9e rapport cijfers Voedselbank G & O per november 2014*

Transcriptie

1 aantal 9 e rapport cijfers voedselbank G&O nov nov Voedselbank Gooi & Omstreken Postbus 1125; 1270 BC Huizen; / secretariaat@voedselbankgooi.nl 9e rapport cijfers Voedselbank G & O per november 2014* Verslagjaar november 2013 november 2014 & Totaal juni nov 2014 Figuur 1 - Aantal verwijzingen juni nov Huizen Hilversum Weesp Baarn Soest Eemnes Totaal Huizen, maart 2015 Henca Hasper m.m.v. werkgroep Intake Voedselbank G&O *) De bijlage Tabellen 9e rapport cijfers Voedselbank G&O is op verzoek verkrijgbaar.

2 9 e rapport cijfers voedselbank G&O nov nov Inhoud Inleiding 3 1 Algemene Samenvatting en Conclusies 4 2 Specifieke gegevens 2.1 Verwijzingen 5 Aantal 5 Verwijzers 5 Verwijzing na eenmalig (nood)pakket Samenstelling huishoudens en pakketten Uitgeschreven cliënten; duur pakketverstrekking Gebruik bijzondere regelingen; Schuldhulpverlening Bron van inkomsten Hoogte netto inkomen Groei aantal pakketten Leeftijdsverdeling cliënten 11 3 Aansluiting november 2014 januari

3 9 e rapport cijfers voedselbank G&O nov nov Inleiding Als luizen in de pels van vadertje verzorgingsstaat zo werden de voedselbanken in 2005 nog gezien. Overbodige instanties die er niet zouden moeten zijn. Maar die wel de versobering van het sociale systeem signaleerden - onder andere met cijfers over de doelgroep van de voedselbank en de mate van beroep op de z.g. minima-regelingen. Nu, zo n tien jaar later, zijn de voedselbanken onderdeel geworden van de samenleving en worden zelfs al hier en daar onderdeel van het WMO-beleid (wet maatschappelijke ondersteuning). De zorg-opmaat zal steeds meer gerealiseerd worden met behulp van het z.g. maatschappelijk middenveld. Met de komst van de WMO per 1 januari 2015, vervallen de meeste landelijke regelingen waarvoor plaatselijke gemeentelijke regelingen terug komen, uit te voeren met een flink beperkt budget. Dit betekent dat ook rapportages van voedselbanken zullen gaan veranderen. De voedselbank Gooi & Omstreken zal in ieder geval per 1 januari 2015 andere en minder gegevens gaan registreren. Voor de rapportage over het verslagjaar betekent dit het volgende. Ten eerste een vereenvoudigde rapportage: er wordt geen overzicht meer gegeven van het gebruik van alle regelingen voor de minima *). Voor een evaluatie van toekomstige beleid hebben deze gegevens voor zowel de voedselbank als de omringende gemeenten weinig toegevoegde meer - behalve wellicht m.b.t. schuldhulpverlening. Ten tweede worden geen aparte gegevens meer gepresenteerd voor gemeenten waar een uitgiftepunt is gevestigd. Gezien de verscheidenheid in de WMO-aanpak en -regelingen van de diverse gemeenten per 1 januari 2015 heeft ook dit deel van de cijfers geen toegevoegde waarde meer *). Ten derde wordt in 2015 overgegaan naar een rapportage per kalenderjaar in plaats van de periode november november. Daartoe zijn de grafieken in dit rapport aangevuld voor de laatste 2 maanden van Dit 9e rapport betreft de periode van 8 november november 2014, hierna aangeduid als verslagjaar. In hoofdstuk 1 zijn de algemene conclusies over alle cliënten samengevat. In hoofdstuk 2 zijn de gegevens en conclusies van de acht onderwerpen beschreven. De bijbehorende figuren/grafieken geven de cijfers van het vorige en het huidige verslagjaar aan, voorafgegaan door de 0-meting van 2006, om de trends van de afgelopen jaren zo volledig mogelijk te krijgen in een vereenvoudigde grafiek. Daarna volgt het gemiddelde over de periode juni 2006-nov Om de aansluiting op het kalenderjaar 2015 te krijgen is ook het totaal van juni 2006-december 2014 toegevoegd. De grafieken krijgen daardoor een extra totaalkolom. In hoofdstuk 3 volgt de conclusie over de aansluiting van de cijfers t/m 31 december 2014, plus een korte vooruitblik over mogelijke veranderingen als gevolg van de WMO. In het Jaarverslag 2014 van het bestuur wordt een verkorte versie van dit rapport opgenomen. Huizen, maart 2015 Henca Hasper *) Deze gegevens kunnen wel beschikbaar gesteld worden aan geïnteresseerden.

4 9 e rapport cijfers voedselbank G&O nov nov Algemene samenvatting en conclusies Sinds de start in juni 2006 werden 2269 cliënten tot 7 nov 2014 verwezen. De grootste toename in het aantal nieuw verwezen cliënten vond plaats in Daarna was er geen sterke stijging meer (zie hfd. 2.1). *) Het totale aantal cliënten stijgt. Hoewel de toename van het aantal nieuwe cliënten de laatste 2 jaar is afgevlakt, neemt wel het aantal oude cliënten toe dat langduriger een pakket krijgt. De stijging in (15%) was echter minder sterk dan in het vorige verslagjaar (40%). Ook hier is de toename afgezwakt (zie hfd. 2.1 en 2.3). De ontwikkeling in het aantal verstrekte pakketten is weergegeven in hfd Verontrustend is de daling van het aantal mensen dat zich zelfstandig tot de voedselbank G&O heeft gewend: slechts 7% werd na een eenmalig pakket alsnog verwezen. Het percentage nieuwe dat via deze weg bij de voedselbank G&O werd ingeschreven was voorheen ca 20%, al nam dit aandeel de laatste jaren iets af (zie hfd. 2.1). Deze ontwikkeling werpt de vraag op of de drempel naar de voedselbank nog laag genoeg is, dan wel dat andere factoren hierin een rol spelen. In de samenstelling van huishoudens vallen geen significante veranderingen waar te nemen (zie hfd. 2.2). Het aandeel huishoudens met schulden (277) is met 17% gestegen (van 60% naar 67%). Zorgelijk is dat slechts 37% van deze mensen met schulden gebruik maakt van schuldhulpverlening zie hfd Dit gegeven verklaart grotendeels het aandeel mensen dat langdurig op een voedselpakket is aangewezen. Regelmatig wordt door de voedselbank gesignaleerd, maar nog niet systematisch geregistreerd, dat bij veel mensen met schulden waarbij beslag gelegd wordt in de inkomsten, géén rekening gehouden wordt met de z.g. beslagvrije voet. Op dit wettelijke recht vindt bij een beslaglegging door zowel gemeenten als belastingdienst en/of derden géén afstemming plaats, waardoor schulden - vaak onnodig - groeien. Met 14% is het aandeel cliënten met een uitkering van gemeente of het UWV toegenomen (zie hfd. 2.5). Het aandeel cliënten dat een inkomen uit arbeid verdient, was in het verslagjaar niet veel lager (2%) dan in vorig verslagjaar (zie hfd 2.5). Over de hoogte van het netto inkomen kan weinig met zekerheid vermeld worden: van bijna 50% is dit niet bekend. De leeftijdsverdeling van de cliënten laat slechts kleine veranderingen zien: het aandeel tussen jaar is licht gedaald. Het aantal ouderen met AOW en/of pensioen is licht gestegen (zie hfd. 2.5 en 2.7). Deze groei lijkt niet noemenswaardig, maar tot voorkort kwamen ouderen zelfs als ze daar voor in aanmerking kwamen nauwelijks naar de voedselbank. Het lijkt erop dat dit aan het veranderen is, al is het afwachten of deze trend zich doorzet. *) Dit beeld wisselt overigens per voedselbank: vooral in de grote steden was wel een flinke toename te zien, terwijl het aantal mensen met een inkomen op/rond de armoedegrens de laatste jaren gestabiliseerd is (rond de 1,4 miljoen huishoudens in Nederland); (bron: CBS). In de regio Gooi & Omstreken maakt slechts 1,5 promille van de inwoners gebruik van de voedselbank; veel minder dan verwacht. Een gang naar de voedselbank blijft kennelijk voor velen een stap te ver. Het beeld dat mensen onterecht een beroep doen op de voedselbank is derhalve onjuist (een enkeling wellicht daargelaten).

5 aantal 9 e rapport cijfers voedselbank G&O nov nov Figuur 1 Aantal verwijzingen 2006 nov Aantal verwijzingen juni nov Huizen Hilversum Weesp Baarn Soest Eemnes Totaal 2 Specifieke gegevens 2.1 Verwijzingen Aantal In de loop van het verslagjaar werden 414 nieuwe cliënten ingeschreven: 4% meer (15) dan in het vorige verslagjaar (399). De stijging van (60%) heeft zich niet verder voortgezet. 38% van deze groep (156) werd binnen het verslagjaar weer uitgeschreven dit ligt lager dan het gemiddelde sinds 2006 (42%). Tabel 1 Aantal verwijzingen Aantal verwijzingen Jaar Totaal nov/dec'14 Totaal *) 5 uit 06 verwerkt in rapport 07 (N=73) per nov > aansl'14 Huizen H'sum (*5) Weesp Baarn Soest Eemnes Totaal Daarnaast waren er 473 oude cliënten uit vorige perioden; 12% meer (49) dan in het vorige verslagjaar (424). De stijging van vorig verslagjaar (40%) is ook hier afgezwakt. 58% werd in het verslagjaar weer uitgeschreven (273); 4% meer dan vorig jaar. 27% werd in vorig verslagjaar ingeschreven en ontving gedurende 1 (6%) tot 4 (6%) perioden een pakket. 21% ontving langer dan 3 jaar een pakket; 11% meer dan vorig jaar (10%) een verdubbeling. 49% van de oude cliënten werd nog niet uitgeschreven (232), een stijging van 5%. Er is in de afgelopen 2 jaar niet zozeer sprake van een sterkere groei van nieuwe cliënten, als wel van een toename van het aantal oude cliënten. Deels is het laatste het gevolg van het feit dat vaker een verlenging van de verstrekking wordt aangevraagd en toegekend. De som van het aantal oude en nieuwe cliënten per week, is zichtbaar in de figuur in paragraaf 2.6. Verwijzers Er is een duidelijke verschuiving te zien in de aantallen verwijzingen door de diverse maatschappelijke organisaties zie figuur 2. Was in 2006 Amaris te Huizen nog de grootste verwijzer met 33%, in 2014 was dit aandeel gezakt naar 3%. Versa verwees in % van de cliënten; in 2014 was dat 17%. Schuldhulporganisaties begonnen pas in 2008 te verwijzen (toen 12%); intussen is hun aandeel gestegen naar 24%. Het intakeloket Hilversum werd in 2009 ingesteld en verwijst sindsdien steeds meer cliënten. De gemeentelijke Sociale Diensten verwezen in de beginjaren zeer terughoudend en hun aandeel is in de voorafgaande jaren gestaag gegroeid naar 7%. Interessant zal zijn of met de komst van de WMO hierin verandering gaat optreden.

6 Amaris AMW Welzin VERSA Soc. Zaken/WMO Schuldhulp Org Kredietbank Bewindvoerder Intakeloket H'sum Wegwijs Baarn Jeugdzorg RIBW GGZ GGD Jellinek Leger d Heils Vluchtelingenwerk Overig/incl kerk.org 9 e rapport cijfers voedselbank G&O nov nov Figuur 2 Aandeel verwijzers 2006, ; , gemiddeld 2006-nov 2014; totaal 2006-dec 2014 Verwijzers: ; ; gemiddeld 2006-nov 2014; totaal 2006-dec % 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% 2006 ' ' ' ' gemiddeld 2006-nov 2014 Totaal dec 2014 In figuur 2 is de ontwikkeling in het percentage verwijzingen te zien: 30% van de verwijzingen is afkomstig van het maatschappelijk Werk (was 33%), zoals Amaris (3%), Versa (17%) en Welzin (Soest e.o.; 11%). 24% van de verwijzingen komt van instanties voor schuldhulpverlening (was 26%), zoals kredietbanken (11%; was 20%), bewindvoerders (7%) en schuldhulporganisaties zoals Humanitas (6%) 15% is verwezen door intakeloket Hilversum *) (13%, was10%) en Wegwijs Baarn (2%). 10% is verwezen door Vluchtelingenwerk (6%) en het Leger des Heils (3%) 7% is verwezen door de diverse gemeentelijke sociale diensten. 7% is verwezen door organisaties als de GGD, GGZ, RIBW, Jellinek en Jeugdzorg. 7% is verwezen door overigen, waaronder kerkelijke organisaties. *) Het intakeloket Hilversum, opgericht via de voedselbank als noodvoorziening, verzorgt in Hilversum de intake voor cliënten die zich voor een voedselpakket hebben aangemeld en niet terecht kunnen bij een andere organisatie voor de intake. Het team van dit loket wordt af en toe ingezet als ambulant team voor (intake)hulp in andere gemeenten. Verwijzing na eenmalig pakket De voedselbank wil een laagdrempelige instelling zijn en blijven zodat mensen in acute nood direct om hulp kunnen aankloppen zonder bureaucratie. Deze hulpvragers krijgen altijd een eenmalig pakket en worden na een gesprek (meestal in het uitgiftepunt) verwezen naar een professionele verwijzer, die betrokkenen verder op weg kunnen helpen naar een geschikte oplossing voor hun problemen. De voedselbank zelf beschikt niet over deze professionaliteit. 29 cliënten werden langs deze weg werden cliënt van de voedselbank: 7%. Dat is weer minder dan in vorig verslagjaar (8%) en de jaren daarvoor (11% in 2012 en 21% in 2011). Dit aandeel blijft dalen, zowel absoluut als relatief: in de jaren was dit gemiddeld 18-20%. Deze afname blijft opmerkelijk: steeds minder mensen zetten uit eigen beweging de stap naar de voedselbank. 2.2 Samenstelling huishoudens In de loop der jaren is een vrij eenduidig beeld ontstaan van de cliënten van de voedselbank. De grootste groep wordt gevormd door alleenstaande vrouwen (gemiddeld 48%), gevolgd door alleenstaande mannen, gemiddeld 30%, en echtparen (gemiddeld 22 %). Figuur 4 geeft de samenstelling van de huishoudens weer. Het aantal huishoudens met kinderen schommelt sinds 2006 tussen 35% en 47%; het gemiddelde is 40%. In het verslagjaar had 39% van de huishoudens (162) bij elkaar 294 kinderen tot 18 jaar; evenals in vorig verslagjaar. Van de voedselpakketten waren gemiddeld 2 personen afhankelijk, waaronder 329 kinderen tot 18 jaar (was 294) en 46 ouder dan 18 jaar (was 37).

7 Al.st.vrouw Al.Vrouw m kind Al.st.man Al.Man m kind Echtpaar Echtpaar m kind huish + kinderen <18 jr 9 e rapport cijfers voedselbank G&O nov nov Figuur 4 Samenstelling huishoudens Samenstelling huishoudens 2006; , ; gemiddeld 2006-nov 2014; totaal 2006-dec % 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% ' ' gemiddeld nov 2014 totaal dec 2014 Het aandeel alleenstaande vrouwen (48%) is met 2% afgenomen (was 50%): zonder kinderen 0%; met kinderen -2%. Het aandeel alleenstaande mannen (27%) is met 6% gedaald (was 33%): zonder kinderen -5%; met kinderen -1%. Het aandeel echtparen (24%) is met 7% toegenomen (was 17%): zonder kinderen +4%; met kinderen +3%. Ouderen boven 65 jaar komen nauwelijks naar de voedselbank, al groeit dit aantal licht (zie hfd. 2.5 en 2.7). Het aandeel huishoudens met kinderen bleef gelijk aan vorig verslagjaar (39%). Samenstelling pakketten Bij de samenstelling van de voedselpakketten wordt rekening gehouden met twee belangrijke factoren: huishoudens met of zonder kinderen en met of zonder dieetwensen m.b.t. vlees en vleesproducten. Aldus worden elke week vier soorten pakketten samengesteld. Gemiddeld 21% van de uitgegeven pakketten bevatte geen vlees of vleesproducten (wel, indien mogelijk, een vervangend product). Het aandeel van dit type pakketten is gestegen (4%), maar varieerde tussen 10% en 18% in eerdere jaren en varieert per uitgiftepunt. 2.3 Uitgeschreven cliënten; duur pakketverstrekking 16% van de nieuwe cliënten werd uitgeschreven (68) omdat intussen een hoger inkomen is verkregen. De meeste cliënten blijven na afloop van een verstrekkingsperiode weg zonder opgave van redenen. Veel mensen werden voor een herintake verwezen omdat zij meerdere keren zonder afmelding het pakket niet kwamen ophalen. 38% van de nieuw ingeschreven cliënten (156) werd binnen het verslagjaar weer uitgeschreven; 4% minder dan in vorig verslagjaar (42%). 51% van de oude ingeschreven cliënten (241) werd binnen een jaar weer uitgeschreven; 3% minder dan in vorig verslagjaar (54%). Het aandeel oude cliënten neemt toe en overtreft het aandeel nieuwe cliënten. Duur pakketverstrekking Een pakketperiode duurt 3 maanden. Verlenging van de verstrekking is mogelijk als de cliënt zijn situatie nog niet heeft kunnen verbeteren maar daar wel moeite voor doet. 156 nieuwe cliënten (38%) werden binnen het verslagjaar uitgeschreven na één tot vier perioden: 112 na één periode (27% van de 414 nieuwe cliënten); 34 na twee perioden (8% van de 414 nieuwe cliënten); 18 na drie of vier perioden (2% resp. 2% van de 414 nieuwe cliënten); 241 van de 473 oude cliënten (56%) uit vorige perioden, werden in het verslagjaar uitgeschreven 153 na één tot vier perioden (28% van de 241 oude cliënten).

8 1 bijz. bijstand 2 langdu.toeslag 3 kwijtsch gem.belast. 10 schuldhulpverlening 11 huurtoeslag 13 zorgtoeslag 9 e rapport cijfers voedselbank G&O nov nov % van de niet uitgeschreven oude ingeschreven cliënten (232) kreeg langer dan een jaar een voedselpakket. Zorgwekkend is de groei van het aantal cliënten dat voor langere tijd afhankelijk is van een voedselpakket. Het ligt voor de hand aan te nemen dat de stijging van het aantal cliënten met schulden hier debet aan is. Dat correspondeert in ieder geval wel met het toegenomen aantal verwijzingen door schuldhulpverleners zie hfd Het kan drie tot negen maanden duren voordat de benodigde regelingen zijn getroffen t.b.v. een schuldsanering, die meestal drie jaar duurt. Uitgangspunt is dat, zodra de schuldsanering gestart is, men van het toegekende leefgeld kan rondkomen. Soms lukt dat niet wegens extra tegenslagen. In dat geval kan voor deze cliënten de verstrekkingsperiode verlengd worden of opnieuw worden toegekend (na een herintake). De totale periode dat een cliënt afhankelijk is van een voedselpakket kan derhalve uitlopen tot meer dan drie jaar. 2.4 Gebruik van bijzondere regelingen Tot vorig jaar werd het gebruik van de diverse regelingen voor minima in het rapport opgenomen. Met de invoering van de WMO per 1 januari 2015 en daarmee het verschil tussen gemeentelijke regelingen, hebben deze gegevens weinig meerwaarde voor de evaluatie van het beleid. Daarom wordt een gedetailleerde weergave thans achterwege gelaten (de gegevens zijn wel beschikbaar). Wel wil de voedselbank zelf bijhouden hoe het staat met het gebruik (of toekenning) van regelingen als bijzondere bijstand, langdurigheidstoeslag, kwijtschelding gemeentelijke belastingen, schuldhulpverlening en de zorg- en huurtoeslag. Deze regelingen spelen een rol in het vaststellen van het inkomen en worden vermeld op het aanvraagformulier. Interessant zal zijn of en in hoeverre deze regelingen blijven bestaan en welk gebruik hiervan wordt gemaakt in de toekomst. Figuur 5 Gebruik bijzonder regelingen 2006, , , gemiddelde nov 2014, gemiddeld dec % 60% Gebruik bijzondere regelingen 2006, , , gemiddeld nov 2014, totaal dec % % 30% 20% gemiddeld nov % 0% totaal dec2014 In figuur 5 is te zien dat sinds 2006 het gebruik van de diverse regelingen door cliënten van de voedselbank is veranderd. Met name geldt dit voor de gemeentelijke regelingen: Bijzonder bijstand wordt vaker verkregen: van 7% in 2006 tot gemiddeld 15%. Landurigheidstoeslagen daarentegen zijn fors minder toegekend, van 31% in 2006 tot gemiddeld 7%, evenals kwijtschelding van gemeentelijke belastingen, van 51% in 2006 naar gemiddeld 31%. De verschillen met vorig verslagjaar zijn gering: enkele procenten. Voor wat betreft de landelijke regelingen zoals zorg- en huurtoeslag zijn die verschillen eveneens gering: gemiddeld 51% krijgt huurtoeslag en 65% zorgtoeslag. Niet in de grafiek weergegeven maar wellicht nog wel vermeldenswaardig, is dat het gebruik van de regeling deelname maatschappelijk verkeer voor kinderen met 2% is gestegen (met name in Huizen: 3%). Hoe een regeling voor kinderen in de komende jaren gestalte zal krijgen moet worden afgewacht. De positie van kinderen blijft daarom onverminderd een belangrijk aandachtspunt. Immers gemiddeld 40% van de huishoudens heeft kinderen.

9 percentage huishoudens 9 e rapport cijfers voedselbank G&O nov nov In de sfeer van schuldhulpverlening zijn grotere schommelingen te zien. Met name valt op dat in het huidige verslagjaar voor 11% minder cliënten een traject voor schuldhulpverlening is gerealiseerd dan vorig jaar. In dit verband kan worden vermeld dat 67% van de cliënten schulden heeft (277). Van deze 277 cliënten met schulden krijgen er 38 bijzondere bijstand (14% van deze 277), maar slechts 13 cliënten (5% van 277) zijn naar de schuldhulpverlening verwezen 25 (9% van 277) dus niét. 103 cliënten (37% van 177) zijn verwezen door de kredietbank, een bewindvoerder of een organisatie zoals Humanitas of schuldhulpmaatjes. 63% van de 277 cliënten met schulden (174) doorloopt geen traject voor schuldsanering of schuldhulp. Dit leidt o.i. tot de toename van het aantal cliënten dat langdurig is aangewezen op een voedselpakket. Anders geformuleerd: 42% van alle nieuwe cliënten (174 van de 414) heeft schulden maar géén vorm van schuldhulp. 25% van de nieuwe cliënten (103 van de 414) heeft schulden en een vorm van schuldhulp. 33% van de nieuwe cliënten (137 van de 414) heeft géén schulden. 74% van de nog lopende 473 oude cliënten had schulden (349). Mensen die schulden hebben en/of een traject voor schuldsanering doorlopen krijgen een leefgeld per week dat toereikend moet zijn voor de minimale levensbehoeften een wettelijk minimum, de z.g. beslagvrije voet. Deze wettelijke regeling wordt echter niet altijd zorgvuldig toegepast door instellingen die beslag leggen (gemeenten, belastingdienst en andere instellingen zoals banken en woningcorporaties). Dit is ook een reden dat het aantal cliënten met schulden hoger is of de schuld hoger is dan zou moeten zijn. De voedselbanken in Nederland signaleren al geruime tijd dit probleem, in de hoop dat gemeenten daarop nauwlettender gaan toezien. 2.5 Bron van inkomsten Van 14% is de inkomstenbron onbekend (12% minder dan vorig verslagjaar). Kredietbanken en andere schuldsaneerders geven alleen de hoogte van het leefgeld aan, maar niet de bron van inkomsten. Of deze groep inkomsten uit arbeid hebben is de voedselbank niet bekend. Ondanks het aantal onbekende gegevens, komt wel een globaal beeld vanaf 2006 uit de grafiek naar voren. Wel zijn de gegevens goed bekend over het aantal cliënten met AOW en/of een pensioen: dat aantal is pas na 2006 langzaam gaan groeien. Figuur 6 Inkomstenbron 2006, , , gemiddeld 2006-nov 2014, totaal 2006-dec 2014 Inkomstenbron 2006, , , gemiddelde nov 2014; totaal 2006-dec % 50% % % % gemiddeld nov 10% totaal dec2014 0% loondienst of zelfstandige uitkering gemeente uitkering UWV AOW en/of pensioen géén onbekend / anders Van 86% van de cliënten is de inkomstenbron door verwijzers aangegeven (12% meer dan in het vorige verslagjaar). Van deze groep heeft: 12% inkomsten uit arbeid (loondienst, ZZP) 2% minder dan vorig jaar. 33% een uitkering van de gemeente 4% meer dan vorig jaar. 26% een uitkering van de UWV 10% meer dan vorig jaar. 5% AOW en/of pensioen; dit percentage is met 3% gestegen. 9% geen bron van inkomsten. 9% een andere inkomstenbron (bijv. via Vluchtelingenwerk).

10 9 e rapport cijfers voedselbank G&O nov nov Hoogte Netto inkomen Van 49% van de nieuwe cliënten zijn de gegevens over de hoogte van het inkomen onbekend. Van mensen die in een schuldsaneringstraject verkeren, wordt door verwijzers alleen aangegeven hoeveel het leefgeld per week bedraagt. Van 51% cliënten (213) is het netto inkomen wel bekend (was vorig jaar 41%), gerubriceerd naar onder, op of boven bijstandsniveau. Het maandelijkse inkomen, inclusief alimentatie en kinderbijslag maar zonder huur- en zorgtoeslagen, wordt vergeleken met de hoogte van de bijstand. 21% heeft een inkomen onder bijstandsniveau (was 31%; het gemiddelde sinds 2007 is 35%). 23% heeft een inkomen op bijstandsniveau (was 17%; het gemiddelde sinds 2007 is 12%). 5% heeft een inkomen op % van het bijstandsniveau (was 11%; het gemiddelde is 10%). 2% ontvangt 120% of meer van het bijstandsniveau (was 5%; het gemiddelde sinds 2007 is 11%) Als gevolg van ontbrekende gegevens zijn de percentages moeilijk vergelijkbaar met vorig jaren en is derhalve een globale trend niet goed aan te geven. Desondanks biedt onderstaande figuur een redelijke indruk van de globale verdeling naar hoogte van het inkomen. Figuur 7 Netto inkomen 2007, ; , gemiddelde 2007-nov 2014, totaal 2007-dec % 50% 40% 30% Hoogte netto inkomen 2007; , , gemiddelde nov 2014, totaal 2007-dec % gemiddeld 2007-nov % 0% A: onder bijstandsniveau B: 100% bijstandsniveau C: % bijstandsniveau D: > 120% bijstandsniveau E: onbekend / anders totaal dec Groei aantal pakketten Het aantal pakketten dat wekelijks wordt uitgereikt, is vrijwel altijd lager dan het op dat moment totale aantal ingeschreven nieuwe plus oude cliënten. Het - altijd grillige - verloop van de curve in figuur 8 is het gevolg van de tussentijdse in- en uitschrijvingen, het uitreiken van eenmalige (nood)pakketten, afzeggingen wegens ziekte en het tijdelijk niet uitreiken van een pakket aan een cliënt i.v.m. het no-show beleid. Figuur 8 Uitgegeven pakketten Uitgegeven pakketten 15 nov dec Huizen 500 Weesp 400 Baarn Soest Hilversum totaal Eemnes totaal Pakketten Totaal Clienten nov'

11 9 e rapport cijfers voedselbank G&O nov nov De z.g. zomerdip en winterpiek blijkt in alle jaren een vast terugkerende constante te zijn, gerelateerd aan zomervakanties (ook van verwijzers) en aan de winter die de nood sneller doet stijgen dan de zomer. In het verslagjaar werden pakketten samengesteld, gemiddeld 429 per week (35 meer per week dan vorig jaar), voor zowel de nieuw ingeschreven cliënten als de doorlopende cliënten uit het vorige jaar. Rond Kerst 2014 werd een kerstpakket uitgereikt aan alle 507 cliënten (46 meer dan met Kerst 2013 (461), een toename van 10%). 2.8 Leeftijdsverdeling cliënten Het geboortejaar van cliënten wordt sinds november 2009 bijgehouden. De leeftijdsverdeling die uit figuur 9 naar voren komt, toont globaal een duidelijk beeld: de meeste cliënten zijn tussen de 36 en 55 jaar. In het verslagjaar zijn de gegevens als volgt: 6 % is tussen 17 en 25 jaar. 19% is tussen 26 en 35 jaar. 44% is tussen 35 en 55 jaar. 14% is tussen 56 en 65 jaar. 4% is ouder dan 65 jaar. Van 14% is de leeftijd niet bekend. Duidelijke conclusies over zich doorzettende trends zijn echter niet te trekken vanwege het groter wordend aantal onbekende gegevens. Figuur 9 Leeftijdsverdeling Cliënten % 30% Leeftijd cliënten, , ; , gemiddeld 2009-nov 2014; totaal 2009-dec % % 15% 10% gemiddeld nov'2014 5% 0% onbekend totaal dec2014 Hoewel gering begint het aantal ouderen te groeien; tot voor kort maakten ouderen nauwelijks gebruik van de voedselbank. De vraag is of deze groei zich gaat doorzetten.

12 9 e rapport cijfers voedselbank G&O nov nov Aansluiting november 2014 januari 2015 In 2015 wordt overgegaan naar een rapportage over het kalenderjaar van 1 januari 31 december. Dit betekent dat moet worden nagegaan of een goede aansluiting op de cijfers van voorgaande jaren mogelijk is. In de grafieken in hoofdstuk 2 is daarom naast het gemiddelde over de jaren 2006-november 2014 ook het totaal voor 2006 december 2014 opgenomen. Uit de cijfers en de grafieken blijkt dat de gemiddelden van beide totalen elkaar nauwelijks ontlopen. Verwonderlijk is dit niet, omdat het verschil slechts om 65 cliënten gaat. Het is daarom een kwestie van nauwkeurigheid na te gaan of er zich verschillen en overeenkomsten voordoen. Dit blijkt nauwelijks het geval: de gemiddelde verschillen nauwelijks. In volgende verslagjaren kan daarom worden aangesloten op het beeld dat naar voren is gekomen uit de rapportages tot nu toe. Deze aansluiting is van belang als toekomstige cijfers gebruikt moeten gaan worden voor de evaluatie van ontwikkelingen die zich gaan voordoen als gevolg van de invoering van de WMO - en of deze gevolgen hebben voor het beleid van de voedselbank. Zo is er verschil in beleid van de HBEL-gemeenten*), de gemeenten Hilversum en Weesp, en van Baarn en Soest. Op dit moment is al duidelijk dat het aantal maatschappelijke organisaties waartoe mensen zich kunnen wenden voor een intake voor de voedselbank, in de HBEL sterk is beperkt. De meeste cliënten kunnen weliswaar bij het WMO-loket terecht, maar de voedselbank G&O ziet graag dat er meer mogelijkheden zijn voor een verwijzing. Om deze reden is een ambulant intaketeam geformeerd waar cliënten voor de eerste intake indien nodig terecht kunnen. Voor verlengingsaanvragen echter, met name in situaties waar meer hulp voor de cliënten nodig is, zal een beoordeling van de hulpvraag in de HBEL-gemeenten door het WMO-loket waarschijnlijk de meest aangewezen weg zijn. Figuur 10 Verwijzers dec 2014 Verwijzers dec 2014 schuldhulporg Overig Wegwijs Baarn bewindvoerders Soc. Zaken GGZ Jeugdzorg Leger d Heils GGD RIBW Vluchtelingenw. Jellinek Kredietbank Intakeloket H'sum AMW Welzin Versa Amaris Tot 06- nov14 Tot 06 - dec 14 *) HBEL: betreft de samenwerking tussen de gemeenten Huizen, Blaricum, Eemnes en Laren.