Is de huidige bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de Successiewet in strijd met het gelijkheidsbeginsel?

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Is de huidige bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de Successiewet in strijd met het gelijkheidsbeginsel?"

Transcriptie

1 Is de huidige bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de Successiewet in strijd met het gelijkheidsbeginsel? Faculteit der Rechtsgeleerdheid Fiscaal Recht Auteur: M.C.H. Verbraak ANR: Examinator: Tweede beoordelaar: prof. mr. I.J.F.A. van Vijfeijken mr. M.J. Hoogeveen

2 Voorwoord Voor u ligt mijn masterscriptie, die ik heb geschreven in het kader van mijn studie Fiscaal Recht aan de Universiteit van Tilburg. Mijn interesse in dit onderwerp is gewekt tijdens een presentatie van mevrouw prof. mr. I.J.F.A. van Vijfeijken over de wijzigingen in de Successiewet 1956, welke zij gaf bij Van Oers Acountancy & Advies. Zij was zeer kritisch op de sinds 1 januari 2010 gewijzigde bedrijfsopvolgingsfaciliteit. Zij vroeg zich af of deze bedrijfsopvolgingsfaciliteit in strijd met het gelijkheidsbeginsel was. Door haar kritische houding ben ik geënthousiasmeerd over dit onderwerp. Ik stond destijds op het punt om met het schrijven van mijn masterscriptie te starten en heb dan ook voor dit onderwerp gekozen. Graag wil ik mijn scriptiebegeleidster, mevrouw prof. mr. I.J.F.A. van Vijfeijken, bedanken voor haar hulp. Zonder haar inspanningen was het mij niet gelukt om deze scriptie nog in het jaar 2010 af te ronden. Matthijs Verbraak Roosendaal, 3 februari

3 Inhoud 1. DE BEDRIJFSOPVOLGINGSFACILITEIT IN DE SUCCESSIEWET INLEIDING PROBLEEMSTELLING VERANTWOORDING VAN DE OPZET 5 2. HET ONTSTAAN VAN DE BEDRIJFSOPVOLGINGSFACILITEIT INLEIDING HET ONTSTAAN VAN DE BEDRIJFSOPVOLGINGSFACILITEIT DE BEDRIJFSOPVOLGINGSFACILITEIT VANAF HET JAAR DE BEDRIJFSOPVOLGINGSFACILITEIT VANAF HET JAAR DE BEDRIJFSOPVOLGINGSFACILITEIT VANAF HET JAAR DE BEDRIJFSOPVOLGINGSFACILITEIT VANAF HET JAAR VERHOGING VAN HET PERCENTAGE DOOR DE JAREN HEEN DE BEDRIJFSOPVOLGINGSFACILITEIT VANAF HET JAAR TUSSENCONCLUSIE HET GELIJKHEIDSBEGINSEL INLEIDING HET GELIJKHEIDSBEGINSEL IN DE GRONDWET HET GELIJKHEIDSBEGINSEL ALS ALGEMEEN BEGINSEL VAN BEHOORLIJK BESTUUR HET GELIJKHEIDSBEGINSEL IN HET KADER VAN INTERNATIONALE VERDRAGEN TOETSING VAN DE BEDRIJFSOPVOLGINGSFACILITEIT AAN HET GELIJKHEIDSBEGINSEL HET ONTSTAAN VAN DE TOETSINGSCRITERIA DE TOETSINGSCRITERIA TOETSING VAN DE BEDRIJFSOPVOLGINGSFACILITEIT AAN HET GELIJKHEIDSBEGINSEL Is er sprake van gelijke gevallen? Is er sprake van discriminatie? Is er voor het verschil in behandeling een redelijke rechtvaardiging aanwezig? Is de huidige bedrijfsopvolgingsfaciliteit ten opzichte van de ongelijke behandeling proportioneel? Is rechtsherstel mogelijk? AANBEVELING TUSSENCONCLUSIE CONCLUSIE LITERATUURLIJST

4 1. De bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de Successiewet Inleiding Ondernemers krijgen ooit te maken met bedrijfsoverdracht. Dit kan zijn bij leven of bij overlijden. Indien een onderneming door schenking of vererving wordt overgedragen, krijgt de verkrijger te maken met de heffing van erf- en schenkbelasting. Om de bedrijfscontinuïteit bij overlijden of schenken niet in gevaar te brengen, heeft de wetgever voor de bedrijfsopvolging een faciliteit in de wet opgenomen. De faciliteit is alleen toegankelijk indien aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. Met ingang van 1 januari 2010 is de bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de Successiewet 1 gewijzigd. Op 14 april 2008 gaf de staatssecretaris van Financiën een lezing aan de Universiteit van Tilburg, waarin hij voor het eerst meedeelde dat de Successiewet ingrijpend zou gaan wijzigen. Vervolgens is op 20 april 2009 het wetsvoorstel 2 ingediend bij de Tweede Kamer. Uiteindelijk is dit wetsvoorstel op 15 december 2009 aangenomen door de Eerste Kamer en zijn de wijzigingen met ingang van 1 januari 2010 in werking getreden. Alvorens het wetsvoorstel in werking is getreden is het uitvoerig in de Tweede Kamer behandeld. De wetgever heeft vervolgens in de Eerste Kamer nog een ruime toelichting gegeven 3, waarna het wetsvoorstel zonder stemming is aangenomen. De bedrijfsopvolgingsfaciliteit bestaat sinds 1 januari 2010 uit de volgende onderdelen: 1. De verkrijger van ondernemingsvermogen door schenking of vererving heeft onder bepaalde voorwaarden op verzoek recht op een vrijstelling van 100% over het verschil tussen de liquidatiewaarde en de waarde going concern voor zover de liquidatiewaarde de waarde going concern overschrijdt; 4 2. De verkrijgers van ondernemingsvermogen door schenking of vererving hebben recht op een vrijstelling van 100% van de waarde going concern van het ondernemingsvermogen van een objectieve onderneming voor zover deze waarde niet overschrijdt; 5 1 Art. 35b t/m 35f Sw Wetsvoorstel Wijziging van de Successiewet 1956 en enige andere belastingwetten (vereenvoudiging bedrijfsopvolgingsregeling en herziene tariefstructuur in de Successiewet 1956, alsmede introductie van een regeling voor afgezonderd particulier vermogen in de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Successiewet 1956), 2008/ /10, Kamerstukken I , D en F. 4 Art. 35b lid 1 sub b onderdeel 1 Sw Art. 35b lid 1 sub b onderdeel 2 Sw

5 3. De verkrijgers van ondernemingsvermogen door schenking of vererving hebben recht op een vrijstelling van 83% van de waarde going concern van het ondernemingsvermogen van een objectieve onderneming voor zover deze de waarde van overschrijdt; 6 4. Voor de overige 17% die niet voorwaardelijk is vrijgesteld, wordt onder voorwaarden 10 jaar uitstel van betaling verleend. 7 Er is veel kritiek op de huidige bedrijfsopvolgingsfaciliteit. Het nut en de noodzaak van de faciliteit wordt door velen in twijfel getrokken. Ook de hoogte van de vrijstelling is een punt van discussie. Daarnaast wordt er getwijfeld aan het feit of de ongelijke behandeling van verkrijgers van ondernemingsvermogen en verkrijgers van overige vermogensbestanddelen in strijd met het gelijkheidsbeginsel is. In deze scriptie ga ik onderzoeken of de wetgever voldoende rechtvaardigingsgronden heeft aangedragen, waardoor de ongelijke behandeling kan worden gerechtvaardigd. Ik zal de parlementaire geschiedenis, waarin de redenen van invoering en uitbreiding van de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten besproken zijn, onder de loep nemen, waarna ik zal concluderen of de bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de Successiewet in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. 1.2 Probleemstelling Zoals ik hiervoor vermeld heb zal ik toetsen of de huidige bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de Successiewet al dan niet in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. De probleemstelling luidt dan ook: Is de huidige bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de Successiewet in strijd met het gelijkheidsbeginsel? Deze vraag kan mede door de navolgende deelvragen beantwoord worden: - Zijn verkrijgers van ondernemingsvermogen gelijk aan verkrijgers van andere vermogensbestanddelen? - Zo ja, is er voor het verschil in behandeling een redelijke rechtvaardiging aanwezig? - Is de huidige bedrijfsopvolgingsfaciliteit ten opzichte van de ongelijke behandeling proportioneel? 6 Art. 35b lid 1 sub b onderdeel 3 Sw Art. 25 lid 13 Iw

6 Ik zal deze vragen door middel van een analyse van de parlementaire geschiedenis en de daarin aangedragen rechtvaardigingsgronden beantwoorden. Daarnaast zal ik de bedrijfsopvolgingsfaciliteit toetsen aan het gelijkheidsbeginsel. 1.3 Verantwoording van de opzet In hoofdstuk 2 zal ik de parlementaire geschiedenis analyseren. Ik begin bij de invoering van de eerste faciliteit in het jaar 1956 en eindig bij de huidige stand van zaken omtrent de bedrijfsopvolgingsfaciliteit. In hoofdstuk 3 zal ik het gelijkheidsbeginsel behandelen. In hoofdstuk 4 zal ik de huidige bedrijfsopvolgingsfaciliteit toetsen aan het gelijkheidsbeginsel aan de hand van de door het EHRM aangelegde toetsingscriteria. In hoofdstuk 5 zal ik mijn conclusies trekken en zal ik de vragen van de probleemstelling beantwoorden. 5

7 2. Het ontstaan van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit 2.1 Inleiding Alvorens de nieuwe bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de Successiewet op 1 januari 2010 is ingetreden, is de faciliteit al vaak onderwerp van discussie geweest. Critici hebben de wetgever gedwongen om - telkens wanneer de regeling wijzigde - de wijzigingen door middel van rechtvaardigingsgronden te rechtvaardigen. In dit hoofdstuk zal ik de historie van de faciliteit en de daarbij aangedragen rechtvaardigingsgronden in de parlementaire geschiedenis behandelen. 2.2 Het ontstaan van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit Oorspronkelijk is bij de invoering van de Successiewet 1956 in artikel 65 lid 1 van deze wet een betalingsuitstelregeling opgenomen. Daarnaast werd in artikel 59 Successiewet 1956 de betalingstermijn van aanslagen geregeld. In het ontwerp Successiewet in het jaar 1964 is in artikel 50 Successiewet 1956 voorgesteld om voor wat betreft de belastingaanslagen voortvloeiende uit de Successiewet de Wet op de invordering van s Rijks directe belastingen van overeenkomstige toepassing te verklaren. Dit voorstel is overgenomen. Hierdoor was een apart artikel in de Successiewet 1956 voor uitstel van betaling niet langer nodig. Artikel 65 Successiewet 1956 is sinds 1 januari 1964 dan ook niet langer opgenomen in de Successiewet Dit is ontleend aan het volgende 8 : In het ontwerp Successiewet 1964 is in artikel 50 voorgesteld om voor wat betreft de invordering van belastingaanslagen, de Wet op de invordering van 's Rijks directe belastingen van toepassing te verklaren. Dit voorstel is bij het onderhavige onderdeel overgenomen. In dit kader zijn in het ontwerp van 1964 de artikelen 65 en 70 van de huidige successiewet niet overgenomen. De strekking daarvan was dat de in deze artikelen geregelde materie - namelijk uitstel van betaling en vordering van interest - in het algemeen geregeld is in artikel 17, tweede lid, van de Wet op de invordering. Vervolgens is de betalingsuitstelregeling op 1 januari 1981 weer opgenomen in de Successiewet. 9 Het betrof een regeling voor uitstel van betaling, welke door of namens de minister van Financiën kon worden verleend in geval van verkrijging van vermogen in een onderneming, indien zonder zodanig uitstel de voortzetting van de onderneming in gevaar zou komen. Hier kwam het argument om de continuïteit van een onderneming - waarvan het vermogen over gaat op een verkrijger - te waarborgen, voor het eerst aan bod. De 8 Kamerstukken II, 1981, , nr. 3, p Art. 65 lid 1 onderdeel a Sw

8 staatssecretaris van Financiën gaf de volgende motivering voor het opnieuw invoeren van artikel 65 in de Successiewet 10 : In het onderhavige ontwerp van wet zijn de genoemde artikelen 65 en 70 gehandhaafd. Deze afwijking van het ontwerp Successiewet 1964 vindt enerzijds haar grond in het feit dat in artikel 65, eerste lid, letter a, van de Successiewet 1956 bij de wet van 17 december 1980 (Stb. 686) een regeling is opgenomen, welke alleen van belang is voor de Successiewet 1956 en daarom niet in de Wet op de invordering voorkomt. Anderzijds zou als gevolg van de vervanging van artikel 70 van de Successiewet 1956 door artikel 17, tweede lid, van de Wet op de invordering ook interest verschuldigd kunnen worden over een periode vóór het verstrijken van de aangiftetermijn, hetgeen ik niet billijk acht. Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat er over de formulering van artikel 65 Successiewet 1956 het nodige gezegd en geschreven is 11, maar dat omtrent de daadwerkelijke hernieuwde invoering van artikel 65 en de daarbij behorende motivering van de staatssecretaris, geen kritische opmerkingen gemaakt zijn. 2.3 De bedrijfsopvolgingsfaciliteit vanaf het jaar 1984 Tot het jaar 1984 was er slechts sprake van een rentedragende betalingsuitstelregeling. Ook voor andere betalingsverplichtingen dan belasting die voortvloeit uit bedrijfsopvolging waren betalingsuitstelregelingen opgenomen, dus dit was niet bijzonder. In het jaar 1984 werd echter de eerste echte bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de Successiewet ingevoerd. 12 Deze faciliteit is in het kader van een lastenverlichting voor het midden- en kleinbedrijf ingevoerd. 13 De staatssecretaris van Financiën verwoordde dit als volgt: In het kader van de lastenverlichting voor het bedrijfsleven streeft het kabinet ernaar de volgende voorstellen, die met instemming van alle leden van de werkgroep zijn gedaan, zo mogelijk met ingang van 1 januari 1984 te realiseren: - het openen van de mogelijkheid het verschuldigde successierecht over de verkrijging van het in een onderneming belegd vermogen onder bepaalde voorwaarden gefaseerd over een periode van vijf jaar renteloos te voldoen; 10 Kamerstukken II 1981, , nr. 3, p Zie bijvoorbeeld: Kamerstukken I 1980/81, , nr. 25a, p Wet van 8 november 1984 tot wijziging van de Successiewet 1956, Stb, 1984, Kamerstukken II 1982/83, , p

9 - de invoering van een soortgelijke gefaseerde betalingsregeling voor het schenkingsrecht. Bij invoering bedragen de budgettaire lasten van een gefaseerde betalingsregeling voor het successie- en het schenkingsrecht op transactie- en kasbasis f 5 mln. en structureel bedragen deze f 15 mln. Ook hier betrof het een betalingsuitstelregeling, maar er was over het uitstel geen rente verschuldigd. Vanaf het jaar 1984 is er dan ook sprake van een liquiditeitsvoordeel voor verkrijgers die in aanmerking komen voor de bedrijfsopvolgingsfaciliteit ten opzichte van verkrijgers die hiervoor niet in aanmerking komen. Dit voordeel werd door de staatssecretaris in de Memorie van toelichting in de Tweede Kamer als volgt gemotiveerd 14 : De voorgestelde regeling heeft met name tot doel een knelpunt weg te nemen dat zich voordoet bij bedrijfsopvolging ten gevolge van het overlijden van een ondernemer. Bij diens overlijden zijn de erfgenamen of legatarissen successierecht verschuldigd over hun verkrijging. Deze belasting dient op grond van artikel 59 Successiewet 1956 uiterlijk te worden betaald, een maand na het opleggen van de aanslag. Door de betaling van deze belasting kan een liquiditeitsprobleem ontstaan indien de verkrijgers voornemens zijn om de onderneming voort te zetten. Zulk een liquiditeitsprobleem vormt een gevaar voor de continuïteit van de onderneming. Door de invoering van een betalingsregeling, op grond waarvan het successierecht gefaseerd over een periode van vijf jaar mag worden voldaan, zonder dat gedurende deze periode rente is verschuldigd, wordt aan dit liquiditeitsprobleem tegemoet gekomen, zodat de continuïteit van de onderneming bij overlijden van een ondernemer beter is gewaarborgd. De staatssecretaris stelt dat de continuïteit van een onderneming in gevaar kan komen indien de verkrijgers, die de onderneming voortzetten, direct moeten afrekenen over hun verkrijging. Ik mis echter een onderbouwing van deze veronderstelling. Mij blijkt noch uit de Memorie van toelichting 15, noch uit overige literatuur of er een liquiditeitsprobleem ontstaat indien verkrijgers direct moeten afrekenen over hun verkrijging. De staatssecretaris gaat vervolgens verder in op het doel van de regeling 16 : Gezien het doel van het onderhavige ontwerp - de continuïteit van een onderneming bij het overlijden van een ondernemer beter te waarborgen - behoeft de regeling niet voor iedere verkrijging van aandelen te gelden. De regeling is alleen nodig wanneer de 14 Kamerstukken II 1983/84, , nr. 3, p Kamerstukken II 1983/84, , nr Kamerstukken II 1983/84, , nr. 3, p. 1 e.v. 8

10 verkrijging betreft aandelen die in het vermogen van de erflater de plaats van een ondernemer innemen. Bij verkrijging van ter beurze genoteerde aandelen, alsmede van een enkel niet ter beurze genoteerd aandeel in een vennootschap is dit niet het geval. Evenmin is hiervan sprake bij verkrijging van aandelen in een beleggingsinstelling omdat deze aandelen in economische zin het karakter dragen van privé-vermogen. Daarom is voor de toepassing van de betalingsregeling als voorwaarde gesteld dat de aandelen niet ter beurze zijn genoteerd en dat de aandelen bestaan uit een aanmerkelijk belang van de erflater in een vennootschap, die voor de heffing van de vennootschapsbelasting niet als een beleggingsinstelling wordt aangemerkt. De staatssecretaris wenst geen ongelijkheid te creëren tussen verkrijging bij leven en verkrijging bij overlijden. De staatssecretaris motiveert dit als volgt 17 : Ten einde te voorkomen dat de overgang van een onderneming bij het overlijden van een ondernemer gunstiger wordt behandeld dan de overdracht van een onderneming tijdens zijn leven, strekt de voorgestelde gefaseerde betalingsregeling zich ook uit tot het schenkingsrecht. In geval van schenking geldt als voorwaarde dat door de schenker een gehele onderneming, dan wel een gedeelte daarvan dat een onderneming kan vormen, aan één of meer begiftigden wordt geschonken. De staatssecretaris stelt uitdrukkelijk dat het de bedoeling is dat de regeling alleen van toepassing is op verkrijgers die daadwerkelijk met een liquiditeitsprobleem worden geconfronteerd. Om ervoor te zorgen dat slechts verkrijgers die met een liquiditeitsprobleem worden geconfronteerd in aanmerking komen voor de regeling, dienen verkrijgers volgens de staatssecretaris aan de navolgende voorwaarden te voldoen 18 : Indien naast ondernemingsvermogen nog andere vermogensbestanddelen worden verkregen, is de regeling alleen van toepassing voorzover de waarde van deze andere vermogensbestanddelen niet toereikend is om de belasting te voldoen. ( ) Om te bereiken dat de regeling alleen van toepassing is op die verkrijgers die met een liquiditeitsprobleem worden geconfronteerd, hetgeen zowel geldt voor verkrijgers die de onderneming zelf voortzetten als voor verkrijgers die hun verkrijging in de onderneming laten ten einde deze te doen voortzetten, dienen aan de faciliteit enkele nadere voorwaarden te worden verbonden. Ten einde de Successiewet niet te belasten met een gecompliceerde tekst stellen wij voor om deze voorwaarden op te 17 Kamerstukken II 1983/84, , nr. 3, p Kamerstukken II 1983/84, , nr. 3, p. 4 e.v. 9

11 nemen in het Uitvoeringsbesluit Successiewet Hierna volgt een korte uiteenzetting van de naar onze mening noodzakelijke voorwaarden. Toepassing van de faciliteit geschiedt op schriftelijk verzoek. Als belangrijkste voorwaarde zal moeten gelden dat de onderneming wordt voortgezet. Zou de onderneming worden verkocht of geliquideerd, dan is er immers geen reden om de betalingsregeling van toepassing te laten zijn, omdat in deze gevallen gelden vrij worden gemaakt, die kunnen worden aangewend voor de betaling van de belasting. Op deze voorwaarde zullen enkele uitzonderingen worden toegestaan. Zo zal indien een onderneming, of een gedeelte daarvan, wordt ingebracht in een vennootschap tegen verkrijging van aandelen in deze vennootschap, de betalingsregeling, mits aan de overige vereisten is voldaan, van toepassing blijven. Dit dient ertoe om te voorkomen dat de verkrijgers van een onderneming door de betalingsregeling gehinderd worden in een beslissing om de onderneming voort te zetten in de vorm van een rechtspersoon. Aan de voorwaarden moet zijn voldaan bij het opleggen van de aanslag. Is echter tussen het tijdstip van verkrijging en het opleggen van de aanslag een deel van het verkregen ondernemingsvermogen vervreemd, of heeft in die periode een gefacilieerde inkoop plaatsgevonden als bedoeld in artikel 57, eerste lid, letter f, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, dan kan worden gesteld dat voor het desbetreffende gedeelte de betalingsregeling niet hoeft te gelden, daar de opbrengst van dat gedeelte kan dienen voor de betaling van de belasting. Indien zich na het opleggen van de aanslag een omstandigheid voordoet, waardoor niet langer aan de voorwaarden wordt voldaan, dan vervalt de betalingsregeling en dient het nog niet betaalde gedeelte van de belastingschuld terstond te worden betaald. De staatssecretaris stelt impliciet dat verkrijgers die aan bovenstaande voorwaarden voldoen met een liquiditeitsprobleem worden geconfronteerd. Ik mis echter de onderbouwing van deze stellingname. Het is volgens mij geen zekerheid dat verkrijgers die aan bovenstaande voorwaarden voldoen automatisch met een liquiditeitsprobleem worden geconfronteerd. Zij kunnen immers over voldoende liquide middelen beschikken om het successierecht rechtstreeks te voldoen. Naar mijn mening zou onderzocht moeten worden of de verkrijger voldoende liquide middelen in zijn bezit heeft om rechtstreeks te kunnen betalen. Indien dit niet het geval zou zijn zou de faciliteit pas in werking moeten treden. Ook de leden van de fractie van D66 zijn kritisch op de bovenstaande toelichting van de staatssecretaris. Zij onderschrijven het belang van dit wetsvoorstel, dat tot doel heeft een knelpunt weg te nemen dat zich voordoet bij bedrijfsopvolging en konden dan ook instemmen 10

12 met de hoofdlijnen van de regeling. Zij twijfelen echter aan het feit of er bij verkrijgers daadwerkelijk een liquiditeitsprobleem ontstaat. Zij stelden de volgende vraag 19 : De hier aan het woord zijnde leden merkten op dat primaire doelstelling van het wetsvoorstel de voortzetting van de onderneming betreft. De memorie van toelichting stelt dan ook dat het doel is om de regeling alleen van toepassing te laten zijn op die verkrijgers die met een liquiditeitsprobleem worden geconfronteerd. Daarentegen wordt uit de uiteenzetting over de noodzakelijke voorwaarden niet geheel duidelijk of er getoetst wordt of de aanvrager inderdaad een liquiditeitsprobleem heeft. Kan ter zake een nadere toelichting worden gegeven? De staatssecretaris beantwoordt deze vraag als volgt 20 : Wij antwoorden deze leden dat ingevolge de voorgestelde regeling niet getoetst wordt of de verkrijger al dan niet een liquiditeitsprobleem heeft. Wanneer aan de voorwaarden van het voorgestelde artikel 59a en aan de in het Uitvoeringsbesluit Successiewet 1956 op te nemen voorwaarden wordt voldaan zal de betalingsregeling worden toegekend. De regeling draagt een duidelijk geobjectiveerd karakter. De staatssecretaris stelt dat er geen toetsing plaats zal vinden. Dit terwijl hij in de memorie van toelichting de vrije middelentoets noemde. Deze toets houdt in dat indien naast ondernemingsvermogen nog andere vermogensbestanddelen worden verkregen, de regeling alleen van toepassing is voorzover de waarde van deze andere vermogensbestanddelen niet toereikend is om de belasting te voldoen. Vervolgens beantwoordt hij de vraag van D66 of er daadwerkelijk getoetst zal worden negatief. Hij meldt echter niet waarom deze toets niet uitgevoerd wordt. Graag had ik gezien dat de leden van de fractie van D66 om een nadere uiteenzetting hadden verzocht. Uit de parlementaire geschiedenis blijkt echter dat hun vraag middels bovenstaand antwoord voldoende beantwoord is. De renteloze betalingsuitstelregeling is uiteindelijk met terugwerkende kracht tot 1 januari 1984 ingevoerd en opgenomen in artikel 59 jo. artikel 59a Successiewet De bedrijfsopvolgingsfaciliteit vanaf het jaar 1990 Artikel en Successiewet 1956 zijn met ingang van 1 juni 1990 komen te vervallen. Deze artikelen maakten deel uit van het hoofdstuk 23 waarin de bepalingen omtrent betaling, 19 Kamerstukken II 1983/84, , nr. 4, p Kamerstukken II 1983/84, , nr. 5, p Kamerstukken II 1988/89, , nr. 3, p Kamerstukken II 1988/89, , nr. 3, p

13 aansprakelijkheid en invordering waren opgenomen en bevatte een aantal bepalingen inzake uitstel van betaling van aanslagen. Aangezien deze materie in algemene zin is geregeld in de per 1 juni 1990 ingevoerde Invorderingswet 1990, konden deze artikelen in de Successiewet 1956 vervallen. De voormalige artikelen 59 en 65 Successiewet 1956 zijn opgenomen in artikel 25 en 26 Invorderingswet Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat er geen kritische vragen gesteld zijn omtrent de overheveling van de regeling in de Successiewet 1956 naar de Invorderingswet Met ingang van 1 januari 1996 is het uitstel van betaling verlengd van vijf naar tien jaren. 24 Naar aanleiding van deze verlenging hebben de leden van de fractie van het CDA en de VVD vragen gesteld 25. Deze vragen heeft de staatssecretaris als volgt beantwoord: De leden van de fracties van het CDA en van de VVD vragen waarom er tot op heden weinig gebruik gemaakt wordt van de regeling van rentevrij uitstel van betaling van aanslagen successie- en schenkingsrecht. Zoals in het algemeen deel van de memorie van toelichting is aangegeven, blijkt de termijn van vijf jaar in vele gevallen te kort te zijn om een substantiële bijdrage te leveren aan het oplossen van liquiditeitsproblemen die kunnen ontstaan ten gevolge van de betaling van successie- en schenkingsrecht, waardoor het voor belanghebbenden vaak nauwelijks interessant is een verzoek om toepassing van de regeling in te dienen. De voorgestelde verlenging van de termijn tot tien jaar heeft twee effecten. Enerzijds wordt uiteraard het bedrag aan belasting dat jaarlijks moet worden betaald kleiner en anderzijds is het rentevoordeel dat wordt genoten aanmerkelijk groter. Op grond hiervan verwacht ik, dit in antwoord op de vraag van de leden van de CDA-fractie, dat na de verlenging van de termijn meer gebruik zal worden gemaakt van de regeling. De reden voor het verlengen van de termijn is dus niet gelegen in het feit dat de continuïteit van ondernemingen in gevaar komt indien slechts vijf jaar uitstel verleend wordt, maar doordat er te weinig gebruik gemaakt wordt van de faciliteit. 2.5 De bedrijfsopvolgingsfaciliteit vanaf het jaar 1997 In het jaar 1997 is de bedrijfsopvolgingsfaciliteit uitgebreid. Dit terwijl de staatssecretaris in een brief van 16 juni naar aanleiding van het mondeling overleg met de Vaste 23 hoofdstuk IX Successiewet Kamerstukken II 1995/96, , nr. 1-2, p Kamerstukken II 1995/96, , nr. 4, p. 12 e.v. 26 Kamerstukken II 1992/93, , nr.4. 12

14 Commissies voor Financiën en voor Economische Zaken over de oriëntatienota fiscaal vestigingsklimaat en de fiscale concurrentiepositie van Nederland 27 het navolgende heeft medegedeeld 28 : Tijdens het mondeling overleg met de Vaste Commissies voor Financiën en voor Economische Zaken over de Oriëntatienota fiscaal vestigingsklimaat hebben verschillende leden mij gevraagd te reageren op de notitie van de VVDbelastingcommissie inzake de internationale fiscale concurrentiepositie van Nederland. Bijgaand treft u mijn reactie aan. Met betrekking tot de bedrijfsopvolgingsfaciliteit in het kader van de successierechten gaf de staatssecretaris het navolgende antwoord: De notitie vraagt om faciliteiten voor ondernemingsgebonden vermogen voor het successierecht. In dit verband wil ik wijzen op de bijzondere voorziening in de invorderingssfeer voor de verkrijging van ondernemingsgebonden vermogen krachtens erfrecht of schenking, te weten de renteloze betalingsregeling. Op grond van deze regeling mag de verkrijger onder voorwaarden het verschuldigde recht in vijf jaarlijkse, renteloze termijnen voldoen. (Uitvoeringsbesluit Invorderingswet 1990, artikel 3, 4 en 5). Met betrekking tot de waardering van ondernemingsgebonden vermogen voor de Successiewet 1956 wil ik wijzen op het speciale waarderingsvoorschrift in artikel 21, vijfde lid van deze wet. Ingevolge vorenbedoeld artikel moet hetgeen in het economische verkeer als een eenheid pleegt te worden beschouwd, worden gewaardeerd met inachtneming van die omstandigheid. Deze bepaling kan ook op ondernemingen worden toegepast. Hiermee kunnen elementen als badwill en onderrentabiliteit in de waardering worden betrokken. Nadere faciliteiten die bij voorbeeld gelegen zouden kunnen zijn in aangepaste waarderingsregels voor ondernemingsgebonden vermogen of gedeeltelijke vrijstellingen ter zake van dergelijk vermogen, passen niet in de systematiek van de Successiewet 1956; deze beoogt namelijk te belasten de waarde van al wat verkregen wordt (vgl. artikel 1). Voor het introduceren daarvan zie ik, ook uit het oogpunt van precedentwerking, geen ruimte. 27 Kamerstukken II 1992/93, , nr Kamerstukken II , , nr. 4, p

15 De staatssecretaris geeft in deze brief duidelijk aan dat een uitbreiding van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit, zoals die is ingevoerd in het jaar 1984, niet gewenst is. De staatssecretaris beargumenteert dit standpunt met een beroep op de systematiek van de successiewet. Dit standpunt heeft echter niet lang stand gehouden. In het jaar 1997 is de bedrijfsopvolgingsfaciliteit toch uitgebreid. In de Wet fiscale structuurversterking 29 werd door de staatssecretaris voor het eerst, naast een betalingsuitstelregeling, een kwijtscheldingsregeling geïntroduceerd. Het wetsvoorstel werd in oktober 1997 gelanceerd 30, waarna het bij wet van 18 december 1997 met terugwerkende kracht tot 1 januari 1997 is ingevoerd. Volledigheidshalve merk ik op dat deze regelingen (nog) niet opgenomen waren in de Successiewet 1956, maar in de Invorderingswet De staatssecretaris motiveerde de invoering van de kwijtscheldingsregeling als volgt 32 : Wanneer een onderneming door vererving overgaat op de erfgenamen en door één of meer van hen wordt voortgezet, kan het verschuldigde successierecht tot financiële problemen leiden die de continuïteit van de onderneming zouden kunnen aantasten. Die problematiek speelt ook ingeval een ondernemer zich uit de zaken terugtrekt en de onderneming schenkt aan een of meer opvolgers. In dat geval is schenkingsrecht verschuldigd. Vanuit het algemeen sociaal-economisch belang is het onwenselijk dat een onderneming die overgaat door vererving moet worden gestaakt of geforceerd moet worden verkocht zonder dat de bedrijfsresultaten daar aanleiding toe geven, met als gevolg een verlies aan werkgelegenheid en economische diversiteit. Het is om dezelfde reden onwenselijk dat een ondernemer in situaties waarin het maatschappelijk gebruikelijk is uit te treden, zijn onderneming staakt in plaats van overdraagt aan een of meer opvolgers. In beginsel geldt hetzelfde indien de onderneming in de vorm van een besloten vennootschap (BV) wordt gedreven, waarbij de overgang van de onderneming geschiedt door vererving of schenking van tot een aanmerkelijk belang behorende aandelen. Het voorstel is door een tweetal maatregelen een bijdrage te leveren aan de continuïteit van familie-ondernemingen door de druk van het successierecht en het schenkingsrecht ten gevolge van de overgang van de onderneming te verminderen. Ook hier stelt de staatssecretaris dat het vanuit algemeen sociaal-economisch belang onwenselijk is dat een onderneming door overgang moet worden gestaakt of verkocht. Tevens stelt hij dat het onwenselijk dat een ondernemer in situaties waarin het maatschappelijk 29 Wet van 18 december 1997, stb Kamerstukken II 1997/98, , nr. 1-2, p. 5 e.v. 31 Art. 26 Iw Kamerstukken II 1997/98, , nr. 3, p

16 gebruikelijk is uit te treden, zijn onderneming staakt in plaats van overdraagt aan een of meer opvolgers. Met deze stellingen van de staatssecretaris ben ik het uiteraard eens. Het zou zeer onwenselijk zijn als de hiervoor genoemde situatie zich zou voordoen. De vraag blijft echter of deze situatie zich in de praktijk ook daadwerkelijk in veel van de gevallen zou voordoen. In hoeveel situaties zou er in geval van overgang gestaakt of verkocht moeten worden? Is een uitgebreide betalingsuitstelregeling niet voldoende? Volledigheidshalve geef ik hieronder de wijzigingen weer, zoals die door de staatssecretaris zijn voorgesteld 33 : De eerste maatregel is een verruiming van de als zodanig reeds bestaande regeling ingevolge welke de verkrijger door vererving of schenking het aan de verkrijging toe te rekenen bedrag aan successie- of schenkingsrecht in tien jaarlijkse termijnen kan betalen, zonder dat invorderingsrente in rekening wordt gebracht. Op dit moment kan die betalingsregeling toepassing vinden voorzover in hetgeen de belastingschuldige heeft verkregen krachtens erfrecht of door schenking, onvoldoende niet-ondernemingsvermogen (privé-vermogen) aanwezig is om daaruit de verschuldigde belasting te betalen. Deze toets wordt versoepeld, en wel door van het bedrag aan verkregen privé-vermogen uit te zonderen die bestanddelen die als regel een zeer gebonden karakter hebben, zoals de verkrijging van een woning die bewoond wordt door een van de erfgenamen (vaak zal dat de echtgenoot van de erflater zijn) dan wel van onroerende zaken of andere activa die weliswaar fiscaal privévermogen vormen doch waarbij een nauw verband met de voort te zetten onderneming bestaat. Te denken valt hierbij aan gebouwen die als woon/winkelpand bij de onderneming in gebruik zijn dan wel gebouwen die in gebruik zijn bij de vennootschap waarin het aanmerkelijk belang wordt gehouden. De versoepeling van de uitstelfaciliteit heeft aldus tot gevolg dat het aan overgaand ondernemingsvermogen toe te rekenen successie- of schenkingsrecht slechts binnen de normale betalingstermijn hoeft te worden voldaan indien algemeen gesproken er liquide of relatief eenvoudig te gelde te maken privé-vermogensbestanddelen worden verkregen door de belastingschuldige. Voor de rest kan op de verschuldigde belasting, voorzover die niet wordt kwijtgescholden (zie hierna), de bestaande betalingsregeling toepassing vinden. De tweede maatregel behelst een gedeeltelijke kwijtschelding van successie- of schenkingsrecht dat kan worden toegerekend aan het verkregen ondernemingsvermogen. Technisch zal een en ander evenals de maatregel voor het uitstel van betaling nader worden uitgewerkt in een ministeriële regeling. Voorgesteld 33 Kamerstukken II 1997/98, , nr. 3, p

17 wordt een volledige kwijtschelding van het (gedeelte van het) successie- of schenkingsrecht dat rechtstreeks dan wel via het bezit van een aanmerkelijk belang kan worden toegerekend aan een tweetal componenten van de verkrijging. ( ) Daarenboven zal 25 percent van het recht worden kwijtgescholden dat kan worden toegerekend aan het overige verkregen ondernemingsvermogen. De leden van de fractie van de GPV hebben in de vaste commissie van Financiën onder meer de navolgende vraag gesteld 34 : Kan zij tevens onderbouwen op basis waarvan het kwijtscheldingspercentage voor het overige verkregen ondernemingsvermogen op 25 is gesteld? De staatssecretaris beantwoordt deze vraag als volgt: Het kwijtscheldingspercentage van 25 is, dit in antwoord op de vraag van de genoemde leden, bepaald aan de hand van de huidige budgettaire mogelijkheden. Opvallend vind ik, dat uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat er door de diverse fracties in de Tweede Kamer 35 en de Nederlandse Orde voor Belastingadviseurs 36 vele vragen gesteld zijn omtrent de invoering en wijziging van de regelingen, maar dat geen van de fracties vraagt naar de noodzaak van de regeling. Zij lijken de stelling van de staatssecretaris te accepteren, zonder dat er onderzoek is gedaan naar het feit of ondernemingen na overgang daadwerkelijk gestaakt of overgedragen zouden moeten worden indien er geen faciliteit zou zijn. Ook heeft geen onderzoek plaatsgevonden naar het feit of minder verregaande maatregelen afdoende zouden kunnen zijn. Dit bevreemdt mij zeer. 2.6 De bedrijfsopvolgingsfaciliteit vanaf het jaar 2002 De bedrijfsopvolgingsfaciliteit is op 1 januari 2002 herzien en deels opgenomen in de Successiewet Het betreft hier een tweetal waardereducties, welke feitelijk de uitwerking van een vrijstelling hebben. 37 De betalingsuitstelregelingen blijven opgenomen in de Invorderingswet Kamerstukken II 1997/98, , nr. 5, p Kamerstukken II 1997/98, , nr Brief van 7 november 1997, Nederlandse orde van Belastingadviseurs. 37 M.J. Hoogeveen, Fiscale brochures Schenken en vererven van ondernemingsvermogen, Deventer: Kluwer 2004, p

18 Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat onder meer de Raad van State vragen heeft gesteld omtrent de wijzigingen van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit. De Raad van State constateerde het volgende 38 : De verruiming van de faciliteiten in het successie- en schenkingsrecht bij bedrijfsopvolging is bij invoering van de Wet fiscale structuurversterking toegelicht met de opmerking dat het vanuit het algemeen sociaal-economisch belang onwenselijk is dat een onderneming die overgaat door vererving moet worden gestaakt of geforceerd moet worden verkocht zonder dat de bedrijfsresultaten daar aanleiding toe geven, met als gevolg een verlies aan werkgelegenheid en economische diversiteit (Kamerstukken II 1997/98, , nr.3, blz.7). De Raad merkt op dat het ook vanuit andere belangen dan het algemeen sociaal-economische belang onwenselijk zou kunnen zijn dat geforceerde verkoop van vermogensbestanddelen moet plaatsvinden teneinde het successierecht te voldoen. Dit zou het geval kunnen zijn bij voorwerpen van kunst, cultuur en wetenschap en niet-opengestelde landgoederen, maar ook bijvoorbeeld bij onroerende goederen of andere zaken die op grond van te rechtvaardigen individuele belangen in de familie zouden moeten kunnen blijven. De Raad mist bij het verruimen van de (materiële) vrijstelling voor ondernemingsvermogen tot 30% een toereikende afweging van deze verruiming ten opzichte van de niet of beperkt gefaciliëerde verkrijgingen. De Raad adviseert deze afweging alsnog in de toelichting op te nemen. De staatssecretaris reageerde hierop al volgt 39 : De Raad heeft in de memorie van toelichting een motivering gemist van de gedane keuze om middelen vrij te maken om het percentage van het ondernemingsvermogen dat bij bedrijfsopvolging buiten de heffing van successie- en schenkingsrecht blijft te verhogen. De voorgestelde maatregel dient er evenals artikel VII, onderdeel C, toe de problemen die kunnen optreden bij de gelijktijdige heffing van inkomstenbelasting en successiebelasting te verzachten. Aldus wordt vorm gegeven aan de aan het parlement gedane toezegging om het vervallen van het 20% tarief in de Wet op de inkomstenbelasting 1964 te betrekken in de herziening van de successiewetgeving Kamerstukken II 2001/02, , letter A, p Kamerstukken II 2001/02, , letter A, p. 19 e.v. 40 Tijdens de parlementaire behandeling van de Wet IB 2001 is uitvoerig gesproken over het voorstel de bijzondere tarieven, die de Wet IB 1964 kende, te laten vervallen. Tijdens die parlementaire behandeling is ook in het bijzonder aandacht besteed aan het vervallen van het bijzonder tarief voor stakingswinst bij overlijden. Dit heeft erin geresulteerd dat aan de Eerste Kamer is toegezegd dat bij de voorbereiding van het kabinetsstandpunt over de voorstellen van de werkgroep Moltmaker vanuit een positieve grondhouding zal worden bezien of er nog specifiek iets moet worden gedaan voor het vervallen in de inkomstenbelasting van het 20%-tarief voor 17

19 Zoals reeds is aangegeven in het kabinetsstandpunt over het rapport van de werkgroep Moltmaker is een algehele herziening van de successiewet om een aantal redenen niet mogelijk. De financiële middelen die kunnen worden vrijgemaakt worden in lijn met de prioriteiten van het kabinetsbeleid ingezet om het ondernemerschap te stimuleren. Naar aanleiding van het advies van de Raad is de memorie van toelichting op dit punt verduidelijkt. De staatssecretaris reageert met deze reactie naar mijn mening niet op de stelling van de Raad van State dat bij het verruimen van de (materiële) vrijstelling voor ondernemingsvermogen tot 30% een toereikende afweging van deze verruiming ten opzichte van de niet of beperkt gefaciliëerde verkrijgingen ontbreekt. Zoals uit voorgaand citaat blijkt is er een werkgroep samengesteld welke ten doel had een advies te geven om de Successiewet 1956 te moderniseren. De werkgroep Moltmaker 41 heeft voordat de herziening per 1 januari 2002 heeft plaatsgevonden aandacht besteed aan de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten. Deze werkgroep heeft een rapport 42 uitgebracht, waarin zij enkele aanbevelingen doet. 43 In het kabinetsstandpunt over het rapport van de werkgroep Moltmaker stelt de staatssecretaris het volgende 44 : Het kabinet onderschrijft het voorstel van de werkgroep om de kern van de regeling voor bedrijfsopvolging in de successiewet op te nemen. Zoals hiervoor reeds aangegeven, wordt de huidige positionering van de regeling in de Invorderingswet 1990 als moeizaam ervaren. Het kabinet is voorts van mening dat het percentage van het ondernemingsvermogen dat buiten de heffing van het successie- en schenkingsrecht blijft ten minste zou moeten worden gehandhaafd op de huidige 25% maar dat zou moeten worden onderzocht of dit percentage zou kunnen worden verhoogd. ( ) Naast de hiervoor geschetste uitstelregeling zal het kabinet in het kader van de voorbereiding van de begroting 2002 onderzoeken of middelen vrijgemaakt kunnen stakingswinst bij overlijden (Handelingen I 9 mei 2000, blz. 1255). De maatregel met betrekking tot de bedrijfsopvolgingsfaciliteit is een invulling van deze toezegging. 41 Dit betreft de werkgroep modernisering successiewetgeving, vernoemd naar haar voorzitter, de heer prof. mr. J.K. Moltmaker. 42 De warme, de koude en de dode hand, rapport van de werkgroep modernisering successiewetgeving, 13 maart De warme, de koude en de dode hand, rapport van de werkgroep modernisering successiewetgeving, 13 maart 2000, h Kamerstukken II 2000/01, , nr.1, p

20 worden om het percentage van het ondernemingsvermogen dat bij bedrijfsopvolging buiten de heffing van successie- en schenkingsrecht blijft (nu: 25%) duidelijk te verhogen. Vervolgens komt de staatssecretaris hierop terug in de Memorie van toelichting. 45 Hij behandelt onder meer het percentage van de vrijstelling: In van het kabinetsstandpunt inzake het rapport van de werkgroep Moltmaker is aangekondigd dat het kabinet in het kader van de voorbereiding van de begroting 2002 zal onderzoeken of middelen vrijgemaakt kunnen worden om het percentage van het ondernemingsvermogen dat bij bedrijfsopvolging buiten de heffing van successieen schenkingsrecht blijft duidelijk te verhogen. Als uitvloeisel hiervan wordt voorgesteld dit percentage (nu: 25%) te verhogen tot 30%. Mij blijkt niet dat er daadwerkelijk een onderzoek heeft plaatsgevonden naar de verhoging van het percentage naar 30%. Met betrekking tot de betalingsuitstelfaciliteit noemt hij het volgende: De ruimere faciliteit voor bedrijfsopvolging in de successiewet 1956 alsmede de nieuwe regeling voor renteloos uitstel van betaling beogen een tegemoetkoming te bieden voor het vervallen van het bijzondere tarief voor bij overlijden gerealiseerde winst in het kader van de invoering van de Wet IB Aldus wordt invulling gegeven aan hetgeen ik hierover bij de behandeling van de Wet IB 2001 in de Eerste Kamer heb aangegeven. Uit het verslag van de vaste commissie voor Financiën blijkt dat onder meer de navolgende vraag door de fractie van de VVD gesteld is 46 : Op basis van welke argumenten is de regering van mening dat het percentage van 30% de problemen bij de overgang van ondernemingsvermogen oplost? De staatssecretaris beantwoordde deze vraag als volgt 47 : In het kabinetsstandpunt inzake het rapport van de werkgroep modernisering successiewetgeving is toegezegd dat bij de voorbereiding van de begroting 2002 zou worden onderzocht of middelen vrijgemaakt zouden kunnen worden om de faciliteit voor bedrijfsopvolging duidelijk te verhogen. Hiermee wordt ook tot uitdrukking gebracht dat het kabinet belang hecht aan het bevorderen van de continuïteit van 45 Kamerstukken II 2001/02, , nr. 3, p Kamerstukken II 2001/02, , nr. 5, p Kamerstukken II 2001/02, , nr. 6, p

21 ondernemingen. Dit bleek, zij het in beperkte mate, mogelijk en heeft geresulteerd in de nu door het kabinet voorgestelde verhoging van het percentage van 25 naar 30. De staatssecretaris beantwoordt de vraag van de fractie van de VVD slechts met de mededeling dat het kabinet waarde hecht aan het bevorderen van de continuïteit van ondernemingen. Naar mijn mening is dit geen inhoudelijk antwoord op deze vraag, maar wordt slechts aandacht besteed aan de budgettaire mogelijkheden. Zoals uit bovenstaand antwoord van de staatssecretaris blijkt, stellen de leden van de fractie van D66 ook vragen met betrekking tot het percentage van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit. Zij zijn van mening dat de verhoging van het percentage met 5% punten erg mager is. Zij verwoordden dit als volgt 48 : De leden van de fractie van D66 hechten aan groei en continuïteit van ondernemingen in Nederland. Tegen deze achtergrond hebben de leden van deze fractie ook bij de doorschuiffaciliteit (Belastingplan 2002-I Arbeidsmarkt en inkomensbeleid) opnieuw te kennen gegeven voorstander te zijn van een bredere toepassing van deze faciliteit. De leden van de D66-fractie zijn verheugd dat de regering welwillend staat tegenover het verhogen van het percentage van het ondernemingsvermogen dat bij bedrijfsopvolging buiten de heffing van successie- en het schenkingsrecht wordt gehouden. Het voorstel in onderhavig wetsvoorstel om het percentage van 25% te verhogen naar 30% acht de leden van de D66-fractie evenwel erg mager. Deze leden zijn van mening dat het belangrijk is om ook op fiscaal terrein een duidelijker signaal voor het midden en kleinbedrijf te geven dat de regering zich sterk maakt voor continuïteit en groei van dergelijke ondernemingen in Nederland. De leden van de D66-fractie verzoekt de regering daarom aan te geven wat het budgettair effect is indien het percentage van het ondernemingsvermogen dat buiten de heffing van het successie- en schenkingsrecht wordt gehouden wordt verhoogd tot 50%? De staatssecretaris beantwoordde de vraag als volgt 49 : De leden van de fractie van D66 achten het van belang dat het kabinet op fiscaal terrein een sterker signaal afgeeft dat het zich sterk maakt voor de continuïteit en de groei van het midden- en kleinbedrijf en vragen in dat verband wat het budgettair effect is indien het percentage wordt verhoogd tot 50%. De leden van de fractie van D66 vragen voorts wat het kost om dit percentage verder te verhogen naar 50%. Met het voorstel om het percentage van het ondernemingsvermogen dat buiten de heffing van 48 Kamerstukken II 2001/02, , nr. 5, p Kamerstukken II 2001/02, , nr. 6, p

22 successie- en schenkingsrecht wordt gehouden te verhogen van 25 naar 30 is ongeveer 2,3 miljoen (f 5 miljoen) gemoeid. Het voorstel van de fractie van D66 om dit percentage verder te verhogen tot 50 kost ongeveer 9,1 miljoen (f 20 miljoen). In de visie van het kabinet heeft de voorgestelde regeling niet zozeer een signaalfunctie maar houdt deze een daadwerkelijke lastenverlichting voor het midden- en kleinbedrijf in. Hoewel dit een vraag van budgettaire aard is, wordt hiermee wel voor het eerst duidelijk dat er een lobby ontstaat om het percentage van de vrijstelling te verhogen. De leden van de fractie van D66 stellen immers dat zij hechten aan groei en continuïteit van ondernemingen in Nederland en dat het belangrijk is om ook op fiscaal terrein een duidelijker signaal voor het midden- en kleinbedrijf af te geven dat de regering zich sterk maakt voor continuïteit en groei van dergelijke ondernemingen in Nederland. Impliciet stellen zij hiermee dat het kabinet door het percentage van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit te verhogen toont dat het zich sterk maakt voor de continuïteit en groei van ondernemingen. Ook hier mis ik echter de onderbouwing voor deze aanname. 2.7 Verhoging van het percentage door de jaren heen Buiten verhoging van het percentage hebben er zich tussen 1 januari 2002 en 31 december 2009 geen wijzigingen voor gedaan. Het percentage van de kwijtscheldingsregeling is in de loop der jaren stevig verhoogd. Zoals ik hiervoor reeds aangaf hebben de leden van de fractie van D66 al geopperd om het percentage van de kwijtscheldingsregeling te verhogen. Dat is uiteindelijk dus ook gebeurd. Met ingang van 1 januari 2005 is het percentage verhoogd van 30% naar 60%. 50 De aanleiding voor deze verhoging is onder andere een motie van het Tweede Kamerlid Vroonhoven-Kok c.s., waarin zij de regering verzoekt om met een integrale visie te komen op bedrijfsoverdrachten en hierbij onder meer in aanmerking te nemen de successiewetgeving aangaande bedrijfsopvolging. 51 De staatssecretaris reageert hierop als volgt 52 : In de motie van het lid Van Vroonhoven-Kok c.s. (Kamerstukken II, 2002/ 2003, , nr. 49) wordt gevraagd om een onderzoek naar de fiscale behandeling van bedrijfsoverdrachten met specifieke aandacht voor een aantal situaties in de inkomstenbelasting en het successierecht. Met de bijgevoegde rapportage 50 Kamerstukken II 2004/05, , nr. 2, p Kamerstukken II 2002/03, , nr. 49, p Kamerstukken II 2003/04, , nr. 66, p

23 «Bedrijfsoverdracht; continuïteit door fiscaliteit» geef ik uitvoering aan deze motie. In de rapportage wordt een zestal actiepunten aangekondigd. Ik ben voornemens deze op korte termijn uit te voeren. Daarmee wordt een substantiële bijdrage geleverd aan het fiscaal aantrekkelijker maken van bedrijfsoverdrachten. Gelet op de signalen vanuit de praktijk is er voor gekozen om 60 mln uit te trekken voor een verkorting van de driejaarstermijn voor de doorschuifregeling inkomstenbelasting en een verruiming van de bedrijfsopvolgingsregeling in de successiewet. Het eerste actiepunt van de zes door de staatssecretaris aangekondigde actiepunten is de volgende 53 : 1. Door verschillende organisaties is in de oriënterende gesprekken aandacht gevraagd voor het als een knelpunt ervaren schenkings- en successierecht bij een bedrijfsoverdracht. Gedachte daarachter is dat het schenkings- en successierecht veelal niet uit het privévermogen kan worden gefinancierd en derhalve ten laste van het ondernemingsinkomen en - vermogen komt. Teneinde een eventuele belemmering hiervan voor bedrijfsoverdrachten te voorkomen wordt voorgesteld om per 1 januari 2005 de bedrijfsopvolgingsregeling te verruimen door de vrijstelling voor het schenkings- of successierecht te verhogen van 30% naar 50% van het ondernemingsvermogen. Het budgettaire belang hiervan is 30 mln. Hiermee wordt een aanzienlijke handreiking geboden om mogelijke liquiditeitsproblemen die zouden leiden tot een aantasting van het ondernemingsvermogen, te vermijden. Hieraan ligt de volgende onderbouwing ten grondslag: Teneinde mogelijke liquiditeitsproblemen te voorkomen, zijn er fiscale faciliteiten - de bedrijfsopvolgingsfaciliteit en een uitstelfaciliteit - ingevoerd. Deze faciliteiten gelden ongeacht aan wie het bedrijf wordt overgedragen. Vraag is of deze faciliteiten toereikend zijn in het licht van de visie dat belastingheffing economisch wenselijke bedrijfsoverdrachten niet mag blokkeren vanwege een te groot liquiditeitsbeslag als gevolg van het a-periodieke karakter van de heffing. In de beleving van een ondernemer drukt het schenkings- en successierecht als een extra last op het ondernemingsinkomen en eventueel op het eigen vermogen van de onderneming. De huidige vrijstelling in de bedrijfsopvolgingsfaciliteit van 30% van het ondernemingsvermogen wordt niet als toereikend ervaren om liquiditeitsproblemen te voorkomen. Gelet op het voorgaande wordt voorgesteld om de vrijstelling in de bedrijfsopvolgingsfaciliteit te verhogen van 30% van het ondernemingsvermogen naar 53 Bedrijfsoverdracht; continuïteit door fiscaliteit, juli 2004, blz. 31, gepubliceerd in V-N 2004/

Bijlage: overzicht regelingen omtrent bedrijfsbeëindiging per 1 januari 2010

Bijlage: overzicht regelingen omtrent bedrijfsbeëindiging per 1 januari 2010 Bijlage: overzicht regelingen omtrent bedrijfsbeëindiging per 1 januari 2010 Onderstaand wordt een overzicht gegeven van de diverse regelingen omtrent bedrijfsbeëindiging in de Wet op de inkomstenbelasting

Nadere informatie

Knelpunten in de bedrijfsopvolgingsregelingen

Knelpunten in de bedrijfsopvolgingsregelingen Knelpunten in de bedrijfsopvolgingsregelingen Mr. Sabine A.M. de Wijkerslooth-Lhoëst en Paul-Johan Swank LLM 1 Met de verschillende doorschuiffaciliteiten in de Wet IB 2001 2 en de bedrijfsopvolgingsregeling

Nadere informatie

Den Haag 24 november 2008

Den Haag 24 november 2008 De voorzitter en leden van de Vaste Commissie voor Financiën uit de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA DEN HAAG Briefnummer 08/12.715/JLa/Ha Onderwerp Voortgang modernisering successiewetgeving

Nadere informatie

32401 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2010)

32401 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2010) Overzicht van stemmingen in de Tweede Kamer afdeling Inhoudelijke Ondersteuning aan De leden van de vaste commissie voor Financiën datum 19 november 2010 Betreffende wetsvoorstel: 32401 Wijziging van enkele

Nadere informatie

1 Rechtbank Breda, 13 juli 2012

1 Rechtbank Breda, 13 juli 2012 BEDRIJFSOPVOLGINGSFACILITEIT SUCCESSIEWET OOK VOOR PRIVÉVERMOGEN? Op 13 juli 2012 heeft rechtbank Breda uitspraak gedaan in een zaak over de bedrijfsopvolgingsfaciliteit uit de Successiewet 1956 (LJN:

Nadere informatie

2. Onder vernummering van het zevende tot en met negende lid tot achtste tot en met tiende lid wordt na het zesde lid een lid ingevoegd, luidende:

2. Onder vernummering van het zevende tot en met negende lid tot achtste tot en met tiende lid wordt na het zesde lid een lid ingevoegd, luidende: ARTIKEL I De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd: A. Artikel 4.17a wordt als volgt gewijzigd: 1. In de aanhef van het vijfde lid wordt een belang heeft vervangen door: direct of indirect

Nadere informatie

Overgangsrecht Wet inkomstenbelasting 2001

Overgangsrecht Wet inkomstenbelasting 2001 hcersgnagreovewt nitsalebnetsmoknit 102g Overgangsrecht inhaal pensioentekorten (Besluit van 20 december 2000, Stb. 2000, 640, zoals laatstelijk gewijzigd bij besluit van 13 december 2002, Stb. 2002, 635)

Nadere informatie

DE BEDRIJFSOPVOLGINGS- FACILITEITEN. Een vrijstelling voor de verkrijger of voor de boedel?

DE BEDRIJFSOPVOLGINGS- FACILITEITEN. Een vrijstelling voor de verkrijger of voor de boedel? DE BEDRIJFSOPVOLGINGS- FACILITEITEN Een vrijstelling voor de verkrijger of voor de boedel? DE BEDRIJFSOPVOLGINGSFACILITEITEN Een vrijstelling voor de verkrijger of voor de boedel? DE BEDRIJFSOPVOLGINGS-

Nadere informatie

32 129 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2010) Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

32 129 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2010) Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: 32 129 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2010) NOTA VAN WIJZIGING Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: 1 Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

Nadere informatie

Hoge Raad vs. A-G IJzerman: Is de Bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet 1956 in Strijd met het Gelijkheidsbeginsel?

Hoge Raad vs. A-G IJzerman: Is de Bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet 1956 in Strijd met het Gelijkheidsbeginsel? Hoge Raad vs. A-G IJzerman: Is de Bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet 1956 in Strijd met het Gelijkheidsbeginsel? Chantelle Senden De bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet 1956 (SW) voorziet

Nadere informatie

Het ondernemingsvermogen in de Successiewet 1956

Het ondernemingsvermogen in de Successiewet 1956 ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM Nadruk verboden Erasmus School of Economics Bachelorscriptie Het ondernemingsvermogen in de Successiewet 1956 Naam student: A.N. Klok Studentnummer: 320949 Begeleider: J.E.

Nadere informatie

De invoering van een boedelvrijstelling in de Successiewet 1956:

De invoering van een boedelvrijstelling in de Successiewet 1956: De invoering van een boedelvrijstelling in de Successiewet 1956: In strijd met het gelijkheidsbeginsel? door M.C.M. Kuiten onder begeleiding van dr. M.J. Hoogeveen Universiteit van Tilburg Faculteit Rechtsgeleerdheid

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 009 00 3 40 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 00) Nr. 4 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT Hieronder zijn

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 755 Wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en van de Invorderingswet 1990 in verband met de wijziging van de percentages belasting-

Nadere informatie

Bedrijfsopvolgingsfaciliteit discriminerend?

Bedrijfsopvolgingsfaciliteit discriminerend? Bedrijfsopvolgingsfaciliteit discriminerend? Tilburg school of Economics and Management Fiscale economie Auteur: M.C. van Son ANR: 855069 Examinator: mr. S.A.M. de Wijkerslooth- Lhoest Tweede beoordelaar:

Nadere informatie

Alles onder Controle!

Alles onder Controle! Alles onder Controle! Bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de Successiewet 20 oktober 2009 Onderwerpen Bedrijfsopvolging in Nederland Inkomstenbelasting Successiewet Bedrijfsopvolging in België Samenloop Nederland

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 262 Wijziging van de Invorderingswet 1990 (Wet uitstel van betaling exitheffingen) Nr. 3 Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 400 IX Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Financiën voor het jaar 2013 Nr. 6 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Nadere informatie

de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs

de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs jjj jjj de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Aan de Vaste Commissie van Financien uit de Tweede Kamer der Staten-Generaal T.a.v. mevrouw mr. E.C. Janssen Postbus 20018 2500 EA Den Haag 23 oktober

Nadere informatie

pagina 1 van 7 LJN: BX3386, Rechtbank Breda, 11/5509 Datum 13-07-2012 uitspraak: Datum 01-08-2012 publicatie: Rechtsgebied: Belasting Soort procedure: Eerste aanleg - meervoudig Inhoudsindicatie:De rechtbank

Nadere informatie

info &boon tips & boon

info &boon tips & boon tips & boon Bedrijf schenken of erven Nieuwe regels 2010 Om het voortbestaan van een onderneming niet in gevaar te brengen kent de Successiewet de bedrijfsopvolgingsregeling. Deze regeling is met de komst

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 31 930 Wijziging van de Successiewet 1956 en enige andere belastingwetten (vereenvoudiging bedrijfsopvolgingsregeling en herziening tariefstructuur

Nadere informatie

De bedrijfsopvolgingsfaciliteiten Successiewet en de verkrijging van aandelen in houdstervennootschappen

De bedrijfsopvolgingsfaciliteiten Successiewet en de verkrijging van aandelen in houdstervennootschappen Mr. Almer M.A. de Beer 1 De bedrijfsopvolgingsfaciliteiten Successiewet en de verkrijging van aandelen in houdstervennootschappen Wanneer is een houdstervennootschap beleidsbepalend? 1 Werkzaam bij Arenthals

Nadere informatie

Bijlage 1: bouwstenennotitie schenk- en erfbelasting

Bijlage 1: bouwstenennotitie schenk- en erfbelasting Bijlage 1: bouwstenennotitie schenk- en erfbelasting 1. Inleiding bouwstenen voor schenk- en erfbelasting Tijdens de behandeling van het Belastingplan 2014 zijn in zowel de Tweede als de Eerste Kamer diverse

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 755 Wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en van de Invorderingswet 1990 in verband met de wijziging van de percentages belasting-

Nadere informatie

1. Lijst van afkortingen

1. Lijst van afkortingen Natuurschoonwet 1928 1 Natuurschoonwet 1928 Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, Sector Brieven & Beleidsbesluiten Besluit van 11 oktober 2007, nr. CPP2007/205M, Stcrt. nr. 202

Nadere informatie

Het begrip voortzetten binnen de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de Successiewet 1956

Het begrip voortzetten binnen de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de Successiewet 1956 Het begrip voortzetten binnen de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de Successiewet 1956 S.C.B. Heller Koperwiek 2 5165 KK Waspik Waspik, 18 augustus 2008 Universiteit van Tilburg Afstudeerrichting: Fiscaal

Nadere informatie

Bedrijfsopvolgingsfaciliteiten bij vastgoedvennootschappen

Bedrijfsopvolgingsfaciliteiten bij vastgoedvennootschappen 2016 Bedrijfsopvolgingsfaciliteiten bij vastgoedvennootschappen ONDER WELKE OMSTANDIGHEDEN OVERSCHRIJDEN DE ACTIVITEITEN VAN EEN VASTGOEDVENOOTSCHAP DE NORM NORMAAL VERMOGENSBEHEER VOOR TOEPASSING VAN

Nadere informatie

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: 34 323 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten in verband met enkele aanpassingen inzake de fiscale eenheid (Wet aanpassing fiscale eenheid) NOTA VAN WIJZIGING Het

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 31 930 Wijziging van de Successiewet 1956 en enige andere belastingwetten (vereenvoudiging bedrijfsopvolgingsregeling en herziening tariefstructuur

Nadere informatie

Nieuwe schenk- en erfbelasting in 2010

Nieuwe schenk- en erfbelasting in 2010 Nieuwe schenk- en erfbelasting in 2010 Nieuwe schenk- en erfbelasting De nieuwe Successiewet (deze wet regelt de schenk- en erfbelasting) is op 1 januari 2010 ingegaan en heeft gevolgen voor bijna iedereen!

Nadere informatie

Schenkings- en successierecht

Schenkings- en successierecht Page 1 of 5 Netwerk Notarissen Centrale Organisatie Lt. Gen. Van Heutszlaan 8 3743 JN Baarn T: (035) 577 27 07 F: (035) 695 28 95 E: info@nnco.nl Schenkings- en successierecht Inhoudsopgave: Schenkingsrecht

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1997 1998 Nr. 153 25 688 Wijziging van enkele belastingwetten c.a. 1998 (fiscale structuurversterking) GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET 27 november 1997 Wij Beatrix,

Nadere informatie

Dit artikel wordt u aangeboden door Fiscaal Praktijkblad

Dit artikel wordt u aangeboden door Fiscaal Praktijkblad N I E U W S E N A D V I E S V O O R O N D E R N E M E R S E N A D V I S E U R S Dit artikel wordt u aangeboden door Fiscaal Praktijkblad Fiscaal Praktijkblad is hét vakblad voor iedereen die duiding en

Nadere informatie

Aanpassingen in de inkomstenbelasting bij

Aanpassingen in de inkomstenbelasting bij Aanpassingen in de inkomstenbelasting bij schenking en vererving van aanmerkelijkbelangaandelen Mr. Maria de L. Monteiro 1 Ruim een jaar geleden schreef T.C. Hoogwout een lezenswaardig artikel in dit blad

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1995 700 Besluit van 22 december 1995 tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 in verband met de totstandkoming van de Tweede

Nadere informatie

info &boon tips & boon

info &boon tips & boon tips & boon Uw positie als DGA Fiscale actualiteiten 2010 Ruim één op de vijf ondernemers is directeur-grootaandeelhouder (dga). Voor het kabinet aanleiding om, zeker in het huidige economische klimaat,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 28 488 Enige wijzigingen van de Successiewet 1956 Nr. 5 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG Ontvangen 30 oktober 2002 1. Algemeen Het verheugt

Nadere informatie

Bedrijfsopvolgingsregelingen voor het familiebedrijf onder druk

Bedrijfsopvolgingsregelingen voor het familiebedrijf onder druk Spotlight Bedrijfsopvolgingsregelingen voor het familiebedrijf onder druk Renate de Lange - Family Business/Private Wealth, Tax & Human Resource Services Jan Nieuwenhuizen - Family Business/Private Wealth,

Nadere informatie

Bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) Interne Cursus. Irma van der Zon

Bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) Interne Cursus. Irma van der Zon Bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) Interne Cursus Irma van der Zon BOR / BOF BOR: bedrijfsopvolgingsregeling BOF: bedrijfsopvolgingsfaciliteit Verschillende benamingen voor hetzelfde onderwerp. BOR faciliteiten:

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 28 488 Enige wijzigingen van de Successiewet 1956 Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN 1. Inleiding Dit voorstel van wet bevat aanpassingen in

Nadere informatie

de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl Datum 22 augustus

Nadere informatie

Uitvoeringsregeling schenk- en erfbelasting

Uitvoeringsregeling schenk- en erfbelasting Uitvoeringsregeling schenk- en erfbelasting Uitvoeringsregeling schenk- en erfbelasting, Stcrt. 2009, 20619 HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN Reikwijdte Artikel 1. Reikwijdte en definitie 1. Deze regeling

Nadere informatie

nr. 360 van BART SOMERS datum: 16 juli 2015 aan ANNEMIE TURTELBOOM Overdracht familiebedrijf - Schenkingsrechten

nr. 360 van BART SOMERS datum: 16 juli 2015 aan ANNEMIE TURTELBOOM Overdracht familiebedrijf - Schenkingsrechten SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 360 van BART SOMERS datum: 16 juli 2015 aan ANNEMIE TURTELBOOM VICEMINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN BEGROTING, FINANCIËN EN ENERGIE Overdracht familiebedrijf

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 752 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2014) Nr. 61 GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID OMTZIGT TER VERVANGING

Nadere informatie

Kwijtschelding voor ondernemers Dienst Belastingen

Kwijtschelding voor ondernemers Dienst Belastingen Rapport Gemeentelijke Ombudsman Kwijtschelding voor ondernemers Dienst Belastingen 8 mei 2006 RA0611562 Samenvatting Met enige regelmaat wenden ondernemers met financiële problemen zich tot de ombudsman.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 245 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2012) Nr. 8 NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen 8 juni 2012 Het

Nadere informatie

3. Het vierde lid vervalt, onder vernummering van het vijfde lid tot vierde lid.

3. Het vierde lid vervalt, onder vernummering van het vijfde lid tot vierde lid. WIJZIGING VAN DE SUCCESSIEWET 1956 EN ENIGE ANDERE BELASTINGWETTEN (VEREENVOUDIGING BEDRIJFSOPVOLGINGSREGELING EN HERZIENING TARIEFSTRUCTUUR IN DE SUCCESSIEWET 1956, ALSMEDE INTRODUCTIE VAN EEN REGELING

Nadere informatie

Vernieuwde Successiewet 1.1.2010 in werking

Vernieuwde Successiewet 1.1.2010 in werking DD-NR Regelingen en voorzieningen CODE 3.3.1.212 vervallen: het bericht 'Nieuwe Schenk- en erfbelasting aangenomen door Tweede Kamer', datumnr 0911-1159 Vernieuwde Successiewet 1.1. in werking bronnen

Nadere informatie

De wijziging van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de Successiewet

De wijziging van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de Successiewet De wijziging van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de Successiewet Bachelorscriptie Fiscale Economie Astrid van der Werff 5736781 19 juli 2011 Mw. dr. S.J. Mol-Verver Studiejaar 2010-2011 Fiscale Economie

Nadere informatie

Informatiebijeenkomst Rabobank Flevoland 16 december. Successiewet 2010. I.s.m. notariskantoor van Der Weele

Informatiebijeenkomst Rabobank Flevoland 16 december. Successiewet 2010. I.s.m. notariskantoor van Der Weele Informatiebijeenkomst Rabobank Flevoland 16 december Successiewet 2010 I.s.m. notariskantoor van Der Weele 0611083 1 mr. Jeroen van der Weele - Notaris 16 december 2009 Successiewet per 1 januari 2010

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 24 428 Wijziging van de Wet op de vermogensbelasting 1964, de Wet op de omzetbelasting 1968, de Wet op belastingen van rechtsverkeer, de Wet op

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 28 740 Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Wet tarieven in burgerlijke zaken en enkele andere wetten ter verhoging van de opbrengst

Nadere informatie

Successierecht. Verwerping van een nalatenschap. Ongelukkige redactie testament. Vergeten testament. Informele wil

Successierecht. Verwerping van een nalatenschap. Ongelukkige redactie testament. Vergeten testament. Informele wil Vergeten testament. Informele wil 1 Successierecht. Verwerping van een nalatenschap. Ongelukkige redactie testament. Vergeten testament. Informele wil Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling,

Nadere informatie

Bedrijfsopvolging. Jolanda van Nunen. De successiewet in een notendop

Bedrijfsopvolging. Jolanda van Nunen. De successiewet in een notendop Bedrijfsopvolging Schenk- en erfbelasting Inkomstenbelasting Testamenten Andere civielrechtelijke zaken 0 Inleiding Mr. C. (Kees) Goeman Mr. E.J.Ph. (Ed) Bijnsdorp Sprekers: Mw. mr. J.J.G.M. (Jolanda)

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 11993 7 juli 2011 Natuurschoonwet 29 juni 2011 Nr. BLKB2011/310M Belastingdienst/Landelijk Kantoor Belastingregio s/brieven

Nadere informatie

Erasmus School of Economics Masterscriptie. De bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de SW 1956 toch in strijd met het gelijkheidsbeginsel?

Erasmus School of Economics Masterscriptie. De bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de SW 1956 toch in strijd met het gelijkheidsbeginsel? ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM Erasmus School of Economics Masterscriptie Nadruk verboden De bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de SW 1956 toch in strijd met het gelijkheidsbeginsel? Naam student: C.I. Dral

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 755 Wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en van de Invorderingswet 1990 in verband met de wijziging van de percentages belasting-

Nadere informatie

de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen

de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen Ministerie van Justitie en Veiligheid Ingediend op https://www.internetconsultatie.nl/moderniseringpersonenvennootschap Amsterdam, 29

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 505 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2011) Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen 26 oktober

Nadere informatie

Bedrijfsopvolgingsregeling (IBondernemer

Bedrijfsopvolgingsregeling (IBondernemer Kennisdocument Bedrijfsopvolgingsregeling (IBondernemer agrarisch) Bij de overdracht van een onderneming komt veel kijken. Naast het vinden van de koper(s) en het bepalen van de overdrachtswaarde, moet

Nadere informatie

VR DOC.0453/2BIS

VR DOC.0453/2BIS VR 2018 0405 DOC.0453/2BIS Ontwerp van decreet tot modernisering van de erf- en schenkbelasting, aangepast aan het nieuwe erfrecht DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Begroting,

Nadere informatie

Vijf jaar Wet IB 2001; Kapitaalverzekeringen. Herman M. Kappelle. 1. Wat wilde de wetgever bereiken?

Vijf jaar Wet IB 2001; Kapitaalverzekeringen. Herman M. Kappelle. 1. Wat wilde de wetgever bereiken? Vijf jaar Wet IB 2001; Kapitaalverzekeringen Herman M. Kappelle 1. Wat wilde de wetgever bereiken? Terzake van de wijzigingen van het fiscale regime van de kapitaalverzekeringen in de Wet IB 2001, had

Nadere informatie

IEUWSBR. Fiscale behandeling UWS. van toeslagrechten. Task Force Economie IEUWS S NIEUWSBRIE

IEUWSBR. Fiscale behandeling UWS. van toeslagrechten. Task Force Economie IEUWS S NIEUWSBRIE UWS Fiscale behandeling S UWSBR S BR UWS IEUWS IEUWSBR BR van toeslagrechten Task Force Economie S IEUWSBR BR IEUWS NIEUWSBRIE NIEUWS BRIE S NIEUWSBRIE Fiscale behandeling van toeslagrechten De ministers

Nadere informatie

Overdrachtsbelasting. Ondernemingsfaciliteiten Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen Besluit van 10 juli 2013, nr. BLKB/2013/1130M.

Overdrachtsbelasting. Ondernemingsfaciliteiten Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen Besluit van 10 juli 2013, nr. BLKB/2013/1130M. Overdrachtsbelasting. Ondernemingsfaciliteiten Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen Besluit van 10 juli 2013, nr. BLKB/2013/1130M. De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 29 767 Wijziging van enkele belastingwetten (Belastingplan 2005) Nr. 12 DERDE NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen 2 november 2004 Het voorstel van wet

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1995 660 Wet van 18 december 1995 tot wijziging van de Wet op de vermogensbelasting 1964, de Wet op de omzetbelasting 1968, de Wet op belastingen

Nadere informatie

Datum 16 april 2012 Betreft Opzet aanpassing Bvdb 2001 (voorkoming dubbele bankenbelasting) en tweede Nota van wijziging bankenbelasting

Datum 16 april 2012 Betreft Opzet aanpassing Bvdb 2001 (voorkoming dubbele bankenbelasting) en tweede Nota van wijziging bankenbelasting > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA s GRAVENHAGE Directie Internationale Fiscale Zaken Korte Voorhout 7 2511 CW Den

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Overdrachtsbelasting. Ondernemingsfaciliteiten

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Overdrachtsbelasting. Ondernemingsfaciliteiten STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 20282 19 juli 2013 Overdrachtsbelasting. Ondernemingsfaciliteiten 10 juli 2013 Nr. BLKB/2013/1130M Belastingdienst/Directie

Nadere informatie

Beoordeling Bevindingen

Beoordeling Bevindingen Rapport 2 h2>klacht Verzoeker klaagt erover dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) aan hem als advocaat een machtiging van zijn cliënt heeft gevraagd om stukken bij de IND te kunnen opvragen,

Nadere informatie

De bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet 1956 en het gelijkheidsbeginsel

De bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet 1956 en het gelijkheidsbeginsel ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM Nadruk verboden Faculteit der Economische Wetenschappen Bachelorscriptie De bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet 1956 en het gelijkheidsbeginsel Naam student: P.D.M.

Nadere informatie

Erfbelasting - Gunsttarief voor familiale ondernemingen en vennootschappen

Erfbelasting - Gunsttarief voor familiale ondernemingen en vennootschappen SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 361 van BART SOMERS datum: 16 juli 2015 aan ANNEMIE TURTELBOOM VICEMINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN BEGROTING, FINANCIËN EN ENERGIE Erfbelasting -

Nadere informatie

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA 's-gravenhage. Datum 8 oktober 2012 Betreft Effectenrapportage DGA-pakket

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA 's-gravenhage. Datum 8 oktober 2012 Betreft Effectenrapportage DGA-pakket > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA 's-gravenhage Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

De invoering van een boedelvrijstelling in de bedrijfsopvolgingsregeling van de Successiewet 1956

De invoering van een boedelvrijstelling in de bedrijfsopvolgingsregeling van de Successiewet 1956 De invoering van een boedelvrijstelling in de bedrijfsopvolgingsregeling van de Successiewet 1956 Een onderzoek naar de wijze waarop de bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet 1956 vormgegeven dient

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 29 758 Wijziging van enkele belastingwetten c.a. (Overige Fiscale Maatregelen 2005) Nr. 8 NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen 21 oktober 2004 Het voorstel

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1998 1999 26 272 Wijziging van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (aanpassing regime ter zake van de afkoop van verplichtingen tot alimentatie of tot verrekening

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2015:5579

ECLI:NL:RBZWB:2015:5579 ECLI:NL:RBZWB:2015:5579 Instantie Datum uitspraak 20-08-2015 Datum publicatie 21-08-2015 Rechtbank Zeeland-West-Brabant Zaaknummer C/02/297897 / HA RK 15-74 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

1 Bent u bekend met het bericht bescherm de rechten van belastingbetalers beter 1)?

1 Bent u bekend met het bericht bescherm de rechten van belastingbetalers beter 1)? 2018Z14464 Vragen van het lid Lodders (VVD) aan de staatssecretaris van Financiën over het bericht bescherm de rechten van belastingbetalers beter. (ingezonden 1 augustus 2018) 1 Bent u bekend met het

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1996 1997 24 761 Wijziging van enige belastingwetten (herziening regime ter zake van winst uit aanmerkelijk belang, consumptieve rente en vermogensbelasting)

Nadere informatie

DGA uit de loonheffing

DGA uit de loonheffing DGA uit de loonheffing Met ingang van 1 januari 2008 Art 6 lid 6 wet LB 1964 Degene tot wie uitsluitend één of meer directeuren-grootaandeelhouders als bedoeld in art. 6, eerste lid, onderdeel d, van de

Nadere informatie

Directie Directe Belastingen. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. 16 november 2007 DB M

Directie Directe Belastingen. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. 16 november 2007 DB M Directie Directe Belastingen De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Datum Uw brief (Kenmerk) Ons kenmerk 16 november 2007 DB 2007-00589 M Onderwerp Vrijwillige

Nadere informatie

FISCALE ASPECTEN FAGOED-FINANCIERING (II ADVISEUR)

FISCALE ASPECTEN FAGOED-FINANCIERING (II ADVISEUR) FISCALE ASPECTEN FAGOED-FINANCIERING (II ADVISEUR) Samengesteld door: mr. E. Marcus FB Ref. 2023M016/11112011 INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding 3 2. Overdrachtsbelasting 4 Pagina 3. Inkomstenbelasting 5 3.1 Algemeen

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 69005 29 december 2016 Regeling van de Staatssecretaris van Financiën van 29 december 2016, nr. 2016-0000223377, tot wijziging

Nadere informatie

Op en b aar r ap p o r t

Op en b aar r ap p o r t Op en b aar r ap p o r t rapportnummer: 2008/113 datum: 1 juli 2008 Verzoekschrift van mevrouw W. te Den Haag, met een klacht over een gedraging van het hoogheemraadschap van Delfland te Delft. Bestuursorgaan:

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2013 2014 33 756 Invoering van een verhuurderheffing over 2014 en volgende jaren alsmede wijziging van enige wetten met betrekking tot de nadere herziening

Nadere informatie

Vergelijking doorschuiffaciliteiten

Vergelijking doorschuiffaciliteiten Carmen van Lier ANR: 646230 Fiscale Economie Examencommissie: drs. J.J.H. Gortzak prof. dr. J.A.G. van der Geld Vergelijking doorschuiffaciliteiten Wet IB 2001 November, 2013 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1

Nadere informatie

Successiewet 1956; bedrijfsopvolging

Successiewet 1956; bedrijfsopvolging Successiewet 1956; bedrijfsopvolging 1 Successiewet 1956; bedrijfsopvolging Belastingdienst/Centrum voor Proces- en Productontwikkeling, Domein Belastingen op arbeid en vermogen Besluit van 16 maart 2004,

Nadere informatie

I. ALGEMEEN. Memorie van toelichting. 1. Inleiding

I. ALGEMEEN. Memorie van toelichting. 1. Inleiding Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 in verband met de invoering van een tussenregeling voor valutaresultaten op deelnemingen (Tussenregeling valutaresultaten op deelnemingen) Memorie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 003 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2012) Nr. 11 DERDE NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen 25 oktober 2011

Nadere informatie

1.1. Lijst van gebruikte begrippen en afkortingen. Successiewet Successiewet 1956. Burgerlijk Wetboek

1.1. Lijst van gebruikte begrippen en afkortingen. Successiewet Successiewet 1956. Burgerlijk Wetboek Schenk- en erfbelasting. Overdrachtsbelasting. Verwerping van een nalatenschap. Ongelukkige redactie testament. Vergeten testament. Informele wil Belastingdienst/ Directie Vaktechniek Belastingen. Besluit

Nadere informatie

Estate planning Fiscaal voordelig vermogen nalaten

Estate planning Fiscaal voordelig vermogen nalaten Estate planning Fiscaal voordelig vermogen nalaten U betaalt pas als het bedrag van de erfenis of schenking hoger is dan de vrijstelling Estate planning Fiscaal voordelig vermogen nalaten U denkt er misschien

Nadere informatie

Doorschuiffaciliteiten in het aanmerkelijkbelangregime

Doorschuiffaciliteiten in het aanmerkelijkbelangregime Doorschuiffaciliteiten in het aanmerkelijkbelangregime Mr. K. de Heus * en drs. A. Rozendal ** Indien aandelen die een aanmerkelijk belang vertegenwoordigen worden vervreemd, vindt op grond van art. 4.12

Nadere informatie

Belastingrecht voor het ho 2014

Belastingrecht voor het ho 2014 Belastingrecht voor het ho 2014 Uitwerkingen opgaven Deel 7 Erfbelasting en schenkbelasting Henk Guiljam Noordhoff Uitgevers Groningen/Houten Belastingrecht voor het ho 2014 Uitwerkingen Noordhoff Uitgevers

Nadere informatie

Fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten natuurlijke personen

Fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten natuurlijke personen Fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten natuurlijke personen Drs. Yvonne (M.) Tigelaar-Klootwijk Fiscaal Economisch Instituut Erasmus Universiteit Scientific Institute for Research in Economics of Taxation

Nadere informatie

Bedrijfsopvolging bij schenken en erven

Bedrijfsopvolging bij schenken en erven Bedrijfsopvolging bij schenken en erven A.E.M. Loeffen 167138 Universiteit van Tilburg Faculteit der Rechtsgeleerdheid Fiscaal Recht Examencommissie: mr. S.A.M. de Wijkerslooth-Lhoëst prof. mr. I.J.F.A.

Nadere informatie

Bedrijfsoverdracht 20-4-2011. Schenk- en erfbelasting Inkomstenbelasting. 20 april 2011. Inleiding mr. C. (Kees) Goeman

Bedrijfsoverdracht 20-4-2011. Schenk- en erfbelasting Inkomstenbelasting. 20 april 2011. Inleiding mr. C. (Kees) Goeman Bedrijfsoverdracht Schenk- en erfbelasting Inkomstenbelasting 20 april 2011 www.inventivecontrol.com 1 Inleiding mr. C. (Kees) Goeman Sprekers: mr. J.J.G.M. (Jolanda) van Nunen mr. G.J. (Govert) Vorstenbosch

Nadere informatie

Artikel 1 In dit besluit wordt verstaan onder wet: Wet op het financieel toezicht.

Artikel 1 In dit besluit wordt verstaan onder wet: Wet op het financieel toezicht. Besluit van [datum] houdende bepalingen ter uitvoering van artikel 5:81, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht (Vrijstellingsbesluit overnamebiedingen Wft) Op voordracht van Onze Minister van

Nadere informatie

De bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in het licht van het gelijkheidsbeginsel van Vijfeijken, Inge

De bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in het licht van het gelijkheidsbeginsel van Vijfeijken, Inge Tilburg University De bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in het licht van het gelijkheidsbeginsel van Vijfeijken, Inge Published in: Principieel belastingrecht Document version: Peer reviewed version Publication

Nadere informatie