Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 7 (Management in beweging)

Transcriptie

1 Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 7 (Management in beweging) Samenvatting door een scholier 1118 woorden 23 mei ,5 12 keer beoordeeld Vak M&O M&O Hoofdstuk 7 Management in Beweging 7.1 N.V.: Onderneming met eigen vermogen dat in aandelen is verdeeld. De N.V.-vorm is geschikt voor ondernemingen die veel vermogen nodig hebben. Kopen en inkopen van aandelen gaat via de bank. N.V.: Aandeel aan toonder, je kan aantonen dat je de eigenaar bent maar er staat geen naam op. Bij kopen en verkopen van aandelen heb je geen toestemming nodig van de N.V. Aandeelhouders zijn niet aansprakelijk voor de schulden van de N.V. Er zijn verschillende groepen in een N.V. die zeggenschap hebben ook organen van de N.V. genoemd. Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AVA): hoogste macht binnen een N.V. Raad van Bestuur, directie: de dagelijkse leiding, door aandeelhouders aangewezen en werknemer in een N.V. Raad van Commissarissen: houdt toezicht op de bestuurders en geeft adviezen. Structuurvennootschappen: ondernemingen met eigen vermogen van tenminste 22,5 miljoen gulden en ten minste 100 werknemers. Het vermogen dat de eerste aandeelhouder heeft ingebracht blijft in een N.V. Een nadeel van vrije verhandelbaarheid: aandelen kunnen in handen komen van verkeerde mensen. Certificaat van een aandeel: bewijs van deelname in een N.V. met meestal een lage nominale waarde en zonder stemrecht. Preferente aandelen: belangrijke zeggenschap bij benoemingen van bestuurders en commissarissen. Corporate governance: Discussie over de grote van de invloed van de aandeelhouders. 7.2 Aandelen emissie: plaatsing van nieuwe aandelen. Nominale waarde van een aandeel: waarde die op het aandeel staat aangegeven. Maatschappelijk aandelen vermogen: hoeveel vermogen een N.V. maximaal kan binnen halen met haar aandelen. Niet geplaatste aandelen / aandelen in portefeuille: aandelen die nog niet zijn uitgegeven. Geplaatst aandelenvermogen: Nominale waarde van alle geplaatste aandelen. Pagina 1 van 6

2 Aandeel bewijs bestaat uit - een mantel; - een dividendblad. Mantel: naam van de N.V. en de nominale waarde. Dividendblad: blad met dividend bewijzen die recht geven op een deel van de winst. Agio op aandelen : het bedrag dat voor een aandeel betaald wordt boven de nominale waarde. Agioreserve: op de balans, de agio op aandelen. Emissiekoers: prijs van het aandeel die de N.V. vraagt. Beurskoers: prijs van het aandeel die je op de effectenbeurs voor een aandeel betaald. Dividend: de winstuitkering aan aandeelhouders. Andere manieren voor een N.V. om aan vermogen te komen: Obligaties uitgeven Hypothecaire lening.. Externe financiering Rekening-courant krediet.. Interne financiering: winst niet uitkeren maar reserveren. 7.3 Openbare kapitaalmarkt: hiertoe behoort de effectenbeurs. Belangrijkste reden om een beursnotering te verkrijgen is het vergroten van de verhandelbaarheid van de aandelen. Eerste hands markt : als het om uitgeven van nieuwe aandelen gaat. Tweede hands markt: als je een aandeel van een andere aandeelhouder koopt. Waardoor kunnen de aandelenkoersen veranderen? Toekomstverwachtingen; Rentestand; Psychologische factoren. Ook de overheid heeft vermogen nodig. Deze verkrijgt dit via staatsobligaties. Wholesale markt: grote orders Effectenbeurs is onderverdeeld. Retailmarkt: kleine orders Hoekman: onafhankelijk persoon op de beurs die per aandeel os obligatie alle koop- en verkooporders verzamelt P s - Promotie - Prijs - Product - Plaats - Personeel Themareclame: slagzin en paginagrote advertentie 1 keer in de week : klanten aanbinden en imago verbeteren Actiereclame: aanbiedingen per week A merken: goede kwaliteit, in verhouding hoge prijs Pagina 2 van 6

3 B merken: goedkopen dan a merken, minder bekend, op minder plaatsen te koop. C merken: geringe bekendheid, lage prijs, minder kwaliteit, weinig plaatsen verkrijgbaar. Huismerken / privatelabels: producten onder eigen naam : kwalitatief goede producten, goedkopen dan A-merken hoge winstmarge. Witte merken: merkloze producten. Fabrikantenmerk: als de fabrikant een product een merk geeft. Distributantenmerk: door een onderneming die het als enige verkoopt. Paraplu- / groepsmerken: alle producten van een fabrikant hebben een gezamenlijke merknaam, of de naam van de organisatie. Merknaam Fabrikantenmerk Distributantenmerk Paraplumerk individueel merk (groepsmerk) Productkenmerken: merk, verpakking, kwaliteit, vormgeving, service, garantie. Marktsegmentatie: opdelen van de totale markt in groepen consumenten die ongeveer gelijke kenmerken hebben. Er zijn drie strategieën: 1. gedifferentieerde strategie: elke groep een aparte afdeling. 2. Ongedefinieerde strategie: alle groepen hetzelfde product. 3. Geconcentreerde strategie: gericht op 1 of enkele groepen. Pushstrategie: de fabrikant geeft de winkelier een hogere marge om zijn producten te verhelpen. Pullstrategie: de fabrikant benadert de consument rechtstreeks met reclame. 7.5 Management accounting: geheel van informatie voor intern gebruik. Financial accounting: informatie die een bedrijf maakt voor extern gebruik. Om vragen te beantwoorden moet je een balans en een resultatenrekening hebben: Debetkant Creditkant Materiële vaste activa Eigenvermogen Terreinen Aandelen vermogen Gebouwen Agio reserves Transportmiddelen Herwaarderingsreserve (vaste activa stijgen in waarde) Vlottende activa Overige reserves (ingehouden winsten) Voorraden Nettowinst Debiteuren Overlopende activa Lang vreemd vermogen Voorzieningen Onderhoudsvoorzieningen Liquide middelen Pagina 3 van 6

4 Kas Lange schulden: Bank Hypothecaire lening Obligatielening Onderhandse lening Korte schulden: Crediteuren Rekening - Courant krediet Nog te betalen Overige schulden Technische voorraad: wat feitelijk aanwezig is. Economische voorraad: voorraad waar een onderneming prijsrisico over loopt. Prijsrisico: algemene prijsverlaging. Voorinkopen: prijsafspraken met leveranciers voor levering van goederen. Voorverkopen: de al verkochte maar nog niet afgeleverde goederen. Technische voorraad Voorinkopen + Voorverkopen - Economische voorraad Waarde beginvoorraad = beginvoorraad inkoopprijs per product. Inkopen = ingekocht aantal producten inkoopprijs per product. Omzet = verkocht aantal producten verkoopprijs per product. Inkoopwaarde van de omzet = verkochte aantal producten inkoopprijs per product. Waarde eindvoorraad = eindvoorraad inkoopprijs per product. Brutowinst = de omzet inkoopwaarde van de omzet. Fifo: first in first out: eerste partij wordt als eerste verkocht. Lifo: last in first out: laatste partij wordt als eerste verkocht. Vvp: vaste verreken prijs: geschatte gemiddelde inkoopprijs voor bepaald goederen voor de komende periode. Afschrijvingskosten: kosten die voortvloeien uit de aankoop van vaste activa, ofwel duurzame productiemiddelen. Werkeenheden: de uren dat een machine kan draaien. Afschrijven met een vast %van de aanschafprijs: Aanschafprijs Restwaarde N (hoelang de machine meegaat) 100 % Restwaarde / residuwaarde: waarde waarvoor de machine nog verkocht kan worden als hij buiten gebruik wordt gesteld. Boekwaarde: Aanschafprijs vermindert met alle eerder gedane afschrijvingen. Pagina 4 van 6

5 7.6 Liquiditeitsbegroting: overzicht van de verwachte ontvangsten en uitgaven. Resultatenbegroting: hierop staan de verwachte opbrengsten en kosten. Opbrengsten en ontvangsten hoeven niet hetzelfde te zijn, kosten en uitgaven ook niet. Afschrijvingskosten: kosten: resultaatbegroting. Lening aflossen: uitgaven: liquiditeitsbegroting. Aanschaf nieuwe machine: uitgaven: liquiditeitsbegroting. Geprojecteerde balans: verwachte eindbalans. Just-in-time-principe: er wordt voor een kleine voorraad aangehouden die steeds snel en voldoende wordt aangevuld. Beak-even berekening: bij welke afzet is er geen winst en geen verlies? Dekkingsbijdrage: verschil tussen de brutowinst en de variabele kosten per product. Break-even-afzet: het aantal verkochte stuks waarbij geen winst en geen verlies wordt gemaakt. Break-even-omzet: het omzetbedrag waarbij de nettowinst precies nul is. 7.7 Externe verslaglegging: verslaglegging die een onderneming maakt voor belanghebbenden van buiten de onderneming (ook wel financial accounting genoemd). Dit heeft twee functies : Rekenschapfunctie. : Informatiefunctie. Belanghebbenden kunnen zijn: aandeelhouders, baken, leveranciers + afnemers, overheid (fiscus), vakbonden, concurrenten, actiegroepen + buurtbewoners. Jaarrekening : balans : resultaatrekening : toelichting op beiden. Immateriële activa: niet tastbare vaste activa. Materiële activa: tastbare vaste activa. Financiële activa: bedragen die voor langere tijd zijn uitgeleend en deelnemingen. Deelneming: pakket aandelen van een andere NV, wel zeggenschap. Effecten: obligaties en aandelen van andere bedrijven, geen zeggenschap. Wettelijke reserves: niet uitkeerbare reserves. Statutaire reserves: reserve die gevormd moet worden zoals in de statuten staat aangegeven. Achtergestelde lening: kredietgever krijgt bij opheffing van de onderneming zijn geld terug nadat andere kredietgevers zijn terugbetaald. Historische aanschafprijs / verkrijgingsprijs: werkelijk betaalde prijzen. Actuele prijzen: prijzen van nu. Rente lasten: wat je moet betalen. Rente baten: wat je krijgt. Voorzichtigheidsprincipe: verliezen boekt zodra ze bekend zijn en winsten pas boekt als ze behaald zijn. Realisatieprincipe: wanneer de winst precies gerealiseerd is. Matching principe: kosten en opbrengsten worden toegekend aan de periode waar ze betrekking op hebben. Pagina 5 van 6

6 Continuïteit s principe: bezittingen worden gewaardeerd vanuit de gedachte dat het bedrijf blijft bestaan. Liquiditeit: ben je in staat om direct de korte termijn schulden te betalen? Solvabiliteit: kun je je schulden betalen? Rentabiliteit: de winstgevendheid. Current ratio = Vlottende activa + liquide middelen (goed bij 2 jaar Kort vreemd vermogen ( x 100%) of langer) Quick ratio = Vlottende activa voorraden + liquide middelen (goed bij 1 jaar Kort vreemd vermogen ( x 100%) of langer) Solvabiliteit: Eigen vermogen Vreemd vermogen ( x 100%) Totaal vermogen Vreemd vermogen ( x 100%) Rentabiliteit: Eigen Vermogen = Winst (REV) Gemiddeld eigen vermogen x 100% Rentabiliteit: Totaal Vermogen = Winst + Interest (RTV) Gemiddeld totaal vermogen x 100% Geplaatst aandelen vermogen Reserves Winst + Eigen vermogen Positief hefboom effect: REV > RTV (goedkoop vreemd vermogen) Negatief hefboom effect: REV < RTV (duur vreemd vermogen) IVV = Interest Vreemd Vermogen Gemiddeld Vreemd Vermogen x 100% REV = RTV + (RTV IVV) x VV EV Cashflow = Nettowinst + afschrijvingen Pagina 6 van 6