De bedrijfsopvolging in de Successiewet 1956

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De bedrijfsopvolging in de Successiewet 1956"

Transcriptie

1 De bedrijfsopvolging in de Successiewet 1956 De beoogde doelen van de wetgever inzake het kwalificerend ondernemingsvermogen bereikt? Naam: Studierichting: Sabine Kranenbroek Master Fiscale Economie Administratienummer: Examencommissie: mr. S.A.M. de Wijkerslooth-Lhoëst Afstudeerdatum: 16 april 2014 Prof. mr. I.J.F.A. van Vijfeijken

2 Inhoudsopgave VOORWOORD... 5 HOOFDSTUK 1 INLEIDING... 6 PARAGRAAF 1.1 PROBLEEMSTELLING... 7 PARAGRAAF 1.2 OPZET... 7 HOOFDSTUK 2: HET SYSTEEM VAN DE BEDRIJFSOPVOLGINGSREGELING IN DE SUCCESSIEWET TOT 1 JANUARI PARAGRAAF 2.1 DE ONDERNEMER VOOR DE INKOMSTENBELASTING... 8 Paragraaf Ondernemer... 9 Paragraaf Onderneming... 9 Paragraaf Rechtstreekse verbondenheid Paragraaf Ondernemingsvermogen PARAGRAAF 2.2 DE MEDEGERECHTIGDHEID PARAGRAAF 2.3 DE AANMERKELIJK BELANGHOUDER Paragraaf Aanmerkelijk belang Paragraaf Beleggingsvermogen Paragraaf Ondernemingsvermogen Paragraaf Holdingstructuren PARAGRAAF 2.5 CONCLUSIE HOOFDSTUK 3: TOETSING VAN DE SUCCESSIEWET VOOR 1 JANUARI 2010 AAN DE DOELEN VAN DE WETGEVER PARAGRAAF 3.1 REËLE BEDRIJFSOPVOLGING Paragraaf Definitie reële bedrijfsopvolging Paragraaf Doel versus wet tot 1 januari 2010: ondernemen in de winstsfeer Paragraaf Doel versus wet tot 1 januari 2010: medegerechtigde Paragraaf Doel versus wet tot 1 januari 2010: aanmerkelijk belang PARAGRAAF 3.2 RECHTSVORMNEUTRALITEIT Paragraaf Definitie rechtsvormneutraliteit Paragraaf Doel versus wet tot 1 januari 2010: ondernemingsbegrip Paragraaf Doel versus wet tot 1 januari 2010: ter beschikking stellen pand Paragraaf Doel versus wet tot 1 januari 2010: beleggingen PARAGRAAF 3.3 INDIRECT EN DIRECT BELANG Paragraaf Definitie indirect en direct belang Paragraaf Doel versus wet tot 1 januari 2010: beleidseis PARAGRAAF 3.4 CONCLUSIE

3 HOOFDSTUK 4: HET SYSTEEM VAN DE BEDRIJFSOPVOLGINGSREGELING IN DE SUCCESSIEWET NA 1 JANUARI 2010 (HUIDIGE REGELING) PARAGRAAF 4.1 DE ONDERNEMING VOOR DE INKOMSTENBELASTING Paragraaf De ondernemer Paragraaf Ondernemingsvermogen PARAGRAAF 4.2 DE MEDEGERECHTIGDHEID PARAGRAAF 4.3 DE AANMERKELIJK BELANGHOUDER Paragraaf Aanmerkelijk belang Paragraaf Preferente aandelen Paragraaf Holdingstructuren Paragraaf Ondernemingsvermogen Paragraaf Beleggingsvermogen PARAGRAAF 4.4 TER BESCHIKKING STELLEN PAND Paragraaf Ter beschikking stellen onroerende zaak PARAGRAAF 4.6 CONCLUSIE HOOFDSTUK 5: TOETSING VAN DE HUIDIGE SUCCESSIEWET AAN DE DOELEN VAN DE WETGEVER PARAGRAAF 5.1 REËLE BEDRIJFSOPVOLGING Paragraaf Doel versus wet: ondernemen in de winstsfeer Paragraaf Doel versus wet: de medegerechtigdheid Paragraaf Doel versus wet: aanmerkelijk belang Paragraaf Uitzonderingen op het 5% belang Paragraaf Preferente aandelen Paragraaf Beleggingsvermogen Paragraaf Doel versus wet: ter beschikking stellen onroerende zaak PARAGRAAF 5.2 RECHTVORMNEUTRALITEIT Paragraaf Doel versus wet: ondernemer en ondernemingsvermogen Paragraaf Doel versus wet: beleggingen Paragraaf Doel versus wet: ter beschikking stellen onroerende zaak PARAGRAAF 5.3 INDIRECT EN DIRECT BELANG Paragraaf Doel versus wet: toerekeningsregels PARAGRAAF 5.4 CONCLUSIE HOOFDSTUK 6: DE VERGELIJKING PARAGRAAF 6.1 VERGELIJKINGSSCHEMA PARAGRAAF 6.2 ONDERNEMINGSBEGRIP PARAGRAAF 6.3 AANMERKELIJK BELANG Paragraaf Betrokkenheid... 46

4 Paragraaf Belang in samenwerkingsverband Paragraaf Nieuwe Flex BV PARAGRAAF 6.4 ONROERENDE ZAAK Paragraaf Onroerende zaak en de schuld Paragraaf Onroerende zaak en privé Paragraaf Onroerende zaak en overige vermogen PARAGRAAF 6.5 BELEGGINGEN PARAGRAAF 6.6 MEDEGERECHTIGDHEID EN PREFERENTE AANDELEN PARAGRAAF 6.7 ECHTGENOOT VAN DE ONDERNEMER PARAGRAAF 6.8 INDIRECT AANMERKELIJK BELANG PARAGRAAF 6.9 CONCLUSIE CONCLUSIE LITERATUURLIJST

5 Voorwoord Eindelijk is dan het moment daar! Voor u ligt mijn Master Thesis welke de afsluiting vormt van de master Fiscale Economie aan Tilburg University. Bij de start van mijn Master Thesis nu ongeveer 3,5 tot 4 jaar geleden, was de keuze voor het onderwerp in eerste instantie snel gemaakt. De wijzigingen binnen de Successiewet waren namelijk op dat moment een veel besproken en tevens interessant onderwerp. Het afgelopen jaar heeft het schrijven van mijn Master Thesis echter pas zichtbare vooruitgang geboekt. Ondanks dat het al enige tijd geleden is, heeft er met betrekking tot de bedrijfsopvolging nog geen daadwerkelijke evaluatie plaatsgevonden. Vandaar dat in de tussentijd het onderwerp van mijn Master Thesis niet gewijzigd is. Graag wil ik de personen die hebben bijgedragen aan de totstandkoming van mijn Master Thesis bedanken. Allereerst natuurlijk een woord van dank voor mevrouw S.A.M. de Wijkerslooth-Lhoëst die mij gedurende de periode van mijn Master Thesis heeft begeleid. Dankzij haar kritische blik en feedback heeft zij mij geholpen een juiste en logische structuur in mijn Master Thesis aan te brengen. Tevens wil ik mijn collega s bedanken voor de feedback op mijn Master Thesis en het aansporen om mijn Master Thesis een keer te gaan afronden. Daarnaast wil ik mijn ouders, broer en vriend bedanken. Zij hebben mij, ondanks de geïrriteerde reacties van mijn kant, gesteund en aangespoord gedurende dit langdurige proces. Sabine Kranenbroek Veldhoven, april

6 Hoofdstuk 1 Inleiding Wat gebeurt er met een onderneming als de ondernemer overlijdt? En als een ondernemer gedurende zijn leven de onderneming niet langer wil drijven maar daarnaast ook niet aan een vreemde wil verkopen? Dit zijn situaties die in de praktijk vaak voorkomen. Het komt namelijk voor dat een onderneming wordt geschonken in verband met een eventuele bedrijfsopvolging of na het overlijden van de ondernemer vererft naar de erfgenamen. Over het vermogen wat bij schenken of overlijden wordt verkregen, zou in beginsel erf- dan wel schenkbelasting moeten worden betaald. In de Successiewet is echter een bedrijfsopvolgingsregeling (hierna: BOR) opgenomen waardoor in een aantal situaties de belasting niet direct of nooit verschuldigd is. In 1998 zijn er voorstellen ingediend om de regeling (toen nog in de invorderingswet) te vereenvoudigen. Bij de invoering van de vereenvoudiging in 1998 werd de rechtvaardigingsgrond van de regeling als volgt geformuleerd: Vanuit het algemeen sociaal-economisch belang is het onwenselijk dat een onderneming die overgaat door vererving moet worden gestaakt of geforceerd moet worden verkocht zonder dat de bedrijfsresultaten daar aanleiding toe geven, met als gevolg een verlies aan werkgelegenheid en economische diversiteit. Het is om dezelfde reden onwenselijk dat een ondernemer in situaties waarin het maatschappelijk gebruikelijk is uit te treden, zijn onderneming staakt in plaats van overdraagt aan een of meer opvolgers. 1 Bij de wijziging van de Successiewet per 1 januari 2010 wordt door de Tweede Kamer wederom uitgegaan van deze gedachtegang. De continuïteit van de onderneming mag niet worden aangetast door de heffing van belasting bij schenking of vererving. 2 Het is echter nooit met onderzoeksresultaten aangetoond dat daadwerkelijk sprake is van een belemmering van de continuïteit op het moment dat een onderneming vererft dan wel wordt geschonken. Vanaf 1 januari 2010 is de Successiewet op diverse punten gewijzigd. Deze wijzigingen zijn tot op heden nog niet geëvalueerd. De wijzigingen betreffen onder andere de regels voor een bedrijfsopvolging bij schenken dan wel bij overlijden. Één van de wijzigingen binnen de bedrijfsopvolging is een verandering in de definitie van het te kwalificeren ondernemingsvermogen. In het wetsvoorstel voorafgaand aan de wijziging geeft de wetgever aan welke doelstellingen hem met betrekking tot de wijziging voor ogen stonden. Om een duidelijk beeld te krijgen van de wijzigingen 1 Kamerstukken II 1997/98, , nr. 3, p Kamerstukken II 2008/09, , nr. 3, p. 4. 6

7 in het kwalificerend ondernemingsvermogen en de doelstellingen van de wetgever zal hierop in deze thesis verder worden ingegaan. Paragraaf 1.1 Probleemstelling In de thesis zal worden ingegaan op de verschillen tussen het kwalificerend ondernemingsvermogen en de ondernemer in de Successiewet vóór 1 januari 2010 en de huidige wetgeving. Hierbij zal voornamelijk worden bekeken of de doelstellingen van de wetgever in de gewijzigde regelgeving worden bereikt. Het onderzoek zal plaatsvinden aan de hand van de volgende probleemstelling: In hoeverre worden door de aanpassing in de definitie van het begrip ondernemingsvermogen in combinatie met het begrip ondernemer in de bedrijfsopvolgingsregeling (van de Successiewet 1956) de beoogde doelen van de wetgever bereikt en is er nog ruimte voor verbetering? Paragraaf 1.2 Opzet Om de probleemstelling te kunnen beantwoorden, wordt ingegaan op het systeem van het kwalificerend ondernemingsvermogen en daaraan gekoppeld de ondernemer voor 1 januari 2010 als ook het kwalificerend ondernemingsvermogen en de ondernemer binnen het huidige systeem. Derhalve zullen de beide systemen in afzonderlijke hoofdstukken worden besproken. In hoofdstuk twee wordt allereerst het systeem tot 1 januari 2010 bekeken. Vervolgens zal in hoofdstuk drie worden ingegaan op de doelstellingen van de wetgever ten opzichte van de regeling tot 1 januari Dit hoofdstuk is bedoeld om reeds in een eerder stadium naar voren te brengen in welke opzichten de wet voor de wijziging al aan de drie doelstellingen van de wetgever voldeed en waar op grond van de doelstellingen dan nog verbetering noodzakelijk is. In hoofdstuk drie zal allereerst worden ingegaan op het slechts faciliteren van de verkrijging van echt ondernemingsvermogen (reële bedrijfsopvolging). Daarnaast zal het tweede doel van de wetgever, het bewerkstelligen van de rechtsvormneutraliteit, worden bekeken. Tot slot zal worden ingegaan op het laatste doel van de wetgever namelijk het niet aanbrengen van een onderscheid tussen de verkrijging van een direct en een indirect gehouden belang in een ondernemend lichaam. Daarna zal in hoofdstuk vier worden bekeken hoe in de huidige regeling het kwalificerend ondernemingsvermogen wordt bepaald. Nadat duidelijk is geworden hoe de situatie in de huidige wet is, worden in hoofdstuk vijf de beoogde doelstellingen van de wetgever aan de huidige regeling getoetst. Een aantal elementen van de faciliteit worden in dit hoofdstuk per doel weergegeven en bekritiseerd. Als laatste worden in hoofdstuk zes de oude en de huidige regeling tegenover elkaar gezet. Indien de beoogde doelstellingen niet volledig zijn bereikt, worden hier suggesties ter verbetering aangedragen. 7

8 Hoofdstuk 2: Het systeem van de bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet tot 1 januari 2010 Om de BOR te kunnen toepassen moet sprake zijn van een gekwalificeerd ondernemingsvermogen en een ondernemer. De onderzoeksvraag is er op gericht om te bepalen of sprake is van een verbetering na aanpassing van de faciliteit inzake de bedrijfsopvolgingsregeling. Derhalve zal in dit hoofdstuk allereerst worden ingegaan op het gekwalificeerde ondernemingsvermogen en de ondernemer tot 1 januari Indien in dit hoofdstuk wordt gesproken over de Successiewet wordt hiermee de Successiewet tot 1 januari 2010 bedoeld. Voor de leesbaarheid van de hoofdstukken twee en drie worden de hoofdstukken, ondanks dat ze gaan over reeds oudere wetgeving, geformuleerd in de tegenwoordige tijd. Op grond van de Successiewet 4 kwalificeren de volgende vermogensbestanddelen voor de BOR: 1. de bestanddelen van het vermogen van een onderneming van een ondernemer als bedoeld in artikel 3.4 of 3.5 van de Wet Inkomstenbelasting 2001 of van een medegerechtigheid als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, onderdeel a, van die wet, de bestanddelen van een gedeelte van een onderneming daaronder begrepen, mits het de onderneming betreft van de erflater of schenker die door de verkrijger rechtstreeks wordt voortgezet. 2. de aandelen in en winstbewijzen van een vennootschap welker kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld, niet zijnde een lichaam waarvan de feitelijke werkzaamheid bestaat in het, onmiddellijk of middellijk, beleggen van een vermogen of een daarmee overeenkomende werkzaamheid, die behoorden tot een aanmerkelijk belang in de zin van afdeling 4.3 van de Wet Inkomstenbelasting 2001 bij de erflater of de schenker. Paragraaf 2.1 de ondernemer voor de Inkomstenbelasting De letterlijke tekst van het hiervoor aangehaalde artikel uit de Successiewet geeft aan dat het gaat om het vermogen van een onderneming van een ondernemer als bedoeld in artikel 3.4 of 3.5 Wet Inkomstenbelasting Derhalve zal allereerst het begrip ondernemer binnen de Inkomstenbelasting (hierna: IB-ondernemer) besproken worden. Als afsluiting van deze paragraaf komt de definitie van het ondernemingsvermogen binnen de Inkomstenbelasting aan bod. 3 In deze thesis worden overige vereisten binnen de bedrijfsopvolgingsregeling zoals bijvoorbeeld het voortzettingsvereiste buiten beschouwing gelaten. 4 Artikel 35b lid 2 Successiewet 1956 tot 1 januari De grenzen tussen het bedrijf en beroep zijn in de huidige maatschappij vervaagd. Het begrip zelfstandig uitgeoefend beroep uit artikel 3.5 Wet Inkomstenbelasting 2001 wordt hier derhalve buiten beschouwing gelaten. 8

9 Paragraaf Ondernemer In de Wet Inkomstenbelasting 2001 is de definitie van het begrip ondernemer als volgt: de belastingplichtige voor rekening van wie een onderneming wordt gedreven en die rechtstreeks wordt verbonden voor verbintenissen betreffende die onderneming. 6 Het gaat hierbij om het subjectieve ondernemerschap. Indien een ondernemer meerdere objectieve ondernemingen bezit, wordt er voor de BOR van uitgegaan dat er sprake is van één subjectieve onderneming (de faciliteit vindt toepassing op de subjectieve onderneming van de schenker of erflater). Paragraaf Onderneming Om te kunnen bepalen of sprake is van een IB-ondernemer moet allereerst worden nagegaan of een onderneming aanwezig is. Een definitie van het begrip onderneming is echter niet in de wetgeving opgenomen. De aansluiting voor het begrip wordt gezocht bij de bedrijfseconomische omschrijving en de jurisprudentie inzake de Wet Inkomstenbelasting De definitie van een onderneming waarvan in de praktijk wordt uitgegaan is: een duurzame organisatie die er op gericht is met behulp van arbeid en kapitaal deel te nemen aan het economisch verkeer met het oogmerk om winst te behalen. Om aan de hand van deze definitie te kunnen bepalen of er sprake is van een onderneming wordt gekeken naar de feiten en omstandigheden. Per afzonderlijk object wordt beoordeeld of sprake is van een onderneming. Dit komt onder andere voort uit een arrest van de Hoge Raad: het antwoord op de vraag of bepaalde activiteiten in het economische verkeer een onderneming vormen, is niet afhankelijk van de wil van de belastingplichtige die deze activiteiten verricht, doch hangt af van de aard en de omvang van de activiteiten, alsmede van de wijze waarop en de omstandigheden waaronder deze plaatsvinden. 8 Het gaat in dit arrest om een commanditaire vennoot die slechts onroerende goederen aankoopt en exploiteert. De belastingplichtige is van mening dat er activiteiten als ondernemer worden verricht en er derhalve sprake is van een onderneming. Naar aanleiding van de feiten en omstandigheden is echter geoordeeld dat geen onderneming aanwezig is. De wil van de belastingplichtige is bij de bepaling van de aanwezigheid van een onderneming derhalve irrelevant. Om van een onderneming te kunnen spreken, moet sprake zijn van het behalen van winst met behulp van kapitaal en arbeid. 9 Dit betekent dat er geen onderneming aanwezig is als sprake is van normaal vermogensbeheer. Normaal vermogensbeheer is aan de orde indien er enkel kapitaal wordt beheerd. 6 Artikel 3.4 Wet Inkomstenbelasting Kamerstukken II, , 26727, nr. 3 memorie van toelichting, blz HR 18 juni 1986, nr , BNB 1986/ Het is daarbij niet van belang of de ondernemer diegene is die de arbeid in de onderneming verricht. 9

10 Bij de - in het hiervoor vermelde arrest - commanditaire vennoot is door de Hoge Raad geoordeeld dat er slechts sprake is van normaal vermogensbeheer. In dergelijke gevallen moet er objectief bekeken worden of daadwerkelijk arbeid ingebracht is om de winst te behalen. De Hoge Raad 10 heeft in een ander arrest geoordeeld dat geen sprake is van normaal vermogensbeheer indien het rendabel maken van de onroerende zaak gebeurd door middel van de arbeid die de eigenaar verricht en de gedane arbeid leidt tot het behalen van voordelen uit de onroerende zaak. De behaalde voordelen moeten hoger zijn dan het rendement dat de onroerende zaak oplevert bij normaal vermogensbeheer. In een recenter arrest heeft de Hoge Raad aangegeven dat het verschil tussen ondernemen en beleggen er in bestaat dat er arbeid wordt verricht die is gericht op het behalen van voordelen die het normale vermogensrendement overstijgen. 11 Daarnaast moet er voor de aanwezigheid van een onderneming sprake zijn van het behalen van winst. Dit betekent dat binnen de onderneming stelselmatig overschotten worden behaald of de verwachting moet bestaan dat die winsten zullen worden behaald. 12 Paragraaf Rechtstreekse verbondenheid Om er voor te zorgen dat het ondernemerschap meer betekent dan alleen het ter beschikking stellen van vermogensbestanddelen (=normaal vermogensbeheer) moet er sprake zijn van een rechtstreekse verbondenheid met verbintenissen betreffende de hiervoor benoemde onderneming. 13 Dit betekent dat slechts in het geval er een directe (eigen) verbondenheid is, sprake is van ondernemerschap. Het gaat daarbij niet alleen om de bestaande verbintenissen maar tegelijkertijd ook om de verbintenissen die worden aangegaan in de toekomst. In de definitie wordt gesproken over verbintenissen. Hiermee is door de wetgever bedoeld dat een ondernemer niet voor alle verbintenissen betreffende de onderneming hoofdelijk verbonden hoeft te zijn. Het kan bijvoorbeeld in de situatie van een maatschap voorkomen dat de interne aansprakelijkheid zich over alle maten verspreidt maar dat één van de maten de verbintenissen op zijn eigen naam is aangegaan. Indien in de definitie wordt gesproken over alle verbintenissen kwalificeren de andere maten op dat moment niet meer voor het ondernemerschap en is derhalve de BOR niet op hen van toepassing. Dit laatste heeft de wetgever willen voorkomen. 14 Aan de bovenstaande punten moet worden voldaan om er voor te zorgen dat ondernemerschap voor de Successiewet aanwezig is. Bij het overlijden van de echtgenoot niet-ondernemer kunnen de 10 HR 17 augustus 1994, nr , BNB 1994/ HR 28 oktober 2005, nr , BNB 2006/ HR 28 oktober 2005, nr , BNB 2006/ Kamerstukken II, 1998/99, Nr. 3 memorie van toelichting, p Kamerstukken II, 1998/99, , nr. 3 memorie van toelichting, p

11 gevolgen voor de continuïteit van de onderneming groot zijn indien de faciliteit niet van toepassing is. Derhalve heeft de wetgever in een besluit goedgekeurd dat de faciliteit in die situatie wel van toepassing is. 15 Hierbij wordt op dit punt niet voldaan aan de drie beoogde doelen van de wetgever ten aanzien van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit. Het algemene doel inzake de continuïteit van de onderneming staat hier echter wel voorop. Paragraaf Ondernemingsvermogen Indien sprake is van een subjectieve ondernemer met een objectieve onderneming dient te worden bepaald wat daadwerkelijk tot het ondernemingsvermogen van die onderneming behoort. De vraag is dan wat als ondernemingsvermogen voor de Successiewet in aanmerking wordt genomen. Dit gebeurt aan de hand van vermogensetikettering. Hierover is in de loop der jaren diverse jurisprudentie ontstaan. Binnen de vermogensetikettering zijn (op grond van de jurisprudentie) drie categorieën van vermogensbestanddelen aan te merken Vermogensbestanddelen die naar hun functie slechts tot het ondernemingsvermogen kunnen worden gerekend. - Vermogensbestanddelen die naar hun functie slechts tot het privévermogen kunnen behoren. - Vermogensbestanddelen waarvan de belanghebbende binnen de grenzen der redelijkheid kan uitmaken of zij tot het ondernemingsvermogen dan wel het privévermogen behoren (keuzevermogen). Zoals eerder aangegeven, is bij het bepalen van de aanwezigheid van een onderneming de wil van de ondernemer irrelevant. Dit is anders indien er een onderneming aanwezig is en moet worden bepaald wat tot het ondernemingsvermogen behoort. Bij het verplichte ondernemingsvermogen en het verplichte privévermogen is geen sprake van keuzerecht. Dit zou namelijk de grenzen der redelijkheid overschrijden aangezien het vermogensbestanddeel naar de aard van de functie tot een bepaalde categorie behoort. Bij de derde categorie is er wel degelijk sprake van keuzerecht en is de wil van de belanghebbende dan ook van belang. De grenzen der redelijkheid mogen echter niet overschreden worden. Er bestaat geen vrije keuze indien het vermogensbestanddeel uitsluitend of nagenoeg geheel dienstbaar is aan de onderneming. Indien in een belastingjaar eenmaal is gekozen voor een bepaalde categorie mag op die keuze (tenzij een bijzondere omstandigheid) niet worden teruggekomen. Ook niet op het moment van overlijden/schenken. 15 Besluit Staatssecretaris van Financiën van 18 oktober 2007, nr. CPP2007/383M, V-N 2007/49.23, paragraaf L.W. Sillevis en M.L.M. van Kempen, Cursus Belastingrecht (Inkomstenbelasting). Studenteneditie , Deventer: Kluwer, p

12 Indien aan de voorwaarden voor de vermogensetikettering wordt voldaan, wordt met betrekking tot samenwerkingsverbanden voor de faciliteit ook het buitenvennootschappelijk ondernemingsvermogen in aanmerking genomen. Het is meer dan reëel dat ook het buitenvennootschappelijk vermogen wordt meegenomen in de faciliteit aangezien wordt uitgegaan van het begrip subjectieve ondernemer. Het buitenvennootschappelijk ondernemingsvermogen bestaat uit vermogensbestanddelen die buiten de vennootschap zelf (door één van de vennoten) worden gehouden en die dienstbaar zijn aan de onderneming. Het is dus vermogen dat voor zakelijke doeleinden wordt gebruikt door de vennootschap maar niet door de vennoot is ingebracht in de gezamenlijke onderneming. Paragraaf 2.2 De medegerechtigdheid Naast de IB-ondernemer is ook de medegerechtigde een kwalificerend belastingplichtige voor de BOR. Een medegerechtigde is de belastingplichtige die anders dan als ondernemer of aandeelhouder als medegerechtigde tot het vermogen van een onderneming winst geniet uit een of meer ondernemingen. 17 Het gaat hierbij dus om personen die wel tot op zekere hoogte deelnemen in het vermogen van de onderneming maar die niet zijn verbonden voor verbintenissen betreffende die onderneming. Diegene die als medegerechtigde worden aangemerkt, zijn de commanditaire vennoten. Bij beëindiging van het samenwerkingsverband moet de medegerechtigde recht hebben op teruggaaf van de vermogensbestanddelen die destijds zijn ingebracht of vermogensbestanddelen die daarvoor in de plaats zijn gekomen dan wel een terugbetaling van de vermogenswaarde. 18 Hierbij is het niet van belang of de betrokkene gerechtigd is tot het liquidatiesaldo. 19 Met betrekking tot de behandeling van de medegerechtigde in de diverse wetten bestaan verschillen. In de Inkomstenbelasting is het zo dat een medegerechtigde wel winst uit onderneming geniet maar niet in aanmerking komt voor de diverse ondernemersfaciliteiten. Een medegerechtigde is geen ondernemer voor de Inkomstenbelasting. Voor de Successiewet komen medegerechtigden echter wel degelijk voor de ondernemersfaciliteit (de BOR) in aanmerking. Om te bepalen wat bij een medegerechtigdheid tot het ondernemingsvermogen behoort, wordt aangesloten bij de vermogensetikettering met betrekking tot het ondernemerschap in de Inkomstenbelasting. 17 Artikel 3.3, lid 1, a Wet Inkomstenbelasting Besluit 13 februari 2001, nr. CPP2000/3210M, BNB 2001/187, vraag B.3.2.h. 19 Artikel 3.3, lid 2 Wet Inkomstenbelasting

13 Paragraaf 2.3 De aanmerkelijk belanghouder In het tweede gedeelte van artikel 35b, lid 1 van de Successiewet 1956 wordt aangegeven dat sprake is van gekwalificeerd ondernemingsvermogen indien wordt voldaan aan het aanmerkelijk belang regime (hierna; ab-regime) van afdeling 4.3 van de Wet Inkomstenbelasting Daarnaast mag in de vennootschap niet enkel beleggingsvermogen aanwezig zijn. Paragraaf Aanmerkelijk belang Er is voor een belastingplichtige sprake van een aanmerkelijk belang indien een belastingplichtige al dan niet tezamen met zijn partner, direct of indirect voor ten minste 5% van het geplaatst kapitaal aandeelhouder is in een aandelenvennootschap. 20 Hetzelfde geldt voor de rechten om ten minste 5% van de aandelen te verwerven, winstbewijzen die recht hebben op ten minste 5% van de jaarwinst (dan wel liquidatiewinst), de gerechtigde tot ten minste 5% van de stemmen in de algemene vergadering. 21 Indien een belang van 5% aanwezig is, wordt binnen het ab-regime aangenomen dat sprake is van ondernemerschap. 22 Het economische belang is voor de 5% regel doorslaggevend. De aandelen komen voor rekening en risico van diegene die het economische belang heeft. 23 Het aanmerkelijk belang wordt op grond van artikel 35b Successiewet verlangd bij de erflater (of schenker). Met betrekking tot de verkrijger worden hieraan geen directe eisen gesteld. Er wordt met betrekking tot de 5%-regel gesproken over zowel een direct als een indirect aanmerkelijk belang. Er is sprake van een direct aanmerkelijk belang indien de houder van de aandelen zelf ook tevens de eigenaar is van de aandelen. Een indirect aanmerkelijk belang komt ter sprake als de aandeelhouder via een houdstervennootschap zeggenschap heeft over de aandelen in een dochtermaatschappij. Er zijn een aantal uitzonderingen in de Wet Inkomstenbelasting 2001 ten aanzien van de 5%-regel. Deze uitzonderingen worden in de Successiewet net zoals in de Inkomstenbelasting in aanmerking genomen als een aanmerkelijk belang waarop de faciliteit van toepassing is. Het gaat hierbij om de meesleepregeling 24 en de meetrekregeling Artikel 4.6 sub a Wet Inkomstenbelasting Hieronder worden tevens de preferente aandelen gerekend. 21 Tevens is sprake van een aanmerkelijk belang indien er sprake is van een genotsrecht, een koopoptie en bepaalde participaties uit de artikelen 4.3 t/m 4.5 Wet Inkomstenbelasting Hier wordt verder niet op ingegaan. 22 Kamerstukken II, 2008/09, 31930, nr. 3, memorie van toelichting, blz Hof Arnhem, 14 februari 2001, nr. 99/0369, V-N 2001/ Artikel 4.9 Wet Inkomstenbelasting Artikel 4.10 Wet Inkomstenbelasting

14 Indien de aandelen niet op grond van de hoofdregel dan wel de uitzonderingen in het ab-regime terecht komen, kan er alsnog sprake zijn van een fictief aanmerkelijk belang. 26 Hierbij kan gedacht worden aan een maatschap waarin meer dan 20 participanten aanwezig zijn. De maatschap wordt vervolgens geruisloos omgezet in een B.V. waarbij niet wordt afgerekend over de stille reserves. Na de omzetting zou ieder van de participanten minder dan 5% van de aandelen in de vennootschap verkrijgen. Dit zou betekenen dat er geen aanmerkelijk belang aanwezig is en de faciliteit bij schenken/overlijden niet van toepassing is. Paragraaf Beleggingsvermogen De wetgever heeft willen voorkomen dat vennootschappen waarin een aanmerkelijk belang wordt gehouden en waarbij slechts beleggingsvermogen aanwezig is in aanmerking komen voor de BOR. Derhalve heeft de wetgever de vennootschappen waarbij er sprake is van het slechts onmiddellijk of middellijk beleggen van vermogen of een daarmee overeenkomende werkzaamheid uitgezonderd van de BOR. 27 Om het beleggingsvermogen te bepalen wordt voornamelijk uitgegaan van het criterium arbeid. Er is sprake van beleggen als men kapitaal in dienst stelt van anderen. Op het moment dat er zelf met het kapitaal gewerkt wordt om voor anderen prestaties te verrichten of wel een meerwaarde te creëren, is niet langer sprake van beleggen. De factor arbeid wordt dan immers toegevoegd. Indien naast de beleggingsactiviteiten tevens ondernemingsactiviteiten aanwezig zijn, wordt er voor toepassing van de BOR vanuit gegaan dat (een gedeelte van) het beleggingsvermogen in aanmerking komt voor de faciliteit. Er wordt op grond van de wet 28 voor het beleggingsvermogen maximaal 15% van de waarde van de verkregen aandelen als ondernemingsvermogen in aanmerking genomen. Dit betekent in het kort dat bij een ondernemingsvermogen van drie miljoen, waarvan één miljoen uit beleggingsvermogen bestaat, er een waarde van (twee miljoen en 15% van drie miljoen) voor de BOR in aanmerking komt. Paragraaf Ondernemingsvermogen Indien aan de niet-beleggingseis uit de vorige paragraaf is voldaan, wordt bekeken wat tot het ondernemingsvermogen behoort. Hiervoor wordt verwezen naar artikel 2, lid 1, sub e Wet op de Vennootschapsbelasting met betrekking tot verenigingen en stichtingen. 29 De vennootschap waarin de aandelen worden verkregen, moet een onderneming drijven. In de vennootschapsbelasting ontbreekt net als in de Inkomstenbelasting een definitie van het begrip onderneming. In het algemeen wordt 26 Artikel 4.11 Wet Inkomstenbelasting Artikel 35b, lid 2, sub b Successiewet 1956 tot 1 januari Artikel 7a lid 1 uitvoeringsregeling Successiewet Artikel 35b, lid 3 Successiewet

15 hiervoor aansluiting gezocht bij de definitie in het spraakgebruik zoals die ook bij de IB-onderneming geldt. Deze definitie is: een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid waarbij wordt deelgenomen aan het economische verkeer om winst te behalen. Aangezien in artikel 2, lid 1, sub e Wet op de Vennootschapsbelasting wordt uitgegaan van verenigingen en stichtingen wordt bij de overige rechtspersonen normaliter de onderneming gedreven met het gehele vermogen en wordt hiervoor niet de eis van het drijven van een onderneming gesteld. Derhalve moet op het moment dat de schenking of vererving plaatsvindt, worden bepaald wat tot het ondernemingsvermogen behoort. De activiteiten in de vennootschap worden op dat moment opgesplitst in zakelijk en privé. 30 Op grond van de diverse jurisprudentie inzake de vermogensetikettering in de vennootschapsbelasting blijkt dat met betrekking tot de overige rechtspersonen doorgaans alle vermogensbestanddelen tot het ondernemingsvermogen worden gerekend. 31 Indien wordt uitgegaan van het drijven van een onderneming vindt opdeling plaats in een belaste en niet belaste privé sfeer. De doelomschrijving van de statuten van de onderneming is hierbij van belang. Indien in de statuten de doelstelling enkel is beperkt tot de belaste activiteiten dan is er geen opsplitsing mogelijk en wordt al het vermogen tot het ondernemingsvermogen gerekend. 32 De vermogensbestanddelen die op grond van de vermogensetikettering in de Inkomstenbelasting tot de privé sfeer behoren omdat ze geen enkele functie meer vervullen in de onderneming, kunnen derhalve op grond van de jurisprudentie voor het drijven van een onderneming binnen de vennootschapsbelasting wel tot het ondernemingsvermogen worden gerekend. Overtollige middelen worden hierdoor meegenomen voor de faciliteit en een onroerende zaak die dienstbaar is aan de vennootschap en vanuit privé ter beschikking wordt gesteld aan de vennootschap niet. Terwijl wel sprake is van een vermogensbestanddeel dat zakelijk wordt gebruikt. Een pensioenlichaam is een uitzonderlijk geval met betrekking tot de vraag of sprake is van het drijven van een onderneming. Een pensioenlichaam wordt niet beschouwd als een materiele, niet fictieve, onderneming. Binnen de Successiewet bestaat geen uitbreiding naar een ondernemingsfictie in de vennootschapsbelasting voor pensioenlichamen. Derhalve wordt een pensioenlichaam voor de BOR niet gezien als een vennootschap waarin een onderneming wordt gedreven. Allereerst wordt dit ondersteund door het feit dat een pensioenlichaam niet het oogmerk heeft om winst te behalen. In een pensioenlichaam is slechts sprake van het beheren van een toekomstige uitkering voor de pensioengerechtigde dan wel de erfgenamen. Tevens worden de pensioenlichamen blijkens de Wet op de Vennootschapsbelasting slechts als een onderneming aangemerkt op grond van een fictie. Hierdoor 30 Hierbij worden de activiteiten die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn als één geheel gezien en onder de zakelijke activiteiten gerangschikt. 31 HR 12 februari 1986, BNB 1987/ HR 10 februari 1999, BNB 1999/71. 15

16 wordt in de jurisprudentie en de literatuur aangenomen dat geen echt ondernemerschap aanwezig is. Derhalve wordt aan de doelstelling van de Successiewet voorbij gegaan om deze pensioenlichamen voor de BOR in aanmerking te laten komen. 33 Dit wordt tevens ondersteund doordat in het tweede lid van artikel 35b Successiewet gesproken wordt over de feitelijke werkzaamheid. Paragraaf Holdingstructuren Indien er sprake is van een zogenaamde holdingstructuur waarbij de aandeelhouder een indirect belang heeft in een dochtermaatschappij (vaak werkmaatschappij genoemd) wordt de onderneming vaak gedreven in de dochtermaatschappij. De houdstervennootschap zal in de meeste situaties niet zelf een onderneming drijven. Door de wetgever is in deze situatie bepaald dat de vermogensbestanddelen van de dochtermaatschappij mogen worden toegerekend aan de houdstermaatschappij. Dit betekent dat de BOR op het niveau van de holding wordt toegepast en na toerekening op het niveau van de holding wordt bekeken wat tot het ondernemingsvermogen behoort. De toerekeningsregeling mag slechts worden toegepast indien het beleid in de dochtermaatschappij daadwerkelijk wordt bepaald door de houdstermaatschappij. 34 De consolidatie kan niet via de natuurlijke persoon plaats vinden. De staatsecretaris heeft hierbij in zijn besluit van oktober aansluiting gezocht bij het standpunt van Stevens. 36 Dit betekent dat voor toepassing van de toerekeningsregels er van uit wordt gegaan dat de houdstervennootschap de ondernemingen van de deelnemingen drijft. Er is voor toepassing van de faciliteit en de beoordeling van het ondernemingsvermogen derhalve sprake van gezamenlijke consolidatie. Indirect is voor de bepaling van het ondernemingsvermogen ook de beleidseis van toepassing. De beleidseis moet worden beoordeeld alvorens aan de toerekeningsregels wordt toegekomen. Derhalve hieronder ter verduidelijking een korte weergave van de beleidseis. Aan de zogenoemde beleidseis wordt voldaan indien de houdstermaatschappij onmiddellijk/middellijk ten minste 50% van het nominaal geplaatst aandelenkapitaal van de dochtermaatschappij bezit en/of (mede) het bestuur voert over de dochter. 37 Het is daarbij niet van belang of door de deelneming daadwerkelijk een onderneming wordt gedreven. Dit wordt na toerekening op het niveau van de 33 Hierover is reeds diverse jurisprudentie gewezen, zie onder andere Rechtbank Den Haag 21 november 2008, nr. 07/ Het beleid dient gedurende het tijdstip van overlijden/schenken dan wel gedurende de voortzettingsperiode stand te houden. 35 Besluit Staatssecretaris van Financiën van 18 oktober 2007, nr. CPP2007/383M, V-N 2007/ S.A. Stevens, Bedrijfsopvolging, civielrechtelijke en fiscaalrechtelijke aspecten, Den Haag: SDU uitgevers 2005, p Besluit Staatssecretaris van Financiën 18 oktober 2007, nr. CPP2007/383M, V-N 2007/

17 holding bekeken. Aan de beleidseis moet worden voldaan op het tijdstip van overlijden of schenken en gedurende de gehele voortzettingsperiode. De staatssecretaris heeft naast de beleidseis in het besluit een goedkeuring opgenomen. Toerekening vindt tevens plaats indien middellijk ten minste 5% van het nominaal geplaatst kapitaal in de actieve deelneming in het bezit is van de holding. In dit geval wordt als extra eis gesteld dat er sprake moet zijn van het daadwerkelijk drijven van een onderneming in de dochtermaatschappij. De toepassing van de beleidseis en de goedkeuring is echter vrij onduidelijk en derhalve in de literatuur vaak ter discussie gesteld. 38 Deze onduidelijkheid zorgt er uiteindelijk indirect voor dat in veel situaties niet duidelijk is wat precies (na toerekening) tot het ondernemingsvermogen van de holding behoort en derhalve kwalificeert voor de BOR. Paragraaf 2.5 Conclusie Uit het voorgaande kan derhalve worden opgemerkt dat voor de bepaling van het kwalificerende ondernemingsvermogen voor toepassing van de faciliteit vóór 2010 de vermogensbestanddelen van de IB-ondernemer, de medegerechtigde en de ab-houder worden meegenomen. De IB-ondernemer en de medegerechtigde hebben voor de bepaling van het ondernemingsvermogen te maken met de vermogensetikketeringsregels in de Inkomstenbelasting. Bij de ab-houders wordt daarentegen uitgegaan van het ondernemersbegrip in de vennootschapsbelasting waarbij sprake moet zijn van het drijven van een onderneming. Het indirecte aanmerkelijk belang (holdingstructuur) wordt voor de bepaling van het ondernemingsvermogen meegenomen indien bepaalde toerekeningsregels van toepassing zijn. Al met al is de BOR in de Successiewet voor de bepaling van het ondernemingsvermogen en de ondernemer een ingewikkelde regeling. 38 Zie onder andere, A.M.A. de Beer, Houdsterstructuren en de bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de Successiewet 1956 (na het besluit van 10 oktober 2007), Weekblad Fiscaal Recht 2007/1251, nr. CPP 2007/383M. 17

18 Hoofdstuk 3: Toetsing van de Successiewet voor 1 januari 2010 aan de doelen van de wetgever Voorafgaand aan de wijziging van de Successiewet heeft de wetgever een aantal specifieke doelen gesteld aan de nieuwe wetgeving voor de bedrijfsopvolging. Deze doelen zullen in dit hoofdstuk aan bod komen. Ten eerste gaat het om het doel van de wetgever om slechts reële bedrijfsopvolgingen te faciliteren. Vervolgens wordt er ingegaan op het doel dat sprake moet zijn van een rechtsvorm neutrale opzet. Tot slot heeft de wetgever als doel gesteld om het onderscheid tussen het directe en indirecte aanmerkelijk belang minimaal te laten zijn. Bij de drie verschillende doelstellingen zal steeds worden bekeken hoe (en of) deze doelen tot zijn recht komen in de Successiewet tot 1 januari Paragraaf 3.1 Reële bedrijfsopvolging Het slechts toepassen van de faciliteit bij een reële bedrijfsopvolging is volgens de wetgever de rechtvaardigingsgrond van de faciliteit. De heffing van belasting mag namelijk een reële bedrijfsopvolging niet in de weg staan om de continuïteit van de onderneming te waarborgen. 40 Er moet sprake zijn van een onbelemmerde voortzetting van de economische bedrijvigheid. 41 Paragraaf Definitie reële bedrijfsopvolging Volgens de letterlijke betekenis van reële bedrijfsopvolging is de faciliteit slechts van toepassing indien men met de werkelijkheid als uitgangspunt wil voorzien in het voortbestaan van een bedrijf als de omstandigheden plotseling of in de nabije toekomst zullen veranderen. 42 Aangezien derhalve van de werkelijkheid dus het werkelijke bestaan moet worden uitgegaan, zou dit betekenen dat een fictief ondernemerschap niet voor de faciliteit in aanmerking kan komen. Dit blijkt ook uit de definitie van een reële bedrijfsopvolging zoals door de wetgever in het wetsvoorstel omschreven: de overdracht van een onderneming door een ondernemer die de onderneming enige tijd heeft gedreven 43, aan een bedrijfsopvolger, die de onderneming als ondernemer voortzet. 44 Het gaat er dus om dat er sprake 39 Voor een uitgebreide weergave van de wet tot 1 januari 2010 verwijs ik u naar hoofdstuk S.A. Stevens, de herziene bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de schenk- en erfbelasting, Tijdschrift Fiscaal Ondernemingsrecht 2010/ Kamerstuk II 2008/09, , nr. 3 memorie van toelichting, p Definitie conform diverse online woordenboeken, zie onder andere 43 Voor de bedrijfsopvolgingsregeling dient een onderneming reeds één jaar te zijn gedreven voor het overlijden. Met betrekking tot de schenking van een onderneming dient de onderneming reeds vijf jaar te zijn gedreven. 44 Kamerstukken II 2008/09, , nr

19 moet zijn van een ondernemer. Tevens geeft de wetgever aan dat het uitdrukkelijk de bedoeling is om ook bepaalde gefaseerde bedrijfsopvolgingen te faciliteren. Het gaat er om niet iedere verkrijging van vermogen dat aan ondernemers en de onderneming ter beschikking wordt gesteld, te faciliteren. 45 Dit zou in hoofdregel betekenen dat de faciliteit alleen van toepassing is als van een echte ondernemer wordt verkregen. De gefaseerde bedrijfsopvolgingen vormen hierop een uitzondering. De wetgever stelt samengevat de volgende voorwaarden aan een reële bedrijfsopvolging en dus aan de overnemer en overdrager: 46 - de overdrager en de overnemer moeten ondernemer zijn voor een bepaalde periode; - de overnemer moeten de onderneming blijven voorzetten gedurende een bepaalde periode; - het moet gaan om actief ondernemingsvermogen. Paragraaf Doel versus wet tot 1 januari 2010: ondernemen in de winstsfeer De ondernemer binnen de Inkomstenbelasting voldoet op grond van het voorgaande aan de voorwaarden die de wetgever heeft gesteld. Er wordt door de wetgever namelijk specifiek gekeken naar het feit of er sprake is van een ondernemer voor de Inkomstenbelasting. Hierbij worden geen voorwaarden gesteld aan de daadwerkelijke werkzaamheden van een ondernemer. Er wordt enkel geëist dat de onderneming voor rekening en risico van de ondernemer wordt gedreven en dat er sprake is van rechtstreekse verbondenheid. Een IB-ondernemer heeft derhalve niet het vereiste dat er door de ondernemer zelf werkzaamheden voor de onderneming worden verricht om zo de winst te beïnvloeden. In de praktijk gebeurt dit echter vaak wel. Als er door de ondernemer geen werkzaamheden worden verricht, is er alsnog sprake van het drijven voor rekening van doordat de ondernemer op grond van de rechtsvorm beschikt over de bevoegdheid om het beleid in de onderneming te bepalen. Dit wordt versterkt door het vereiste van de externe verbondenheid voor verbintenissen betreffende de onderneming of te wel het dragen van risico. De Beer geeft aan dat voor de bepaling van ondernemerschap betrokkenheid van belang is. De overdrager dient daadwerkelijk leiding te geven aan de vennootschap door het verrichten van werkzaamheden en het creëren van een meerwaarde voor de onderneming. 47 De wetgever eist dit in de wetgeving niet. Tevens geeft De Beer aan dat de voorwaarden zouden moeten worden uitgebreid 45 Kamerstukken II 2008/09, , nr Kamerstukken II 2008/09, , nr A.M.A. de Beer, (Ir)reële bedrijfsopvolgingsregelingen, Weekblad Fiscaal Recht, 7 oktober 2010, nr. 6876, 139 e jaargang. 19

20 met een winstgerechtigdheidscriterium waarbij de winsten van de overdrager op geen enkele manier mogen worden beperkt. 48 De wetgever heeft voor deze uitbreiding niet gekozen. Met betrekking tot de IB-ondernemer en de IB-onderneming is derhalve duidelijk sprake van een reële bedrijfsopvolging. De doelstelling van de wetgever wordt hier reeds in de wet tot 1 januari 2010 bereikt. Met betrekking tot het overlijden van de echtgenoot niet-ondernemer wordt niet aan het doel van de wetgever voldaan. In deze situatie is namelijk de faciliteit middels een besluit van toepassing verklaard terwijl geen ondernemerschap aanwezig is. In zekere zin wordt door deze goedkeuring enkel het doel van de continuïteit van de onderneming en het familie belang vooropgesteld en niet de reële bedrijfsopvolging. Daarnaast zou indien een eenmanszaak wordt omgezet in een medegerechtigdheid een reële bedrijfsopvolging een discussiepunt kunnen zijn aangezien op dat moment geen ondernemerschap meer aanwezig is. Tevens dient te worden opgemerkt dat indien een IB-ondernemer slechts één honderdste deel in een samenwerkingsverband heeft de faciliteit wel van toepassing is. De vraag is in hoeverre een dergelijk samenwerkingsverband als een reële bedrijfsopvolging kan worden aangemerkt. Paragraaf Doel versus wet tot 1 januari 2010: medegerechtigde Met betrekking tot een medegerechtigdheid doet zich een andere situatie voor in de winstsfeer. De reële bedrijfsopvolging houdt in dat er een onderneming van een ondernemer wordt verkregen. Aangezien een medegerechtigde conform de letterlijke tekst van de wet anders dan als ondernemer winst uit onderneming geniet, wordt op dat moment niet door een ondernemer overgedragen en wordt derhalve op dat punt al niet aan het doel van de wetgever voldaan. Bij het ondernemerschap in de Inkomstenbelasting is verbondenheid voor verbintenissen een voorwaarde. Hieraan wordt bij de medegerechtigde niet voldaan. Het voor rekening en risico drijven van de onderneming is tevens niet van toepassing aangezien slechts een risico wordt gedragen ter grootte van het ingelegde bedrag. Een medegerechtigde is tot op zekere hoogte gerechtigd in het vermogen van een onderneming. Er kan derhalve worden geconstateerd dat een medegerechtigde meer gelijkenis vertoont met een kapitaalverschaffer. De Beer geeft hierbij aan dat indien de medegerechtigde als een kapitaalverschaffer wordt gezien ook moet worden gekeken naar de verkrijgers die zich niet bemoeien met de feitelijke gang van zaken binnen de onderneming of zich hier niet mee kunnen bemoeien. 48 Gerechtigdheid tot de liquidatiewinsten is niet noodzakelijk. Zie onder andere HR 16 december 1998, BNB 1999/147 en BNB 1999/

21 Deze laatste verkrijgers hebben namelijk wel recht op de faciliteit. 49 De Beer bedoelt hier mijn inziens dat de houders van ab-aandelen met een minderheidsbelang wel voor de faciliteit in aanmerking komen, terwijl geen beheersmacht kan of wordt uitgeoefend in de vennootschap. Vooral op het moment dat geen beheersmacht wordt uitgeoefend, lijkt mij tevens sprake van het enkel verschaffen van kapitaal zoals bij de medegerechtigde. Het commentaar in de literatuur buiten beschouwing gelaten wordt, op grond van de eisen die de wetgever voor een reële bedrijfsopvolging stelt, in de wet tot 1 januari 2010 met betrekking tot de medegerechtigde niet voldaan aan deze eisen. Er is wel degelijk sprake van een onderneming echter aan de voorwaarde van ondernemerschap wordt niet voldaan. De wet tot 1 januari 2010 zou derhalve op grond van de doelen die de wetgever stelt op dit punt moeten worden aangepast. Paragraaf Doel versus wet tot 1 januari 2010: aanmerkelijk belang Met betrekking tot de ab-houder ligt de situatie ingewikkelder. De zeggenschap bij een aanmerkelijk belang is verdeeld over de algemene vergadering van aandeelhouders. Binnen het ab-regime is sprake van echt ondernemerschap als de erflater (of schenker) in het bezit is van tenminste 5% van de aandelen. De wetgever is hier derhalve bij het stellen van de doelen ook vanuit gegaan. Bij de wet tot 1 januari 2010 worden het fictief aanmerkelijk belang en het meetrek aanmerkelijk belang wel in aanmerking genomen voor de faciliteit. In deze situaties is echter sprake van een belang van minder dan 5% en is er conform de beoogde doelen geen ondernemerschap aanwezig. Met betrekking tot het 5% belang in het ab-regime is een economisch belang voldoende. Dit betekent dat het niet noodzakelijk is om over de zeggenschap in de vennootschap te beschikken om in aanmerking te komen voor de BOR. Ook feitelijke betrokkenheid bij de onderneming wordt niet geëist. Derhalve is de aanwezigheid van ondernemerschap bij een 5% belang in combinatie met een reële bedrijfsoverdracht in de literatuur een veel besproken onderwerp. De Beer vindt ook hier de betrokkenheid in de onderneming belangrijk. Een ondernemer moet invloed uitoefenen op de winst en het beleid van de onderneming. Daarnaast toont een minderheidsbelang van 5% meer gelijkenis met een belegger waardoor geen sprake is van ondernemerschap. 50 De commissie Moltmaker 51 en Heithuis 52 delen de mening van de Beer dat een 5% belang niet voldoende is om van 49 A.M.A. de Beer, Enkele kanttekeningen bij de herziene bedrijfsopvolgingsregeling voor ab-aandelen, Weekblad Fiscaal Recht 2009/ A.M.A. de Beer, (Ir)reele bedrijfsopvolgingsregelingen, Weekblad Fiscaal Recht 7 oktober 2010, nr. 6876, p Rapport van de werkgroep modernisering Successiewetgeving, de warme, de koude en de dode hand, 13 maart 2000, paragraaf 4.4, p E.J.W. Heithuis, Evaluatie wet IB 2001:het aanmerkelijkbelangregime van box 2, Weekblad Fiscaal Recht 2006/291, punt 5, vraag 3. 21

22 ondernemerschap te spreken. De commissie Moltmaker vindt dat er moet worden uitgegaan van een substantieel belang 53. Hiermee wordt aangesloten bij de vroegere Inkomstenbelastingdefinitie van het aanmerkelijk belang. Ondanks dat in de literatuur de meningen over de aanwezigheid van ondernemerschap bij een 5% belang verdeeld zijn, is hiervan in het ab-regime wel degelijk sprake. De wetgever zoekt derhalve voor toepassing van de faciliteit aansluiting bij het ondernemersbegrip binnen de Inkomstenbelasting. Doordat de wetgever aansluiting zoekt bij het 5% belang dienen het fictief aanmerkelijk belang en het meetrek aanmerkelijk belang in beginsel te worden uitgesloten van de faciliteit. Paragraaf 3.2 Rechtsvormneutraliteit Paragraaf Definitie rechtsvormneutraliteit De wetgever wil er voor zorgen dat de verschillende ondernemingsvormen binnen de Successiewet zo gelijk mogelijk worden behandeld. De keuze voor een ondernemingsvorm moet volgens de wetgever niet enkel afhankelijk zijn van de fiscale faciliteiten. Derhalve wil de wetgever er voor zorgen dat de behandeling van de IB-ondernemer en de ab-ondernemer binnen de faciliteit zo gelijk mogelijk en derhalve rechtsvormneutraal is. Paragraaf Doel versus wet tot 1 januari 2010: ondernemingsbegrip In de Successiewet tot 1 januari 2010 wordt binnen één faciliteit verwezen naar twee verschillende ondernemingsbegrippen namelijk het begrip binnen de Inkomstenbelasting en het begrip binnen de Vennootschapsbelasting. De aansluiting bij het ondernemingsbegrip binnen de Vennootschapsbelasting voor de bepaling van het ondernemingsvermogen van een ab-houder wordt veel bekritiseerd. De Beer geeft onder andere aan dat er geen evenwicht in het begrip ondernemingsvermogen bestaat. Daarnaast is conform de jurisprudentie van de Hoge Raad ten aanzien van de vermogensetikettering het begrip in de Vennootschapsbelasting veel ruimer dan in de Inkomstenbelasting. Tevens is er voor het ondernemingsbegrip in de Inkomstenbelasting meer jurisprudentie voor handen. 54 De verwijzing naar de vermogensetikettering voor beperkte belastingplichtigen in de vennootschapsbelasting 55 wordt door Schut beschreven als een onjuist criterium aangezien doorgaans alle vermogensbestanddelen van een beperkt belastingplichtigen tot 53 Een substantieel belang is volgens het rapport van de commissie: de erflater die tezamen met zijn partner en een beperkte kring van bloed- en aanverwanten middellijk of onmiddellijk ten minste één/derde van de aandelen heeft en tezamen met zijn partner ten minste 7%. 54 R.L.M.C. Janssen, Vernieuwde bedrijfopvolgingsfaciliteit, Weekblad Fiscaal Recht 2009/ Artikel 2, lid 1, sub e Wet Vennootschapsbelasting. 22

info &boon tips & boon

info &boon tips & boon tips & boon Bedrijf schenken of erven Nieuwe regels 2010 Om het voortbestaan van een onderneming niet in gevaar te brengen kent de Successiewet de bedrijfsopvolgingsregeling. Deze regeling is met de komst

Nadere informatie

2. Onder vernummering van het zevende tot en met negende lid tot achtste tot en met tiende lid wordt na het zesde lid een lid ingevoegd, luidende:

2. Onder vernummering van het zevende tot en met negende lid tot achtste tot en met tiende lid wordt na het zesde lid een lid ingevoegd, luidende: ARTIKEL I De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd: A. Artikel 4.17a wordt als volgt gewijzigd: 1. In de aanhef van het vijfde lid wordt een belang heeft vervangen door: direct of indirect

Nadere informatie

Knelpunten in de bedrijfsopvolgingsregelingen

Knelpunten in de bedrijfsopvolgingsregelingen Knelpunten in de bedrijfsopvolgingsregelingen Mr. Sabine A.M. de Wijkerslooth-Lhoëst en Paul-Johan Swank LLM 1 Met de verschillende doorschuiffaciliteiten in de Wet IB 2001 2 en de bedrijfsopvolgingsregeling

Nadere informatie

Het ondernemingsvermogen in de Successiewet 1956

Het ondernemingsvermogen in de Successiewet 1956 ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM Nadruk verboden Erasmus School of Economics Bachelorscriptie Het ondernemingsvermogen in de Successiewet 1956 Naam student: A.N. Klok Studentnummer: 320949 Begeleider: J.E.

Nadere informatie

De bedrijfsopvolgingsfaciliteiten Successiewet en de verkrijging van aandelen in houdstervennootschappen

De bedrijfsopvolgingsfaciliteiten Successiewet en de verkrijging van aandelen in houdstervennootschappen Mr. Almer M.A. de Beer 1 De bedrijfsopvolgingsfaciliteiten Successiewet en de verkrijging van aandelen in houdstervennootschappen Wanneer is een houdstervennootschap beleidsbepalend? 1 Werkzaam bij Arenthals

Nadere informatie

Alles onder Controle!

Alles onder Controle! Alles onder Controle! Bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de Successiewet 20 oktober 2009 Onderwerpen Bedrijfsopvolging in Nederland Inkomstenbelasting Successiewet Bedrijfsopvolging in België Samenloop Nederland

Nadere informatie

Bijlage: overzicht regelingen omtrent bedrijfsbeëindiging per 1 januari 2010

Bijlage: overzicht regelingen omtrent bedrijfsbeëindiging per 1 januari 2010 Bijlage: overzicht regelingen omtrent bedrijfsbeëindiging per 1 januari 2010 Onderstaand wordt een overzicht gegeven van de diverse regelingen omtrent bedrijfsbeëindiging in de Wet op de inkomstenbelasting

Nadere informatie

Doorschuiffaciliteiten in het aanmerkelijkbelangregime

Doorschuiffaciliteiten in het aanmerkelijkbelangregime Doorschuiffaciliteiten in het aanmerkelijkbelangregime Mr. K. de Heus * en drs. A. Rozendal ** Indien aandelen die een aanmerkelijk belang vertegenwoordigen worden vervreemd, vindt op grond van art. 4.12

Nadere informatie

Master Thesis. Een onderzoek naar de verschillen in de doorschuiffaciliteiten in de Wet Inkomstenbelasting 2001

Master Thesis. Een onderzoek naar de verschillen in de doorschuiffaciliteiten in de Wet Inkomstenbelasting 2001 Master Thesis Een onderzoek naar de verschillen in de doorschuiffaciliteiten in de Wet Inkomstenbelasting 2001 Zijn de bestaande verschillen in de doorschuiffaciliteiten in de winstsfeer en in de aanmerkelijk

Nadere informatie

Uitvoeringsregeling schenk- en erfbelasting

Uitvoeringsregeling schenk- en erfbelasting Uitvoeringsregeling schenk- en erfbelasting Uitvoeringsregeling schenk- en erfbelasting, Stcrt. 2009, 20619 HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN Reikwijdte Artikel 1. Reikwijdte en definitie 1. Deze regeling

Nadere informatie

Aanpassingen in de inkomstenbelasting bij

Aanpassingen in de inkomstenbelasting bij Aanpassingen in de inkomstenbelasting bij schenking en vererving van aanmerkelijkbelangaandelen Mr. Maria de L. Monteiro 1 Ruim een jaar geleden schreef T.C. Hoogwout een lezenswaardig artikel in dit blad

Nadere informatie

Kluwer Online Research Vermogende Particulieren Bulletin Vastgoed binnen de onderneming en overlijden. Mw. mr. L. Verploegh[1] Inleiding

Kluwer Online Research Vermogende Particulieren Bulletin Vastgoed binnen de onderneming en overlijden. Mw. mr. L. Verploegh[1] Inleiding Vermogende Particulieren Bulletin Vastgoed binnen de onderneming en overlijden Auteur: Mw. mr. L. Verploegh[1] Inleiding Ondernemers houden met veel rekening maar vaak niet met hun eigen overlijden. Het

Nadere informatie

De wijziging van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de Successiewet

De wijziging van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de Successiewet De wijziging van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de Successiewet Bachelorscriptie Fiscale Economie Astrid van der Werff 5736781 19 juli 2011 Mw. dr. S.J. Mol-Verver Studiejaar 2010-2011 Fiscale Economie

Nadere informatie

Bachelor thesis De (on)gerechtvaardige behandeling van preferente aandelen voor de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten

Bachelor thesis De (on)gerechtvaardige behandeling van preferente aandelen voor de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten Bachelor thesis De (on)gerechtvaardige behandeling van preferente aandelen voor de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten Auteur: F.H.J. Kruijssen Anr: s267272 Studie: Fiscale Economie Datum: 8 mei 2012 Examencommissie:

Nadere informatie

Specialist Bedrijfsoverdracht 17 september 2013

Specialist Bedrijfsoverdracht 17 september 2013 Specialist Bedrijfsoverdracht Onderdeel: Bedrijfsopvolging in de successiewet Docent: Mr. Cees Baard Dag 1: 17 september 2013 Bedrijfsopvolgingsregeling Successiewet: - Art. 35b: Voorwaardelijke vrijstellingen

Nadere informatie

Vergelijking doorschuiffaciliteiten

Vergelijking doorschuiffaciliteiten Carmen van Lier ANR: 646230 Fiscale Economie Examencommissie: drs. J.J.H. Gortzak prof. dr. J.A.G. van der Geld Vergelijking doorschuiffaciliteiten Wet IB 2001 November, 2013 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1

Nadere informatie

Bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) Interne Cursus. Irma van der Zon

Bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) Interne Cursus. Irma van der Zon Bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) Interne Cursus Irma van der Zon BOR / BOF BOR: bedrijfsopvolgingsregeling BOF: bedrijfsopvolgingsfaciliteit Verschillende benamingen voor hetzelfde onderwerp. BOR faciliteiten:

Nadere informatie

Tracking stocks gevolgd

Tracking stocks gevolgd Tracking stocks gevolgd Tracking stocks en de toepassing van de BOR Masterthesis Jurgen Van der Roest Fiscale Economie Begeleider: mr. dr. M.J. Hoogeveen Tweede lezer: prof. mr. I.J.F.A. van Vijfeijken

Nadere informatie

Welke aandelen kwalificeren voor de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de Successiewet?

Welke aandelen kwalificeren voor de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de Successiewet? Mr. Almer M.A. de Beer 1 Welke aandelen kwalificeren voor de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de Successiewet? Art. 4.6 Wet IB 2001 geeft antwoord op de vraag wie aanmerkelijkbelanghouder is De bedrijfsopvolgingsfaciliteiten

Nadere informatie

32401 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2010)

32401 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2010) Overzicht van stemmingen in de Tweede Kamer afdeling Inhoudelijke Ondersteuning aan De leden van de vaste commissie voor Financiën datum 19 november 2010 Betreffende wetsvoorstel: 32401 Wijziging van enkele

Nadere informatie

Werkzaam bij de Vakgroep Belastingrecht van de Universiteit Maastricht.

Werkzaam bij de Vakgroep Belastingrecht van de Universiteit Maastricht. Ondernemerschap in de Wet IB 1964 Mw. mr A.H.H. Vandenboorn 1 1. Inleiding Wie is ondernemer in de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (Wet IB 1964)? In de loop der jaren zijn criteria ontwikkeld waaraan

Nadere informatie

Bij familiebedrijven staat het ondernemerschap en de continuïteit van generatie op generatie centraal.

Bij familiebedrijven staat het ondernemerschap en de continuïteit van generatie op generatie centraal. Position Paper van FBNed September 2009 In zake T.b.v. : Wijzigingsvoorstellen op de Successiewet : rondetafelgesprek vaste commissie voor Financiën woensdag 23 september 2009 Samenvatting Rode draad Belastingplan

Nadere informatie

De herziene bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de schenk- en erfbelasting

De herziene bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de schenk- en erfbelasting De herziene bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de schenk- en erfbelasting Dr. S.A. Stevens 1. Inleiding Per 1 januari 2010 is de bedrijfsopvolgingsfaciliteit (hierna: BOF) in de SW 1956 gewijzigd. De BOF

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2015:9034

ECLI:NL:RBDHA:2015:9034 1 van 5 17-8-2015 11:55 ECLI:NL:RBDHA:2015:9034 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 30-07-2015 Datum publicatie 06-08-2015 Zaaknummer AWB - 14 _ 9248 Rechtsgebieden Belastingrecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

Bachelorthesis De bedrijfsopvolgingsfaciliteit en de nieuwe doorschuifregeling van aanmerkelijkbelangaandelen bij schenking

Bachelorthesis De bedrijfsopvolgingsfaciliteit en de nieuwe doorschuifregeling van aanmerkelijkbelangaandelen bij schenking Bachelorthesis De bedrijfsopvolgingsfaciliteit en de nieuwe doorschuifregeling van aanmerkelijkbelangaandelen bij schenking Auteur: Hin Wong ANR: s193643 Studie: Fiscale Economie Datum: Juni 2010 Examencommissie:

Nadere informatie

De koopoptie in de aanmerkelijkbelangregeling

De koopoptie in de aanmerkelijkbelangregeling Inkomstenbelasting DGA Master Nederlands Belastingrecht UVA De koopoptie in de aanmerkelijkbelangregeling Optie op nieuw uit te geven aandelen nader toegelicht Paul Ooms BSc Studentnummer: 5910277 Datum:

Nadere informatie

EXPLOITEREN VAN VASTGOED EN DE BEDRIJFSOPVOLGINGSFACILITEIT

EXPLOITEREN VAN VASTGOED EN DE BEDRIJFSOPVOLGINGSFACILITEIT EXPLOITEREN VAN VASTGOED EN DE BEDRIJFSOPVOLGINGSFACILITEIT Onderzoek naar de criteria van de materiële onderneming bij exploiteren van vastgoed in het kader van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit Auteur:

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Nr. Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. 20619 31 december 2009 Uitvoeringsregeling schenk- en erfbelasting 17 december 2009 NR. DB 2009-175 Directoraat-Generaal

Nadere informatie

Bedrijfsopvolgingsfaciliteiten bij vastgoedvennootschappen

Bedrijfsopvolgingsfaciliteiten bij vastgoedvennootschappen 2016 Bedrijfsopvolgingsfaciliteiten bij vastgoedvennootschappen ONDER WELKE OMSTANDIGHEDEN OVERSCHRIJDEN DE ACTIVITEITEN VAN EEN VASTGOEDVENOOTSCHAP DE NORM NORMAAL VERMOGENSBEHEER VOOR TOEPASSING VAN

Nadere informatie

De vernieuwde doorschuiffaciliteiten in de aanmerkelijk belangregeling: een stimulans of een knelpunt?

De vernieuwde doorschuiffaciliteiten in de aanmerkelijk belangregeling: een stimulans of een knelpunt? De vernieuwde doorschuiffaciliteiten in de aanmerkelijk belangregeling: een stimulans of een knelpunt? Student: mw. S.J.M.A. Peters Studentnummer: 990683 Begeleider: mw. mr. M.L.M. van Kempen Inhoudsopgave

Nadere informatie

1 Positie van de DGA binnen het fiscale spectrum

1 Positie van de DGA binnen het fiscale spectrum 1 Positie van de DGA binnen het fiscale spectrum 1.1 Inleiding In het onderhavige en de navolgende vier hoofdstukken staat de DGA binnen de Wet IB 2001 centraal. Gestart wordt met de afbakening van de

Nadere informatie

2017 Erf- en schenk belasting en de Bedrijfs opvolgingsregeling

2017 Erf- en schenk belasting en de Bedrijfs opvolgingsregeling Belastingdienst 2017 Erf- en schenk belasting en de Bedrijfs opvolgingsregeling Als u een onderneming erft of geschonken krijgt, dan moet u over de waarde van die onderneming erf- of schenkbelasting betalen.

Nadere informatie

Het begrip voortzetten binnen de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de Successiewet 1956

Het begrip voortzetten binnen de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de Successiewet 1956 Het begrip voortzetten binnen de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de Successiewet 1956 S.C.B. Heller Koperwiek 2 5165 KK Waspik Waspik, 18 augustus 2008 Universiteit van Tilburg Afstudeerrichting: Fiscaal

Nadere informatie

1 Positie van de DGA binnen het fiscale spectrum

1 Positie van de DGA binnen het fiscale spectrum 1 Positie van de DGA binnen het fiscale spectrum 1.1 Inleiding In het onderhavige en de navolgende vier hoofdstukken staat de DGA binnen de Wet IB 2001 centraal. Gestart wordt met de afbakening van de

Nadere informatie

Hoge Raad 30 november 2018, nr. 17/04543

Hoge Raad 30 november 2018, nr. 17/04543 Titel Bedrijfsopvolgingsvrijstelling van toepassing op de verkrijging van fictieve onroerende zaken I Nummer 49 / 2779 Belastingjaar/tijdvak 2014 Brondocumenten Beroepschrift in cassatie bij HR nr. 17/04543,

Nadere informatie

Preferente aandelen en de bedrijfsopvolgingsregelingen

Preferente aandelen en de bedrijfsopvolgingsregelingen Preferente aandelen en de bedrijfsopvolgingsregelingen Master scriptie Fiscaal Recht Door: W.P. Croonen Onder begeleiding van: Prof. mr. I.J.F.A. van Vijfeijken Preferente aandelen en de bedrijfsopvolgingsregelingen

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2014:16718

ECLI:NL:RBDHA:2014:16718 1 van 5 12-3-2015 13:25 ECLI:NL:RBDHA:2014:16718 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 03-06-2014 Datum publicatie 10-03-2015 Zaaknummer AWB - 14 _ 1201 Rechtsgebieden Belastingrecht Bijzondere

Nadere informatie

Inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, willekeurige afschrijving

Inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, willekeurige afschrijving Inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, willekeurige afschrijving Geldend op 24-07-2009 - Besluit van 27 maart 2001; CPP 2001/366M De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris

Nadere informatie

FISCALE SIGNALEN OPINIE: ONHANDIGE WETGEVING

FISCALE SIGNALEN OPINIE: ONHANDIGE WETGEVING FISCALE SIGNALEN Jaargang 2010, nummer 1 In het eerste nummer van onze nieuwsbrief in 2010 geven wij een aantal signalen die voor u van belang kunnen zijn. Geheel fiscaal zijn deze signalen deze keer niet.

Nadere informatie

Verhuur van vastgoed:

Verhuur van vastgoed: Erasmus Universiteit Rotterdam Nadruk Verboden Erasmus School of Economics Masterscriptie Verhuur van vastgoed: Wel of geen onderneming? Naam: Janwillem den Hollander Examennummer: 332859 Begeleidster:

Nadere informatie

info &boon tips & boon

info &boon tips & boon tips & boon Uw positie als DGA Fiscale actualiteiten 2010 Ruim één op de vijf ondernemers is directeur-grootaandeelhouder (dga). Voor het kabinet aanleiding om, zeker in het huidige economische klimaat,

Nadere informatie

Advieswijzer. Bedrijfsoverdracht van het familiebedrijf: continuïteit staat voorop. 20-08-2015 Denk ondernemend. Denk Bol.

Advieswijzer. Bedrijfsoverdracht van het familiebedrijf: continuïteit staat voorop. 20-08-2015 Denk ondernemend. Denk Bol. Advieswijzer Bedrijfsoverdracht van het familiebedrijf: continuïteit staat voorop 20-08-2015 Denk ondernemend. Denk Bol. Inhoudsopgave 1. Belastingclaims bij bedrijfsoverdracht... 3 1.1 Wordt een onderneming

Nadere informatie

Inkomstenbelasting. Direct durfkapitaal. Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, Sector brieven & beleidsbesluiten

Inkomstenbelasting. Direct durfkapitaal. Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, Sector brieven & beleidsbesluiten Inkomstenbelasting. Direct durfkapitaal Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, Sector brieven & beleidsbesluiten Besluit van 24 maart 2009, nr. CPP2009/170M, Stcrt. Nr. 68 De staatssecretaris

Nadere informatie

de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen

de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen Aan de Vaste commissie voor Financiën van de Tweede Kamer der Staten-Generaal mr. R.F. Berck Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Amsterdam,

Nadere informatie

Inleiding HOOFDSTUK 1

Inleiding HOOFDSTUK 1 HOOFDSTUK 1 Inleiding Schenking en vererving van een IB-onderneming, van aanmerkelijkbelangaandelen en van ter beschikking gestelde onroerende zaken is met ingang van 1 januari 2010 ingrijpend gewijzigd,

Nadere informatie

KPMG Meijburg & Co ABCD. Invoering van de Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht

KPMG Meijburg & Co ABCD. Invoering van de Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht Invoering van de Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht Op 12 juni 2012 heeft de Eerste Kamer de Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht en de Invoeringswet vereenvoudiging en flexibilisering

Nadere informatie

De bedrijfsopvolgingsfaciliteiten en indirecte belangen < 5%

De bedrijfsopvolgingsfaciliteiten en indirecte belangen < 5% De bedrijfsopvolgingsfaciliteiten en indirecte belangen < 5% Een onderzoek naar de vormgeving van de wetswijziging en de overeenstemming van deze wetswijziging met de doelstellingen van de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten

Nadere informatie

Bedrijfsoverdracht 20-4-2011. Schenk- en erfbelasting Inkomstenbelasting. 20 april 2011. Inleiding mr. C. (Kees) Goeman

Bedrijfsoverdracht 20-4-2011. Schenk- en erfbelasting Inkomstenbelasting. 20 april 2011. Inleiding mr. C. (Kees) Goeman Bedrijfsoverdracht Schenk- en erfbelasting Inkomstenbelasting 20 april 2011 www.inventivecontrol.com 1 Inleiding mr. C. (Kees) Goeman Sprekers: mr. J.J.G.M. (Jolanda) van Nunen mr. G.J. (Govert) Vorstenbosch

Nadere informatie

Bedrijfsoverdracht van het familiebedrijf: continuïteit staat voorop!

Bedrijfsoverdracht van het familiebedrijf: continuïteit staat voorop! Bedrijfsoverdracht van het familiebedrijf: continuïteit staat voorop! Waar moet u op letten bij een bedrijfsoverdracht? Voor familiebedrijven is continuïteit één van de belangrijkste doelstellingen. Het

Nadere informatie

2015 Erf- en schenkbelasting en de bedrijfsopvolgingsregeling

2015 Erf- en schenkbelasting en de bedrijfsopvolgingsregeling 2015 Erf- en schenkbelasting en de bedrijfsopvolgingsregeling Als u een onderneming erft of geschonken krijgt, dan moet u over de waarde van die onderneming erf- of schenkbelasting betalen. Zet u de onderneming

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 31 065 Aanpassing van de wetgeving aan en invoering van titel 7.13 (vennootschap) van het Burgerlijk Wetboek (Invoeringswet titel 7.13 Burgerlijk

Nadere informatie

2019 Erf- en schenk belasting en de bedrijfs opvolgingsregeling

2019 Erf- en schenk belasting en de bedrijfs opvolgingsregeling Belastingdienst 2019 Erf- en schenk belasting en de bedrijfs opvolgingsregeling Als u een onderneming erft of geschonken krijgt, dan moet u over de waarde van die onderneming erf- of schenkbelasting betalen.

Nadere informatie

De bedrijfsopvolgingsregeling

De bedrijfsopvolgingsregeling MASTERSCRIPTIE FISCALE ECONOMIE De bedrijfsopvolgingsregeling DE GRENS TUSSEN ONDERNEMEN EN BELEGGEN IN VASTGOEDEXPLOITATIE Frank Schilder 24-2-2017 Begeleider: dr. A. Rozendal Faculteit Economie & Bedrijfskunde

Nadere informatie

Jan Nieuwenhuizen: Bedrijfsopvolgingsfaciliteiten

Jan Nieuwenhuizen: Bedrijfsopvolgingsfaciliteiten Familie vermogen Michael Maslinski Corné Brouwers Reinier Russell Jurgen Geerlings Lineke Sneller Paul Koster Quirijn Bongaerts Maartje van Casteren Nout Wellink Xavier Auerbach Marnix van Rij Vincent

Nadere informatie

Bedrijfsopvolging. Jolanda van Nunen. De successiewet in een notendop

Bedrijfsopvolging. Jolanda van Nunen. De successiewet in een notendop Bedrijfsopvolging Schenk- en erfbelasting Inkomstenbelasting Testamenten Andere civielrechtelijke zaken 0 Inleiding Mr. C. (Kees) Goeman Mr. E.J.Ph. (Ed) Bijnsdorp Sprekers: Mw. mr. J.J.G.M. (Jolanda)

Nadere informatie

Erf- en schenkbelasting en de bedrijfsopvolgingsregeling

Erf- en schenkbelasting en de bedrijfsopvolgingsregeling Erf- en schenkbelasting en de 2012 Als u een onderneming erft of geschonken krijgt, dan moet u over de waarde van die onderneming erf- of schenkbelasting betalen. Zet u de onderneming voort, dan kunt u

Nadere informatie

2014 -- Inkomstenbelasting - Winst -- Deel 1

2014 -- Inkomstenbelasting - Winst -- Deel 1 Inkomstenbelasting winst 1 programma Ondernemerschap Ondernemer versus onderneming Urencriterium Ongebruikelijke samenwerking Inleiding fiscale winstbepaling Goedkoopmansgebruik 1 Bronnenstelsel De inkomstenbelasting

Nadere informatie

De bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de Successiewet 1956 en het nieuwe wetsvoorstel tot vereenvoudiging en herziening.

De bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de Successiewet 1956 en het nieuwe wetsvoorstel tot vereenvoudiging en herziening. De bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de Successiewet 1956 en het nieuwe wetsvoorstel tot vereenvoudiging en herziening. Mark van Laake 0121118 Versie 2, 24 juni 2009 Begeleider: Mr. N. Idsinga Tweede lezer:

Nadere informatie

Rechtsvergelijking van bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de schenk- en erfbelasting tussen Nederland en Vlaanderen

Rechtsvergelijking van bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de schenk- en erfbelasting tussen Nederland en Vlaanderen Rechtsvergelijking van bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de schenk- en erfbelasting tussen Nederland en Vlaanderen Afstudeerscriptie G.C.J. van Esterik ANR 171524 Examencommissie Mr. dr. M.J. Hoogeveen

Nadere informatie

Bedrijfsopvolgingsregelingen voor het familiebedrijf onder druk

Bedrijfsopvolgingsregelingen voor het familiebedrijf onder druk Spotlight Bedrijfsopvolgingsregelingen voor het familiebedrijf onder druk Renate de Lange - Family Business/Private Wealth, Tax & Human Resource Services Jan Nieuwenhuizen - Family Business/Private Wealth,

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 31727 11 juni 2018 Inkomstenbelasting. Vennootschapsbelasting. Lijfrente in de winstsfeer. Wijziging van het besluit van

Nadere informatie

Seminar. Fiscaal vriendelijk erven en schenken

Seminar. Fiscaal vriendelijk erven en schenken Seminar Fiscaal vriendelijk erven en schenken Estate planning Fiscale en juridische begeleiding overgang en instandhouding (familie)vermogen Vermogen zo goedkoop mogelijk naar volgende generatie Wensen

Nadere informatie

Overdrachtsbelasting. Ondernemingsfaciliteiten Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen Besluit van 10 juli 2013, nr. BLKB/2013/1130M.

Overdrachtsbelasting. Ondernemingsfaciliteiten Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen Besluit van 10 juli 2013, nr. BLKB/2013/1130M. Overdrachtsbelasting. Ondernemingsfaciliteiten Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen Besluit van 10 juli 2013, nr. BLKB/2013/1130M. De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 31 065 Aanpassing van de wetgeving aan en invoering van titel 7.13 (vennootschap) van het Burgerlijk Wetboek (Invoeringswet titel 7.13 Burgerlijk

Nadere informatie

2014 -- Successiewet -- Deel 2

2014 -- Successiewet -- Deel 2 Successiewet les 2 programma Successierecht Wetsficties Bedrijfsopvolgingsfaciliteit Aangifte 1 Wetsficties 1 van 11 Schuldigerkenning niet-registergoederen art. 8-1 SW Om het ontgaan van successierecht

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Overdrachtsbelasting. Ondernemingsfaciliteiten

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Overdrachtsbelasting. Ondernemingsfaciliteiten STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 20282 19 juli 2013 Overdrachtsbelasting. Ondernemingsfaciliteiten 10 juli 2013 Nr. BLKB/2013/1130M Belastingdienst/Directie

Nadere informatie

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA Fiscale positie directeur-grootaandeelhouder NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG Inleiding Met belangstelling heb ik kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de fracties van het CDA, de PvdA, de

Nadere informatie

Kwalificatievraagstukken bij toepassing doorschuiffaciliteiten

Kwalificatievraagstukken bij toepassing doorschuiffaciliteiten Kwalificatievraagstukken bij toepassing doorschuiffaciliteiten Wat wordt verstaan onder de begrippen materiële onderneming en ondernemingsvermogen in de aanmerkelijkbelangregeling? Bachelorscriptie Fiscale

Nadere informatie

BEDRIJFSOPVOLGING, met name OG

BEDRIJFSOPVOLGING, met name OG Actualiteiten 1 Bedrijfsopvolging; actualiteiten 7-11-2016 Overige fiscale maatregelen 2017: reparatie HR 22-4-2016, 15/02845 (< 5 % belang) Kunnen onroerende zaken (hierna: OG) een onderneming zijn? Miscellaneous

Nadere informatie

FISCAAL Jan Nieuwenhuizen Belastingadviseur PwC Eindhoven Bedrijfsopvolgingsfaciliteiten

FISCAAL Jan Nieuwenhuizen Belastingadviseur PwC Eindhoven Bedrijfsopvolgingsfaciliteiten Familie vermogen 2018 FISCAAL Jan Nieuwenhuizen Belastingadviseur PwC Eindhoven Bedrijfsopvolgingsfaciliteiten Familie vermogen Bob Ernst Corné Brouwers Reinier Russell Jurgen Geerlings Martin Eleveld

Nadere informatie

2016 Erf- en schenkbelasting en de bedrijfsopvolgingsregeling

2016 Erf- en schenkbelasting en de bedrijfsopvolgingsregeling 2016 Erf- en schenkbelasting en de bedrijfsopvolgingsregeling Als u een onderneming erft of geschonken krijgt, dan moet u over de waarde van die onderneming erf- of schenkbelasting betalen. Zet u de onderneming

Nadere informatie

Tilburg University. De 100%-vrijstelling: aanpassen of afschaffen (II) Hoogeveen, Mascha; De Beer, A.M.A. Published in: Weekblad Fiscaal Recht

Tilburg University. De 100%-vrijstelling: aanpassen of afschaffen (II) Hoogeveen, Mascha; De Beer, A.M.A. Published in: Weekblad Fiscaal Recht Tilburg University De 100%-vrijstelling: aanpassen of afschaffen (II) Hoogeveen, Mascha; De Beer, A.M.A. Published in: Weekblad Fiscaal Recht Document version: Publisher's PDF, also known as Version of

Nadere informatie

Zoekresultaat inzien document ECLI:NL:RBDHA:2015: Uitspraak. Rechtbank DEN HAAG. Team belastingrecht. zaaknummer: SGR 15/4517

Zoekresultaat inzien document ECLI:NL:RBDHA:2015: Uitspraak. Rechtbank DEN HAAG. Team belastingrecht. zaaknummer: SGR 15/4517 Zoekresultaat inzien document ECLI:NL:RBDHA:2015:14738 Permanente link: http://deeplink.rechtspraak.nl/ Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 11-12-2015 Datum publicatie 13-01-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden

Nadere informatie

De bedrijfsopvolgingsfaciliteit uit de Successiewet 1956

De bedrijfsopvolgingsfaciliteit uit de Successiewet 1956 De bedrijfsopvolgingsfaciliteit uit de Successiewet 1956 Wat is de toekomst? Maasbree, Juni 2008 Auteur: Adres: Postcode: Woonplaats: Telefoonnummer: S.A.C.M. Geurts Boschlaan 42 5993 HK Maasbree 077-4651035

Nadere informatie

32 129 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2010) Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

32 129 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2010) Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: 32 129 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2010) NOTA VAN WIJZIGING Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: 1 Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 68 68 88april 2009 Inkomstenbelasting Direct durfkapitaal 24 maart 2009 Nr. BCPP2009/170M Belastingdienst/Centrum voor

Nadere informatie

Bedrijfsopvolgingsfaciliteiten: nu reorganiseren of doorschuiven naar de volgende generatie?

Bedrijfsopvolgingsfaciliteiten: nu reorganiseren of doorschuiven naar de volgende generatie? Bedrijfsopvolgingsfaciliteiten: nu reorganiseren of doorschuiven naar de volgende generatie? Mathieu Neve ANR: 410059 Scriptie Master Fiscaal Recht, Tilburg University Afstudeerdatum: 20 april 2011 Examinatoren:

Nadere informatie

*Mr. C. (Kees) Goeman en mr. G.J. (Govert) Vorstenbosch zijn beide werkzaam bij Inventive Control Accountants en Belastingadviseurs.

*Mr. C. (Kees) Goeman en mr. G.J. (Govert) Vorstenbosch zijn beide werkzaam bij Inventive Control Accountants en Belastingadviseurs. Inventive Control Accountants & Belastingadviseurs 22 januari 2015 Mr. C. Goeman* Mr. G.J. Vorstenbosch* De fiscale vastgoedbeleggingsonderneming 1 bestaat. En nù? In de conclusie van zijn artikel in de

Nadere informatie

2009 -- Bedrijfsadministratie - GBE3.2 (FE) - Deel 2

2009 -- Bedrijfsadministratie - GBE3.2 (FE) - Deel 2 GBE3.2 (FE) les 4 programma Wat is een fusie Bedrijfsoverdracht en bedrijfsfusie Bedrijfsfusie Juridische fusie Een fusie is het samengaan van twee meer ondernemingen die daarna als economische eenheid

Nadere informatie

Bedrijfsopvolging in de inkomstenbelasting

Bedrijfsopvolging in de inkomstenbelasting HOOFDSTUK 2 Bedrijfsopvolging in de inkomstenbelasting 2.1 Inleiding De Wet inkomstenbelasting 2001 is van oudsher vriendelijk, indien de IBonderneming, aanmerkelijkbelangaandelen of -winstbewijzen of

Nadere informatie

Een onderzoek naar de schenkingsfaciliteiten bij bedrijfsopvolging

Een onderzoek naar de schenkingsfaciliteiten bij bedrijfsopvolging Een onderzoek naar de schenkingsfaciliteiten bij bedrijfsopvolging Erasmus Universiteit Rotterdam Erasmus School of Economics Bachelorscriptie Fiscale Economie Naam: Jacqueline Looije Studentnummer: 410290

Nadere informatie

De bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de Successiewet: beleggingsvermogen?

De bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de Successiewet: beleggingsvermogen? De bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de Successiewet: beleggingsvermogen? Auteur: G.J. Vorstenbosch ANR nummer: s332864 Afstudeerrichting: Fiscaal recht Examinatoren: prof. mr. I.J.F.A. van Vijfeijken en

Nadere informatie

de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen

de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen Ministerie van Justitie en Veiligheid Ingediend op https://www.internetconsultatie.nl/moderniseringpersonenvennootschap Amsterdam, 29

Nadere informatie

PE-Tijdschrift voor de bedrijfsopvolging. 30 Nummer 3 juli 2013 www.pe-bedrijfsopvolging.nl

PE-Tijdschrift voor de bedrijfsopvolging. 30 Nummer 3 juli 2013 www.pe-bedrijfsopvolging.nl Van eenmanszaak naar bv-structuur pas op voor de over 30 Nummer 3 juli 2013 www.pe-bedrijfsopvolging.nl Fiscaal PE-artikel met bedrijfsopvolger: drachtsbelasting! Punten FFP: zie PER Michiel Opgenoort

Nadere informatie

Page 1 of 7 Ondernemingsvermogen en tweetrapsbepalingen (deel I) NTFRB2011-35 Hoge Raad 16 januari 2004, nr.c02/150hr Belastingjaar/tijdvak Trefwoorden Wetsartikelen NTFRB-art. 1 SW 1956-art. 35c SW 1956-art.

Nadere informatie

Advieswijzer: Bedrijfsoverdracht van het familiebedrijf 2016

Advieswijzer: Bedrijfsoverdracht van het familiebedrijf 2016 Advieswijzer: Bedrijfsoverdracht van het familiebedrijf 2016 Waar moet u op letten bij een bedrijfsoverdracht binnen de familie? Voor familiebedrijven is continuïteit één van de belangrijkste doelstellingen.

Nadere informatie

Bedrijfsoverdracht van het familiebedrijf: continuıẗeit staat voorop!

Bedrijfsoverdracht van het familiebedrijf: continuıẗeit staat voorop! www.stolk-accountants.nl Bedrijfsoverdracht van het familiebedrijf: continuıẗeit staat voorop! Waar moet u op letten bij een bedrijfsoverdracht? Voor familiebedrijven is continuïteit één van de belangrijkste

Nadere informatie

Concept Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van (Regeling aanwijzing directeur-grootaandeelhouder 2014)

Concept Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van (Regeling aanwijzing directeur-grootaandeelhouder 2014) Concept Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van (Regeling aanwijzing directeur-grootaandeelhouder 2014) De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, handelend in overeenstemming

Nadere informatie

1. Inschrijvingsplicht voor rechtspersonen en ondernemingen

1. Inschrijvingsplicht voor rechtspersonen en ondernemingen Handelsregister 1. Inschrijvingsplicht voor rechtspersonen en ondernemingen Op grond van art. 5 aanhef en sub a Handelsregisterwet 2007 wordt een onderneming die in Nederland is gevestigd en die toebehoort

Nadere informatie

Kluwer Online Research Vermogende Particulieren Bulletin Geruisloze omzetting eenmanszaak heroverwogen

Kluwer Online Research Vermogende Particulieren Bulletin Geruisloze omzetting eenmanszaak heroverwogen Vermogende Particulieren Bulletin Geruisloze omzetting eenmanszaak heroverwogen Auteur: Mr. E. Alink[1] Elders in deze uitgave wordt aandacht besteed aan de Flex-bv. Invoering van dat wetsvoorstel kan

Nadere informatie

Verkoop onderneming aan kinderen

Verkoop onderneming aan kinderen Verkoop onderneming aan kinderen Waar moeten ouders van een eenmanszaak of een vof (vennootschap onder firma) op letten bij de verkoop van de onderneming van de zoon of dochter? Dit artikel benoemt de

Nadere informatie

Fiscaal memorandum voor participaties in Terra Vitalis met betrekking tot het belastingjaar 2009

Fiscaal memorandum voor participaties in Terra Vitalis met betrekking tot het belastingjaar 2009 Fiscaal memorandum voor participaties in Terra Vitalis met betrekking tot het belastingjaar 2009 Inleiding Participeren in het beleggingsobject Terra Vitalis kan gevolgen hebben voor uw belastingpositie

Nadere informatie

Overdrachtsbelasting. Ondernemingsfaciliteiten Belastingdienst/Landelijk Kantoor Belastingregio s, Brieven en beleidsbesluiten Besluit van 16 oktober

Overdrachtsbelasting. Ondernemingsfaciliteiten Belastingdienst/Landelijk Kantoor Belastingregio s, Brieven en beleidsbesluiten Besluit van 16 oktober Overdrachtsbelasting. Ondernemingsfaciliteiten Belastingdienst/Landelijk Kantoor Belastingregio s, Brieven en beleidsbesluiten Besluit van 16 oktober 2012, nr. BLKB/2012/611M. De staatssecretaris van Financiën

Nadere informatie

Betalingsfaciliteiten overdracht aanmerkelijkbelangaandelen

Betalingsfaciliteiten overdracht aanmerkelijkbelangaandelen Betalingsfaciliteiten overdracht aanmerkelijkbelangaandelen Mr. Almer M.A. de Beer 1 De Invorderingswet voorziet in een betalingsfaciliteit voor de inkomstenbelasting verschuldigd bij overdracht van aanmerkelijkbelangaandelen

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Overdrachtsbelasting. Ondernemingsfaciliteiten

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Overdrachtsbelasting. Ondernemingsfaciliteiten STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 21588 25 oktober 2012 Overdrachtsbelasting. Ondernemingsfaciliteiten 16 oktober 2012 Nr. BLKB/2012/611M Belastingdienst/Landelijk

Nadere informatie

Wijziging van artikel 15ad Wet Vpb Einde aan de excessen of onnodig complexe wetgeving?

Wijziging van artikel 15ad Wet Vpb Einde aan de excessen of onnodig complexe wetgeving? Wijziging van artikel 15ad Wet Vpb Einde aan de excessen of onnodig complexe wetgeving? (verkorte versie ten behoeve van de internetconsultatie Enkele wijzigingen van specifieke renteaftrekbeperkingen

Nadere informatie

Fictieve verkrijgingen, de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten en de bezitseis Hoogeveen, Mascha

Fictieve verkrijgingen, de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten en de bezitseis Hoogeveen, Mascha Tilburg University Fictieve verkrijgingen, de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten en de bezitseis Hoogeveen, Mascha Published in: WPNR: Weekblad voor privaatrecht, notariaat en registratie Document version:

Nadere informatie

2 Huwelijk en echtscheiding

2 Huwelijk en echtscheiding 2 Huwelijk en echtscheiding 2.1 Huwelijk Voorbeeld Lars bezit alle aandelen in een BV met een waarde van 1 miljoen en een verkrijgingsprijs van 20.000. In de BV wordt een onderneming gedreven met een waarde

Nadere informatie