Armoedemonitor 2012 Feiten en cijfers over armoede in s-hertogenbosch

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Armoedemonitor 2012 Feiten en cijfers over armoede in s-hertogenbosch"

Transcriptie

1 Armoedemonitor 2012 Feiten en cijfers over armoede in O&S februari 2012

2

3 Samenvatting De armoedemonitor 2012 bevat feiten en cijfers over de armoede in. Hoeveel huishoudens in hebben te maken met armoede? Hoe verhoudt zich dit tot de rest van Nederland? Waar speelt de armoedeproblematiek zich voornamelijk af? Welke huishoudens worden relatief vaak getroffen door armoede? En hoe verschillen minima en niet-minima van elkaar op het gebied van maatschappelijke participatie en welzijn? Doelgroep van beleid In 2009 hadden huishoudens in een inkomen tot 110 procent van het sociaal minimum. Hieronder waren als belangrijkste risicogroepen eenoudergezinnen en 660 paren met kinderen. Gevolgen crisis pas in 2011 zichtbaar In 2009 had 7,4 procent van de huishoudens in een inkomen onder de lageinkomensgrens. Dat is net zoveel als in. Ondanks de crisis is de armoede toen dus niet toegenomen. Naar verwachting is de armoede in verder gestabiliseerd en is deze pas in 2011 licht gaan stijgen. In 2012 moet naar verwachting 8,2 procent van de huishoudens rondkomen van een inkomen onder de lage-inkomensgrens. Gunstige positie ten opzichte van de rest van Nederland Het landelijke armoedecijfer lag in 2009 op 7,7 procent. In was dat 7,4 procent. Van alle (middel)grote steden in Nederland hadden alleen Zaanstad, Amersfoort, Alkmaar en Haarlem een lager armoedepercentage dan 's-hertogenbosch. Concentratie van armoede in West, Noord en de Binnenstad Ruim de helft van alle huishoudens met een laag inkomen woont in West, Noord of de Binnenstad. In de Binnenstad heeft één op de tien huishoudens een inkomen onder de lage-inkomensgrens. Dit zijn vooral alleenstaanden. Ook in de wijken Muntel/Vliert en Noord komt relatief veel armoede voor. Een kwart van alle huishoudens met een laag inkomen woont in één van de voormalige GSBaandachtsgebieden. Vooral uitkeringsgerechtigden getroffen door armoede Sommige typen huishoudens hebben een grotere kans op armoede dan andere. Van alle huishoudens die afhankelijk zijn van WW of bijstand, leeft bijvoorbeeld 60 procent in armoede. De andere risicogroepen zijn eenoudergezinnen, alleenstaanden, arbeidsongeschikten en huishoudens met een hoofdkostwinner onder de 25 jaar of van niet-westerse afkomst. Armoede in wijken deels bepaald door aanwezigheid risicogroepen Er bestaat een verband tussen het aandeel huishoudens met een laag inkomen in een wijk en de aanwezigheid van risicogroepen. In de wijken waar relatief veel armoede voorkomt, wonen naar verhouding ook veel mensen die tot een van de risicogroepen behoren. In de Binnenstad en Muntel/Vliert wonen bijvoorbeeld relatief veel alleenstaanden. In Noord zijn niet-westerse allochtonen, mensen met een bijstandsuitkering en niet-werkende werkzoekenden oververtegenwoordigd. Minima participeren minder en zijn ongezonder Op bijna alle onderzochte aspecten van maatschappelijke participatie en welzijn scoren minima slechter dan niet-minima. Minima hebben minder sociale contacten, sporten minder en nemen minder deel aan culturele activiteiten. Ook hebben zij over het algemeen een slechtere gezondheid (zowel lichamelijk als geestelijk), zijn ze minder zelfredzaam, doen ze minder vrijwilligerswerk en voelen ze zich vaker onveilig. Minima zijn daarentegen wel redelijk goed bekend met het WMO-loket. Vergeleken met weten steeds meer minima wat het WMO-loket is, en zijn ze er ook vaker gebruik van gaan maken. 3

4

5 Inhoudsopgave Samenvatting Inleiding Aanleiding Lage inkomensgrens Leeswijzer Huishoudens met een laag inkomen in Doelgroep van beleid Omvang en ontwikkeling Landelijke vergelijking Lage inkomens per wijk GSB-aandachtsgebieden Risicogroepen armoede Huishoudenssamenstelling Leeftijd Herkomst Voornaamste inkomensbron Wijken en armoede Sociale contacten Participatie Sportparticipatie Cultuurparticipatie Gezondheid Gezondheid Leefstijl Maatschappelijke ondersteuning Zelfredzaamheid Wmo-loket Vrijwilligerswerk en mantelzorg Vrijwilligerswerk Mantelzorg Leefbaarheid en veiligheid Leefbaarheid Veiligheid...38 Literatuurlijst...39 Bijlage A: Definitie armoede...41 Bijlage B: Tabellenboek

6

7 1. Inleiding In deze rapportage wordt een beeld geschetst van de armoede in. De volgende aspecten komen aan de orde: omvang en ontwikkeling van de armoede; verschillen tussen wijken; risicogroepen en maatschappelijke participatie en welzijn van mensen met een laag inkomen. 1.1 Aanleiding In 2007 is er voor het eerst een armoedemonitor verschenen. Deze monitor is in 2009 herhaald. Aanleiding voor de monitor was de evaluatie van de Taskforce Armoede. Deze taskforce is tussen 2007 en ingezet om de armoedeproblematiek in de gemeente aan te pakken. De Taskforce Armoede is inmiddels afgerond. De gemeente vindt het echter belangrijk om de armoedeproblematiek te blijven monitoren. Op die manier kunnen effecten van het beleid inzichtelijk worden gemaakt en kan het beleid waar nodig worden bijgesteld. Meer specifieke aanleidingen voor dit onderzoek zijn: De economische crisis en de gevolgen daarvan Het is belangrijk om te monitoren wat voor invloed de crisis heeft op de armoede in de gemeente. Hoe ontwikkelt zich de omvang van groep minima? Waar zitten de risicogroepen? Wat zijn de kenmerken van deze groepen? Etc. Nieuwe wetten en regelingen die de komende tijd worden ingevoerd Het is ook belangrijk om te onderzoeken wat voor effect nieuwe wetten en regelingen hebben. Wat voor gevolgen heeft bijvoorbeeld het afschaffen van een bepaalde regeling voor de positie van de minima? De meeste wijzigingen zullen in de loop van 2012 worden doorgevoerd. Deze monitor dient daarom als een nulmeting. Over een paar jaar kan dan worden gekeken wat de effecten van doorgevoerde maatregelen zijn. Ombuigingen binnen de gemeente Door de decentralisatie van taken van het rijk (zoals delen van de AWBZ en de Jeugdzorg) wordt de gemeente voor steeds meer beleidsterreinen verantwoordelijk. Tegelijk met deze nieuwe taken komen er ook bezuinigingen op de gemeente af. Dit heeft invloed op de mogelijkheden van de gemeente om het armoedebeleid vorm te geven. Er moet gezocht worden naar andere oplossingen. Het is belangrijk om te onderzoeken wat de effecten van deze andere aanpak zijn. Vanaf 1 januari 2012 is de nieuwe Wet Schuldhulpverlening van kracht. Naast de armoedeproblematiek zal daarom ook de schuldenproblematiek in kaart worden gebracht. De resultaten van het schuldenonderzoek verschijnen halverwege 2012 in een aparte rapportage. 1.2 Lage inkomensgrens Zoals in bijlage A wordt beschreven hanteert het CBS twee verschillende inkomensgrenzen voor armoede: de lage-inkomensgrens en de beleidsmatige grens. De beleidsmatige grens ligt tien procent boven het sociaal minimum en kan worden gebruikt om de doelgroep van beleid te bepalen. De beleidsmatige grens is echter minder geschikt om vergelijkingen in de tijd te maken. In deze rapportage is daarom zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de lage-inkomensgrens. Een huishouden is arm als het netto huishoudinkomen lager is dan deze lage-inkomensgrens. Omdat in andere onderzoeken wel vaak gebruik wordt gemaakt van de beleidsmatige grens, kunnen de cijfers in deze rapportage afwijken van de cijfers in andere publicaties. 7

8 1.3 Leeswijzer De rapportage bestaat uit twee delen. In het eerste deel (hoofdstuk 2 t/m 4) wordt een algemeen beeld geschetst van de armoede in. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van gegevens van het CBS. In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de omvang van de armoede in. Hoeveel huishoudens leven in armoede? Hoe ontwikkelt dit zich in de loop van de tijd en hoe doet het in vergelijking met de rest van Nederland? Ook wordt gekeken waar de armoedeproblematiek zich precies afspeelt. Hiervoor worden de verschillende wijken met elkaar vergeleken. Daarnaast wordt ingegaan op de situatie in de voormalige GSB-aandachtsgebieden. In hoofdstuk 3 wordt beschreven welke typen huishoudens relatief vaak getroffen worden door armoede. Dit zijn de zogenaamde risicogroepen. In hoofdstuk 4 wordt vervolgens ingegaan op de verschillen tussen de wijken. De armoede in de verschillende wijken wordt daarvoor gerelateerd aan de aanwezigheid van risicogroepen in de wijken. Het tweede deel van de rapportage (hoofdstuk 5 t/m 10) gaat in op het welzijn en de maatschappelijke participatie van de minima in. De resultaten in deze hoofdstukken komen voornamelijk uit enquêtes die door de gemeente zijn uitgevoerd. Om te bepalen of iemand tot de minima behoort, is gekeken naar het netto inkomen van het huishouden waar de persoon toe behoort. De gehanteerde inkomensgrenzen zijn een benadering van de lage-inkomensgrens van het CBS. Personen uit huishoudens met een inkomen onder de grenzen in tabel 1 zijn tot de minima gerekend.. Tabel 1: Gehanteerde inkomensgrenzen voor het bepalen van minima Netto maandinkomen van het huishouden 2001/ Eenpersoonshuishouden Twee volwassenen, geen thuiswonende kinderen Eenoudergezin Twee volwassenen, wel thuiswonende kinderen De aspecten die in dit deel aan bod komen, zijn: sociale contacten (hoofdstuk 5), sport- en cultuurparticipatie (hoofdstuk 6), gezondheid (hoofdstuk 7), maatschappelijke ondersteuning (hoofdstuk 8), vrijwilligerswerk en mantelzorg (hoofdstuk 9) en leefbaarheid en veiligheid (hoofdstuk 10). Op al deze aspecten worden de minima en niet-minima in met elkaar vergeleken. Ook wordt gekeken of de situatie van de minima anders is dan in. De resultaten komen uit steekproefonderzoeken. Bij het interpreteren van de resultaten moet daarom rekening worden gehouden met foutenmarges. Hoe kleiner het aantal respondenten, hoe groter de foutenmarge zal zijn. De resultaten van de minima zijn gebaseerd op ongeveer 350 respondenten, de resultaten van de niet-minima op ongeveer respondenten. Bij de uitkomsten van de minima moet dus rekening worden gehouden met een grotere foutenmarge dan bij de uitkomsten van de nietminima. Op de verschillen tussen minima en niet-minima en de ontwikkelingen in de tijd zijn significantietoetsen uitgevoerd. Op basis van deze toetsen kan met 95 procent betrouwbaarheid worden gezegd of de gemeten verschillen echt bestaan. In de figuren worden de significante verschillen aangegeven met sterretjes: * Het huidige verschil tussen minima en niet-minima is significant. ** De huidige situatie van de minima verschilt significant van die in. Het tabellenboek in bijlage B bevat een uitgebreid overzicht van de genoemde participatie- en welzijnsaspecten. Hierin zijn ook de ontwikkelingen vanaf 2001/2002 en de situatie in de voormalige GSB-aandachtsgebieden opgenomen. 8

9 2. Huishoudens met een laag inkomen in In dit hoofdstuk wordt een algemeen beeld geschetst van de armoede in. Hoeveel huishoudens leven in armoede? Hoe ontwikkelt dit zich in de loop van de tijd en hoe doet het in vergelijking met de rest van Nederland? Ook wordt gekeken waar de armoedeproblematiek zich precies afspeelt. Hiervoor worden de verschillende wijken van met elkaar vergeleken. Daarnaast wordt ingegaan op de situatie in de voormalige GSB-aandachtsgebieden. 2.1 Doelgroep van beleid Zoals in de inleiding beschreven kan de beleidsmatige grens van armoede goed worden gebruikt voor het vaststellen van de doelgroep van beleid. Bij de beleidsmatige grens gaat het om huishoudens met een inkomen tot 110 procent van het sociaal minimum. Het sociaal minimum is het wettelijke bestaansminimum zoals dat in de politieke besluitvorming is vastgelegd (bijstand, AOW, kinderbijslag). De meest recente cijfers over armoede in zijn van In dat jaar had 10,6 procent van de huishoudens een inkomen tot 110 procent van het sociaal minimum. Het ging in totaal om huishoudens, waarvan eenoudergezinnen en 660 paren met kinderen. Hierna worden de ontwikkelingen van armoede in de tijd weergegeven. Hiervoor wordt een andere inkomensgrens gebruikt, namelijk de lage-inkomensgrens. Deze grens is meer betrouwbaar om vergelijkingen in de tijd te maken. In de rest van hoofdstuk 2 en in hoofdstuk 3 en 4 zijn de cijfers gebaseerd op deze lage-inkomensgrens. 2.2 Omvang en ontwikkeling In 2009 had 7,4 procent van de huishoudens in een inkomen onder de lageinkomensgrens. De armoede in 's-hertogenbosch lag daarmee net onder het landelijk gemiddelde van 7,7 procent. Vergeleken met is de armoede, ondanks de kredietcrisis, gelijk gebleven. Dit komt enerzijds doordat de toename van de werkloosheid redelijk meeviel. Anderzijds ging de koopkracht niet achteruit omdat eerder afgesloten cao s van kracht bleven (CBS/SCP, 2011). Figuur 1: Aandeel huishoudens met een laag inkomen in (prognose -2012) 15% 10% 5% 0% * 2011* 2012* 's-hertogenbosch Nederland Bron: RIO ,CBS/SCP

10 Landelijk is de armoede in verder gestabiliseerd. In ontwikkelt de armoede zich ongeveer volgens de landelijke trend. We nemen dus aan dat deze stabilisatie ook voor geldt. Voor de jaren 2011 en 2012 is door het SCP een landelijke prognose gemaakt (CBS/SCP, 2011). Volgens de ramingen neemt de armoede zowel in 2011 als in 2012 licht toe. Deze toename zal vooral plaatsvinden bij werknemers en uitkeringsgerechtigden met kinderen. De verwachting is dat in ,5 procent van de Nederlandse huishoudens moet rondkomen van een laag inkomen. De landelijke ramingen zijn gebruikt om een prognose voor de armoede in te maken. Naar verwachting heeft in ,2 procent van de huishoudens in 's-hertogenbosch een inkomen onder de lage-inkomensgrens. 2.3 Landelijke vergelijking In 2009 had 7,4 procent van de huishoudens in 's-hertogenbosch een laag inkomen. Dit percentage lag iets lager dan het landelijk gemiddelde. Om een nog beter beeld te krijgen van de situatie in, wordt in figuur 2 op de volgende pagina een vergelijking gemaakt met de andere grote en middelgrote gemeenten in Nederland (G31). Armoede hangt namelijk samen met de grootte van de stad. In grotere steden komt over het algemeen meer armoede voor dan in kleine steden. 10

11 Figuur 2: Aandeel huishoudens met een laag inkomen, grote en middelgrote gemeenten (G31) Zaanstad Amersfoort Alkmaar Haarlem 's-hertogenbosch Zwolle Hengelo (O.) Nederland Emmen Breda Leiden Deventer Dordrecht Sittard-Geleen Helmond Utrecht Almelo Venlo Tilburg Eindhoven Lelystad Schiedam Maastricht Leeuwarden Enschede Nijmegen Arnhem Heerlen Groningen 's-gravenhage Rotterdam Amsterdam 6,3% 6,4% 6,6% 7,2% 7,4% 7,4% 7,6% 7,7% 7,7% 7,7% 8,0% 8,2% 8,3% 8,4% 8,5% 8,6% 8,7% 8,8% 8,8% 8,9% 9,0% 9,3% 9,9% 10,4% 10,5% 10,5% 11,2% 11,8% 11,9% 12,0% 13,7% 14,3% 0% 5% 10% 15% 20% 25% Bron: RIO 2009 Van de G31 staat op de vijfde plaats. Alleen Zaanstad, Amersfoort, Alkmaar en Haarlem hebben een lager armoedepercentage dan 's-hertogenbosch. In de meeste andere steden ligt het armoedepercentage boven het landelijk gemiddelde. De steden met de meeste armoede zijn Amsterdam (14,3 procent), Rotterdam (13,7 procent) en Den Haag (12,0 procent). In Amsterdam komt dus bijna twee keer zoveel armoede voor als in. Landelijk gezien doet het dus goed. 2.4 Lage inkomens per wijk Om in kaart te brengen waar de armoedeproblematiek in zich afspeelt, worden de verschillende wijken met elkaar vergeleken. Eerst wordt gekeken naar het absolute aantal 11

12 huishoudens met een laag inkomen per wijk. Vervolgens wordt gekeken naar het percentage lage inkomens binnen de verschillende wijken. Figuur 3: Aantal en aandeel huishoudens met een laag inkomen in, per wijk 1 Binnenstad (690) Muntel/Vliert (310) Noord (780) West (810) Graafsepoort (500) Zuidoost (520) Nederland 's-hertogenbosch (4470) 10,0% 9,7% 9,5% 8,8% 8,6% 8,4% 7,7% 7,4% Maaspoort (370) Rosmalen Noord (230) 5,3% 4,6% Rosmalen Zuid (100) De Groote Wielen ( - ) Engelen ( - ) Empel ( - ) 2,9% 2,9% 2,9% 2,9% Bron: RIO % 5% 10% 15% 20% 25% Leesvoorbeeld: In de Binnenstad wonen 690 huishoudens met een laag inkomen. Dat is 10,0 procent van alle huishoudens in deze wijk. Concentratie van armoede in West, Noord en de Binnenstad In West wonen de meeste huishoudens met een laag inkomen. In 2009 hadden 810 huishoudens in deze wijk een inkomen onder de lage-inkomensgrens. Ook in Noord en in de Binnenstad moesten veel huishoudens het met een laag inkomen doen. De cijfers duiden op een sterke concentratie van armoede. 18 procent van alle huishoudens met een laag inkomen woont in West, 17 procent in Noord en 15 procent in de Binnenstad. In deze drie wijken samen woont dus ruim de helft van alle huishoudens met een laag inkomen in. Binnenstad heeft het grootste aandeel lage inkomens Het aandeel huishoudens met een laag inkomen is het grootst in de Binnenstad. Eén op de tien huishoudens in deze wijk moet rondkomen van een laag inkomen. Dit zijn vooral alleenstaanden. Ook de wijken Muntel/Vliert en Noord kennen relatief veel armoede. In deze wijken heeft respectievelijk 9,7 en 9,5 procent van de huishoudens een laag inkomen. Rosmalen Zuid, de Groote Wielen, Engelen en Empel hebben in verhouding de minste huishoudens met een laag inkomen. In deze wijken heeft nog geen drie procent van de huishoudens een inkomen onder de lage-inkomensgrens. 1 Het aantal huishoudens met een laag inkomen in Empel, Engelen en de Groote Wielen is vrij laag. Vanwege de privacy van bewoners worden aantallen bij minder dan 70 huishoudens niet gegeven. 12

13 2.5 GSB-aandachtsgebieden Figuur 4: Aantal en aandeel huishoudens met een laag inkomen in, per GSB-aandachtsgebied 2 HAMBAKEN (360) Muziekinstrumentenbuurt (110) Sprookjesbuurt (120) Edelstenenbuurt ( - ) De Hambaken ( - ) 7,7% 15,6% 16,9% 15,0% 22,4% BOSCHVELD / DEUTEREN (260) Boschveld (180) Deuteren ( - ) BARTJES/EIKENDONKPLEIN/HOFSTAD (290) Hinthamerpoort (110) De Hofstad (80) De Bossche Pad ( - ) 6,6% 9,6% 11,0% 12,3% 12,5% 12,1% 12,0% GESTELSE BUURT (140) 22,2% ORTHEN LINKS ( - ) 6,5% HAREN/DONK/REIT (160) De Donk (90) De Haren ( - ) De Reit ( - ) 9,6% 11,5% 9,3% 7,9% 0% 5% 10% 15% 20% 25% Bron: RIO 2009 In de voormalige GSB-aandachtsgebieden komt naar verhouding meer armoede voor dan in de rest van. Het gaat om de volgende zes gebieden: de Hambaken, Boschveld/Deuteren, Bartjes/Eikendonkplein/Hofstad, de Gestelse Buurt, Orthen Links en Haren/Donk/Reit. Van alle huishoudens in de aandachtsgebieden heeft 12,3 procent een laag inkomen, tegen 7,4 procent gemiddeld in. In totaal woont een kwart van alle huishoudens met een laag inkomen in één van de aandachtsgebieden. In de afzonderlijke buurten ligt het armoedepercentage tussen de 6,5 en 22,5 procent. Vooral de Muziekinstrumentenbuurt in de Hambaken en de Gestelse Buurt hebben een groot aandeel huishoudens met een laag inkomen. In beide buurten heeft meer dan 22 procent van de huishoudens een inkomen onder de lage-inkomensgrens. 2 Het aantal huishoudens met een laag inkomen in de buurten Haren, Reit, Edelstenenbuurt, Hambaken en Orthen links is vrij laag. Vanwege de privacy van bewoners worden aantallen bij minder dan 70 huishoudens niet gegeven. 13

14

15 3. Risicogroepen armoede Sommige typen huishoudens hebben een grotere kans op armoede dan andere. Om een goed armoedebeleid te kunnen voeren, is het belangrijk om te weten welke huishoudens dat zijn. In dit hoofdstuk worden de risicogroepen op een rijtje gezet. Resultaten van worden hiervoor afgezet tegen de landelijke ontwikkelingen. 3.1 Huishoudenssamenstelling Uit het armoedesignalement van 2011 (CBS/SCP) blijkt dat armoede in Nederland vooral voorkomt bij eenoudergezinnen met minderjarige kinderen. In moest 26 procent van deze huishoudens rondkomen van een laag inkomen. Ook alleenstaanden jonger dan 65 hebben relatief vaak een inkomen onder de lage-inkomensgrens. Paren hebben het minst last van armoede. In is het beeld hetzelfde. In 2009 had 16 procent van de eenoudergezinnen een laag inkomen. Bij de alleenstaanden was dat 11 procent. Beide groepen hebben daarmee een grotere kans op armoede dan gemiddeld. Paren hebben het minst te maken met armoede. Van hen had in 2009 minder dan vijf procent een inkomen onder de lage-inkomensgrens. Figuur 5: Aandeel huishoudens met een laag inkomen in, naar huishoudenssamenstelling 3 Alleenstaande Eenoudergezin Paar zonder kinderen Paar met kinderen Overig 11% 16% 2% 5% 8% Bron: RIO Leeftijd Armoede hangt ook samen met leeftijd (CBS/SCP, 2011). Naarmate mensen ouder worden, komen ze steeds in een andere levensfase terecht. In het algemeen geldt dat hoe meer werkervaring iemand heeft, hoe meer hij verdient. Vanaf een jaar of 55 worden vervolgens steeds meer mensen afhankelijk van een uitkering, bijvoorbeeld doordat zij eerder stoppen met werken. In Nederland is de armoede onder 55- tot 65-jarigen daardoor iets hoger dan gemiddeld. 65-Plussers hebben juist het minst te maken met een laag inkomen. Dit komt onder andere doordat veel ouderen, naast de AOW, een aanvullend pensioen hebben. Ook in hebben 65-plussers het minst last van armoede. Van hen hoefde in 2009 slechts twee procent rond te komen van een laag inkomen. Onder de 45- tot 65-jarigen was dat aandeel met negen procent het hoogst. 45- tot 65-jarigen verschillen echter niet veel van de 25- tot 45-jarigen. Van deze laatste groep had in 2009 acht procent een inkomen onder de lageinkomensgrens. De huishoudens met een hoofdkostwinner jonger dan 25 jaar, hebben de grootste kans op armoede. Bijna een kwart van deze groep had in 2009 een inkomen onder de lageinkomensgrens. 3 Bij de groep overig gaat het om huishoudens waarbij er naast de hoofdkostwinner en zijn/haar eventuele partner en/of inwonende kinderen nog andere personen deel uitmaken van het huishouden. Het kan dan gaan om bijvoorbeeld broers/zussen, ouders, pleegkinderen of inwonende kostgangers. 15

16 Figuur 6: Aandeel huishoudens met een laag inkomen in, naar leeftijd hoofdkostwinner Jonger dan 25 jaar 23% 25 tot 45 jaar 8% 45 tot 65 jaar 9% 65 jaar en ouder 2% Bron: RIO Herkomst Niet-Westerse allochtonen lopen een groter risico op armoede dan autochtonen en westerse allochtonen (CBS/SCP, 2011). In had 22,5 procent van de Nederlandse huishoudens met een niet-westerse hoofdkostwinner een laag inkomen. Dat aandeel was bijna vier keer zo groot als onder autochtonen. Vooral de huishoudens met een kostwinner van Marokkaanse afkomst moesten het met weinig inkomen stellen. Ook in leven huishoudens met een hoofdkostwinner van niet-westerse afkomst het vaakst in armoede. In 2009 had 22 procent van deze groep een laag inkomen. Dat is vergelijkbaar met het landelijke cijfer. Van de Westerse allochtonen had negen procent een laag inkomen, en van de autochtonen zes procent. Het verschil tussen niet-westerse allochtonen en autochtonen is dus ook in groot. Figuur 7: Aandeel huishoudens met een laag inkomen in, naar land van herkomst hoofdkostwinner Autochtoon Westers allochtoon 6% 9% Niet-westers allochtoon 22% Bron: RIO 2009 De kans op armoede is voor niet-westerse huishoudens tussen 2000 en landelijk wel sterk gedaald (CBS/SCP, 2011). Daarnaast blijkt dat de conjunctuur een sterke invloed heeft op de inkomenspositie van niet-westerse huishoudens. Dit komt doordat er in deze groep relatief weinig 65- plussers zitten. De meesten zijn voor hun inkomen afhankelijk van werk. 3.4 Voornaamste inkomensbron De armoede in Nederland is het grootst onder uitkeringsgerechtigden (CBS/SCP, 2011). Vooral huishoudens die afhankelijk zijn van de bijstand hebben vaak een laag inkomen. In had bijna twee derde van deze huishoudens een inkomen onder de lage-inkomensgrens. Ook van de huishoudens die rond moeten komen van een werkloosheids- of arbeidsongeschiktheidsuitkering, leeft een groot deel in armoede: respectievelijk 21 en 22 procent. Van de huishoudens met inkomen uit werk, hebben de zelfstandigen het vaakst last van armoede: ongeveer 14 procent, tegen vier procent van de werknemers. Pensioengerechtigden hebben met drie procent het minst last van armoede. 16

17 Dit landelijke beeld gaat ook op voor. Drie van de vijf huishoudens die afhankelijk zijn van een WW- of bijstandsuitkering, hadden in 2009 een laag inkomen. Van de arbeidsongeschikten had 18 procent een laag inkomen en van de huishouden met een inkomen uit arbeid vijf procent. Van de pensioengerechtigden leefde slechts drie procent in armoede. Voor is geen onderscheid gemaakt tussen WW en bijstand en zelfstandigen en werknemers in loondienst. De verwachting is dat de verschillen hetzelfde zijn als in heel Nederland. Figuur 8: Aandeel huishoudens met een laag inkomen in, naar voornaamste inkomensbron Inkomen uit arbeid 5% Uitkering arbeidsongeschiktheid 18% WW / Bijstand 60% Pensioen 3% Bron: RIO

18

19 4. Wijken en armoede In sommige wijken in komt meer armoede voor dan in andere wijken (zie hoofdstuk 2). In dit hoofdstuk wordt bekeken hoe de groep lage inkomens er in de verschillende wijken uitziet. Ook wordt gekeken naar de aanwezigheid van risicogroepen in de wijken (een beschrijving van de risicogroepen is te vinden in hoofdstuk 3). De aanwezigheid van risicogroepen geeft namelijk een indicatie voor de oorzaak van de armoede in een wijk, Op deze manier kan de armoedeproblematiek in verschillende delen van de stad in kaart worden gebracht. Binnenstad De Binnenstad is de wijk met het grootste aandeel huishoudens met een laag inkomen. Tien procent van de huishoudens in deze wijk heeft een inkomen onder de lage-inkomensgrens. Vooral in Binnenstad-Noord komt relatief veel armoede voor (19 procent). De hoeveelheid armoede in de Binnenstad heeft vooral te maken met de aanwezigheid van een relatief grote groep alleenstaanden. Vier van de vijf huishoudens met een laag inkomen in de Binnenstad zijn eenpersoonshuishoudens. In heel ligt dat aandeel op 55 procent. Tabel 2: Verdeling huishoudens met een laag inkomen over risicogroepen 4 Alleenstaande Eenoudergezin Niet-Westers allochtoon WW / Bijstand Binnenstad 80% 4% 14% 32% Zuidoost 54% 13% 21% 33% Graafsepoort 56% 14% 14% 42% Muntel/Vliert 68% 10% 19% 48% Rosmalen Zuid Rosmalen Noord De Groote Wielen Empel Noord 49% 18% 35% 37% Maaspoort 51% 19% 22% 35% West 52% 12% 38% 33% Engelen s-hertogenbosch 55% 13% 23% 35% Leesvoorbeeld: Van alle huishoudens met een laag inkomen in is 55 procent een alleenstaande, 13 procent betreft een eenoudergezin, 23 procent heeft een Niet-Westerse hoofdkostwinner en 35 procent leeft van een WW- of bijstandsuitkering. Bron: RIO Voor wijken met minder dan 250 huishoudens met een laag inkomen zijn de uitkomsten niet betrouwbaar genoeg. Deze worden daarom niet gegeven. 19

20 Tabel 3: Verdeling inwoners over risicogroepen Alleenstaanden Eenoudergezinnen Niet-Westerse allochtonen Personen met een WWB-uitkering Niet-werkende werkzoekenden Binnenstad 55,3% 1,2% 7,3% 2,9% 3,7% Zuidoost 46,8% 1,6% 9,6% 2,4% 3,5% Graafsepoort 35,7% 2,1% 10,7% 3,0% 4,0% Muntel/Vliert 39,6% 2,2% 11,1% 3,1% 3,8% Rosmalen Zuid 21,4% 1,0% 2,8% 0,9% 1,9% Rosmalen Noord 24,0% 1,4% 3,1% 0,7% 2,1% De Groote Wielen 15,1% 1,3% 6,3% 0,4% 1,7% Empel 13,5% 1,1% 4,8% 0,2% 1,6% Noord 31,5% 2,0% 17,1% 3,2% 4,2% Maaspoort 24,3% 1,6% 6,4% 1,0% 2,5% West 37,3% 1,4% 23,0% 2,6% 4,1% Engelen 14,1% 1,1% 2,4% 0,3% 1,6% 's-hertogenbosch 33,7% 1,6% 10,5% 2,0% 3,2% Leesvoorbeeld: Van alle inwoners in is 33,7 procent alleenstaand, 1,6 procent behoort tot een eenoudergezin, 10,5 procent is een niet-westerse allochtoon, 2 procent heeft een bijstandsuitkering en 3,2 procent is een niet-werkende werkzoekende. In de wijken waar relatief meer inwoners tot één van de risicogroepen behoren, komt waarschijnlijk ook meer armoede voor. Bron: Buurtinformatie Systeem, Muntel/Vliert In Muntel/Vliert wonen in totaal 310 huishoudens met een laag inkomen. In vergelijking met andere wijken is dit relatief weinig. Muntel/Vliert is echter ook een kleine wijk, dus het aandeel lage inkomens binnen de wijk is relatief hoog: 9,7 procent. Dit heeft vooral te maken met het feit dat er relatief veel alleenstaanden en mensen met een bijstandsuitkering in Muntel/Vliert wonen. Van de groep huishoudens met een laag inkomen is dan ook twee derde een eenpersoonshuishouden en bijna de helft zit in de WW of bijstand. In heel is dat respectievelijk 55 en 35 procent. Noord Noord staat wat betreft armoede op de derde plaats. 9,5 procent van de huishoudens in deze wijk heeft een laag inkomen. Vooral de Muziekinstrumentenbuurt (22,4 procent), Sprookjesbuurt (16,9 procent) en Edelstenenbuurt (15,0 procent) springen eruit. Deze buurten liggen allemaal in het voormalige GSB-aandachtsgebied de Hambaken. Ook in Noord wonen relatief veel mensen die tot een risicogroep behoren. Vooral de niet-westerse allochtonen, mensen met een bijstandsuitkering en niet-werkende werkzoekenden zijn in deze wijk oververtegenwoordigd. 20

21 West In West woont absoluut gezien het grootste aantal huishoudens met een laag inkomen, namelijk 810. Dat is 8,8 procent van het totaal aantal huishoudens in de wijk. Onder deze huishoudens zijn vooral veel huishoudens met een niet-westerse hoofdkostwinner: 38 procent, tegenover 23 procent in heel. Naast niet-westerse allochtonen wonen er ook relatief veel niet-werkende werkzoekenden in West. Graafsepoort Van de huishoudens in de Graafsepoort heeft 8,6 procent een inkomen onder de lage-inkomensgrens. Binnen de Graafsepoort valt vooral de Hinthamerpoort op, met een armoedepercentage van 12,5 procent. De Hinthamerpoort is onderdeel van het voormalige GSB-aandachtsgebied Bartjes/ Eikendonkplein/Hofstad. Onder de huishoudens met een laag inkomen in de Graafsepoort bevinden zich relatief veel huishoudens die afhankelijk zijn van de WW of bijstand. Zuidoost Zuidoost is de laatste wijk waarin het aandeel huishoudens met een laag inkomen hoger is dan gemiddeld. Van de huishoudens in deze wijk heeft 8,4 procent een laag inkomen. Vooral in het voormalige GSB-aandachtsgebied de Gestelse buurt komt veel armoede voor (22,2 procent). De verdeling van de lage inkomens over de risicogroepen is nagenoeg hetzelfde als in heel. De andere zes wijken (Maaspoort, Rosmalen Noord, Rosmalen Zuid, de Groote Wielen, Engelen en Empel) hebben allemaal een armoedepercentage dat onder het gemiddelde ligt. In al deze wijken wonen dan ook relatief weinig mensen die tot een risicogroep behoren. 21

22

23 5. Sociale contacten Om deel uit te maken van de samenleving is het belangrijk om een sociaal netwerk te hebben. Een sociaal netwerk helpt bijvoorbeeld om eenzaamheid te voorkomen. Ook vormt het een vangnet waarbinnen mensen elkaar hulp en steun bieden. Voor mensen met een laag inkomen (minima) is een goed sociaal netwerk extra belangrijk. Sociale uitsluiting wordt namelijk voor een groot deel bepaald door de hoogte van het inkomen (CBS, ). In dit hoofdstuk worden de sociale contacten van minima in beschreven. Minima vinden vaker dan niet-minima dat hun sociale netwerk te klein is. Van de minima in vindt 16 procent dat hij/zij te weinig sociale contacten heeft. Van de niet-minima is dat zeven procent. De positie van de minima is ten opzichte van nauwelijks verbeterd 5. Figuur 9: Aandeel personen dat -naar eigen zeggen- te weinig sociale contacten heeft Minima * Niet-minima 16% 14% 7% 8% Bron: Enquête Sport en Welzijn Naast het aantal sociale contacten, is het ook belangrijk hoe vaak het contact plaatsvindt. Hierin bestaan geen verschillen tussen minima en niet-minima. Eén procent van de inwoners van heeft zelden of nooit contact met familie, vrienden of kennissen. In verschilden minima hierin nog wel significant van niet-minima. Het aandeel minima dat zelden of nooit contact heeft met familie, vrienden of kennissen is sinds afgenomen 6. Figuur 10: Aandeel personen dat zelden of nooit familie, vrienden of kennissen ontmoet Minima Niet-minima 2% 5% 1% 2% Bron: Enquête Sport en Welzijn 5 De toename is niet significant. 6 De afname is niet significant. 23

24

25 6. Participatie Soms kunnen mensen door hun financiële situatie niet aan bepaalde sociale activiteiten deelnemen. Voorbeelden hiervan zijn sporten en het bezoeken van culturele voorstellingen. Zij worden daardoor gedeeltelijk uitgesloten van de maatschappij. In dit hoofdstuk wordt beschreven in hoeverre minima en niet-minima in van elkaar verschillen op het gebied van sociale participatie. 6.1 Sportparticipatie Sporten is belangrijk voor een goede gezondheid. Daarnaast zorgt het sporten in groepsverband voor de nodige sociale contacten. Het is dus wenselijk dat iedereen, ongeacht zijn/haar inkomenssituatie, aan sportactiviteiten kan deelnemen. Het blijkt dat minima minder vaak sporten dan niet-minima. Iets meer dan de helft van de minima sport minstens één keer per maand. Bij de niet-minima is dat ruim 70 procent. De sportdeelname onder minima is de laatste jaren toegenomen 7. Figuur 11: Aandeel personen dat minimaal één keer per maand sport Minima * Niet-minima 46% 54% 72% 72% Bron: Enquête Sport en Welzijn Bijna een kwart van alle minima is lid van een sportvereniging. Ten opzichte van is dit aandeel gelijk gebleven. Bij de niet-minima ligt het aandeel hoger. Van deze groep sport 36 procent als lid van een sportvereniging. Het animo voor sporten via sociaal-cultureel werk, buurtsportwerk of welzijnswerk is kleiner. Slechts één op de veertig inwoners van neemt hieraan deel. Minima sporten net zoveel in dergelijk verband als niet-minima. Ten opzichte van is er niets veranderd. Minima sporten minder vaak alleen dan niet-minima. Van de minima sport 28 procent alleen. Van de niet-minima is dat 42 procent. Dat is opvallend omdat alleen sporten (zoals hardlopen of fietsen) minder kost dan bijvoorbeeld het lidmaatschap van een sportvereniging. Je zou dus verwachten dat minima vaker alleen sporten dan niet-minima. Vergeleken met is het alleen sporten onder minima, net als onder niet-minima, wel iets toegenomen 8. In sportte één op de vijf minima alleen. 7 De toename is niet significant. 8 De toename is niet significant. 25

26 Figuur 12: Aandeel personen dat sport als lid van een sportvereniging Minima * 24% 24% Niet-minima 36% 35% Bron: Enquête Sport en Welzijn Figuur 13: Aandeel personen dat sport via sociaal-cultureel werk, sportbuurtwerk of welzijnswerk Minima 3% 4% Niet-minima 3% 2% Bron: Enquête Sport en Welzijn Figuur 14: Aandeel personen dat alleen, ongeorganiseerd, sport Minima * 20% 28% Niet-minima 39% 42% Bron: Enquête Sport en Welzijn Voor een goede gezondheid moet iemand minimaal vijf dagen per week een half uur per dag matig intensief bewegen. Dat is de Nederlandse Norm Gezond Bewegen. Met matig intensief bewegen worden activiteiten (zoals fietsen en wandelen) bedoeld waardoor de ademhaling en hartslag licht stijgen. In de zomer haalt, net als in, ongeveer de helft van de inwoners van 's-hertogenbosch de beweegnorm. Minima verschillen hierin niet van niet-minima. In de winter wordt de beweegnorm zowel door minima als niet-minima minder snel gehaald. 26

27 6.2 Cultuurparticipatie De gemeente streeft naar een cultureel aanbod dat voor iedereen toegankelijk is. Ze wil graag dat zoveel mogelijk mensen met verschillende achtergronden deelnemen aan culturele activiteiten. Zowel minima als niet-minima zouden in staat moeten zijn om culturele voorstellingen te bezoeken. 37 Procent van de minima gaat minimaal één keer per jaar naar een toneel-, cabaret-, musical- of dansvoorstelling. Dat aandeel is een stuk lager dan bij de niet-minima. Daar ligt het percentage op 60 procent. Het bezoek van minima aan toneel-, cabaret-, musical- en dansvoorstellingen is sinds nauwelijks veranderd 9. Figuur 15: Aandeel personen dat minimaal één keer per jaar toneel, cabaret, musical, dans- en/of balletvoorstellingen bezoekt Minima * 37% 39% Niet-minima 59% 63% Bron: Enquête Sport en Welzijn Minima gaan ook iets minder vaak naar de film dan niet-minima. Van de minima gaat 60 procent minstens één keer per jaar naar de film. Van de niet-minima is dat 68 procent. Vergeleken met is het bezoek aan bioscoop en/of filmhuis, met name onder de minima, licht toegenomen 10. Figuur 16: Aandeel personen dat minimaal één keer per jaar een bioscoop en/of filmhuis bezoekt Minima* 53% 60% Niet-minima 66% 68% Bron: Enquête Sport en Welzijn 30 procent van de minima en 56 procent van de niet-minima bezoekt minimaal één keer per jaar een muziekconcert. Niet-minima gaan dus bijna twee keer zo vaak naar muziekconcerten als minima. Het 9 De afname is niet significant. 10 De toename is niet significant. 27

28 concertbezoek van minima is sinds licht afgenomen 11. Het verschil tussen minima en niet-minima is hierdoor groter geworden. Figuur 17: Aandeel personen dat minimaal één keer per jaar muziekconcerten bezoekt Minima * 30% 38% Niet-minima 56% 57% Bron: Enquête Sport en Welzijn Ook musea, galerieën en tentoonstellingen worden door minima veel minder bezocht dan door nietminima. Van de minima gaat 38 procent minstens één keer per jaar naar een museum, galerie of tentoonstelling. Dit is sinds niet veranderd. Van de niet-minima bezoekt 62 procent minimaal één keer per jaar een museum, galerie of tentoonstelling. Figuur 18: Aandeel personen dat minimaal één keer per jaar musea, galerieën en/of tentoonstellingen bezoekt Minima * 38% 39% Niet-minima 62% 61% Bron: Enquête Sport en Welzijn 11 De afname is niet significant. 28

29 7. Gezondheid Gezondheidsverschillen hangen samen met sociaaleconomische status (RIVM, 2006). Aan de ene kant hebben mensen met een laag inkomen minder geld voor gezonde voeding, goede huisvesting en goede gezondheidszorg. Ook hebben zij een ongezondere leefstijl. Ze roken en drinken bijvoorbeeld meer en bewegen minder dan mensen met een hoger inkomen. Aan de andere kant veroorzaakt een slechte gezondheid juist een laag inkomen. Mensen met gezondheidsproblemen zijn bijvoorbeeld niet altijd in staat om fulltime te werken. In dit hoofdstuk worden de gezondheidsverschillen tussen minima en niet-minima in 's-hertogenbosch in kaart gebracht. 7.1 Gezondheid Minima ervaren hun eigen gezondheid als minder goed dan niet-minima. Negen van de tien nietminima waarderen hun gezondheid met goed, zeer goed of uitstekend. Van de minima is dat slechts 65 procent. Dit verschil is gelijk aan dat in. Figuur 19: Aandeel personen dat -naar eigen zeggen- een (zeer) goede of uitstekende gezondheid heeft Minima * 65% 63% Niet-minima 90% 89% Bron: Enquête Sport en Welzijn Minima worden ook vaker dan niet-minima door hun gezondheid beperkt in dagelijkse bezigheden. Dagelijkse bezigheden zijn bijvoorbeeld aankleden, huishoudelijk werk en traplopen. Van de minima wordt 40 procent hierin beperkt. Van de niet-minima slechts 16 procent. Er is geen verbetering te zien ten opzichte van. Figuur 20: Aandeel personen dat door hun gezondheid beperkt wordt in dagelijkse bezigheden Minima * 40% 44% Niet-minima 16% 15% Bron: Enquête Sport en Welzijn 29

30 Wat betreft overgewicht verschillen de minima in niet van niet-minima. In beide groepen heeft 40 procent een BMI van 25 of hoger. In hadden minima nog wel vaker last van overgewicht dan niet-minima. Het aandeel minima met overgewicht is afgenomen. 12 Figuur 21: Aandeel personen met overgewicht Minima 39% 49% Niet-minima 40% 41% Bron: Enquête Sport en Welzijn Als we echter alleen kijken naar ernstig overgewicht, dan scoren minima wel slechter dan niet-minima. Er is sprake van ernstig overgewicht bij een BMI van 30 of hoger. Van de minima kampt 16 procent met ernstig overgewicht. Bij de niet-minima is dat bijna de helft minder: negen procent. In vergelijking met is het ernstig overgewicht onder minima licht toegenomen 13. Het verschil tussen minima en niet-minima is daardoor groter geworden. Figuur 22: Aandeel personen met ernstig overgewicht Minima * 16% 15% Niet-minima 9% 8% Bron: Enquête Sport en Welzijn 12 De afname is niet significant. 13 De toename is niet significant. 30

31 Mensen met een laag inkomen zijn niet alleen lichamelijk ongezonder dan mensen met een hoger inkomen. Ze hebben ook meer psychische klachten 14. Van de mensen met een laag inkomen voelt bijna 40 procent zich psychisch ongezond. Van degenen met een hoger inkomen heeft slechts 13 procent last van psychische klachten. Figuur 23: Aandeel personen dat zich psychisch ongezond voelt 15 Beneden modaal * 39% Boven modaal 13% Bron: GGD Gezondheidsenquête Leefstijl In paragraaf 6.1 is al beschreven dat minima minder sporten dan niet-minima. Dit zou een oorzaak kunnen zijn van de slechtere gezondheid van minima. In deze paragraaf worden ook andere leefstijlaspecten behandeld, die invloed kunnen hebben op de gezondheid. Ten eerste is gekeken naar het rookgedrag. Het blijkt dat mensen met een laag inkomen iets vaker roken dan mensen met een hoger inkomen 16. Van de inwoners met een laag inkomen rookt bijna 40 procent. Van de mensen met een hoger inkomen rookt een kwart. Ongeveer één op de tien inwoners van 's-hertogenbosch is een overmatige drinker. Dit betekent dat zij meer dan 14 (bij vrouwen) of 21 (bij mannen) glazen alcohol per week drinken. Het drinkgedrag van mensen met een laag inkomen is niet anders dan dat van mensen met een hoger inkomen. De inkomensgroepen verschillen ook niet in het eten van voldoende groente en fruit. Ruim een kwart van de inwoners eet minimaal 200 gram groente per dag. Bijna een kwart eet elke dag minstens twee stuks fruit. 14 De psychische gezondheid is gemeten met behulp van de MHI-5 (Mental Health Inventory). Dit is een internationale standaard van vijf vragen voor het meten van de algemene psychische gezondheidstoestand in de bevolking. De psychische gezondheid wordt bepaald aan de hand van de balans tussen positieve en negatieve gevoelens (RIVM, ). Psychische klachten omvatten gevoelens van angst en depressie. 15 In de GGD Gezondheidsenquête is de uitsplitsing naar minima en niet-minima niet mogelijk. In plaats daarvan is het verschil tussen mensen met een beneden-modaal inkomen en mensen met een boven-modaal inkomen genomen. 16 Het verschil is niet significant. 31

32 Figuur 24: Aandeel personen dat 17 rookt 24% 38% overmatig alcohol drinkt 8% 12% voldoet aan voedingsnorm groente 29% 26% voldoet aan voedingsnorm fruit 24% 24% Beneden modaal Boven modaal Bron: GGD Gezondheidsenquête Overmatig alcoholgebruik: mannen: >21 glazen alcohol per week, vrouwen: >14 glazen alcohol per week. Voedingsnorm groente: 200 gram groente per dag. Voedingsnorm fruit: 2 stuks fruit per dag. 32

33 8. Maatschappelijke ondersteuning Op 1 januari 2007 is de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) ingevoerd. Het doel van deze wet is om iedereen volwaardig mee te laten doen in de samenleving. In eerste instantie stimuleert de gemeente bewoners om elkaar te helpen. Zij geeft bijvoorbeeld ondersteuning aan vrijwilligers en mantelzorgers. Als het echt nodig is, biedt de gemeente ook op andere gebieden ondersteuning. Bijvoorbeeld hulp in de huishouding, opvoedingsondersteuning en hulp bij het verkrijgen van een rolstoel. In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe zelfredzaam de minima in zijn en of ze de hulp kunnen vinden die ze nodig hebben. 8.1 Zelfredzaamheid De mate van zelfredzaamheid wordt bepaald aan de hand van drie stellingen: Ik kan alles goed aan, Ik kan prima voor mezelf opkomen en Ik weet goed mijn recht te halen. Een hoge score voor zelfredzaamheid betekent dat iemand zich goed kan redden zonder de hulp van anderen. De minima in scoren gemiddeld een 7,6 op een schaal van nul tot tien. Dit is ruim voldoende, maar wel lager dan de niet-minima. Niet-minima scoren gemiddeld een 8,7. Minima zullen dus waarschijnlijk meer ondersteuning nodig hebben dan niet-minima. De zelfredzaamheid van minima en niet-minima is sinds nauwelijks 18 veranderd. Figuur 25: Gemiddelde score zelfredzaamheid (0=laag, 10=hoog) Minima * 7,4 7,6 Niet-minima 8,5 8, Bron: Enquête Sport en Welzijn 8.2 Wmo-loket Mensen die vragen hebben over zorg, welzijn en woonvoorzieningen, kunnen daarvoor terecht bij het centrale Wmo-loket van de gemeente. Dit loket is in geopend en bevindt zich in het Stadskantoor. In kende 17 procent van de inwoners van 's-hertogenbosch het Wmo-loket. De afgelopen jaren is de bekendheid van het loket, vooral onder minima, toegenomen. Een derde van de minima en een kwart van de niet-minima weet nu dat het loket bestaat. Van de minima die het Wmo-loket kennen, heeft 63 procent er weleens gebruik van gemaakt. In was dat slechts 38 procent. 18 De toename is niet significant. 33

34 Figuur 26: Aandeel personen dat het Wmo-loket van de gemeente kent Minima * ** 17% 32% Niet-minima 17% 25% Bron: Enquête Sport en Welzijn 34

35 9. Vrijwilligerswerk en mantelzorg De gemeente stimuleert inwoners om elkaar te helpen. Ze geeft bijvoorbeeld ondersteuning aan mantelzorgers en vrijwilligers (zie hoofdstuk 8). In dit hoofdstuk wordt beschreven in hoeverre minima zich vrijwillig inzetten voor de samenleving. 9.1 Vrijwilligerswerk Ruim een kwart van de minima in doet weleens vrijwilligerswerk. Ongeveer de helft van hen doet dat minimaal één keer per week. Onder de minima zijn minder vrijwilligers dan onder de niet-minima. Van de niet-minima doet namelijk 35 procent weleens vrijwilligerswerk. Het aandeel vrijwilligers dat minstens eenmaal per week actief is, is voor beide groepen gelijk. Vergeleken met is het vrijwilligerswerk niet toegenomen. Figuur 27: Aandeel personen dat weleens vrijwilligerswerk doet Minima * 27% 27% Niet-minima 35% 33% Bron: Enquête Sport en Welzijn 9.2 Mantelzorg Minima en niet-minima verschillen niet in de mate waarin zij mantelzorg verlenen. Ongeveer één op de zes biedt weleens zorg aan hulpbehoevende familieleden of kennissen. Dit is sinds niet veranderd. Een kwart van de mantelzorgers is meer dan vijf uur per week met de mantelzorgtaak bezig. Ongeveer één op de tien mantelzorgers ervaart het geven van mantelzorg als belastend. Figuur 28: Aandeel personen dat weleens mantelzorg verleent Minima 16% 17% Niet-minima 19% 20% Bron: Enquête Sport en Welzijn 35

36

37 10. Leefbaarheid en veiligheid In dit hoofdstuk wordt gekeken of minima de leefbaarheid en veiligheid van hun woonomgeving anders beoordelen dan niet-minima. Ook wordt ingegaan op de vraag of ze zelf iets doen om de leefbaarheid te verbeteren Leefbaarheid Minima zijn redelijk tevreden met de leefbaarheid in de buurt waarin ze wonen. Leefbaarheid is een combinatie van verschillende fysieke en sociale aspecten van de leefomgeving, zoals het niveau van voorzieningen, veiligheid, overlast, verloedering en sociale contacten. Minima beoordelen de leefbaarheid in hun buurt met gemiddeld een 6,6. Niet-minima geven gemiddeld een 7,3. Deze cijfers zijn al jaren vrij constant. Figuur 29: Gemiddeld rapportcijfer leefbaarheid in de buurt Minima * 6,6 6,6 Niet-minima 7,3 7,2 0,0 2,0 4,0 6,0 8,0 10,0 Bron: Enquête Leefbaarheid en Veiligheid Minima vinden de leefbaarheid in hun buurt niet alleen minder goed dan niet-minima, ze voelen zich er ook minder verantwoordelijk voor. 67 Procent van de minima voelt zich verantwoordelijk voor de leefbaarheid in hun buurt. Bij de niet-minima is dat 83 procent. Ook deze cijfers zijn al jaren redelijk constant. Figuur 30: Aandeel personen dat zich medeverantwoordelijk voelt voor de leefbaarheid in hun buurt Minima * 67% 68% Niet-minima 83% 84% Bron: Enquête Leefbaarheid en Veiligheid Minima helpen bovendien minder actief mee om de leefbaarheid van hun buurt te verbeteren. Van de minima heeft 16 procent weleens iets gedaan om de buurt te verbeteren. Van de niet-minima geeft 22 procent dat aan. Vergeleken met is dit nauwelijks 19 veranderd. 19 De toename bij de minima is niet significant. 37

38 Figuur 31: Aandeel personen dat actief meehelpt om de eigen buurt te verbeteren Minima * 16% 14% Niet-minima 18% 22% Bron: Enquête Leefbaarheid en Veiligheid 10.2 Veiligheid Niet-minima geven de veiligheid in hun buurt gemiddeld een 6,7. Minima beoordelen de veiligheid met gemiddeld een 6,1. Zowel de minima als de niet-minima geven een iets lager rapportcijfer dan in 20. Van de minima voelt zeven procent zich vaak onveilig in zijn eigen buurt. Niet-minima voelen zich met twee procent minder onveilig. De onveiligheidsgevoelens onder minima zijn de laatste jaren licht toegenomen 21. Het verschil tussen minima en niet-minima is daardoor groter geworden. Figuur 32: Gemiddeld rapportcijfer veiligheid in de buurt Minima * 6,1 6,5 Niet-minima 6,7 7,1 0,0 2,0 4,0 6,0 8,0 10,0 Bron: Enquête Leefbaarheid en Veiligheid Figuur 33: Aandeel personen dat zich vaak onveilig voelt in hun eigen buurt Minima * Niet-minima 7% 5% 2% 2% Bron: Enquête Leefbaarheid en Veiligheid 20 De afname bij de minima is niet significant 21 De toename is niet significant. 38

39 Literatuurlijst CBS ( ). Regionaal inkomensonderzoek. Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen. CBS/SCP (2011). Armoedesignalement Centraal Bureau voor de Statistiek/Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag. Gemeente (2007). Armoede in cijfers; Feiten en cijfers over armoede in., Onderzoek en Statistiek. Gemeente (2009). Armoedemonitor 2009; Feiten en cijfers over armoede in., Onderzoek en Statistiek. Jehoel-Gijsbers G, Smits W, Boelhouwer J, Bierings H (). Sociale uitsluiting in beeld gebracht. In: Dynamiek in de sociale statistiek. Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen. Lucht F van der (2006). Sociaaleconomische gezondheidsverschillen samengevat. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. RIVM, Bilthoven. Schoemaker C, Hoeymans N (). Drie vragenlijsten voor het meten van psychische ongezondheid. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. RIVM, Bilthoven. 39

40

41 Bijlage A: Definitie armoede Uit: Rapport van de Taskforce Armoede gemeente ee, oktober Armen zijn mensen, gezinnen of groepen die door hun beperkte middelen (materieel, cultureel, sociaal) zijn uitgesloten van minimaal aanvaardbare levenspatronen. Met andere woorden: je bent niet alleen arm als je te weinig geld hebt, maar ook als je niet mee kunt doen in de samenleving, als je sociaal geïsoleerd raakt, als je kinderen niet aan activiteiten mee kunnen doen, als je je voor je situatie schaamt of als je niet meer weet hoe je eruit kunt komen. Armoede is volgens de enge definitie een tekort aan geld: de uitgaven zijn groter dan de inkomsten. En ook zonder een tekort kun je (langdurig) aangewezen zijn op een laag inkomen. Het besteedbaar inkomen van een huishouden is de duidelijkste indicator voor armoede. Dit is het bedrag dat mensen daadwerkelijk kunnen uitgeven. Belastingen en premies zijn hier al vanaf getrokken. Het CBS hanteert twee inkomensgrenzen voor armoede: de lage-inkomensgrens en een beleidsmatige grens. 1. Lage-inkomensgrens De lage-inkomensgrens vertegenwoordigt een vast koopkrachtbedrag in de tijd. Het uitgangspunt voor de lage-inkomensgrens is de hoogte van de bijstandsuitkering voor een alleenstaande in Voor huishoudens met een andere samenstelling ligt de lage-inkomensgrens hoger. Hoeveel hoger hangt af van de extra kosten die de andere samenstelling met zich meebrengt. Elk jaar wordt de grens gecorrigeerd voor de inflatie, zodat het mogelijk is om vergelijkingen in de tijd te maken. In het armoedesignalement van 2011 (CBS/SCP) ligt de lage-inkomensgrens in op een inkomen van 940 netto per maand voor een alleenstaande, of voor een gezin met twee kinderen. Tabel a: Lage-inkomensgrens Alleenstaande Zonder kinderen Netto maandinkomen van het huishouden Paar Eenoudergezin 1 kind 2 kinderen 1 kind 2 kinderen Bron: CBS/SCP Beleidsmatige grens Naast de lage-inkomensgrens wordt vaak een beleidsmatige grens gebruikt. Deze grens ligt tien procent boven het sociaal minimum. Het sociaal minimum is het wettelijke bestaansminimum zoals dat in de politieke besluitvorming is vastgelegd (bijstand, AOW en kinderbijslag). De beleidsmatige grens wordt vooral gebruikt om de doelgroep van beleid vast te stellen. Voor het maken van vergelijkingen in de tijd, is deze grens minder geschikt. Dit komt doordat de grens niet alleen de inflatie volgt. In dit rapport wordt de beleidsmatige grens niet gebruikt. Wel is het belangrijk om het onderscheid te weten. In andere onderzoeken wordt de beleidsmatige grens namelijk wel vaak gebruikt. De cijfers in dit rapport kunnen daardoor afwijken van andere publicaties. 41

Armoedemonitor Feiten en cijfers over armoede in s-hertogenbosch

Armoedemonitor Feiten en cijfers over armoede in s-hertogenbosch Armoedemonitor 2014 Feiten en cijfers over armoede in Afdeling Onderzoek en Statistiek Januari 2014 2 Samenvatting De armoedemonitor 2014 bevat feiten en cijfers over de armoede in. Hoeveel huishoudens

Nadere informatie

Armoedemonitor Feiten en cijfers over armoede in de gemeente s-hertogenbosch

Armoedemonitor Feiten en cijfers over armoede in de gemeente s-hertogenbosch Armoedemonitor 2016 Feiten en cijfers over armoede in de gemeente Afdeling Onderzoek en Statistiek Oktober 2016 Samenvatting Dit rapport geeft een beeld van de armoede in de gemeente. Het gaat over: de

Nadere informatie

Monitor armoede en schulden. gemeente s-hertogenbosch. Afdeling Onderzoek & Statistiek Oktober 2018

Monitor armoede en schulden. gemeente s-hertogenbosch. Afdeling Onderzoek & Statistiek Oktober 2018 Monitor armoede en schulden 2018 gemeente s-hertogenbosch Afdeling Onderzoek & Statistiek Oktober 2018 Samenvatting Dit rapport geeft een beeld van armoede en schulden in de gemeente s-hertogenbosch. Het

Nadere informatie

Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten

Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten Gemeente s-hertogenbosch, afdeling Onderzoek & Statistiek, februari 2019 Inhoudsopgave 1. Inleiding... 3 2. Vrijwilligerswerk... 4 3. Mantelzorg... 8

Nadere informatie

Sportparticipatie Kinderen en jongeren

Sportparticipatie Kinderen en jongeren Sportparticipatie 2017 Kinderen en jongeren Onderzoek & Statistiek Juni 2017 Samenvatting Begin 2017 heeft de afdeling Onderzoek & Statistiek een onderzoek uitgezet onder ouders en jongeren uit de gemeente

Nadere informatie

Sportparticipatie Volwassenen

Sportparticipatie Volwassenen Sportparticipatie 2014 Volwassenen Onderzoek & Statistiek Februari 2015 2 Samenvatting In het najaar van 2014 is de sportparticipatie van de volwassen inwoners van de gemeente s- Hertogenbosch onderzocht.

Nadere informatie

Ontwikkelingen in Welzijn en Gezondheid. Oordeel bewoners 2008

Ontwikkelingen in Welzijn en Gezondheid. Oordeel bewoners 2008 Ontwikkelingen in Welzijn en Gezondheid Oordeel bewoners 2008 Afdeling O&S Maart 2008 Samenvatting Onderzoek In het najaar van 2008 is de vijfde keer onderzoek gedaan naar welzijn en gezondheid, onder

Nadere informatie

Informatie 10 januari 2015

Informatie 10 januari 2015 Informatie 10 januari 2015 ARMOEDE: FEITEN EN CIJFERS ARMOEDE WERELDWIJD Wereldwijd leven ongeveer 1,2 miljard mensen in absolute armoede leven: zij beschikken niet over basisbehoeften zoals schoon drinkwater,

Nadere informatie

Informatie 17 december 2015

Informatie 17 december 2015 Informatie 17 december 2015 ARMOEDE: FEITEN EN CIJFERS Ondanks het aflopen van de economische recessie, is de armoede in Nederland het afgelopen jaar verder gestegen. Vooral het aantal huishoudens dat

Nadere informatie

Armoedemonitor gemeente Menterwolde 2014

Armoedemonitor gemeente Menterwolde 2014 Armoedemonitor gemeente Menterwolde 2014 Twee onderdelen Onderzoek naar de omvang en samenstelling van de doelgroepen voor het gemeentelijke armoedebeleid en het gebruik van inkomensondersteunende regelingen

Nadere informatie

IJsselland. Wijkgezondheidsprofiel Borgele en Platvoet Deventer

IJsselland. Wijkgezondheidsprofiel Borgele en Platvoet Deventer IJsselland Wijkgezondheidsprofiel Deventer Januari 2015 Wijkgezondheidsprofiel Dit wijkgezondheidsprofiel bestaat uit gegevens afkomstig van diverse bronnen, registraties en (bewoners)onderzoeken. Voor

Nadere informatie

Wijkpleinen en KOO. Februari 2019, Afdeling Onderzoek & Statistiek. 1. Inleiding

Wijkpleinen en KOO. Februari 2019, Afdeling Onderzoek & Statistiek. 1. Inleiding Wijkpleinen en KOO Februari 2019, Afdeling Onderzoek & Statistiek 1. Inleiding In deze notitie staan cijfers over de bekendheid en het gebruik van de wijkpleinen in s-hertogenbosch. En cijfers over de

Nadere informatie

Kerncijfers armoede in Amsterdam

Kerncijfers armoede in Amsterdam - Fact sheet juli 218 18 van de Amsterdamse huishoudens behoorde in 216 tot de minima: zij hebben een huishoudinkomen tot 12 van het wettelijk sociaal minimum (WSM) en hebben weinig vermogen. In deze 71.386

Nadere informatie

Empel. Wijk- en buurtmonitor 2018

Empel. Wijk- en buurtmonitor 2018 Wijk- en buurtmonitor 2018 Empel Empel ligt ten noordoosten van s-hertogenbosch. De wijk bestaat uit een ouder en een nieuwer gedeelte. De eerste woningen zijn in 1946 gebouwd. Deze oorspronkelijke kern

Nadere informatie

Leidenincijfers Beleidsonderzoek draagt bij aan de kwaliteit van beleid en besluitvorming

Leidenincijfers Beleidsonderzoek draagt bij aan de kwaliteit van beleid en besluitvorming incijfers Beleidsonderzoek draagt bij aan de kwaliteit van beleid en besluitvorming Uitkomsten GGD-gezondheidspeiling 2016 Gezondheid van aren BELEIDSONDERZOEK 071-516 5123 I info@leidenincijfers.nl I

Nadere informatie

Wijk- en buurtmonitor 2016 Opzet

Wijk- en buurtmonitor 2016 Opzet Opzet De Wijk- en buurtmonitor 2016 bestaat uit 14 documenten. Iedere wijk in s-hertogenbosch wordt in een apart document gepresenteerd. U kunt deze documenten vinden op de volgende gemeentelijke pagina:

Nadere informatie

Digipanel schuldenproblematiek

Digipanel schuldenproblematiek Digipanel schuldenproblematiek Gemeente s-hertogenbosch Afdeling Onderzoek & Statistiek September 2018 Samenvatting Eind 2017 zijn door de gemeenteraad van s-hertogenbosch de kaders voor het voorkomen

Nadere informatie

Onderzoek. Kind en Opvoeding jaar

Onderzoek. Kind en Opvoeding jaar Onderzoek Kind en Opvoeding 0-17 jaar Inhoudsopgave 1. Ontwikkeling en gezondheid 4 2. Zorgen over kind 8 3. Hulp en ondersteuning bij de opvoeding 11 4. Roken en alcohol 16 5. Sport en bewegen 18 Onderzoek

Nadere informatie

Persbericht. Aantal huishoudens met kans op armoede in 2008 toegenomen. Centraal Bureau voor de Statistiek

Persbericht. Aantal huishoudens met kans op armoede in 2008 toegenomen. Centraal Bureau voor de Statistiek Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB09-079 3 december 2009 9.30 uur Aantal huishoudens met kans op armoede in 2008 toegenomen Meeste kans op armoede bij eenoudergezinnen en niet-westerse allochtonen

Nadere informatie

Sportparticipatie 2016 Volwassenen

Sportparticipatie 2016 Volwassenen Sportparticipatie Volwassenen Onderzoek & Statistiek Februari 2017 2 Samenvatting In het najaar van is de sportparticipatie onderzocht van volwassenen in de gemeente s-hertogenbosch. Het onderzoek is gehouden

Nadere informatie

Empel. Wijk- en buurtmonitor 2016

Empel. Wijk- en buurtmonitor 2016 Wijk- en buurtmonitor 2016 Empel Empel ligt ten noordoosten van s-hertogenbosch. De wijk bestaat uit een ouder en een nieuwer gedeelte. De eerste woningen zijn in 1946 gebouwd. Deze oorspronkelijke kern

Nadere informatie

Inkomens in Helmond RIO 2013

Inkomens in Helmond RIO 2013 FACT sheet Inkomens in Helmond RIO 2013 Informatie van Onderzoek en Statistiek Jaarlijks levert het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) cijfermatige informatie over de inkomens van en huishoudens

Nadere informatie

Rosmalen noord. Wijk- en buurtmonitor 2016

Rosmalen noord. Wijk- en buurtmonitor 2016 Wijk- en buurtmonitor 2016 Rosmalen noord Het stadsdeel Rosmalen ligt ten oosten van de rijksweg A2 en bestaat uit Rosmalen zuid en Rosmalen noord. Het oorspronkelijke zanddorp Rosmalen is vanaf eind jaren

Nadere informatie

Rapport kinderen en jongeren 2015

Rapport kinderen en jongeren 2015 Rapport kinderen en jongeren 2015 Onderzoek & Statistiek September 2015 2 Samenvatting Begin 2015 heeft de afdeling Onderzoek & Statistiek een onderzoek uitgezet onder ouders en jongeren uit de gemeente

Nadere informatie

Rosmalen zuid. Wijk- en buurtmonitor 2016

Rosmalen zuid. Wijk- en buurtmonitor 2016 Wijk- en buurtmonitor 2016 Rosmalen zuid Het stadsdeel Rosmalen ligt ten oosten van de rijksweg A2 en bestaat uit Rosmalen zuid en Rosmalen noord. Het oorspronkelijke zanddorp Rosmalen is vanaf eind jaren

Nadere informatie

Huiselijk Geweld in 's-hertogenbosch. Omvang, kenmerken en meldingen

Huiselijk Geweld in 's-hertogenbosch. Omvang, kenmerken en meldingen Huiselijk Geweld in 's-hertogenbosch Omvang, kenmerken en meldingen O&S oktober 2003 Inhoudsopgave Inhoudsopgave Samenvatting 1. Inleiding Plan Plan van van Aanpak Aanpak Huiselijk Geweld Geweld Inhoud

Nadere informatie

Rosmalen zuid. Wijk- en buurtmonitor 2018

Rosmalen zuid. Wijk- en buurtmonitor 2018 Wijk- en buurtmonitor 2018 Rosmalen zuid Het stadsdeel Rosmalen ligt ten oosten van de rijksweg A2 en bestaat uit Rosmalen zuid en Rosmalen noord. Het oorspronkelijke zanddorp Rosmalen is vanaf eind jaren

Nadere informatie

Engelen. Wijk- en buurtmonitor 2018

Engelen. Wijk- en buurtmonitor 2018 Wijk- en buurtmonitor 2018 Engelen Engelen ligt ten noordwesten van s-hertogenbosch. De wijk bestaat uit de dorpen Engelen en Bokhoven. Ook staat de wijk bekend om de kastelen. Engelen heeft zich in de

Nadere informatie

Wijk- en buurtmonitor 2018 De Groote Wielen

Wijk- en buurtmonitor 2018 De Groote Wielen Wijk- en buurtmonitor 2018 De Groote Wielen In het oostelijk deel van s-hertogenbosch ligt de Groote Wielen. Een nieuwe woonwijk, midden in de polder. In totaal komen er ongeveer 4.400 woningen, daarvan

Nadere informatie

IJsselland. Wijkgezondheidsprofiel Voorstad Deventer

IJsselland. Wijkgezondheidsprofiel Voorstad Deventer IJsselland Wijkgezondheidsprofiel Deventer Januari 2015 Wijkgezondheidsprofiel Dit wijkgezondheidsprofiel bestaat uit gegevens afkomstig van diverse bronnen, registraties en (bewoners)onderzoeken. Voor

Nadere informatie

Gezondheidsmonitor volwassenen en ouderen 2016 Samenvatting gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude

Gezondheidsmonitor volwassenen en ouderen 2016 Samenvatting gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude Gezondheidsmonitor ouderen 2016 Samenvatting gemeente Haarlemmerliede Inhoud Deze samenvatting bevat de belangrijkste resultaten van de Gezondheidsmonitor en 2016 voor gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude.

Nadere informatie

Engelen. Wijk- en buurtmonitor 2016

Engelen. Wijk- en buurtmonitor 2016 Wijk- en buurtmonitor 2016 Engelen De wijk Engelen ligt ten noordwesten van s-hertogenbosch. De wijk bestaat uit de dorpen Engelen en Bokhoven. Ook staat de wijk bekend om de kastelen. Engelen heeft zich

Nadere informatie

Wijk- en buurtmonitor 2016 De Groote Wielen

Wijk- en buurtmonitor 2016 De Groote Wielen Wijk- en buurtmonitor 2016 De Groote Wielen In het oostelijk deel van s-hertogenbosch ligt, midden in de polder, een nieuwe woonwijk: de Groote Wielen. In totaal komen er ongeveer 4.350 woningen, daarvan

Nadere informatie

Armoede in 2010 niet verminderd, toename verwacht in 2011 en 2012

Armoede in 2010 niet verminderd, toename verwacht in 2011 en 2012 Centraal Bureau voor de Statistiek Sociaal en Cultureel Planbureau Inlichtingen bij ONDER EMBARGO TOT DINSDAG 6 DECEMBER 2011 09:30 UUR Prof. dr. J.J. Latten persdienst@cbs.nl T 070 337 4444 Dr. J.C. Vrooman

Nadere informatie

Afhankelijk van een uitkering in Nederland

Afhankelijk van een uitkering in Nederland Afhankelijk van een uitkering in Nederland Harry Bierings en Wim Bos In waren 1,6 miljoen huishoudens voor hun inkomen afhankelijk van een uitkering. Dit is ruim een vijfde van alle huishoudens in Nederland.

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Verdere daling langdurige minima. Aandeel langdurige minima gedaald

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Verdere daling langdurige minima. Aandeel langdurige minima gedaald Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB02-138 3 juli 2002 9.30 uur Verdere daling langdurige minima In 2000 hadden 229 duizend huishoudens al ten minste vier jaar achtereen een inkomen onder

Nadere informatie

Persbericht. Armoede gedaald in 2006 en 2007, maar in 2008 vrijwel stabiel

Persbericht. Armoede gedaald in 2006 en 2007, maar in 2008 vrijwel stabiel Centraal Bureau voor de Statistiek Sociaal en Cultureel Planbureau Persbericht PB08-086 18 december 2008 9.30 uur Armoede gedaald in 2006 en 2007, maar in 2008 vrijwel stabiel In 2006 verkeerden 623 duizend

Nadere informatie

IJsselland. Wijkgezondheidsprofiel Rivierenwijk en Bergweide Deventer

IJsselland. Wijkgezondheidsprofiel Rivierenwijk en Bergweide Deventer IJsselland Wijkgezondheidsprofiel Deventer Januari 2015 Wijkgezondheidsprofiel Dit wijkgezondheidsprofiel bestaat uit gegevens afkomstig van diverse bronnen, registraties en (bewoners)onderzoeken. Voor

Nadere informatie

Doelgroepenanalyse Resto VanHarte Enschede

Doelgroepenanalyse Resto VanHarte Enschede 1 Doelgroepenanalyse Resto VanHarte Enschede Doelgroepen Iedereen is welkom bij Resto VanHarte. Mensen of groepen die sociaal geïsoleerd zijn of dreigen te raken krijgen onze speciale aandacht. Wij willen

Nadere informatie

Noord. Wijk- en buurtmonitor 2016

Noord. Wijk- en buurtmonitor 2016 Wijk- en buurtmonitor 2016 Noord De wijk Noord ligt ten noorden van het stadscentrum. Het is een typische jaren 70 woonwijk. De wijk bestaat uit een aaneenschakeling van buurten, die uiteenlopend vormgegeven

Nadere informatie

Ontwikkeling van het gemiddeld gestandaardiseerd besteedbaar inkomen in 1,000,00 in de periode in Zuid-Holland en Nederland

Ontwikkeling van het gemiddeld gestandaardiseerd besteedbaar inkomen in 1,000,00 in de periode in Zuid-Holland en Nederland Inleiding Het zorgen voor een eigen inkomen, het hebben van werk, geeft trots en voldoening. Werken schept de mogelijkheid in contact met anderen iets te doen wat als waardevol wordt gezien. Er wordt immers

Nadere informatie

Bijlage III Het risico op financiële armoede

Bijlage III Het risico op financiële armoede Bijlage III Het risico op financiële armoede Zoals aangegeven in hoofdstuk 1 is armoede een veelzijdig begrip. Armoede heeft behalve met inkomen te maken met maatschappelijke participatie, onderwijs, gezondheid,

Nadere informatie

Armoede en gezondheid

Armoede en gezondheid 25 epidemiologisch bulletin, 12, jaargang 47, nummer 2 Armoede en gezondheid Gegevens over Den Haag Ad van Dijk, Irene van der Meer Centraal thema in de Haagse Nota s Volksgezondheid sinds 1999 is het

Nadere informatie

Jaarlijks onderzoek onder gasten 2015

Jaarlijks onderzoek onder gasten 2015 Jaarlijks onderzoek onder gasten 2015 Elk jaar voert Resto VanHarte een impact- en tevredenheidsmeting uit onder haar gasten. Deze is in 2015 verspreid in 32 vestigingen van Resto VanHarte, in 20 steden/gemeenten.

Nadere informatie

Wijk- en buurtmonitor 2018 Muntel/Vliert

Wijk- en buurtmonitor 2018 Muntel/Vliert Wijk- en buurtmonitor 2018 Muntel/Vliert Ten noorden van de Binnenstad ligt de wijk Muntel/Vliert. Deze wijk bestaat uit drie verschillende buurten: de Muntel, de Vliert en Orthenpoort. De wijk telt bijna

Nadere informatie

Bijlage 4: Werkenden met een laag inkomen

Bijlage 4: Werkenden met een laag inkomen Bijlage 4: Werkenden met een laag inkomen Dit overzicht gaat in op de inzichten die de cijfers van het CBS bieden op het punt van werkenden met een laag inkomen. Als eerste zal ingegaan worden op de ontwikkeling

Nadere informatie

BIJLAGEN. Betrekkelijke betrokkenheid Studies in sociale cohesie. Sociaal en Cultureel Rapport Redactie: Paul Schnabel Rob Bijl Joep de Hart

BIJLAGEN. Betrekkelijke betrokkenheid Studies in sociale cohesie. Sociaal en Cultureel Rapport Redactie: Paul Schnabel Rob Bijl Joep de Hart BIJLAGEN Betrekkelijke betrokkenheid Studies in sociale cohesie Sociaal en Cultureel Rapport 2008 Redactie: Paul Schnabel Rob Bijl Joep de Hart Sociaal en Cultureel Planbureau Den Haag, december 2008 Bijlage

Nadere informatie

Kernboodschappen Gezondheid Almelo

Kernboodschappen Gezondheid Almelo Kernboodschappen Gezondheid Almelo De GGD Twente verzamelt in opdracht van de gemeente Almelo epidemiologische gegevens over de gezondheid van de bevolking in Almelo en de factoren die hierop van invloed

Nadere informatie

De inkomenspositie van Leidse huishoudens

De inkomenspositie van Leidse huishoudens Feitenblad april 2007 Beleidsinformatie Onderzoek Advies De inkomenspositie van Leidse huishoudens Dit feitenblad schetst een beeld van de inkomenspositie van aren. Het gaat hierbij om het gemiddeld basisinkomen

Nadere informatie

Gezondheid in beeld:

Gezondheid in beeld: Gezondheid in beeld: Gemeente Asten Gezondheidsmonitor 2012/2013 www.regionaalkompas.nl Inleiding Eind 2012 zijn de Volwassenenmonitor en Ouderenmonitor tegelijkertijd verzonden naar ongeveer 44.000 volwassenen

Nadere informatie

Jaarlijks onderzoek onder gasten 2016

Jaarlijks onderzoek onder gasten 2016 Jaarlijks onderzoek onder gasten 2016 Elk jaar voert Resto VanHarte een impact- en tevredenheidsmeting uit onder haar gasten. Deze is in 2016 verspreid in 40 vestigingen van Resto VanHarte, in 29 steden/gemeenten.

Nadere informatie

Analyse deelgebied Maaspoort 2016

Analyse deelgebied Maaspoort 2016 Analyse deelgebied Maaspoort 2016 Afdeling O&S December 2016 2 1. Aanleiding en doel In Maaspoort signaleren professionals meervoudige problematiek in een gedeelte van de wijk. Het gaat om het zuidelijk

Nadere informatie

Gezondheid van volwassenen en ouderen; een gebiedsgerichte

Gezondheid van volwassenen en ouderen; een gebiedsgerichte epidemiologie Gezondheid van volwassenen en ouderen; een gebiedsgerichte analyse Een rapportage met gezondheidsgegevens per Haagse aandachtswijk 1 Stationsbuurt/ Rivierenbuurt 2 Schildersbuurt 3 Transvaalkwartier

Nadere informatie

Minimuminkomens in Leiden

Minimuminkomens in Leiden September 2013 ugu Minimuminkomens in Leiden Samenvatting De armoede in Leiden is na 2009, net als in heel Nederland, toegenomen. Dat blijkt uit cijfers uit het regionaal inkomensonderzoek van het Centraal

Nadere informatie

Zorgmonitor. Januari 2019

Zorgmonitor. Januari 2019 Zorgmonitor Januari 219 Gemeente s-hertogenbosch Afdeling Onderzoek & Statistiek Januari 219 Inhoudsopgave 1. Inleiding... 3 1.1 Monitor in ontwikkeling... 3 1.2 Informatie op hoofdlijnen... 3 1.3 Definities...

Nadere informatie

Bereik minimaregelingen onder Leidse huishoudens

Bereik minimaregelingen onder Leidse huishoudens Bereik minimaregelingen onder Leidse huishoudens April 2018 Uitgave 2018/01 info@leidenincijfers.nl Inleiding en aanleiding De gemeente Leiden en het CBS hebben een samenwerkingsovereenkomst gesloten om

Nadere informatie

PERSBERICHT. Armoedesignalement 2014: Armoede in 2013 toegenomen, maar piek lijkt bereikt. Den Haag, 18 december 2014

PERSBERICHT. Armoedesignalement 2014: Armoede in 2013 toegenomen, maar piek lijkt bereikt. Den Haag, 18 december 2014 Inlichtingen bij PERSBERICHT Dr. J.C. Vrooman c. vrooman@scp.nl T 070 3407846 Dr. P.H. van Mulligen persdienst@cbs.nl T 070 3374444 Armoedesignalement 2014: Armoede in 2013 toegenomen, maar piek lijkt

Nadere informatie

Muntel/Vliert. Wijk- en buurtmonitor 2016

Muntel/Vliert. Wijk- en buurtmonitor 2016 Wijk- en buurtmonitor 2016 Muntel/Vliert Ten noorden van de Binnenstad ligt de wijk Muntel/Vliert. De wijk bestaat uit drie verschillende buurten: de Muntel, de Vliert en Orthenpoort. In de wijk wonen

Nadere informatie

Sociale kracht in Houten Burgerpeiling 2014

Sociale kracht in Houten Burgerpeiling 2014 in Houten Burgerpeiling 2014 Onderzoek uitgevoerd in opdracht van: Gemeente Houten Projectnummer 598 / 2015 Samenvatting Goede score voor Sociale Kracht in Houten Houten scoort over het algemeen goed als

Nadere informatie

Doelgroepenanalyse Resto VanHarte Middelburg

Doelgroepenanalyse Resto VanHarte Middelburg Doelgroepenanalyse Resto VanHarte Middelburg Doelgroepen Iedereen is welkom bij Resto VanHarte. Maar mensen of groepen die sociaal geïsoleerd zijn of dreigen te raken krijgen onze speciale aandacht. Wij

Nadere informatie

Gezondheidsmonitor volwassenen en ouderen 2016 Samenvatting gemeente Haarlemmermeer

Gezondheidsmonitor volwassenen en ouderen 2016 Samenvatting gemeente Haarlemmermeer Gezondheidsmonitor volwassenen en ouderen 2016 Samenvatting gemeente Haarlemmermeer Inhoud Deze samenvatting bevat de belangrijkste resultaten van de Gezondheidsmonitor en 2016 voor gemeente Haarlemmermeer.

Nadere informatie

PERSBERICHT. Armoedesignalement 2013: Sterke groei armoede in 2012, maar afzwakking verwacht ONDER EMBARGO TOT DINSDAG 3 DECEMBER 2013, 00:01 UUR

PERSBERICHT. Armoedesignalement 2013: Sterke groei armoede in 2012, maar afzwakking verwacht ONDER EMBARGO TOT DINSDAG 3 DECEMBER 2013, 00:01 UUR PERSBERICHT ONDER EMBARGO TOT DINSDAG 3 DECEMBER 2013, 00:01 UUR Inlichtingen bij Dr. P.H. van Mulligen persdienst@cbs.nl T 070 3374444 Dr. J.C. Vrooman c. vrooman@scp.nl T 070 3407846 of Dr. S.J.M. Hoff

Nadere informatie

Wijk- en buurtmonitor 2018 Vinkel

Wijk- en buurtmonitor 2018 Vinkel Wijk- en buurtmonitor 2018 Vinkel Vinkel grenst in het noorden aan de rijksweg A59 tussen s-hertogenbosch en Oss. Na een herindeling in 1993 viel het grootste gedeelte onder de gemeente Maasdonk. Begin

Nadere informatie

Stadsdeelprofielen Den Haag 2017

Stadsdeelprofielen Den Haag 2017 Stadsdeelprofielen 17 April 18 Stadsdeelprofielen 17 1 Inhoudsopgave Inleiding 3 Loosduinen 5 Escamp 13 Segbroek Scheveningen 28 Centrum 36 Laak 44 Haagse Hout 51 Leidscheveen-Ypenburg 58 Tabel 1: Gezondheidsindicatoren

Nadere informatie

WijkWijzer De tien Utrechtse wijken in cijfers.

WijkWijzer De tien Utrechtse wijken in cijfers. WijkWijzer 2011 De tien Utrechtse wijken in cijfers www.onderzoek.utrecht.nl Inleiding Voor u ligt de WijkWijzer 2011; een bron aan informatie over de tien Utrechtse wijken. Aan de hand van vijf belangrijke

Nadere informatie

Resultaten Volwassenen- en Ouderenmonitor Valkenswaard

Resultaten Volwassenen- en Ouderenmonitor Valkenswaard Resultaten Volwassenen- en Ouderenmonitor 2016-2017 Valkenswaard Voorwoord Een goede gezondheid zowel lichamelijk als psychisch vergroot de mogelijkheden van mensen om (langer) mee te doen in het maatschappelijke

Nadere informatie

Doelgroepenanalyse Resto VanHarte Tilburg

Doelgroepenanalyse Resto VanHarte Tilburg Doelgroepenanalyse Resto VanHarte Tilburg Doelgroepen Iedereen is welkom bij Resto VanHarte. Maar mensen of groepen die sociaal geïsoleerd zijn of dreigen te raken krijgen onze speciale aandacht. Wij willen

Nadere informatie

Rosmalen noord. Wijk- en buurtmonitor 2018

Rosmalen noord. Wijk- en buurtmonitor 2018 Wijk- en buurtmonitor 2018 Rosmalen noord Het stadsdeel Rosmalen ligt ten oosten van de rijksweg A2 en bestaat uit Rosmalen zuid en Rosmalen noord. Het oorspronkelijke zanddorp Rosmalen is vanaf eind jaren

Nadere informatie

Wijk- en buurtmonitor 2018 Nuland

Wijk- en buurtmonitor 2018 Nuland Wijk- en buurtmonitor 2018 Nuland Het oorspronkelijke landbouwdorp Nuland ligt ten zuiden aan de rijksweg A59 tussen s-hertogenbosch en Oss. Tot 1993 was Nuland een zelfstandige gemeente. Hierna werd het

Nadere informatie

Sportparticipatie 2012 Volwassenen

Sportparticipatie 2012 Volwassenen Sportparticipatie 2012 Volwassenen Onderzoek & Statistiek April 2013 2 Overzicht belangrijkste uitkomsten In het najaar van 2012 is de sportparticipatie van bewoners vann de gemeente s-hertogenbosch onderzocht.

Nadere informatie

Bouwstenen nota volksgezondheid Renate Martens en Ivanka van der Veeken. Gemeente Drimmelen GGD West-Brabant:

Bouwstenen nota volksgezondheid Renate Martens en Ivanka van der Veeken. Gemeente Drimmelen GGD West-Brabant: Bouwstenen nota volksgezondheid 2013-2016 Gemeente Drimmelen GGD West-Brabant: Renate Martens en Ivanka van der Veeken Bouwstenen Evaluatieverslag nota volksgezondheid 2008-2011 Landelijke nota gezondheidsbeleid

Nadere informatie

Doelgroepenanalyse Rotterdam Oude Noorden

Doelgroepenanalyse Rotterdam Oude Noorden Doelgroepenanalyse Rotterdam Oude Noorden Doelgroepen Iedereen is welkom bij Resto VanHarte. Maar mensen of groepen die sociaal geïsoleerd zijn of dreigen te raken krijgen onze speciale aandacht. Wij willen

Nadere informatie

Binnenstad. Wijk- en buurtmonitor 2016

Binnenstad. Wijk- en buurtmonitor 2016 Wijk- en buurtmonitor 2016 Binnenstad De Binnenstad van s-hertogenbosch is het oudste deel van de stad. Karakteristiek zijn het middeleeuwse stratenpatroon en de historische panden, de vele bijzondere

Nadere informatie

Graafsepoort. Wijk- en buurtmonitor 2016

Graafsepoort. Wijk- en buurtmonitor 2016 Wijk- en buurtmonitor 2016 Graafsepoort Graafsepoort ligt ten noordoosten van de Binnenstad. De wijk bestaat uit diverse stadsuitbreidingen die in een tijdsbestek van zo n negentig jaar tot stand zijn

Nadere informatie

Vinkel. Wijk- en buurtmonitor 2016

Vinkel. Wijk- en buurtmonitor 2016 Wijk- en buurtmonitor 2016 Vinkel Vinkel grenst in het noorden aan de rijksweg A59 tussen s-hertogenbosch en Oss. Na een herindeling in 1993 viel het grootste gedeelte onder de gemeente Maasdonk. Begin

Nadere informatie

Inkomens in Helmond 2007

Inkomens in Helmond 2007 Inkomens in Helmond 2007 Colofon Titel: Inkomens in Helmond 2007 Opdrachtgever: Opdrachtnemer: Gemeente Helmond Afdeling Onderzoek en Statistiek Gemeente Helmond Marian Huys en Gooitske Marsman Datum:

Nadere informatie

Minimuminkomens in Leiden

Minimuminkomens in Leiden Juli 2012 ugu Minimuminkomens in Leiden Het CBS voert periodiek regionale inkomensonderzoeken uit, gebaseerd op gegevens van de belastingdienst. Momenteel zijn de meest actuele cijfers die van 2009. Uit

Nadere informatie

Centrum gezond en wel?

Centrum gezond en wel? Factsheet Amsterdamse Gezondheidsmonitor 2012 gezond en wel? Van de inwoners van heeft 85% een positief oordeel over de eigen gezondheid, zo blijkt uit de gegevens van de Amsterdamse Gezondheidsmonitor

Nadere informatie

Uitlegdocument. Wijk- en buurtmonitor 2018

Uitlegdocument. Wijk- en buurtmonitor 2018 Uitlegdocument De Wijk- en buurtmonitor geeft een beeld van hoe het gaat met de wijken en buurten in de gemeente s-hertogenbosch. Wat is de actuele situatie van wijken en buurten? En hoe hebben zij zich

Nadere informatie

Zuidoost gezond en wel?

Zuidoost gezond en wel? Factsheet Amsterdamse Gezondheidsmonitor 2012 Zuidoost gezond en wel? Zeven op de tien inwoners van Zuidoost hebben een positief oordeel over de eigen gezondheid, zo blijkt uit de gegevens van de Amsterdamse

Nadere informatie

11. Stijgende inkomens

11. Stijgende inkomens 11. Stijgende inkomens Tussen 1998 en 2000 is het gemiddelde inkomen van niet-westers allochtone huishoudens sterker toegenomen dan dat van autochtone huishoudens. De niet-westerse huishoudens hadden in

Nadere informatie

Onderzoeksflits. Atlas voor gemeenten 2017 Thema geluk. De positie van Utrecht uitgelicht. IB Onderzoek, 18 mei Utrecht.

Onderzoeksflits. Atlas voor gemeenten 2017 Thema geluk. De positie van Utrecht uitgelicht. IB Onderzoek, 18 mei Utrecht. Onderzoeksflits Atlas voor gemeenten 2017 Thema geluk De positie van Utrecht uitgelicht IB Onderzoek, 18 mei 2017 Utrecht.nl/onderzoek Colofon uitgave Afdeling Onderzoek Gemeente Utrecht 030 286 1350 onderzoek@utrecht.nl

Nadere informatie

Hoe gezond zijn de inwoners van Staphorst? Gezondheidsmonitor volwassenen en ouderen

Hoe gezond zijn de inwoners van Staphorst? Gezondheidsmonitor volwassenen en ouderen Hoe gezond zijn de inwoners van Staphorst? Gezondheidsmonitor volwassenen en en gemeente Staphorst GGD IJsselland verzamelt jaarlijks gegevens over de gezondheid van inwoners, zo ook in 2016. Met deze

Nadere informatie

Sociale index: Gebiedsteam Sneek Noord 1 oktober 2014

Sociale index: Gebiedsteam Sneek Noord 1 oktober 2014 Sociale index: Gebiedsteam Sneek Noord 1 oktober 2014 Inleiding De sociale index is ontwikkeld voor de inzet van gebiedsteams in het kader van de decentralisatie van taken betreffende Participatie, AWBZ(en

Nadere informatie

Weinig mensen sociaal aan de kant

Weinig mensen sociaal aan de kant Weinig mensen sociaal aan de kant Tevredenheid over de kwaliteit van relaties Hoge frequentie van contact met familie en vrienden Jongeren spreken of schrijven hun vrienden elke week 15 Drie op de tien

Nadere informatie

Nieuw-West gezond en wel?

Nieuw-West gezond en wel? Factsheet Amsterdamse Gezondheidsmonitor 2012 Nieuw-West gezond en wel? Twee derde van de inwoners van Nieuw-West heeft een positief oordeel over de eigen gezondheid, zo blijkt uit de gegevens van de Amsterdamse

Nadere informatie

Factsheet Amsterdamse Gezondheidsmonitor 2012

Factsheet Amsterdamse Gezondheidsmonitor 2012 Factsheet Amsterdamse Gezondheidsmonitor 2012 Zuid gezond en wel? Van de inwoners van Zuid heeft 81% een positief oordeel over de eigen gezondheid, zo blijkt uit de gegevens van de Amsterdamse Gezondheidsmonitor

Nadere informatie

Resultaten Volwassenen- en Ouderenmonitor Someren

Resultaten Volwassenen- en Ouderenmonitor Someren Resultaten Volwassenen- en Ouderenmonitor 16-17 Someren Voorwoord Een goede gezondheid van lichaam én geest vergroot de mogelijkheden van mensen om (langer) mee te doen in het maatschappelijke leven. De

Nadere informatie

De leden van de gemeenteraad van Haarlemmermeer Postbus AG Hoofddorp

De leden van de gemeenteraad van Haarlemmermeer Postbus AG Hoofddorp gemeente Haarlemmermeer De leden van de gemeenteraad van Haarlemmermeer Postbus 250 2130 AG Hoofddorp Bezoekadres: Raadhuisplein 1 Hoofddorp Telefoon 0900 1852 Telefax 023 563 95 50 Cluster Contactpersoon

Nadere informatie

Kernboodschappen Gezondheid Enschede

Kernboodschappen Gezondheid Enschede Kernboodschappen Gezondheid Enschede De GGD Twente verzamelt in opdracht van de gemeente Enschede epidemiologische gegevens over de gezondheid van de bevolking in Enschede en de factoren die hierop van

Nadere informatie

Gezondheid in beeld:

Gezondheid in beeld: Gezondheid in beeld: Gemeente Geldrop-Mierlo Gezondheidsmonitor 2012/2013 www.regionaalkompas.nl Inleiding Eind 2012 zijn de Volwassenenmonitor en Ouderenmonitor tegelijkertijd verzonden naar ongeveer

Nadere informatie

Oudere minima in Amsterdam en het gebruik van de AIO

Oudere minima in Amsterdam en het gebruik van de AIO Oudere minima in Amsterdam en het gebruik van de AIO In opdracht van: DWI Projectnummer: 13010 Anne Huizer Laure Michon Clemens Wenneker Jeroen Slot Bezoekadres: Oudezijds Voorburgwal 300 Telefoon 020

Nadere informatie

Kernboodschappen Gezondheid Rijssen-Holten

Kernboodschappen Gezondheid Rijssen-Holten Kernboodschappen Gezondheid Rijssen-Holten De GGD Twente verzamelt in opdracht van de gemeente Rijssen-Holten epidemiologische gegevens over de gezondheid van de bevolking in Rijssen-Holten en de factoren

Nadere informatie

Sociaal-economische schets van Leiden Zuidwest 2011

Sociaal-economische schets van Leiden Zuidwest 2011 Sociaal-economische schets van Zuidwest 2011 Zuidwest is onderdeel van het en bestaat uit de buurten Haagwegnoord en -zuid, Boshuizen, Fortuinwijk-noord en -zuid en de Gasthuiswijk. Zuidwest heeft een

Nadere informatie

Gezondheid in beeld:

Gezondheid in beeld: Gezondheid in beeld: Gemeente Gemert-Bakel Gezondheidsmonitor 2012/2013 www.regionaalkompas.nl Inleiding Eind 2012 zijn de Volwassenmonitor en Ouderenmonitor tegelijkertijd verzonden naar ongeveer 44.000

Nadere informatie

Armoedemonitor : Lage inkomens in Amsterdam

Armoedemonitor : Lage inkomens in Amsterdam Armoedemonitor : Lage inkomens in Amsterdam Lage inkomens in Amsterdam In opdracht van: Gemeente Amsterdam, rve Participatie Projectnummer: Laure Michon Nienke Nottelman Clemens Wenneker Jeroen Slot Bezoekadres:

Nadere informatie

West. Wijk- en buurtmonitor 2016

West. Wijk- en buurtmonitor 2016 Wijk- en buurtmonitor 2016 West De wijk West ligt ten westen van het centrum van s-hertogenbosch. De wijk is ontstaan in de wederopbouwperiode (1945-1960) met het bedrijventerrein de Wolfsdonken. Van daaruit

Nadere informatie

Noord gezond en wel?

Noord gezond en wel? Factsheet Amsterdamse Gezondheidsmonitor 2012 gezond en wel? Meer dan twee derde van de inwoners van heeft een positief oordeel over de eigen gezondheid, zo blijkt uit de gegevens van de Amsterdamse Gezondheidsmonitor

Nadere informatie

Armoede in Utrecht Factsheet

Armoede in Utrecht Factsheet Armoede in Utrecht Factsheet Hier komt tekst Afdeling Onderzoek, maart 2015 Margriet de Haan, Linda Scheelbeek, Robin Tromp Inhoudsopgave 1. Ontwikkelingen armoede algemeen 2. Utrecht vergeleken: Wettelijk

Nadere informatie

Atlas voor gemeenten 2013: de positie van Utrecht. notitie van Onderzoek.

Atlas voor gemeenten 2013: de positie van Utrecht. notitie van Onderzoek. Atlas voor gemeenten 2013: de positie van Utrecht notitie van Onderzoek www.onderzoek.utrecht.nl mei 2013 Colofon uitgave Afdeling Onderzoek Gemeente Utrecht 030 286 1350 onderzoek@utrecht.nl internet

Nadere informatie