De bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de Successiewet 1956 en het nieuwe wetsvoorstel tot vereenvoudiging en herziening.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de Successiewet 1956 en het nieuwe wetsvoorstel tot vereenvoudiging en herziening."

Transcriptie

1 De bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de Successiewet 1956 en het nieuwe wetsvoorstel tot vereenvoudiging en herziening. Mark van Laake Versie 2, 24 juni 2009 Begeleider: Mr. N. Idsinga Tweede lezer: Prof. Dr. mr. G.W.J.M. Kampschoër RA Masterscriptie Fiscale Economie Universiteit van Amsterdam Faculteit der Economische wetenschappen en Econometrie

2 Samenvatting In deze scriptie staat de bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de Successiewet 1956 centraal, en dan met name de vermogensetiketteringsproblemen die hierbij bestaan. Eerst wordt een overzicht gegeven van de huidige regeling. Aangegeven wordt dat de bedrijfsopvolgingsregeling erg ingewikkeld is en dat de wijze van invulling van het ondernemingsvermogen onevenwichtige gevolgen heeft die niet passen bij de ratio van de regeling. Vervolgens wordt ingegaan op de vraag in hoeverre het nieuwe wetsvoorstel (nr ) van 20 april 2009 hierin verandering aanbrengt. Het nieuwe wetsvoorstel beoogt een eenvoudigere bedrijfsopvolgingsregeling tot stand te brengen, die meer rechtsvormneutraliteit bewerkstelligt. Met het nieuwe wetsvoorstel is door het samenvoegen van de artikelen en het verlaten van de conserverende aanslag voor wat betreft de vrijstellingsfaciliteit, ontegenzeggelijk een beter leesbare regeling ontstaan. De aansluiting bij de vermogensetikettering van de inkomstenbelasting en het hanteren van één enkele eis om vermogen toe te kunnen rekenen valt zowel vanuit het oogpunt van duidelijkheid als vanuit het uitgangspunt van rechtsvormneutraliteit toe te juichen. De nieuwe bepaling die ter beschikking gestelde onroerende zaken onder voorwaarden onder toepassing van de faciliteit brengt leidt op zichzelf ook tot een gewenste uitkomst. De eisen die hierbij gesteld worden leiden echter niet in alle gevallen tot een evenwichtige uitkomst en daarbij komt dat naar mijn mening ook andere aan de onderneming ter beschikking gestelde vermogensbestanddelen voor de faciliteit in aanmerking zouden moeten kunnen komen. De voorgestelde bepalingen ten aanzien van de verkrijging van preferente aandelen en de verkrijging van een medegerechtigdheid beperken het bereik van de faciliteit sterk en creëren niet de gewenste duidelijkheid. Het probleem zit vooral in de stringente voorwaarden die hierbij gesteld worden. Tevens ben ik van mening dat met de verhoging van de vrijstellingsfaciliteit naar 90% er strijd met het gelijkheidsbeginsel kan ontstaan en dat hiermee de rechtvaardigingsgrond van de bedrijfsopvolgingsregeling onder grote druk komt te staan.

3 Lijst van gebruikte afkortingen AB Aanmerkelijk belang AB-ondernemer Een ondernemer met een aanmerkelijk belang Art Artikel BNB Beslissingen in Belastingzaken Nederlandse Belastingrechtspraak BV Besloten vennootschap BW Burgerlijk Wetboek CV Commanditaire vennootschap FTV Fiscaal Tijdschrift Vermogen HR Hoge Raad IAS International Accounting Standards IB-ondernemer Een ondernemer voor de inkomstenbelasting IFRS International Financial Reporting Standards IW 1990 Invorderingswet 1990 Jo Juncto MBB Maandblad Belastingbeschouwingen MvT Memorie van toelichting NTFR Nederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht NV Naamloze vennootschap Par Paragraaf Stb Staatsblad SW 1956 Successiewet 1956 Tbs-regeling Terbeschikkingstellingsregeling TFO Tijdschrift voor Fiscaal Ondernemingsrecht Uitv. reg. IW 1990 Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 Uitv. reg. SW 1956 Uitvoeringsregeling Successiewet 1956 V-N Vakstudie Nieuws VOF Vennootschap onder firma Wet IB 1964 Wet op de inkomstenbelasting 1964 Wet IB 2001 Wet inkomstenbelasting 2001 Wet VPB 1969 Wet op de vennootschapsbelasting 1969 WFR Weekblad voor Fiscaal Recht

4 INHOUDSOPGAVE 1 INLEIDING EN PROBLEEMSTELLING Inleiding Probleemstelling Opbouw HISTORIE EN ACHTERGROND VAN DE BEDRIJFSOPVOLGINGSFACILITEIT Inleiding Historie en ontstaansgeschiedenis Achtergrond faciliteit Conclusie BEDRIJFSOPVOLGINGSFACILITEITEN IN DE SUCCESSIEWET Inleiding De bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de Successiewet De vrijstellingsfaciliteiten: de voorwaardelijk onbelaste geconserveerde waarde De uitstelregeling: de belaste geconserveerde waarde De voorwaarden voor toepassing van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit Voortzettingseis voor de verkrijger Alleen ondernemingsvermogen Twee extra voorwaarden bij schenking van de aandelen Conclusie KNELPUNTEN BIJ TOEPASSING HUIDIGE BEDRIJFSOPVOLGINGSFACILITEIT Inleiding Afbakeningsproblematiek van ondernemingsvermogen en beleggingsvermogen Het ondernemingsvermogen van IB-ondernemingen Het ondernemingsvermogen van kapitaalvennootschappen De beleggingstoets van art. 35b, lid 2, onderdeel b, SW De vermogenstoets van art. 35b, lid 3, SW De 15%-regel van art. 7a, lid 1, Uitvoeringsregeling SW De verhouding tussen de beleggingstoets en de vermogenstoets Toerekeningsvragen Het probleem van de holdingvennootschap De toerekeningsregel van art. 7a, lid 2, Uitv. reg. SW De invulling van de beleidseis De middellijk aanmerkelijk belang goedkeuring Gezamenlijke consolidatie Ter beschikking gesteld vermogen Cumulatief preferente aandelen Conclusie WETSVOORSTEL WIJZIGING SUCCESSIEWET Inleiding Kernpunten wetsvoorstel bedrijfsopvolgingsregeling De voorgestelde nieuwe bedrijfsopvolgingsfaciliteiten Opsomming van de belangrijkste wijzigingen voor de bedrijfsopvolgingsregeling Eenvoudiger, toegankelijker en evenwichtiger? Verlaten van het systeem van vrijstelling in de vorm van een conserverende aanslag Aansluiting bij vermogensetikettering in de inkomstenbelasting Toerekeningsregel Van 15%-regel naar 5%-regel Ter beschikking gestelde onroerende zaken Cumulatief preferente aandelen Medegerechtigdheid Vervallen extra eisen bij schenking De bezitseis... 54

5 Voortzettingseis Rechtvaardiging successierechten en bedrijfsopvolgingsfaciliteit Rechtvaardigingsgrond heffing successierechten in het algemeen Rechtvaardigingsgrond van de bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet Conclusie CONCLUSIE BIBLIOGRAFIE APPENDIX A.1 RELEVANTE WETTEKSTEN SUCCESSIEWET APPENDIX A.2 RELEVANTE WETTEKSTEN UITVOERINGSREGELING SUCCESSIEWET APPENDIX B RELEVANTE WETTEKSTEN NIEUW WETSVOORSTEL... 74

6 1 Inleiding en probleemstelling 1.1 Inleiding Vanuit de gedachte dat de fiscaliteit de continuïteit van ondernemingen niet in gevaar zou mogen brengen bij een bedrijfsoverdracht, zijn er in de Successiewet 1956 (hierna: SW 1956) bedrijfsopvolgingsfaciliteiten opgenomen. 1 In het kort bestaan de huidige faciliteiten in de Successiewet uit een (voorwaardelijke) vrijstelling van 75% en een uitstelregeling van tien jaar voor het verschuldigde schenking- en successierecht. 2 Hierbij worden verschillende voorwaarden gesteld om te bereiken dat uitsluitend reële bedrijfsoverdrachten gefacilieerd worden. Zo bestaat er een voortzettingseis van vijf jaren en wordt beleggingsvermogen in beginsel uitgesloten van toegang tot de faciliteit. De voorwaarden voor toepassing van de faciliteiten zijn echter zeer ingewikkeld en weinig uniform, waarbij de grootste knelpunten op het terrein van het toerekenen van ondernemingsvermogen in holdingsituaties liggen. Op 20 april 2009 werd het wetsvoorstel tot vereenvoudiging en herziening van de Successiewet bij de Tweede Kamer ingediend. 3 Naast tariefsverlagingen en vereenvoudiging van de tariefsstructuur voor het schenken en erven van vermogen is hierin tevens vergaande aanpassing van de bedrijfsopvolgingsregeling aangekondigd. Het nieuwe wetsvoorstel beoogt een eenvoudiger en evenwichtiger bedrijfsopvolgingsregeling tot stand te brengen waarin uitsluitend reële bedrijfsoverdrachten gefacilieerd worden. 1.2 Probleemstelling Gezien de bedrijfsopvolgingsfaciliteit kan leiden tot een aanzienlijke vrijstelling (in het nieuwe wetsvoorstel maar liefst 90%) is het belang van de faciliteit voor vennootschappen evident. Volgens de Memorie van Toelichting (hierna: MvT) is de doelstelling van het nieuwe wetsvoorstel voor wat betreft de bedrijfsopvolgingsregeling is dat een eenvoudiger, toegankelijker en evenwichtigere regeling tot stand komt. Hierbij dient de wetgeving geen of zo min mogelijk onderscheid te maken tussen de verkrijging 1 Zie Kamerstukken II 1997/1998, , nr. 3, p Art. 35c, lid 2 en lid 3, SW Wetsvoorstel wijziging Successiewet. Kamerstukken 2008/09, 31930, nr. 2. 1

7 van direct en indirect gehouden aandelen in een actief lichaam, tussen de verkrijging van een IB-onderneming of van aanmerkelijkbelangaandelen, en tussen bedrijfsoverdrachten bij leven en die als gevolg van overlijden. 4 In deze scriptie onderzoek ik in hoeverre deze doelstelling wordt behaald, aan de hand van de volgende probleemstelling: In hoeverre komt er met het wetsvoorstel tot vereenvoudiging en herziening van de Successiewet, zoals op 20 april 2009 bij de Tweede Kamer ingediend, een evenwichtigere bedrijfsopvolgingsregeling tot stand gelet op de ratio van de regeling? Bij de beantwoording van deze probleemstelling leg ik de nadruk op de vermogensetiketteringsproblemen en de toerekeningsvragen die spelen bij toepassing van de vrijstellingsfaciliteit indien aandelen worden verkregen. Dit omdat de huidige bedrijfsopvolgingsregeling hier de meeste problemen kent en in de nieuwe regeling op dit punt de meest vergaande wijzigingen zijn voorgesteld. Hierbij worden een aantal praktijksituaties waarbij toerekeningsvragen rijzen, zoals het ter beschikking stellen van vermogen, de omzetting van gewone aandelen in cumulatief preferente aandelen en de aanwezigheid van holdingstructuren, behandeld. Bij de beantwoording van de probleemstelling komen de volgende subvragen aan bod: - Wanneer is er sprake van beleggingsvermogen en beleggingsactiviteiten? - Hoe en wanneer dient toerekening plaats te vinden bij houdstermaatschappijen? - Welke toerekeningsproblemen doen zich voor? - In hoeverre is de nieuwe wijze waarop de vermogensetikettering bij kapitaalvennootschappen dient plaats te vinden logisch te noemen? - In hoeverre is de 5%-regel te rechtvaardigen? - Is de behandeling van ter beschikking gesteld vermogen in overeenstemming met de ratio van de faciliteit? - In hoeverre is de bedrijfsopvolgingsfaciliteit met de voorgestelde 90%- vrijstelling in strijd met het gelijkheidsbeginsel? 4 MvT wijziging Successiewet, Kamerstukken 2008/09, 31930, nr. 3, p. 6. 2

8 1.3 Opbouw De opbouw van deze scriptie is als volgt. In hoofdstuk 2 wordt de geschiedenis en achtergrond van de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de Successiewet uiteengezet. Daarna worden in hoofdstuk 3 kort de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten en de voorwaarden voor toepassing besproken. Hoofdstuk 4 gaat vervolgens dieper in op de belangrijkste knelpunten van de huidige regeling. Allereerst wordt ingegaan op de afbakeningsproblematiek van ondernemingsvermogen en beleggingsvermogen, vooral voor wat betreft de verkrijging van aanmerkelijkbelangaandelen. Daarna komen de toerekeningsvragen die in de huidige praktijk bestaan bij holdingstructuren, het ter beschikking stellen van vermogen en bij het gebruik van cumulatief preferente aandelen als opvolgingsstructuur aan bod. In hoofdstuk 5 wordt vervolgens de bedrijfsopvolgingsregeling uit het nieuwe wetsvoorstel uiteengezet. Hierbij wordt ingegaan op in hoeverre de voorgestelde regeling de gesignaleerde problemen uit hoofdstuk 4 oplost en in hoeverre er een evenwichtigere bedrijfsopvolgingsregeling tot stand komt. Ten slotte wordt in hoofdstuk 6 afgesloten met een conclusie. Verder zijn in Appendix A.1 de relevante wetsartikelen van de bedrijfsopvolgingsregeling uit de huidige successiewet opgenomen en in Appendix A.2 de relevante bepalingen uit de uitvoeringsregeling. Daarnaast bevat Appendix B de voorgestelde wettekst van het nieuwe wetsvoorstel voor wat betreft de bedrijfsopvolgingsregeling. 3

9 2 Historie en achtergrond van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit 2.1 Inleiding Om een goed begrip te krijgen van de bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet 1956 en hierover een mening te kunnen vormen, is het van belang de historie en achtergrond van de regeling te kennen. Daarom wordt in dit hoofdstuk de ontstaansgeschiedenis en het doel van de bedrijfsopvolgingsregeling beschreven. 2.2 Historie en ontstaansgeschiedenis De eerste echte bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de successiewet is ingevoerd in Deze faciliteit verleende renteloos uitstel van betaling voor het verschuldigde successie- en schenkingsrecht over zowel ondernemingsvermogen als aanmerkelijkbelangaandelen. Hierbij werd als restrictie gesteld dat het niet mocht gaan om beursgenoteerde vennootschappen of beleggingsinstellingen. 5 Met ingang van 1 juni 1990 is deze betalingsregeling overgebracht naar de Invorderingswet 1990 (hierna: IW 1990) 6 en in 1997 werd er daarnaast ook een kwijtscheldingsfaciliteit ingevoerd, op basis waarvan 25% van het successie- of schenkingsrecht over het kwalificerende ondernemingsvermogen (voorwaardelijk) werd kwijtgescholden. Voor bepaalde specifieke vermogensbestanddelen, zoals vermogensbestanddelen van publiekrechtelijke aard, werd zelfs al het verschuldigde successie- of schenkingsrecht kwijtgescholden. 7 Per 1 januari 2002 is de faciliteit overgebracht naar de Successiewet 1956, omdat de faciliteit naar haar aard beter in het heffingstraject dan in het invorderingstraject zou passen. 8 Het kwijtscheldingsregiem is daarbij veranderd in het huidige systeem waarbij de vrijstelling vormgegeven wordt door middel van het opleggen van een conserverende aanslag die als na verloop van tijd, als aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan, tot nihil wordt verlaagd. In verschillende besluiten heeft de staatssecretaris nadere praktische invulling gegeven aan de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten. 9 De hoogte van de vrijstellingsfaciliteit is daarbij in de loop der jaren gestaag gestegen. Van 2002 tot 2005 bedroeg de 5 Art. 59a SW Art. 25, lid 3, IW Deze kwijtscheldingsfaciliteit was opgenomen in art. 26, lid 3 tot en met 10, IW Dit naar aanleiding van het rapport Moltmaker (2001). 9 Zie het Besluit van 16 maart 2004, het Besluit van 15 november 2006 en het Besluit van 10 oktober

10 vrijstelling 30%, in 2006 werd dit verhoogd naar 60% en vanaf 1 januari 2007 is 75% van het kwalificerende ondernemingsvermogen vrijgesteld voor de heffing van schenkingsof het successierecht. Op 20 april 2009 heeft de Staatssecretaris van Financiën het wetsvoorstel wijziging Successiewet bij de Tweede Kamer ingediend. 10 Hierin wordt door middel van een eenduidige en eenvoudigere bedrijfsopvolgingsregeling beoogd uitsluitend reële bedrijfsoverdrachten te faciliëren. De vrijstellingsfaciliteit wordt daarbij niet meer via een systeem van conserverende aanslagen geëffectueerd, maar krijgt het karakter van een echte (voorwaardelijke) vrijstelling. Tevens wordt het vrijstellingstarief verder verhoogd naar 90%. Bedoeling is dat dit wetsvoorstel per 1 januari 2010 van kracht gaat Achtergrond faciliteit Blijkens de parlementaire geschiedenis was het doel van de eerste faciliteit het voorkomen van liquiditeitsproblemen ten gevolge van het overlijden van een ondernemer. 11 Wanneer erfgenamen vermogen erven zijn zij in beginsel successierecht verschuldigd over hun verkrijging en gezien er verder geen liquide middelen vrijkomen zou de erfgenaam dus liquide middelen aan de vennootschap moeten onttrekken om zijn belastingschuld te kunnen voldoen. Omdat op deze manier de continuïteit van de onderneming in gevaar zou kunnen komen is er een betalingsuitstelregeling gecreëerd. Tot aan 1997 heeft de wetgever zich op het standpunt gesteld dat voor het introduceren van (gedeeltelijke) vrijstellingen ter zake van dergelijk vermogen geen ruimte was omdat dit niet zou passen in de systematiek van de successiewet om de waarde van al wat verkregen wordt te belasten. De reden voor invoering van de kwijtscheldingsfaciliteit is vrij summier toegelicht in de wetsgeschiedenis. De algemene verruiming van de bedrijfsopvolgingsregeling in 1997 werd als volgt gemotiveerd: 12 Vanuit het algemeen sociaal-economisch belang is het onwenselijk dat een onderneming die overgaat door vererving moet worden gestaakt of geforceerd moet worden verkocht zonder dat de bedrijfsresultaten daar aanleiding toe geven, met als gevolg een verlies aan werkgelegenheid en economische diversiteit. Het is om dezelfde reden onwenselijk dat een ondernemer in situaties waarin het 10 Kamerstukken 2008/09, 31930, nr Zie Kamerstukken II 1983/1984, , nr. 3, p Kamerstukken II 1997/1998, , nr. 3, p. 7. 5

11 maatschappelijk gebruikelijk is uit te treden, zijn onderneming staakt in plaats van overdraagt aan een of meer opvolgers. In beginsel geldt hetzelfde indien de onderneming in de vorm van een besloten vennootschap (BV) wordt gedreven, waarbij de overgang van de onderneming geschiedt door vererving of schenking van tot een aanmerkelijk belang behorende aandelen. Het voorstel is door een tweetal maatregelen een bijdrage te leveren aan de continuïteit van familieondernemingen door de druk van het successierecht en het schenkingsrecht ten gevolge van de overgang van de onderneming te verminderen. Met de overbrenging naar de successiewet bleef dit sociaal-economisch het uitgangspunt van de bedrijfsopvolgingsregeling. 13 Blijkens de MvT van de voorgestelde nieuwe regeling hanteert de wetgever nog steeds het uitgangspunt dat de continuïteit van de onderneming niet in gevaar komt door de heffing van successie- en schenkingsrecht: 14 Over de verkrijging van ondernemingsvermogen is de verkrijger schenk- en erfbelasting verschuldigd. De betaling van deze belasting kan de continuïteit van de onderneming in gevaar brengen indien daarvoor liquide middelen aan de onderneming moeten worden onttrokken. Om dit te voorkomen bestaan er bedrijfsopvolgingsfaciliteiten. ( ) Kern van de regeling is dat de schenk- of erfbelasting vanwege het belang van de onbelemmerde voortzetting van economische bedrijvigheid, geen bedreiging mag vormen voor reële bedrijfsoverdrachten. 2.3 Conclusie Sinds 1984 bestaat er een uitstelregeling voor het verschuldigde successie- en schenkingrecht bij bedrijfsopvolging. Alhoewel een vrijstellingsfaciliteit in eerste instantie niet binnen de systematiek van de successiewet werd geacht te passen, bestaat er sinds 1997 een dergelijke faciliteit. Per 1 januari 2002 is de bedrijfsopvolgingsregeling verplaatst naar de Successiewet De ratio voor het verlenen van bedrijfsopvolgingsfaciliteiten voor het verschuldigde successie- en schenkingsrecht is in al deze jaren dezelfde gebleven. Ze zijn uitdrukkelijk bedoeld om te voorkomen dat de belastingheffing tot liquiditeitsproblemen bij de bedrijfsopvolging leidt. De overdracht van een onderneming is een normaal proces en het is niet aan de belastingheffing om de continuïteit van ondernemingen in gevaar te brengen, te meer daar ondernemingen een sociaal-economisch belang (werkgelegenheid en economische diversiteit) vertegenwoordigen. 13 Zie Kamerstukken 2000/01, , nr Zie Kamerstukken 2008/09, , nr. 4, onderdeel

12 3 Bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de Successiewet Inleiding Bij schenking of vererving van vermogen is schenkingsrecht dan wel successierecht verschuldigd. Omdat hierdoor de continuïteit van de onderneming in gevaar zou kunnen komen zijn er in de successiewet een aantal bedrijfsopvolgingsfaciliteiten opgenomen, bestaande uit een voorwaardelijke vrijstellingsregeling en een regeling die uitstel van betaling van het schenking- en successierecht bewerkstelligt. In paragraaf 3.2 van dit hoofdstuk worden deze faciliteiten kort beschreven en in paragraaf 3.3 wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste voorwaarden die hierbij gelden. Dit hoofdstuk wordt afgesloten in paragraaf 3.4 met een conclusie. 3.2 De bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de Successiewet 1956 Artikel 35c van de Successiewet 1956 bevat in feite drie faciliteiten bij de schenking of vererving van ondernemingsvermogen die op verzoek van de verkrijger bij de successieaangifte worden toegepast. 15 Twee van deze faciliteiten zijn waarderingsfaciliteiten die materieel kunnen uitwerken als een vrijstelling en één faciliteit bewerkstelligt uitstel van betaling van het verschuldigde successie- en schenkingsrecht De vrijstellingsfaciliteiten: de voorwaardelijk onbelaste geconserveerde waarde De belangrijkste bedrijfsopvolgingsfaciliteit stelt 75% van het ondernemingsvermogen voorwaardelijk vrij van successierecht. Hiertoe maakt art. 35c, lid 2, SW 1956 het mogelijk de onderneming op 25% van de going concernwaarde te waarderen. Deze waardering wordt definitief als de verkrijger de onderneming vijf jaar heeft voortgezet. Daarnaast is in art. 35c, lid 1, SW 1956 een voorwaardelijke waarderingsfaciliteit opgenomen, op basis waarvan toegestaan wordt de onderneming op de going concernwaarde te waarderen indien de liquidatiewaarde hoger is. Het verschil tussen de liquidatiewaarde en de waarde going concern wordt voorwaardelijk vrijgesteld. Om de belastingheffing zeker te stellen worden bij beide waarderingsfaciliteiten een conserverende aanslag opgelegd, waarover overigens wel een renteloos uitstel van 15 Neergelegd in art. 35c, lid 1, 2, 3 en 5, SW Zie voor deze en andere wetteksten Appendix A.1. 7

13 betaling geldt. 16 Het successierecht dat ziet op deze waardes wordt in één conserverende aanslag opgelegd, die verminderd wordt tot nihil na verloop van vijf jaren indien aan de voorwaarden van de faciliteiten wordt voldaan. 17 Op deze manier kunnen de waarderingsfaciliteiten materieel uitwerken als een vrijstelling, en wordt er ook wel gesproken van een vrijstellingsfaciliteit. In de wet worden deze vrijgestelde waardes aangeduid als de voorwaardelijk onbelaste geconserveerde waarde De uitstelregeling: de belaste geconserveerde waarde Naast de voorwaardelijke vrijstelling bestaat er nog een betalingsregeling voor het successierecht dat wordt geheven over het overgebleven ondernemingsvermogen dat wel in de heffing wordt betrokken. In art. 35c, lid 3, SW 1956 is een uitstelregeling opgenomen voor het schenkings- of successierecht verschuldigd over 25% van de (lagere) going concernwaarde. In art. 25, lid 12, IW 1990 jo. art. 28, lid 1, IW 1990 wordt duidelijk dat het hier om een tienjarig, rentedragend uitstel van betaling gaat. Vanwege de voorwaardelijkheid en omdat dit uitstel eveneens door middel van een conserverende aanslag opgelegd wordt, wordt dit ook wel de belaste geconserveerde waarde genoemd. 3.3 De voorwaarden voor toepassing van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit Gelet op de ratio van de bedrijfsopvolgingsregeling dienen uitsluitend reële bedrijfsoverdrachten gefacilieerd te worden. Om dit doel te bereiken wordt er een voortzettingseis voor de verkrijger gesteld en kan er alleen voor wat betreft ondernemingsvermogen een beroep op de faciliteit gedaan worden. Bij schenking van aandelen worden er twee extra eisen gesteld om misbruik te voorkomen Voortzettingseis voor de verkrijger De verkrijger van een IB-onderneming kan alleen volledig aanspraak maken op de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten als hij de onderneming gedurende een periode van vijf jaar na het overlijden of de schenking rechtstreeks voortzet. 19 In de parlementaire 16 Op grond van art. 25, lid 11, jo. art. 28, lid 2 IW Art. 53b, lid 3 jo. art. 53c SW Zie art. 35c, lid 1 en lid 2, SW Art. 35b, lid 2, onderdeel a, SW

14 geschiedenis is verder niet ingegaan op het begrip rechtstreeks voortzetten. Wel is het begrip als voorwaarde aan te treffen bij de doorschuifregeling in de inkomstenbelasting. 20 Het ligt daarom voor de hand dat begrip naar analogie toe te passen. 21 Indien de voortzetter binnen redelijke termijn subjectief ondernemer wordt van de verkregen onderneming is sprake van rechtstreeks voortzetten. In art. 53b, lid 3, onderdeel a, SW 1956 wordt tevens gesteld dat de faciliteiten komen te vervallen indien de voortzetter binnen vijf jaar na de verkrijging ophoudt uit de onderneming, of een gedeelte daarvan, winst uit onderneming te genieten. De staatssecretaris geeft in het vraag- en antwoordbesluit van 16 maart 2004 aan dat met ophouden uit de onderneming of een deel daarvan winst te genieten in feite wordt aangesloten bij het materiële stakingsbegrip zoals dat gehanteerd wordt in de inkomstenbelasting. 22 Bij de verkrijging van aanmerkelijkbelangaandelen bepaalt art. 53b, lid 3, onderdeel b, SW 1956 dat de vennootschap waarin de aandelen zijn verkregen gedurende vijf jaar na verkrijging haar onderneming niet in zijn geheel of gedeeltelijk mag staken om de faciliteit volledig te kunnen toepassen. Daarnaast mag de verkrijger de aandelen gedurende vijf jaar niet geheel of gedeeltelijk vervreemden in de zin van de aanmerkelijkbelangregeling en mag de vennootschap gedurende de vijfjaarsperiode niet veranderen in een vennootschap met louter beleggingsactiviteiten. Indien de verkrijger binnen de vijfjaarsperiode (gedeeltelijk) ophoudt winst uit onderneming te genieten, indien hij (een deel van) de aandelen vervreemdt of indien de vennootschap waarin de aandelen zijn verkregen geheel of gedeeltelijk haar onderneming staakt (danwel beleggingsactiviteiten gaat verrichten), dient de verkrijger binnen acht maanden daarvan aangifte te doen bij de inspecteur. 23 Op basis van art. 53b, lid 2, SW 1956 worden de faciliteiten dan herzien en opnieuw worden vastgesteld. Na de periode van vijf jaar zijn de (resterende) vrijstellingen definitief en vermindert de inspecteur de (conserverende) aanslagen tot nihil Zie art en art Wet IB Dit ook gezien de Leidraad Invordering reeds bepaalde voor de kwijtscheldingsfaciliteit dat de term rechtstreeks voortzetten overeenkomstig de betekenis uit de inkomstenbelasting moest worden uitgelegd. 22 Onderdeel C2 van het Besluit van 16 maart Art. 53b, lid 1, SW Art. 53c SW

15 Van belang is verder nog dat fictieve vervreemdingen in de zin van art 4.16 Wet IB 2001 als vervreemdingshandeling worden aangemerkt 25 en dat in artikel 7d van de Uitvoeringsregeling Successiewet 1956 (hierna: Uitv. reg. SW 1956) bij wijze van uitzondering een aantal situaties niet als vervreemdingshandeling aangemerkt Alleen ondernemingsvermogen Voor de bepaling van de voorwaardelijk onbelaste geconserveerde waarde verwijst art. 35c, lid 2, SW 1956 naar de in de verkrijging begrepen vermogensbestanddelen als bedoeld in artikel 35b, lid 2, onderdeel a, SW In deze laatste bepaling worden de vermogensbestanddelen van een onderneming van een ondernemer in de zin van art. 3.4 of 3.5 Wet IB 2001 of van een medegerechtigheid als bedoeld in art. 3.3, lid 1, onderdeel a, Wet IB 2001, als kwalificerende vermogensbestanddelen voor wat betreft de opvolgingsfaciliteit aangewezen. Bij de verkrijging van een IB-onderneming wordt dus aangesloten bij het begrip ondernemingsvermogen uit de inkomstenbelasting. Art. 35b, lid 2, onderdeel b, SW 1956 bepaalt dat tevens in aanmerking komen voor toepassing van de vrijstellingsfaciliteit: de aandelen in en winstbewijzen van een vennootschap waarvan het kapitaal geheel of gedeeltelijk in aandelen in verdeeld en die bij de erflater of schenker tot een (fictief) aanmerkelijk belang horen. Als extra restrictie wordt hierbij vermeld dat het niet mag gaan om een lichaam waarvan de feitelijke werkzaamheid bestaat in het, onmiddellijk of middellijk, beleggen van vermogen. Daarnaast wordt in art. 35b, lid 3, SW 1956 bepaalt dat alleen dat deel van de waarde van de aandelen in aanmerking genomen kan worden voor toepassing van de faciliteit dat is toe te rekenen aan dat deel van het vermogen van de vennootschap dat als ondernemingsvermogen zou kwalificeren indien de vennootschap een lichaam in de zin van art. 2, lid 1, onderdeel e, Wet VPB 1969 zou zijn. Dit betekent dat er alleen een beroep op de vrijstellingsfaciliteit gedaan kan worden indien en voor zover de vennootschap een materiële onderneming in de zin van het betreffende artikel uit de vennootschapsbelasting drijft. Daarom wordt dit artikel ook wel de vermogenstoets of activatoets genoemd. Artikel 7a Uitv. reg. SW 1956 geeft een nadere uitwerking van de vermogenstoets. Hier wordt bepaald dat indien niet meer dan 15% van de waarde van de 25 Zie art. 53b, lid 4, SW

16 aandelen in beleggingsvermogen aanwezig is, toch het gehele vermogen kwalificeert voor toepassing van de faciliteit. Is er meer dan 15% aan beleggingsvermogen aanwezig, dan telt alleen het meerdere niet mee voor toepassing van de faciliteit Twee extra voorwaarden bij schenking van de aandelen De faciliteit kan eveneens toegepast worden op geschonken ondernemingsvermogen. Gezien de continuïteit van de onderneming ermee gediend kan zijn dat reeds tijdens leven de onderneming wordt overgedragen is dit logisch te noemen. In art. 35c, lid 4, SW 1956 zijn echter extra eisen opgenomen voor de toepassing van de faciliteit bij de schenking van aandelen. Vereist is dat de schenker de geschonken IB-onderneming gedurende ten minste vijf jaar voor de schenking voor zijn rekening heeft gedreven of dat de verkregen aandelen gedurende ten minste vijf jaar voor de schenking tot een aanmerkelijk belang van de schenker behoorden. Daarnaast is als extra eis opgenomen dat de schenker ten tijde van de schenking ten minste 55 jaar oud dient te zijn, of voor tenminste 45% arbeidsongeschikt Conclusie In dit hoofdstuk is een kort overzicht gegeven van de huidige bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de Successiewet De voor de praktijk meest belangrijke faciliteit is de vrijstelling van art. 35c, lid 2, SW 1956, op basis waarvan 75% van de waarde van het ondernemingsvermogen vrijgesteld kan worden van het verschuldigde successie- of schenkingsrecht. 27 De wetgever stelt verschillende voorwaarden bij deze regeling, zodat er alleen bij reële bedrijfsoverdrachten gebruik gemaakt van kan worden. Gezien de ratio van de faciliteit is het logisch dat alleen ondernemingsvermogen kwalificeert voor toepassing van de vrijstellingsfaciliteit en dat daarbij een voortzettingseis wordt gesteld. Alleen bij reële bedrijfsopvolging is er reden voor het verlenen van een faciliteit. 26 De wetgever heeft aangegeven dat deze laatste twee eisen zijn opgenomen omdat een schenking alleen gefacilieerd hoeft te worden in de gevallen waarin het maatschappelijk aanvaard is dat een onderneming aan een opvolger wordt overgedragen, zie Kamerstukken II 1997/98, 25688, nr. 3, p. 23. Op de wenselijkheid van deze voorwaarden wordt later, in par , teruggekomen. 27 Wanneer in het vervolg van deze scriptie wordt gesproken van de vrijstellingsfaciliteit of van de faciliteit in het algemeen zal dan ook primair gedoeld worden op deze ruime vrijstellingsfaciliteit. 11

17 4 Knelpunten bij toepassing huidige bedrijfsopvolgingsfaciliteit 4.1 Inleiding De ratio van de bedrijfsopvolgingsregeling is om te voorkomen dat de continuïteit van de onderneming in gevaar komt door de heffing van successie- of schenkingsrecht bij een reële bedrijfsoverdracht. De voorwaarde dat alleen ondernemingsvermogen in aanmerking komt voor de faciliteit is dan ook logisch te noemen, alleen de wijze waarop deze voorwaarde in de wet is vormgegeven levert in de praktijk nogal eens problemen op. In dit hoofdstuk wordt daarom in paragraaf 4.2 aandacht besteed aan de afbakeningsproblematiek tussen ondernemingsvermogen en beleggingsvermogen. In paragraaf 4.3 worden vervolgens verschillende specifieke toerekeningsproblemen die spelen bij toepassing van de faciliteit behandeld. Eerst worden toerekeningsproblemen bij een holdingstructuur uitvoerig uiteengezet, daarna komen de toepassing van de faciliteit bij ter beschikking gesteld vermogen en bij een bedrijfsstructuur met preferente aandelen aan bod. Dit hoofdstuk wordt afgesloten met een conclusie in paragraaf Afbakeningsproblematiek van ondernemingsvermogen en beleggingsvermogen De bedoeling van de wetgever om alleen ondernemingsvermogen te faciliëren, wordt op verschillende manieren in de wet vormgegeven. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de verkrijging van IB-ondernemingen en de verkrijging van aandelen in kapitaalvennootschappen Het ondernemingsvermogen van IB-ondernemingen Voor wat betreft de toepassing van de faciliteit op de verkrijging van (bestanddelen van) IB-ondernemingen wordt aangesloten bij de vermogensetikettering in de inkomstenbelastingsfeer. Art. 35b, lid 2, onderdeel a, SW 1956 bepaalt namelijk dat de vermogensbestanddelen deel uit moeten maken van een onderneming van een 28 Zoals op te maken valt uit deze inleiding concentreer ik me in dit hoofdstuk op problemen rond de voorwaarde dat alleen ondernemingsvermogen in aanmerking komt voor de faciliteit. Dit omdat hier de grootste problemen bestaan en omdat in het nieuwe wetsvoorstel op dit punt de meest vergaande veranderingen zijn te bespeuren. Dit neemt echter niet weg dat ook de toepassing van de voortzettingseis in de praktijk vragen oproept. 12

18 ondernemer zoals bedoeld in art. 3.4 of 3.5 Wet IB 2001, of van een medegerechtigdheid in de zin van art. 3.3, lid 1, onderdeel a, Wet IB Dit betekent dat niet de objectieve onderneming voorop staat, maar de subjectieve fiscale behandeling op het niveau van de belastingplichtige. 29 Voor de vermogensetikettering in de inkomstenbelasting zijn er in feite drie categorieën vermogen: verplicht ondernemingsvermogen, verplicht privé-vermogen en keuzevermogen. Die vermogensbestanddelen die enige band met de bedrijfsuitoefening hebben zonder dat deze uitsluitend voor de bedrijfsuitoefening gebruikt worden, behoren tot de categorie keuzevermogen. Deze vermogensbestanddelen kunnen zowel tot het ondernemingsvermogen als tot het privé-vermogen gerekend worden, waarbij de belastingplichtige alleen begrensd wordt door de grenzen der redelijkheid. 30 Gevolg van de subjectieve invalshoek van de wetgever is dat in principe het gehele vermogen op de eindbalans van de onderneming ook als ondernemingsvermogen voor toepassing van de faciliteit kwalificeert. Keuzevermogen dat tot het privé-vermogen is gerekend valt dan in beginsel in zijn geheel buiten de faciliteit. 31 De verkrijging van een woon-winkelpand dat binnen de grenzen der redelijkheid tot het ondernemingsvermogen is gerekend, wordt in zijn geheel gefacilieerd (ook het woongedeelte). Indien echter hetzelfde pand voor de inkomstenbelasting is geëtiketteerd als privé-vermogen, kwalificeert het pand in zijn geheel niet voor toepassing van de faciliteiten. Aangezien een deel van het pand onmiskenbaar een functie binnen de onderneming vervult, lijkt dit onderscheid zich niet goed te verhouden met de achtergrond van de faciliteit en het uitgangspunt om alleen ondernemingsvermogen te faciliëren. Verschillende auteurs vragen zich af waarom er expliciet naar de vermogensetiketteringskeuze voor de inkomstenbelasting wordt verwezen en stellen dat aansluiting bij een meer objectief ondernemingsbegrip beter is Zie ook De Beer (WFR 2007/787). 30 Van Es (TFO 2003/113). Zie tevens dit artikel voor een uitgebreider overzicht van de vermogensetiketterings-regels in de inkomstenbelasting en voor voorbeelden van deze grenzen der redelijkheid. 31 Hoogeveen (2004, p.189) stelt dat dit anders kan zijn indien blijkt dat de vermogensetikettering niet juist is toegepast, wat bij staking van de onderneming in de praktijk nog wel eens voorkomt. Deze fout zal dan eerst op grond van de foutenleer hersteld moeten worden. 32 Zie bijvoorbeeld Hoogeveen (2005, p.72), Rapport Moltmaker (2001), p. 28, pt en tevens De Beer (WFR 2007/787). 13

19 Omdat er geen eis gesteld wordt aan de grootte van het verkregen ondernemingsvermogen, kan de bedrijfsopvolgingsfaciliteit ook toegepast worden op de verkrijging van een zeer klein aandeel. Dat er geen omvangseis gesteld wordt is gezien de ratio van de regeling op zichzelf terecht. Het relevante criterium, of er sprake is van reële bedrijfsopvolging, wordt namelijk niet bepaald door de grootte van het verkregen ondernemingsvermogen. In sommige gevallen kan dit echter wel wat onevenwichtig uitpakken. In film- en scheepvaart-cv s bijvoorbeeld, is het niet ongebruikelijk dat honderden participeren in één objectieve onderneming, waardoor de commanditaire vennoot slechts optreedt als geldverstrekker. Zoals Hoogeveen (2004, p. 190) terecht stelt, zijn deze commanditaire vennoten materieel gelijk te stellen zijn met beleggers en past het eigenlijk niet binnen de ratio van de bedrijfsopvolgingsregeling deze overgang te faciliëren. Toch wordt ook de verkrijging van een aandeel in een dergelijke commanditaire vennootschap gezien als de overgang van een onderneming en dientengevolge gefacilieerd. Alhoewel de wetgever is van mening dat ter beschikking gesteld vermogen dicht tegen de ondernemingssfeer aan zit, is er geen regeling opgenomen die specifieke terbeschikkingstellingssituaties facilieert. Dit omdat de regelgeving volgens de wetgever dan te complex zou worden. 33 In paragraaf ga ik hier dieper op in, nu volsta ik met de conclusie dat ter beschikking gesteld vermogen niet tot het ondernemingsvermogen voor wat betreft de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten wordt gerekend Het ondernemingsvermogen van kapitaalvennootschappen Vooral wanneer het gaat om de verkrijging van aandelen in vennootschappen die bij de erflater of schenker tot een aanmerkelijk belang behoorden is de afbakening van het te faciliëren ondernemingsvermogen zeer ingewikkeld en werken de gestelde voorwaarden op sommige punten onevenwichtig uit. Er dienen dan twee toetsen gepasseerd te worden voordat de bedrijfsopvolgingsfaciliteit toegepast kan worden op de verkregen aandelen: de beleggingstoets (art. 35b, lid 2, onderdeel b, SW 1956) en de vermogenstoets (art. 35b, lid 3, SW 1956). 33 Zie Kamerstukken II, 2001/02, , nr. 3, p

20 De beleggingstoets van art. 35b, lid 2, onderdeel b, SW 1956 In het art. 35b, lid 2, onderdeel b, SW 1956 wordt gesteld dat de faciliteit open staat voor de overgang van de aandelen in en winstbewijzen van een kapitaalvennootschap, niet zijnde een lichaam waarvan de feitelijke werkzaamheid bestaat in het, onmiddellijk of middellijk, beleggen van vermogen of daarmee overeenkomende werkzaamheid. Dit wordt in het vervolg van deze scriptie aangeduid als de beleggingstoets. 34 Noch de wet noch de wetsgeschiedenis van art. 35b SW 1956 geeft aan hoe het hierboven cursief weergegeven criterium van de beleggingstoets moet worden ingevuld. Wel komt het onderscheid tussen beleggen en ondernemen in diverse andere belastingwetten naar voren. In de inkomstenbelasting wordt een materieel ondernemingsbegrip gehanteerd. 35 De objectieve onderneming wordt daarbij gedefinieerd als een duurzame organisatie die erop gericht is om met behulp van arbeid en kapitaal deel te nemen aan het maatschappelijke productieproces met het oogmerk om winst te behalen. 36 Dit impliceert een actieve aanwending van arbeid om voordeel te behalen. Hieruit volgt voor beleggingsactiviteiten een meer passieve houding om door tijdsverloop voordeel te halen. Ook in de vennootschapsbelasting wordt op verschillende plaatsen onderscheid gemaakt tussen beleggen en ondernemen. 37 Hoeve en Van Gorkom (2004, p. 57) wijzen voor de uitleg van het beleggingsbegrip uit de beleggingstoets naar de wetsgeschiedenis rond de vermogensaftrek. 38 In de vermogensaftrekbepaling, het oude art. 8, lid 7, onderdeel b, Wet VPB 1969, werden namelijk eveneens lichamen waarvan de feitelijke werkzaamheden bestaan in het, onmiddellijk of middellijk, beleggen van vermogen 34 Deze beleggingstoets houdt in dat indien de feitelijke werkzaamheid bestaat uit beleggen, er géén beroep gedaan kan worden op de faciliteit. In feite is de toets dus een niet-beleggingseis, andere auteurs spreken daarom ook wel van een activiteitentoets. 35 Art. 3.4 Wet IB Definitie ontleend aan Sillevis en Lugt, 2005, par A., onderdeel a, p Bijvoorbeeld in art. 2, lid 1, onderdeel e, Wet VPB 1969 en in art. 13, art. 28, art. 17, lid 3, onderdeel b, Wet VPB Dit omdat in de oorspronkelijke wetsvoorstellen van de toenmalige kwijtscheldingsfaciliteit, de voorloper van de huidige faciliteit, uitdrukkelijk naar dit artikel werd verwezen. Bij gebrek aan elke vorm van wetsgeschiedenis rond het beleggingsbegrip in de huidige faciliteit, kan er nog steeds betekenis toekomen aan de wetsgeschiedenis rond dit (oude) vermogensaftrekartikel. Gezien de vermogensaftrek in 1988 haar belang heeft verloren voor de vennootschapsbelasting en in 1998 voor de inkomstenbelasting geheel verviel, is het mogelijk dit standpunt te betwijfelen. Ook is de verwijzing naar de vermogensaftrek is in de loop van het wetgevend proces geheel verdwenen. Steun voor het standpunt van Hoeve en Van Gorkom is te vinden in het recente arrest Hof Arnhem 29 december 2006, 04/00624, waarin de rechter betekenis toekende aan de wetsgeschiedenis rond de vermogensaftrek. 15

21 uitgesloten. De beleggingstoets is dan ook ontleend aan deze bepaling en daarmee ook aan de bepaling die destijds is geschreven voor de ondernemingsvrijstelling in de vermogensbelasting. 39 Het begrip beleggen wordt voor de vermogensaftrek in beginsel uitgelegd aan de hand van het materiële ondernemingsbegrip in de inkomstenbelasting. 40 Doordat de Hoge Raad bij de uitleg van het beleggingsbegrip sterk de nadruk legt op de ratio van de onderhavige regeling in de betreffende heffingswet en ook vanwege verschillende feitelijke nuances is het eveneens moeilijk om bruikbare criteria te ontlenen aan de jurisprudentie. 41 Een gemeenschappelijk element dat uit de jurisprudentie en wetsgeschiedenis van de verschillende heffingswetten valt te destilleren om beleggingsactiviteiten te onderscheiden is het begrip normaal particulier vermogensbeheer. Indien het bezit van de vermogensbestanddelen slechts gericht is op het verkrijgen van waardestijgingen en rendementen die bij normaal vermogensbeheer kunnen worden verwacht, is er sprake van beleggingsactiviteiten. 42 Bij toetsing van dit begrip maakt de rechter gebruik van criteria zoals de omvang, de aard en het risico van de met het vermogensbestanddeel gepaard gaande werkzaamheden. Van beleggen zal doorgaans sprake zijn bij het aanhouden van banktegoeden, deposito s, obligaties, aandelen, onroerende zaken voor verhuur en vorderingen. 43 Er is echter een moment dat beleggen overgaat in ondernemen, bijvoorbeeld indien het risico van ondernemen dat van normaal vermogensbeheer overstijgt. Probleem is dat dit moment niet duidelijk aan te geven is en dat deze grenzen niet gelijk zijn voor de verschillende heffingswetten. Een voorbeeld hiervan kwam aan de orde in het arrest HR 16 december 1998, BNB 1999/104, dat handelt over de toepassing van de ondernemingsvrijstelling voor de vermogensbelasting. De Hoge Raad kwam in dit arrest tot de conclusie dat niet gesproken kon worden van normaal actief vermogensbeheer omdat aan de betreffende vordering 39 Zie hiervoor ook Van Vijfeijken en Te Niet (WFR 2005/1693) en De Beer (WFR 2007/787). 40 Zie o.a. Van Vijfeijken en Te Niet (WFR 2005/1693) en De Beer (WFR 2007/787). 41 Zie Hoogwout (FTV 2005/32) en Van Vijfeijken en Te Niet (WFR 2005/6652). 42 Zie voor deze invulling van het begrip beleggen bijvoorbeeld HR 8 november 1989, BNB 1990/73 voor wat betreft de fiscale beleggingsinstelling (art. 28 Wet VPB 1969) en HR 16 december 1998, BNB 1999/104 voor de vermogensaftrek. Voor wat betreft de inkomstenbelasting is bij de parlementaire behandeling van het begrip beleggen in art. 4.14, lid 5, Wet IB 2001 eveneens bepaald dat het begrip beleggen en daarmee overeenkomende werkzaamheden gelijkgesteld wordt met de aanduiding normaal particulier vermogensbeheer (zie Kamerstukken I, 1979/80, , nr. 42b, p. 13). Ten slotte volgt uit Kamerstukken II, 1984/85, , nr. 1-3, V-N 1985, p en p voor de vermogensbelasting eveneens een dergelijke invulling. 43 Hoogwout (FTV 2005/32). 16

22 zodanige risico s verbonden waren dat een particuliere belegger deze niet zou aanvaarden. Dit heeft tot gevolg dat aandelen van een vennootschap met uitsluitend risicovolle vorderingen slagen voor de beleggingstoets, terwijl in de inkomstenbelasting het verstrekken van risicovolle leningen als beleggingsactiviteiten worden gekwalificeerd. Er is voor de inkomstenbelasting sprake van normaal vermogensbeheer omdat de particuliere belegger niet verschilt van de ondernemer wat betreft zijn risicohouding en tegenover een groter risico ook de kans op een grotere opbrengst staat. 44 Bij de verkrijging van eenzelfde soort vermogen in de vorm van een IB-onderneming kan dus geen beroep op de faciliteit gedaan worden. De aansluiting bij de wetsgeschiedenis rond de vermogensaftrek leidt in die zin tot een onevenwichtige uitkomst. Mijn conclusie is dat voor de beleggingstoets in beginsel aansluiting gezocht dient te worden bij de inkomstenbelasting. Beleggen kan hierbij negatief omschreven worden als alle niet-ondernemingsactiviteiten, zodat een lichaam dat naast beleggen nog iets anders doet dat wel als ondernemingsactiviteit kan worden aangemerkt, door de beleggingstoets heen komt en in beginsel de faciliteit kan toepassen. 45 Naar mijn opvatting heeft de wetgever een dergelijk materieel ondernemingsbegrip voor ogen gehad, omdat op deze manier beantwoord wordt aan het streven van de wetgever om aanmerkelijkbelangaandelen gelijk te behandelen als IB-ondernemingsvermogen. 46 Doordat het beleggingsbegrip echter is opengelaten kunnen er in de praktijk problemen ontstaan vanwege de betekenis die er kan toekomen aan de invulling van dit begrip in andere heffingswetten. Dit kan tot gevolg hebben dat de faciliteit toegepast kan worden gedaan in gevallen waarin de verkrijging van soortgelijk vermogen niet gefacilieerd zou worden, indien de achterliggende onderneming in de inkomstenbelastingsfeer viel De vermogenstoets van art. 35b, lid 3, SW 1956 Ondernemingen die in de vorm van een BV worden gedreven, worden geacht de onderneming met al hun vermogen te drijven. 47 Deze fictiebepaling zou tot gevolg hebben dat al het vermogen van deze kapitaalvennootschappen zou kwalificeren voor de 44 Zie ook de annotatie van Van Vijfeijken bij onderhavig arrest. 45 Zie in gelijke zin De Beer (MBB 2005/108). 46 Dit streven blijkt onder andere uit Kamerstukken II, 1997/98, , nr. 3, p Art. 2, lid 5, Wet VPB

23 opvolgingsfaciliteit. Daarom voelde de wetgever zich gezien zijn bedoeling om alleen ondernemingsvermogen te faciliëren, genoodzaakt om hier in te grijpen. Dit heeft zijn weerslag gevonden in de vermogenstoets (ook wel activatoets genoemd) van art. 35b, lid 3, SW In dit artikel wordt duidelijk dat voor de faciliteit alleen dat deel van de waarde van de aandelen in aanmerking komt dat is toe te rekenen aan het ondernemingsvermogen indien de vennootschap een beperkt belastingplichtig lichaam in de zin van art. 2, lid 1, onderdeel e, Wet VPB 1969 zou zijn. Deze beperkt belastingplichtige verenigingen en stichtingen zijn slechts belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting indien en voor zover zij een onderneming drijven. In de regel kennen beperkt belastingplichtige verenigingen en stichtingen slechts twee categorieën vermogen: een belaste ondernemingssfeer en een onbelaste beleggingsdan wel privé-sfeer. Voor de vraag of zij een onderneming drijven dient daarbij in beginsel aansluiting gevonden te worden bij het objectieve ondernemingsbegrip zoals dat voortvloeit uit art. 3.4 Wet IB De subjectieve belastingplicht wordt verder beperkt tot de ondernemingsresultaten. Indien en voorzover deze lichamen geen onderneming drijven, is er sprake van beleggen. Op zichzelf lijkt met deze vermogensetikettering goed aangesloten te worden bij de doelstelling van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit. In beginsel wordt uitsluitend ondernemingsvermogen gefacilieerd en met de aansluiting bij het objectieve IB-ondernemingbegrip lijkt ook tegemoet gekomen te worden aan het streven van de wetgever om de overgang van aanmerkelijkbelangaandelen op deze manier te behandelen als de overgang van IBondernemingen. 49 Uit de jurisprudentie kan echter geconcludeerd worden dat het begrip ondernemingsvermogen een aanzienlijk ruimer bereik heeft voor lichamen in de zin van art. 2, lid 1, onderdeel e, Wet VPB 1969, dan voor ondernemers in de inkomstenbelasting. Dit verschil valt te verklaren vanuit het verschil in juridisch wezen tussen een IB-lichaam en een dergelijk VPB-lichaam. De stichting wordt in de wet gedefinieerd als een organisatie die een duidelijk statutair doel nastreeft met een daartoe bestemd vermogen. 50 Hiermee wordt in feite aangegeven dat het gehele vermogen van de stichting volledig 48 Zie Van Vijfeijken en Te Niet (WFR 2005/1693). 49 Deze bedoeling blijkt uit Kamerstukken II, 1997/98, , nr. 3, p Art. 2:285, lid 1, BW: ( ) in de statuten vermeld doel ( ) van een daartoe bestemd vermogen. 18

24 dienstbaar is aan de realisatie van het statutaire doel. De doelomschrijving speelt dus een belangrijke rol bij de afbakening van de ondernemingssfeer. In lijn met deze visie heeft de Hoge Raad bepaald dat indien de statuten geen ruimte bieden aan een nietondernemingssfeer, alle activa en passiva moeten worden toegerekend aan de ondernemingssfeer. 51 In de statuten van een BV wordt in de regel geen onderscheid gemaakt tussen wel of geen ondernemingssfeer, met als gevolg dat alles tot de ondernemingssfeer gerekend kan worden en de opvolgingsfaciliteit een zeer ruime werking krijgt. De Beer (MBB 2005/108), Bouwman (TFO 2003/124) en Schut (WFR 2007/327) concluderen in gelijke zin op basis van de jurisprudentie dat stichtingen met slechts één ondernemingsactiviteit doorgaans niet of nauwelijks de mogelijkheid hebben om een deel van hun vermogen niet tot de ondernemingssfeer te rekenen. De verwijzing naar de vermogensetikettering van verenigingen stichtingen in de vennootschapsbelasting kan tot gevolg hebben dat vermogen dat naar inkomstenbelasting maatstaven kwalificeert als zuiver beleggingsvermogen, voor kapitaalvennootschappen tot het verplichte ondernemingsvermogen gerekend dient te worden De 15%-regel van art. 7a, lid 1, Uitvoeringsregeling SW 1956 In art. 7a, lid 1, Uitv. reg. SW 1956 is een nadere uitwerking van de vermogenstoets gegeven. Indien niet meer dan 15% van de waarde van de aandelen in beleggingsvermogen aanwezig is, mag de faciliteit toegepast worden op het gehele vermogen. Als de beleggingen zich bevinden in een vennootschap die tevens ondernemingsactiviteiten verricht, is slechts uitgesloten de waarde van de beleggingen voor zover deze meer bedraagt dan 15% van de waarde van de aanmerkelijkbelangaandelen. In feite vormt de 15%-regel daarmee een extra faciliteit voor beleggingsvermogen. De achtergrond van deze regeling is mij niet echt duidelijk. Hoeve en Van Gorkom (2004, p. 58 e.v.) beargumenteren dat de 15%-marge zijn oorsprong vindt in de vermogensaftrek en dat uit de parlementaire geschiedenis van de vermogensaftrek valt af te leiden dat er doelmatigheidsredenen aan ten grondslag liggen aan het hanteren van een 51 HR 12 februari 1986, BNB 1987/ Zie onder andere HR 12 februari 1986, BNB 1987/188 en HR 10 februari 1999, BNB 1999/171, waarin duurzaam overtollige liquide middelen van belastingplichtige stichtingen worden geëtiketteerd als verplicht ondernemingsvermogen. Dit terwijl in de inkomstenbelasting duurzaam overtollige liquide middelen tot het verplichte privé-vermogen behoren, omdat het geen enkele functie meer vervult binnen de onderneming. 19

Knelpunten in de bedrijfsopvolgingsregelingen

Knelpunten in de bedrijfsopvolgingsregelingen Knelpunten in de bedrijfsopvolgingsregelingen Mr. Sabine A.M. de Wijkerslooth-Lhoëst en Paul-Johan Swank LLM 1 Met de verschillende doorschuiffaciliteiten in de Wet IB 2001 2 en de bedrijfsopvolgingsregeling

Nadere informatie

Bijlage: overzicht regelingen omtrent bedrijfsbeëindiging per 1 januari 2010

Bijlage: overzicht regelingen omtrent bedrijfsbeëindiging per 1 januari 2010 Bijlage: overzicht regelingen omtrent bedrijfsbeëindiging per 1 januari 2010 Onderstaand wordt een overzicht gegeven van de diverse regelingen omtrent bedrijfsbeëindiging in de Wet op de inkomstenbelasting

Nadere informatie

2. Onder vernummering van het zevende tot en met negende lid tot achtste tot en met tiende lid wordt na het zesde lid een lid ingevoegd, luidende:

2. Onder vernummering van het zevende tot en met negende lid tot achtste tot en met tiende lid wordt na het zesde lid een lid ingevoegd, luidende: ARTIKEL I De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd: A. Artikel 4.17a wordt als volgt gewijzigd: 1. In de aanhef van het vijfde lid wordt een belang heeft vervangen door: direct of indirect

Nadere informatie

info &boon tips & boon

info &boon tips & boon tips & boon Bedrijf schenken of erven Nieuwe regels 2010 Om het voortbestaan van een onderneming niet in gevaar te brengen kent de Successiewet de bedrijfsopvolgingsregeling. Deze regeling is met de komst

Nadere informatie

Het ondernemingsvermogen in de Successiewet 1956

Het ondernemingsvermogen in de Successiewet 1956 ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM Nadruk verboden Erasmus School of Economics Bachelorscriptie Het ondernemingsvermogen in de Successiewet 1956 Naam student: A.N. Klok Studentnummer: 320949 Begeleider: J.E.

Nadere informatie

Het begrip voortzetten binnen de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de Successiewet 1956

Het begrip voortzetten binnen de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de Successiewet 1956 Het begrip voortzetten binnen de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de Successiewet 1956 S.C.B. Heller Koperwiek 2 5165 KK Waspik Waspik, 18 augustus 2008 Universiteit van Tilburg Afstudeerrichting: Fiscaal

Nadere informatie

EXPLOITEREN VAN VASTGOED EN DE BEDRIJFSOPVOLGINGSFACILITEIT

EXPLOITEREN VAN VASTGOED EN DE BEDRIJFSOPVOLGINGSFACILITEIT EXPLOITEREN VAN VASTGOED EN DE BEDRIJFSOPVOLGINGSFACILITEIT Onderzoek naar de criteria van de materiële onderneming bij exploiteren van vastgoed in het kader van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit Auteur:

Nadere informatie

Bedrijfsopvolgingsfaciliteiten bij vastgoedvennootschappen

Bedrijfsopvolgingsfaciliteiten bij vastgoedvennootschappen 2016 Bedrijfsopvolgingsfaciliteiten bij vastgoedvennootschappen ONDER WELKE OMSTANDIGHEDEN OVERSCHRIJDEN DE ACTIVITEITEN VAN EEN VASTGOEDVENOOTSCHAP DE NORM NORMAAL VERMOGENSBEHEER VOOR TOEPASSING VAN

Nadere informatie

De wijziging van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de Successiewet

De wijziging van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de Successiewet De wijziging van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de Successiewet Bachelorscriptie Fiscale Economie Astrid van der Werff 5736781 19 juli 2011 Mw. dr. S.J. Mol-Verver Studiejaar 2010-2011 Fiscale Economie

Nadere informatie

Alles onder Controle!

Alles onder Controle! Alles onder Controle! Bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de Successiewet 20 oktober 2009 Onderwerpen Bedrijfsopvolging in Nederland Inkomstenbelasting Successiewet Bedrijfsopvolging in België Samenloop Nederland

Nadere informatie

De bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de Successiewet: beleggingsvermogen?

De bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de Successiewet: beleggingsvermogen? De bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de Successiewet: beleggingsvermogen? Auteur: G.J. Vorstenbosch ANR nummer: s332864 Afstudeerrichting: Fiscaal recht Examinatoren: prof. mr. I.J.F.A. van Vijfeijken en

Nadere informatie

Aanpassingen in de inkomstenbelasting bij

Aanpassingen in de inkomstenbelasting bij Aanpassingen in de inkomstenbelasting bij schenking en vererving van aanmerkelijkbelangaandelen Mr. Maria de L. Monteiro 1 Ruim een jaar geleden schreef T.C. Hoogwout een lezenswaardig artikel in dit blad

Nadere informatie

De bedrijfsopvolging in de Successiewet 1956

De bedrijfsopvolging in de Successiewet 1956 De bedrijfsopvolging in de Successiewet 1956 De beoogde doelen van de wetgever inzake het kwalificerend ondernemingsvermogen bereikt? Naam: Studierichting: Sabine Kranenbroek Master Fiscale Economie Administratienummer:

Nadere informatie

Rechtsvergelijking van bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de schenk- en erfbelasting tussen Nederland en Vlaanderen

Rechtsvergelijking van bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de schenk- en erfbelasting tussen Nederland en Vlaanderen Rechtsvergelijking van bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de schenk- en erfbelasting tussen Nederland en Vlaanderen Afstudeerscriptie G.C.J. van Esterik ANR 171524 Examencommissie Mr. dr. M.J. Hoogeveen

Nadere informatie

INHOUDSOPGAVE. Hoofdstuk 1 Inleiding /1. Hoofdstuk 2 Bedrijfsopvolging in de inkomstenbelasting /3

INHOUDSOPGAVE. Hoofdstuk 1 Inleiding /1. Hoofdstuk 2 Bedrijfsopvolging in de inkomstenbelasting /3 INHOUDSOPGAVE Woord vooraf /V Hoofdstuk 1 Inleiding /1 Hoofdstuk 2 Bedrijfsopvolging in de inkomstenbelasting /3 2.1 Inleiding / 3 2.2 Vererving, schenking en overdracht IB-onderneming en medegerechtigdheid

Nadere informatie

Tracking stocks gevolgd

Tracking stocks gevolgd Tracking stocks gevolgd Tracking stocks en de toepassing van de BOR Masterthesis Jurgen Van der Roest Fiscale Economie Begeleider: mr. dr. M.J. Hoogeveen Tweede lezer: prof. mr. I.J.F.A. van Vijfeijken

Nadere informatie

Inleiding HOOFDSTUK 1

Inleiding HOOFDSTUK 1 HOOFDSTUK 1 Inleiding Schenking en vererving van een IB-onderneming, van aanmerkelijkbelangaandelen en van ter beschikking gestelde onroerende zaken is met ingang van 1 januari 2010 ingrijpend gewijzigd,

Nadere informatie

Doorschuiffaciliteiten in het aanmerkelijkbelangregime

Doorschuiffaciliteiten in het aanmerkelijkbelangregime Doorschuiffaciliteiten in het aanmerkelijkbelangregime Mr. K. de Heus * en drs. A. Rozendal ** Indien aandelen die een aanmerkelijk belang vertegenwoordigen worden vervreemd, vindt op grond van art. 4.12

Nadere informatie

Bachelorthesis De bedrijfsopvolgingsfaciliteit en de nieuwe doorschuifregeling van aanmerkelijkbelangaandelen bij schenking

Bachelorthesis De bedrijfsopvolgingsfaciliteit en de nieuwe doorschuifregeling van aanmerkelijkbelangaandelen bij schenking Bachelorthesis De bedrijfsopvolgingsfaciliteit en de nieuwe doorschuifregeling van aanmerkelijkbelangaandelen bij schenking Auteur: Hin Wong ANR: s193643 Studie: Fiscale Economie Datum: Juni 2010 Examencommissie:

Nadere informatie

Successiewet 1956; bedrijfsopvolging

Successiewet 1956; bedrijfsopvolging Successiewet 1956; bedrijfsopvolging 1 Successiewet 1956; bedrijfsopvolging Belastingdienst/Centrum voor Proces- en Productontwikkeling, Domein Belastingen op arbeid en vermogen Besluit van 16 maart 2004,

Nadere informatie

Bedrijfsopvolging bij schenken en erven

Bedrijfsopvolging bij schenken en erven Bedrijfsopvolging bij schenken en erven A.E.M. Loeffen 167138 Universiteit van Tilburg Faculteit der Rechtsgeleerdheid Fiscaal Recht Examencommissie: mr. S.A.M. de Wijkerslooth-Lhoëst prof. mr. I.J.F.A.

Nadere informatie

Kluwer Online Research Vermogende Particulieren Bulletin Vastgoed binnen de onderneming en overlijden. Mw. mr. L. Verploegh[1] Inleiding

Kluwer Online Research Vermogende Particulieren Bulletin Vastgoed binnen de onderneming en overlijden. Mw. mr. L. Verploegh[1] Inleiding Vermogende Particulieren Bulletin Vastgoed binnen de onderneming en overlijden Auteur: Mw. mr. L. Verploegh[1] Inleiding Ondernemers houden met veel rekening maar vaak niet met hun eigen overlijden. Het

Nadere informatie

De bedrijfsopvolgingsfaciliteiten Successiewet en de verkrijging van aandelen in houdstervennootschappen

De bedrijfsopvolgingsfaciliteiten Successiewet en de verkrijging van aandelen in houdstervennootschappen Mr. Almer M.A. de Beer 1 De bedrijfsopvolgingsfaciliteiten Successiewet en de verkrijging van aandelen in houdstervennootschappen Wanneer is een houdstervennootschap beleidsbepalend? 1 Werkzaam bij Arenthals

Nadere informatie

Is de huidige bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de Successiewet in strijd met het gelijkheidsbeginsel?

Is de huidige bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de Successiewet in strijd met het gelijkheidsbeginsel? Is de huidige bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de Successiewet in strijd met het gelijkheidsbeginsel? Faculteit der Rechtsgeleerdheid Fiscaal Recht Auteur: M.C.H. Verbraak ANR: 275042 Examinator: Tweede

Nadere informatie

Verhuur van vastgoed:

Verhuur van vastgoed: Erasmus Universiteit Rotterdam Nadruk Verboden Erasmus School of Economics Masterscriptie Verhuur van vastgoed: Wel of geen onderneming? Naam: Janwillem den Hollander Examennummer: 332859 Begeleidster:

Nadere informatie

Welke aandelen kwalificeren voor de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de Successiewet?

Welke aandelen kwalificeren voor de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de Successiewet? Mr. Almer M.A. de Beer 1 Welke aandelen kwalificeren voor de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de Successiewet? Art. 4.6 Wet IB 2001 geeft antwoord op de vraag wie aanmerkelijkbelanghouder is De bedrijfsopvolgingsfaciliteiten

Nadere informatie

De herziene bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de schenk- en erfbelasting

De herziene bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de schenk- en erfbelasting De herziene bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de schenk- en erfbelasting Dr. S.A. Stevens 1. Inleiding Per 1 januari 2010 is de bedrijfsopvolgingsfaciliteit (hierna: BOF) in de SW 1956 gewijzigd. De BOF

Nadere informatie

De bedrijfsopvolgingsfaciliteiten en indirecte belangen < 5%

De bedrijfsopvolgingsfaciliteiten en indirecte belangen < 5% De bedrijfsopvolgingsfaciliteiten en indirecte belangen < 5% Een onderzoek naar de vormgeving van de wetswijziging en de overeenstemming van deze wetswijziging met de doelstellingen van de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten

Nadere informatie

Bachelor thesis De (on)gerechtvaardige behandeling van preferente aandelen voor de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten

Bachelor thesis De (on)gerechtvaardige behandeling van preferente aandelen voor de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten Bachelor thesis De (on)gerechtvaardige behandeling van preferente aandelen voor de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten Auteur: F.H.J. Kruijssen Anr: s267272 Studie: Fiscale Economie Datum: 8 mei 2012 Examencommissie:

Nadere informatie

Vergelijking doorschuiffaciliteiten

Vergelijking doorschuiffaciliteiten Carmen van Lier ANR: 646230 Fiscale Economie Examencommissie: drs. J.J.H. Gortzak prof. dr. J.A.G. van der Geld Vergelijking doorschuiffaciliteiten Wet IB 2001 November, 2013 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1

Nadere informatie

De bedrijfsopvolgingsregeling

De bedrijfsopvolgingsregeling MASTERSCRIPTIE FISCALE ECONOMIE De bedrijfsopvolgingsregeling DE GRENS TUSSEN ONDERNEMEN EN BELEGGEN IN VASTGOEDEXPLOITATIE Frank Schilder 24-2-2017 Begeleider: dr. A. Rozendal Faculteit Economie & Bedrijfskunde

Nadere informatie

Specialist Bedrijfsoverdracht 17 september 2013

Specialist Bedrijfsoverdracht 17 september 2013 Specialist Bedrijfsoverdracht Onderdeel: Bedrijfsopvolging in de successiewet Docent: Mr. Cees Baard Dag 1: 17 september 2013 Bedrijfsopvolgingsregeling Successiewet: - Art. 35b: Voorwaardelijke vrijstellingen

Nadere informatie

Den Haag 24 november 2008

Den Haag 24 november 2008 De voorzitter en leden van de Vaste Commissie voor Financiën uit de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA DEN HAAG Briefnummer 08/12.715/JLa/Ha Onderwerp Voortgang modernisering successiewetgeving

Nadere informatie

1 Rechtbank Breda, 13 juli 2012

1 Rechtbank Breda, 13 juli 2012 BEDRIJFSOPVOLGINGSFACILITEIT SUCCESSIEWET OOK VOOR PRIVÉVERMOGEN? Op 13 juli 2012 heeft rechtbank Breda uitspraak gedaan in een zaak over de bedrijfsopvolgingsfaciliteit uit de Successiewet 1956 (LJN:

Nadere informatie

Nieuwe schenk- en erfbelasting in 2010

Nieuwe schenk- en erfbelasting in 2010 Nieuwe schenk- en erfbelasting in 2010 Nieuwe schenk- en erfbelasting De nieuwe Successiewet (deze wet regelt de schenk- en erfbelasting) is op 1 januari 2010 ingegaan en heeft gevolgen voor bijna iedereen!

Nadere informatie

Bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) Interne Cursus. Irma van der Zon

Bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) Interne Cursus. Irma van der Zon Bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) Interne Cursus Irma van der Zon BOR / BOF BOR: bedrijfsopvolgingsregeling BOF: bedrijfsopvolgingsfaciliteit Verschillende benamingen voor hetzelfde onderwerp. BOR faciliteiten:

Nadere informatie

info &boon tips & boon

info &boon tips & boon tips & boon Uw positie als DGA Fiscale actualiteiten 2010 Ruim één op de vijf ondernemers is directeur-grootaandeelhouder (dga). Voor het kabinet aanleiding om, zeker in het huidige economische klimaat,

Nadere informatie

2017 Erf- en schenk belasting en de Bedrijfs opvolgingsregeling

2017 Erf- en schenk belasting en de Bedrijfs opvolgingsregeling Belastingdienst 2017 Erf- en schenk belasting en de Bedrijfs opvolgingsregeling Als u een onderneming erft of geschonken krijgt, dan moet u over de waarde van die onderneming erf- of schenkbelasting betalen.

Nadere informatie

32401 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2010)

32401 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2010) Overzicht van stemmingen in de Tweede Kamer afdeling Inhoudelijke Ondersteuning aan De leden van de vaste commissie voor Financiën datum 19 november 2010 Betreffende wetsvoorstel: 32401 Wijziging van enkele

Nadere informatie

Seminar. Fiscaal vriendelijk erven en schenken

Seminar. Fiscaal vriendelijk erven en schenken Seminar Fiscaal vriendelijk erven en schenken Estate planning Fiscale en juridische begeleiding overgang en instandhouding (familie)vermogen Vermogen zo goedkoop mogelijk naar volgende generatie Wensen

Nadere informatie

Bedrijfsoverdracht 20-4-2011. Schenk- en erfbelasting Inkomstenbelasting. 20 april 2011. Inleiding mr. C. (Kees) Goeman

Bedrijfsoverdracht 20-4-2011. Schenk- en erfbelasting Inkomstenbelasting. 20 april 2011. Inleiding mr. C. (Kees) Goeman Bedrijfsoverdracht Schenk- en erfbelasting Inkomstenbelasting 20 april 2011 www.inventivecontrol.com 1 Inleiding mr. C. (Kees) Goeman Sprekers: mr. J.J.G.M. (Jolanda) van Nunen mr. G.J. (Govert) Vorstenbosch

Nadere informatie

Uitvoeringsregeling schenk- en erfbelasting

Uitvoeringsregeling schenk- en erfbelasting Uitvoeringsregeling schenk- en erfbelasting Uitvoeringsregeling schenk- en erfbelasting, Stcrt. 2009, 20619 HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN Reikwijdte Artikel 1. Reikwijdte en definitie 1. Deze regeling

Nadere informatie

De tijdstipneutraliteit van de fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten voor de aanmerkelijkbelanghouder

De tijdstipneutraliteit van de fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten voor de aanmerkelijkbelanghouder De tijdstipneutraliteit van de fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten voor de aanmerkelijkbelanghouder Spant de bedrijfsopvolgingsfaciliteit nog altijd het paard achter de wagen? Naam: M.V. (Michiel) Meulenkamp

Nadere informatie

De bedrijfsopvolgingsfaciliteiten uit de Successiewet 1956 en de Erbschaftsteuergesetz. Een rechtsvergelijkend onderzoek

De bedrijfsopvolgingsfaciliteiten uit de Successiewet 1956 en de Erbschaftsteuergesetz. Een rechtsvergelijkend onderzoek De bedrijfsopvolgingsfaciliteiten uit de Successiewet 1956 en de Erbschaftsteuergesetz Een rechtsvergelijkend onderzoek Danny Das 761994 Tilburg University Tilburg School of Economics and Management Master

Nadere informatie

De bedrijfsopvolgingsfaciliteit uit de Successiewet 1956

De bedrijfsopvolgingsfaciliteit uit de Successiewet 1956 De bedrijfsopvolgingsfaciliteit uit de Successiewet 1956 Wat is de toekomst? Maasbree, Juni 2008 Auteur: Adres: Postcode: Woonplaats: Telefoonnummer: S.A.C.M. Geurts Boschlaan 42 5993 HK Maasbree 077-4651035

Nadere informatie

Fictieve verkrijgingen, de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten en de bezitseis Hoogeveen, Mascha

Fictieve verkrijgingen, de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten en de bezitseis Hoogeveen, Mascha Tilburg University Fictieve verkrijgingen, de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten en de bezitseis Hoogeveen, Mascha Published in: WPNR: Weekblad voor privaatrecht, notariaat en registratie Document version:

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Nr. Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. 20619 31 december 2009 Uitvoeringsregeling schenk- en erfbelasting 17 december 2009 NR. DB 2009-175 Directoraat-Generaal

Nadere informatie

De vernieuwde doorschuiffaciliteiten in de aanmerkelijk belangregeling: een stimulans of een knelpunt?

De vernieuwde doorschuiffaciliteiten in de aanmerkelijk belangregeling: een stimulans of een knelpunt? De vernieuwde doorschuiffaciliteiten in de aanmerkelijk belangregeling: een stimulans of een knelpunt? Student: mw. S.J.M.A. Peters Studentnummer: 990683 Begeleider: mw. mr. M.L.M. van Kempen Inhoudsopgave

Nadere informatie

32 129 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2010) Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

32 129 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2010) Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: 32 129 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2010) NOTA VAN WIJZIGING Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: 1 Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

Nadere informatie

2019 Erf- en schenk belasting en de bedrijfs opvolgingsregeling

2019 Erf- en schenk belasting en de bedrijfs opvolgingsregeling Belastingdienst 2019 Erf- en schenk belasting en de bedrijfs opvolgingsregeling Als u een onderneming erft of geschonken krijgt, dan moet u over de waarde van die onderneming erf- of schenkbelasting betalen.

Nadere informatie

pagina 1 van 7 LJN: BX3386, Rechtbank Breda, 11/5509 Datum 13-07-2012 uitspraak: Datum 01-08-2012 publicatie: Rechtsgebied: Belasting Soort procedure: Eerste aanleg - meervoudig Inhoudsindicatie:De rechtbank

Nadere informatie

Hoorcollege Directe Belastingen DB II Collegejaar 2014/2015

Hoorcollege Directe Belastingen DB II Collegejaar 2014/2015 Waarom een VBI of een FBI? De VBI en de FBI zijn faciliteiten die collectief belleggen faciliteren. Fiscaal bezien kan je ruwweg - (collectief) beleggen op twee manieren vormgeven. Een belastingplichtige

Nadere informatie

Betalingsfaciliteiten overdracht aanmerkelijkbelangaandelen

Betalingsfaciliteiten overdracht aanmerkelijkbelangaandelen Betalingsfaciliteiten overdracht aanmerkelijkbelangaandelen Mr. Almer M.A. de Beer 1 De Invorderingswet voorziet in een betalingsfaciliteit voor de inkomstenbelasting verschuldigd bij overdracht van aanmerkelijkbelangaandelen

Nadere informatie

Doorschuif- en bedrijfsopvolgingsregeling voor onroerende zaken

Doorschuif- en bedrijfsopvolgingsregeling voor onroerende zaken Vakblad Financiële Planning, Doorschuif- en bedrijfsopvolgingsregeling voor onroerende zaken Klik hier om het document te openen in een browser venster Vindplaats: VFP 2014/53 Bijgewerkt tot: 22-05-2014

Nadere informatie

Bedrijfsopvolgingsfaciliteiten Successiewet; over latente inkomstenbelasting, tegenprestaties en het oppompen van de grondslag

Bedrijfsopvolgingsfaciliteiten Successiewet; over latente inkomstenbelasting, tegenprestaties en het oppompen van de grondslag Bedrijfsopvolgingsfaciliteiten Successiewet; over latente inkomstenbelasting, tegenprestaties en het oppompen van de grondslag MR. GEERT DE JONG MR. ALMER M.A. DE BEER 1 Bij de berekening van de grondslag

Nadere informatie

Erasmus School of Economics Masterscriptie. De bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de SW 1956 toch in strijd met het gelijkheidsbeginsel?

Erasmus School of Economics Masterscriptie. De bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de SW 1956 toch in strijd met het gelijkheidsbeginsel? ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM Erasmus School of Economics Masterscriptie Nadruk verboden De bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de SW 1956 toch in strijd met het gelijkheidsbeginsel? Naam student: C.I. Dral

Nadere informatie

Bedrijfsopvolgingsregeling (IBondernemer

Bedrijfsopvolgingsregeling (IBondernemer Kennisdocument Bedrijfsopvolgingsregeling (IBondernemer agrarisch) Bij de overdracht van een onderneming komt veel kijken. Naast het vinden van de koper(s) en het bepalen van de overdrachtswaarde, moet

Nadere informatie

2014 -- Successiewet -- Deel 2

2014 -- Successiewet -- Deel 2 Successiewet les 2 programma Successierecht Wetsficties Bedrijfsopvolgingsfaciliteit Aangifte 1 Wetsficties 1 van 11 Schuldigerkenning niet-registergoederen art. 8-1 SW Om het ontgaan van successierecht

Nadere informatie

11. BEDRIJFSOPVOLGINGSFACILITEITEN INLEIDING

11. BEDRIJFSOPVOLGINGSFACILITEITEN INLEIDING 11. BEDRIJFSOPVOLGINGSFACILITEITEN 11.1. INLEIDING Heel estate plannend Nederland is in de ban van de door de Staatssecretaris van Financiën vernieuwde SW 1956. Met ingang van 1 januari 2010 is een nieuw

Nadere informatie

Preferente aandelen en de bedrijfsopvolgingsregelingen

Preferente aandelen en de bedrijfsopvolgingsregelingen Preferente aandelen en de bedrijfsopvolgingsregelingen Master scriptie Fiscaal Recht Door: W.P. Croonen Onder begeleiding van: Prof. mr. I.J.F.A. van Vijfeijken Preferente aandelen en de bedrijfsopvolgingsregelingen

Nadere informatie

de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen

de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen Aan de Vaste commissie voor Financiën van de Tweede Kamer der Staten-Generaal mr. R.F. Berck Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Amsterdam,

Nadere informatie

2013/2014. Bedrijfsopvolgingsfaciliteiten ter zake van het schenken en vererven van een onderneming in Nederland en Vlaanderen

2013/2014. Bedrijfsopvolgingsfaciliteiten ter zake van het schenken en vererven van een onderneming in Nederland en Vlaanderen 2013/2014 Bedrijfsopvolgingsfaciliteiten ter zake van het schenken en vererven van een onderneming in Nederland en Vlaanderen Een rechtsvergelijkend onderzoek Auteur: Jeroen Smolenaers Tilburg School of

Nadere informatie

Bedrijfsopvolging. Jolanda van Nunen. De successiewet in een notendop

Bedrijfsopvolging. Jolanda van Nunen. De successiewet in een notendop Bedrijfsopvolging Schenk- en erfbelasting Inkomstenbelasting Testamenten Andere civielrechtelijke zaken 0 Inleiding Mr. C. (Kees) Goeman Mr. E.J.Ph. (Ed) Bijnsdorp Sprekers: Mw. mr. J.J.G.M. (Jolanda)

Nadere informatie

Kwalificatievraagstukken bij toepassing doorschuiffaciliteiten

Kwalificatievraagstukken bij toepassing doorschuiffaciliteiten Kwalificatievraagstukken bij toepassing doorschuiffaciliteiten Wat wordt verstaan onder de begrippen materiële onderneming en ondernemingsvermogen in de aanmerkelijkbelangregeling? Bachelorscriptie Fiscale

Nadere informatie

Hoge Raad 30 november 2018, nr. 17/04543

Hoge Raad 30 november 2018, nr. 17/04543 Titel Bedrijfsopvolgingsvrijstelling van toepassing op de verkrijging van fictieve onroerende zaken I Nummer 49 / 2779 Belastingjaar/tijdvak 2014 Brondocumenten Beroepschrift in cassatie bij HR nr. 17/04543,

Nadere informatie

Fiscaal voorsorteren naar een bedrijfsoverdracht

Fiscaal voorsorteren naar een bedrijfsoverdracht Fiscaal voorsorteren naar een bedrijfsoverdracht Fiscale tips voor het verkoopproces Mr Roelof Oldenziel Accountants + Adviesgroep Los Spacelab 12 3824 MR AMERSFOORT Tel. 033-460 38 38 www.los.nl Wat is

Nadere informatie

Dit artikel wordt u aangeboden door Fiscaal Praktijkblad

Dit artikel wordt u aangeboden door Fiscaal Praktijkblad N I E U W S E N A D V I E S V O O R O N D E R N E M E R S E N A D V I S E U R S Dit artikel wordt u aangeboden door Fiscaal Praktijkblad Fiscaal Praktijkblad is hét vakblad voor iedereen die duiding en

Nadere informatie

BEDRIJFSOPVOLGING, met name OG

BEDRIJFSOPVOLGING, met name OG Actualiteiten 1 Bedrijfsopvolging; actualiteiten 7-11-2016 Overige fiscale maatregelen 2017: reparatie HR 22-4-2016, 15/02845 (< 5 % belang) Kunnen onroerende zaken (hierna: OG) een onderneming zijn? Miscellaneous

Nadere informatie

DE BEDRIJFSOPVOLGINGS- FACILITEITEN. Een vrijstelling voor de verkrijger of voor de boedel?

DE BEDRIJFSOPVOLGINGS- FACILITEITEN. Een vrijstelling voor de verkrijger of voor de boedel? DE BEDRIJFSOPVOLGINGS- FACILITEITEN Een vrijstelling voor de verkrijger of voor de boedel? DE BEDRIJFSOPVOLGINGSFACILITEITEN Een vrijstelling voor de verkrijger of voor de boedel? DE BEDRIJFSOPVOLGINGS-

Nadere informatie

Advieswijzer. Bedrijfsoverdracht van het familiebedrijf: continuïteit staat voorop. 20-08-2015 Denk ondernemend. Denk Bol.

Advieswijzer. Bedrijfsoverdracht van het familiebedrijf: continuïteit staat voorop. 20-08-2015 Denk ondernemend. Denk Bol. Advieswijzer Bedrijfsoverdracht van het familiebedrijf: continuïteit staat voorop 20-08-2015 Denk ondernemend. Denk Bol. Inhoudsopgave 1. Belastingclaims bij bedrijfsoverdracht... 3 1.1 Wordt een onderneming

Nadere informatie

FISCALE ASPECTEN FAGOED-FINANCIERING (II ADVISEUR)

FISCALE ASPECTEN FAGOED-FINANCIERING (II ADVISEUR) FISCALE ASPECTEN FAGOED-FINANCIERING (II ADVISEUR) Samengesteld door: mr. E. Marcus FB Ref. 2023M016/11112011 INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding 3 2. Overdrachtsbelasting 4 Pagina 3. Inkomstenbelasting 5 3.1 Algemeen

Nadere informatie

Bachelor Thesis. De preferente aandeelhouder als ondernemer of kapitaalverstrekker?

Bachelor Thesis. De preferente aandeelhouder als ondernemer of kapitaalverstrekker? Bachelor Thesis De preferente aandeelhouder als ondernemer of kapitaalverstrekker? C.J.M. Krabbenborg mei 2012 Bachelor Thesis De preferente aandeelhouder als ondernemer of kapitaalverstrekker? Een onderzoek

Nadere informatie

Voortzettingsvereisten bij bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de fiscale wetgeving

Voortzettingsvereisten bij bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de fiscale wetgeving Voortzettingsvereisten bij bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de fiscale wetgeving Behoort een homogene regeling met betrekking tot de voortzettingsvereisten bij bedrijfsopvolgingsfaciliteiten tot de mogelijkheden?

Nadere informatie

FISCALE SIGNALEN OPINIE: ONHANDIGE WETGEVING

FISCALE SIGNALEN OPINIE: ONHANDIGE WETGEVING FISCALE SIGNALEN Jaargang 2010, nummer 1 In het eerste nummer van onze nieuwsbrief in 2010 geven wij een aantal signalen die voor u van belang kunnen zijn. Geheel fiscaal zijn deze signalen deze keer niet.

Nadere informatie

Bedrijfsopvolgingsfaciliteit discriminerend?

Bedrijfsopvolgingsfaciliteit discriminerend? Bedrijfsopvolgingsfaciliteit discriminerend? Tilburg school of Economics and Management Fiscale economie Auteur: M.C. van Son ANR: 855069 Examinator: mr. S.A.M. de Wijkerslooth- Lhoest Tweede beoordelaar:

Nadere informatie

de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs

de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs jjj jjj de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Aan de Vaste Commissie van Financien uit de Tweede Kamer der Staten-Generaal T.a.v. mevrouw mr. E.C. Janssen Postbus 20018 2500 EA Den Haag 23 oktober

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2015:9034

ECLI:NL:RBDHA:2015:9034 1 van 5 17-8-2015 11:55 ECLI:NL:RBDHA:2015:9034 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 30-07-2015 Datum publicatie 06-08-2015 Zaaknummer AWB - 14 _ 9248 Rechtsgebieden Belastingrecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

Jan Nieuwenhuizen: Bedrijfsopvolgingsfaciliteiten

Jan Nieuwenhuizen: Bedrijfsopvolgingsfaciliteiten Familie vermogen Michael Maslinski Corné Brouwers Reinier Russell Jurgen Geerlings Lineke Sneller Paul Koster Quirijn Bongaerts Maartje van Casteren Nout Wellink Xavier Auerbach Marnix van Rij Vincent

Nadere informatie

Hoge Raad vs. A-G IJzerman: Is de Bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet 1956 in Strijd met het Gelijkheidsbeginsel?

Hoge Raad vs. A-G IJzerman: Is de Bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet 1956 in Strijd met het Gelijkheidsbeginsel? Hoge Raad vs. A-G IJzerman: Is de Bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet 1956 in Strijd met het Gelijkheidsbeginsel? Chantelle Senden De bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet 1956 (SW) voorziet

Nadere informatie

2015 Erf- en schenkbelasting en de bedrijfsopvolgingsregeling

2015 Erf- en schenkbelasting en de bedrijfsopvolgingsregeling 2015 Erf- en schenkbelasting en de bedrijfsopvolgingsregeling Als u een onderneming erft of geschonken krijgt, dan moet u over de waarde van die onderneming erf- of schenkbelasting betalen. Zet u de onderneming

Nadere informatie

Bedrijfsoverdracht van het familiebedrijf: continuïteit staat voorop!

Bedrijfsoverdracht van het familiebedrijf: continuïteit staat voorop! Bedrijfsoverdracht van het familiebedrijf: continuïteit staat voorop! Waar moet u op letten bij een bedrijfsoverdracht? Voor familiebedrijven is continuïteit één van de belangrijkste doelstellingen. Het

Nadere informatie

Bedrijfsopvolging en vastgoed

Bedrijfsopvolging en vastgoed Weekblad voor Fiscaal Recht, Bedrijfsopvolging en vastgoed Klik hier om het document te openen in een browser venster Vindplaats: WFR 2014/1215 Bijgewerkt tot: 30-09-2014 Auteur: Mr. drs. O.P.M. Adriaansens

Nadere informatie

Master Thesis. Een onderzoek naar de verschillen in de doorschuiffaciliteiten in de Wet Inkomstenbelasting 2001

Master Thesis. Een onderzoek naar de verschillen in de doorschuiffaciliteiten in de Wet Inkomstenbelasting 2001 Master Thesis Een onderzoek naar de verschillen in de doorschuiffaciliteiten in de Wet Inkomstenbelasting 2001 Zijn de bestaande verschillen in de doorschuiffaciliteiten in de winstsfeer en in de aanmerkelijk

Nadere informatie

Een onderzoek naar de schenkingsfaciliteiten bij bedrijfsopvolging

Een onderzoek naar de schenkingsfaciliteiten bij bedrijfsopvolging Een onderzoek naar de schenkingsfaciliteiten bij bedrijfsopvolging Erasmus Universiteit Rotterdam Erasmus School of Economics Bachelorscriptie Fiscale Economie Naam: Jacqueline Looije Studentnummer: 410290

Nadere informatie

Advieswijzer: Bedrijfsoverdracht van het familiebedrijf 2016

Advieswijzer: Bedrijfsoverdracht van het familiebedrijf 2016 Advieswijzer: Bedrijfsoverdracht van het familiebedrijf 2016 Waar moet u op letten bij een bedrijfsoverdracht binnen de familie? Voor familiebedrijven is continuïteit één van de belangrijkste doelstellingen.

Nadere informatie

De bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet 1956 en het gelijkheidsbeginsel

De bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet 1956 en het gelijkheidsbeginsel ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM Nadruk verboden Faculteit der Economische Wetenschappen Bachelorscriptie De bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet 1956 en het gelijkheidsbeginsel Naam student: P.D.M.

Nadere informatie

Het verzamelbesluit inkomstenbelasting en aanmerkelijk belang: een samenvoeging van oude besluiten of toch wat nieuws onder de zon?

Het verzamelbesluit inkomstenbelasting en aanmerkelijk belang: een samenvoeging van oude besluiten of toch wat nieuws onder de zon? Het verzamelbesluit inkomstenbelasting en aanmerkelijk belang: een samenvoeging van oude besluiten of toch wat nieuws onder de zon? MR. MARGRIET G. EERENSTEIN 1 De minister van Financiën heeft op 23 november

Nadere informatie

DGA uit de loonheffing

DGA uit de loonheffing DGA uit de loonheffing Met ingang van 1 januari 2008 Art 6 lid 6 wet LB 1964 Degene tot wie uitsluitend één of meer directeuren-grootaandeelhouders als bedoeld in art. 6, eerste lid, onderdeel d, van de

Nadere informatie

Erf- en schenkbelasting en de bedrijfsopvolgingsregeling

Erf- en schenkbelasting en de bedrijfsopvolgingsregeling Erf- en schenkbelasting en de 2012 Als u een onderneming erft of geschonken krijgt, dan moet u over de waarde van die onderneming erf- of schenkbelasting betalen. Zet u de onderneming voort, dan kunt u

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 400 IX Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Financiën voor het jaar 2013 Nr. 6 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Nadere informatie

Fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten natuurlijke personen

Fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten natuurlijke personen Fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten natuurlijke personen Drs. Yvonne (M.) Tigelaar-Klootwijk Fiscaal Economisch Instituut Erasmus Universiteit Scientific Institute for Research in Economics of Taxation

Nadere informatie

Overgangsrecht Wet inkomstenbelasting 2001

Overgangsrecht Wet inkomstenbelasting 2001 hcersgnagreovewt nitsalebnetsmoknit 102g Overgangsrecht inhaal pensioentekorten (Besluit van 20 december 2000, Stb. 2000, 640, zoals laatstelijk gewijzigd bij besluit van 13 december 2002, Stb. 2002, 635)

Nadere informatie

Bedrijfsopvolging per 1 januari. 2010, nieuwe kansen en. beperkingen?

Bedrijfsopvolging per 1 januari. 2010, nieuwe kansen en. beperkingen? Faculteit Rechtswetenschappen Masterscriptie Bedrijfsopvolging per 1 januari 2010, nieuwe kansen en beperkingen? Helmond, 2010 Student: ANR: Studierichting: Scriptiebegeleider: S. H. Hamacher S745980 Fiscaal

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/74302

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 31 065 Aanpassing van de wetgeving aan en invoering van titel 7.13 (vennootschap) van het Burgerlijk Wetboek (Invoeringswet titel 7.13 Burgerlijk

Nadere informatie

Let op! Schenkt u aandelen, dan kunt u niet verzoeken om een betalingsregeling voor de inkomstenbelastingclaim.

Let op! Schenkt u aandelen, dan kunt u niet verzoeken om een betalingsregeling voor de inkomstenbelastingclaim. Waar moet u op letten bij een bedrijfsoverdracht binnen de familie? Voor familiebedrijven is continuïteit een van de belangrijkste doelstellingen. Daarnaast spelen fiscale en juridische aspecten een grote

Nadere informatie

Bedrijfsopvolgingsregelingen voor het familiebedrijf onder druk

Bedrijfsopvolgingsregelingen voor het familiebedrijf onder druk Spotlight Bedrijfsopvolgingsregelingen voor het familiebedrijf onder druk Renate de Lange - Family Business/Private Wealth, Tax & Human Resource Services Jan Nieuwenhuizen - Family Business/Private Wealth,

Nadere informatie