4.] Tweede kamer,.-< Algemeene beschouwingen. dei wet tot regeling van het lager onderwijs. Wijziging en aanvulling van enkele bepalingen

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "4.] Tweede kamer,.-< Algemeene beschouwingen. dei wet tot regeling van het lager onderwijs. Wijziging en aanvulling van enkele bepalingen"

Transcriptie

1 Bijlagen. I.W. Wijziging en aanvulling van enkele bepalingen 4.] Tweede kamer,.-< dei wet tot regeling van het lager onderwijs. ( ) VOORLOOPIG VERSLAG. wy's vanwege den Staat, welk stelsel huns inziens niet art. 192 der Grondwet niet is overeen te brengen. Wanneer de subsidiën voor het bijzonder onderwijs thans weder worden verhoogd, dan behoorde, meenden deze leden, in elk geval ook het toezicht van den Staat op dat onderwijs verscherpt te worden, Zy wenschten bepaald te zien, dat het leerplan der bijzondere scholen aan goedkeuring der overheid onderworpen is, terwyl het voorschrift, dat subsidie kan worden verkregen, indien gedurende slechts 18 uren per week onderwijs wordt gegeven, verscherpt behoort te worden. Toegevende, dat er vele uitstekende byzondere scholen en ook dat er slechte openbare scholen zijn, waren deze leden van oordeel, dat het onderwijs op de groote bijzondere scholen over het algemeen, vooral in het zuiden des lands, veel te wenschen overlaat. Op sommige meisjesscholen wordt bijna geen ander onderwys dan les in handwerken gegeven. Het afdeeliugsonderzoek heeft aanleiding gegeven tot de volgende beschouwingen en opmerkingen. Algemeene beschouwingen. 1. Bij de bespreking der algemeene strekking van het wetsontwerp verklaarden vele leden van meening te zijn, dat, ofschoon de Regeering blijkbaar getracht heeft op allerminst karige wyze te voldoen aan de belofte, welke zij bij de behandeling der Leerplichtwet aan de voorstanders van het bijzonder onderwijs deed, z\j in dit streven niet is geslaagd. Op de in 6 van dit verslag nader te vermelden gronden meenden deze leden, dat, ondanks de voorgestelde verhooging der subsidièn voor het bijzonder onderwijs, dit onderwijs ten gevolge van de Leerplichtwet ten deele reeds terstond, maar vooral op den duur financieel van slechter conditie zou worden. Dit zal in nog verhoogde mate het geval zijn, nu de Regeering met de voorstellen, die rechtstreeks uit de Leerplichtwet voortvloeien, heeft samengekoppeld voorstellen betreffende de salarissen der openbare onderwijzers, welke, hoe noodzakelijk misschien op zichzelf, toch geenszins kunnen worden aangemerkt als een gevolg van die wet en door aanneming waarvan aan het bijzonder onderwijs nieuwe en zware lasten worden opgelegd, die slechts zeer ten deele door het verhoogde subsidie zullen worden gedekt. Eenige dezer leden verklaarden, dat z\j met het wetsontwerp niet konden medegaan, omdat het voortbestaan en de ontwikkeling van vele bijzondere scholen daardoor ernstig wordt bedreigd. Anderen gingen niet zoo ver. Nu nevens verhooging van de subsidiën voor de bijzondere onderwijzers ook subsidiën in de kosten van schoolbouw zy'n voorgesteld, meenden zij, dat het wetsontwerp niet voetstoots afgewezen behoort te worden, maar dat getracht moet worden het zooveel mogelijk te verbeteren. Zij waren overtuigd, dat het aan dit ontwerp, gelijk aan de herziening van 1889, ten grondslag liggend beginsel van rechtsgelijkheid tusschen het openbaar en het bijzonder onderwijs verder zal doorwerken, zoodat, waar in de practyk zal blijken, hoe ook deze herziening aan het bijzonder onderwijs niet zal verschaffen de positie, waarop het krachtens het beginsel van rechtsgelijkheid aanspraak heelt, zoodanige nadere wijzigingen als noodig zijn om dat beginsel geheel te verwezenlijken, niet zullen uitblijven. Vele andere leden konden zich over het algemeen met het wetsontwerp vereenigen. Gelijk zy zich voorstelden nader aan te toonen, wordt daarbij in ruime mate voldaan aan de door de Regeering tegenover het bijzonder onderwijs gedane toezegging en zelfs rekening gehouden met uitgaven voor dat onderwijs, welke niet als gevolg van de Leerplichtwet kunnen worden aangemerkt. Door de meeste dezer leden werd verder toegejuicht, dat bepalingen tot verbetering van de wedden der openbare onderwijzers in het wetsontwerp zyn opgenomen. Waar de Regeering herhaaldelijk de behoefte aan verhooging dezer wedden heeft erkend, zouden de openbare onderwijzers evenzeer recht gehad hebben zich te beklagen, indien thans ter zake geene voorstellen waren gedaan, als de voorstanders van het bijzonder onderwijs recht van klagen zouden gehad hebben, indien aan de ten behoeve van dat onderwijs gedane toezeggingen geen gevolg ware gegeven. Enkele leden waren van oordeel, dat het wetsontwerp, voortgaande in de reeds bij de wet van 1889 ingeslagen richting, een nieuwen stap doet tot een stelsel van confessioneel onder- 2. Sommige leden betreurden, dat er thans geene gelegenheid bestaat, eene geheide herziening der wet van 1878 aanhangig te maken. De ingediende wijziging is reeds de tiende en net spreekt vanzelf, dat bij herhaalde wijzigingen van ingrypenden aard geen goed geheel verkregen kan worden. Wijziging van verschillende voorschriften, welke bij dit wetsontwerp onaangeroerd bleven, wordt door velen wenschelijk geacht. Bepaaldelijk wordt herziening gewenscht tot verbetering van de opleiding van onderwijzers; tot het geven van invloed aan de klasse-onderwyzers op den gang der schoolzaken: tot het verkrijgen van kleinere klassen ; tot het vormen van het schooltoezicht uit vakmannen. Men gaf gereedelijk toe, dat het onmogelijk is nadere regeling van alle deze punten in het ontwerp op te nemen, wauneer men het nog in deze zitting wil afdoen, maar men noopte, dat de Regeering spoedig eene geheele herziening der wet zou aanhangig maken en dat daarbij l> de vermelde wenschen gelet zou worden. Van verschillende zijden werden intusschen enkele wijzigingen betreffende in het wetsontwerp niet genoemde artikelen aangegeven, welke men alsnog in het ontwerp wenschte te zien opgenomen. In gemeenten, waar de overgroote meerderheid der bevolking tot dezelfde kerkelijke gezindte behoort, neemt de openbare school allicht eenigermate de kleur der omgeving aan. In zulke gemeenten wonen echter in den regel ook enkele gezinnen, die tot eene andere gezindte behooren, voor wie de openbare school, getint als zij is naar de godsdienstige overtuiging der groote meerderheid, niet sympathiek is. Zoo zyn er in het zuiden des lands gemeenten, waar eenige Protestanten- en in het noorden des lands gemeenten. waar eenige Roomsch-Katholieken er zeer op gesteld zijn huime kinderen buiten de openbare school te houden. Dit is te meer het geval, omdat in zulke gemeenten tusschen de belijders van de verschillende gezindten gewoonlijk eene eenigszins scherpere afscheiding bestaat. Is het aantal van zulke gezinnen niet grooter dan drie, dan kunnen zy hunne kinderen, misschien tot een aantal van twaalf, huisonderwys doen geven. Maar wanneer het aantal gezinnen grooter is dan drie, doch het aantal van de kinderen, die aan lager onderwijs behoefte hebben, minder dan 25 bedraagt, komen de ouders in groote moeilijkheid. Een eigen school op te richten is vooi hen zeer bezwaarlijk, aangezien voor scholen, waarvan het aantal leprlingen minder dan 25 bedraagt, geen Rijkssubsidie wordt gegeven, terwijl de kosten van kleine scholen per kind berekend allicht bijna het dubbele bedragen van de gewone kosten. Ten einde hierin te voorzien weiuchten eenige leden eenerzijds art. 546is te wijzigen in dien zin, dat ook aan scholen met 20 leerlingen subsidie kan worden gegeven en anderzijds art. 1 te wijzigen, zoodat onderwijs aan niet meer dan 20 kinderen gegeven als huisonderwijs wordt beschouwd. Geschiedt dit laatste, dan zou het onderwys aan minder dan 20 kinderen plaats kunnen vinden in de woning van een der ouders. Voorts zullen zij, die het onderwys geven, kunnen volstaan met het bezit der akte voor huisonderwys, terwyl verder op eenigszins ruime schaal vergunningen zouden kunnen worden verleend als bedoeld in art. 76 der wet, zoodat er gelegenheid zou zijn het onderwijs op te dragen aan personen uit den beschaafden stand, die bereid zijn zich daarmede te belasten. Hiertegen werd van andere zyde aangevoerd, dat het bedenkelijk zou zijn het geven van onderwijs aan de bedoelde kinderen te doen geschieden door personen, die geen akte van bekwaamheid bezitten. Bovendien achtte men het niet wenschelyk toe te laten, dat aan ongeveer 20 kinderen onderwijs wordt verstrekt Handelingen der Staten-Generaal Bijlagen

2 Cl Wijziging en aanvulling van enkele bepalingen der wet tot regeling van het lager onderwijs. in eene particuliere woning, waar geen waarborgen bestaan, dat in die woning voldoende ruimte is. Eindelijk werd opgemerkt, dat de aanbevolen wijzigingen niet passen in het kader van dit ontwerp. Hierop werd geantwoord, dat niets belet ook aan zulk een rertrok de noodzakelijke eischen te stellen en dat in dit ontwerp alles thuis behoort, wat betreft den geldelijken steun, door het Rijk voor het onderwijs te verleenen en dus oafc de bepaling van de grens, wat betreft het aantal kinderen, dat op dezelfde school gaat. Eenige leden wenschten de vrije- en ordeoefeningen uit de lijst der verplichte leervakken geschrapt te zien. Zij betoogden, dat dit vak èn tyj de onderwijzers èn bij de leerlingen weinig sympathie vindt, Bovendien kan op vele plaatsen bij gebreke van een gymnastieklokaal of overdekte speelplaats het vak gedurende ongeveer de helft van het jaar niet onderwezen worden, terwijl op andere plaatsen in of bij de school in het geheel geen ruimte voor dit onderwijs te vinden is. Ook zh'n er scholen, waar geen der onderwijzers de vereischte akte van bekwaamheid bezit. Sommige leden wenschten eene wijziging in het laatste lid van art. 16 aangebracht te zien, opdat het toelaten van kinderen uit de eene gemeente op de scholen eener andere niet langer geheel afhankelijk zij van het bestaan eener gemeenschappelijke regeling betreffende de toelating. Het komt thans voor, dat kinderen, om eene op grooten afstand van hunne woning gelegen school in hunne gemeente te bereiken, op hun weg de school eener naburige gemeente voorbijgaan, waar voor hen plaats beschikbaar is, maar waar zij niet kunnen schoolgaan bij gebreke van medewerking van het bestuur dier gemeente. Ook komt het voor, dat bestaande gemeenschappelijke regelingen door een der partijen worden opgezegd, ten einde het aantal leerlingen op eene school beneden 40 te doen dalen en daardoor de gelegenheid te verkrijgen een onderwijzer te ontslaan. Men wenschte aan bet hooger administratief ge/.ag de bevoegdheid te geven een geineen tebestuur te verplichten kinderen uit eene naburige gemeente op eene bepaalde school toe ie laten, zoolang daar plaats beschikbaar is. Voor zoodanige bepaling bestond, naar men meende, te meer reden, nn de Leerplichtwet. tot vermeerdering van het aantpl schoolgaande kinderen zal leiden. Hiertegen werd door anderen opgemerkt, dat, waar het toelaten van kinderen uit eene naburige gemeente op eene bepaalde school slechts zou kunnen bevolen worden, voor zoover er voor zulke kinderen op die school nog plaats beschikbaar is, zoodanig bevel min wenschelijke gevolgen kan hebben, aangezien aan de kinderen, die het eene jaar krachtens het bevel worden toegelaten, hot volgende jaar wellicht wegens gebrek aan plaats toegang zal worden geweigerd, terwijl het voor het met vrucht ontvangen van onderwijs wensehelijk is, dat de kinderen niet vau school wisselen. Eenige andere leden wenschten art. 39 der wet in de aanhangige herziening begrepen te zien. Volgens dit artikel wordt aan hoofden van scholen bij opheffing der school voor vijf jaren en aan onderwijzers bij opheffing der school of opheffing hunner betrekking voor twee jaren het halve salaris als wachtgeld toegekend. Nu zal de aanneming van het wetsontwerp kunnen leiden tot het op wachtgeld stellen van vele nnderwij/.ers. Immers is te verwachten, dat de voorgestelde regeling der subsidiën voor het bijzonder onderwijs aanleiding zal geven tot oprichting van tal van kleine bijzondere scholen met een of twee leerkrachten. Hiervan kan het gevolg zijn, dat de betrekking van vele onderwijzers aan de openbare scholen wordt opgeheven. Vermeld werd, j dat reeds nu in Roomsch-Katholieke streken, ten gevolge van de stichting van broeder- en zusterscholen, verschillende openbare scholen opgeheven zijn of althans het aantal leerkrachten aan openbare scholen verminderd is. In eene gemeente van Noordbrabant, waar niet lang geleden acht openbare onderwijzers waren, is er thans nog slechts één in functie. De bepalingen van art. 39 zn'n bovendien te hard. De tijd, :! gedurende welken wachtgeld genoten kan worden, is zeer kort, ' terwijl er ook geen enkele reden bestaat, waarom het hoofd eener j school gedurende langer tijd op wachtgeld aanspraak zou kunnen j maken dan een onderwijzer. Hoe onbevredigend de bestaande regeling in de practijk werkt, blijkt uit een geval, dat zich voor eenige I jaren in eene Groningsche gemeente voordeed. Daar werd een onderwater op 61-jarigen leeftijd op wachtgeld gesteld. Hij verkreeg echter geen pennoen, aangezien hij op het tijdstip, waarop het wachtgeld verviel, den leeftijd van 05 jaren nog niet bereikt had. Men vestigde de aandacht op de in België geldende regeling, volgens welke een onderwijzer, die wegens opheffing zijner betrekking ontslagen wordt, uit 's Kijk- kas wachtgeld geniet tot op het tijdstip zijner herplaatsing of tot op het oogenblik, waarop hy recht op pensioen kan doen gelden. Het wachtgeld bedraagt '/n 2 /3> *!» of het geheele laatstgenoten salaris, naar gelang de onderwijzer minder dan 5, van 5 tot 15, van 15 tot 25, of meer dan 25 dienstjaren telt, terwijl de jaren in beschikbaarheid doorgebracht, voor de berekening van het pensioen medetellen. Al wil de Regeering deze regeling niet geheel overnemen, zoo werden in elk geval mildere bepalingen dan de geldende dringend noodig geacht. Mild behoort de regeling te zijn, omdat de personen, die het hier geldt, geheel buiten hunne schuld worden ontslagen. Hierbij kwam ook de vraag ter sprake, of bij ontslag van een onderwijzer wegens opheffing zijner betrekking, de keuze van den persoon, die ontslagen zal worden, in scholen met meer dan twee leerkrachten behoort overgelaten te blijven aan het gemeentebestuur. Waar dit het geval is, zullen vele gemeentebesturen, vooral na aanneming der voorgestelde bepalingen betreffende verhooging der traktementen op groud van anciënniteit, uit zuinigheid liefst den oudste in dienstjaren ontslaan, terwijl deze, omdat hij aanspraak kan maken op een hooger traktement, meer moeite zal hebben eene betrekking in eene andere gemeente te verkrijgen dan een onderwijzer met minder dienstjaren. Voor de verwachting, dat vele gemeentebesturen op deze wijze zullen handelen, vond men te eer aanleiding, waar ook na de herziening van 1889 in verschillende gemeenten de onderwij/.er, die het hoogste traktement had, op wachtgeld werd gesteld. Men wenschte daarom, dat eene bepaling tot voorziening in deze zaak aan het wetsontwerp zou worden toegevoegd. Tevens drongen deze leden aan op de opneming van bepalingen betreffende het verleenen van ontslag aan onderwijzers wegens ziekte. Vele gemeentebesturen stellen een zieken onderwijzer spoedig, somtijds zelfs als de ziekte niet langer dan eene maand geduurd heeft, voor de keuze ontslagen te worden of op eigen kosten in plaatsvervanging te voorzien. Men handelt dan tegenover een onderwijzer, die door ziekte getroffen wordt, op dezelfde wijze als pleegt gehandeld te worden tegenover een onderwijzer, die voor zijn studie of voor zn'n genoegen een langdurig verlof wenscht te hebben, hetgeen zeker niet billh'k is te achten. Ook ten opzichte van dit punt bevat de Belgische wet eene goede regeling. Zij bepaalt, dat, wanneer een onderwijzer wegens ziekte verhinderd is in de waarneming zijner betrekking, hij deswege niet kan worden ontslagen dan nadat de ziekte door een deskundige ongeneeslijk is verklaard, in elk geval niet eerder dan een jaar na den aanvang der ziekte. Wanneer een onderwijzer langer dan veertien dagen ziek is, voorziet het gemeentebestuur onmiddellijk in de tydelijke waarneming zijner betrekking. Het salaris vau den p'.aatsvtrvangenden onderwijzer wordt door het Ruk betaald en mag niet meer bedragen dan de bij de wet vastgestelde minima. Verder gelden de hierboven vermelde bepalingen omtrent wachtgeld in België ook voor hen, die wegens ziekte of invaliditeit ontslagen worden. Men herinnerde, dat b\j andere openbare betrekkingen het traktement in geval van ziekte blyft doorloopen. In het bijzouder werd gewezen op de bepalingen, vervat in de artikelen 78 en 105 der Gemeentewet. Enkele leden wenschten voor de vervulling der betrekking van onderwijzer eene leeftijdsgrens gesteld te zien. Het komt thans niet zelden voor, dat hoogbejaarde onderwijzers. die hunne volle jaarwedde wenscheu te behouden en het bedrag van hun pensioen willen doen stijgen, ongezind zijn ontslag te vragen, terwijl hunne verwijdering in het belang van het onderwijs geweuscht is, al zh'u er nog geene termen hun een ongevraagd ontslag te geven. Anderen achtten dit punt niet van zoodanig belang, dat het wenschelyk zou zijn een voorstel daaromtrent op te nemen in dit wetsontwerp, dat eene beperkte strekking moet behouden, indien men het spoedig wil zien aangenomen. Voorts kwam art. 73 der wet ter sprake, in verband met de wy'ze, waarop uitvoering wordt gegeven aan de Leerplichtwet. Sommige leden hadden den indruk gekregen, dat de Minister bij de regeling van de opgaven betreffende het schoolverzuim niet had gestreefd naar het verkrijgen van de noodige inlichtingen omtrent ongewettigd schoolverzuim, maar naar het onderwerpen van alle, dus ook van goedgezinde ouders aan het voortdurend toezicht van den Staat. In elk geval zijn door

3 [f*& Wijziging en aanvulling van enkele bepalingen. 4.J der wet tot regeling van het lager omleiwijs. de gegeven voorschriften aan de arrondissements-schoolopzieners zoo omvangrijke werkzaamheden opgedragen, dat zij niet of moeilijk in staat zijn die behoorlijk te verrichten. Dientengevolge ontstaat het gevaar, dat zij een deel van het hun opgelegd werk zullen willen afschuiven op de openbare en byzondere onderwijzers, hetgeen bij wat van dezen toch reeds gevergd wordt, niet behoort te geschieden. Intusschen schijnt art. 73 tot zoodanige afschuiving gelegenheid te geven, aangezien het de onderwijzers verplicht aan de schoolopzieners aile verlangde inlichtingen omtrent de school en het onderwijs te geven in eiken vorm, waarin de inlichtingen gevraagd worden ". Men wenschte de bedoelde overdracht van werk door eene wijziging van het artikel onmogelijk gemaakt te zien. Betreurd werd, dat in de Memorie van Toelichting geene mededeelingen worden verstrekt ten aanzien van de wettelijke regeling der pensionneering van weduwen en weezen van onderwijzers. De Regeering heeft reeds geruimen tijd geleden verklaard, dat omtrent deze zaak overeenstemming was verkregen tusschen de Departementen van Financiën en van Binnenlandsche Zaken, doch verder werd niets vernomen. Men wenschte de vraag te stellen, hoe het met deze zaak staat en of de indiening van een wetsontwerp spoedig is te verwachten. Voor nadere mededeelingen omtrent de voorgenomen regeling bestaat thans eene byzondereredei), aangezien dit van beteekenis is voorde wettelijke regeling der onderwijzerstraktementen. 3 Sommige leden hadden overwegend bezwaar tegen de voorgestelde bepalingen omtrent de traktementen der openbare onderwijzers. Verhooging der traktementen van de eene klasse van ambtenaren wordt telkens gebruikt als een argument om de wedden eener andere klasse te verhoogen. Zoo verlangen bijv. de kommiezen van 's Rn'ks belastingen, die eene wedde van f500 ii f 550 hebben, een traktement van f600 op grond, dat andere ambtenaren, wier werk van ongeveer denzelfden aard is, f 000 ontvangen. Dezen dringen op soortgelijken grond aan op vermeerdering hunner wedde tot f 700. Inwilliging van dergelijken aandrang bevredigt slechts voor korten tijd. De ondervinding leert, dat ambtenaren, wier wedde verhoogd wordt, hun manier van leven spoedig naar het verhoogde traktement inrichten en vaak ziet men, dat zij na zekeren tijd ten gevolge van de vermeerdering hunner behoeften met het hoogere traktement even ontevreden zijn als vroeger met het lagere. Aan het klagen komt op die wyze geen einde, maar evenmin aan de vermeerdering der uitgaveu voor anibtenaarstraktementen. Met betrekking tot de openbare onderwijzers werd verder van deze zijde opgemerkt, dat de voorstellen der Regeering, waardoor eene belangrijke verbetering hunner fiuancieele positie zou verkregen worden, bij die onderwijzers geenszins met instemming zijn ontvangen. In het tot de Kamer gerichte adres van de hoofdbesturen van het Nederlandsch Onderwijzersgenootschap, den Bond van Nederlandsche Onderwijzers en de Vereeniging van hoofden van scholen in Nederland uiten deze besturen hunne teleurstelling over de voorstellen der Regeering en stellen zij ten aanzien der traktementen hoogst overdreven eischen. En in den Bode, het orgaau van den Bond van Nederlandsche Onderwijzers, wordt getracht aan te toonen, dat de voorgestelde verhoogingen voor vele onderwijzers van weinig beteekenis zouden zijn. Hieruit blijkt, dat aanneming van de voorgestelde regeling de bestaande ontevredenheid van de onderwijzers niet zou wegnemen. Na de aanneming zou bij voortduring op verdere verhooging der traktementen worden aangedrongen. Deze leden waren op deze gronden van oordeel, dat het geene aanbeveling verdient thans verandering in de bestaande regeling der traktementen te brengen. Sommige andere leden gingen niet zoo ver, maar waren toch ook van meening, dat de in het adres der onderwijzersvereenigingeu gestelde eischen zeer overdreven zijn. Zij betoogden, dat de opleiding tot onderwijzer weinig kost en dat de examens niet zwaar zijn. Ook wees uien er op, dat iemand, die in de rechten gestudeerd heeft, vaak zeer tevreden is, indien hn op dertigjarigen leeftijd eene betrekking van t'soo verkrijgt. Ten einde de verhioging der onderwijzerstraktenienten te motiveereu wordt een beroep gedaan op de verhooging van den levensstandaard, maar dit argument werd niet afdoende geacht. Men meende, dat de onderwijzers hunne manier van leven behooren in te richten naar het traktement, dat zij ontvangen. Toen in 1878 het minimum der wedden voor de hoofden van scholen van f400 op f700 en voor de onderwijzers van f 200 op f400 werd gebracht, waren zü aanvankelijk tevreden. Thans worden de door de Regeering voorgestelde nadere verhoogingen als geheel onvoldoende beschouwd. Ooor andere leden werd in de eerste plaats aangevoerd, dat, ofschoon inderdaad aan voortdurende opdrijving der traktementen van allerlei soort van ambtenaren weerstand geboden moet worden en men den levensstandaard der ambtenaren niet door voortdurende verhoogingen van traktement moet opvoeren, toch erkend behoort te worden, dat tegenwoordig de traktementen der onderwijzers over het algemeen beneden het bedrag blijven, waarop zij aanspraak mogen maken met het oog op de positie, die zn' in de maatschappij behooren in te nemen. Het is in het algemeen belang wenschelijk, dat de onderwijzersstand gevormd wordt uit de meer ontwikkelde klassen tier maatschappij. Bovendien worden tegenwoordig hoogere eischen van bekwaamheid gesteld en van de onderwijzers meer inspanning gevorderd dan vroeger. Ook is verbetering van de wedden der klasse-onderwijzers noodig, nu hun aantal tegenover dat van de hoofden van scholen zeer is toegenomen. Vroeger had bijna iedere onderwijzer uitzicht hoofd eener school te worden. Thans is daarop voor verreweg de meeste onderwijzers geen kans meer. Zij blijven dus voor het meerendeel gedurende hun geheele leven als klasse-onderwijzer dienst doen en het is billijk, dat hun naar mate van hunne anciënniteit vermeerdering van traktement worde toegekend. Ook werd herinnerd, dat de Kamer in December jl. zonder hoofdelijke stemming heeft bewilligd in de aanvrage tot verhooging van de traktementen van leeraren bij het middelbaar onderwijs, terwijl deze verhooging volgens de verklaring van de Regeering minder noodig was dan die van de wedden der onderwijzers bij het lager onderwijs. Dat de opleiding tot onderwijzer weinig zou kosten, werd betwist. Wel is waar geldt dit, dank zü den steun van het Rijk en van bijzondere vereenigingen, voor de studie ter verkrijging van de onderwijzersakte, maar de studie voor het verkrijgen van hoofd- en bijakten moet door de onderwijzers zelven bekostigd worden en deze studie is zeer kostbaar. Tegenover het beroep op de verdiensten van personen, die in de rechten gestudeerd hebben, stelde men verder eene vergelijking van de wedden der onderwijzers met die van andere ambtenaren. Teekenaars bij het kadaster beginnen met eene wedde van f 600 en ontvangen negen vierjaarlijksche verhoogingen van f' 100, zoodat hun traktement tot f 1600 kan klimmen. Klerken bij posterijen en telegraphie ontvangen van f 40O tot f Sergeant-majoors bij de marine verdienen. wanneer zij het certificaat van goed gedrag hebben en scherpschutter zijn, van f 675 tot f 775 benevens vry logies en voeding. Adjudantonderofficieren bij de marine genieten, behalve vrij logies en voeding, f825 a f 875. Bij de marechaussee ontvangt een brigadier te paard ongeveer f 700 's jaars. dus zooveel als het minimum, dat volgens het wetsontwerp een onderwijzer zonder hoofdakte met meer dan twintig dienstjaren zal genieten ; een wachtmeester heeft eene wedde van ongeveer f 830 per jaar, d. i. f 30 meer dan het voorgestelde hoogste minimum voor een onderwijzer met onverplichte hoofdakte: een opperwachtmeester ontvangt f 1000 's jaars of f 50 meer dan het hoogste minimum, dat bij het wetsontwerp aan het hoofd eener school (buiten de vrije woning) wordt verzekerd. In verscheidene andere landen worden de onderwijzers veel beter bezoldigd dan in ons land bij aanneming van het wetsontwerp het geval zal zijn. In Pruissen bedraagt het aanvangssalaris 900 mark en genieten alle onderwijzers negen diïejaarlijksche verhoogingen van 100 mark, terwijl aan allen eene vergoeding voor huishuur wordt betaald van 2O0 mark. De hooiden van scholen ontvangen bovendien eene toelage, die van 200 tot 500 mark bedraagt. In Frankrijk is het aanvangs-salaris voor de zoogenaamde stagiaires 800 francs. Verder zijn er vijf klassen van onderwijzers met 100O en 2000 francs. De hoofden van scholen ontvangen 200 a -100 francs meer. Aan alle onderwijzers wordt eene vergoeding voor huishuur gegeven, bedragende van 100 tot 2000 francs. In België zijn de gemeenten in vijf klassen verdeeld : de minima der wedden bedragen voor de onderwijzers van 1000 tot 1400 en voor de hoofden van 1700 tot 2400 francs. Alle onderwijzers ontvangen zes vier-jaarlijksche verhoogingen van 100 francs en eene vergoeding voor huishuur, bedragende van 200 tot S00 francs. In het kanton Ziirich wordt betaald 1200 francs als minimum, met 4 verhoogingen van 100 francs, vrije woning, ' 2 Juchart'bouwland en 6 M 3. hout. In het kanton Basel-Stadt bedraagt het minimum per wekelijksch lesuur 90 francs. Het minimum wordt geleidelijk nog verhoogd

4 Il) f J Wijziging en aanvulling van enkele bepalingen der wet tot regeling van Let lager onderwijs. zoodat het na 18 jaren 120 francs bedraagt, bovendien wordt het salaris na tien jaren met 400 francs en na vnftien jaren nog met 100 francs wordt verhoogd. Achtten de meeste leden verhooging van de traktementen der onderwijzers wensehelijk, tegen de voorgestelde regeling werden velerlei bedenkingen geopperd. Geln'k hieronder nader zal blijken, waren er, die meenden, dat het voorstel niet ver genoeg gaat en die in meerdere of mindere mate instemden met het adres der onderwyzer.-ivereenigingen, en anderen, die meenden, dat het voorstel in sommige opzichten te ver gaat. De bedenkingen van algeineenen aard waren de volgende. 1". Sommige leden waren van oordeel, dat bij de bestaande inrichting van het openbaar onderwijs te weinig rekening wordt gehouden met de geschiktheid der onderwijzers. Metverwüzing naar een artikel van G. A. O. VAN GOOR in de Vragen des Tijds" van November 1900 wezen zy er op, hoe te Berlijn bijtijds gezorgd wordt voor verwijdering van ongeschikte personen en hoe daar de hoofden van scliolen worden gekozen uit de meest geschikte onderwijzers. Naar de voorgestelde regeling der salarissen zal elk onderwijzer, hetzij hij geschikt zy of niet, vermeerdering van traktement erlangen. Men betreurde, dat de Minister niet getracht heeft zoodanige wijzigingen in de wet te brengen als kunnen leiden tot bevordering van de meest geschikte onderwijzers en tot verwijdering van ongeschikte elementen uit het onderwijzerscorps. 2'. Vele leden achtten het verkeerd, voor het geheele land gelijke minima van traktementen vast te stellen. Voor eene uniforme regeling loopen del plaatselijke omstandigheden in de verschillende deelen des lands te veel uiteen. Eene jaarwedde, die bij voorbeeld voor de gemeente Urk voldoende is, zal voor eene gemeente als Amsterdam allicht te laag zijn. De wet beeft dit erkend door in art. 2(3 op te nemen, dat door den Koning, Gedeputeerde Staten geboord, voor elke provincie bepaald kan i worden, waar en tot welk bedrag de minima der jaarwedden hooger zullen zijn dan het algemeen wettelijke minimum. Tntusschen is deze bepaling nimmer toegepast en, vergiste men zich niet, dan hebben de Ministers TAK VAN POOKTVLIET en VAN : HouTlN verklaard, dat toepassing uiterst moeilijk, zoo niet on- I mogelijk moest geacht worden. Is dit zoo, dan ware het beter de bepaling te doen vervallen. Thans wordt echter handhaving daarvan voorgesteld en, naar het schijnt, acht dus de tegenwoordige Minister toepassing daarvan wèl mogelijk. Men wenschte te vernemen, op welke gronden dit gevoelen steunt. Sommige leden drongen aan op wijziging in dien zin, dat de bepaling, in plaats van facultatief, imperatief worde gesteld. Anderen achtten dit niet voldoende. Zn wenschten in de wet eene classificatie der gemeenten opgenomen te zien, met bepaling van verschillende minima voor verschillende klassen van gemeenten. Die classificatie zou zich kunnen aansluiten aan die van de wet op de personeele belasting. Tegen dit denkbeeld werd aangevoerd, dat de classificatie der wet op het personeel te willekeurig s om als grondslag te dienen voor de regeling der minima. 8. Met het beginsel der toekenning van periodieke trakte- i mentsverhoogingen konden zeer vele leden zich vereenigen, maar men beschouwde het als eene schaduwzijde van deze regeling, dat de gemeentebesturen daardoor in de verleiding worden gebracht om, meer lettende op financieele dan op paedagogische overwegingen, aan jongere onderwijzers de voorkeur te geven boven meer ervarene. Sommigen wenschten ter wegneiuing van dit bezwaar de periodieke traktementsverhoogiugen geheel ten laste van het Rijk gebracht te zien. 4'. Er waren leden, die de verhoogingen der wedden wilden regelen in verband met het aaugaan van een huwelijk door den onderwgzer en met het aantal zijner kinderen. Huns inziens was het voor het onderwijs en voor de maatschappij van groot belang, dat de! onderwijzers gehuwd zijn. Men had hier niet enkel het oog op overwegingen van zedelijken aard, maar ook op de omstandigheid, dat ongehuwden vaak weinig hart voor kinderen hebben en dat men eerst door het bezit van eigen kroost kinderen leert begrijpen en liefhebben. Bovendien is verhooging van wedde bij het aangaan vau een huwelijk gewenscht, ten einde te voorkomen, dat de onderwijzers huwen met vrouwen van minder ontwikkeling dan de hunne. Met deze motieven houdt het wetsontwerp geene rekening en men wenschte het zoo gewijzigd te zien, dat de onderwijzerswedden zouden stijgen bij het aangaan van een huwelijk en naar gelang van het aantal kinderen. Hierbij werd herinnerd aan de kindergelden, die blijkens hoofdstuk VII B der Staatsbegrooting van Rijkswege aan de predikanten van verschillende kerkelijke geziudten j worden toegekend. Om dezelfde redenen wenschten deze leden : aan alle gehuwde onderwijzers vrije woning te verzekeren. Andere leden kwamen met nadruk tegen deze beschouwingen ' op. Verhooging van de onderwijzerswedden in verband met het aangaan van een huwelijk en van het aantal kinderen zou i huns inziens een hoogst gevaarlijk antecedent zijn. Het zou t aanleiding geven tot aandrang van de zijde van andere klassen ; van ambtenaren op verhoogingen van dergelijken aard en, als het antecedent eenmaal gesteld is, zal het zeer bezwaarlijk zyn aan dien aandrang geen gevolg te geven. 5. Sommige leden achtten de bewering, voorkomende in 2 iler Memorie van Toelichting, dat ten gevolge van de invoe- \ ring der Leerplichtwet een grooter aantal onderwijzers uoodig zal zijn, zoodat met het oog daarop de lust om zich voor den onderwijzersstand te bekwamen behoort te worden aangemoedigd, minder juist. Immers is er, naar men meende, tegenwoordig een overvloed van onderwijzers; van hen, die in het voorjaar van 1900 hunne akte verwierven, hebben er velen nog geene plaatsing kunnen vinden. Hiertegen werd door anderen aangevoerd, dat er, vooral op ' de bijzondere scholen, nog gebrek aan onderwijzers bestaat. Naar men meende te weten, zijn in de eerste maanden van dit jaar nog tal van aanvragen tot het erlangen der ontheffing, bedoeld in het voorlaatste lid van art. 64bis, bn het Ministerie van Binnenlaudsche Zaken ingekomen. In de steden moge er geen gebrek aan onderwijzers bestaan, op het platteland is dit naar de meening dezer leden wel degelijk het geval. 6". Eenige leden betreurden, dat in de Memorie van Toelichting geen overzicht is gegeven van de werkelijke verbeteringen, die bij aanneming van het wetsontwerp in de bestaande traktementen zullen gebracht worden. Hoe moeilijk het is hieromtrent zonder nadere gegevens eenigermate op de hoogte te komen, blijkt wel uit het overzicht, gegeven in het orgaan van den Bond van Nederlandsche onderwijzers, van 22Febr.jl. jnaar men meende, is de Minister tot het geven van een behoorlijk overzicht in staat, aangezien hy daarvoor voldoend materieel bezit in de kaarten, welke in den zomer van 1900 aan alle onderwijzers ter invulling werden gezonden. Men wenschte alsnog zoodanig overzicht overgelegd te zien. jjjs Ten aanzien van de regeling der wedden van de hoofden van scholen werden de volgende opmerkingen gemaakt. Sommigen achtten het minimum van f 750 te laag en wenschten het op f 800 gesteld te zien. Door enkelen werd hierbij aangevoerd, dat het niet wensehelijk is, dat het hoofd eener school minder traktement ontvangt dan een aan die school verbonden onderwijzer. Hiertegen werd ingebracht, dat dit naar de voorgestelde regeling niet kan voorkomen, mits men rekening houde met de vrye woning of in plaats daarvan verschuldigde vergoeding, die wèl door de hoofden, maar niet door de andere onderwijzers genoten wordt. Door verscheidene leden werd het onbillijk geacht voor de ancienniteitsverhoogingen alleen rekening te houden met dienstjaren, als hoofd eener school doorgebracht. Als voorbeeld werd gewezen op een onderwijzer, die op 1 Januari 1866 werd aangesteld en met 1 Januari 1901 tot hoofd eener school werd bevorderd. By het in werking treden der nieuwe regeling op 1 Januari 1902 zal deze onderwijzer slechts één dienstjaar als hoofd hebben. Zy'ne Ü5 dienstjaren als onderwijzer van bijstand uilen echter buiten rekening blijven. Sommigen wenschten voor de hoofden ook de dienstjaren, als onderwijzer van bijstand doorgebracht, te doen medetellen, zoodat hij, die tot hoofd bevorderd wordt, eene traktementsverhooging van f 50 of f 100 erlange. Anderen wenschten wel enkel de dienstjaren als hoofd doorgebracht in rekening te brengen, maar, in plaats van vier vijfjaarlijksche verhoogingen van f 50, vijf vierjaarlijksche verhoogingen van hetzelfde bedrag te stellen, zoodat het hoogste minimum op f 1000 wordt gebracht. Deze meeningen vonden tegenspraak bij leden, die de voorgestelde regeling voldoende achtten met het oog op de nevens de geldelijke beloouing aan de hoofden toekomende vrije woning. Enkele leden wenschten bij de regeling der jaarwedden van de hoofden van scholen ook rekening te houden met de grootte der scholen, aangezien naar hun inzien de waarneming der betrekking meer zorg vereischt en meer verantwoordelijkheid medebrengt, naarmate het aantal leerlingen grooter is. Zij wezen er op, dat dan ook naar de bestaande en ook naar de voorgestelde regeling der subsidiën met de grootte der school rekening gehouden wordt voor de bepaling van het bedrag der Rijks-

5 Bijlagen ] Twcedu timer. i7 "Wijziging en aanvulling van enkele bepalingen der wei lot regeling van het lager onderwijs. aitkeeringen. Anderen voerden hiertegenover un, dat het hoofd eener groote school wel meer administratieve werkzaamheden heeft te verrichten dan het hoofd eener kleine, mair dat in groote scholen door In't hoofd minder onderwijs gegeven wordt dan in kleine, waar hij vaak het onderwijs in een of meer klassen heeft te geven. Met betrekking tot de wedden der klasse-onderwijzers werd door sommigen aangedrongen op het verstrekken van vrije woning of vergoeding voor huishuur aan allen, dioden leeftijd van 28 jaren bereikt hebbeu, op grond dat hiervoor dezelfde.redenen bestaan als voor de toekenning van vrije woning aan de hoofden van scholen. In bedenking werd gegeven de vergoeding voor huishuur te stellen op V 5 van het door de wet voorgeschreven traktement. Anderen hadden om financieele redenen bezwaar tegen ueze toekenning. Voorts waren er leden, die meenden, dat de voorgestelde aneienniteitsverhoogiugen op een te laag bedrag zijn gesteld. Voor eenigszins ruimere verhoogingen bestond huns inziens te meer reden, nu de meeste onderwijzers van bijstand geen uitzicht hehben op bevordering tot hoofd. Eenigen wenschten het minimum op f 450 te stellen en de verhoogingen, in plaats van op f 50, op f 75. Omtrent de toekenning van toelagen voor het bezit van hoofden bijakten bestond veel verschil van gevoelen. Ten aanzien van de hoofdakte werd aangevoerd, dat er geene reden bestaat voor het maken van onderscheid tusschen het bezit van eene verplichte en van eene niet-verplichte hoofdakte. De onderwijzer met verplichte hoofdakte heeft in de school geen zwaarder taak te verrichten dan de onderwijzer met onverplichte hoofdakte. Onderwijzers met verplichte hoofdakte worden alleen gevonden in groote scholen, wair ieder ouderwijzer eene afzonderlijke klasse heeft; onderwijzers met niet-verplichte hoofdakte treft men vooral aan in de kleinere scholen, waar meer dan ééne klasse voor rekening van denzelfden onderwijzer komt. Deze leden wenschten, dat het voorstel tot toekenning van eene extra-toelage van f 100 voor het bezit der verplichte hoofdakte zou vervallen en dat de aldus vrijkomende gelden zouden gebruikt worden om de toelage voor alle hoofdakten met f 25 of f 50 te verhoogen. Met betrekking tot de by-akten werd door sommigen aangedrongen op toekenning eener toelage voor het bezit van alle dergelijke akten, op grond dat het wenschelijk is het bedrag der wedden tot op zekere hoogte afhankelijk te stellen van de meerdere of mindere plichtsbetrachting der onderwijzers. Mei dit element rekening te houden is practisch zeer lastig. Bepaalt men enkel, dat zekere verhooging zal worden toegekend bij bijzondere plichtsbetrachting, dan loopt dit, gelijk de ervaring leert, allicht hierop uit. dat die verhooging aan alle onderwijzers wordt toegekend. Het eenige middel om in de gewenschte richting iets te doen, was naar het inzien dezer leden gelegen in de toekenning van toelagen voor het bezit van elke bij-akti', aangezien uit dat bezit blijkt, dat de onderwijzer zich de noodige inspanning getroost ten einde meerdere ontwikkeling te verkrijgen. Anderen wenschten verhouging voor het bezit van eene bijakte, maar alleen ingeval dat bezit aan het onderwijs, dat de onderwijzer geeft, ten goede komt, met name ten aanzien van akten voor de vrije en orde-oefeningen en nuttige handwerken ; ten aanzien van akten in de talen aan scholen waar daarin onderwijs gegeven wordt; ten aanzien van lar.dbouwen teekenakten voor het herhalingsonderwijs, enz. Met betrekking tot de akte voor de vrije en orde-oefeningen werd aangevoerd, dat het onderwijs veel inspanning vordert en dat de onderwijzers, die het geven, meer werk verrichten dan zij, die het niet geven. Met betrekking tot het onderwijs in talen werd opgemerkt, dat véle onderwijzers het in extra-uren moeten geven en dat het aanleiding geeft tot veel ex tra-correctie werk. Vooral ten platten lande wordt voor het onderwijs in de vakken ( f, dat tot voorbereiding strekt voor middelbaar en hooger onderwijs, slechts eene zeer karige vergoeding toegekend. Zoo werd het voorbeeld genoemd van het hoofd eener dergelijke school met uitgebreid leerplan, die slechts f S00 geniet. Verder werd vermeld, dat in eene gemeente bet hoofd eener school, die les geeft in Fransch, Duitsch, Eugelsch, wiskuude en teekenen, eene wedde van f 1200 geniet, terwijl een ander hoofd in dezelfde gemeente, die geen bij-akten noodig heeft, tien schooluren per week minder heeft en een traktement van f 1180 ontvangt, en dat in eene andere gemeente de onderwijzers verplicht kunnen worden acht uren per week extra-les te geven, waarvoor zy dan f 100, dat is slechts ongeveer 25 cent per uur ontvangen. Sommigen wenschten voor het onderwijs in de vakken van het meer uitgebreid lager onderwijs en handwerken eene soortgelijke regeling in de wet opgenomen te zien als voor het herhalingsonderwijs, natnelijk betaling per lesuur. Tegen het geven van toelagen voor het bezit van bij-akten werd aangevoerd, dat de onderwijzers daardoor geprikkeld zouden worden zich voor de verkrijging dier akten te veel in te spannen, dikwyls tot schade van eene goede vervulling hunner dagtaak en ook van hunne gezondheid. Vooral bij onderwijzeressen komt het vaak voor, dat zij zich ten gevolge van examenstudie overspannen en hare gezondheid knakken. Bovendien is verhooging voor het bezit van bij-akten voor talen minder noodig, waar de onderwijzers daardoor, althans in de steden, gelegenheid verkrijgen met privaatlessen bijverdiensten te verwerven. Tegen dit laatste werd weder aangevoerd, dat de gelegenheid om privaatlessen te verkrijgen in vele gemeenten niet bestaat- Tegen het voorstel om voor herhalingsonderwijs ten minste f 0,60 per lesuur te ver/.ekaren, bestond by verscheidene leden bezwaar, aangezien men dit minimum te laag achtte. Men vergelijke hetgeen omtrent de inrichting van dit onderwijs gezegd wordt in 5 van dit verslag. Anderen konden zich met eene verhooging van het voorgestelde minimum niet vereenigen. Dezerzijds werd beweerd, dat de belooning, welke onderwijzers naar de voorgestelde regeling voor het geven van gewoon onderwijs ontvangen, gemiddeld ongeveer f 0,40 per lesuur zal bedragen. 4. In aansluiting aan de wenschen van de zijde van vele bijzondere onderwijzers geuit, werd van verschillende zijden aangedrongen op wettelijke regeling van de traktementen dier onderwijzers op gelijken voet als ten aanzien van de openbare onderwijzers geschiedt. Men betoogde, dat, waar de Staat subsidie geeft voor de bijzondere onderwijzers, gezorgd behoort te worden, dat die onderwijzers een behoorlijk salaris ontvangen. Dat verbetering van de salarissen der bijzondere onderwijzers dringend noodig is, bleek, naar men meende. uit eeu onderzoek, ingesteld door de vereeniging van Christelijke onderwijzers De Unie". Volgens dat onderzoek zouden bij de bijzondere lagere scholen van de onderwijzers niet dienstjaren 72 pet. minder dan f 600 verdienen, op welk bedrag de openbare onderwijzers met dien diensttijd naar de voorgestelde regeling aanspraak zullen hebben ; van de bijzondere onderwijzers zonder hoofdakte met dienstjaren ontvangen 90 pet. minder dan f 650. Van de bijzondere onderwijzers met hoofdakte, die dienstjaren hebben, genieten 66, en van degenen, die dienstjaren hebben, 60 pet. minder dan de openbare onderwijzers volgens de voorgestelde regeling zullen ontvangen. Eenige leden wenschten, dat althans aan de onderwijzers een minimum van f 500, benevens eene verhoogiug van f 100 voor het bezit der hoofdakte, en aan de hoofden van scholen een minimum van f 750 zou worden verzekerd. Op het oogenblik zou het stellen vau een minimum van f 500 voor de onderwijzers weinig beteekenen, aangezien dit bedrag in den regel wordt genoten, maar bij vermeerdering van het aantal onderwijzers kunnen er schoolbesturen zijn, die bij het ontstaan van vacatures minder dan f500 zouden geven of zelfs in functie zijnde onderwijzers zouden stellen voor het dilemma te kiezen tusschen ontslag of vermindering van traktement. Sommige voorstanders van het bijzonder onderwijs waren in beginsel gekant tegen wettelijke regeling van de wedden der bijzondere onderwijzers. Zij waren van oordeel, dat het niet aangaat bij de wet te beschikken over de kassen der bijzondere scholen en dat wettelijke regeling niet baten zou, indien de schoolbesturen geen geld genoeg in kas hebben om de wettelijk verzekerde bedragen te betalen. Ook betoogde meu, dat zulk eene regeling de vrijheid van het bijzonder onderwijs zou vernietigen. De scho dbesturen zouden dan verplicht kunnen worden door openlegging van bleken of vertooning van quitantiën te bewijzen, dat zij het door de wet verzekerd salaris aan hunne onderwijzers hadden uitgekeerd. Voorts werd beweerd, dat wettelijke regeling niet noodig is, omdat de bijzondere besturen op den duur ook zonder wettelijk bevel gedwongen zouden zijn aan de bijzoudere onderwijzers even hooge salarissen toe te kennen als de openbare onderwijzers ontvangen. Een bijzonder bezwaar tegen wettelijke regeling werd gevonden iu de omstandigheid, dat op vele Iloomsch-Katholieke broeder- -"n zusterscholen het t uderwijs zonder belooniug, bij wijze vau liefdedieust, wordt egeven. Handelingen der Staten-Generaal By lagen

6 C Wijziging en aanvulling van enkele bepalingen der wet tot regeling van het lager onderwijs. Andere voorstanders van het bijzonder onderwijs erkenden daarentegen, dat wettelijke regeling in beginsel noodig ia te aeliten, wil men voorkomtn, dat de bijzondere onderwijsere, wat ontwikkeling en maatschappelijke politie butreit, bij de openbare onderwijzers achterstaan. Dat dit niet geschiede, werd in het belang van het bijzonder onderwijs hoogst wenxhelijk geacht. Herinnerd werd, dut in liet program van actie der georganiseerde anti-revohitionnaire partij van 181)7 en ook in het thans door het centraal comité dier partij ontworpen programma wordt aangedrongen op wettelijke regeling der jaarwedden, /.onder dat tu^schen openbare en bij/.ondare onderwijzers onderscheid gemaakt wordt, liitiissehen achtten ook deze leden wettelijke regeling niet voor uitvoering vatbaar, zoolang niet geheel andere regelen omtrent de subsidiën uan het bijzonder onderwijs gesteld worden, dan in het wetsontwerp zjjn opgenomen. Opdat de schoolbesturen in staat zijn aan de bijzondere onderwijzers gelijke wedden toe te kennen als de openbare onderwijzers genieten zullen, is het noodig, dut het Kuk de betaling van de traktementen geheel of althans al hetgeen een vast te stellen bedrag overtreft voor zijne rekening neme. Dat het onderwijs aan Koomsch-Kutholieke scholen somtijds om niet wordt verstrekt, iets wat ook op Protestantsche scholen voorkomt beschouwde men niet als een afdoend bezwaar tegen wettelijke regeling, aangezien het den onderwijzers, aan wie krachtens de wet een zeker salaris wordt uitgekeerd, altijd zal vrijstaan dat bedrag geheel of gedeeltelijk weder in de schoolkas terug te storten. Eenige voorstanders van liet openbaar onderwijs erkenden, dat htt, zonder verhooging van de voorgestelde subsidiën voor het bijzonder onderwijs, voor de schoolbesturen niet mogelijk zou zijn aan de bijzondere onderwijzers gelijke wedden te betalen als de openbare onderwijzers zullen genieten. Zjj verklaarden, mits dan ook uun de gemeenten gelijke verhooging werd toegestaan, tegen ruimere verhooging van de subsidiën aan het bijzonder onderwijs dan voorgesteld werd geen bezwaar te hebben, indien daardoor zekerheid werd verkregen, dat aan de bijzondere onderwijzers behoorlijke belooningen worden toegekend. Anderen verklaarden daarentegen met verdere verhooging der subsidiën voor het bijzonder onderwijs, dan door den Minister is voorgesteld, in geen geval te kunnen medegaan. 5. Verscheidene leden waren van oordeel, dat de voorgestelde verhooging der subsidiën voor bet openbaar onderwijs niet als eene voldoende tegemoetkoming kan worden beschouwd in de meerdere uitgaven, welke voor de gemeenten uit de voorgestelde verhooging der onderwijzerswedden en de invoering der Leerplichtwet zullen voortvloeien. Het gevolg van de uniforme regeling der uitkeeringen zul zijn, dat, terwijl sommige gemeenten meer zullen ontvangen dan noodig is, de uitkeering voor andere naar verhouding tot hetgeen zij naar aanleiding van de verhooging der onderwijzerswedden en de invoering der Leerplichtwet hebben uit te geven, zoo gering zal zijn, dat zij buiten staat zijn in die uitgaven te voorzien. Evenals bij de bepaling der minima van de wedden der onderwijzers, behoorde ook hier met het verschil van plaatselijke omstandigheden rekening gehouden te worden, zoodat de bijdragen val. den Staat geregeld worden naar verhouding van de salarissen, welke in de verschillende gemeenten worden betaald. Daartoe weuschten sommigen, evenals voor de regeling van de minima-wedden, eene classificatie der gemeenten, zich aansluitende aan die, geldende voor de personeele belasting, in de wet opgenomen te zien. Eenige leden meenden, dat de voorgestelde regeling vooral nadeelig zal zijn voor groote gemeenten, omdat in die gemeenten nieuwe scholen gebouwd zullen moeten worden en de inrichting van het herhalingsonderwijs daar tot hooge uitgaven aanleiding zal geven. Anderen waren daarentegen van oordeel, dat de groote gemeenten door de voorgestelde regeling juist te zeer worden bevoordeeld. In die gemeenten bedragen de jaarwedden der onderwijzers reeds meer, dan bij het wetsontwerp wordt voorgeschreven, terwy'1 zij voor eiken onderwijzer f 00 meer zullen ontvangen. In de meeste groote gemeenten bestaan bovendien reeds inrichtingen voor herhalingsonderwijs. Daarentegen zullen, naar het gevoelen van verscheidene leden, de kleinere geineeuten te weinig ontvangen, omdat daar voor verhooging van jaarwedden groote sommen zullen moeten worden uitgegeven. Er zijn vele scholen, waar de wedde van het hoofd thans slechts f 700 bedraagt. Deze wedden zullen vaak op f 900 gebracht moeten worden, terwijl de gemeenten slechts f 00 voor elk dier hoofden meer zullen ontvangen. Hierbij komt, dat de bevoordeeling der groote gemeenten zal medewerken tot opdrijving der traktementen in die gemeenten en dat ten gevolge daarvan de traktementen ook in de kleinere gemeenten hooger gestald zullen moeten worden. Het gevolg van de voorgestelde regeling zou. meende uien, zijn, dat vele gemeenten, die niet genoeg ontvangen krachtens art. 45 der wet. zich tot de Regeering zullen wenden om een nader subsidie krachtens art. 49 te ontvangen, en dat de Regeer ing in de noodzakelijkheid wordt gebracht aan zulke verzoeken gevolg te geven. Met laatstgenoemd artikel en de daaraan gegeven toepassing was men echter niet ingenomen. Herinnerd werd, dat het in 1S8Ü werd behouden met de bedoeling, dat daarvan slechts in bijzondere i gevallen gebruik zou worden gemaakt. Desniettemin is het artikel op ruime schaal toegepast. -Men betwijfelde ook,,.f,1c ; wijze, waarop de toepassing ge>chiedt, wel in.allen deels kon worden goedgekeurd. Het is voor den Minister zeer lastig na te gaan, of eene gemeente inderdaad een buitengewoon subsidie behoett, terwijl (ie verschillende colleges van Gedeputeerde, Staten bij hunne adviezen niet altijd denzelfden maatstaf aau- ; leggen voor de beoordeeliug van die behoelte. Bovendien komt! het dikwijls voor, dat gemeenten de kosten van het otenbaar onderwijs niet kunnen betalen en subsidie krachtens art. 49 erlangen, omdat zij groote uitgaven doen niet voor dat onderwijs, maar voor allerlei andera doeleinden. Zoo is het voorgekomen, dut eene gemeente aan zulk subsidie behoefte bad ten gevolge van de subsidiën, welke zy verleende voor den aanleg van stoomtramwegen. Eenige leden wenscbten art. 49 te doen vervallen en daarnevens bij de wet of bij algemeenen maatregel van bestuur zoodanige regelen voor de uitkeeringen wegens schoolbouw gesteld te zien, dat de gemeenten eene hoogere bijdrage ontvangen, naarmate zjj in minder gunstige financieele omstandigheden verkeeren. Indien er dan nog enkele gemeenten overbleven, die door de kosten van het lager onderwijs te zwaar gedrukt worden, konden zjj subsidie ontvangen uit den post voor onderstand aan noodlijdende gemeenten. Tegenover het betoog, dat vele kleinere gemeenten te weinig zullen ontvangen, werd door anderen t-pgemerkt, dat, indien in zulke gemeenten voor de jaarwedden van sommige onderwijzers niet onbelangrijke uitgaven zullen te doen znn, niet vergeten moest worden, dat zy voor eiken onderwijzer, dus ook voor die. wier wedde niet verhoogd behoeft te worden, f 60 meer zullen ontvangen. Gewezen werd op eene kleine gemeente. waar naar het wetsontwerp voor verhooging der wedden f150 zal moeten worden uitgegeven, terwijl zij 8 x f GO of f 480 meer zal ontvangen. Sommige leden drongen er op aan, dat het Kijk de aucienniteitsverhoogingen en die voor het bezit der hoofdakte geheel voor zijne rekening zou nemen. Gelijk reeds vermeld werd, achtte men dit ook noodig om te voorkomen, dat de gemeenten de voorkeur geven aan onderwijzers, die weinig dienstjaren tellen en geene hoofdakte bezitten, terwijl het in het belang van het onderwijs wenschelijk is, dat geoefende schoolmannen den voorrang hebben boven jonge onderwijzers. Tegen de berekening, vjorkomeude op bladz. 10 en 11 van de.memorie van Toelichting, werden verschillende bezwaren ingebracht. In de eerste plaats is daarbij geen rekening gehouden met de verhooging van f 100 voor onderwijzers met verplichte hoofdakte, die den 2Sjarigen leeftijd hebben bereikt. In de tweede plaats is bij die berekening als grondslag gebezigd het bestaand aantal onderwijzers niet onverplichte hoofdakte, terwijl er op gerekend behoort te worden, dat na de aanneming van het wetsontwerp vele onderwijzers, niet het oog op de verhooging hunner wedde met f 100, die akte zullen anihieeren. In de derde plaats is het door den Minister verkregen cijfer van f 61,4a 5 per onderwijzer afgerond tot f 60, hetgeen op onderwijzers een verschil maakt van f In de vierde plaats werd door enkele leden aangevoerd, dat het cijfer van f GO te laag is, omdat het aantal jonge onderwijzers in de eerste jaren relatief zal dalen en het aantal onderwijzers die in aanmerking zullen komen voor eene of meer verhoogingen, in dien tijd zeer sterk zal rijzen. Teu bewijze hiervan werd het volgende staatje overgelegd : op Uan. 1880, 1 Jan. 1890, Uan. 18.5, Uan bedroeg het aantal hoofden S 3100 onderwijzers G 9823 Totaal

7 [15S AVijziging en aanvulling van enkele bepalingen «Ier wet tot regeling van het lager onderwijs. De toeneming wal dus in het eerste tiental,jaren 201 hoofden en 8925 onderwijzers; in de eerste helft van het tweede tiental HH hoofden en 1108 onderwijzen en in de tweede helft van dit tiental B' hooiden en tj57 onderwijzen. Biernit werd afgeleid; dat men niet op de cijfers van 1.lanuari 1001 kan afgaan om eene berekening voor de toekomst te maken. Deze leden meenden, dat het heter ware geweest, indien de Miuisti r, uitgaande VSO v.yii voornemen om de helft der door hem gewenschte verhoogmgen aan de gemeenten uit te keeren, de berekening had opgesteld als volgt. Voor eiken onderwijzer moet meer worden betaald : voor de eerste vijf dienstjaren... 5 x i 0 f 0,, tweede, 5 x ,, d.rde 5 X 50 = 250, vierde, 5 X 75 = 875,, laatste 25 dienstjaren x 100 = Dus voor 45 dienstjaren f Rekent men verder, dat de onderwijzers gemiddeld op 23- jarigen leeftijd de hoofdakte verkrijgen en dat de helft der onderwijzers die zullen verwerven, dan komt hij het bedrag van 05 2 f 3250 nog ' X f 50 = f 1050, waardoor het totaal wordt A f Trekt men hiervan wegens het verlaten van den onderwyzersstand, overlijden, enz. _ af, dan blijft het totaal 5 over 45 jaren f 3440 of f 76,44 per jaar. Door eenige leden werd gewenscht, dat aan de gemeenten, die hoogere salarissen geven dan de wet vereischt, een zeker deel Tan die meerdere kosten zou worden vergoed. Dit zou voor de gemeenten een prikkel zijn om boven het wettelijk minimum te gaan. Sommige leden hadden er bezwaar tegen, dat ook bij de voorgestelde regelina, zij bet ook in mindere mate dan naar de bestaande, de uifkeeriugeu voor hoofden en onderwijzers stijgen zullen naar de grootte der scholen. Zij waren van oordeel, dat groote scholen om paedagogische redenen geene goedkeuring verdienen, terwijl bovendien de zwaarte der taak van hoofd en \ onderwijzers niet afhangt van de grootte der school en de sala- rissen dus ook niet hooger behooreu te zijn naarmate het aantal j leerlingen grooter is. Anderen meenden, dat groote scholen j geene afkeuring verdienen, mits slechts gezorgd worde, dat iedere j klasse een afzonderlijken onderwijzer hebbe. Ook vereenigden! verscheidenen zich met het betoog des Ministers, dat het niet gewenscht is met de bestaande regeling geheel te breken. Ten aanzien van de uitkeering voor schoolbouw werd door sommigen bezwaar gemaakt tegen de uitkeering van '/i van het kapitaal. Bij deze regeliug wordt geen rekening gehouden met de omstandigheid, of en in hoeverre de gebouwen bij voortduring voor het geven van lager onderwijs gebruikt worden. Wordt aan het gebouw eene andere bestemming gegeven, dan behoudt de gemeente het gebruik zonder aan het Rijk eenige restitutie voor het uitgekeerd aandeel in de kosten van den bouw verschuldigd te zijn. Men achtte daarom uitkeering eener jaarrente, naar een vast bedrag per kind, zoodat het bedrag stijgt ot daalt naar gelang van het aantal ter school gaande kinderen, verkieslijk. in andere vakken dan op de gewone lagere school onderwezen worden. kan dit geer gewenscht zijn. Zulk eene herhalingsschool kan echter wel zes of meer klassen bevatten en voor deze gevallen is het s!c!l«'ii van een maximum van 192 lesuren persehoo] onbillijk te achten. In de tweede plaats had men be/.waar tegen de bepaling der vergoeding op 80 cent per lesuur. Volgens de.memorie van Toelichting zou dat zijn 50 pet. van de bij de wet bepaalde minimum belooning, maar hier is voorbijgezien,dat bij art. 20/meen minimnmbelooning alleen gesteld wordt voorde onderwijzen, die ingevolge art. 20 eene vaste jaarwedde genieten en niet voor vak-onderwijzers. Voor het onderwijs van laatstbedoelde!] en ook van de gewone onderwijzers, wier wedde ingevolge het tweede lid van art. 20 bit op een hooger bedrag dan 60 cent per lesuur gesteld wordt, is eene vergoeding van 80 cent al zeer gering. Het gevolg der voorgi stelde regeling zou dan ook zijn, dat de gemeenten om financieele redenen genoopt werden het herbalingsonderwijs zich te laten bepalen tjt zuivere herhaling van het reeds gegeven onderwijs, opdat het herhalingsonderwijs geheel kan worden verstrekt door de gewone onderwijzers. Dit ware echter zeer te betreuren. Gelijk b(j de behandeling der Leerplichtwet is uiteengezet, moet het wenschelijk worden geacht, dat in het herhalingsonderwijs ook worde begrepen onderwijs in vakken, welke uit een practisch oogpunt voor de leerlingen van belang zijn, zooals in landbouwkunde, handteekenen, timmeren, enz. Eenige leden wezen in het bijzonder op het figuratie\e teekenen, dat de phantasie der leerlingen prikkelt en de ontwikkeling der kunstindustrie zal kunnen bevorderen. Wanneer een gemeentebestuur of het bestuur eener bijzondere school voor zoodanig onderwijs bekwame vakmannen wil aanstellen, zal het een zoo hoog salaris moeten betalen, dat eene vergoeding van f 0,30 per uur veel minder dan de helft van het bedrag zal uitmaken. Zonderling werd het geacht het geven van vergoeding geheel uit te sluiten, wanneer de onderwijzer, die het herhalingsonderwijs geeft, geen diploma bezit. Wanneer bij voorbeeld onderwijs in het timuiereu verstrekt wordt, moet het wel gegeven worden door een onderwijzer zonder diploma, maar het is niet in te zien, waarom dan voor het onderwijs geene vergoeding zou worden gegeven. Eene andere vraag is, of niet het bezit van een diploma voor het onderwijs in dat en andere dergelijke vakken zou behooreu voorgeschreven te worden. Eenige leden bepaalden zich tot het uitspreken van den weusch, dat de vergoeding per lesuur op f U,Ö0 zou worden gesteld. Een ander lid verlangde de bijdrage op de helft der werkelijke kosten te bepalen. Hiertegen werd echter aangevoerd, dat de gemeenten op die wijze de beschikking over 's Rijks schatkist zouden erlangen. Enkele leden weuschten aan het schooltoezicht en in hoogste instantie aan den Minister eene beslissende stem ter zake van de regeling van het herhalingsonderwijs toe te kennen. Geschiedt dit, dan kon huns inziens de bijdrage op de helft der werkelijke kosten worden bepaald. aangezien dan het bezwaar zou vervallen, dat de sleutel der schatkist in handen der gemeenten wordt gegeven. Verder werd nog opgemerkt, dat de vergoeding zal worden gegeven onafhankelijk van het aantal kinderen, dat van het herhalingsonderwijs gebruik maakt. Indien een gemeentebestuur onderwijzers en scholen aanwijst voor zoodanig onderwijs, zal de vergoeding verschuldigd zijn, ook al melden zich slechts zeer weinige of geen kinderen daarvoor aan. Enkelen beschouwden het als eene ernstige leemte in de Leerplichtwet. dat niet bepaald is, hoe groot het minimum aantal kindereu moet zijn, waarvoor op inrichting eener school voor herhalingsonderwijs aanspraak gemaakt kan worden. Tegen de regeling van de vergoeding voor het geven van herhalingsonderwijs werden verschillende bezwaren geopperd. Vooreerst achtten vele leden het onjuist het maximum lesuren, waarvoor eene bijdrage wordt verleend, op 192 per jaar en per school te stellen. Naar het schijnt, is de Regeering uitgegaan van de meening, dat er op elke herhalingsschool slechts twee klassen zullen zijn en heeft zij aan de mogelijkheid van pirallelklassen niet gedacht. In verschillende gemeenten zal echter waarschijnlijk niet in alle scholen, maar in slechts enkele herhalingsonderwijs worden gegeven. zoodat de leerlingen, die verschillende lagere scholen bezochten, dezelfde herhalingsschool zullen bezoeken. Met het oog op de leermiddelen en de inrichting van de herhalingsschool tot het geven van onderwijs 6. De voorgestelde regeling der subsidiê'n voor het bijzonder onderwijs werd door bijna alle voorstanders van dat onderwijs als onvoldoende beschouwd. Men wees er met nadruk op, dat door die regeliug de bij de behandeling der Leerplichtwet door den Minister van Binnenlandsche Zaken herhaaldelijk, mede namens de geheele Regeering, gedane belofte, niet wordt ingelost. De Minister verklaarde, dat hij, voor zoover het van hem afhing, zou zorgen, dat door de invoering van de Leerplichtwet het bijzonder onderwijs financieel niet van slechter conditie zou worden. De voorgestelde verhooging der subsidiê'n is echter wel eene tegemoetkoming in, maar geenszins eene vergoeding van de meerdere kosten, welke de invoering der Leerplichtwet aan het bijzonder onderwijs oplegt. Die invoering zal, gelijk de

8 211 [138. 4J Wijziging on aanvulling van enkele bepalingen der wet tot regeling van het lager onderwijs. Memorie van Toelichting erkent, uitbreiding van personeel en van materieel noodig maken, [n de kosten rsn de bezoldiging der nieuw aangestelde onderwijzers en vin den bouw der nieuwe sebolen zal echter door bei Kijk sleehts eene tegemoetkoming gegeven worden., Het spreekt vanzelf" zoo leest men in de Memorie van Toelichting op blads. 5,,dat de finaneieele positie minder gunstig wordt, naarmate liet personeel meer moet worden uitgebreid, omdat wel voor eiken onderwijzer meer eene evenredige bijdrage wordt toegekend, maar eene bijdrage die geenszins alle kosten dekt. Anders zou het, trouwens ook niet meer zijn eene bijdrage, maar eene volledige vergoeding van kosten." Het is eehter voor zooveel betreft de uitbreiding van personeel en andere uitgaven, die van de Leerplichtwet bet gevolg zijn --.juist eene volledige vergoeding, welke in de herhaaldelijk gedane en, naar men mag aannemen, in wel overwogen bewoordingen vervatte verklaring der Regeering werd toegezegd. Ook voor het herhalingsonderwijs wordt slechts een deel der kosten vergoed. Zelfs als het uitsluitend gegeven wordt door de onderwijzers der bij'.ondere school tegen een salaris van f 0.00 per lesuur, bedraagt de vergoeding minder dan de helft der kosten, want de uitgaven voor leermiddelen, licht., vuur, schoonmaken, enz. zullen geheel voor rekening van het bijzonder onderwijs blijven. Voorts is in het geheel geen rekening gehouden met de velerlei lasten, die de Leerplichtwet aan het personeel der onderwijzers oplegt, zonder daarvoor eenige vergoeding te geven. Ten aanzien van de openbare onderwijzers kan men nog zegfen, (fat zy in dienst zijn der overheid, maar dit geldt voor de bijzondere onderwijzers niet. Zelfs als, gelijk in de Memorie van Toelichting geschiedt, het bijzonder onderwijs iu zijn geheel genomen wordt", is de voorgestelde regeliug dus onvoldoende te achten. Maar opdat aan de gedane toezegging in werkelijkheid voldaan worde, is het noodig, dat elke bijzondere school op zich zelve wordt genomen. Er zijn vele bijzondere scholen, die met veel moeite iu stand worden gehouden. Waar ten gevolge van de Leerplichtwet het aantal leerlingen toeneemt, terwijl geene verhooging van de giften verkregen kan worden en de finaneieele toestand van de ouders der leerlingen vaak niet toelaat schoolgeld te vorderen of het schoolgeld te verhoogen, zullen de financiën der bijzondere scholen, ondanks de voorgestelde verhooging vau het Rijkssubsidie, geheel in de war gebracht worden eu zal het voortbestaan van zulke scholen dikwijls onmogelijk zijn. Inzonderheid geldt dit vau kleine scholen, waarvan het aantal leerlingen tot dusverre om en bij de 40 gehouden wordt. Xeernt dit aantal ten gevolge van de Leerplichtwet toe, dan zullen de uitgaven voor uitbreiding van personeel, welke na aftrek der Rijksbijdrage Toor rekening van liet schoolbestuur blijven, in vele gevallen zeer drukkend zijn. Hetzelfde zal het geval zijn, indien eene school met minder dan 40 leerlingen moet worden verbouwd, ten einde daarop b.v. 45 leerlingen te kunnen plaatsen. Zulk eene verbouwing zal allicht f 2000 i f 3000 kosten. De jaarbjksche bijdrage in de kosten van schoolbouw zal voor de verbouwde school eehter slechts f G3.Ö0 bedragen, hetgeen lang niet voldoende is om de kosten der verbouwing te dekken. < )ok voor ouders vau kinderen. die de bijzondere school bezoeken, zal de onvoldoende vergoeding, die het wetsontwerp bevat, nadeelig zijn. Het kan voorkomen, dat ouders, die hun kind reeds van school namen en in de eigen verdienste van dat kind eene bijdrage vinden tot bestrijding der huishouding, thans door de Leerplichtwet gedwongen worden dat kind weder naar school te zenden. Toelating op eene bijzondere school zal dan echter wellicht slecht"" tegen betaling van een hooger schoolgeld verkregen worden. wanneer de school ondanks de voorgestelde TUThooging van het Rijkssubsidie Tan slechter conditie geworden is. Vooral klemt dit, nu aan het bijzonder onderwijs tevens nieuwe lasten zullen worden opgelegd ten gevolge van de voorgestelde regeling der wedden van do openbare onderwijzers, welke, naar men meende. geenszins kan worden gemotiveerd door een beroep op de Leerplichtwet, liet noodzakelijk gevolg van de verhooging van die jaarwedden zal zijn, dat ook de wedden der bijzondere onderwijzers gaandeweg verhoogd moeten worden. Reeds thans k i-t het aan de schoolbesturen veel moeite de noodige onderwijzers te verkrijgen. Die moeilijkheid zal nog toenemen, als het peil der onderwijzerswedden ten gevolge van de aanneming van het wetsontwerp gestegen zal zijn. Vele besturen missen echter de middelen tot rerhooging der salarissen. Thans zijn er vele bqzondere onderwijzers, «lic zich ter wille van hunne overtuiging getroosten mi- der traktement te ontvangen dan hunne collega's van het opei oaar onderwijs, maar als het verschil te groot wordt, is bet gevaar niet gering, dat zulke onderwijzers Eet bijzonder onderwijs zullen voorbijgaan of' misschien zelfs verlaten, ten einde eene plaatsing aan eene openbare school aan te nemen. In zooverre het wetsontwerp tot zulk eene verloochening van beginselen verlokt, had het naar de meening van oen lid eene onzedelijke strekking. Sommigen gaven der Regeering in overweging de voorstellen betreffende de onderwijzerswedden alsnog terug te nemen. Erkend werd, dat de voorgestelde regeling voor de byzondere scholen in groote steden, waar de jaarwedden der onderwijzers in den regel hooger zijn dan bn het wetsontwerp voor de openbare onderwijzers wordt voorgeschreven, in deu eersten tijd, bepaaldelijk wegens de nieuwe bijdrage in de kosten van schoolbouw, voordeelig zal zijn. Maar men vreesde, dat dit voordeel zou leiden tot vermindering van de particuliere bijdragen ter instandhouding der scholen en dat, als later behoefte ontstaat aan vermeerdering der bijdragen, de thans met zooveel moeite aangeleerde kunst vau geven blijken zal verleerd te zijn. Voorts werd opgemerkt, dat, waar gemeenten en bijzondere schoolbesturen genoodzaakt worden nieuwe uitgaven voor het onderwijs te doen, de moeilijkheden niet gelijk staan. De gemeenten kunnen de nieuwe uitgaven dekken door het gemakkelijke middel van verhooging vau den hoofdelijken omslag, terwijl de bijzondere besturen het benoodigde uit vrijwillige giften hebben bijeen te brengen. Bovendien hebben de voorstanders vau het bijzonder onderwijs hun aandeel iu verhooging van den hoofdelijken omslag, die mede de bhv.ondere onderwijzers treft, te dragen en, waar zij op die wijze tnedebetalen in de kosten van een door hen niet gewenscht onderwijs, zijn zij dientengevolge minder goed in staat gelden af te zouderen voor het onderwijs, dat hunne sympathie heeft. Bij de bespreking der vraag, hoe iu de voorgestelde regeling verbetering gebracht zou kunnen worden, werd vooropgesteld, dat het eenige middel om tot e?ne finale oplossing van de schoolquaestie te komen is in den zin vau het Unie-rapport de minimale kosten zoo van het opeubaar als van het bijzonder onderwijs ten laste van het Rijk te brengen. Ten aanzien vau het openbaar onderwijs zou deze regeling geen groote beteekenis hebben, want of de ingezetenen betalen aan de gemeente of aan het Rijk, maakt voor hen geen verschil. Meent de Regeering bij deze herziening niet zoover te kunnen gaan, dan wensehte men, dat althans het alterum tantum van de minima, voor de openbare onderwijzers gesteld, voor eiken bijzonderen onderwijzer zou worden uitgekeerd en dat voorts alle verhoogingen boven die minima geheel ten laste van het Rijk zouden komen. In verband met het voorafgaande verd nog opgemerkt, dat, indien gelijk in G der Memorie van Toelichting wordt ge/.ejd dit wetsontwerp moest beschouwd worden als bevattende toekenning van eene billijke vergoeding en deu uitersten eisch, welke aan 's Rijks schatkist kan gesteld worden, het wetsontwerp onaannemelijk geacht zou moeten worden. De tegemoetkoming welken het ontwerp aan het bijzonder onderwijs biedt, kon, meende men, alleen aangenomen worden op afrekening van hetgeen, waarop dat onderwijj in billijkheid aanspraak kan maken. Gelijk in 1 van dit verslag is vermeld, waren er onder de voorstanders van het bijzonder onderwijs, die meenden, dat het thans gedane aanbod niet aannemelijk kan worden geacht. Andere leden waren van meening, dat de toezegging der Regeering, waarvan in de voorafgaande beschouwingen sprake was. door de voorstanders van het bijzonder onderwijs in al te letterlijken zin is opgevat. De bedoeling der Regeering is geweest te zorgen', dat het bijzonder onderwijs tegenover het openbaar onderwijs ten gevolge van de Leerplichtwet financieel niet in slechter verhouding zou komen dan het was naar de wet van Het voorstel gaat verder dan naar dit standpunt noodig is, want niet enkel zijn, nevens de voorstellen tot verhooging van de uitkeeringen voor de openbare onderwijzers, voorstellen gedaan tot verhooging van de uitkeermgeu voor de bijzondere onderwijzers, maar bovendien zijn bijdragen iu de kosten van schoolbouw voorgesteld, ofschoon de Regeering zich in 1889 van het voorstellen daarvan onthield, om redenen, die nog steeds van kracht zijn. Eenige leden konden zich daarom in beginsel niet vereenigen met het toestaan van deze bijdragen, die, huns inziens, wellicht ook niet in het belang van bet bijzonder onderwijs waren, omdat zij verscherping van het Regeeringstoezicht met zich moeten brengen. In elk geval meende men, dat de Regeering hare belofte op royale wijze had ingelost. Sommigen, ofschoon bereid in eene verhooging vau de sub-

9 Ktllagen. 15S. 4.J Tweede Kampr, 8i Wijziging en aanvulling van enkele bepalingen der wet tot regeling van het lager onderwijs. sidiën voor het bijzonder onderwijs te bewilligen, kwamen met nadruk op tegen de voorstelling der Memorie van Toelichting, dat de regeling van 1889 als een compromis tusschen de verschillende partijen zou zyn te beschouwen. Deze leden achtten dit geheel onjuist, aangezien eene aanzienlijke minderheid zich tegen de herziening van 1889 heeft verklaard en ofschoon zij den toen gevoerdeu strijd niet wenschten te heropenen, kouden deze leden tocli niet nalaten te verklaren, dat zy de juistheid van het beginsel, dat aan de wet van 188!) ten grondslag werd gelegd, geenszins erkenden. Voorts werd aangevoerd, dat bij de door andere leden geleverde beschouwingen over de slechte conditie, waarin het bijzonder onderwijs na aanneming van het wetsontwerp zou geraken, een te nauw verband is gelegd tusschen de nieuwe uitgaven welke noodig zullen zijn en de Leerplichtwet. Opgemerkt werd, dat die wet de bijzondere schoolbesturen volstrekt niet dwingt meer leerlingen op hunne scholen toe te laten en de schoolgebouwen voor de toelating van meer leerlingen in te richten. Bovendien is het absolute verzuim niet van dien aard, dat vele nieuwe seholeu en vele nieuwe onder wijzers noodig zouden kunnen zijn. Ver Ier achtte inen het ontnogelyk niet den toestand van iedere bijzondere school rekening te houden en vereenigde men zich met het betoog der.memorie van Toelichting, dat het bijzonder onderwijs bij de regeling der subsidiê'n als een geheel genomen moet worden. Indien er overigens bijzondere scholen zijn, die, ondanks de voorgestel ie regeling, in slechter conditie komen, dan zullen het voornamelijk die scholen zijn, waarthansop onvoldoende I wyze voor het onderwijs en voor de onderwijzers gezorgd wordt. Dat de voorgestelde regeling eene belangrijke verhoogiug van de! subsidiën voor het bijzonder onderwys bevat, blijkt, als men in ' aanmerking neemt, dat vo >r tegemoetkoming wegens bouwkosten ' ongeve'-r 2 ton zal worden uitgekeerd en dat het totaal der subsidiën van ongeveer 12 ton, al dadelijk tot 17 ii 18 ton zal stijgen. ' Betoogd werd, dat vooral de kleine scholen in beter conditie, zullen komen. Eene school met één onderwijzer ontvangt thans f 250 en zal naar de voorgestelde regeling kunnen ontvangen i f 86 -f- f 40 voor schoolbouvv + f 50 voor herhalingsonderwijs, eene vermeerdering dus van f200. De vrees werd dan ook uitge- : sproken. dat de voorgestelde regeling een groot aantal scholen zal doen ontstaan, waar één oaderwyzer alle klassen moet leiden. Zulke scholen zijn te recht door eed Duitsch opvoedkundige paedagogisehe Jammergestalten" genoemd. Eene school met twee leerkrachten zal kunnen ontvangen f 3(50 -f-f f 65,50 voor schoolbouw + f 50 voor herhalingsonderwijs, dat is te amen f 735,50. Wil men eene school met één leerkracht, waar- voor thans een subsidie van f 250 wordt uitgekeerd, na de aanneming van het wetsontwerp omzetten in eene school met twee leerkrachten, dan zal voor die omzetting eenejaarlijksche b ite van f 485,50 worden genoten. Men was van meeuing, dat i de voorstanders van het bijzonder onderwijs alleszins reden hadden I met zulk eene tegemoetkoming tevreden te zyn. Met betrekking tot het voorgestelde subsidie in de bouwkosten wer len de volgende opmerkingen gemaakt In de eerste plaats werd aangevoerd, dat het bijzonder onderwijs naar de voorgestelde reaeling achtergesteld blijft bij het openbaar onderwijs. De gemeenten ontvangen toch l l % van de kosten van het stichten, koopen of verbouwen van de schoollokalen. Het gevolg van deze regeling is, dat telkens als eene school verbouwd of door eene nieuwe vervangen wordt, opnieuw Vi van de bouwkosten wordt uitgekeerd. Voor de bijzondere scholen zal echter niet meer vergoed worden dan de rente van '/» der som. waarop de oorspronkelijke kosten van stichting geschat worden. Om gelijkstelling te verkrijgen behoorde aan het cijfer der per kind berekende bijdrage een zeker bedrag toegevoegd te worden voor de kosten van vervanging en verbouwing der schoolgebouwen. Anderen wil.len bij de 4 pet. rente, waarop de berekening van het ontwerp steunt, een percentage gevoegd zien voor annuïteitsgewyze aflossing van het voor den bouw bestede kapitaal. In de tweede plaats haddeu vele leden bezwaar tegen het voorstel om de uitkeering van het subsidie afhankelijk te stellen van nadere voorschriften, ten aanzien vau den lichamelijken inhoud, de verlichting, de verwarming en de luchtverversching der sehoolvertrekkeii bij algemeenen maatregel van bestuur te stellen. Met een bero-p op de van den Minister KAPPKYNK VAN DE COPI'ELLO afkomstige r>geling betreffende den bouw en de inrichting van schoo lokalen, betoogde men, dat er wel reden bestaat om voor het stellen van te strenge regels te vreezen. Handelingen der Staten-Generaal. Bijlagen In de ministeneele bureaux wordt met de eisenen der practyk vaak niet genoeg rekening gehouden. Worden in den algemeenen maatregel van bestuur strenge voorwaarden gesteld, dan zal het gevolg zijn, dat ;ele schoolbesturen geen subsidie in de bouwkosten zullen ontvangen. In het byzonder dienen ten aanzien van de bestaande.schoolgebouwen geen hooge eischen gesteld te worden. Die gebouwen zijn gewoonlijk uit zeer beperkte middelen gebouwd; gaat men de besturen nu dwingen tot belangrijke rerbouwiugen, ten einde het subsidie in de bouwkosten te verwerven, dan zal het profijt van dat subsidie gedurende vele jaren teloorgaan. Men wenschte de geheele regeling van de voorwaarden, waaronder het subsidie zal worden uitgekeerd, in <ie wet zelve opgenomen te zien en tevens voor bestaande scholen minder ver gaande eischen gesteld te zien dan voor nieuwe. Anderen meenden, dat de voorschriften, welke naar het wetsontwerp bij algemeenen maatregel van bestuur gesteld zullen worden, niet bezwarend kunnen zijn, waar de voorwaarden, wairaan de scholen moeten voldoen, in het wetsontwerp zelt verm dd zijn. Men wees hierbij ook op art. 21 van het Koninklijk besluit van 4 Mei 1883 (Slaalsblml n. 41), ten blijke, dat regeling bij algemeenen maatregel van bestuur geenszins behoeft te leiden tot het stellen van strenge eischen aan het bijzonder onderwijs. Gevraagd werd, ol naar de meening der Regeering met het daar voorgeschrevene ook b'rj de toepassing van dit artikel zal kunnen worden volstaan. Eenige leden achtten het verkieslijk de subsidiën te regelen naar de werkelijke bouwkosten, aangezien de prijzen van de terreinen en den bouw in verband met de plaatselijke omstandigheden zeer uiteenloopen. Voor bestaande gebouwen zou dan, indien het bedrag der stichtingskosten niet bekend is, de vaarde door eene onpartijdige commissie geschat kunnen worden. Ten aanzien vau de subsidiën voor bet herhalingsonderwijs werd opgemerkt, dat ten deze evenzeer, en zelfs in nog sterkere mate, gelden de bezwaren tegen de wijze van regeling der vergoeding, welke in de vorige paragraaf werden vermeld. Terwijl de gemeenten nog in staat zijn zich door middel van belastingheffing de middelen te verschaffen tot eene behoorlijke inrichting van dat onderwijs, moeten de besturen vau bijzondere scholen door middel vau giften in die uitgaven voorzien. Sommigen wenschten vau den Minister eene opgave te ontvangen van de uitgaven, die noodig zouden zyn. indien de traktementen van alle openbare en bijzondere onderwijzers ten laste van het Rijk werden gebracht. Anderen merkten naar aanleiding hiervan op, dat de Minister waarschijnlijk niet in staat zal zijn die vraag te beantwoorden, omdat hy wel niet bekend zal zijn met het bedrag der bezoldigingen van alle bijzondere onderwijzers. Eerstbedoelde leden gaven daarop te kennen, dat, indien dit bezwaar inderdaad mocht bestaan, zij gaarne eene opgave zouden ontvangen van de uitgaven, welke noodig zouden zy'n, indien het Rijk voor zyne rekening nam de door de wet voor de openbare onderwijzers voorgeschreven minima-jaarwedden en ancienniteitsverhoogingen voor alle openbare en bijzondere onderwijzers. Anderen betwijfelden, of ook deze vraag wel beantwoord zoude kunnen worden. Dit zal alleen mogelijk zijn, indien de Regeering zich vooraf van de dienstjaren vau alle byzondere onderwijzers vergewist. 7. Volgens 6 der Memorie van Toelichting zou het vanzelf spreken,» dat de aanzienlijke vermeerdering van uitgaven, welke van dit wetsontwerp het gevolg zal worden, niet te bestrijden is uit de gewone middelen " en wordt verder gezegd,.dat de inkomsten, welke te verwachten zijn uit de voorgestelde herziening van het tarief van invoerrechten, inde eerste plaats moeten dienen tot bestryding van uitgaven, in verband met de invoering van den leerplicht". Deze verklaringen hadden bij vele leden eenige bevreemding gewekt. Vooreerst begreep men niet, waarom de uitgaven welke ten minste als het tot wet verheven wordt uit dit wetsontwerp zullen voortvloeien, niet, althans voor een goed deel, uit de gewone middelen bestreden zouden kunnen worden. Indien de stijging van de opbrengst dier middelen aanhoudt, achtte men dit alleszins mogelijk. Maar verder werd het zonderling geacht, dat de Regeering, in afwijking van wat bij andere wetsontwerpen geschiedt, hier een bepaald middel aan wyst om in een eventueel ontstaand tekort te voorzien. Naar men opmerkte, is de mogelijkheid niet uitgesloten door andere financieele maatregelen dau door herziening van de invoerrechten zoodanig tekort te dekken*

10 22 [ J Wijziging en aanvulling van enkele bepalingen der wei tot regeling van het lager onderwijs. Waar in de Memorie vun Toelichting een zoo nauw verband wordt gelegd tusschen dit wetsontwerp en de herziening van het tarief Tan invoerrechten, vond men grond tot het stellen der vraag, of de Regeering soms bedoelt, dat de voorgestelde wijzigingen van de onderwijswet niet zullen worden ingevoerd, tenzij liet wetsontwerp betreffende de invoerrechten eveneens tot wet zal zijn verheven. Men voegde bieraan echter toe, dat eene bevestigende beantwoording niet wel te rijmen zou zijn met art. 4 van dit wetsontwerp, aangezien daarin bepaalde datums worden genoemd voor de inwerkingtreding der voorgestelde bepalingen. Anderen waren van meening, dat de stijging der gewone middelen te onzeker en te wisselvallig is, dan dat men daarop zou kunnen rekenen ter voorziening in de uitgaven, welke aanneming van dit wetsontwerp zal medebrengen. Voorts werd nog gevraagd, of de aan het slot van (3 der Memorie van Toelichting voorkomende verklaring, dat met dit wetsontwerp de uiterste grens is bereikt, die aan de schatkist kan worden gesteld" enkel betrekking heeft op de subsidiën voor het bijzonder onderwijs, dan wel ook op de subsidiën voor het openbaar onderwijs. Artikel 1. Art. 24. Volgens het derde lid van dit artikel zullen, indien het aantal onderwijzers, dat met inbegrip van het hoofd der school op eene school aanwezig moet zijn, meer dan vier bedraagt, ten minste twee, en indien dat aantal meer dan acht bedraagt, ten minste drie der onderwijzers den leeftijd van 23 jaren volbracht moeten hebben en den rang van hoofdonderwijzer moeten bezitten. Eenige leden wenschten voor scholen, waar twaalf of meer onderwijzers aanwezig moeten zyn, voorgeschreven te zien, dat het aantal onderwijzers, die 23 jaren oud zijn en de hoofdakte bezitten, ten minste vier moet bedragen Anderen achtten dit niet noodig, wanneer voor het bezit der onverplichte hoofdakte eene trakteinentsverhoogiiig van f 100 verstrekt wordt. Er zullen op scholen met 000 a 700 leerlingen wel meer onderwijzers met hoofdakte aanwezig zijn, dan by art. 24 wordt voorgeschreven. De voorgestelde wijziging van het zesde lid heeft, gelijk uit den tekst en uit de Memorie van Toelichting blijkt, betrekking op de schipperskinderen en op de kinderen, die tijdelijk in een teut of voertuig in de gemeente verblijf houden. Gevraagd werd, of de wijziging niet behoort uitgestrekt te worden tot kinderen, die tijdelijk in de gemeente vertoeven om gezondheidsredenen of bij familieleden als anderszins. Art. 26, De aandacht der Regeering werd gevestigd op de omstandigheid, dat, terwijl gelijk blijkt uit het Koninklijk besluit van 13 Augustus 1891 (Staatsblad n". 159) bij tijdelijke waarneming der betrekking van hoofd eener school, de Rijksbijdrage wordt uitgekeerd, alsof het hoofd in functie ware gebleven, de gemeentebesturen aan de onderwijzers, die niet de waarneming belast worden, vaak slechts eene geringe gratificatie toekennen. Eenige leden wenschten in dit artikel bepaald te zien, dat zulk een onderwyzer gedurende den tijd, waarop hij als hoofd der school optreedt, ook het salaris van het hoofd ontvangt. Voorts werd de wensch geuit, dat voor het verkrijgen van ancienniteitsverhooging, en ook voor de berekening van pensioen, medegeteld zal worden de tijd, door den onderwijzer in dienst doorgebracht ter vervulling van militieplicht. Er zyn gemeentebestolen, die de onderwijzers ontslaan, wanneer zij in dienst moeten opkomen. Dit behoort, meende men, te worden verboden. Aan de onderwijzers, die in dit geval verkeeren, dient verlof toegekend te worden met benoeming van een plaatsvervanger voor den tijd hunner afwezigheid. Ook werd het billijk geacht, dat de dienstjaren, doorgebracht als openbaar onderwijzer in Oost- en West-Indiê', voor de ancienniteitsverhoogingen en het pensioen medegeteld worden. Voorts wenschte men aan de Regeering gevraagd te zien, of I niet in dit artikel eene bepaling behoort opgenomen te worden betreffende bet tijdstip, waarop de verhoogingen wegens ancien- niteit en wegens het bezit der hoofdakte zullen ingaan. Neemt ; men daarvoor het kalenderjaar, dan zouden gelijkstaan de onderwijzers, die in Januari en die in December aanspraak op verhooging verkrijgen, en veroorzaakt verplaatsing naar eene andere gemeente den onderwijzers in vele gevallen nadeel. Ook moet in aanmerking genomen worden, dat de hoofdakte nooit anders dan in Juli of Augustus wordt uitgereikt. Gelijk reeds is vermeld, wenschten eenige ledeu het derde lid van het artikel geschrapt te zien. Anderen drongen aan op verduidelijking, opdat vaststa, dat de minima verhoogd kunnen worden voor elke gemeente en ook voor bepaalde gedeelten eener gemeente. Naar men betoogde, kunnen de oeconomische omstandigheden binnen de grenzen eener gemeente zco zeer verschillen, dat het billijk is de minima in het eene gedeelte hooger te stellen dan in het andere. Het voorstel om voor de vergoeding wegens gemis van vrye woning een minimum te stellen vond toejuiching, maar verscheidene hden meenden, dat met dit voorstel niet volstaan kan worden, omdat daardoor niet voorkomen wordt, dat de gemeente eene vrije woning beschikbaar stelt, die onvoldoende is. De onderwijzer wordt dan ge>teld voor de keuze om M die ongeschikte woning te betrekken of in het geheel geene vergoeding voor huishuur te ontvangen. In overweging werd gegeven te bepalen. dat ondanks bet aanbod eener vrije woning vergoeding voor huishuur verschuldigd zal zy'l. indien de districtsschoolopziener de aangeboden woning nier, voldoende acht. Van andere zijde werd aanbevolen te bepalen, dat de vrije woning j eene huurwaarde van ten minste f 150 moet hebben. Verder werd aangevoerd, dat voorzien dient te wurden in het geval, dat voor het hoofd eener school geen geschikte woning in de gemeente is te vinden. Eenige leden meenden, dat aan de gemeenten de verplichting tot het bouwen eener woning behoort te worden opgelegd, indien dit door den districts-schoolopzi^ner noodig wordt gerekend. Bij de bespreking van dit punt werd verwezen naar een in Juli jl. door hoefden van openbare scholen in Drenthe tot den Minister van Binnenlandsche Zaken gericht adres, waarvan afdrukken aan de leden der Kamer zijn toegezonden. Eenige andere leden betoogden, dat met het stellen van een minimum voor de vergoeding van huishuur niet wordt bereikt wat volgens de Memorie van Toelichting beoogd wordt. Het uiteenloopen van de nieeningen der verschillende colleges van Gedeputeerde Staten wordt door het stellen van een minimum evenmin weggenomen als de.onoverkomelijke moeilijkbeden", waartegenover die colleges bij het vaststellen van het bedrag dier vergoeding dikwijls staan." Ook blijft, ondanks het vaststellen van een minimum, het hoofd der school het kind van de rekening", indien men bij het ontbreken van geschikte woningen in de plaats zelve, eenvoudig nagaat welke huren in omliggende plaatsen voor soortgelijke huizen worden betaald '. En al wordt tengevolge van het stellen van een minimum in de wet misschien de vergoeding iets hooger, wat baat het indien er in de plaats geen ge^chikte woning is? Deze leden wenschten in zoodanig geval aan de gemeente de verplichting tot het bouwen eener woning op te leggen, maar naar hun inzien behoorde het opleggen van die verplichting uit te gaan van Gedeputeerde Staten. Voorts werd, in het bijzonder met betrekking tot de groote gemeenten, opgemerkt, dat, waar de vergoeding voor huishuur voor de geheele gemeente op eenzelfde bedrag bepaald wordt, de onderwijzer vaak gedwongen wordt in eene buitenwijk, ver van zijne school, te gaan wonen. Ook hierin wordt door het stellen van een minimum geene verandering gebracht. Hetzelfde geldt van het geval, dat het hoofd eener school geplaatst wordt voor de keuze om óf de by de school gebouwde woning te betrekken, ofschoon die zoo weelderig is ingericht, dat bewoning daarvan zijne financieele krachten te boven gaat, of geenerlei vergoeding voor huishuur te ontvangen. Door één lid werd in overweging gegeven de minima-vergoedingen in de wet te regelen naar eene classificatie der gemeenten, zich aansluitende aan die van de wet op het personeel. Eenige anderen wenschten althans in het voorlaatste lid van het artikel opgenomen te zien, dat over de bepaling van het bedrag der vergoedingen het schooltoezicht moet worden gehoord. De meening werd geuit dat, na de inwerkingtreding van het gewijzigde artikel, alle verordeningen tot vaststelling van de jaarwedden der onderwijzers en van de vergoedingen voor huishuur voor de hoofden van scholen ingevolge het voorlaatste lid van het artikel opnieuw geregeld zullen moeten worden. Eenige leden achtten zulk eene algemeene herziening ook zeer gewenscht. Met verwijzing naar hetgeen ten aanzien van het laatste lid by de beraadslaging over hoofdstuk V der loopende Staatsbegrootiug is opgemerkt {Handelinijen bladz. 069), werd door verscheidene leden op wyziging dezer bepaling aangedrongen. Zy geeft aan de Kroon eene zeer ver strekkende bevoegdheid, aangezien door toepassing daarvan eene door den gemeenteraad vastgestelde en door Gedeputeerde Staten goedgekeurde regeling

11 I5<S 4.J 23 Wntiging BB aanvulling van enkele bepalingen der wet tot regeling' van het lager onderwijs. der jaarwedden naar aanleiding van een door belanghebbende onderwijzers krachtens art. 14 ingesteld beroep geheel kan worden ter zijde gesteld en door eene andere worden vervangen. Op inkrimping dezer bevoegdheid werd met nadrukaangedrongen. Deze wijziging zal in vele gevallen ook voordeehg zyn voor de onderwijzers, want thans zien de gemeentebesturen er allicht van af over te gaan tot zoodanige verhooging van jaarwedden als zij billijk achten, uit vrees, dat, indien zij daartoe besluiten, ten gevolge van het instellen van beroep wijzigingen zullen worden aangebracht, die zy niet billijk of niet wenschelu'k achten. Art. 4!. Lenige leden wenschten bepaald te zien, dat voor de vrije woning niet minder dan honderd vijftig gulden in rekening mag worden gebraeht. Dit kwam hun billijk voor, waar de vergoeding voor huishuur ten minste die 1 som zal moeten bedragen. Art. 45. Nu in art. 35 van de Leerplichtwet de gemeenteraad bevoegd verklaard is voeding en kleeding te verstrekken aan schoolgaande kinderen of niet dat doel subsidie te verleeneu, achtten eenige leden het billijk, dat ook voor uitgaven van dezen aard van Rijkswege vergoeding aan de gemeenten zou worden verstrekt. Anderen konden zich met dit gevoelen niet vereenigen. De Leerplichtwet heeft de gemeentebesturen geenszins verplicht, maar hen enkel bevoegd verklaard tot het doen van zoodanige uitgaven en waar de gemeenten /.elven te beslissen hebben, of zij daartoe willen overgaan, behooren zij zelven in de dekking dezer uitgaven te voorzien. Bovendien heeft het Kijk zich niet. in te laten met uitgaven, die de armenzorg betreffen. Dat hier van armenzorg sprake zou zijn. werd door eerstbedoelde leden betwist, aangezien art. 35 der Leerplichtwet uitdrukkelijk bepaalt, dat de bedoelde uitgaven strekken ter bevordering van het schoolbezoek. In het artikel is uit de bestaande wet overgenomen de bepaling, dat, indien een onderwijzer in den loop van het jaar wordt in dienst gesteld, overlijdt of ten gevolge van ontslag de school verlaat, de bijdrage van het Rijk berekend wordt in evenredigheid van het aantal volle maanden, dat hn' in dat jaar aan de school verbonden is geweest. Deze regeling, die eveneens geldt voor de bijzondere scholen, werd door sommige leden hoogst onbillijk geacht. Zij heeft ten gevolge, dat, wanneer een onderwijzer bij voorbeeld op 8 Maart de school verlaat en zyn opvolger op 9 Maart in dienst treedt, de gemeente of het bestuur der bijzondere school voor de maand Maart in het geheel geene bijdrage van het Rijk ontvangt. Aangezien de vacatures in vele gevallen niet met den eersten der maand openvallen en het ook niet mogelijk is altijd met den eersten der maand in eene dien dag openvallende vacature te voorzien, werd op wijziging der bepaling aangedrongen. Met verwijzing naar eene discussie, op 23 Januari j 1. gevoerd in den Amsterdamschen gemeenteraad (Gemeenteblad bladz. 45 en volgende) en naar een hoofdartikel 2369, werd opgemerkt. dat het twijfelachtig schijnt te zyn, of eene gemeente aanspraak kan maken op subsidie voor liet bouwen of verbouwen van schoollokalen, indien zy in eigen beheer bouwt. Ofschoon men niet inzag, dat de wat grond gaf voor dezen twijfel, wenschte men toch de vraag gesteld te zien, of het niet wenschelijk is den gerezen twijfel door wijziging van de redactie van het artikel uit te sluiten. Voorts werd met erkenning van de billijkheid der voorgestelde bepaling, dat bij het stichten van scholen op aan de gemeente behoorenden grond, voor dien grond vergoeding wordt gegeven opgemerkt, dat de billijkheid dan ook eischt aan het Rijk een deel toe te kennen in de opbrengst van verkoop van met Rijkshulp gestichte scholen. Verder werd het noodig geacht in de wet te bepalen, door wie de drie deskundigen, welke de waarde van voor den bouw eener school bestemden gemeentegrond zullen hebben te schatten, benoemd zullen worden. Volgens de thans ook met betrekking tot de subsidiën aan de gemeenten voorgestelde bepalingen zal de aanspraak op uitkeering verloren gaan, indien eene vacature van hoofd gedurende meer dan zes en van een onderwijzer meer dan vier maanden open blyft en het gemeentebestuur niet bewust buiten staat te zijn geweest tijdig in de vacature te voorzien. Gevraagd werd, of, indien de tijdvakken van meer dan zes en vier maanden vallen in twee dienstjaren, de aanspraak op subsidie voor die beide jaren verloren gaat. In den laatsten volzin van het artikel wordt gezegd, dat zekere ' Toorschriften door Ons bij algemeenen maatregel van bestuur worden i gegeven. Opgemerkt werd, dat de woorden door OnB v overbodig zyn en beter worden weggelaten. Dezelfde opmerking geldt ten opzichte van het voorgesteld artikel Mbis, waarin de gecursiveerde woorden tweemaal voorkomen, en van het voorgest dd artikel ióbü. Art. ï>4bu. Aangedrongen werd op eene andere indeeling van het artikel. Als men een onderdeel daarvan wil aanhalen, blijkt dit onmogelijk, aangezien men niet kan zeggen, op welke plaatsen nieuwe alinea's geacht moeten worden begonnen te zijn. In verband met de beraadslagingen omtrent hoofdstuk V der loopeude Staatsbegroting (Handelingen bladzz. 670 en ) kwam de vraag ter sprake, of, ten einde aanspraak te kunnen maken op de Rijksuitkeering, ook in bijzondere scholen voor meer uitgebreid lager onderwijs gedurende ten minste 18 uren week (behoudens aftrek van twee uren voor onderwijs in Eandwerken) onderwijs gegeven moet worden in de vakken, in art. 2 vermeld onder a i. Voor het opleggen van soodanigen dwang aan deze scholen bestond, naar veler nieening, geen reden. Waar nu blijkt, dat omtrent de.juiste uitlegging der wet twijfel bestaat, wenschten deze leden zoodanige verduidelijking aangebracht te zien, dat van het stellen van bedoelden eisch geen sprake meer kan zijn. Het artikel bepaalt, dat voor subsidie niet in aanmerking komen de bijzondere scholen, waarvan blijkt, dat zy gehouden worden als winstgevend bedrijf. Opgemerkt werd, I dat het in de Roomsch-Katholieke broeder- en zusterscholen j wel eens kan voorkomen, dat de inkomsten eenigszius hooger 1 zijn dan de uitgaven, ten gevolge van de omstandigheid, dat j de onderwijzers en onderwijzeressen het ondeiwys verstrekken 1 zonder daarvoor geldelijke belooning te ontvangen. Eenige leden! meenden te weten, dat omtrent dit punt door de Regeering i aan de besturen van sommige scholen inlichtingen zijn gevraagd en zouden gaarne vernemen, welk antwoord daarop is ontvangen. i Intusschen meende men, dat uit het bestaan van een over- ; schot in gevallen als de bedoelde niet mag worden afgeleid, dat de school als winstgevend bedrijf zou moeten beschouwd wor- ; den. Van hit uitoefenen van een bedrijf i s * 0( -' n * en deze geen ' sprake en het ware daarom ookzonderlingzoodanigoverschot winst! te noemen. Men vroeg, of de Regeering zich met deze uitlegi ging vereenigde. Bestond ter zake eenige reden tot twijfel, dan wenschte men de wettelijke bejaling gewijzigd te zien. Hierbij werd nog opgemerkt, dat, indien het personeel van sommige ; Roomsch-Katholieke scholen al geen traktement ontvangt, de ' opleiding, welke vereischt wordt tot het afleggen van de door i de wet gevorderde examens, door de geestelijke orden, welke zulke scholen beheeren, wordt bekostigd. Bovendien is in het oog ce houden, dat ook deze scholen op hare wijze mede- I werken tot bevordering der volksopvoeding en aan de gemeenten uitgaven besparen voor het verstrekken van openbaar onderwijs. Opgemerkt werd, dat het uit de bestaande wet overgenomen in de Gemeentestem n. ; voorschrift omtrent het geven van inlichtingen aan den Minister en de Gedeputeerde Staten aangevuld en acuter den volzin, ; die in het wetsontwerp daarop volgt, geplaatst behoort te worden. Immers ook met betrekking tot de bijdrage in de kosten van schoolbouw en van het herhalingsonderwijs zullen de Minister en de Gedeputeerde Staten de inlichtingen moeten kunnen verkrijgen, welke noodig blijken. Volgens de uit de bestaande wet overgenomen bepaling, moeten Gedeputeerde Staten vóór 1 Mei omtrent de aanvragen beslissen. Sommige leden drongen op vervroeging van dezen datum aan, opdat de besturen niet langer een half jaar zouden behoeven te wachten, voordat zij de uitkeeringen ontvangen, hetgeen voor sommige hunner zeer bezwarend is. Voorts werd door vele leden geklaagd over het ontbonden van subsidie aan bijzondere scholen wegens redenen, die eene zoo strenge straf geenszins rechtvaardigen. Naar de aan het artikel gegeven toepassing wordt subsidie onthouden, wanneer een van de gestelde termijnen buiten schuld van het schoolbestuur of om zeer vergeeflijke redenen is overschreden, al is het slechts met een enkelen dag. Ook is voorgekomen, dat subsidie werd onthouden ten gevolge van de omstandigheid, dat een onderwijzer niet bezat het bewijs, bedoeld in art. 51c der wet, terwijl die onderwijzer dit bewijs niet tijdig kon verkrijgen, omdat burgemeester en wethouders verzuimden het bewü s op de gedane aanvrage met gepasten spoed af te geven. In zeer enkele gevallen is ondauks een gepleegd verzuim nog wel eens uitkeering verstrekt uit hoofdstuk XI der Staatsbegrooting, maar ditj is alleen geschied, waar de schoolbestu-

12 24 [15*. 4.J Wijziging en aanvulling van enkele bepalingen der wet tot regeling van het lager onderwijs. ren in staat waren te bewijzen, dat het verzuim aan overmacht te wijlen was. Men gaf toe, dat het uit een oogpunt van orde noodig is termijnen te stellen voor het voldoen aan de wettelijke voorschriften, maar men meende, dat het niet aangaat elk remaiou, hoe gering ook, te straffen met geheele onthouding van subsidie over een vol jaar voor de school, waarvoor het gevraagd w;n. Dö'.e str.it werkt ooit zeer ongelijk, want zij drukt zwaarder, nairm.ite liet aantal onderwijzers aan eene school grooter is. Bij eene school met 9 onderwijsere zal de straf wegens een begaan verzuim driemial zwaarder zijn dan het geval is, wanneer datzelfde ver/.uim begaan wordt ten aanzien van eene school met 3 ouder.vijzts..men wen3chte eene mildere regeling in het artikel opg-momen te zien. In overweging wer l gegeven van Int sabjiiie, dat voor eiken dig tusscheu dien, waarop de stukken ingezonden haddm behoorente worden, en dien, waarop de inzending geschiedt, een zeker veelvoud af te trekken vau hetgeen bij tj lige iniienin} p;r dag orenoten zou zijn. Tevens wens jhfce m MI voor h it afger in van het bewijs, bedoel 1 in art. 51 e der wet, een tfruiju te stellenen verder voorgeschreven te zien, dit vau alle stukken, die ter zake van het verkrijgen van het subsidie m)eteu ingediend worden, em ontvangbewijs rn iet word :n verstrekt door dengene, a m trien zij worden ingediend] ten einde te voorkomen, dat de toezeu ling vau het stuk ontkend wordt, als het bj hem. die het ontving, zoak is geraakt. Gin lelijk kwam min op tegen de uitlegging, welke in de prictijk aau de in net voorlaatste lid voorkomende uitdrukking.behoorlijke jaarwedde" worlt gegeven. Naar men meende, is eme jaarwedde behoorlijk te achten, als het bedrag niet lager is dan het door de wet bj het openbaar onderwijs voorgeschreven minimam. [ntassohen heeft de Begeering uitgemaakt, dat de aanbieling vn eene jaarwed Ie tot het mini u un-bedrag in sommige gevallen niet als aanbieding van eene behoorlijke jaarwedde is te beschouwen. Naar deze uitlegging zijn de schoolbesturen afhankelijk van de inzichten der elkander opvolgende Mi anten over de vraag, of een zeker bedrag als behoorlijk kan worden aangemerkt. Men wensohte dairom in de wet uitdrukkelijk bepaald te zien, dat met aanbieding van het minimum be Irag rolstian kin worlen. Hiervoor bestaat te meer reden, wanneer de minima op e m hooger bedrag worden gesteld. Andere leden voerden hiert'geu >ver aau, dit, waar minima worden gesteld, die voor het geheele liud gelden, het be irag laij; inoet zijn, maar dat eeue jaarwedde, welke voldoende is voor eene armi afgelegen gemeente, nog niet als eene behoorlijke jaarwedde m ig worden besdiouwd voor eene welvarende gemeente. Art. 07. Met de wel niet in het voorgestelde artikel, maar toch iu de Mem >rie vau Toelichting uitgesproken bedoeling om tot leden vau de commissiëu voor de onderwijzersakte iu de eerste plaats schoolop'.ieuers te benoemen, konden verscheidene leden zich niet vereenigen. Tuans zijn deze commissiëu samengesteld uit schoolopzieners, die in den regel z dven niet examiueereu, maar dit overlaten aan de deskundigen. welke de commissiëu bijstaan. Voortaan zou lei de commissiën samengesteld zijn uit schoolopzieners, die exatnineeren en eene stem hebben; schoolopzieners, die niet exaraineeren, maar wel eene stem hebben: deskundigen, die exatnineeren en eene stem hebben, eu deskundigen. die exatnineeren, miar geene stem hebben. Deze inrichting kon de goedkeuring dezer leien niet wegdragen. Zjj achtten liet beter in deze commissiën uitsluitend te benoemen personen, die zelven in staat zijn te examineeren, onder voorzitters-hap vau een lid vau het schooltoezicht, zooals thans reeds geschiedt bij de samenstelling der commissiën, bedoeld in art. 62. tiet ware huus inziens beter de beslissing over de uitreiking der akte op te dragen aan vakmannen, dauaanarroudis.semeuts-smoolop'.ieners, tot welke betrekking niet zelden jonge rechtsgeleerden srorden benoemd, die voor het lidmaatschap der commissie niet de noodige geschiktheid bezitten. Stelt mende commissiën uitsluitend uit vakmannen samen, dan z il daardoor eene aanmerkelijke besparing van uitgaven worden verkregen, ook al wordt, gelyk noodig werd geacht, het aantal leden eenigszins grooter genomen dan het getal van zes, welk aantal ook minder geschikt werd geacht, omdat een even aantal tot taking van stemmen aanleiding kan geven. Ook werd door sommigen aanbevolen te breken met het stelsel, d i*. v ior elke provincie eene commissie wordt benoemd. Het gevolg hi TV ui is. d it in de kleinere provinciën, zooals Drenthe, Zeeland, Utrec'it. de eandi laten, die slagen, reeds iu April of Mei naar eene onderwgzsrsplaats kunnen sollieiteeren, maar d it in Noorden Zuidholland, waar het aantal candidaten veel grooter ia, velen, die de akte verwerven, zich eerstin duni of Juli voor eene plaatsing kunnen aanmelden. Verder worden in de twee laatstgenoemde provinciën de schoolopzieners en de deskundigen, die aan het examen deelnemen, gedurende ongeveer drie maanden aan bun dagelykscheu arbeid onttrokken, terwgl het examen in Drenthe en Zeeland slechts een paar weken duurt. Beter ware het naar het oordeel dezer leden 10 commissiën te benoemen, elke voor eeu gebied, een gelijk aantal districten omvattende. De candidaten zouden zieli dan moeten opgeven bjj den schoolopziener en examen moeten doen bij de commissie, waaronder dient district ressorteert. Hiervoor zou het noodig zijn wijziging te brengen in de artikeleu 58 en 59 der wet. Andere Ie len achtten het beter schoolopzieners dan onderwijzers in de commissiën te benoemen. Vooreerst is hetbenoemenv.au vele on lerwij'.ers in deze vaak gedurende geruiinen t jd werkzaam zijnd J commissiën niet weuschelijk, ondat de onderwijzers gedurende dien tijd geen onderwijs kunnen geven in hunne school, maar bovendien is benoeming vau schoolopzieners voor eene onpartijdige beslissing gewenscht. Vooral wanneer het aantal onderwijzers in de toekomst sterk mocht toenemen, zullen onderwijzers allicht geneigd z jii strenge eisenen aan de candidaten te stellen, ten einde de concurrentie uur beschikbare plaatsen binnen zekere grenzen te houden. Dat althans tot dusverre dergelijke neiging bij de onderwijzers, die als deskundigen optreden, zou bestaan, werd door andere leden met nadruk ontkend. Overigens werden door enkele leien klachten geopperd over de inrichting der examens. Men meende, dat het niet wenschelijk is het examen zes uren per dag te doen voortduren en dat de lange duur, die tnssdhen het mondeling en het schrift Ijk examen pleegt te verloopeu, de eau lidateu nerveus maakt, zoodat zij dientengevolge vaak minder geschikt zijn voor het afleggen van een goed mondeling examen. Het is niet onmogelijk, dat de vergoeliiig, die aan de leden en deskundigen voor het bijwonen der zittingen worden verstrekt, verlenging van den duur der examens bevordert. De lange duur der examens geeft bovendien aanleiding tot groote uitgaven. Herinnerd werd, dat thans bj de Kamer een wetsontwerp aaihangig is tot verhooging van den post voor deze examens op hoofdstuk V der Staats- Begrooting voor 1.91) (Gedrukte.Stukken Iti). Het hal som nige leien verwonderd, dat inde Memorie van Toelichting niet wor It vermeld, met welk bedrag naar globale raming de uitga.-en vo )r de examens zullen toenemen, wanneer de voorgestelde wijziging worlt aangenomen. Voorts werd gevraagd, hoe deze examens z jn geregeld in andere landen, waar het lager onderwijs goed is ingericht en of de Minister zou kudneu opgeven, hoeveel die examens in zulke landen per candidaat of per hoofd aan de bevolking kosten. E üiiire leien wenschten wijziging van de bepaling, dat ter verkrijging van de akte de lsjarige leeftijd 'volbracht moet zijn. Men zag niet in, waarom aan iemand, die jonger dan 18 jaar is, het afleggen vau het examen zou moeten worden belet. Het stellen van deze leeftijdsgrens heeft ten gevolge, dat iemand, die bijna den leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, een geheel jaar moet wachten, voordat h j de akte kan verwerven. Bij andere examens, zooals bij voorbeeld bet eindexamen van de gymnasia en van de hoogere burgerscholen is van eene leeftijdsbepaling dan ook geen sprake. Wel achtte men het oirbaar voor de betrekking van onderwijzer den minimum leeftijd van 18 jaar te eischen, maar dit is iets geheel anders. Hiertegen werd opgemerkt, dat, indien de leeftijdsgrens wordt losgelaten, de jongelieden, die het examen weiuchen te doen, zich nog meer zullen haasten om het examen te doen en dat zoodanige haast aan de degelijkheid hunner studie niet bevorderlijk kan zijn. Voorts zullen dan jongelieden, die nog niet voldoende zijn voorbereid, zich voor het examen aanmelden in de hoop, dat z j zullen slagen en met de zekerheid, dat z j niets zul'en verliezen, indien zij niet slagen. Bovendien zullen jongelieden, die op 17jarigen leeftnd de akte verwerven, als z j eerst op 18jarigen eefth'd tot onderwijzer kunnen worden benoemd, een jaar moeten roudloopen of wel eene andere betrekking aannemen, in welk laatste g-val zij voor het onderwijs verloren gaan, niettegen- taande in hunn* studie uit openbare kassen of uit die vin bijzondere vereenigingen is voorzien, met het bepaalde doel. dat z j als onderwijzer werkzaam zouden z jn. Hierop werd weder geantwoord, dat, indien het noodig geacht wordt een waarborg voor voldoende voorbereiding te stellen, geëischt kan worden, dat de candidaten de hoogste klasse eener kweek- of

13 1 Inlagen. [M8. %.\ Tweede Kamer. 2c Wijziging en aanvulling van enkele bepalingen der wet tot regeling van hel lager onderwijs, normaalschool hebben doorloopen, maar dat het niet noodig is voor de verkrijging der akte een bepaalden leeftyd te vergen. Eenige andere leden verlangden, dat het examen niet eenmaal maar evenals vroeger tweemaal per jaar zou worden gehouden. Dan zou het voor candidaten, die den gevorderden leeftyd nog niet bereikt hebben of die nog niet geheel voorbereid zyn, niet meer noodig zy'n een geheel jaar te wachten om de akte te verkrijgen. Bovendien zal daarvoor de duur van elk examen aanmerkelijk bekort en voorzien worden in het bezwaar, dat schoolopzieners en onderwijzers gedurende geruimen tyd aan hun eigenlijken werkkring onttrokken worden. Er waren verder leden, die het afnemen der examens van eigen kweekelingen wenschten op te dragen aan de Ir eraren der openbare en bijzondere kweek- en normaalscholen, onder controle vau Rijkswege. Zy wezen hierbij op de regeling van de eindexamens aan de gymnasia. By de toelichting der voorgestelde verhooging zegt de Regeering de vacatiegelden voor de leden der examencoinmissiê'n zoo te willen regelen, dat aan die leden, die Rijksambtenaren zijn, een lager bedrag kan worden toegekend dan aan de andere leden. Gevraagd werd, of de Minister by de uitdrukking Rijksambtenaren uitsluitend had gedacht aan de schoolopzieners of ook aan leeraren van hoogere burgerscholen en van kweek- ot normaalscholen. AH. 69. Sommige leden betreurden, dat by deze gelegenheid niet meer ingrijpende wijzigingen in de inrichting van het schooltoezicht zyn voorgesteld. Deze leden wenschten terug te keeren tot het stelsel van de wet van 1857 en nevens een grooter aantal inspecteurs slechts ééne categorie van schoolopzieners gesteld te zien. Voorts verlangden zy, ten einde een deskundig schooltoezicht te verkrygen, de schoolopzieners zoo te bezoldigen, dat dezen hun geheelen tyd aan de waarneming der belrekking kunnen wijden. Bij de voorgestelde regeling bluft het ambt van arrondissenients-sc'hoolopziener alleen toegankelijk voor personen, die vermogend zyn of die nog eene andere betrekking vervullen. Voor eene goede vervulling van het ambt is echter te veel tn'd noodig, dan dat het bij wyze van eene bijbetrekking behoort te worden waargenomen. Bovendien is de belooning, welke de Regeering thans voorstelt te verstrekken, niet van dien aard, dat vakmannen de betrekking zullen ambieeren. Waar de toelagen en de vergoeding voor reis- en verblijfkosten niet in rekening komen voor pensioen, zou een onderwijzer zich en zyn gezin benadeelen door de betrekking te aanvaarden, ook al bedraagt zyn-wedde niet meer dan f800. Om by aanneming der voorgestelde regeling vakmannen voor het schoolopzienerschap te vinden, zou men dus in hoofdzaak zyne toevlucht moeten nemen tot gepensionneerde onderwijzers. Indien de Regeering niet gezind is eene meer ingrijpende wyziging te brengen in de inrichting van het schooltoezicht, wenschten deze leden, dat in elk geval aan de arrondissementsschoolopzieners een behoorlijk salaris zou worden toegekend. Tegen de bepaling der toelage op slechts f 800 bestond ook daarom bezwaar, omdat dit geringe bedrag allicht aanleiding zal geven sommige schoolopzieners in examencommissiën te benoemen om geen andere reden dan tot aanvulling van hunne inkomsten. Van andere zijde werd aangevoerd, dat benoeming van gepensionneerde onderwijzers tot schoolopziener niet wenschelijk is, omdat hun in den regel de ruimte van blik, noodig voor behoorlijke waarneming der betrekking, ontbreekt. Ook vonden eenige leden aanleiding te waarschuwen tegen benoeming van leeraren van het middelbaar onderwijs tot schoolopziener. Het kwam sommigen onbillijk voor, alleen aan de schoolopzieners in gemeenten, die meer dan een arrondissement tellen, f300 te verstrekken voor aanschaffing van administratieve hulp. De schoolopzieners in arrondissementen, die slechts ééne gemeente bevatten, zooals Groningen, Haarlem, Arnhem, of ééne groote gemeente met enkele kleinere, zooals Leiden, Nymegen, Tilburg, Dordrecht, Maastricht, Leeuwarden, hebben ten gevolge van de Leerplichtwet meer'werk dan andere schoolopzieners, vooral omdat het aantal kinderen in deze arrondissementen veel grooter is dan in vele andere. In overweging werd gegeven aan schoolopzieners, die in hunne arrondissementen gemeenten of gedeelten van gemeenten hebben met meer dan zielen, eene extra-toelage te verleeneu van by'v. f50 voor elke zielen boven dat aantal tot een maximum van f300. Naar men meende,?ou de gewijzigde regeling dan f6600 in plaats van t 4800 meer kosten. Enkele leden vreesden, dat de vergoeding van f 300 voor administratieve hulp aanleiding zou geven tot aanstelling van met dat bedrag gesalarieerde klerken, hetgeen zy niet wenschelyk achtten. Anderen deden hiertegenover opmerken, dat voor het verrichten van de administratieve hulp, die hier bedoeld wordt, geenszins vaste aanstelling van een klerk noodig is. Artikel 2. Sommige leden meenden, dat krachtens art. 14 der wet door ieder belanghebbende beroep kan worden ingesteld tegen een besluit van Gedeputeerde Staten als bedoeld in het tweede lid van art. 'M bis. Het is ook rationeel, dat ten aanzien van de regeling dezer belooningen hetzelfde geldt als ten aanzien van de gewone jaarwedden. Maar indien hooger beroep toegelaten is, zal de regeling der belooningen in hoogste instantie door het centraal gezag kunnen geschieden en men achtte het niet wenschelijk ter zake van eene regeling, die van het gemeentebestuur uitgaat, aan de Regeering de bevoegdheid te geven beslissingen te nemen, waarbij met het gevoelen van het gemeentebestuur in het geheel geen rekening wordt gehouden. Gevraagd werd, of de herhalingsscholen ook een hoofd zullen hebben; of het hoofd eener gewone school als zoodanig zal moeten optreden ; of Idit dan steeds het hoofd zal zyn van de school, waar het herhalingsonderwijs gegeven wordt en of de bepalingen van art. 24 ook voor de herhalingsscholen zullen gelden. Enkele leden wenschten bepaald te zien, dat de kinderen, die de lagere school afgeloopen hebben, alleen tot de herhalingsschool worden toegelaten, indien zij zich daarvoor bij het verlaten der gewone school opgeven. Voorts werd nog gevraagd tf, waar hier gesproken wordt van belooningen, deze wel in rekening zullen komen by de vaststelling van het pensioen, indien het herhalingsonderwijs door onderwijzers van de gewone scholen wordt gegeven. Uit art. 40 der wet, waar van jaarwedde gewaagd wordt, is, naar het schijnt, het tegendeel op te maken. Intusschen is het billijk, dat deze belooningen wèl in rekening komen, te meer omdat het geven van herhalingsonderwys dikwijls oorzaak kan zyn, dat de onderwijzer niet kan belast worden met het onderwijs in de facultatieve vakken van art. 2 der wet, hetwelk in sommige gemeenten op dezelfde uren wordt gegeven als het herhalingsonderwys. Men wenschte, dat de Regeering eene nadere voorziening omtrent dit punt zou voorstellen. Artikel 4. Sommige leden konden zich niet vereenigen met het voorstel om de verhooging der uitkeeringen aan de gemeenten en aan de byzondere scholen eerst met het jaar 1902 te doen ingaan. Reeds in den loop van 1901 zullen de gemeenten en de bijzondere schoolbesturen naar aanleiding van de Leerplichtwet uitgaven hebben te doen voor uitbreiding van personeel en voor het bouwen van nieuwe schoollokalen. Men vroeg, of het niet billijk ware voor zoodanige uitgaven van Rykswege eene tegemoetkoming te verleenen. De gemeentebesturen en de besturen der byzondere scholen zouden daartoe in de gelegenheid gesteld kunnen worden aan het einde van het loopende jaar eene opgave in te zenden van de uitgaven, die zy naar aanleiding van de Leerplichtwet hebben gedaan. Andere leden opperden bezwaar tegen het tweede lid van art. 4. Al is geleidelijke invoering *an de in art. 26 gebrachte wijzigingen wenschelyk, zoo achtte men het toch niet geraden en ook niet in het belang van het onderwijs, die bepalingen eer>t op 1 Januari 1907 ten volle in werking te brengen. Men vreesde, dat vele gemeenten, die in staat zijn de nieuwe regeling- terstond in werking te doen treden, de toepassing daarvan zoo lang mogelijk zullen uitstellen. Het gevolg der late inwerkingtreding zal ook zijn, dat bejaarde onderwijzers, die gaarne pensioen zouden willen vragen, indien de /erhooging terstond inging, daarmede met het oog op het bedrag van hun pensioen nog eenige jaren zullen wachten, hetgeen niet in het belang van het onderwys is. Bovendien ontvangen de gemeenten reeds met het dienstjaar 1902 de verhoogde uitkeeringen. Hierbij komt dat, als art. 26 op zoo langzamen voet wordt in werkidg gebracht, in de eerste jaren van dit subsidie minder zal moeten worden bestemd voor betaling der traktementen, dan in latere jaren bet geval zal zijn. Maar als dan die zwaardere last zich doet gevoelen, zullen sommige gemeenten in de daarvoor noodige uitgaven Handelingen der Staten-Generaal. Bijlagen

14 Wijziging eu aanvulling van enkele bepalingen 4.J der wet tot regeling van bet lager onderwijs. bezwaarlijk kunnen voorzien en een beroep doen op art. 49. Het scheen ook hierom beter, de verhooging der jaarwedden te gelyk met de verhooging van de subsidiën in werking te doen treden. Althans kon in plaats van MO"», en in plaats van 1907, 1905 gesteld worden. Ook had men bedenking tegen de voorgestelde regeling, voor zoover betreft de daarin genoemde som van f 150. Deze regeling zal tot zonderlinge gevolgen aanleiding geven. De wedde van een onderwyzer met vy'f dienstjaren, die nu f400 heeft, zal met 1 Januari 1902 op f 550 gebracht worden, en verkrijgt hij in 1902 de hoofdakte, dan zal zyne wedde terstond stijgen tot f 650. Als dezelfde onderwijzer echter nog in dezen zomer de hoofdakte verkrygt, zal zijne wedde met 1 Januari 1902 op f 550 gebracht worden, maar moet hy tot 1 Januari 1905 wachten, voordat hü niet f 100, maar f 50 meer ontvangt. Eerst met 1 Januari 1907 zal zijn traktement tot f650 stijgen. In het laatstbedoeld geval zal deze onderwijzer achterstaan by een ander, die minder dan vyf dienstjaren beeft, als deze in 1902 de hoofdakte verkrygt, want hy zal met 1 Januari 1902 f 500 ontvangen en na de verkrijging der hoofdakte zal zyn salaris tot f 600 stijgen. Ook verklaarden eenige leden niet te kunnen inzien, waarom de vergoedingen wegens het geven van herhalingsonderwys eerst met 1 November 1902 zouden ingaan, waar dat onderwijs reeds vóór dien datum wordt verstrekt. Sommigen wenschten deze vergoedingen te doen ingaan met 1 November Voorts werd het billijk geacht voor de zeer omvangrijke werkzaamheden, welke de Leerplichtwet in de eerste helft van dit jaar aan de arrondissements-schoolopzieners heeft opgelegd, eene vergoeding toe te kennen. Eindelijk werd opgemerkt, dat in het artikel niet is aangegeven, wanneer de wyziging van art. 44// kracht van wet zal verkrijgen. Beweegreden. Opgemerkt werd, dat verzuimd is melding te maken van de Leerplichtwet. Aldus vastgesteld den 26sten Maart VAN ALPHEN. KUYPER. KETELAAR. VAN GILSE. DRUCKER.

UITKERINGSVERORDENING vrijwillig vervroegd uittreden.

UITKERINGSVERORDENING vrijwillig vervroegd uittreden. Nr 3213 ar. JZio GEMEENTE DORDRECHT UITKERINGSVERORDENING vrijwillig vervroegd uittreden. Artikel l Deze verordening verstaat onder: a. ontslag: ontslag als bedoeld in artikel H 12a van het Algemeen Ambtenarenreglement

Nadere informatie

Gelet op artikel 97, zevende lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement;

Gelet op artikel 97, zevende lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement; Regeling uitkering substantieel bezwarende functies 2006 [Regeling vervalt per 01-04-2015.] Zichtdatum 07-02-2018 Geldend van 01-01-2010 t/m 31-03-2015 Regeling uitkering substantieel bezwarende functies

Nadere informatie

Rederlandschlndisde laatschappij

Rederlandschlndisde laatschappij J VAN-PE Rederlandschlndisde laatschappij VAN NIJVERHEID en LANDBOUW. i:, o-i, Handel enz. JK ^f ",. 'T 4 STATUTEN VAN DE Rederlandsch-Indische Maatschappij VAN NIJVERHEID en LANDBOUW. OGILVIE & Co. 1885.

Nadere informatie

Wet van 25 mei 1937, tot het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten

Wet van 25 mei 1937, tot het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (Tekst geldend op: 26-08-2014) Wet van 25 mei 1937, tot het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin

Nadere informatie

STAATSBLAD VAN HBT KONINKRIJK DER NEDERLANDEN.

STAATSBLAD VAN HBT KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. STAATSBLAD VAN HBT KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. (F. 521.) BESLUIT van den 16den Augustus 1918, houdende nadere voorschriften betreffende het tooezicht op hier te lande vertoevende vreemdelingen. WIJ WILHELMINA,

Nadere informatie

Wet van 25 mei 1937, tot het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten

Wet van 25 mei 1937, tot het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten pagina 1 van 5 Wet van 25 mei 1937, tot het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren

Nadere informatie

STAATSBLAD 'VAN HET KONINGRIJK DER NEDERLANDEN.

STAATSBLAD 'VAN HET KONINGRIJK DER NEDERLANDEN. STAATSBLAD 'VAN HET KONINGRIJK DER NEDERLANDEN. (ET. 44.) WET van den 2$sten Juli) i85o, ter uitvoering van art, j der Grondwet. WIJ WILLEJI III, BIJ DE GRATIE GODS, KONING DER NEDERLANDEN, PRINS VAN ORANJE

Nadere informatie

een ernstige belemmering voor de ontwikkeling van dit onderwijs dreigt te worden.

een ernstige belemmering voor de ontwikkeling van dit onderwijs dreigt te worden. ONDERWIJSRAAD. nkis 2 N". 'S-GRAVENHAGE, WÊÊËÈÈiM ) 9 2 Bericht op schrijven van ^ ^ Ä e n gelieve bij het antwoord n ä$&p dagteekening en 'nummer van Betreffende: MÀ?..?.Ï.Y...Y an 2,KXC, dit schrijven

Nadere informatie

Wet voor het Natuurkundig Gezelschap te Middelburg. Vastgesteld den 13 december 1869. Artikel 1.

Wet voor het Natuurkundig Gezelschap te Middelburg. Vastgesteld den 13 december 1869. Artikel 1. De oudste nog bewaard gebleven statuten, toen nog wetten, van de vereniging dateren van 1869. Het Gezelschap was nog eigenaar van het Musæum Medioburgense, dat om die reden ook in deze wetten wordt vermeld.

Nadere informatie

Wet van 24 december 1927, houdende nadere regeling van de Collectieve Arbeidsovereenkomst

Wet van 24 december 1927, houdende nadere regeling van de Collectieve Arbeidsovereenkomst (Tekst geldend op: 18-03-2009) Wet van 24 december 1927, houdende nadere regeling van de Collectieve Arbeidsovereenkomst Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,

Nadere informatie

64-1 GEMEENSCHAPPELIJK REGELING REGIONAAL ONDERWIJSBELEID WALCHEREN

64-1 GEMEENSCHAPPELIJK REGELING REGIONAAL ONDERWIJSBELEID WALCHEREN GEMEENSCHAPPELIJK REGELING REGIONAAL ONDERWIJSBELEID WALCHEREN De raden, de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Vlissingen, Veere en Middelburg, ieder voor zover zij voor de eigen

Nadere informatie

Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz. Wet van 24 juni 1939, houdende regelen teneinde in geval van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden een doelmatige distributie van goederen in het belang van volkshuishouding, landsverdediging

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Wijziging van de bepalingen inzake beroep in de Kieswet en de Wet Europese verkiezingen NADER GEWIJZIGD ONTWERP VAN WET Wij eatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden,

Nadere informatie

Gemeentewet, overzicht van de artikelen betreffende de Rekenkamer

Gemeentewet, overzicht van de artikelen betreffende de Rekenkamer Gemeentewet, overzicht van de artikelen betreffende de Rekenkamer Hoofdstuk IVa. De Rekenkamer Paragraaf 1. De gemeentelijke rekenkamer Artikel 81a 1. De raad kan een rekenkamer instellen. 2. Indien de

Nadere informatie

gelet op het resultaat van het overleg in de commissie van georganiseerd overleg (GO) van 22 november 2000;

gelet op het resultaat van het overleg in de commissie van georganiseerd overleg (GO) van 22 november 2000; De raad van de gemeente Menaldumadeel; overwegende dat VNG een voorbeeld bezoldigingsverordening heeft ontworpen als handreiking voor gemeenten die hun locale verordening willen aanpassen; dat het aanbeveling

Nadere informatie

Citeertitel: Landsverordening bijzondere rechtspositionele bepalingen Kustwachtpersoneel. Wijzigingen: AB 2012 no. 54; (inwtr. AB 2013 no.

Citeertitel: Landsverordening bijzondere rechtspositionele bepalingen Kustwachtpersoneel. Wijzigingen: AB 2012 no. 54; (inwtr. AB 2013 no. Intitulé : LANDSVERORDENING van 9 maart 2000, houdende bijzondere regels inzake de rechtspositie van Arubaanse ambtenaren, werkzaam bij de Kustwacht voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten alsmede voor de

Nadere informatie

Wettelijk kader integriteit

Wettelijk kader integriteit Wettelijk kader integriteit Afleggen eed of belofte Provinciewet Artikel 14 lid 1: Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen, leggen de leden van Provinciale Staten in de vergadering, in handen van de

Nadere informatie

Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 1987

Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 1987 Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 1987 Wet van 3 december 1987, Stb. 635, houdende regels betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten Zoals deze is gewijzigd bij de wetten van 02-12-1993(Stb.759)

Nadere informatie

STATUTEN VAN VOLLEYBALVERENIGING VIOS EEFDE

STATUTEN VAN VOLLEYBALVERENIGING VIOS EEFDE STATUTEN VAN VOLLEYBALVERENIGING VIOS EEFDE NAAM EN ZETEL Artikel 1 De vereniging draagt de naam: Volleybalvereniging VIOS Eefde en is gevestigd in de gemeente Gorssel. DOEL Artikel 2 2.1 De vereniging

Nadere informatie

GEMEENTEBLAD 2002 nr. 121

GEMEENTEBLAD 2002 nr. 121 GEMEENTEBLAD 2002 nr. 121 Burgemeester en wethouders van de gemeente Maassluis; gezien de instemming van de plaatselijke commissie voor georganiseerd overleg; besluiten: vast te stellen de volgende: VERORDENING,

Nadere informatie

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Uit de stukken is, voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, het navolgende gebleken.

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Uit de stukken is, voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, het navolgende gebleken. RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN U I T S P R A A K Nr. i n d e k l a c h t nr. 2006.5040 (157.06) ingediend door: hierna te noemen 'klaagster', tegen: hierna te noemen 'verzekeraar'. De Raad van Toezicht

Nadere informatie

==================================================================== De vergunning en de verplichtingen van de vergunninghouder.

==================================================================== De vergunning en de verplichtingen van de vergunninghouder. Intitulé : Bioscoopverordening Citeertitel: Bioscoopverordening Vindplaats : AB 1990 no. GT 12 Wijzigingen: AB 1997 nos. 33, 34 De vergunning en de verplichtingen van de vergunninghouder Artikel 1 1. Het

Nadere informatie

Verboden handelingen en gedragscode raadsleden Artikel 15 Opleggen geheimhoudingsplicht Artikel 25

Verboden handelingen en gedragscode raadsleden Artikel 15 Opleggen geheimhoudingsplicht Artikel 25 Bijlage bij het voorstel inzake de gedragscode leden van de gemeenteraad en gedragscode burgemeester en wethouders bepalingen uit de Gemeentewet over de integriteit. RAADSLEDEN Nevenfuncties Artikel 12

Nadere informatie

3 Salaris en vergoedingsregelingen. Bezoldiging

3 Salaris en vergoedingsregelingen. Bezoldiging 3 Salaris en vergoedingsregelingen Bezoldiging Artikel 3:1 1 Met inachtneming van artikel 1:2:1 wordt aan de ambtenaar binnen het kader van een lokaal vast te stellen bezoldigingsregeling een bezoldiging

Nadere informatie

Staatsblad April WET tot bescherming van de bevolking tegen luchtaanvallen.

Staatsblad April WET tot bescherming van de bevolking tegen luchtaanvallen. Staatsblad 302. 23 April 1936. WET tot bescherming van de bevolking tegen luchtaanvallen. Wij WILHELMINA, enz.... doen te weten: Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenschelijk is bepalingen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Zitting 1976-1977 14162 Nadere regelen tot beëindiging van de afwikkeling van de oorlogs- en watersnoodschaden en van schaden in de zin van de Wet Overheidsaansprakelijkheid

Nadere informatie

ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1

ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1 WET van 24 november 1975, houdende nieuwe bepalingen met betrekking tot het verlenen van jaarlijkse vacantie aan werknemers (Vacantiewet 1975) (S.B. 1975 no. 164c). ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1 In deze

Nadere informatie

gelezen het voorstel van het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling Wedeka bedrijven van 5 november 2015;

gelezen het voorstel van het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling Wedeka bedrijven van 5 november 2015; Het college van de gemeente Stadskanaal gelezen het voorstel van het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling Wedeka bedrijven van 5 november 2015; gelet op artikel 23 van de gemeenschappelijke

Nadere informatie

RELEVANTE BEPALINGEN VAN HET BOEK 7 VAN HET B.W. BETREFFENDE DE ARBEIDSOVEREENKOMST ALSMEDE ARTIKEL 6 VAN HET BBA 1945

RELEVANTE BEPALINGEN VAN HET BOEK 7 VAN HET B.W. BETREFFENDE DE ARBEIDSOVEREENKOMST ALSMEDE ARTIKEL 6 VAN HET BBA 1945 TER INFORMATIE RELEVANTE BEPALINGEN VAN HET BOEK 7 VAN HET B.W. BETREFFENDE DE ARBEIDSOVEREENKOMST ALSMEDE ARTIKEL 6 VAN HET BBA 1945 Hieronder zijn opgenomen een aantal relevante bepalingen van boek 7

Nadere informatie

Sector: I. Nr. : 90.8

Sector: I. Nr. : 90.8 Sector: I Nr. : 90.8 De raad van de gemeente Ferwerderadiel; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 2 oktober 2001, nummer 7/90.01; gelet op de artikelen 148 en 149 van de Gemeentewet

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 25 990 Wijziging van de Wet gewetensbezwaren militaire dienst in verband met de Kaderwet dienstplicht Nr. 1 KONINKLIJKE BOODSCHAP Aan de Tweede

Nadere informatie

BLAD GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING

BLAD GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING BLAD GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING Officiële uitgave van de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond Nr. 1337 29 november 2018 3e Wijziging Besluit bezwarende functie VRR Het Dagelijks

Nadere informatie

Artikel 17:1:1:1 Voorwaarden pagina 1 van 3

Artikel 17:1:1:1 Voorwaarden pagina 1 van 3 Artikel 17:1:1:1 Voorwaarden pagina 1 van 3 Hoofdstuk 17 Opleiding en ontwikkeling, regeling gemeente Den Helder Artikel 17:1:1:1 Voorwaarden Het college kan, indien en voor zover het belang van de dienst

Nadere informatie

Datum ondertekening. Bron bekendmaking

Datum ondertekening. Bron bekendmaking Zoek regelingen op overheid.nl Nederlandse Antillen Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl! LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 16de september 1970 ter

Nadere informatie

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 22ste maart 1994 ter uitvoering van artikel 358 van het burgerlijk wetboek. Datum ondertekening

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 22ste maart 1994 ter uitvoering van artikel 358 van het burgerlijk wetboek. Datum ondertekening Zoek regelingen op overheid.nl Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl! LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 22ste maart 1994 ter uitvoering van artikel

Nadere informatie

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 102 d.d. 2 november 2009 (mr. R.J. Verschoof, voorzitter, mr. E.M. Dil-Stork en drs. A.I.M. Kool) 1. Procedure De Commissie beslist met inachtneming

Nadere informatie

Is levensverzekering tegen den halven prijs levensvatbaar?

Is levensverzekering tegen den halven prijs levensvatbaar? Is levensverzekering tegen den halven prijs levensvatbaar? EBKE UITEENZETTING TEN DIENSTE YAN HEN DIB ZICH DOOR DE GOEDKOOPE AANBIEDINGEN YAN AsSESSlIENT- OF OMSLAGYERZEKBiUNGJIAATSCHAPPIJEN AANGETROKKEN

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op artikel 49gg, achtste lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement;

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op artikel 49gg, achtste lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement; STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 1206 12 januari 2016 Regeling van de Minister voor Wonen en Rijksdienst van 7 januari 2016, nr. 2016-0000006820, houdende

Nadere informatie

Commissie van Beroep voor het Protestants Christelijk Voortgezet en Hoger Beroepsonderwijs

Commissie van Beroep voor het Protestants Christelijk Voortgezet en Hoger Beroepsonderwijs CvB.VO/HBO.2010/008-U.2010-003 27 mei 2012 Beëindiging arbeidsovereenkomst wegens stopzetten subsidie ID baan. Verweerster heeft voldoende aannemelijk gemaakt, dat zij zich heeft ingespannen de subsidie

Nadere informatie

Wet op de loonvorming Wet van 12 februari 1970, houdende regelen met betrekking tot de loonvorming

Wet op de loonvorming Wet van 12 februari 1970, houdende regelen met betrekking tot de loonvorming Wet op de loonvorming Wet van 12 februari 1970, houdende regelen met betrekking tot de loonvorming (Wet op de loonvorming [Versie geldig vanaf: 17-02-1999]) Geschiedenis: Staatsblad 1997, 63;Staatsblad

Nadere informatie

De wetteksten huidig en nieuw Afdeling 3 Boek 7 Burgerlijk Wetboek: Vakantie en Verlof

De wetteksten huidig en nieuw Afdeling 3 Boek 7 Burgerlijk Wetboek: Vakantie en Verlof De wetteksten huidig en nieuw Afdeling 3 Boek 7 Burgerlijk Wetboek: Vakantie en Verlof Leeswijzer: De officiële wettekst is nog niet beschikbaar. Onderstaande wettekst is op basis van de kamerstukken samengesteld.

Nadere informatie

ONDERWIJSRAAD. N l *%*& 'S ^0^^ 's-graat5nhage.ä.do.c.emb.er ÎÇ2 2. Zij ne...excellent ie...d. .Ond.er.wi ja, uns..t«n...en We t en schappen

ONDERWIJSRAAD. N l *%*& 'S ^0^^ 's-graat5nhage.ä.do.c.emb.er ÎÇ2 2. Zij ne...excellent ie...d. .Ond.er.wi ja, uns..t«n...en We t en schappen ONDERWIJSRAAD. N l *%*& 'S ^0^^ 's-graat5nhage.ä.do.c.emb.er ÎÇ2 2 Bericht op ^jjnnj^n van ƒ ^^^éitgelieve bij het antwoord VC 'T^^ *&r^ dagteekeninsr dagteekening 6 ö en nummer van dit schrijven te vermelden.

Nadere informatie

WET MINISTERIËLE VERANTWOORDELIJKHEID... 2

WET MINISTERIËLE VERANTWOORDELIJKHEID... 2 Inhoudsopgave WET MINISTERIËLE VERANTWOORDELIJKHEID... 2 Artikel 1... 3 Artikel 2... 3 Artikel 3... 3 Artikel 4... 3 Artikel 5... 3 Artikel 6... 3 Artikel 7... 3 Artikel 8... 4 Artikel 9... 4 Artikel 10...

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van het Burgerlijk Wetboek en de Faillissementswet in verband met het verbeteren van de kwaliteit van bestuur en toezicht bij verenigingen en stichtingen alsmede de uniformering van enkele bepalingen

Nadere informatie

OMffiRWIJSRAAD. 'S-GRAVENHAGE, mjttbbjçgassamigqi Stat 125.

OMffiRWIJSRAAD. 'S-GRAVENHAGE, mjttbbjçgassamigqi Stat 125. OMffiRWIJSRAAD. Bericht op schrijven van.,...: i 13. ff ebruari 1930»Nr.436» Af d.h.o» Betreffende: eer-s-toexes.--vo-or de moderne...talen aim de Ri jksuniversi t ei t en# 'S-GRAVENHAGE, mjttbbjçgassamigqi

Nadere informatie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wet van 25 mei 1998, houdende regels over tegemoetkoming in de schade en de kosten in geval van overstromingen door zoet water, aardbevingen of andere rampen en zware ongevallen (Wet tegemoetkoming schade

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Zitting 1979-1980 16 034 (R 1138) Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake het koningschap

Nadere informatie

SURINAME HOOFDSTUK IV VAKANTIEWET

SURINAME HOOFDSTUK IV VAKANTIEWET SURINAME HOOFDSTUK IV VAKANTIEWET 1975 No. 164-c GOUVERNEMENTSBLAD van SURINAME LANDSBESLUIT van 24 november 1975, houden de nieuwe bepalingen met betrekking tot het verlenen van jaarlijkse vakantie aan

Nadere informatie

WET MINISTERIËLE VERANTWOORDELIJKHEID... 2

WET MINISTERIËLE VERANTWOORDELIJKHEID... 2 Inhoudsopgave WET MINISTERIËLE VERANTWOORDELIJKHEID... 2 Artikel 1... 3 Artikel 2... 3 Artikel 3... 3 Artikel 4... 3 Artikel 5... 3 Artikel 6... 3 Artikel 7... 3 Artikel 8... 3 Artikel 9... 4 Artikel 10...

Nadere informatie

WBÈBBÊB'''' 2/ IDA. 193Ö

WBÈBBÊB'''' 2/ IDA. 193Ö QNDE A A D. N. 140 40 S.O. Bericht op schrijven van...^ Betreffende: -l.f$80ntw«çp J_YePlaglllg van ds. openbare uitgaven. 'S-GRAVENHAGE, 1 Statenlaan 125. & WBÈBBÊB'''' 2/ IDA. 193Ö Men gelieve bij het

Nadere informatie

Rapport. Datum: 18 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/325

Rapport. Datum: 18 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/325 Rapport Datum: 18 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/325 2 Klacht Verzoeker klaagt er over dat de Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen Venlo tot het moment van indienen van de klacht bij de Nationale

Nadere informatie

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN Jaargang 2010 GT no. 17 Landsverordening Raad van Advies 1 Hoofdstuk 1. Inrichting en samenstelling Artikel 1 1. De Raad van Advies, verder te noemen de Raad, bestaat

Nadere informatie

3 Salaris per uur: 1/156 van het salaris bij een volledige werktijd.

3 Salaris per uur: 1/156 van het salaris bij een volledige werktijd. III.1 BEZOLDIGINGSREGELING 1997 - Besluit van de gemeenteraad van Voorst 24 maart 1997. BEGRIPSBEPALINGEN Artikel 1 Deze regeling verstaat onder: 1 Ambtenaar: hij, die overeenkomstig de bepalingen van

Nadere informatie

Rapport. Datum: 30 september 2005 Rapportnummer: 2005/312

Rapport. Datum: 30 september 2005 Rapportnummer: 2005/312 Rapport Datum: 30 september 2005 Rapportnummer: 2005/312 2 Klacht Verzoekster klaagt erover dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) incorrecte informatie heeft verschaft in de brochure en op de

Nadere informatie

Algemene bepalingen voor geldleningen NEF0408

Algemene bepalingen voor geldleningen NEF0408 NEF0408 Algemene bepalingen voor geldleningen Inhoudsopgave Begripsbepalingen.... 2 Algemeen.... 2 Het bedrag van de lening.... 2 De looptijd van de lening.... 2 Rentepercentage en rente... 3 De aflossing;

Nadere informatie

Zijne.Excellentie don Minister van Onderwijs, Kunst en en Wetenschappen. .'..s-gravenhaga» leden -ß en 3der 1» O» we t %

Zijne.Excellentie don Minister van Onderwijs, Kunst en en Wetenschappen. .'..s-gravenhaga» leden -ß en 3der 1» O» we t % ONDERWIJSRAAD. * ' r^téfë^ 0 ' : \' ' ' t '' &$ ^* N./128 70. 'S-GRAVENHA^E,*. + /f Maart 1934 Staten laan 125. Bericht op schrijven van fift***e e l' eve bü het antwoord dagteekening 24 AUgUStUS 1933»Nr»

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2003 110 Wet van 6 maart 2003 tot aanpassing van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek aan de richtlijn betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van

Nadere informatie

Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz. 34 231 Voorstel van wet van de leden Van Oosten, Recourt en Berndsen-Jansen tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en van enige andere wetten in verband met de herziening van het stelsel van

Nadere informatie

Postbus 948 4600 AX Bergen op Zoom. Stichting Sociaal Fonds Essent

Postbus 948 4600 AX Bergen op Zoom. Stichting Sociaal Fonds Essent Postbus 948 4600 AX Bergen op Zoom Stichting Sociaal Fonds Essent Reglement 2014 Algemeen Artikel 1 1. De Stichting Sociaal Fonds Essent heeft blijkens artikel 3 van de statuten ten doel financiële steun

Nadere informatie

Bijlage behorende bij Eilandsverordering vaststelling diverse ontwerp-landsverordeningen land Curaçao (A.B. 2010 no. 87)

Bijlage behorende bij Eilandsverordering vaststelling diverse ontwerp-landsverordeningen land Curaçao (A.B. 2010 no. 87) Bijlage behorende bij Eilandsverordering vaststelling diverse ontwerp-landsverordeningen land Curaçao (A.B. 2010 no. 87) ---------------------------------------------------------------- LANDSVERORDENING

Nadere informatie

Artikel 2:1 Tenzij bij of krachtens wet of raadsbesluit anders is of wordt bepaald, geschiedt de aanstelling door het college.

Artikel 2:1 Tenzij bij of krachtens wet of raadsbesluit anders is of wordt bepaald, geschiedt de aanstelling door het college. 2 Aanstelling en arbeidsovereenkomst Aanstelling: het bevoegd gezag Artikel 2:1 Tenzij bij of krachtens wet of raadsbesluit anders is of wordt bepaald, geschiedt de aanstelling door het college. Aanstelling

Nadere informatie

het College van bestuur van het C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

het College van bestuur van het C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever Samenvatting 02073 Commissie voor geschillen Geschil omtrent inschaling van de functie. De werknemer treedt in tijdelijke dienst van de werkgever en ontvangt eerst een salarisstrook met vermelding van

Nadere informatie

WAAHDMIER BET m DOOR G4SBH\\I)EHS

WAAHDMIER BET m DOOR G4SBH\\I)EHS * - J!" 3^ Ö. "y&s ^ j OVER I)E DRUKKnC WAAHDMIER BET m DOOR G4SBH\\I)EHS GEVOERD MOET WOKÜEN. ö^ I>^)Oil p. L. K IJ K E. ia Overgediukt uit Je Veislagtu eu Medeileehugeü dei K.üuiiiklijke Akademie vrtii

Nadere informatie

De Provinciewet en de Rekenkamer

De Provinciewet en de Rekenkamer De Provinciewet en de Rekenkamer HOOFDSTUK XIa. DE BEVOEGDHEID VAN DE REKENKAMER Artikel 183 1. De rekenkamer onderzoekt de doelmatigheid, de doeltreffendheid en de rechtmatigheid van het door het provinciebestuur

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1998 1999 26 277 Wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de herziening van het preventief toezicht bij oprichting en wijzigingen van

Nadere informatie

Overzicht van de wijzigingen in de gemeenschappelijke regeling Openbaar Lichaam Crematoria Twente

Overzicht van de wijzigingen in de gemeenschappelijke regeling Openbaar Lichaam Crematoria Twente Overzicht van de wijzigingen in de Openbaar Lichaam Crematoria Twente Artikelnummer Oude tekst Nieuwe tekst 1, lid 1 De raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de in de

Nadere informatie

==================================================================== Artikel 1

==================================================================== Artikel 1 Intitulé : LANDSBESLUIT, houdende algemene maatregelen, ter uitvoering van enkele artikelen van het Wetboek van Strafvordering van Aruba (AB 1996 no. 75) inzake de verlening van toevoegingen in strafzaken

Nadere informatie

-onderwijzers- Aan Zijne Excellentie den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen te 's-gravenhage.

-onderwijzers- Aan Zijne Excellentie den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen te 's-gravenhage. ONDERWIJSRAAD* No. 162 40.»s-Gravenhage, 27 Mm 1938, Bericht op schrijven van ^f^^ 24 Maart 1938,Nr.3415,Afd.L.O. ér Betreffende5 Toepassing van artikel 56, lid 2, Lager-Onderwijswet 1920, Naar aanleiding

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. CONSULTATIEVERSIE Wijziging van de Politiewet 2012 en de Wet op de medische keuringen in verband met het screenen van personen die ambtenaar van politie willen worden of zijn en personen die krachtens

Nadere informatie

Volksgezondheidswetgeving GENEESKUNDIGE BEHANDELINGSOVEREENKOMST

Volksgezondheidswetgeving GENEESKUNDIGE BEHANDELINGSOVEREENKOMST GENEESKUNDIGE BEHANDELINGSOVEREENKOMST 13 Geneeskundige behandelingsovereenkomst (P.B. 2000, no. 118) Landsverordening van de 23ste oktober 2000 houdende vaststelling van de tekst van Boek 7 van het Burgerlijk

Nadere informatie

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING REGIONAAL HISTORISCH CENTRUM RIJNSTREEK EN LOPIKERWAARD

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING REGIONAAL HISTORISCH CENTRUM RIJNSTREEK EN LOPIKERWAARD GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING REGIONAAL HISTORISCH CENTRUM RIJNSTREEK EN LOPIKERWAARD De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Bodegraven-Reeuwijk, Lopik, Montfoort, Oudewater, Woerden

Nadere informatie

Artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen

Artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen Memo Van prof. Mr. Ch.P.A. Geppaart Onderwerp Artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen 1. Via het hoofd van de afdeling Directe belastingen van het Ministerie van Financiën ontving ik Uw

Nadere informatie

Nr /30 Middelburg, 12 mei Aan de Provinciale Staten van Zeeland

Nr /30 Middelburg, 12 mei Aan de Provinciale Staten van Zeeland Wijziging Ambtenarenreglement Zeeland 1965 en enkele andere rechtspositionele regelingen in verband met nevenwerkzaamheden Nr. POI - 597 Vergadering 29 juni 1998 Agenda nr........... Gedeputeerde met de

Nadere informatie

Afdeling 3.4A Informatie over samenhangende besluiten

Afdeling 3.4A Informatie over samenhangende besluiten Consultatieversie Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en enkele andere wetten in verband met het nieuwe omgevingsrecht en het nieuwe nadeelcompensatierecht VOORSTEL VAN WET Wij Willem-Alexander,

Nadere informatie

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 21 d.d. 2 april 2009 (mr. M.M. Mendel, voorzitter, mr. E.M. Dil - Stork en mr. B. Sluijters) 1. Procedure De Commissie beslist met inachtneming

Nadere informatie

4 BELONING. 4.1 Beloning en inschaling

4 BELONING. 4.1 Beloning en inschaling 14 4 BELONING 4.1 Beloning en inschaling 4.1.1 Inschaling Artikel 28 1. Het niveau van de functie bij de werkgever wordt bepaald aan de hand van het systeem van functiewaardering dat is overeengekomen

Nadere informatie

Lyy^j^s, In het Algemeen Handelsblad van den 5 December 187G ko7nt het navolgend opstel voor:

Lyy^j^s, In het Algemeen Handelsblad van den 5 December 187G ko7nt het navolgend opstel voor: Lyy^j^s,. ^ «In het Algemeen Handelsblad van den 5 December 187G ko7nt het navolgend opstel voor: Er zijn er in den lande, vooral onder de rechterlijke ambtenaren en jongere rechtsgeleerden, die het der

Nadere informatie

RANK XEROX (NEDERLAND) N.V. PENSIOENREGLEMENT

RANK XEROX (NEDERLAND) N.V. PENSIOENREGLEMENT RANK XEROX (NEDERLAND) N.V. PENSIOENREGLEMENT INHOUDSOPGAVE Pagina Artikel 1 Omschrijving 3 Artikel 2 Deelnemerschap 3 Artikel 3 Aanspraken 4 Artikel 4 Verzekering 4 Artikel 5 Pensioenbedragen 5 Artikel

Nadere informatie

overwegende dat het aanbeveling verdient om de bezoldigingsverordening te actualiseren;

overwegende dat het aanbeveling verdient om de bezoldigingsverordening te actualiseren; Burgemeester en wethouders van Menaldumadeel; overwegende dat het aanbeveling verdient om de bezoldigingsverordening te actualiseren; Besluit: vast te stellen de navolgende verordening: Verordening tot

Nadere informatie

vast te stellen de 6e wijziging van de Rechtspositieregeling Brandweer Brabant Noord als volgt:

vast te stellen de 6e wijziging van de Rechtspositieregeling Brandweer Brabant Noord als volgt: AGP 19 (f) ABVRBN 20130403 Het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio Brabant-Noord, - gelet op het bepaalde in de Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Brabant-Noord 2011; - gelet op het voorstel

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 26 947 Wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren (arbeidsvoorwaarden sector Rechterlijke Macht 1997/99) Nr. 1 KONINKLIJKE BOODSCHAP

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2000 283 Wet van 22 juni 2000 tot wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de herziening van het preventief toezicht bij oprichting

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 415 (R1915) Bepalingen omtrent de verlening van visa voor de toegang tot de landen van het Koninkrijk (Rijksvisumwet) Nr. 2 VOORSTEL VAN RIJKSWET

Nadere informatie

RECHTSPOSITIEREGLEMENT

RECHTSPOSITIEREGLEMENT RECHTSPOSITIEREGLEMENT voor Bezoldigde Bestuurders van de AFMP ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1 Algemeen 1. Bezoldigde bestuurders van de AFMP worden in functie benoemd door de Bondsvergadering van de vereniging

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1998 477 Besluit van 15 juli 1998, houdende regels ter uitvoering van artikel 320, zesde lid, van de Faillissementswet in verband met de vaststelling

Nadere informatie

RANK XEROX (NEDERLAND) N.V. PENSIOENREGLEMENT

RANK XEROX (NEDERLAND) N.V. PENSIOENREGLEMENT RANK XEROX (NEDERLAND) N.V. PENSIOENREGLEMENT INHOUDSOPGAVE Pagina Artikel 1 Omschrijving 3 Artikel 2 Deelnemerschap 3 Artikel 3 Aanspraken 4 Artikel 4 Verzekering 4 Artikel 5 Pensioenbedragen 5 Artikel

Nadere informatie

Het bestuursorgaan bevestigt de ontvangst van een elektronisch ingediende aanvraag.

Het bestuursorgaan bevestigt de ontvangst van een elektronisch ingediende aanvraag. Algemene wet bestuursrecht Titel 4.1. Beschikkingen Afdeling 4.1.1. De aanvraag Artikel 4:1 Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, wordt de aanvraag tot het geven van een beschikking schriftelijk

Nadere informatie

REGELINGEN HULP VOOR ONBEHUISDEN" TEN DIENSTE VAN HET PERSONEEL VEREENIGING BESTUURSVERGADERING VAN MAART C* DER VASTGESTELD IN DE

REGELINGEN HULP VOOR ONBEHUISDEN TEN DIENSTE VAN HET PERSONEEL VEREENIGING BESTUURSVERGADERING VAN MAART C* DER VASTGESTELD IN DE I REGELINGEN TEN DIENSTE VAN HET PERSONEEL DER VEREENIGING HULP VOOR ONBEHUISDEN" VASTGESTELD IN DE BESTUURSVERGADERING VAN MAART 1923. C* REGELINGEN TEN DIENSTE VAN HET PERSONEEL, -f, ~, '.11 DER VEREENIGING

Nadere informatie

Richtlijn betreffende bescherming rechten op aanvullend pensioen

Richtlijn betreffende bescherming rechten op aanvullend pensioen Richtlijn betreffende bescherming rechten op aanvullend pensioen Richtlijn 98/49/EG van de Raad van 29 juni 1998 betreffende de bescherming van de rechten op aanvullend pensioen van werknemers en zelfstandigen

Nadere informatie

Functie en bevoegdheden Sociale raad

Functie en bevoegdheden Sociale raad Functie en bevoegdheden Sociale raad De statuten van de Sociale Raad van Zaventem worden als volgt vastgesteld : OPDRACHT EN BEVOEGDHEID Artikel 1 : De Sociale Raad heeft als opdracht : 1. het verstrekken

Nadere informatie

Bezoldigingsverordening gemeente Leeuwarderadeel 2005.

Bezoldigingsverordening gemeente Leeuwarderadeel 2005. Gemeente Leeuwarderadeel Burgemeester en Wethouders van Leeuwarderadeel; gelet op het bepaalde in artikel 3:1 van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Leeuwarderadeel; gehoord de Commissie voor Georganiseerd

Nadere informatie

SWI\GZE\LJA\20046439\152065 STATUTEN DOORLOPENDE TEKST STICHTING JONGE BALIE ACTIVITEITEN AMSTERDAM

SWI\GZE\LJA\20046439\152065 STATUTEN DOORLOPENDE TEKST STICHTING JONGE BALIE ACTIVITEITEN AMSTERDAM - 1 - SWI\GZE\LJA\20046439\152065 STATUTEN DOORLOPENDE TEKST STICHTING JONGE BALIE ACTIVITEITEN AMSTERDAM STATUTEN Naam en zetel: Artikel 1: 1. De stichting draagt de naam: Stichting Jonge Balie Activiteiten

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 30 229 Regeling van de tijdelijke vervanging van leden van de Tweede Kamer en Eerste Kamer der Staten-Generaal, de provinciale staten en de gemeenteraden

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1985-1986 19394 Opheffing van de organisatie bescherming bevolking en het treffen van enige daarmee verband houdende voorzieningen Nr. 1 KONINKLIJKE BOODSCHAP

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2002 2003 Nr. 301 28 838 Wijziging van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 in verband met het actualiseren van de solvabiliteitseisen voor het verzekeringsbedrijf

Nadere informatie

dat het in het kader van het functioneren van deze regeling gewenst is te komen tot een nauwere samenwerking;

dat het in het kader van het functioneren van deze regeling gewenst is te komen tot een nauwere samenwerking; De raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de gemeenten Aalsmeer, Amstelveen, Diemen, Haarlemmermeer, Ouder-Amstel en Uithoorn, ieder voor zoveel zijn bevoegdheden betreft;

Nadere informatie

(DEELTIJD)ONTSLAG CAO KUNSTEDUCATIE INFORMATIE OVER DE VAN TOEPASSING ZIJNDE REGELINGEN UIT DE CAO KUNSTEDUCATIE

(DEELTIJD)ONTSLAG CAO KUNSTEDUCATIE INFORMATIE OVER DE VAN TOEPASSING ZIJNDE REGELINGEN UIT DE CAO KUNSTEDUCATIE (DEELTIJD)ONTSLAG CAO KUNSTEDUCATIE INFORMATIE OVER DE VAN TOEPASSING ZIJNDE REGELINGEN UIT DE CAO KUNSTEDUCATIE Hierna komen achtereenvolgens aan de orde: Suppletieregeling (van toepassing bij autonome

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2009 33 Wet van 22 januari 2009 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering tot verbetering van de regeling van de positie van de deskundige

Nadere informatie

Gezien het overlegde vertoogschrift en de uitgebrachte berichten,

Gezien het overlegde vertoogschrift en de uitgebrachte berichten, 2714 De Raad van Beroep voor de Directe Belastingen te Assen, Gezien het beroepschrift, ingediend door X te Z, d.d. 6 November 1925 tegen de uitspraak van den Inspecteur der directe belastingen te Y op

Nadere informatie