Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Transcriptie

1 BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Nummer 2634/4.B110 Betreft zaak: 2634/CRH - Harry Cox Beleggingsmaatschappij I. MELDING 1. Op 9 augustus 2001 heeft de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit een melding ontvangen van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 34 van de Mededingingswet. Hierin is medegedeeld dat CRH plc. voornemens is zeggenschap te verkrijgen, in de zin van artikel 27, onder b, van de Mededingingswet, over Harry Cox Beleggingsmaatschappij s Hertogenbosch B.V. Van de melding is mededeling gedaan in Staatscourant 158 van 20 augustus Naar aanleiding van de mededeling in de Staatscourant zijn geen zienswijzen van derden naar voren gebracht. II. PARTIJEN 2. CRH plc. (hierna CRH) is een vennootschap naar het recht van Ierland. CRH is via haar dochterondernemingen actief op het gebied van de productie van en handel in de volgende bouwmaterialen: bouwstoffen: cement, aggregaat, asfalt en oppervlaktemateriaal, gebruiksklaar beton, landbouw- en chemische kalk en zeewatermagnesia; bouwproducten: voorgegoten betonnen producten, betonnen blokken, straatstenen, dakpannen, klei-bakstenen, (vloer)tegels, isolatieproducten, aluminium producten, (afvoer)pijpen en glasproducten. CRH is tevens actief op het gebied van de detailhandel in doe-het-zelfartikelen. 3. Harry Cox Beleggingsmaatschappij s Hertogenbosch B.V. is een besloten vennootschap naar Nederlands recht. Zij is houdster van alle aandelen in het kapitaal van Harry Cox Bouwmarkt Veghel B.V., Harry Cox Bouwmarkt Oss B.V., Harry Cox Bouwmarkt Helmond B.V., Harry Cox Bouwmarkt s Hertogenbosch B.V., Harry Cox Bouwmarkt Boxmeer B.V., Harry Cox Bouwmarkt Geldrop B.V. en Harry Cox Centrale Administratie B.V. (hierna tezamen: Harry Cox). Harry Cox is actief op het gebied van de detailhandel in doe-het-zelf-artikelen.

2 III. DE GEMELDE OPERATIE 4. De gemelde operatie betreft de overname van alle aandelen in Harry Cox door CRH en is vastgelegd in een koopovereenkomst d.d. 3 augustus 2001 die bij de melding is overgelegd. IV. TOEPASSELIJKHEID VAN HET CONCENTRATIETOEZICHT 5. De gemelde operatie is een concentratie in de zin van artikel 27, onder b, van de Mededingingswet. De hierboven, onder punt 4, omschreven transactie leidt er toe dat CRH de uitsluitende zeggenschap verkrijgt over Harry Cox. 6. Betrokken ondernemingen zijn CRH en Harry Cox. 7. Uit de bij de melding ter beschikking gestelde omzetgegevens blijkt dat de gemelde concentratie binnen de werkingssfeer van het in hoofdstuk 5 van de Mededingingswet geregelde concentratietoezicht valt. V. BEOORDELING A. Relevante markten Relevante productmarkten 8. Partijen zijn beide actief op het gebied van detailhandel in doe-het-zelfartikelen in Nederland. Partijen zijn van mening dat deze markt niet verder dient te worden onderscheiden naar verkoopkanaal, namelijk bouwmarkten, breedpakketzaken, speciaalzaken[1] en warenhuizen. Indien een nader onderscheid zou worden gemaakt naar verkoopkanaal, is in het onderhavige geval alleen sprake van overlap ten aanzien van bouwmarkten.[2] 9. In het onderhavige geval kan, evenals in eerdere besluiten[3], in het midden blijven of de afzonderlijke verkoopkanalen voor doe-het-zelf-artikelen aparte markten vormen, omdat de materile beoordeling hierdoor niet wordt benvloed. In het onderhavige geval kan eveneens in het midden blijven of doe-het-zelfartikelen n relevante productmarkt vormen of dat er voor bepaalde product (groep)en binnen het doe-het-zelf assortiment aparte markten bestaan, omdat de materile beoordeling daardoor niet wordt benvloed (zie de punten 13 tot en met 16). 10. Partijen merken op dat CRH in te verwaarlozen mate bouwmaterialen levert aan detailhandelszaken voor doe-het-zelf-artikelen. Het betreft met name betonnen producten, zoals stoeptegels. Als gevolg daarvan is er sprake van een zeer beperkte verticale relatie tussen partijen. Partijen geven aan dat de betonnen producten die CRH levert in overwegende mate via directe verkopen aan afnemers, zoals gemeenten of via de professionele bouwmaterialenhandel worden afgezet. Relevante geografische markten

3 11. Partijen zijn van mening dat er sprake is van een nationale markt voor detailhandel in doe-het-zelf-artikelen. Zij geven daarbij aan dat de meeste handelsondernemingen voor doe-het-zelf-artikelen onderdeel zijn van nationale (franchise-)ketens, waarbij belangrijke concurrentieparameters, zoals het productassortiment, de kwaliteit en herkomst van het assortiment en publiciteitscampagnes, op nationaal niveau worden bepaald. 12. In eerdere besluiten met betrekking tot de detailhandel in doe-het-zelfartikelen zijn gelijke argumenten naar voren gebracht met betrekking tot de geografische afbakening van deze markt.[4] Daarnaast heeft de markt voor doe-het-zelf-artikelen lokale kenmerken door de zogenaamde catchment areas[5] van de individuele doe-het-zelf-zaken. In het onderhavige geval kan, evenals in de eerdere besluiten, in het midden blijven of de detailhandelsmarkt voor doe-het-zelf-artikelen nationaal is of kleiner dan nationaal, omdat de materile beoordeling hierdoor niet wordt benvloed (zie de punten 13 tot en met 16). Wat betreft de verticale relatie kan een exacte afbakening van de markt voor groothandel in bouwmaterialen eveneens achterwege blijven omdat ook hierdoor de materile beoordeling niet wordt benvloed. Aannemelijk is echter dat de markt voor groothandel in bouwmaterialen ten minste nationaal is.[6] B. Gevolgen van de concentratie 13. Uit informatie van partijen komt naar voren dat het gezamenlijke marktaandeel van partijen in Nederland op het gebied van detailhandel in doehet-zelf-artikelen kleiner is dan 5% en op het gebied van bouwmarkten kleiner dan 10%. 14. Het is niet aannemelijk dat de marktaandelen van partijen aanzienlijk groter zijn indien wordt uitgegaan van aparte markten voor diverse productgroepen, aangezien in ieder geval bouwmarkten en breedpakketzaken een breed assortiment voeren, waarbij ze doorgaans in geen van de segmenten beduidend meer omzet behalen dan in de andere segmenten. 15. Indien wordt uitgegaan van markten die kleiner zijn dan nationaal dan vindt overlap plaats in Noord-Brabant. Ter indicatie schatten partijen hun gezamenlijke marktaandeel op basis van omzet in deze provincie kleiner dan 20% op het gebied van detailhandel in doe-het-zelf-artikelen en kleiner dan 30% op het gebied van bouwmarkten.[7] Partijen hebben in de provincie Noord-Brabant gezamenlijk 17 bouwmarkten. Volgens informatie van onderzoeksbureau Locatus zijn in de provincie Noord-Brabant zijn in totaal 91 bouwmarkten gevestigd.[8] Indien naar kleinere geografische markten zou worden gekeken is er geen sprake van overlap tussen de activiteiten van partijen. 16. Wat betreft de verticale relatie hebben partijen voldoende aannemelijk gemaakt dat de effecten van de onderhavige concentratie verwaarloosbaar zijn. CRH zet slechts in zeer geringe mate bouwmaterialen af via de detailhandel in doe-het-zelf-artikelen. Daarnaast is er in het onderhavige geval slechts sprake van een kleine toename van het aantal bouwmarkten dat CRH zal controleren. 17. Gelet op de marktaandelen van partijen en de aanwezigheid van diverse andere spelers op de markt voor doe-het-zelf-artikelen, waarvan velen behoren tot landelijk opererende ketens, bestaat er geen reden om aan te nemen dat als gevolg van de voorgenomen concentratie een economische machtspositie kan ontstaan of worden versterkt die tot gevolg heeft dat een daadwerkelijke

4 mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd. Dit gaat eveneens op bij een productmarktafbakening waarbij de markt voor verkoop van doe-het-zelf-artikelen zich beperkt tot bouwmarkten. VI. NEVENRESTRICTIES 18. Partijen zijn in artikel 13 van de koopovereenkomst d.d. 3 augustus 2001 voor een periode van twee jaar een non-concurrentiebeding en een nietwervingsbeding overeengekomen. Het non-concurrentiebeding betreft een verbod voor de verkoper en de heren K.J.J.E. Cox, W.J.J. Cox en J.A.M. Cox (hierna: de heren Cox) om in een straal van 30 kilometer rond ieder van de bouwmarkten van Harry Cox betrokken te zijn en/of belang te hebben bij activiteiten die identiek zijn aan of in hoge mate vergelijkbaar zijn met de huidige activiteiten van Harry Cox. Het niet-wervingsbeding betreft een verbod voor de verkoper en de heren Cox om werknemers van Harry Cox in dienst te nemen of anderszins werkzaamheden te laten verrichten. 19. Mede gelet op de bijzondere positie die de heren Cox als verkopende partij hebben, kan het non-concurrentiebeding als rechtstreeks verbonden aan en noodzakelijk voor de verwezenlijking van de concentratie worden beschouwd, voorzover het beding betrekking heeft op daadwerkelijk met Harry Cox Bouwmarkten concurrerende activiteiten en voorzover het beding de verkoper niet belet aandelen te kopen of te bezitten voor investeringsdoeleinden zonder dat daar een wezenlijke invloed in de concurrerende onderneming uit voortvloeit. Het niet-wervingsbeding kan als rechtstreeks verbonden aan en noodzakelijk voor de verwezenlijking van de concentratie worden beschouwd voor zover het betrekking heeft op het actief werven van werknemers met belangrijke knowhow. VII. CONCLUSIE 20. Na onderzoek van deze melding is de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot de conclusie gekomen dat de gemelde operatie binnen de werkingssfeer valt van het in hoofdstuk 5 van de Mededingingswet geregelde concentratietoezicht. Hij heeft geen reden om aan te nemen dat als gevolg van deze concentratie een economische machtspositie kan ontstaan of worden versterkt die tot gevolg heeft dat een daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd. 21. Gelet op het bovenstaande deelt de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit mede dat voor het tot stand brengen van de concentratie waarop de melding betrekking heeft geen vergunning is vereist. 22. Gelet op de overwegingen 18 tot en met 19 is de directeur-generaal van oordeel dat, voorzover de in punt 18 omschreven clausules overeenkomsten vormen als bedoeld in artikel 6 van de Mededingingswet, dat artikel ingevolge artikel 10 van de Mededingingswet, niet geldt voor deze overeenkomsten voorzover de overeenkomsten in overeenstemming zijn met hetgeen is gesteld

5 in punt 19. Datum: 5 september 2001 De directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit, voor deze: W.g. Mr. J. Schnau Directeur Concentratiecontrole Tegen dit besluit kan degene, wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, binnen zes weken na bekendmaking van dit besluit een gemotiveerd beroepschrift indienen bij de arrondissementsrechtbank te Rotterdam, sector bestuursrecht, Postbus 50951, 3007 BM Rotterdam [1] Zoals verf- /behangspeciaalzaken en ijzerwaren-/gereedschapszaken. [2] Onder een bouwmarkt moet worden verstaan een grootschalig detailhandelsverkooppunt met een breed assortiment doe-het-zelf-artikelen (verf, behang, gereedschappen, hout, tegels, bouwmaterialen, sanitair, tuingereedschappen, tuinhout, elektrische installatiematerialen, verlichting etc.) op een oppervlak groter dan ca m. Zie ook besluit van 5 juli 1999 in zaak 1374/NBM Amstelland Visser en het besluit van 20 december 1999 zaak 1622/Praxis Groep Marktkauf. [3] Zie het besluit in zaak 1374/NBM Amstelland Visser, reeds aangehaald, en het besluit in zaak 1622/Praxis Groep Marktkauf, reeds aangehaald. [4] Zie het besluit in zaak 1374/NBM Amstelland Visser, reeds aangehaald, en het besluit in zaak 1622/Praxis Groep Marktkauf, reeds aangehaald. [5] Het gebied dat wordt bepaald door de afstand die de consument bereid is af te leggen om doe-het-zelf-artikelen te kopen. [6] Zie onder meer het besluit van 15 april 1999 in zaak 1285/CRH Kooy Beheer, het besluit van 10 december 1999 in zaak 1653/TBI Holdings Opstalan, het besluit van 1 november 2000 in zaak 2109/Koninklijke IBC Opstalan Holding, het besluit van 7 maart 2001 in zaak 2348/PontEecen Houthandel Vries en het besluit van 8 maart 2001 in zaak 2287/Heijmans IBC. [7] Hierbij dient te worden opgemerkt dat een regionale afbakening van de markt voor bouwmarkten niet zonder meer overeen zal stemmen met de grenzen van provincies.

6 [8] Deze gegevens zijn ontleend aan de Locatus Retailverkenner. Locatus beschikt over een uitgebreide database met gegevens over de detailhandel in Nederland. Aan de inhoud van deze pagina's kunt u geen rechten ontlenen.