Rijkswaterstaat Water, Verkeer en Leefomgeving t.n.v. de heer Postbus GD Utrecht

Transcriptie

1 > Retouradres Postbus EK Den Haag Rijkswaterstaat Water, Verkeer en Leefomgeving t.n.v. de heer Postbus GD Utrecht Directie en Biodiversiteit Bezoekadres Bezuidenhoutseweg AC Den Haag Postadres Postbus EK Den Haag Datum 14 december 2017 Betreft Besluit vergunning Wet natuurbescherming project Pilotsuppletie Amelander Zeegat Geachte heer Op basis van uw aanvraag van 4 september 2017, door mij ontvangen op 15 september 2017 en de gevraagde aanvullende informatie, door mij ontvangen op 10 oktober 2017, om een vergunning op grond van artikel 2.7, lid 2, Wet natuurbescherming (hierna: Wnb), verleen ik u hierbij vergunning voor het project Pilotsuppletie Amelander Zeegat in het Natura 2000-gebied Noordzeekustzone. Voor een weergave van de inhoud van de aanvraag, de relevante wet- en regelgeving, alsmede het van toepassing zijnde beleid, verwijs ik naar de bijlage bij dit besluit. In diezelfde bijlage treft u voorts mijn inhoudelijke overwegingen die aan dit besluit ten grondslag liggen aan. De aanvraag en de bijlagen maken onderdeel uit van dit besluit. Voorschriften en beperkingen Ter bescherming van de in het Natura 2000-gebied Noordzeekustzone aanwezige beschermde natuurwaarden, verbind ik aan deze vergunning de volgende voorschriften en beperkingen. Algemeen 1. Deze vergunning staat op naam van Rijkswaterstaat Water, Verkeer en Leefomgeving (hierna vergunninghouder), of diens rechtsopvolger. 2. Deze vergunning wordt uitsluitend gebruikt door (medewerkers van) de vergunninghouder of aantoonbaar in opdracht van de vergunninghouder handelende (rechts)personen. De vergunninghouder blijft daarbij verantwoordelijk voor de juiste naleving van deze vergunning. 3. De in voorschrift 2 genoemde (rechts)personen beschikken op de plaats waar de vergunde activiteit wordt uitgevoerd over een kopie van deze beschikking, inclusief alle daarbij behorende bijlagen. 4. De in voorschrift 2 genoemde (rechts)personen zijn aantoonbaar op de hoogte van de inhoud en het doel van deze voorschriften en beperkingen, zodanig dat zij daar ook invulling en uitvoering aan kunnen geven. 5. Het tijdstip waarop de vergunde activiteit daadwerkelijk wordt gestart, wordt minimaal 2 weken voor de aanvang ervan gemeld aan de Minister van Landbouw, en Voedselkwaliteit, ter attentie van het Team vergunningen ((hierna: het bevoegd gezag). Overheidsidentificatienr T (algemeen) Behandeld door T F Uw kenmerk RWS-2017/35260 Bijlage(n) 1 Pagina 1 van 14

2 Directie en Biodiversiteit 6. De vergunde activiteit wordt overeenkomstig de ingediende aanvraag en bijbehorende passende beoordeling uitgevoerd, met inachtneming van de aan deze vergunning verbonden voorschriften en beperkingen. Bij eventuele strijdigheid van de aanvraag en/of passende beoordeling met de voorschriften en beperkingen in onderhavige vergunning, prevaleren deze laatste. 7. Bij een opgetreden incident wordt onverwijld melding over de aard en omvang van het incident gedaan aan het bevoegd gezag onder overlegging van alle relevante gegevens. Onder incident wordt in dit verband verstaan een onvoorziene gebeurtenis waardoor schade aan de natuurlijke kenmerken in het betrokken beschermde gebied is of kan worden toegebracht (bijvoorbeeld wanneer onbedoeld vrijgekomen schadelijke stoffen een habitattype of habitat- of vogelsoort bedreigen.) 8. Bij een opgetreden incident is de vergunninghouder verplicht eventuele verontreinigingen zo mogelijk direct te laten verwijderen en de eventueel opgetreden schade voor zover mogelijk te herstellen, zulks ter beoordeling van het bevoegd gezag. 9. Alle door of namens het bevoegd gezag te geven aanwijzingen en/of uitvoeringsbepalingen worden binnen de in de aanwijzing bepaalde termijn opgevolgd. 10. Zodra de werkzaamheden met betrekking tot de vergunde activiteit feitelijk zijn beëindigd, wordt dit uiterlijk binnen een week bij het bevoegd gezag gemeld. 11. Alle correspondentie uit hoofde van deze vergunning kan per reguliere post of per worden gedaan. Nadere inhoudelijke voorschriften 12. Transportbewegingen van de zandwinplaatsen naar de zandsuppletieplaatsen vinden plaats langs de nautisch kortst mogelijk vaarroute. Deze is ingetekend in de PB in figuur 4 op pagina De schepen die gebruikt worden voor de zandwinning en suppletie dienen tijdens de uitvoering van de werkzaamheden een inwerking zijnde en ingeschakelde black-box aan boord te hebben. Het bevoegd gezag kan de vergunninghouder verzoeken om uitlezing van de black-box. De vergunninghouder zal het bevoegd gezag binnen de daartoe gestelde termijn schriftelijk informeren over de resultaten van de uitlezing. 14. De schepen die het zand transporteren dienen een afstand van minimaal 500m van concentraties van zwarte zee-eenden, toppereenden en eidereenden in acht te nemen. 15. De schepen die het zand transporteren dienen een afstand van minimaal 1.500m van concentraties op zandplaten rustende zeehonden en rustende en/of foeragerende roodkeelduikers en parelduikers in acht te nemen. 16. Het gebruik van geluidsapparatuur aan boord van schepen, anders dan ten behoeve van communicatiedoeleinden de veiligheid betreffende, is niet toegestaan. 17. Tijdens het zandtansport en de suppletie wordt eventueel benodigde werkverlichting zodanig geplaatst en afgeschermd dat alleen het werk wordt verlicht en uitstraling naar beschermde soorten wordt vermeden. Pagina 2 van 14

3 Directie en Biodiversiteit Wijzigen en intrekken van de vergunningen Toezicht 18. De voorschriften en beperkingen waaronder deze vergunning is verleend kunnen worden gewijzigd of aangevuld, indien naar het oordeel van het bevoegd gezag uit eigen waarneming of anderszins blijkt dat de vergunde activiteit andere of nadeliger gevolgen heeft voor de relevante beschermde waarden, dan die welke bij het nemen van dit besluit op basis van de op dat moment beschikbare informatie konden worden verwacht. 19. De vergunninghouder geeft, overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht, alle medewerking aan de aangewezen toezichthouder(s). 20. Gevraagde informatie en documenten, bijvoorbeeld met betrekking tot de voorschriften 3 en 29, worden op eerste vordering aan de daartoe bevoegde toezichthouders en opsporingsambtenaren getoond. Looptijd/geldigheid 21. Deze vergunning is geldig tot en met 31 december Ter informatie Op grond van art. 5.1, lid 1 van de Wnb jo. afdeling Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan een verzoek tot wijziging van de vergunning worden ingediend. Op grond van artikel 5.4, lid 1 en lid 2, van de Wnb kan de verleende vergunning worden ingetrokken of gewijzigd. Op grond van artikel 7.2, lid 2, van de Wnb kan een last onder bestuursdwang worden opgelegd. Conform artikel 5:32, lid 1, Awb kan een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen, in plaats daarvan, aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen. Hoogachtend, De Minister van Landbouw, en Voedselkwaliteit, namens deze: MT-lid directie en Biodiversiteit Bijlage: 1. Inhoudelijke overwegingen Pagina 3 van 14

4 Directie en Biodiversiteit Bezwaar Tegen dit besluit staat op grond van de Algemene wet bestuursrecht voor een belanghebbende de mogelijkheid open een bezwaarschrift in te dienen. Een bezwaarschrift moet binnen zes weken na bekendmaking van dit besluit worden ingediend bij: De Minister van Landbouw, en Voedselkwaliteit Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Afdeling Juridische Zaken Postbus DE Zwolle Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en moet ten minste de volgende elementen bevatten: a) de naam en het adres van de indiener; b) de dagtekening; c) een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar gericht is, en d) de gronden van bezwaar. Het is raadzaam een kopie van dit besluit bij het bezwaarschrift te voegen. Publicatie besluit Op grond van artikel 8 van de Wet openbaarheid van bestuur zal het Ministerie van Landbouw, en Voedselkwaliteit onderhavig besluit openbaar maken. De besluiten op grond van de Wnb, waaronder onderhavige, zullen, onder anonimisering van de persoonsgegevens, geplaatst worden op Pagina 4 van 14

5 Directie en Biodiversiteit Inhoud 1 ONDERWERP AANVRAAG PROCEDURE WETTELIJK KADER Relevante artikelen Wet natuurbescherming Bevoegdheid Vergunningplicht De beoordeling van projecten en andere handelingen Beleid INHOUDELIJKE BEOORDELING Afbakening Mogelijke effecten en mitigatie Cumulatie CONCLUSIE VERGUNNINGVERLENING ONDERWERP AANVRAAG Rijkswaterstaat Water, Verkeer en Leefomgeving vraagt een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming (verder: Wnb) aan voor het project Pilotsuppletie Amelander Zeegat. Het betreft werkzaamheden in het kader van het onderzoeksprogramma Kustgenese 2.0 met het doel om morfologische en ecologische informatie te verzamelen over het systeem van zandsuppleties op de buiten delta. De voorgenomen activiteit bestaat uit het aanbrengen van 5 miljoen m³ zand tegen de buitenzijde van het ebschild in het Amelander Zeegat, gelegen tussen de eilanden Terschelling en Ameland. Het zand wordt gewonnen op de Noordzee en getransporteerd via de nautisch kortst mogelijke route naar de suppletielocatie. De aangevraagde activiteit kan tot effecten leiden op de beschermde natuurwaarden binnen het Natura 2000-gebied Noordzeekustzone. Voor een uitgebreidere beschrijving van de voorgenomen activiteit wordt kortheidshalve verwezen naar de bij de aanvraag gevoegde passende beoordeling Pilotsuppletie Amelander Zeegat d.d. 15 september 2017, (verder: PB) opgesteld door Arcadis en onderdeel van dit besluit. Deze vergunning wordt aangevraagd voor de periode tot en met 31 december Pagina 5 van 14

6 Directie en Biodiversiteit 2 PROCEDURE Op 15 september 2017 ontving ik uw aanvraag per . Op 22 september 2017 heb ik de ontvangst van uw aanvraag bevestigd en daarbij om aanvullende gegevens verzocht. Deze ontving ik op 10 oktober 2017 en daarmee was de aanvraag volledig. 3 WETTELIJK KADER 3.1 Relevante artikelen Wet natuurbescherming In relatie tot het betrokken Natura 2000-gebied Noordzeekustzone zijn in deze relevant de artikelen 2.7, lid 2, 2.8, lid 1 en artikel 2.9, lid 5 tot en met 8 Wnb, de artikelen 1.3, 2.7, lid 1, sub b, artikel 2.8 en 2.12, Besluit natuurbescherming (hierna: Besluit nb) en de artikelen 2.1 tot en met 2.8 Regeling natuurbescherming (hierna Regeling nb). De exacte wetsteksten zijn te raadplegen op onder wet- en regelgeving. 3.2 Bevoegdheid Het project valt onder artikel 1.3, lid 1, onder b 1 e Besluit nb, luidend: Activiteiten ten aanzien van het voorkomen van landinwaartse verplaatsing van de kustlijn als bedoeld in artikel 2.7 van de Waterwet. Op basis van artikel 1.3, lid 5, Wnb en de artikelen 1.2 en 1.3 Besluit nb is de Minister van Landbouw, en Voedselkwaliteit (hierna: Minister LNV) bevoegd tot het verlenen van een vergunning als bedoeld in artikel 2.7, lid 2, Wnb. Op grond van artikel 1.3, lid 5, van de Wnb, de artikelen 1.2 en 1.3 van het Bnb en het Besluit mandaat, volmacht en machtiging voor LNV 2017 (Staatscourant 15 november 2017, nr ), in samenhang met het Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging voor het directoraat-generaal voor Agro en van het Ministerie van Landbouw, en Voedselkwaliteit 2017 (Staatscourant 22 november 2017, nr ), zijn de (plaatsvervangend) directeur van de directie en Biodiversiteit van het Ministerie van Landbouw, en Voedselkwaliteit, alsmede het MT-lid van de genoemde directie wiens werkterrein het betreft, namens de Minister van Landbouw, en Voedselkwaliteit gemachtigd inzake de besluitvorming over vergunningaanvragen op grond van artikel 2.7, lid 2, van de Wnb. 3.3 Vergunningplicht Voor het Natura 2000-gebied Noordzeekustzone geldt een beheerplan. Voor bepaalde suppletiewerkzaamheden is in het beheerplan een vrijstelling van vergunningplicht opgenomen. Het voorgenomen project valt niet onder die vrijstellingsvoorwaarden en kan mogelijk de kwaliteit doen verslechteren van of een significant verstorend effect hebben op de in hoofdstuk 4 van de Pagina 6 van 14

7 Directie en Biodiversiteit overwegingen genoemde beschermde natuurwaarden. Daarmee is dit project vergunningplichtig ten aanzien van de Wnb. 3.4 De beoordeling van projecten en andere handelingen Project met mogelijk significante gevolgen De door u voorgenomen activiteit is een project in de zin van artikel 2.7, lid 2 Wnb dat, afzonderlijk of in cumulatie met andere plannen of projecten, kan leiden tot significante gevolgen (gevaar) voor de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied Noordzeekustzone. Het betreft de uitvoering van bouwwerken of de totstandbrenging van andere installaties of (materiële) werken en andere (materiële) ingrepen in het natuurlijke milieu of landschap, inclusief de ingrepen voor de ontginning van bodemschatten. De door u voorgenomen activiteiten zijn te beschouwen als 1 project omdat zij onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn Passende beoordeling Voor een project dat, afzonderlijk of in cumulatie, kan leiden tot significante gevolgen voor de relevante instandhoudingsdoelstellingen, kan alleen een vergunning verleend worden als een PB gemaakt is door de aanvrager, rekening houdend met instandhoudingsdoelstellingen van het gebied. De bij de aanvraag gevoegde PB biedt de grondslag voor de (nadere) vaststelling van de aard en omvang van de gevolgen (mede gelet op de eventuele cumulatie van gevolgen) en de wijze waarop in mitigatie is voorzien. In de PB zijn de effecten getoetst aan de relevante instandhoudingdoelstellingen van de relevante Natura gebieden. Een PB is niet vereist wanneer sprake is van een project dat direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een Natura 2000-gebied. Een PB is evenmin vereist wanneer sprake is van de herhaling of voortzetting van een plan of project waarvoor al eerder een passende beoordeling is gemaakt en wanneer een nieuwe PB geen nieuwe inzichten kan opleveren. De gevraagde vergunning kan slechts verleend worden, indien ik mij ervan heb kunnen verzekeren dat de natuurlijke kenmerken van het desbetreffende gebied niet aangetast zullen worden. 3.5 Beleid Het project zoals omschreven in dit besluit past binnen het relevante vastgestelde beleid, hieronder weergegeven: Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld, als opvolger van de Nota Ruimte. Volgens de structuurvisie is het Rijk verantwoordelijk voor en door de EU aanspreekbaar op het nakomen van de in internationaal verband aangegane verplichtingen, inclusief Biodiversiteitsverdrag en de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Het Rijk stelt kaders waarbinnen de provincies een provinciaal en landsgrensoverschrijdend natuurnetwerk, zijnde de herijkte nationale Ecologische Hoofdstructuur begrenzen, beschermen en onderhouden. Tot de herijkte EHS behoren de Natura 2000-gebieden, de Nationale Parken, de Noordzee en de grote wateren inclusief de grote rivieren. De Pagina 7 van 14

8 Directie en Biodiversiteit natuur in de EHS blijft goed beschermd met een nee, tenzij -regime in relatie tot de wezenlijke kenmerken en waarden. Het gaat daarbij om: waardevolle aspecten zoals natuurschoon, schoon water, het aanwezig zijn van bepaalde plant- of diersoorten, gebieden van aardwetenschappelijk belang en het afwezig zijn van lawaai. Het rijksbeleid met ruimtelijke consequenties ten aanzien van de Waddenzee is verder uitgewerkt in de Structuurvisie Derde Nota Waddenzee. Nationaal Waterplan Waddengebied Op 10 december 2015 werd door de Minister van Infrastructuur en Milieu het Nationaal Waterplan vastgesteld. Daarin is ten aanzien van de Waddenzee opgenomen: In aansluiting op de beleidskeuzes voor het zandige systeem kiest het kabinet voor het op sterkte houden van de waterkeringen aan de zeezijde van de Waddeneilanden volgens het principe zacht waar het kan, hard waar het moet. Voor de wadzijde van de eilanden en voor de vastelandskust wordt de bestaande strategie van dijkversterkingen bestendigd en wordt ingezet op een innovatieve en integrale werkwijze. Het onderzoeks- en monitoringprogramma voor het zandig systeem zal naast de algehele focus op het kustfundament en zanduitwisseling met de bekkens, specifieke aandacht geven aan het Eems-Dollard estuarium. In 2007 is de Structuurvisie Waddenzee (SVW) vastgesteld. De hoofddoelstelling van de SVW is de duurzame bescherming en ontwikkeling van de Waddenzee als natuurgebied en het behoud van het unieke open landschap. De SVW beschrijft het ontwikkelingsperspectief dat het kabinet voorstaat voor de Waddenzee voor de periode tot Dit ontwikkelingsperspectief geeft uitdrukking aan het streven naar duurzame ontwikkeling van het gebied. De planperiode van de SVW loopt begin 2017 af. De SVW en in het verlengde daarvan de betreffende paragraaf in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) werden daarom in 2015 geëvalueerd, vooruitlopend op een mogelijke herziening van de SVW. Voor het Natura 2000-gebied Waddenzee is het beheerplan in ontwikkeling maar nog niet vastgesteld. Voor het Natura 2000-gebied Noordzeekustzone geldt het beheerplan Natura 2000-gebied Noordzeekustzone periode INHOUDELIJKE BEOORDELING 4.1 Afbakening Gebied Het zand voor de suppletie wordt gewonnen uit 2 wingebieden die zich op minimaal 2km afstand van het Natura 2000-gebied Noordzeekustzone bevinden. Na winning wordt via de nautisch kortst mogelijke route naar de suppletielocatie gevaren. Deze is gelegen aan de zeezijde van het ebschild in de buitendelta van het Amelander Zeegat op een diepte van -0,5 tot -8m NAP. Er zullen ongeveer retourvaarten gaan plaatsvinden. De suppletie en het aan- en afvaren Pagina 8 van 14

9 Directie en Biodiversiteit vinden plaats in het Natura 2000-gebied Noordzeekustzone, dat is aangewezen voor zowel Habitat- als Vogelrichtlijndoelen. In het plangebied ligt een gebied waarvoor een toegangsbeperkend besluit op grond van art 2.5, lid 3 Wnb geldt. Dit betekent dat tussen de winlocatie met kenmerk M9J en de suppletielocatie niet de kortste route kan worden gevaren. Om het gebied waarvoor de toegangsbeperking geldt, moet worden heengevaren. Project Het project bestaat uit drie onderdelen die effecten op relevante instandhoudingsdoelen kunnen hebben, te weten 1) de zandwinning, 2) het zandtransport en 3) de suppletie. Gevolgen Ten behoeve van de beoordeling van de gevolgen is geïnventariseerd welke in redelijkheid denkbare typen gevolgen onderzocht moeten worden. Dit betreft verstoringsfactoren als waterbeweging en morfologie, waterkwaliteit, natuurlijk sedimenttransport, geluid, trilling, beweging en licht en vermesting door stikstofdepositie op de relevante beschermde instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied Noordzeekustzone en mogelijk andere Natura 2000-gebieden in de vorm van externe werking. Als relevante instandhoudingsdoelen zijn aan te merken: Habitattypen: H1110 Permanent met zeewater van geringe diepte overstroomde zandbanken H1140 Bij eb droogvallende slikwadden en zandplaten Habitatrichtlijnsoorten H1351 Bruinvis, H1364 Grijze zeehond, H1365 Gewone zeehond, H1095 Zeeprik, H1099 Rivierprik, H1103 Fint. Vogelrichtlijnsoorten A0001 Roodkeelduiker, A0002 Parelduiker, A132 Kluut, A138 Strandplevier, A157 Rosse grutto, A177 Dwergmeeuw, A195 Dwergstern en trekkende vogelsoorten als A017 Aalscholver, A048 Bergeend, A062 Topper, A063 Eider, A065, Zwarte zee-eend, A130 Scholekster, A137 Bontbekplevier, A141 Zilverplevier, A143 Kanoet, A144 Drieteenstrandloper, A149 Bonte strandloper, A160 Wulp en A169 Steenloper. Conclusie afbakening Ik ben van oordeel dat de afbakening van het gebied, de gevolgen en natuurwaarden welke door de aangevraagde activiteit beïnvloed zouden kunnen worden, in de PB op een juiste wijze heeft plaatsgevonden. 4.2 Mogelijke effecten en mitigatie Habitatrichtlijntypen Zandwinning Pagina 9 van 14

10 Directie en Biodiversiteit Zandwinning kan leiden tot verandering in stromingspatronen waardoor bodemleven kan worden aangetast. De zandwinning vindt plaats op minimaal 2000m afstand van het N2000-gebied Noordzeekustzone. Deze afstand is zodanig dat er met zekerheid geen significant effect op het bodemleven en daarmee op de relevante habitattypes binnen het Natura 2000-gebied zal optreden. Dat geldt ook voor de waterkwaliteit en het sedimenttransport, dat binnen 900m van de winlocatie plaatsvindt. Vertroebeling van het water leidt tot vermindering van doorzicht in de waterkolom en kan daarmee effect hebben op de primaire productie in het ecosysteem. Daardoor is er een kans op verminderde groei van schelpdieren. Uit de PB blijkt dat de mogelijke afname van de biomassa van schelpdieren zo gering is dat een significant effect op de relevante habitattypes uitgesloten is. Geluid, trilling en beweging zijn niet van invloed op relevante habitattypes. Transport Uit de PB blijkt dat de mogelijke verstoringsfactoren waterbeweging en morfologie, waterkwaliteit, sedimenttransport, geluid, trilling en beweging geen effect hebben op de relevante habitattypes. Zandsuppletie Het gebied waar gesuppleerd wordt, kent een grote dynamiek en zal geen effect ondervinden van de suppletie. Als instandhoudingsdoel voor het habitattype 1110B Permanent overstroomde zandbanken geldt verbetering van kwaliteit. Daarvoor is van belang dat er een gevarieerd aanbod van bodemdieren aanwezig is in een evenwichtige leeftijdsopbouw. De suppletie heeft geen invloed op de omvang van dit habitattype, wel is er mogelijk een tijdelijk effect op de kwaliteit er van. Het aanbrengen van zand kan leiden tot sterfte van het aanwezige benthos en visbroed. Herstel van dat bodemleven vindt doorgaans binnen één jaar plaats. Het totaal aanwezige areaal van dit habitattype is ongeveer km2. Als gevolg van eerdere suppleties bevindt een deel van dit areaal zich continu in een herstelfase. De onderhavige suppletie vindt plaats in een hoog dynamisch deel van het habitattype en er vindt regelmatig bedekking en rekolonisatie plaats. Er is dan ook met zekerheid geen kans op een significant effect als gevolg van de voorgenomen werkzaamheden. Als gevolg van de suppletie kan vertroebeling met sediment, nutriënten en verontreiniging ontstaan. Vanwege de beperkte omvang zal er met zekerheid geen significant effect ontstaan op de waterkwaliteit Habitatrichtlijnsoorten Zandwinning De zandwinning vindt plaats op een afstand van minimaal 2.000m van het Natura 2000-gebied Noordzeekustzone en de mogelijk morfologische en sedimentologische veranderingen hebben geen effect op het leefgebied van de relevante soorten binnen het Natura 2000-gebied. Pagina 10 van 14

11 Directie en Biodiversiteit De zandwinning vindt plaats op een diepte van 8m in water wat voortdurend in beweging is. Verhoging van het gehalte aan nutriënten en verontreiniging die de waterkwaliteit zouden kunnen verontreinigen is dan ook uitgesloten. Dat geldt ook voor het effect van sedimenttransport omdat dat zal plaatsvinden op maximaal 900m van de winlocatie. De zandwinning veroorzaakt vertroebeling in het water waardoor filterfeeders (schelpdieren die voedsel uit het water filteren tijdelijk effect ondervinden van de verminderde kwaliteit van het (voedsel)water. Uit de PB blijkt dat uit modelstudies naar effecten van gezamenlijke zandwinningen blijkt dat deze niet leiden tot vermindering van groei van schelpdieren en doorwerking naar soorten hoger in de voedselketen. Uit de PB blijkt dat geluid, trilling en licht tijdens de zandwinning geen significant effect hebben op de leefgebied van de relevante habitatrichtlijnsoorten vanwege de beperkte omvang ten opzichte van de al aanwezige verstoringsfactoren. Zandtransport Het zandtransport heeft, vanwege de beperkte omvang van de voorgenomen activiteit met zekerheid geen significant effect op de waterbewegingen, morfologie, waterkwaliteit en het sedimenttransport ten aanzien van het leefgebied van de relevante habitatsoorten. Geluid als gevolg van tansportbewegingen kan effect hebben op het leefgebied van zeezoogdieren als bruinvis, gewone zeehond, grijze zeehond en trekvissen vanwege geluidsverstoring. Deze soorten zijn mobiel en zullen een verstoringszone verlaten. Uit de PB en daarin genoemd onderzoek blijkt dat het verstoringsniveau en de verstoringsduur als gevolg van geluid zodanig laag en kort is dat er met zekerheid geen significant effect zal optreden. Zandsuppletie De zandsuppletie heeft, vanwege de beperkte omvang van de voorgenomen activiteit, met zekerheid geen significant effect op de waterbewegingen, morfologie, waterkwaliteit en het sedimenttransport ten aanzien van het leefgebied van de relevante habitatsoorten. Voor zeezoogdieren beschikbare vis zal zich verplaatsen naar omliggende gebieden en dat geldt ook voor de zeezoogdieren zelf en ook daarmee is er geen kans op een significant effect op aantasting van de foerageerfunctie van het leefgebied Vogelrichtlijnsoorten Zandwinning De zandwinning vindt plaats met schepen en het daarmee gepaard gaande geluid en licht kan verstoring opleveren voor duikende (foeragerende) eendensoorten als Parelduiker en Roodkeelduiker. Deze activiteit vindt plaats buiten Natura gebied waardoor er geen sprake is van directe bescherming. De verstoringsgrens voor deze soorten ligt op 1.500m en de afstand tot het Natura 2000-gebied is meer. Derhalve is er met zekerheid geen sprake van een mogelijk significant effect. Zandtransport Pagina 11 van 14

12 Directie en Biodiversiteit Geluid van transportbewegingen kan effect hebben op de rustende en foeragerende vogels. Van de te beschermen soorten zijn relevant de Roodkeelduiker, Parelduiker, Eider, Topper en Zwarte zee-eend. De soorten Roodkeelduiker en Parelduiker zijn zeer verstoringsgevoelig (1.500m), maar niet locatiegevoelig. Zowel de scholen met vissen als genoemde soorten zijn erg mobiel. De cyclus van winnen, transport en suppletie duurt enkele uren. Rusten wordt gedaan op de getijdestroom en bij het herhaaldelijk langsvaren zijn mogelijk aanwezige rustende soorten inmiddels afgedreven. Voor de soorten Eider, Topper en Zwarte zee-eend geldt dat deze een matige tot ongunstige staat van instandhouding kennen en foerageren op schelpenbanken langs de kust. Genoemde soorten komen voor aan de Noordzeekustzone. Uit de PB en daar onderliggende onderzoeken blijkt dat zich op de locaties waar scheepvaart- en/of andere activiteiten worden verricht, geen (belangrijke) schelpenbanken aanwezig zijn. Toch is het mogelijk dat op de routes concentraties van foeragerende soorten voorkomen. In dat geval dient een afstand tot deze concentraties in acht te worden genomen van minimaal 500m. Een voorschrift hiertoe is in de vergunning opgenomen. Met het in acht nemen van deze mitigerende maatregel zal er met zekerheid geen significant effect optreden op deze soorten. Zandsuppletie De zandsuppletie kan effect hebben op de hoeveelheid beschikbare vis en daarmee ook op de foerageermogelijkheid voor duikende soorten als Roodkeelduiker en Parelduiker. De vis zal zich verplaatsen naar verstoringsvrije gebieden in de directe omgeving en de genoemde soorten zullen dit volgen. Er is met zekerheid geen kans op een significant effect. Een significant negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen is uit te sluiten. Er is geen sprake van verslechtering van leefgebied in het betreffende Natura 2000-gebied en ook geen verstoring van de soort Stikstofdepositie Effecten als gevolg van stikstofdepositie De uitvoering van het voorgenomen project gebeurt met gebruikmaking van schepen en machines. Dit heeft stikstof emissie en depositie tot gevolg. Voor de berekening van de effecten van stikstof op de instandhoudingsdoelen van de relevante Natura 2000-gebieden is met ingang van 1 juli 2015 de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) in werking getreden en uitgewerkt in zowel de Wet nb, het Besluit nb en de Regeling nb. Op grond van de in deze regelingen opgenomen bepalingen is Aerius Calculator als rekeninstrument aangewezen om de hoogte van de stikstofemissie en depositie te bepalen. Vanaf 1 september 2017 geldt dat gerekend moet worden met versie Aerius 2016L. Uit de (als bijlage bij de PB gevoegde) Aerius berekening blijkt dat er, als gevolg van de voorgenomenwerkzaamheden, een hoogste projectbijdrage aan stikstofdepositie plaatsvindt van 0,2 mol/ha/jr. Pagina 12 van 14

13 Directie en Biodiversiteit Het betreft hier een prioritair project. Raadpleging van Aerius Register geeft aan dat voor dit project voldoende ontwikkelruimte is gereserveerd. Daarmee staat voor onderhavig project stikstofdepositie niet aan vergunningverlening in de weg. 4.3 Cumulatie Bij vergunningverlening voor een project dient beoordeeld te worden of het project, al dan niet in cumulatie met andere projecten of handelingen, significante gevolgen kan hebben voor de instandhoudingsdoelen van de relevante Natura 2000-gebieden. Een vergunning kan alleen verleend worden als dat niet het geval is. Ik heb hiervoor reeds geconcludeerd dat de uitvoering van de voorgenomen activiteit zelfstandig beschouwd, niet kan leiden tot een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in het betreffende Natura 2000-gebied of een significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor de relevante Natura 2000-gebieden zijn aangewezen. Er zijn wel (tijdelijke) niet significante effecten. Tijdens de zandwinning is er een tijdelijk effect op de waterkwaliteit ter plaatse van de zandwinning en vindt er tijdelijke vertroebeling van het water plaats. Tijdens het zandtransport kan er een tijdelijk effect optreden omdat een kleine hoeveelheid slib in het water terecht kan komen, en is er een tijdelijk effect op het leefgebied van de zee-eenden. Ale gevolg van de suppletie is er een tijdelijk effect op de morfologie en waterbeweging, het natuurlijk sedimenttransport en tijdelijke verstoring van leefgebieden van relevante soorten door geluid, trilling en beweging. Tijdens de uitvoering van de voorgenomen werkzaamheden zal er geen ruimtelijke overlap plaatsvinden met andere projecten. Wel vinden er op andere tijden en plaatsen zandwinning suppleties plaats. Daarom zijn er met zekerheid in cumulatie geen significante effecten op de morfologie en de waterbeweging. Vertroebeling van het water levert evenmin een significant effect op voor de relevante instandhoudingsdoelen. Door het nemen van mitigerende maatregelen als het mijden van grote concentraties zee-eenden en ligplaatsen van zeehonden wordt voorkomen dat er een significant effect optreedt op het leefgebied van deze soorten. Ik concludeer dat in de aangeleverde PB een volledige en juiste cumulatie-toetsing is uitgevoerd. 5 CONCLUSIE VERGUNNINGVERLENING Met de door u uitgevoerde PB als bedoeld in artikel 2.8, lid 1, Wnb en de daarbij behorende rapportages en documenten, is de zekerheid verkregen dat met het uitvoeren van de aangevraagde activiteit, rekening houdend met de relevante instandhoudingsdoelstellingen en met inachtneming van de in de vergunning opgenomen voorschriften, waaronder mitigerende maatregelen, geen aantasting Pagina 13 van 14

14 Directie en Biodiversiteit zal optreden van de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied Noordzeekustzone. Op grond van het bovenstaande ben ik van mening dat de gevraagde vergunning, onder de opgenomen voorschriften en beperkingen, kan worden verleend. Pagina 14 van 14