BIJZONDER PLAN VAN AANLEG "SCHAAPSSTAL - herziening en uitbreiding. Afdeling Ruimtelijke Planning Ilgatlaan HASSELT

Transcriptie

1 PROVINCIE LIMBURG ARRONDISSEMENT TONGEREN STAD TONGEREN BIJZONDER PLAN VAN AANLEG "SCHAAPSSTAL - herziening en uitbreiding STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN artikel 14 Opgesteld door TECHNUM N.V. Afdeling Ruimtelijke Planning Ilgatlaan HASSELT Hasselt, de De Stedenbouwkundige, Gezien en voorlopig goedgekeurd door de gemeenteraad in vergadering van De Secretaris, De Burgemeester, Het College van Burgemeester en Schepenen bevestigt dat onderhavig plan ter inzage van het publiek op het gemeentehuis werd neergelegd van tot De Secretaris, De Burgemeester, Gezien en definitief aangenomen door de gemeenteraad in vergadering van De Secretaris, De Burgemeester,

2 1. VOORAFGAANDELIJKE BEPALINGEN Grens van het Bijzonder Plan van Aanleg Schaapsstal - Herziening en Uitbreiding Verordenende kracht Geldigheid van deze voorafgaandelijke bepalingen Afsluitingen Terminologie 4 2. BIJZONDERE BEPALINGEN 7 ART.1 ZONE VOOR WONEN 7 ART ZONE VOOR HALF OPEN EN GESLOTEN BEBOUWING 7 Bestemmingsvoorschriften 7 Bebouwings-en inrichtingsvoorschriften 7 ART ZONE VOOR OPEN BEBOUWING 9 Bestemmingsvoorschriften 9 Bebouwings-en inrichtingsvoorschriften 9 ART. 2 ZONE VOOR KLEINHANDEL 11 Bestemmingsvoorschriften 11 Bebouwings-en inrichtingsvoorschriften 11 ART. 3 ZONE VOOR LOKAAL BEDRIJVENTERREIN 13 Bestemmingsvoorschriften 13 Bebouwings- en inrichtingsvoorschriften 13 ART. 4 ZONE VOOR OPENBAAR NUT 15 ART. 5 ZONE VOOR BIJGEBOUWEN 15 Bestemmingsvoorschriften 15 Bebouwings- en inrichtingsvoorschriften 15 ART. 6 ZONE VOOR TUINEN 16 Bestemmingsvoorschrifen 16 Bebouwings-en inrichtingsvoorschriften 16 ART. 7 ZONE VOOR VOORTUINEN 17 A. VOORTUINEN GELEGEN AAN DE KLEINHANDELSZONE EN LOKAAL BEDRIJVENTERREIN 17 B. OVERIGE VOORTUINEN 17 ART. 8 BUFFERZONE 18 ART. 9 ZONE NON-AEDIFICANDI 18 ART. 10 WEGENIS 18 ART. 11 WOONSTRAAT 18 ART. 12 PLAATSELIJK VERKEER 18 ART. 13 INDUSTRIEVERKEER 19 ART. 14 BOVENLOKAAL EN INDUSTRIEVERKEER 19 ART. 15 VOETPAD 19 ART. 16 ZONE VOOR WATERLOOP 19 2

3 1. VOORAFGAANDELIJKE BEPALINGEN 1.1. Grens van het Bijzonder Plan van Aanleg Schaapsstal - Herziening en Uitbreiding Deze grens duidt het gedeelte van het grondgebied aan, onderworpen aan de voorschriften van het bijhorend plan Verordenende kracht Het Bestemmingsplan, het onteigeningsplan en deze voorschriften maken deel uit van het verordenend gedeelte van dit B.P.A Geldigheid van deze voorafgaandelijke bepalingen De hierna volgende bepalingen gelden slechts in zover ze niet tegengesproken worden in de bepalingen per zone Afsluitingen Alle materialen, kleuren en vormen van de afsluitingen dienen in harmonie te zijn met de aanpalende gebouwen en/of de omgeving en met het straatbeeld. Desbetreffend kan niet gerefereerd worden naar bestaande afsluitingen die door hun materiaal, kleur of vormgeving de harmonische samenhang van het straatbeeld in het gedrang brengen. Afsluitingen tussen twee bebouwde of nog te bebouwen terreinen mogen op de perceelsgrens geplaatst worden, indien de aanpalende eigenaar hiermede akkoord is. De hoogte mag de 2.00 m niet overschrijden. Bij gebrek aan akkoord, kan de afsluiting tegen de perceelsgrens geplaatst worden wanneer het een niet vegetatieve afsluiting betreft (draad,metalen of houten palen) en deze een maximum hoogte heeft van 2 m. Betonplaten zijn niet toegestaan. Vegetatieve afsluitingen als hagen, struiken, bomen mogen geplaatst worden op 0,5 m van de perceelsgrens met een maximum hoogte van 2.00 m. Afsluitingen langs het openbaar domein kunnen op minimum 0,5 m van de rooilijn geplaatst en mogen de maximum hoogte van 2 m boven het peil van de stoep niet overschrijden, ongeacht het gebruikte materiaal. Betonplaten zijn niet toegelaten. Afwijkingen van deze bepalingen kunnen worden toegestaan, indien zij in harmonie zijn met het karakter van de omgeving of indien de voorgestelde afsluiting reeds overwegend voorkomt in het straatbeeld. 3

4 1.5. Terminologie Voor de toepassing van de onderhavige voorschriften wordt verstaan onder : 1. Aanhorigheid Deel van een gebouw dat aansluitend met het hoofdgebouw er een geheel mee vormt, maar dat niet beantwoordt aan de voorschriften van de bouwstrook, maar aan deze van aanhorigheden. 2. Achtergevellijn (achtergevelbouwlijn of achterbouwlijn) Lijn waarop de achtergevel van een gebouw (hoofdgebouw en/of aanhorigheid) effectief is opgericht. Deze lijn valt niet noodzakelijkerwijze samen met de uiterste grenzen voor hoofdgebouwen of aanhorigheden zoals op plan kunnen aangegeven zijn, maar wel met de op plan aangegeven verplichte bouwlijnen. 3. Alleenstaand gebouw of bebouwing Gebouw waarvan geen enkele zijgevel op een perceelsgrens als mandelige muur is opgericht. 4. Bijgebouwen (bijbouw) Vrijstaande opgerichte gebouwen die niet beantwoorden aan de voorschriften van een bouwstrook, maar wel aan deze van de bestemmingszone waarin ze zijn opgericht. 5. Bouwhoogte Hoogte van een bouwwerk, die indien niet anders is aangeduid, wordt gemeten vanaf het grondpeil, bestaand maaiveld of voorliggende stoep tot de bovenkant voorgeveldakrand (deksteen, kroonlijst of dergelijke). 6. Bouwlaag Indeling van aaneensluitende volwaardige vertrekken boven elkaar in een gebouw, vertrekkend vanaf het maaiveld. - De 1 bouwlaag komt overeen met de gelijkvloerse vertrekken. - De 2 bouwlaag komt overeen met de vertrekken van de 1 verdieping, enz.. 7. Bouwlijn Lijn waarop een gevel van een gebouw (hoofdgebouw en/of aanhorigheid) is opgericht. Deze lijn valt niet noodzakelijkerwijze samen met de uiterste grens voor hoofdgebouwen of aanhorigheden die op het plan kunnen aangegeven zijn, wel met een op plan aangeduide verplichte bouwlijn. 8. Bouwvrije strook Strook die behoudens speciale bepalingen niet in aanmerking komt voor bebouwing. 9. Bruto-vloeroppervlakte van een gebouw De buitenwerks gemeten oppervlakte van alle bovengrondse bouwlagen van een gebouw, eventuele vloeren onder het dak ingerekend voor zover er een vrije hoogte van 2.00 m aanwezig is. 10. Constructie Elk bouwwerk, van hout, steen, beton, metaal of ander bouwmateriaal, dat met de grond verbonden is of erop geplaatst is. 11. Dakkapel Een uit het dakvlak uitgebouwd venster voorzien van een eigen dakkap. 4

5 12. Dakrand Bovenafwerking van een gevel waar deze de dakvlakken snijdt (deksteen, kroonlijst, goot,...). 13. Dakterras In een hellend dak inspringend gedeelte dat is aangelegd als terras met verblijfsfunctie (cfr. terras). 14. Garage 1. Bijgebouw of aanhorigheid die geschikt is voor het stallen van 1 of meerdere auto's met uitsluiting van enig bedrijf. 2. In een gebouw opgenomen ruimte die geschikt is voor het stallen van 1 of meerdere auto's met uitsluiting van enig bedrijf. 15. Gesloten bebouwing De bebouwingswijze waarvan, bij een onbepaalde reeks aaneensluitende gebouwen (normaal meer dan 6), de beide zijgevels opgericht zijn op de perceelsgrenzen als mandelige muren en waarvan de uiteinden van de reeks afgewerkt worden als kopgevels. 16. Gevel Buitenmuur van een gebouw. 17. Half open bebouwing Bebouwingswijze waarbij de mandelige zijgevel van maximum 2 aaneensluitende gebouwen opgericht is op de perceelsgrenzen en waarvan de vrijstaande zijgevels afgewerkt worden als kopgevels. 18. Hoofdbestemming De aangeduide hoofdbestemming is een verplichte bestemming zowel in bestaande als in nieuwe gebouwen. In principe beslaat de hoofdbestemming minimaal 50 % van de vloeroppervlakte per perceel. Indien hiervan afgeweken wordt, zal dit aangegeven worden in het betreffende bebouwingsvoorschrift. 19. Hoofdgebouw (hoofdbouw) Deel van een gebouw dat zich door zijn maatschappelijke functie als dusdanig manifesteert ten opzichte van het openbaar domein en in een zone voor hoofdgebouwen gelegen is. 20. Losstaande uitbouw Gevelelement in uitbouw (vb. balkon, loggia, erker, afdakje of luifel). 21. Kroonlijst Vooruitspringende bovenafwerking van een gevel waar deze de dakvlakken snijdt. 22. Luifel Afdak aan een vrijstaande gevel van een gebouw. 23. Nevenbestemming Een nevenbestemming is een mogelijke en toegelaten bestemming, zij mag maximaal 50 % van de totale vloeroppervlakte bedragen. Indien de nevenbestemming verplicht is of van het maximale percentage afgeweken wordt, zal dit aangegeven worden in het desbetreffende voorschrift. 24. Open bebouwing Bebouwingswijze waarbij enkel vrijstaande bebouwing kan voorkomen. 5

6 25. Plat dak Dak dat een gebouw afdekt onder een helling die lager is dan 10 %, eventueel ook als dakterras uit te bouwen. 26. Rooilijn Grenslijn van het openbaar wegdomein. 27. Scheidingsmuur Zijgevel van twee gebouwen die als mandelige muur is opgericht op de gemeenschappelijke perceelsgrens. 28. Terras Buitengedeelte van een gebouw met verblijfsfunctie, toegang hebbend met een vertrek van het gebouw. 29. Uitbouw Aanbouw aan een gevel als voortzetting van een binnenruimte, met minstens de afmetingen van een gevelelement (vb. balkon, erker,...). 30. Uitsprong Aanbouw aan een gevel dat geen voortzetting is van een binnenruimte (luifel, kroonlijst, dorpel, enz.). 31. Venster in het dakvlak Venster gelegen in de helling zelf van een schuin dak. 32. Verdieping Indeling van aaneensluitende volwaardige vertrekken boven elkaar in een gebouw, vertrekkend vanaf de bovenkant van gelijkvloerse bouwlaag. 33. Voorgevellijn (voorgevellijn of voorbouwlijn) Lijn waarop de voorgevel van een gebouw (hoofdgebouw) effectief is opgericht. Deze lijn valt niet noodzakelijk samen met de uiterste grens voor hoofdgebouwen die op plan kunnen aangegeven zijn, wel met een op plan aangeduide verplichte bouwlijn. 34. Voortuin Strook gelegen tussen de voorgevellijn en de rooilijn. 35. Vrijstaande bebouwing Bebouwingswijze waarbij geen enkele gevel van een gebouw als een mandelige muur op een perceelsgrens wordt opgericht. 36. Zadeldak Schuin dak, gevormd door twee nagenoeg gelijkhellende dakvlakken. 37. Zijgevellijn (zijgevelbouwlijn of zijbouwlijn) Lijn waarop de zijgevel van een gebouw (hoofdgebouw en/of aanhorigheden) effectief is opgericht. Deze lijn valt voor kopgevels niet noodzakelijkerwijze samen met de uiterste grens voor hoofdgebouwen of aanhorigheden die op plan kunnen aangegeven zijn, wel met de op plan aangeduide verplichte bouwlijnen. 38. Zijtuin Strook gelegen tussen de zijgevellijn en de laterale perceelsgrens. 39. Handelsoppervlakte: bebouwde oppervlakte die gebruikt wordt voor commerciële doeleinden (bruto verkoopsoppervlakte). 6

7 2. BIJZONDERE BEPALINGEN ART.1 ZONE VOOR WONEN ART ZONE VOOR HALF OPEN EN GESLOTEN BEBOUWING Bestemmingsvoorschriften hoofdbestemming nevenbestemming zuivere woonfunctie minimum 70% van de totale vloeroppervlakte toegelaten indien hoofdbestemming is gerealiseerd. kantoren, handel, diensten en vrije beroepen Bebouwings-en inrichtingsvoorschriften Verkaveling half open bebouwing gesloten bebouwing perceelsbreedte minimum 9m minimum 6m Van deze maatvoering kan afgeweken worden in geval van bestaande percelen op voorwaarde dat geen herverkaveling mogelijk is. Inplanting De inplanting van de gebouwen dient te gebeuren binnen de grafisch aangeduide zone op het plan. achtergevelgrens voorgevelgrens zijgevelgrens peil gelijkvloers uiterste grens voor aanhorigheden uiterste grens voor hoofdgebouwen of, naargelang grafisch aangegeven, bouwlijn voor hoofdgebouwen samenvallend met rooilijn. afstand van een niet gemeenschappelijke zijgevel tot de laterale grens van de kavel dient minimum 3m te bedragen maximum 0.60m boven het peil van de voorliggende weg. Wanneer het terrein (maaiveld) meer dan 0.40m hoger of lager ligt dan het wegpeil, dienen bijzondere maatregelen genomen opdat de inplanting van het hoofdgebouw, qua hoogteligging, op een esthetisch en stedenbouwkundig verantwoorde manier 7

8 gebeurt t.o.v. het straatbeeld in het algemeen De niet bebouwde gedeelten van deze zones (o.a. in geval uiterste grenzen worden aangegeven) zullen zich richten naar de voorschriften van de overeenstemmende zone (o.a. die van de zone voor voortuinen aan de voor-en zijgevelzijde en die van de zone voor tuinen aan de zij- en achtergevelzijde) Volume hoogte dakrandhoogte diepte Z : maximum 2 volwaardige bouwlagen toegestaan tot dakrand of kroonlijst. De hoogte van één bouwlaag bedraagt 3 m, met een marge van 1 m. De bouwhoogte van de gebouwen zal afhankelijk van het aantal bouwlagen 3 m of 6 m bedragen met een marge van 1 m. twee aaneensluitende dakrandhoogten zijn ofwel gelijk, ofwel verschillen zij minimum 0.6 m. De maximum verspringing tussen twee dakrandhoogten bedraagt 2.30 m. éénzelfde dakrandhoogte voor de groepen woningen is verplicht gelijkvloers : maximum 17 m verdiepingen : maximum 12 m Deze maxima gelden ongeacht de eventueel op plan aagegeven grotere bouwdiepte Dak dakvorm hellend dak, met een helling variërend tussen min. 30 en max 45 de meerdiepte van het gelijkvloers opzichtens de verdiepingen, mag plat afgedekt worden, mits een verantwoord geheel bekomen wordt. Materialen Voor alle van de straat zichtbare gevels dienen de gebruikte materialen zoals gevelmaterialen, dakbedekking, schrijnwerkerij, beglazing en buitenschilderwerk esthetisch verantwoord te zijn en in harmonie met de omgeving. Het gebruik van nabootsende materialen is niet toegelaten. de keuze van het dakmateriaal zal voor éénzelfde bouwblok harmoniëren. 8

9 ART ZONE VOOR OPEN BEBOUWING Bestemmingsvoorschriften hoofdbestemming nevenbestemming zuivere woonfunctie minimum 70% van de totale vloeroppervlakte toegelaten indien hoofdbestemming is gerealiseerd. kantoren, handel, diensten en vrije beroepen Bebouwings-en inrichtingsvoorschriften Verkaveling In deze zone zijn enkel vrijstaande woningen toegelaten. perceelsbreedte minimum 16m Van deze maatvoering kan afgeweken worden in geval van bestaande percelen op voorwaarde dat geen herverkaveling mogelijk is. Inplanting De inplanting van de gebouwen dient te gebeuren binnen de grafisch aangeduide zone op het plan. achtergevelgrens voorgevelgrens zijgevelgrens peil gelijkvloers In de gevel ingebouwde garages uiterste grens voor aanhorigheden uiterste grens voor hoofdgebouwen afstand van een zijgevel tot de laterale grens van de kavel dient minimum 3 m te bedragen maximum 0.60 m boven het peil van de voorliggende weg. Wanneer het terrein (maaiveld) meer dan 0.40 m hoger of lager ligt dan het wegpeil, dienen bijzondere maatregelen genomen opdat de inplanting van het hoofdgebouw, qua hoogteligging, op een esthetisch en stedenbouwkundig verantwoorde manier gebeurt t.o.v. het straatbeeld in het algemeen enkel toegelaten indien de gevel tenminste 8 m breed is. maximaal 40% van de gevellengte mag ingenomen worden door garagepoorten. De niet bebouwde gedeelten van deze zones (o.a. in geval uiterste grenzen worden aangegeven) zullen zich richten naar de voorschriften van de overeenstemmende zone 9

10 (o.a. die van de zone voor voortuinen aan de voor-en zijgevelzijde en die van de zone voor tuinen aan de zij- en de achtergevelzijde) Volume hoogte dakrandhoogte diepte Z : maximum 2 volwaardige bouwlagen toegestaan tot aan de dakrand of de kroonlijst. De hoogte van één bouwlaag bedraagt 3 m, met een marge van 1m. De bouwhoogte van de gebouwen zal afhankelijk van het aantal bouwlagen 3 m of 6 m bedragen met een marge van 1 m. 2Z : twee bouwlagen verplicht tot aan de dakrand of de kroonlijst. De kroonlijsthoogte bedraagt maximum 10 m. twee aaneensluitende dakrandhoogten zijn ofwel gelijk, ofwel verschillen zij minimum 0.6 m. De maximum verspringing tussen twee dakrandhoogten bedraagt 2.30m. gelijkvloers : grafisch bepaald met een maximum 20 m verdiepingen : maximum 14 m Dak dakvorm hellend dak, met een helling variërend tussen min. 30 en max 45. de meerdiepte van het gelijkvloers opzichtens de verdiepingen, mag plat afgedekt worden, mits een verantwoord geheel bekomen wordt. Materialen Voor alle van de straat zichtbare gevels dienen de gebruikte materialen zoals gevelmaterialen, dakbedekking, schrijnwerkerij, beglazing en buitenschilderwerk esthetisch verantwoord te zijn en in harmonie met de omgeving. Het gebruik van nabootsende materialen is niet toegelaten. de keuze van het dakmateriaal zal voor éénzelfde bouwblok harmoniëren. 10

11 ART. 2 ZONE VOOR KLEINHANDEL Bestemmingsvoorschriften Hoofdbestemming Nevenbestemming niet - centrum ondersteunende grootschalige winkel-, toonzaal- en distributiebedrijven; kleinhandel voor alle vormen van commerciële activiteit met een na te streven verkoopsoppervlakte van minimum 400 m2; benzinestations; diensten; horeca; wonen: één bedrijfswoning per winkelbedrijf is toegelaten, dit met een maximale nuttige vloeroppervlakte van 300 m2. Deze woning dient stedenbouwkundig te harmoniëren met het eigenlijke winkelbedrijfsgebouw en dient hieraan ondergeschikt te zijn; bedrijfsactiviteit ondergeschikt aan en inherent verbonden met het winkelgebeuren; opslag; parkeren; De woonfunctie los van de handelsfunctie moet op termijn verdwijnen. De bestaande gebouwen met uitsluitend woonfunctie zijn in eerste instantie nog toegelaten, op termijn kunnen ze enkel nog voorkomen als nevenfunctie bij het handelsgebeuren zoals eerder beschreven. Bebouwings-en inrichtingsvoorschriften Inplanting De afstand van de gebouwen tot de laterale perceelsgrens dient minimum 4 m te bedragen. Van die 4 meter dient een strook van minimum 2 m beplant te worden. Deze groenstroken moeten beplant worden met inheemse soorten en volledig afgestemd zijn op de beplanting aangewend in de zone voor buffergroen. De afstand tot de perceelsgrens geldt altijd met uitzondering van de bestaande inplantingen en dient te gebeuren met in achtname van de brandveiligheidsvoorschriften. De gevels van bestaande gebouwen die op de perceelsgrens zijn opgericht, dienen op esthetische wijze afgewerkt te worden. Over een diepte van m ten opzichte van de zone voor voortuin mag het perceel maar over een breedte van maximum 50 % bebouwd worden. Voorbij deze m - lijn mag het perceel over de volledige breedte bebouwd worden met uitzondering van de 4.00 m afstand ten opzichte van de laterale perceelsgrens die bouwvrij dient te blijven. 11

12 Parkeren De parking, in het groen ingekleed, dient in de zone voor kleinhandel aansluitend aan de zone voor voortuin gerealiseerd te worden binnen de zone van m te meten vanaf de zonegrens met de zone voor voortuinen. De parking ingericht in deze zone dient één geheel te vormen met de parking in de zone voor voortuinen. Bijkomende parkeerbehoefte, ontstaan vanuit de uitbating van de kleinhandelsactiviteit, kan ingewilligd worden, op voorwaarde dat zij in overleg met de aangrenzende bedrijven gegroepeerd worden. Deze parkeerterreinen kunnen zich dan zijdelings van de respectievelijke hoofdvolumes situeren. Hoogte De dakrandhoogte - kroonlijsthoogte bedraagt maximum 8.00 m, gemeten tussen het peil van het nieuwe maaiveld tot dakrand - kroonlijst. Daken Delen van het gebouw kunnen met hellende daken geconstrueerd worden dit in combinatie met platte daken, ze moeten als één architecturaal harmonisch en esthetisch verantwoord geheel ontworpen en uitgewerkt worden. Inritten Maximum één inrit, die als in- en uitrit dienst doet. Bij voorkeur wordt het systeem van gemeenschappelijke inritten voor verschillende handelszaken gehanteerd. Materialen Betreffende het gebruik van materialen dienen volgende regels in acht genomen te worden : - de gebruikte materialen zoals gevelmaterialen, dakbedekking, schrijnwerkerij, beglazing en buitenschilderwerk dienen wat voorkomen en kleur betreft esthetisch en constructief verantwoord te zijn, - de aard, de toepassing en kleur van de gebruikte materialen mogen geen afbreuk doen aan de bestaande waardevolle elementen die in de omgeving voorkomen, - het gebruik van nabootsende materialen is niet toegelaten, Beplanting Een strook van minimum 2 m ten opzichte van de perceelsgrens dient beplant te worden, uitgezonderd voor de bestaande inplantingen en aan de zijde van de percelen waar de bufferzone gelegen is. Ook wanneer parkings gegroepeerd voorkomen kan van deze regel afgeweken worden, mits een voldoende aanplanting van groen op de parking. Het beplantings- en inrichtingsplan maakt in alle gevallen onderdeel uit van de bouwvergunning. De beplanting van de groenstrook moet een dichte structuur hebben, opgebouwd uit een bodembedekkende kruidlaag, heestermassieven en 12

13 hoogstammig groen. Er mag geen doorbreking van de groenstrook zijn, enkel indien het functioneel nodig is wanneer parkings gegroepeerd voorkomen. ART. 3 ZONE VOOR LOKAAL BEDRIJVENTERREIN Bestemmingsvoorschriften Hoofdbestemming Nevenbestemming Productief - technische bedrijven van lokale omvang. Bijvoorbeeld: assemblagebedrijven, grondstof verwerkende bedrijven, drukkerijen, gespecialiseerde bedrijven uit high-tech en electronicasector. De activiteiten mogen geen abnormale hinder veroorzaken voor de omgeving met inbegrip van water-, bodem-, en luchtverontreiniging, geluidshinder, stank en trillingen. parkeerplaatsen. kantoren. opslag voor goederen, met uitzondering van afvalproducten van schadelijke aard. wonen : één bedrijfswoning per bedrijf is toegelaten, dit met een maximale nuttige vloeroppervlakte van 300m2. Deze woning dient stedenbouwkundig te harmoniëren met het eigenlijke bedrijfgebouw en dient hieraan ondergeschikt te zijn. Bebouwings- en inrichtingsvoorschriften Inplanting De afstand van de gevels tot de perceelsgrens van de kavels zal in principe gelijk zijn aan de hoogte van het gebouw met een minimum van 4 m. Langs de zijdelingse perceelsgrens dient een strook van 2 m als groenstrook ingericht te worden, uitgezonderd op de grens waar de bufferzone zich situeert. De bruto-vloeroppervlakte mag de 75 % van de totale oppervlakte van het perceel niet overtreffen. De bebouwde oppervlakte, inclusief parkeer- en opslagruimte, moet minstens 50 % van de bebouwbare oppervlakte bedragen. Bij de inrichting moet rekening gehouden worden met brandveiligheid. Hoogte De dakrandhoogte - en kroonlijsthoogte bedraagt maximum 8.00 m, gemeten tussen het peil van het nieuw maaiveld tot bovenkant dakrand - kroonlijst. 13

14 Daken Delen van het gebouw kunnen met hellende daken, - bijvoorbeeld de kantoren -, geconstrueerd worden dit in combinatie met platte daken, ze moeten als één architecturaal harmonisch en esthetisch verantwoord geheel ontworpen en uitgewerkt worden. Beplanting Een beplanting, zijnde een groenstrook, langs de perceelsscheiding is verplicht, uitgezonderd op de plaats waar er een bufferzone aan grenst. Deze groenstrook is minimum 2.00 m breed. Het is een beplanting met esthetische en afschermende functie. Alle bebouwing, reclame en het stapelen van materialen erin is verboden. De aanleg zal gebeuren met inheemse soorten bestaande uit hoogstammen met een onderbeplanting van heesters. Een beplantingsplan maakt integraal deel uit van de bouwvergunning. 14

15 ART. 4 ZONE VOOR OPENBAAR NUT Distributiecentrum voor de Post zone O1 Het maximum bezettingspercentage is bereikt. Aan de Oost-zijde dient een visueel scherm aangebracht te worden, op het bestemmingsplan aangeduid met een lijn van driehoeken. Dit visueel scherm dient aangebracht ter afscherming van deze zone ten opzichte van de naburige zones. Het visueel scherm kan gevormd worden door een haag, draad met klimop,... De zone O2 is een zone voor gemeenschapsvoorzieningen voorbestemd voor de gemeenschapsontwikkeling conform het gewestplan. ART. 5 ZONE VOOR BIJGEBOUWEN Bestemmingsvoorschriften Zone bestemd voor vergaderlokalen, ontmoetingsruimte, bergplaatsen. Bebouwings- en inrichtingsvoorschriften Plaatsing achtergevelgrens voorgevelgrens zijgevelgrens peil gelijkvloers uiterste grens voor aanhorigheden. gedeeltelijk tegen het hoofdgebouw om er één geheel mee te vormen; uiterste grens voor aanhorigheden. uiterste grens voor aanhorigheden. gelijk aan de gelijkvloerse bouwlaag van het hoofdgebouw. Volume hoogte 1Z : één bouwlaag verplicht tot goot of kroonlijst. Een bouwlaag is 3 m met een marge van 1 m. Dak Een zadeldak is verplicht. De helling bedraagt maximum 45. Materialen Dezelfde als voor het hoofdgebouw. 15

16 ART. 6 ZONE VOOR TUINEN Bestemmingsvoorschrifen Deze zone is uitsluitend bestemd voor privaat tuinen. Het oprichten van bijgebouwen, aanvullend op de hoofdbestemming van het hoofdgebouw (bergplaatsen en stallingen) is toegelaten, voor zover zij de bestemming van de zone niet schaden. De gearceerde zone voor tuinen is een bouwvrije zone. Bebouwings-en inrichtingsvoorschriften beplanting Verplicht. bijgebouwen inplanting volume materialen dak de afstand tot de laterale perceelsgrens moet min. 2m bedragen ofwel worden ze gekoppeld aan een bestaande blinde gevel de globale oppervlakte van alle bijgebouwen bedraagt 10 % van de zoneoppervlakte per perceel met een maximum van 50m2. max. 3 m hoogte tot dakrand. zelfde materiaal als hoofdgebouw andere : esthetisch verantwoorde materialen, bij voorkeur hout dakvorm is vrij voor gekoppelde bijgebouwen moet eenzelfde bedaking voorzien worden 16

17 ART. 7 ZONE VOOR VOORTUINEN A. VOORTUINEN GELEGEN AAN DE KLEINHANDELSZONE EN LOKAAL BEDRIJVENTERREIN De strook voor voortuinen heeft een sier-en afschermende functie. Beplanting is verplicht. De voortuinen dienen in functie van het bekomen van een éénvormig straatbeeld te worden ingericht. Een beplantingsplan dat de inrichting van de voortuinzone weergeeft maakt integraal deel uit van de bouwvergunning. In deze zone is maar bebouwing toegelaten indien dit technisch strikt noodzakelijk is voor de achterliggende gebouwen en de daarin uitgevoerde activiteit (voor achterliggende benzinestations is een luifel toegelaten). Wat reclame betreft zijn de bestaande wetten en reglementen van toepassing. Doorbreking van de zone is enkel toegelaten voor inritten, met een maximum van 1 inrit per bedijf - handelszaak. Er kan in deze zone een parking ingericht worden. Deze parking vormt één geheel met de parkeergelegenheid in de zone voor kleinhandel. De verharding voor parkeergelegenheid bedraagt maximum 50 % van de zoneoppervlakte per perceel. B. OVERIGE VOORTUINEN Zone voorbehouden voor de inrichting van een representatieve voortuin. Beplanting is verplicht. De verharding bedraagt 35%. Het gearceerde gedeelte is volledig verhard als parking bij de zone voor bijgebouw. Het oprichten van gebouwen is niet toegelaten. 17

18 ART. 8 BUFFERZONE De bufferzone heeft een esthetische en afschermende functie. Om deze afschermende functie te kunnen vervullen kan de buffer enerzijds uit beplanting bestaan die een dichte structuur heeft en opgebouwd is uit een bodembedekkende kruidlaag, heestermassieven en hoogstammig groen. De landschappelijke waarde van deze zones zal verhoogd worden door het gebruik van streekgroen als ook door haar esthetisch uitzicht. De hoogte blijft beperkt tot 4.00 m. Anderzijds kan voor de realisatie van de bufferzone gewerkt worden met beplantingen op een aarden wal. In de bufferzone die m breed is heeft deze wal een minimum hoogte van 1.50 m. De beplanting bestaat dan uit bodembedekkers en heestermassieven. Ongeacht de breedte is geen doorbreking van de bufferzone toegelaten. Behoudens ter hoogte van de Rietmusweg waar een doorbreking mogelijk is voor een voet- en fietspad. Dit wordt op indicatieve wijze aangegeven door de bolletjeslijn op het bestemmingsplan. De beplanting moet permanent zijn over de volledige oppervlakte van de zone met de noodzakelijke verscheidenheid om haar functie te vervullen. Enkel normale snoeiingen, onderhoud en vervanging zijn toegelaten. Alle bebouwing, reclame of stapelen van materialen erin is verboden. De bolletjeslijn doorheen de bufferzone ter hoogte van de Rietmusweg, duidt op indicatieve wijze een voetgangersrelatie aan. ART. 9 ZONE NON-AEDIFICANDI Zone bestemd als tuinen waarin geen enkele bebouwing is toegelaten. ART. 10 WEGENIS Zone bestemd om het doorgaand verkeer op te vangen. ART. 11 WOONSTRAAT Straat enkel toegelaten voor toegang tot de aanpalende woningen. ART. 12 PLAATSELIJK VERKEER 18

19 Zone bestemd als ontsluitingsweg voor de aangrenzende zone voor openbaar nut en gemeenschapsvoorzieningen. ART. 13 INDUSTRIEVERKEER Deze weg dient als ontsluiting voor het lokaal bedrijventerrein. ART. 14 BOVENLOKAAL EN INDUSTRIEVERKEER Zone bestemd voor de bovenlokale ontsluiting en ontsluiting van de zone voor bedrijventerrein. ART. 15 VOETPAD Zone bestemd voor voetgangers en fietsers. De breedte van het voetpad bedraagt 3m. Ander verkeer is enkel toegelaten voor de ontsluiting van de belendende panden en in andere uitzonderlijke omstandigheden, nl. voor onderhoud. ART. 16 ZONE VOOR WATERLOOP De bestaande wetten en reglementen naar onderhoud en ruiming zijn toepassing. 19