KOllTE BESCHOUWINGEN. liktkuffende IIET WETSONTWERP, HOUDENDE BETALINGEN NOPENS. DJEl^ ACCIJ]«S OP DE BIEHEll, EN NOPENS DE AZIJ]«MAKERIJE]«.

Transcriptie

1 % ' \.

2

3 KOllTE BESCHOUWINGEN liktkuffende IIET WETSONTWERP, HOUDENDE BETALINGEN NOPENS DJEl^ ACCIJ]«S OP DE BIEHEll, EN NOPENS DE AZIJ]«MAKERIJE]«. AMSTERDAM, J. NOORDENDORP

4

5 l»^-t>s>-è>sj'-3<«'s^«door de Regering is een Ontwerp van Wet ingediend bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal, houdende bepalingen nopens den accijns op de bieren en nopens de azijnmaker ij en, en het is niet van belang ontbloot over dit Ontwerp in eenige beschouwingen te treden. Volgens de daarbij gevoegde Memorie van Toelichting heeft het een drieledig doel, te weten: lo. het veranderen van den grondslag, in verband met het verbeteren der bepalingen nopens de heffing en verzekering van den accijns op de bieren; 20. het verhoogen op dezen accijns; 3". het afschafifen van dien op de azijnen. Schrijver bedoelt bij deze over elk dezer punten zijne meening bloot te leggen, overtuigd als hij is, dat de leden der Tweede Kamer eene zaak van zoo groot gewigt een naauwkeurig en ernstig onderzoek overwaardig achten zullen. De sints 1822 vigerende wet op de bierbrouwerijen kan gezegd worden duor hare vele formaiitei-

6 4 teiten, doch wel voornamelijk door den grondslag voor de heffing van den accijns, den vooruitgang dezer industrie tegen te werken, terwijl zij tevens, vooral sedert de afschaffing van de wet op het geniaal j niet de noodige waai'borgen voor eene eerlijke naleving ophsvert. De heffing der belasting naar de inhoudsruimte der wcrkkuip werkt nadeclig; want, terwijl de concurrentie nu gebiedt in dat werktuig zooveel mogelijk meel te verwerken om de belasting per vat bier minder te doen drukken, woi'dt den brouwer daardoor den weg afgesneden d i e verbeteringen in zijn fabrikaat in te voeren, welke veel zouden kunnen bijbrengen en in andere landen hebben bijgebragt, tot de veredeling daarvan. Nogtans, ondanks die belemmeringen is het gelukt de Hollandsche bieren, niet alleen hier te lande, of in onze koloniën, doch ook op vele plaatsen, waar zij aan de vrije concurrentie van alle vreemde bieren blootgesteld zijn, ingang te doen vinden, en jaarlijks mag men bespeuren, dat de industrie der bierbrouwerij vooruitgaat en het bier meer en meer de geliefkoosde drank van het volk wordt. Schrijver dezes geeft alzoo als zijne bepaalde meening te kennen, dat eene verandering van den grondslag, in den geest van het Ontwerp, hem bijzonder wenschelijk voorkomt. Hij erkent ook gaarne,

7 5 dat de bepalingen nopens de heffing en verzekering ^ behoudens kleine wijzigingen, overeen te brengen zijn met de eischen van een goed fabriekaat; doch in ieder geval protesteert hij ten krachtigste tegen de voorgestelde verhooging van het cijfer der belasting en de argumenten door de Regering ter billijking daarvan aangevoerd. Tegeai de geheele opheffing van den accijns verklaart de Regering zich, blijkens de Memorie van Toelichting ^ omdat afschaffing van de belasting niet in staat zijn zou het gebruik van bier als volksdrank te bevorderen en dat van sterken drank te doen verminderen, daar zij slechts a f Cents per kan bedraagt5 zoodat eene prijsvermindering met een zoo gering bedrag niet veel kan bijbrengen tot het toenemen van het gebruik van het bier/' Schrijver wenscht echter die belasting beschouwd te zien in verhouding van den kostenden prijs van liet bier zelf, en stelt dan de vraag of eene vorniinderiiig daarvan met 8 pct. voor de allerminste, met 10^ a 12 pct., voor de gewone, en met 13 a 15 pct. voor de zwaarste biersoorten, werkelijk zoo gering te noemen is, om geen' invloed op het verbruik te kunnen uitoefenen? Hij is integendeel van gevoelen, dat eene dusdanige vermindering van prijs, in verband met de vcrhooging van dien van den

8 6 Genever, wel degelijk in staat zijn zal het verbruik van bier aanzienlijk te vermeerderen en dat deze maatregel waarvan tevens, zooals gezegd, verbetering van het fabriekaat het gevolg zijn zou krachtig zoude werken om het bier meer en meer ingang te doen vinden en éénmaal weder de drank des volks bij uitnemendheid te doen worden. Doch," voert de Regering als tweede argument aan welke gevolgen zouden er voor onze finantiën voortvloeijen, indien het bierverbruik hier te lande na eenige jaren aanzienlijk toenam en daarentegen dat van sterken drank verminderde? Is het der Eegering ernst, dat het belang des lands medebrengt, dat de genever volksdrank blij ve, zoodat, al wat dat zou kunnen beletten, uit den weg geruimd behoort te worden? Is het daarom, dat de Regering voorstelt de belasting op het bier, niet alleen niet af te schaffen, doch aanzienlijk te verhoogen? Schrijver laat de beantwoording daarvan aan het oordeel der Kamer over; doch meent zulks voor zich zelf te mogen betwijfelen, omdat hij in de verhooging van de belasting op het gedistilleerd aanleiding genoeg heeft gevonden om te ontdekken dat de Eegering den genever niet wil als volksdrank, al moge zij daarvan den schijn op zich laden in hot boven aangevoerde argument.

9 7 Neen, de Regering wil de belasting op het bier verboogen, niet als aequivalent -voor den genever, maar als aequivalent voor andere belastingen; doch behoort bier niet gerangschikt te worden als eene eerste plaats innemende in de rei der belastingen, waarvoor een aequivalent moet gezocht worden en ten deele reeds gevonden is in de drie millioenen op het gedistilleerd? Schrijver dezes wenscht dit punt aan de speciale overweging van de leden der Kamer te onderwerpen, omdat, volgens zijn innigst gevoelen, de Regering alle lasten behoort op te heffen, die er thans nog drukken op het bier, ten einde het volk, waaraan in den genever een schadelijke drank zooveel mogelijk wordt onthouden, eenen anderen in de plaats te geven, die toch ongetwijfeld verre de voorkeur verdient. Het bier zal dan ingang vinden, omdat het beter en goedkooper zal worden, en de gevolgen zullen niet uitblijven, 'doch ongetwijfeld zich eerlang doen gevoelen, zoo op het moreel als op het physiek der bevolking. Om tot het voorgestelde verhoogde cijfer der belasting te geraken, treedt de Regering in eene beschouwing van die, welke in andere landen op het bier worden geheven. Vooraf zij hieromtrent opgeraei-kt; dat in alle in de M. v. T. genoemde landen,

10 8 met uitzondering van die gedeelten van Frankrijk en Oostenrijk, waar goedkoope wijn te bekomen is, liet bier reeds de drank des volks is, terwijl het hier te lande zulks nog worden moet. Van die landen schijnt in Engeland de belasting hooger te zijn dan de in het ontwerp voor ons land voorgestelde, doch men kan aannemen dat de Standaart dadr over het algemeen hooger is dan hier, zoodat die belasting proportioneel niet zoo zwaar drukt. In Beijeren is dat cijfer p.m. 29 pct. lager dan het voorgestelde, en in Pruissen zelfs 25 pct. lager dan het tegenwoordige cijfer onzer belasting. In Frankrijk is die belasting aanzienlijk lager dan de hier te lande voorgestelde, daar gewone en zware bieren in dat land met ƒ 1.14 per vat bier belast zijn; terwijl die hier met f 1.20 tot f 2.50 per vat belast zullen worden. Voor Oostenrijk komt de Regering, door ingewikkelde berekeningen, op een zeer hoog cijfer voor de belasting; doch in dat land, zoo als gezegd, levert de rijke natuur andere gezonde lafenis op, die onder het bereik des volks ligt, en is dus bier niet zoo zeer de volksdrank bij uitnemendheid. In België heeft de verhooging der belasting in 1860, tot hevige polemiek en discussion aanleiding gegeven, en is sinds dien tijd het hooge cijfer dier

11 9 belasting een levendig onderwei'p van strijd tusschen de natie en de Eegering. Het gevolg van die verliooging, v^raarbij de grondslag voor de heffing, n. 1. de inlioudsrnimte der werkkuip, niet is veranderd, is geweest, bepaalde acliteruitgang in de kwaliteit van liet bier, zoo als de Regering in de M. v. ï. ook met regt aanvoert, als argument voor den door Maar voorgestelden grondslag. De belasting in dat land is ƒ2.04 per vat inlioudsruimte der werkkuip, doch, ten gevolge van het overmatig storten van meel in die kuip dat gemiddeld 35 Ned. 'S per vat inhoudsruimte bedraagt komt de belasting neor op p. m. / 5.80 per 100 Nederl. ponden mout. De Eegering nu is van meening, blijkens het laatste lid van 5 der M. v. T. dat eene verhooging van den bieraccijns tot nagenoeg hetzelfde bedrag, waarop die thans in België is bepaald, zeer matig te achten en op goede gronden aan te bevelenis." Schrijver evenwel komt tot eene gansch andere conclusie. Vooreerst wenscht hij het verschil te doen uitkomen, dat er bestaat tusschen een gemiddeld cijfer van ƒ 5.80 en een cijfer van f 7. een verschil van p. m. 21 pct. maar ook daarenboven wenscht hij met nadruk te herinneren, hetgeen hij reeds vroeger aanvoerde, dat hier te lande waar het voorgestelde cijfer der belasting alzoo op Oos-

12 10 teni'ijk na, in verliouding het hoogst kan genoemd worden het bier nog geen volksdrank is en daardoor de industrie der bierbrouwerij nog in een' staat van wording, van ontwikkeling verkeert; en dat de voorgestelde verhooging werd zi] onverhoopt aangenomen haar in haren voortgang zeker zal weerhouden, ja haar, naar alle waarschijnlijkheid zal terugvoeren tot den toestand van vroegere jaren. De Regering acht de afschaffing van den accijns op de bieren niet geraden, omdat, mogt de vrees verwezenlijkt worden, dat, na verloop van jaren, de middelen der schatkist door het mindere verbruik van den genever te veel gedrukt werden, men op de afschaffing van eerstgenoemd artikel zou moeten terugkomen. Dit bezwaar evenwel kan niet overwegend zijn, omdat er geene vrees hoegenaamd bestaat, dat het bier, éénmaal de volksdrank geworden zijnde, door eene verhooging van den prijs zal ophouden zulks te blijven, om dan weder plaats te maken voor den genever; zulks is niet aan te nemen, omdat alléén een achteruitgang op den weg van beschaving en ontwikkeling daartoe zou kunnen leiden. Mogt echter dit bezwaar der Regering ook door de leden der Kamer gedeeld worden, dringt schrijver dezes er met de meeste kracht op aan

13 11 tlians een ininiumm van belasting in te voeren, en ill elk geval hunne adhaesie te ontlionden aan het voorstel der Regering, hetwelk strekt om die belasting van d^ op 7 te brengen, hetgeen ten gevolge zou hebben, dat die bieren, die door hun gehalte de eigenschappen van een lavenden en tevens voedenden drank bezitten, met 25 a 30 pct. van den kostenden prijs zouden worden belast, Schrijver dezes zich vereenigende, behoudens eenige kleine wijzigingen, met de bepalingen nopens de heffing in het Ontwerp van Wet, wenscht echter nog één punt uiteen te zetten, dat de aandacht der Regering schijnt te zijn ontgaan, en wel de bepaling nopens het inkomend regt op de van buiten 's lands in te voeren bieren. Dit regt wordt in het nieuwe ontwerp aanzienlijk verlaagd, en wel van y 1,57 op yi. alzoo met p.m. 36pCt,;voor welke verlaging in de M. v. T. geen grond wordt aangegeven, en die welligt niet in de bedoeling der Regering heeft gelegen. Immers worden die bieren aangenomen als gemiddeld bevattende 43 N. 'S' mout per vat, waarnaar het cijfer voor den accijns h, f 3. is vastgesteld. Eene splitsing der tegenwoordig geheven f 3. voor inkomend regt en accijns zou aantoonen:

14 12 Aan accijns, 43 N. ffi mout h 'ó'. cont. / 1,43 alzoo aan inkomend regt ] 57 te zamen: /" 3, Mogt echter het cijfer van fl.-~ voor het inkomend regt, uit de overweging, iu het slot der M. V. T. aangevoerd, niet hooger gesteld kunnen worden, zoude het allezins billijk te achten zijn, dat het cijfer van den accijns, door de buitenland^ sche bieren bij den invoer te betalen, met dit verschil verhoogd werd, te meer daar men niet uit het oog moet verliezen, dat het bedrag van den accijns hier te lande ook nog verhoogd wordt met de kosten en belemmeringen, als onafscheidelijk gevolg van de heffing. De derde bedoeling van hot Ontwerp van Wet, n. 1. de afschaffing van den accijns op de azijnen, kan niet anders dan aller goedkeuring wegdragen: en wel uit de overweging: 1». dat azijn over het algemeen een artikel mag genoemd worden, dat door de minst gegoede klasse wordt verbruikt, en wel voornamelijk die soorten van azijn, welke het meest door den accijns worden gedrukt, n. 1. die uit gedistilleerd worden vervaardigd, en 20. dat de uitvoer van azijn naar buiten 's lands,

15 13 met uitzondering van onze Koloniën, Avaav de azijnen van Nederlandsch fabrikaat minder invoerreg-t 'betalen dan de vreemde, ternggehouden wordt door do belasting, waarmede dit artikel hier te lande thans is bezwaard en die, bij den uitvoer, niet dan ten deele wordt gerestitueerd, terwijl in de meeste naburige landen geen accijns op dit artikel geheven wordt. Schrijver dezes heeft zijne zienswijze met vrijmoedigheid medegedeeld, in de vaste overtuiging, dat het besprokene onderwerp eene naauwgezette overweging verdient, daar het diep ingrijpt in het algemeen belang, omdat het handelt over eene eerste levensbehoefte, en daarbij van groot gewigt is voor eene industrie, die allezins aangemoedigd behoort te worden. Februarij, 1864.

16