goed. Vetmassa, lucht of bot daarentegen geleiden nauwelijks stroom. Dus hoe groter de vetvrije massa, hoe groter het geleidingsvermogen van het lichaam. Met behulp van de BIA-meting kunnen de watercompartimenten in het lichaam worden bepaald. Het intracellulaire (ICW) en het extracellulaire water (ECW) vormen samen het totaal lichaamswater (TBW). Een groot nadeel van deze methode is de onvoldoende gevalideerde toepassing ervan bij zieke en/of oudere personen. Waarschijnlijk is er bij deze personen sprake van storende factoren, zoals veranderingen in membraaneigenschappen en mate van hydratie, waardoor de meting onbetrouwbaar wordt. Voor het berekenen van de lichaamssamenstelling op basis van BIA-metingen zijn verschillende benaderingen in gebruik: Single-frequency BIA (SF-BIA) meet de weerstand (R) bij één frequentie (50 khz) en met regressievergelijkingen gebaseerd op de weerstandindex (L 2 /R) worden totaal lichaamswater (TBW) of vetvrije massa (FFM) berekend. SF-BIA is niet in staat intracellulair (ICW) en extracellulair water (ECW) apart te meten. Omdat ondervoeding gekarakteriseerd wordt door een afname van ICW, vaak in combinatie met 14 Dir 33/60

19 ECW-expansie, zijn TBW-waarden niet in staat het verlies van lichaamscelmassa vast te stellen. Multi-frequency BIA (MF-BIA) meet de impedantie bij verschillende frequenties. Bij lage frequenties wordt de stroom alleen door ECW geleid omdat celmembranen en contactoppervlaktes tussen weefsels zich gedragen als condensatoren. Bij hoge frequenties gaat deze eigenschap verloren en vindt er geleiding door zowel ECW als ICW plaats. Weerstanden gemeten bij lage en hoge frequenties worden gebruikt om ECW en TBW te berekenen gebaseerd op de weerstandindex bij de specifieke frequenties. Bio-elektrische Impedantie Spectroscopie (BIS) meet de impedantie bij een reeks van frequenties (meestal 50 frequenties) en de data worden toegepast op een theoretisch model, het Cole-Colemodel, waardoor de weerstand bij een frequentie van 0 en oneindig (Rinf) kan worden geëxtrapoleerd. Deze methode geeft weerstandwaarden voor intracellulair water (Ricw) en extracellulair water (Recw). Deze waarden kunnen worden gebruikt om vochtcompartimenten te berekenen met behulp van vergelijkingen gebaseerd op de zogenaamde Hanai mixture-theorie (Kyle et al. 2004a, Kyle et al. 2004b). f DEXA Met een DEXA-scan worden met behulp van röntgenstralen vetmassa, vetvrije massa en botmassa onderscheiden. In ziekenhuizen wordt deze meting vaak uitgevoerd om de botdichtheid te meten bij patiënten met (risico op) osteoporose. Bij deze meting worden alleen het heupgewricht en de ruggengraat in beeld gebracht. Om informatie te krijgen over het hele lichaam moet een total body scan gemaakt worden. g Huidplooidikten De dikte van een huidplooi kan met een huidplooimeter worden bepaald. Met behulp van de gemeten huidplooien kan een voorspelling worden gedaan over de totale lichaamsvetmassa. De metingen zijn gebaseerd op de veronderstelling dat het vet regelmatig verdeeld is over het lichaam en de dikte van huidplooien dus maat is voor de hoeveelheid subcutaan vet die representatief is voor de totale hoeveelheid lichaamsvet. Met behulp van referentietabellen kan een schatting worden gemaakt van de vetmassa en de vetvrije massa van het lichaam. De patiënt moet voor deze meting rechtop kunnen zitten of staan. Om een schatting te maken van het totale lichaamsvet worden vier huidplooien gemeten, te weten: de bicepshuidplooi (voorkant, midden bovenarm); de tricepshuidplooi (achterkant midden bovenarm); de subscapilaire huidplooi (onder de punt van het schouderblad) en de supra-iliacale huidplooi (vlak boven de bovenrand van het heupbeen). Van alle huidplooimetingen is de tricepshuidplooi de meest betrouwbare, aangezien oedeem in de bovenarm weinig voorkomt. De metingen zijn minder betrouwbaar bij ouderen, omdat de huidturgor vaak verminderd is en de spieren slapper zijn. Bij vrouwen is de huidplooi minder goed te definiëren dan bij mannen; daardoor bestaat de kans dat ten onrechte spieren in de huidplooi worden meegenomen. Ook bij chronische spierziekten, dehydratie en oedeemvorming geeft deze parameter geen betrouwbare waarde. Bij voorkeur dient de meting door dezelfde (getrainde) hulpverlener gedaan te worden om meetfouten te voorkomen. De plaats van de meting en de manier waarop men meet, dragen bij aan de validiteit van de meting. 3 De mate van inflammatie a C-Reactive Protein C-Reactive Protein (CRP) is een positief acutefase-eiwit. CRP is gecorreleerd aan IL-6 en een verhoogd CRP-gehalte duidt op inflammatie. Het kan verduizendvoudigen als reactie op ontsteking, sepsis of infectie. CRP kan worden gebruikt om de stressrespons te monitoren tijdens de acute fase. De normaalwaarde voor CRP is <10 mg/l. Het heeft een halfwaardetijd van 4 6 uur. Dir 33/61 15

20 b Albumine Albumine is een negatief acutefase-eiwit. Het is verantwoordelijk voor 80% van de colloïdosmotische druk en omvat 50 60% van het totale plasma-eiwit. Een snelle daling van albumine is een teken van toenemende inflammatoire reactie. Stijgend albumine kan worden beschouwd als verbetering, wat wil zeggen dat de patiënt in een anabole situatie komt. Het albuminegehalte stijgt pas als de ontstekingsreactie vermindert. Voeding heeft hierop geen invloed. De normaalwaarde voor albumine is g/l. Het heeft een halfwaardetijd van 20 dagen. Bij een albumine van 34 g/l of lager kan een inflammatoire respons in het lichaam aanwezig zijn (vaak samen met een snelle stijging van het CRP). Albumine in het bloed is niet bruikbaar als maat voor acute ondervoeding, omdat het door vele factoren wordt beïnvloed, onder andere ziekte. Bij een zieke patiënt verandert het verdelingsvolume: albumine lekt naar extravasaal. Het lichaam kan tevens lange tijd uit zijn grote pool putten. Bij gezonde personen leidde een verlies van 25% van het lichaamsgewicht slechts tot een daling van 10% van het albumine. Het is dus geen weerspiegeling van de eiwitsynthese. c BSE/bezinking De bezinkingssnelheid van de erytrocyten is de snelheid (mm/uur) waarmee de rode bloedcellen in een buisje bloed onder invloed van de zwaartekracht naar beneden zakken. Het bezinkingsgetal wordt door vele parameters beïnvloed, maar is een vrij goede maat voor de activiteit van ontstekingsprocessen in het lichaam. De halfwaardetijd van immunoglobulinen is enkele weken en van fibrinogeen ongeveer 4 dagen, waardoor ook een daling van de BSE pas laat meetbaar wordt. Omdat CRP een heel korte halfwaardetijd heeft wijst een hoge CRP-waarde met een normaal of licht verhoogde bezinkingswaarde op een acute, nog niet lang bestaande ontsteking. d Hemoglobine Hemoglobine (Hb) kan gebruikt worden om de ziekterespons van de patiënt in te schatten. Bij ziekte kan het Hb snel dalen. Deze acute daling van het Hb wordt veroorzaakt door vasodilatatie, waarbij de hoeveelheid vocht in de bloedbaan toeneemt en het bloed verdund wordt. Een geleidelijke daling van het Hb wordt veroorzaakt door onvoldoende aanmaak van rode bloedcellen (anemie). Normaalwaarden voor mannen zijn 8,6 10,9 mmol/l en voor vrouwen 7,4 9,6 mmol/l. Bij chronisch zieken kan het Hb verlaagd zijn door een verminderd vermogen van het beenmerg om hemoglobine aan te maken. Dit wordt wel de anemie der chronisch zieken genoemd en kan moeilijk behandeld worden. Voor evaluatie van het Hb zijn het totaal ijzer, het microcitair volume (MCV), de totale ijzerbindingscapaciteit, de hydratietoestand en het ferritinegehalte van belang. Het Hb kan alleen goed zijn als de patiënt een goede hydratietoestand, voldoende beschikbaar ijzer en een goed werkend beenmerg heeft. 4 Functionaliteit, medische en sociale factoren a ADL Algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL) zijn de handelingen die mensen dagelijks in het gewone leven verrichten. Het begrip wordt gebruikt om te bepalen in hoeverre iemand zelfredzaam is. ADL is te meten met de Barthel-index ( bij screening) of de ADL-schaal van Katz ( (Zorg 2009). b Delirium Een delirium is een tijdelijke, psychische stoornis die wordt veroorzaakt door één of meerdere somatische verstoringen of het gebruik van of staken van medicatie. Een delirium kan ontstaan door een combinatie van kwetsbaarheid en uitlokkende factoren zoals een grote operatie, verblijf op de IC, meerdere psychofarmaca, slapeloosheid en slaapmedicatie. Screeningsinstrumenten die gebruikt worden zijn de Delirium Observa- 16 Dir 33/62

Vroege herkenning en behandeling van ondervoeding in het ziekenhuis

Vroege herkenning en behandeling van ondervoeding in het ziekenhuis Vroege herkenning en behandeling van ondervoeding in het ziekenhuis Uitgangspunten: Vroege herkenning: - binnen 24 uur na opname - hoogrisicopatiënten tijdens polikliniekbezoek Snelle en optimale behandeling

Nadere informatie

Vroege herkenning en behandeling van ondervoeding in Nederlandse Verpleegen Verzorgingshuizen ACHTERGRONDINFORMATIE

Vroege herkenning en behandeling van ondervoeding in Nederlandse Verpleegen Verzorgingshuizen ACHTERGRONDINFORMATIE Vroege herkenning en behandeling van ondervoeding in Nederlandse Verpleegen Verzorgingshuizen ACHTERGRONDINFORMATIE December 2008 INLEIDING Uit de LPZ meting van 2007 blijkt dat in verpleeg- en verzorgingshuizen

Nadere informatie

Ondervoeding bij ouderen

Ondervoeding bij ouderen Ondervoeding bij ouderen Caroline Boomkamp Klinisch geriater Bernhoven Inhoud Definities Screening en assessment Prevalentie Oorzaken Gevolgen Behandeling van ondervoeding Definitie geriatrische patiënt

Nadere informatie

Screening en behandeling van ondervoeding: een MUST voor verpleegkundigen

Screening en behandeling van ondervoeding: een MUST voor verpleegkundigen Screening en behandeling van ondervoeding: een MUST voor verpleegkundigen Renaldo Secchi 3 juni 2010 Inhoud Introductie Wat is ondervoeding? Gevolgen van ondervoeding? Prevalentie van ondervoeding Voeding

Nadere informatie

Ondervoeding. 1.1 Begrippen

Ondervoeding. 1.1 Begrippen 1 Ondervoeding Wanneer is er sprake van ondervoeding? Welke soorten ondervoeding zijn er? En wat is eraan te doen? Voor een antwoord op deze en andere vragen volgt eerst een uiteenzetting van de diverse

Nadere informatie

VERPLEEGKUNDIGE ZORG. 3.2 Ondervoeding

VERPLEEGKUNDIGE ZORG. 3.2 Ondervoeding 3.2 Ondervoeding Het probleem van ziektegerelateerde ondervoeding in ziekenhuizen is al jaren bekend. De prevalentie is hoog (20-40 procent bij volwassenen en kinderen) en zonder systematische screening

Nadere informatie

Frailty en ondervoeding doet (veel) vallen

Frailty en ondervoeding doet (veel) vallen www.hhzhlier.be 1 h.-hartziekenhuis vzw Frailty en ondervoeding doet (veel) vallen Ann Gryp, Hoofdverpleegkundige geriatrie Frailty Frailty heeft te maken met kwetsbaarheid. Frailty zegt iets over de ernst

Nadere informatie

Dr. Harriët Jager, diëtist-onderzoeker UMCG

Dr. Harriët Jager, diëtist-onderzoeker UMCG Nutritional assessment and body composition Dr. Harriët Jager, diëtist-onderzoeker UMCG Inhoud Nutritional Assessment: wat, waarom, hoe? Methoden body composition Aanbevelingen voor de praktijk Ziektegerelateerde

Nadere informatie

Toolkit Ondervoeding

Toolkit Ondervoeding Doel Het vaststellen van (risico op) ondervoeding. Het aanbieden van de juiste interventies ter preventie of behandeling van ondervoeding. Achtergrond Definitie Ondervoeding is een voedingstoestand, waarbij

Nadere informatie

Screening en behandeling van ondervoeding

Screening en behandeling van ondervoeding Richtlijn Screening en behandeling van ondervoeding Versie juni 2011 Redactieraad: Cora Jonkers Schuitema, diëtist voedingsteam AMC, Amsterdam Mariël Klos, voedingsverpleegkundige Gelre ziekenhuizen, Apeldoorn

Nadere informatie

8.2 Ondervoeding. 72 Inspectie voor de Gezondheidszorg

8.2 Ondervoeding. 72 Inspectie voor de Gezondheidszorg 8.2 Ondervoeding Het probleem van ziektegerelateerde ondervoeding in ziekenhuizen is al jaren bekend. De prevalentie is hoog (20-40 procent bij volwassenen en kinderen) en zonder systematische screening

Nadere informatie

Casus oudere vrouw met COPD

Casus oudere vrouw met COPD Casus oudere vrouw met COPD Een casus: Mevrouw de Wit 73 jarige vrouw 2003 tot 2005 herhaalde heupfracturen, kunstheup links Osteoporose Sinds een aantal jaren COPD gold 3, matige ziektelast Echtgenoot

Nadere informatie

Signalering van ondervoeding in de eerstelijnszorg en thuiszorg

Signalering van ondervoeding in de eerstelijnszorg en thuiszorg Signalering van ondervoeding in de eerstelijnszorg en thuiszorg 1. Achtergrond Ziektegerelateerde ondervoeding komt voor in alle sectoren van de gezondheidszorg en heeft grote gevolgen voor een patiënt.

Nadere informatie

Better in, better out, goede voeding voor en na een operatie bij ouderen. zaterdag 15 maart 2014, Marion Theuws

Better in, better out, goede voeding voor en na een operatie bij ouderen. zaterdag 15 maart 2014, Marion Theuws Better in, better out, goede voeding voor en na een operatie bij ouderen zaterdag 15 maart 2014, Marion Theuws Wie werkt er samen met een diëtist? Wie houdt rekening met voeding bij de behandeling? Slaat

Nadere informatie

In onderstaande beslisboom is het stappenplan voor het gebruik van de SNAQ 65+ schematisch weergegeven.

In onderstaande beslisboom is het stappenplan voor het gebruik van de SNAQ 65+ schematisch weergegeven. Het screeningsinstrument: SNAQ 65+ (geschikt voor revalidatie) Screenen op ondervoeding dient bij voorkeur op de dag van opname in het revalidatiecentrum te gebeuren. De vragen en acties uit het screeningsinstrument

Nadere informatie

Kennisclip Signaleren van ondervoeding bij dementie. Kathleen Paal, diëtist MoveDis, voedings- en bewegingspraktijk

Kennisclip Signaleren van ondervoeding bij dementie. Kathleen Paal, diëtist MoveDis, voedings- en bewegingspraktijk Kennisclip Signaleren van ondervoeding bij dementie Kathleen Paal, diëtist MoveDis, voedings- en bewegingspraktijk Inhoud 1. Hoe vaak komt ondervoeding voor? 2. Oorzaken en gevolgen van ondervoeding 3.

Nadere informatie

A Behandelt u patiënten met voetwonden? ja nee* B Is de uitkomst van patiënten met diabetische ja nee voetwond(en) geregistreerd?

A Behandelt u patiënten met voetwonden? ja nee* B Is de uitkomst van patiënten met diabetische ja nee voetwond(en) geregistreerd? Inclusiecriteria: Patiënten geclassificeerd met de Texasclassificatie. Per patiënt wordt de wond met de ernstigste graad aan enig been geteld, mocht er sprake zijn van een recidief nadat de wond volledig

Nadere informatie

12-10-2012. Voedingszorg rondom de COPD-patiënt. 2. In welke gold klasse valt mevrouw?

12-10-2012. Voedingszorg rondom de COPD-patiënt. 2. In welke gold klasse valt mevrouw? Voedingszorg rondom de COPD-patiënt Landelijk Diëtisten Netwerk COPD (LDN COPD) Gonnie Geraerts Heleen Froon Paula van Melick Anke Kalisvaart 1. Welke gegevens vraag je na en welke antropometrie voer je

Nadere informatie

Voedingszorg rondom de COPD-patiënt

Voedingszorg rondom de COPD-patiënt Voedingszorg rondom de COPD-patiënt Landelijk Diëtisten Netwerk COPD (LDN COPD) Gonnie Geraerts Heleen Froon Paula van Melick Anke Kalisvaart 1. Welke gegevens vraag je na en welke antropometrie voer je

Nadere informatie

Themabijeenkomst: Welke waarde voegt u toe aan kwetsbare ouderen in Ommoord? 13 november 2018

Themabijeenkomst: Welke waarde voegt u toe aan kwetsbare ouderen in Ommoord? 13 november 2018 Themabijeenkomst: Welke waarde voegt u toe aan kwetsbare ouderen in Ommoord? 13 november 2018 Hoe ziet de avond er uit? Kennis en inzicht meegeven over de problematiek van ondervoeding Gezamenlijk aan

Nadere informatie

Voeding & Dementie. Inge Cantatore, zelfstandig gevestigd dietist

Voeding & Dementie. Inge Cantatore, zelfstandig gevestigd dietist Voeding & Dementie Inge Cantatore, zelfstandig gevestigd dietist Inhoud programma Voeding bij dementerende ouderen Ondervoeding Wanneer ben je ondervoed? Prevalentie ondervoeding Screenen/Diagnostiek Wat

Nadere informatie

Ouderen en ondervoeding

Ouderen en ondervoeding Ouderen en ondervoeding Rens Henquet, Kaderarts ouderengeneeskunde Angela van Liempd, Huisarts/medisch directeur RCH Ellen Mathijssen, Diëtist De Wever Inleiding Casus Ondervoeding in de huisartsen praktijk,

Nadere informatie

Ondervoeding bij kanker

Ondervoeding bij kanker Ondervoeding bij kanker Wat mag u verwachten van de zorg bij ondervoeding? Wat kunt u zelf doen om ondervoeding te voorkomen of tegen te gaan? WAAR KUNT U INFORMATIE EN STEUN VINDEN? Vrijwilligers bij

Nadere informatie

Ondervoeding bij kanker

Ondervoeding bij kanker Ondervoeding bij kanker Wat mag u verwachten van de zorg bij ondervoeding? Wat kunt u zelf doen om ondervoeding te voorkomen of tegen te gaan? Deze brochure is de patiëntenversie van de multidisciplinaire

Nadere informatie

Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 112

Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 112 111 Ondervoeding is gedefinieerd als een subacute of acute voedingstoestand waarbij een combinatie van onvoldoende voedingsinname en ontstekingsactiviteit heeft geleid tot een afname van de spier- en vetmassa

Nadere informatie

Tabel 6. Overzicht van gevalideerde (screenings)instrumenten voor (risico op) ondervoeding

Tabel 6. Overzicht van gevalideerde (screenings)instrumenten voor (risico op) ondervoeding Tabel 6. Overzicht van gevalideerde (screenings)instrumenten voor (risico op) ondervoeding Screeningsinstrument + ontwikkelaar Onderdelen Setting waarin gevalideerd Validiteit Benodigde tijd Subjective

Nadere informatie

Ziek zijn en voeding Informatie voor de ondervoede patiënt met een natrium- en/of vochtbeperkt dieet

Ziek zijn en voeding Informatie voor de ondervoede patiënt met een natrium- en/of vochtbeperkt dieet Ziek zijn en voeding Informatie voor de ondervoede patiënt met een natrium- en/of vochtbeperkt dieet Deze folder is bedoeld voor patiënten met een natrium en/of vochtbeperkt dieet waarbij ondervoeding

Nadere informatie

Eiwitrijke voeding voor ouderen

Eiwitrijke voeding voor ouderen Eiwitrijke voeding voor ouderen Dr. Canan Ziylan, voedingswetenschapper Onderzoeker Kenniscentrum Zorginnovatie Docent HBO Verpleegkunde Midden-Delfland en de gezonde stad, 9 april 2018 Hoe vaak komt ondervoeding

Nadere informatie

VUmc Basispresentatie

VUmc Basispresentatie Sarcopenie Sarcopenie en ondervoeding Vorm van ondervoeding Gekarakteriseerd door verlies van spiermassa en spierkracht Risico op verminderd fysiek functioneren en een verminderde kwaliteit van leven Marian

Nadere informatie

Implementatie van GLIM criteria en Sarcopenie richtlijn in de praktijk. Heidi Zweers

Implementatie van GLIM criteria en Sarcopenie richtlijn in de praktijk. Heidi Zweers Implementatie van GLIM criteria en Sarcopenie richtlijn in de praktijk Heidi Zweers Disclosure-slide Geen belangenverstrengeling te melden CV Lid van NAP PhD student voeding bij Mitochondriële ziekten

Nadere informatie

Ondervoeding bij Ouderen 14/11/2013. S. Lonterman; Klinisch Geriater

Ondervoeding bij Ouderen 14/11/2013. S. Lonterman; Klinisch Geriater Ondervoeding bij Ouderen 14/11/2013 Inhoud Presentatie Definitie Ondervoeding Verschillende schalen Ouderen Centrum & Ondervoeding HagaZiekenhuis & Ondervoeding Eigen Onderzoek Voedingsgebied Supplementen

Nadere informatie

Ondervoeding bij ouderen

Ondervoeding bij ouderen Ondervoeding bij ouderen Dr. Harriët Jager-Wittenaar Senior onderzoeker Lectoraat Transparante Zorgverlening Hanzehogeschool Groningen Leeruitkomsten Aan het einde van deze workshop: Kunt u ondervoeding

Nadere informatie

Gezonde voeding voor Rotterdamse ouderen

Gezonde voeding voor Rotterdamse ouderen Gezonde voeding voor Rotterdamse ouderen Canan Ziylan Onderzoeker Kenniscentrum Zorginnovatie Docent HBO Verpleegkunde Evelyne Meynen Beleidsadviseur Publieke Gezondheid, Welzijn en Zorg Festival Rotterdam

Nadere informatie

dr. Bianca Buijck en Martijn van Gemst

dr. Bianca Buijck en Martijn van Gemst dr. Bianca Buijck en Martijn van Gemst Symposium Honger voor Revalidatie dinsdag 19 februari 2019 Evoluon Eindhoven www.zorgboog.nl/symposium-grz Honger voor revalidatie: hoe vanzelfsprekend is eten in

Nadere informatie

Wat is ondervoeding? Oorzaken van ondervoeding

Wat is ondervoeding? Oorzaken van ondervoeding 16-11-2011 Inhoudsopgave Voorwoord De Vierstroom heeft ervoor gekozen om het screeningsinstrument, de SNAQrc (Short Nutritional Assessment Questionnaire for Residential Care) te implementeren in de strijd

Nadere informatie

De NVD heet je van harte welkom bij deze sessie!

De NVD heet je van harte welkom bij deze sessie! De NVD heet je van harte welkom bij deze sessie! Uitgebreide antropometrie in de praktijk: meten is, goed kunnen adviseren in, weten wat te eten! Cora Jonkers Academisch Medisch Centrum Nutritional assessment

Nadere informatie

11/6/2006. Oorzaken. Screening in de Geriatrie. Ondervoeding is frequent. Dienst BMI Albumine <3.5 g% Prof Dr M.Vandewoude G 15-40 16-60

11/6/2006. Oorzaken. Screening in de Geriatrie. Ondervoeding is frequent. Dienst BMI Albumine <3.5 g% Prof Dr M.Vandewoude G 15-40 16-60 11/6/006 Screening in de Geriatrie Prof Dr M.Vandewoude Universitair Centrum Geriatrie Ondervoeding is frequent Dienst BMI Albumine

Nadere informatie

Voeding bij kanker. Rolverdeling diëtist, patiënt en verpleegkundige. Multidisciplinaire Zorg: Samen Werken. Liesbeth Haverkort MSc - 10 januari 2014

Voeding bij kanker. Rolverdeling diëtist, patiënt en verpleegkundige. Multidisciplinaire Zorg: Samen Werken. Liesbeth Haverkort MSc - 10 januari 2014 Voeding bij kanker Rolverdeling diëtist, patiënt en verpleegkundige Multidisciplinaire Zorg: Samen Werken Liesbeth Haverkort MSc - 10 januari 2014 Rolverdeling en interactie patiënt - diëtist - verpleegkundige

Nadere informatie

Werkgroep 4 Meetinstrumenten en meetmethodes

Werkgroep 4 Meetinstrumenten en meetmethodes Werkgroep 4 Meetinstrumenten en meetmethodes Werkgroepleden Astrid Lanslots, diëtist Thuiszorg Mark en Maas Martin van Leen, verpleeghuisarts en manager Advies- en BehandelCentrum Avoord Zorg & Wonen Inleiding

Nadere informatie

Kwetsbaarheid bij ouderen is een proces van het opeenstapelen van lichamelijke, psychische en/of sociale tekorten in het functioneren dat de kans

Kwetsbaarheid bij ouderen is een proces van het opeenstapelen van lichamelijke, psychische en/of sociale tekorten in het functioneren dat de kans 1 Kwetsbaarheid bij ouderen is een proces van het opeenstapelen van lichamelijke, psychische en/of sociale tekorten in het functioneren dat de kans vergoot op negatieve gezondheidsuitkomsten (functiebeperkingen,opname

Nadere informatie

Ondervoeding in revalidatiecentra Resultaten, discussie en afspraken. Projectteam: Dorijn Hertroijs Coby Wijnen Hinke Kruizenga

Ondervoeding in revalidatiecentra Resultaten, discussie en afspraken. Projectteam: Dorijn Hertroijs Coby Wijnen Hinke Kruizenga Ondervoeding in revalidatiecentra Resultaten, discussie en afspraken Projectteam: Dorijn Hertroijs Coby Wijnen Hinke Kruizenga Aanleiding onderzoek Ondervoeding sinds 2010 prestatie indicator (PI) voor

Nadere informatie

Voeding bij kanker. Elles Steenhagen, diëtist Oncologische Gastro-Intestinale Chirurgie

Voeding bij kanker. Elles Steenhagen, diëtist Oncologische Gastro-Intestinale Chirurgie Voeding bij kanker Elles Steenhagen, diëtist Oncologische Gastro-Intestinale Chirurgie e.steenhagen@umcutrecht.nl Doel van de presentatie Kennis van (onder)voeding bij kanker tijdens en na de behandeling

Nadere informatie

Workshop Ondervoeding

Workshop Ondervoeding Workshop Ondervoeding Voedingsadviezen bij kanker Inge Cantatore 13-10-2016 Inhoud programma LESA Landelijke eerstelijns samenwerking afspraken Wanneer ben je ondervoed? Soorten ondervoeding Screenen op

Nadere informatie

(Mal)nutritie op geriatrische ziekenhuisdiensten van richtlijn tot inventarisatie

(Mal)nutritie op geriatrische ziekenhuisdiensten van richtlijn tot inventarisatie Symposium E=verpleegkunde 2 (Mal)nutritie op geriatrische ziekenhuisdiensten van richtlijn tot inventarisatie I.Bocquaert, A.Heyneman, M.Lardennois, K.Vanderwee, B.Folens T.Defloor & M.Gobert Manutritie

Nadere informatie

Voedingskundige ondersteuning bij ALS

Voedingskundige ondersteuning bij ALS Voedingskundige ondersteuning bij ALS Post-HBO cursus Voeding bij Spierziekten 4 juni 2009 Nicole Broekman-Peters, diëtist UMCU en De Hoogstraat Contact: n.broekman-peters@umcutrecht.nl Inhoud Diëtistisch/methodisch

Nadere informatie

MEER AANDACHT VOOR ONDERVOEDING Marian de van der Schueren DGO, 5 oktober 2018

MEER AANDACHT VOOR ONDERVOEDING Marian de van der Schueren DGO, 5 oktober 2018 MEER AANDACHT VOOR ONDERVOEDING Marian de van der Schueren DGO, 5 oktober 2018 Context en enquete Gezond eten met ouderen Enquete DGO leden (n=109) Vervolgstappen, wat gaan we zelf doen? Taskforce Gezond

Nadere informatie

Risico op ondervoeding bij ziekte tijdens opname

Risico op ondervoeding bij ziekte tijdens opname DIETETIEK Risico op ondervoeding bij ziekte tijdens opname Deze folder is voor u en uw familieleden bestemd, omdat bij u (risico op) ondervoeding is geconstateerd. In deze folder is te lezen wat ondervoeding

Nadere informatie

Laatste inzichten over voeding bij kanker. Dr. Sandra Beijer, diëtist / senior onderzoeker Integraal Kankercentrum Nederland

Laatste inzichten over voeding bij kanker. Dr. Sandra Beijer, diëtist / senior onderzoeker Integraal Kankercentrum Nederland Laatste inzichten over voeding bij kanker Dr. Sandra Beijer, diëtist / senior onderzoeker Integraal Kankercentrum Nederland Een paar vragen. Hoe vaak komt ondervoeding bij kanker voor? Bij welke tumoren

Nadere informatie

Dieetadvies tijdens en na oncologische behandelingen. Tinne Roodhooft- Onco- diëtiste AZ Herentals Lies Schrauwen Onco diëtiste AZ Turnhout

Dieetadvies tijdens en na oncologische behandelingen. Tinne Roodhooft- Onco- diëtiste AZ Herentals Lies Schrauwen Onco diëtiste AZ Turnhout Dieetadvies tijdens en na oncologische behandelingen Tinne Roodhooft- Onco- diëtiste AZ Herentals Lies Schrauwen Onco diëtiste AZ Turnhout Overzicht Taak oncodiëtiste Ondervoeding bij kanker Voedingsadvies

Nadere informatie

Het stappenplan. Gewichtsverlies minder dan 4 kg 4 kg of meer. Bovenarmomtrek. Eetlust en functionaliteit. Behandelbeleid.

Het stappenplan. Gewichtsverlies minder dan 4 kg 4 kg of meer. Bovenarmomtrek. Eetlust en functionaliteit. Behandelbeleid. 1 2 3 4 Gewichtsverlies minder dan 4 kg 4 kg of meer Bovenarmomtrek Eetlust en functionaliteit Behandelbeleid 25 cm of meer goede eetlust en/of functionaliteit niet ondervoed weinig eetlust én verminderde

Nadere informatie

Ondervoeding bij ouderen

Ondervoeding bij ouderen Ondervoeding bij ouderen Marian de van der Schueren, PhD Hogeschool van Arnhem en Nijmegen VU medisch centrum Stuurgroep Ondervoeding Levensverwachting voor 50% van het cohort Christensen K et al, The

Nadere informatie

Ziek zijn en voeding. Informatie voor de ondervoede patiënt

Ziek zijn en voeding. Informatie voor de ondervoede patiënt Ziek zijn en voeding Informatie voor de ondervoede patiënt Deze folder is bedoeld voor patiënten en familieleden van patiënten waarbij ondervoeding is geconstateerd. Het doel is u schriftelijk te informeren

Nadere informatie

Ondervoeding: een niet te onderschatten probleem

Ondervoeding: een niet te onderschatten probleem Ondervoeding: een niet te onderschatten probleem Wat is ondervoeding? Geen trek, geen zin, stress, misselijkheid, angst, emoties, enz. Er zijn tal van redenen om minder te gaan eten. Voor u het weet, is

Nadere informatie

PROJECTPLAN Vroege herkenning en behandeling ondervoeding in revalidatiecentra

PROJECTPLAN Vroege herkenning en behandeling ondervoeding in revalidatiecentra PROJECTPLAN Vroege herkenning en behandeling in revalidatiecentra Voorbeeldversie A. Inleiding en deelnemende afdelingen Inleiding Ondervoeding is sinds 2010 een prestatie indicator voor de revalidatiecentra.

Nadere informatie

Diëtetiek. Ondervoeding, wat doen we eraan. Afdeling: Onderwerp:

Diëtetiek. Ondervoeding, wat doen we eraan. Afdeling: Onderwerp: Afdeling: Onderwerp: Diëtetiek 1 in het Ikazia Ziekenhuis? Bij het horen van ondervoeding zullen veel mensen denken aan ontwikkelingslanden. Toch komt ondervoeding ook in het welvarende Nederland voor

Nadere informatie

Vluchteling en ondervoed

Vluchteling en ondervoed Vluchteling en ondervoed Herkennen en behandelen Marianne Zwolsman Dietist kindergeneeskunde UMCG Wat bespreken we Ondervoeding wereldwijd Vormen van malnutritie Vluchteling in Nederland Herkennen van

Nadere informatie

Voedingsadviezen bij orthopedische ingrepen. Dr. D Souza Ranjini

Voedingsadviezen bij orthopedische ingrepen. Dr. D Souza Ranjini Voedingsadviezen bij orthopedische ingrepen Dr. D Souza Ranjini Dag van de Geriatrie: orthogeriatrie 02.10.14 13.10.14 20.10.14 Wat staat patiënt te doen wat betreft voeding pre- en postoperatief Pre-operatief

Nadere informatie

Berekening energiebehoefte en meting lichaamssamenstelling bij ALS, zinvol? Dea Schröder, Coby Wijnen, Ilse Batten 2016

Berekening energiebehoefte en meting lichaamssamenstelling bij ALS, zinvol? Dea Schröder, Coby Wijnen, Ilse Batten 2016 70 kg Berekening energiebehoefte en meting lichaamssamenstelling bij ALS, zinvol? Dea Schröder, Coby Wijnen, Ilse Batten 2016 Voedingstoestand Daling van het gewicht (BMI) en ALSFRS-R gerelateerd, wijst

Nadere informatie

Kanker en Voeding. een Alpe D HuZes/KWF leerstoel. Ellen Kampman, 14 mei 2014

Kanker en Voeding. een Alpe D HuZes/KWF leerstoel. Ellen Kampman, 14 mei 2014 Kanker en Voeding een Alpe D HuZes/KWF leerstoel Ellen Kampman, 14 mei 2014 Wat is gezonde voeding? Koffie verhoogt het risico op kanker Koffie verhoogt het risico op kanker Wat moet je eten als je kanker

Nadere informatie

Epidemiologie van ondervoeding en cachexie bij kankerpatiënten

Epidemiologie van ondervoeding en cachexie bij kankerpatiënten Epidemiologie van ondervoeding en cachexie bij kankerpatiënten Criem Marie-Cathérine Onco-diëtiste Oncologisch centrum 08 december 2012 Oncologie: een probleem? Kanker Incidentie, n= Mortaliteit, n= Man/Vrouw

Nadere informatie

Ondervoeding, wat doen we eraan Diëtetiek

Ondervoeding, wat doen we eraan Diëtetiek Ondervoeding, wat doen we eraan Diëtetiek Beter voor elkaar 2 Ondervoeding, wat doen we eraan in het Ikazia Ziekenhuis? Bij het horen van ondervoeding zullen veel mensen denken aan ontwikkelingslanden.

Nadere informatie

Inhoud Presentatie. Femke Mensen, diëtist. Definitie voedingstoestand

Inhoud Presentatie. Femke Mensen, diëtist. Definitie voedingstoestand Inhoud Presentatie ingebouwd in Epic Femke Mensen Diëtist nefrologie Wie ben ik? Voedingstoestand Aanleiding Wat is de? in Elektronisch dossier Epic inbouwen, hoe ziet dat eruit? Disclosure belangen spreker

Nadere informatie

Gezondheidsraad. 29 november Daan Kromhout Commissievoorzitter Vicevoorzitter Gezondheidsraad. Gezondheidsraad

Gezondheidsraad. 29 november Daan Kromhout Commissievoorzitter Vicevoorzitter Gezondheidsraad. Gezondheidsraad Gezondheidsraad 29 november 2011 Gezondheidsraad Daan Kromhout Commissievoorzitter Vicevoorzitter Gezondheidsraad Het adviesproces Adviesaanvraag: 18 augustus 2009 7 vergaderingen van multidisciplinaire

Nadere informatie

Gewicht in kg. Lengte in m. 5 % gewichtsverlies binnen 1 maand

Gewicht in kg. Lengte in m. 5 % gewichtsverlies binnen 1 maand Bijlage 1 Samenwerkingsafspraken diëtisten binnen DBC COPD GHC 1. Criteria voor verwijzing naar diëtist Afspraken over diëtetiek welke gefinancierd worden binnen de DBC hebben alleen betrekking op dieetadvisering.

Nadere informatie

Aanpak van ondervoeding bij kanker: screening, sonde- en bijvoeding. Sanne Mouha Competentiecentrum klinische voeding

Aanpak van ondervoeding bij kanker: screening, sonde- en bijvoeding. Sanne Mouha Competentiecentrum klinische voeding Aanpak van ondervoeding bij kanker: screening, sonde- en bijvoeding Sanne Mouha Competentiecentrum klinische voeding Inhoud Inleiding Screening Aanpak na screening Energie-en eiwitrijke voeding Drinkvoeding

Nadere informatie

Ondersteunende zorg voor mensen met kanker

Ondersteunende zorg voor mensen met kanker Ondersteunende zorg voor mensen met kanker Máxima Oncologisch Centrum (MOC) Inleiding Als u van uw behandelend arts te horen krijgt dat u kanker heeft, krijgen u en uw naasten veel informatie en emoties

Nadere informatie

Voedingsmanagement in de Psychiatrie

Voedingsmanagement in de Psychiatrie Voedingsmanagement in de Psychiatrie Anneke van Hellemond, diëtist Anneke Wijtsma, diëtist 1 Inhoud presentatie Voedingsproblemen Overgewicht Metabool syndroom Verwijzen naar gespecialiseerd diëtist Behandelwijze

Nadere informatie

29-6-2011. Jeroen de Wilde, Arts M&G-onderzoeker JGZ 4-19 CJG Den Haag 29 juni 2011 2. Ondergewicht = Westerse landen: 2-15% Asian enigma

29-6-2011. Jeroen de Wilde, Arts M&G-onderzoeker JGZ 4-19 CJG Den Haag 29 juni 2011 2. Ondergewicht = Westerse landen: 2-15% Asian enigma Jeroen de Wilde, Arts M&G-onderzoeker JGZ 4-19 CJG Den Haag 29 juni 2011 2 29 juni 2011 1 Ondergewicht = A. Een gewicht of BMI onder een bepaalde grenswaarde Gewicht naar lengte, per geslacht Gewicht naar

Nadere informatie

Handreiking. Risico op ondervoeding

Handreiking. Risico op ondervoeding Handreiking Risico op ondervoeding Handreiking Risico op ondervoeding Doelgroep Ouderen met: - Aanwijzingen voor (risico op) ondervoeding. ¹ - Risicofactoren voor ondervoeding: Multimorbiditeit. ¹ ² Polyfarmacie.

Nadere informatie

Beademen: kan het nog beter? De rol van voeding

Beademen: kan het nog beter? De rol van voeding Refereeravond Multidisciplinaire route naar detubatie Beademen: kan het nog beter? De rol van voeding 17 juni 2014, Geertje Raemakers-van Driel, diëtist Inleiding doel voeden op IC eiwitstofwisseling,

Nadere informatie

Voedingbijhoofdhals-en slokdarmkanker: Wanneer aanvullende voeding opstarten?

Voedingbijhoofdhals-en slokdarmkanker: Wanneer aanvullende voeding opstarten? Voedingbijhoofdhals-en slokdarmkanker: Wanneer aanvullende voeding opstarten? Peter Schepens Diëtist Oncologie AZ Sint-Lucas Brugge Inhoud 1. Belang van screening op de voedingstoestand van de patiënt

Nadere informatie

(Risico op) ondervoeding

(Risico op) ondervoeding (Risico op) ondervoeding Op oudere leeftijd is het soms lastig om regelmatig, gezond en voldoende te eten. Dit kan uiteindelijk leiden tot een verminderde voedingstoestand en zelfs ondervoeding. Dit komt

Nadere informatie

Ondervoeding. Een aanpak waar we mee aankomen

Ondervoeding. Een aanpak waar we mee aankomen Ondervoeding Een aanpak waar we mee aankomen 14 maart 2011 Programma Wat is ondervoeding? Behandeling door de diëtist Onze producten bij ondervoeding Wat is ondervoeding? Ondervoeding treedt op bij onbedoeld

Nadere informatie

VASTSTELLEN EN AANPAKKEN VAN ONDERVOEDING: SIMPEL TOCH ANTWERPEN 20 APRIL 2017

VASTSTELLEN EN AANPAKKEN VAN ONDERVOEDING: SIMPEL TOCH ANTWERPEN 20 APRIL 2017 VASTSTELLEN EN AANPAKKEN VAN ONDERVOEDING: SIMPEL TOCH ANTWERPEN 20 APRIL 2017 Wie ben ik? Dr.André FRANCK Bestuurslid Huisartsenvereniging Wilrijk Lic.Gerontologie Medisch Voedingsdeskundige VOEDINGS-

Nadere informatie

ROL VAN DE DIËTISTE IN HET ONCOLOGISCH PROCES. Gebracht door Nadieh Verhoest

ROL VAN DE DIËTISTE IN HET ONCOLOGISCH PROCES. Gebracht door Nadieh Verhoest ROL VAN DE DIËTISTE IN HET ONCOLOGISCH PROCES Gebracht door Nadieh Verhoest Programma Nationaal kankerplan Kankercachexie Voedingsplan bij cachexie Andere voedingsrichtlijnen Nationaal kankerplan L. Onkelinx

Nadere informatie

Basisvoedingszorg: terug naar de essentie. Bart Geurden RN, PhD

Basisvoedingszorg: terug naar de essentie. Bart Geurden RN, PhD Basisvoedingszorg: terug naar de essentie Bart Geurden RN, PhD INHOUD Inleiding Het ideale voedingsbeleid Barrières Toekomst Inleiding Definitie Ondervoeding is een voedingstoestand waarbij een tekort

Nadere informatie

Voorkomen van ondervoeding bij ouderen Een zorg voor ons allen

Voorkomen van ondervoeding bij ouderen Een zorg voor ons allen Voorkomen van ondervoeding bij ouderen Een zorg voor ons allen Dr. Canan Ziylan, voedingswetenschapper Onderzoeker Kenniscentrum Zorginnovatie Docent HBO Verpleegkunde Nursing Experience, Ede, 6/7 december

Nadere informatie

Kwetsbare ouderen. Wat kunt u er zelf aan doen?

Kwetsbare ouderen. Wat kunt u er zelf aan doen? Kwetsbare ouderen. Wat kunt u er zelf aan doen? Hoeveel procent van Nederland is ouder dan 65 jaar? A 11 % B 5 % C 42% Hoeveel wonen er zelfstandig A. 50% van de 70 jaar en ouder B. 83 % van de 70 jaar

Nadere informatie

Malnutritie. Screening en Behandeling. Bart Geurden, RN, PhD

Malnutritie. Screening en Behandeling. Bart Geurden, RN, PhD Malnutritie Screening en Behandeling Bart Geurden, RN, PhD INHOUD 1. Inleiding en probleemstelling 2. Definitie van malnutritie 3. Komt dit vaak voor: prevalentie 4. Wat zijn oorzaken en gevolgen van malnutritie

Nadere informatie

27/09/2018. Casus. Impact van chirurgie. Impact van voeding. thv spijsverteringsstelsel postoperatief voedingsbeleid. anesthesie herstel

27/09/2018. Casus. Impact van chirurgie. Impact van voeding. thv spijsverteringsstelsel postoperatief voedingsbeleid. anesthesie herstel Ingrijpen op de foregut : wat als het begin van het eetkanaal verstoord wordt? Perspectief van de diëtist Floor Wynants - Eveline Vanhalewyck Competentiecentrum klinische voeding Voeding Chirurgie Impact

Nadere informatie

Voorstellen. Wanneer naar de diëtist?

Voorstellen. Wanneer naar de diëtist? Voorstellen COPD Nut van goede voeding Aafke Hermsen, diëtist Karin Janssen-van Hemmen, kaderhuisarts astma/copd i.o. Agenda owanneer naar de diëtist? olichaamssamenstelling ogewichtsverandering onut van

Nadere informatie

WELKOM! 1 vrijdag 7 oktober 2016

WELKOM! 1 vrijdag 7 oktober 2016 WELKOM! 1 Programma 18.00 Voeding op leeftijd Aspecten van voeding en metabolisme op oudere leeftijd Ingrid Gisbertz, MDL arts voedingsteam 18.20 Als gewoon eten niet meer lukt; indicaties en procedure

Nadere informatie

Kick-off symposium Transmuraal zorgpad longaanval COPD Voeding en beweging

Kick-off symposium Transmuraal zorgpad longaanval COPD Voeding en beweging Kick-off symposium Transmuraal zorgpad longaanval COPD Voeding en beweging H. de Blank, diëtist MCH I. Zuliani, diëtist MCH L. Albeda, fysiotherapeut HagaZiekenhuis Disclosure belangen sprekers (potentiële)

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting Het aantal mensen met een gestoorde nierfunctie is de afgelopen decennia sterk toegenomen. Dit betekent dat er steeds meer mensen moeten dialyseren of een niertransplantatie moeten

Nadere informatie

Dienst geriatrie Gevecht tegen ondervoeding. Informatiebrochure voor de patiënt en de familie

Dienst geriatrie Gevecht tegen ondervoeding. Informatiebrochure voor de patiënt en de familie Dienst geriatrie Gevecht tegen ondervoeding Informatiebrochure voor de patiënt en de familie INLEIDING Met ouder worden veranderen uw dagelijkse activiteiten en gewoonten. Het is niet altijd eenvoudig

Nadere informatie

Ondervoeding herkennen

Ondervoeding herkennen 18 TOEPASSING IN DE PRAKTIJK Ondervoeding herkennen in het Centrum voor Ouderengeneeskunde Amsterdam Vergelijking van instrumenten Janneke Schilp promovendus, afdeling Gezondheidswetenschappen, Vrije Universiteit

Nadere informatie

17-9-2012. Belang van meting van de lichaamssamenstelling. Alternatieve lengtemetingen. Hoe werkt een bio-impedantie meting? CBO richtlijn 2010 COPD

17-9-2012. Belang van meting van de lichaamssamenstelling. Alternatieve lengtemetingen. Hoe werkt een bio-impedantie meting? CBO richtlijn 2010 COPD Hoe werkt een bio-impedantie meting? Nel Cox-Reijven azm Belang van meting van de lichaamssamenstelling Meting van de lichaamssamenstelling is essentieel voor het vaststellen van de voedingstoestand. Een

Nadere informatie

Ondervoeding of risico op ondervoeding in het revalidatiecentrum Revalidatiecentrum Breda

Ondervoeding of risico op ondervoeding in het revalidatiecentrum Revalidatiecentrum Breda Ondervoeding of risico op ondervoeding in het revalidatiecentrum Revalidatiecentrum Breda Inleiding Ondervoeding is een veel voorkomend probleem bij mensen in revalidatiecentra. Ruim 1 op de 3 mensen is

Nadere informatie

It takes two to tango

It takes two to tango It takes two to tango Voeding & leefstijl bij kanker 19 november 2016 Ilse Kavak-Scholten Inhoud Kanker Ondervoeding Kankercachexie Voedingsadviezen Beweging Feiten en fabels Rol fitnessprofessional Take

Nadere informatie

Gezond gewicht. Wat kunt u er zelf aan doen? altijd dichtbij. Vraag ons gerust om advies.

Gezond gewicht. Wat kunt u er zelf aan doen? altijd dichtbij. Vraag ons gerust om advies. Gezond gewicht Wat kunt u er zelf aan doen? Vraag ons gerust om advies altijd dichtbij www.alphega-apotheek.nl Gezond gewicht De meeste mensen willen graag een aantal kilo s afvallen. Maar is dat wel nodig?

Nadere informatie

Ondervoeding,wat doen we eraan

Ondervoeding,wat doen we eraan Ondervoeding,wat doen we eraan Diëtetiek Beter voor elkaar 2 Ondervoeding, wat doen we eraan in het Ikazia Ziekenhuis? Bij het horen van ondervoeding zullen veel mensen denken aan ontwikkelingslanden.

Nadere informatie

KWETSBARE OUDEREN IN HET ZIEKENHUIS HOE VOORKOMEN WE COMPLICATIES?

KWETSBARE OUDEREN IN HET ZIEKENHUIS HOE VOORKOMEN WE COMPLICATIES? KWETSBARE OUDEREN IN HET ZIEKENHUIS HOE VOORKOMEN WE COMPLICATIES? E. Meulen, klinisch geriater Inhoud van dit praatje Casus Wat maakt de oudere patiënt kwetsbaar? Het inschatten van kwetsbaarheid Terug

Nadere informatie

Patient-Generated Subjective Global Assessment (PG-SGA): nuttige app voor de bepaling van de voedingstoestand? Belangenverstrengeling: geen

Patient-Generated Subjective Global Assessment (PG-SGA): nuttige app voor de bepaling van de voedingstoestand? Belangenverstrengeling: geen Disclosure belangen spreker Patient-Generated Subjective Global Assessment (PG-SGA): nuttige app voor de bepaling van de voedingstoestand? Belangenverstrengeling: geen Christa Nagel, diëtist, 22-03-16

Nadere informatie

Aan het einde van deze workshop weet u: Welke voedingsaspecten belangrijk zij bij de behandeling en preventie van wonden. Wat de gevolgen zijn van de

Aan het einde van deze workshop weet u: Welke voedingsaspecten belangrijk zij bij de behandeling en preventie van wonden. Wat de gevolgen zijn van de (potentiële) belangenverstrengeling Voor bijeenkomst mogelijk relevante relaties met bedrijven Sponsoring of onderzoeksgeld Honorarium of andere (financiële) vergoeding Aandeelhouder Andere relatie, namelijk

Nadere informatie

Macronutrienten. Micronutrienten. Meting energiegebruik: Indirecte calorimetrie Dubbel gelabeld water techniek. O en 2 H isotopen

Macronutrienten. Micronutrienten. Meting energiegebruik: Indirecte calorimetrie Dubbel gelabeld water techniek. O en 2 H isotopen Ondervoeding en ziekte Ondervoeding in Nederland? Annemie Schols Gewichtsverlies Gewicht Lichaamssamenstelling vet lipiden Bioelectrische impedantie energie balans Verlies vetmassa water DEXA scan voedselinname

Nadere informatie

Geriatrisch assessment: altijd en bij iedereen?

Geriatrisch assessment: altijd en bij iedereen? Geriatrisch assessment: altijd en bij iedereen? Bianca Buurman, RN, PhD Afdeling ouderengeneeskunde AMC Amsterdam Levensverwachting en beperkingen in functioneren Van huidige generatie: 50 % nog in leven

Nadere informatie