Handreiking bijvriendelijk beheer. Een advies voor het bijvriendelijk beheren van landschapselementen in natuurgebieden in Noord-Brabant

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Handreiking bijvriendelijk beheer. Een advies voor het bijvriendelijk beheren van landschapselementen in natuurgebieden in Noord-Brabant"

Transcriptie

1 Handreiking bijvriendelijk beheer Een advies voor het bijvriendelijk beheren van landschapselementen in natuurgebieden in Noord-Brabant

2 HAS Kennistransfer en Bedrijfsopleidingen Onderwijsboulevard 221 Postbus MA s-hertogenbosch Telefoon: (088) Documenttitel: Projectcode: Handreiking bijvriendelijk beheer 6703SBB4 Status: Definitief Opdrachtgever: Bosgroep Zuid Nederland (Kirsti Zwaard) Brabants Landschap (Erik van der Zee) Staatsbosbeheer (Hans Backx) Projectleider: Inhoudelijk expert: Projectteam: Marieke Willemsen Karin van Dueren den Hollander Floris Engelmann Charissa Hoogendoorn Aidan Williams Plaats: s-hertogenbosch Datum: 3 juli 2017 Foto voorpagina: Max pixel 2

3 VOORWOORD Het verslag dat voor u ligt is het resultaat van onze afstudeeropdracht. Wij, Aidan Williams, Charissa Hoogendoorn en Floris Engelmann, zijn studenten van de opleiding Toegepaste Biologie aan de HAS Hogeschool in s-hertogenbosch. In opdracht van Staatsbosbeheer, Brabants Landschap en Bosgroep Zuid Nederland geven wij advies, in de vorm van een handreiking, om landschapselementen in natuurgebieden bijvriendelijk te beheren. Voor de totstandkoming van deze handreiking hebben wij begeleiding gehad vanuit de HAS Hogeschool in s-hertogenbosch. Wij danken daarom inhoudsdeskundige Karin van Dueren den Hollander en projectleider Marieke Willemsen voor advies, ondersteuning en feedback gedurende de gehele onderzoeksfase. Daarnaast hadden wij dit project niet kunnen uitvoeren zonder de opdrachtgevende partijen. De vraag vanuit Kirsti Zwaard (Bosgroep Zuid-Nederland), Erik van der Zee (Brabants Landschap) en Hans Backx (Staatsbosbeheer Brabant-West) is de aanleiding geweest om dit project uit te voeren. We hebben met plezier hun suggesties en feedback ontvangen en de communicatie is prettig verlopen. Daarnaast was dit project niet mogelijk geweest zonder de mogelijkheid om subsidie aan te vragen bij de provincie Noord- Brabant. Gedurende het project hebben we de gelegenheid gekregen om veldwerkplaatsen te organiseren met invulling van deskundigen op het gebied van wilde bijen. De kennis die uit deze veldwerkplaatsen vloeide, is in deze handreiking verwerkt. Wij bedanken de deskundigen Pieter van Breugel, Ivo Raemakers (Ecologica), Jap Smits (Staatsbosbeheer Brabant-Oost) en Theo Peeters (Auteur De Nederlandse Bijen) voor het geven van lezingen en het leiden van excursies tijdens de veldwerkplaatsen. We zijn ervan overtuigd dat de aanwezigen van de veldwerkplaatsen veel nieuwe kennis hebben opgedaan en dat ze bewuster zullen omgaan met wilde bijen en andere insecten in het natuurbeheer. Onze grote dank daarvoor. Daarnaast bedanken we Pieter van Breugel ook voor het verlenen van foto s. Tenslotte mogen wij niet vergeten te melden dat we trots zijn op dit eindproduct waar wij met voldoening aan hebben gewerkt. Het doel is en blijft de wilde bijenstand te bevorderen. We hopen dat deze handreiking hierin kan helpen. Floris Engelmann Charissa Hoogendoorn Aidan Williams 3

4 INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding Wilde bijen Situatie & trend Bijvriendelijk beheer Heidelandschappen Droge heiden Natte heiden Stuifzanden Graslanden en akkers Bloemrijke hooilanden Overige bloemrijke graslanden Bloemrijke akkers en akkerranden Bosopstanden en bosschages Bossen Structuurrijke bosranden Hagen, struwelen, houtwallen en houtsingels Conclusie en aanbevelingen Literatuur

5 1. INLEIDING 1.1 WILDE BIJEN Nederland telt in totaal 357 wilde bijensoorten, exclusief de gedomesticeerde honingbij (Apis mellifera) (Reemer et al., 2016). Al deze soorten bezoeken bloemen om aan voedsel te komen en zijn daarom medeverantwoordelijk voor bestuiving. Tijdens een bloembezoek verzamelen bijen stuifmeel en nectar. Stuifmeel is de belangrijkste voedingsbron voor de larven. Het is vooral de Honingbij die nectar als voedselvoorraad nodig heeft om de winter als volk te overleven. Onder de sociale soorten vallen de Honingbij en 29 hommelsoorten. Deze leven in een kolonie en zorgen gezamenlijk voor de nakomelingen. Daartegenover staan 328 solitair levende soorten, die zelf een nest maken voor hun nageslacht. De solitaire bijen zijn minder afhankelijk van nectar. Daarnaast zijn er 94 koekoeksbijen (parasitaire bijen), die tevens tot de solitaire bijen behoren. Deze leggen een eitje in het nest van andere solitaire bijen (de gastheer). Er zijn ook zeven koekoekshommels die tot de sociale bijen worden gerekend, omdat hun gastheer sociaallevend is (Peeters et al., 2012). Elke bijensoort heeft een specifieke voorkeur als het gaat om bloemen. Er zijn 76 soorten die een (zeer) beperkt aantal plantensoorten bezoeken, de zogenoemde specialisten of oligolectische soorten (Peeters et al., 2012). Sommige specialisten zijn in één of enkele plantensoorten gespecialiseerd. De meerderheid van de bijensoorten is echter generalist of polylectisch en bezoekt een grotere diversiteit aan plantensoorten. Vooral sociale soorten zijn generalisten, omdat ze over een langere periode actief zijn, waardoor ze verschillende bloeiperioden kunnen meemaken (Kleijn & Raemakers, 2008). De meeste wilde bijen vliegen in juni en juli, maar het bijenseizoen kan al eind februari beginnen en tot begin november doorlopen (Peeters et al., 2012). Het is voor een diverse bijenfauna van belang dat het voedselaanbod voldoende en continu gedurende de vliegperiode aanwezig is. Veel solitaire bijen hebben een beperkte actieradius, vaak niet meer dan 200 meter (Gathmann & Tscharntke, 2002). Dat houdt in dat de afstand van nestplaats tot foerageerbiotoop niet groter dan de actieradius moet zijn. Hoewel hommelsoorten een grotere actieradius hebben, is deze toch beperkter dan de Honingbij, die in sommige gevallen tot 10 km ver van de kolonie kan vliegen (Beekman & Ratnieks, 2000). De nestelstrategie verschilt per soort, maar bijna alle bijen geven de voorkeur aan warme, droge plaatsen (Peeters et al., 2001). Als bouwmateriaal worden diverse materialen gebruikt, zoals klei, zand, hout, schors en bladeren. Er kan een grove indeling in soorten worden gemaakt, die uitgaat van ondergronds nestelende bijen (270 soorten), bovengronds nestelende bijen (ongeveer 50 soorten) en soorten die zowel ondergronds als bovengronds nestelen (ongeveer 40 soorten). Voor ondergrondse nestplaatsen zijn bijen meestal van kale of schaars begroeide bodems afhankelijk. Voor nestplaatsen bovengronds wordt vaak van holle ruimten gebruik gemaakt, zoals plantenstengels, dood hout, oude muren en oude paaltjes. Veel soorten nestelen in clusters, welke soms uit honderden bijennesten kunnen bestaan. Koekoeksbijen bouwen zelf geen nest, maar zijn vaak in de nesten van specifieke bijensoorten gespecialiseerd (Michener, 2000). 1.2 SITUATIE & TREND In Nederland is de huidige situatie omtrent de wilde bij ronduit slecht. Vanaf 1990 zijn 122 soorten in aantallen afgenomen, terwijl er maar 71 in aantallen zijn toegenomen (Peeters et al., 2012). Van 34 soorten wordt vermoed dat ze uit Nederland zijn verdwenen. Met ondergronds nestelende bijen gaat het slechter 5

6 dan met bovengronds nestelende bijen. Een verklaring hiervoor kan het afnemen van de kwaliteit van kleine landschapselementen zijn. Door de toenemende stikstofdepositie kunnen droge heiden bijvoorbeeld vergrassen, waardoor kale, zandige bodems tussen de vegetatie verdwijnen. Daarnaast zijn specialisten door hun specifieke voedselvoorkeur kwetsbaarder dan generalisten. Mogelijke oorzaken voor de achteruitgang van wilde bijen zijn de intensieve landbouw, vermesting, bestrijdingsmiddelen en klimaatverandering (Biesmeijer, 2012). Intensieve landbouw gepaard met schaalvergroting heeft geleid tot het verdwijnen van variatie in kleine landschapselementen, die nestgelegenheid en voedsel moeten bieden. Daarnaast wordt door het verdwijnen van landschapselementen de afstand tussen nestplaats en foerageerbiotoop vergroot, waardoor de bijen te grote afstanden moeten overbruggen. Aangezien de meeste solitaire bijen een actieradius van maximaal 200 meter hebben, is schaalvergroting een grote bedreiging. Vermesting leidt tot het domineren van bepaalde plantensoorten, waaronder voornamelijk bloem- of drachtloze planten, zoals grassen en mossen. Het gebruik van neonicotinoïden, een vorm van pesticiden, zijn daarnaast een van de oorzaken voor de dramatisch achteruitgaande trend (Goulson, 2013; Budge et al., 2015; Kessler et al., 2015), wat in 2013 tot een verbod op enkele van deze pesticiden heeft geleid door de Europese commissie in 15 van de 27 EUlidstaten. Verder kan klimaatverandering resulteren in het verdwijnen van soorten die via het noorden ons land verlaten. Er zijn echter ook nieuwe soorten via het zuiden ons land binnen gekomen. Klimaatverandering heeft daarnaast een invloed op de bloeiperiode van planten hebben. Vooral specialistische soorten kunnen hiermee in de problemen komen. Als deze soorten te laat ontpoppen, lopen zij de bloei van hun voedselplanten mis (Biesmeijer, 2012). In de provincie Noord-Brabant zijn vóór 1995 in totaal 280 wilde bijensoorten aangetroffen, waarvan 127 soorten stabiel zijn gebleven of sinds 1990 zijn toegenomen (Reemer et al., 2016). Negenentachtig soorten zijn afgenomen en 64 soorten zijn sinds 1995 zelfs uit de provincie verdwenen. Deze achteruitgang kan onder anderen worden gelinkt aan het verlies van schrale graslanden en glanshaverhooilanden. Andere belangrijke natuurbeheertypen voor wilde bijen zijn bijvoorbeeld droge- en vochtige heide en kruiden- en faunarijke graslanden (Reemer et al., 2016). 1.3 BIJVRIENDELIJK BEHEER Het mag voor zich spreken dat er veranderingen in het beheer van natuurgebieden moeten optreden om de wilde bijenstand te herstellen. De laatste jaren zijn wilde bijen steeds meer onder de aandacht gekomen. Zo zijn er bepaalde maatregelen die reeds worden uitgevoerd ten behoeve van bijen, bijvoorbeeld het laten staan van dode bomen, het behouden of ontwikkelen van steilranden en het open houden van zandige bodems. Voor de provincie Zuid-Holland is er bijvoorbeeld een handreiking met beheeradvies opgesteld, zodat de provincie bijvriendelijker wordt (Cormont et al., 2016). Ook is er een rapport voor de provincie Noord-Brabant opgesteld waarin is opgenomen welke bijensoorten prioritair zijn en welke beheertypen de hoogste prioriteit voor bijen hebben (Reemer et al., 2016). Hieronder vallen vochtige heide, droge heide, stuifzand, nat schraalland, vochtig hooiland en droog schraalland. Helaas wordt er ook veel beheer uitgevoerd waar wilde bijen niet van profiteren of zelfs nadelige gevolgen van ondervinden, bijvoorbeeld door een verschralend maaibeheer dat niet gefaseerd wordt uitgevoerd. Hierdoor kan de voedselvoorziening voor bijen afnemen. Bermen worden vaak onjuist beheerd door bijvoorbeeld te klepelen en het maaisel niet af te voeren. Daarnaast wordt dood hout vaak opgeruimd waardoor nestgelegenheden verdwijnen. Daarnaast wordt de overgang van bos naar aanliggend terrein vaak zo abrupt mogelijk gemaakt. Door de weinige variatie in het landschap kunnen bijen de afstand tussen nestplaats en voedselplanten moeilijker overbruggen (Van Breugel, 2014). 6

7 Dit rapport dient als handreiking om landschapselementen ten gunste van wilde bijen te beheren. Niet alle landschapselementen in Noord-Brabant zijn in dit rapport behandeld. Er is een keuze gemaakt op basis van de prioriteit van deze elementen voor wilde bijen. De verschillende landschapselementen die in deze handreiking aan de orde komen, zijn onderverdeeld in heidelandschappen, graslanden en akkers en bosopstanden en bosschages. Er is per categorie aangegeven wat het belang van de landschapselementen voor wilde bijen is en hoe de huidige situatie in Noord-Brabant is. Daarnaast is weergegeven welke bijensoorten kenmerkend voor de landschapselementen zijn en welke prioritair voor Noord-Brabant zijn (Reemer et al., 2016). Verder wordt ook vermeld wat de trend en status van de bijensoorten in Nederland is. De geadviseerde maatregelen zijn opgedeeld in categorieën; voedselvoorziening, ondergrondse nestgelegenheid en bovengrondse nestgelegenheid. Voor deze handreiking zijn veldwerkplaatsen georganiseerd waar beheer gerelateerde kennis tussen bijendeskundige en beheerders is uitgewisseld. De informatie die uit deze veldwerkplaatsen volgde is in deze handreiking verwerkt. Daarnaast is een ondersteunende literatuurstudie uitgevoerd. Algemeen genomen ligt de focus van de beheermaatregelen op het behouden of creëren van bloemenrijkdom door bijvoorbeeld het maaien, begrazen en plaggen altijd kleinschalig en gefaseerd uit te voeren. Daarnaast kan dood hout zorgen voor geschikte nestplaatsen. Er wordt daarom altijd aanbevolen om dood hout te laten staan, tenzij dit gevaarlijke situaties oplevert. De maatregelen om ondergrondse nestplaatsen te bevorderen betreffen meestal het open houden van de bodem, door bijvoorbeeld zandpaden of steilranden aan te leggen. 7

8 2. HEIDELANDSCHAPPEN Heidelandschappen herbergen een belangrijk deel van de biodiversiteit in Nederland. Het woord heide is geen eenduidige naam, maar een verzamelnaam voor verschillende vegetatietypen. Westhoff et al. (1973) beschrijft heide als een vegetatie die grotendeels bestaat óf uit Struikhei (Calluna vulgaris), óf uit Gewone dophei (Erica tetralix), óf uit Kraaihei (Empetrum nigrum), óf uit een combinatie van twee of drie van deze soorten, eventueel afgewisseld met gras- of korstmosvelden. Volgens een omschrijving van Bink et al. (2000) worden heidelandschappen gekenmerkt door droge en natte heidevegetaties, stuifzanden, vennen en overgangen naar droge en natte schraallanden, hoogvenen en voedselarme bossen. In een heidelandschap vormen de zandverstuivingen het eerste stadium van successie. Kenmerkend zijn de extreme omstandigheden, zoals de voedselarme bodem en hoge temperaturen, waarop alleen stuifzandpioniers zoals Buntgras (Corynephorus canescens) en Zandzegge (Carex arenaria) kunnen gedijen. De Associatie van Buntgras en Heidespurrie (Spergulo-Corynephoretum) is de meest kenmerkende vegetatie van stuifzandgebieden (Schaminée et al., 2010). In deze vegetatie wordt open zand afgewisseld met begroeiingen die door korstmossen en mossen worden gedomineerd. Het is een pioniersgemeenschap die onder verdere successie zich kan ontwikkelen tot droge heide, de zogenaamde stuifzandheide. De voornaamste vertegenwoordiger van de droge heide is de Associatie van Struikhei en Stekelbrem (Genisto anglicae-callunetum) binnen het verbond van Struikhei en Kruipbrem (Calluno-Genistion pilosae) (Weeda et al., 1988). Het is een betrekkelijk soortenarme door dwergenstruiken gedomineerde gemeenschap waarin struikheidevelden het aspect bepalen. Deze velden worden gekenmerkt door een microklimaat met sterke temperatuurwisselingen, wat van de organismen die er leven speciale aanpassingen vergt. In vochtigere omstandigheden komt Struikheide in wisselende verhoudingen voor met Gewone dophei. In deze Calluna-Erica heide heeft Struikhei gewoonlijk een hogere bedekkingsgraad. In de natte of drassige heiden domineert echter permanent Gewone dophei (Erica tetralix), de zogenaamde Erica-heiden; Struikhei is hier minder talrijk of zelfs afwezig (Westhoff et al., 1973). Meestal bestaat de dopheidegemeenschap (Ericetum tetralicis) voornamelijk uit overheersende dopheidevelden met daartussen Pijpenstrootje (Molinea cearulea) en Veenbies (Trichophorum cespitosum) die in enige afstand van elkaar dichte zoden vormt. Binnen deze verschillende heidelandschappen en op de overgangen daartussen kan een veelheid aan standplaatstypen worden onderscheiden die onder andere verschillen in: vochthuishouding, minerale samenstelling van de bodem, het reliëf en invloeden van mensen en dieren. Deze grote variatie in standplaatstypen resulteert in verschillen in samenstelling en structuur van de vegetatie. Deze heterogeniteit is zeer belangrijk voor het kunnen voorkomen van complete, soortenrijke bijengemeenschappen van heideterreinen. Naast de meer generalistische soorten, blijkt dat tenminste 26 bijensoorten in Nederland gebonden zijn (geweest) aan heidelandschappen (Peeters et al., 2001). Zij worden (vrijwel) uitsluitend in deze landschappen gevonden en zijn voor een groot deel afhankelijk van een gevarieerd heidelandschap. 8

9 2.1 DROGE HEIDEN BETEKENIS EN STREEFBEELD VOOR BIJEN Droge heiden zijn rijk aan wilde bijensoorten: de bloemen van Struikhei bevatten veel stuifmeel en zijn tegelijkertijd een goede nectarbron. Talrijke solitaire graafbijen zijn aan het landschapselement gebonden en gebruiken het warme zand om de larven, voorzien van een pakketje voedsel, ondergronds te laten ontwikkelen. Voor een geschikt bijenbiotoop is het van belang om te streven naar structuurvariatie, voldoende afwisseling en voedselaanbod. Voor Struikhei geldt dat grote leeftijds- en hoogteverschillen in de vegetatie aanwezig moeten zijn (in de pionier-, opbouw-, volwassen- en afbraakfase) (Van Turnhout et al., 2001). Grasachtige planten hebben in de heide een wisselend aandeel, maar nemen in gezonde heidevelden geen overheersende plaats in. Microreliëf, in de vorm van steilwandjes, padranden en zandafgravingen, is een belangrijk aspect voor nestgelegenheden. In veel terreinen liggen geschikte nestplaatsen vooral op de hogere zonnige delen, zoals stuifkopjes of schralere plekken. In stuifzandheide zijn dit plekken open zand die voorkomen in kleinschalige mozaïekpatronen met buntgras- of struikheidevegetaties (figuur 1). Jeneverbesstruwelen bieden in een heidelandschap grote variatie in microklimaten en de mannelijke planten zijn voor veel bijen een belangrijke stuifmeelleverancier. Naast de bloeiende struikheidevegetaties zijn droge heiden relatief arm aan bloeiende planten. Voor een aantal bijensoorten zijn (zwak) gebufferde locaties in de droge heide zeer belangrijk, vooral vanwege de aanwezigheid van specifieke waard- en voedselplanten (Bink, 1992; Peeters et al., 2001), zoals Stekelbrem (Genista anglica), Verfbrem (Genista tinctoria), Tormentil (Potentilla erecta) en Hondsviooltje (Viola canina). Afgezien daarvan moeten wilde bijen het vooral hebben van bloemrijke, ruigere delen aan de randen van struikheidevegetaties of aan de randen van wegen en paden. Om de diversiteit aan insecten te verhogen wordt er veel geëxperimenteerd met het aanleggen van heideakkers (Vogels et al., 2013). Tijdelijke akkers en schraalgraslanden kwamen vroeger algemeen voor in het heidelandschap, met name op de grens tussen heide en andere landbouwgronden (Nijsen & Vogels, 2015). Deze relatief voedselrijke en dynamische elementen hebben een grote bijdrage geleverd aan de biodiversiteit van het heidelandschap. Ingezaaide akkerkruiden zoals Boekweit (Fagopyrum esculentum) maken deze akkers een interessant foerageerbiotoop voor bijen. Een ander aspect wat niet onderschat moet worden is de geïsoleerde ligging van heideterreinen. Het is voor plaatsgebonden wilde bijen van belang om naar andere gebieden uit te kunnen wijken. Veel bijensoorten zijn echter beperkt in hun mobiliteit. De maximale actieradius van bijvoorbeeld heidezijdebijen is 250 meter. Als gebieden (of populaties) meer dan 250 meter uit elkaar liggen, is de kans op uitwisseling tussen populaties onderling gering. Dit komt eerder voor als heideterreinen klein en geïsoleerd liggen ten opzichte van grote aaneengesloten heideterreinen. Door vermesting, verzuring en een achterstallig beheer is het overgebleven heidelandschap armer geworden aan voedselplanten voor bijen en is het aanbod van open zandige plekken door vergrassing en vermossing sterk verminderd. Dit kan resulteren in een dominantie van Pijpenstrootje of Bochtige smele (Deschampsia flexuosa). KENMERKENDE BIJENSOORTEN Hoewel tientallen bijensoorten van de droge heide gebruik kunnen maken, zijn er in totaal 22 wilde bijensoorten in Noord-Brabant die als kenmerkend kunnen worden gerekend (tabel 1a & 1b). Van deze 22 soorten zijn tien soorten aan te merken als parasitaire bijen (tabel 1b). In totaal zijn drie kenmerkende soorten uit Nederland verdwenen; Kleine sachembij (Anthophora bimaculata), Zandblauwtjesglansbij 9

10 (Dufourea halictula) en Gele tubebij (Stelis signata). Volgens het rapport van Reemer et al. (2016) zijn elf soorten als prioritair voor Noord-Brabant aan te merken. Acht specialistische bijensoorten van de droge heiden blijken van de volgende planten afhankelijk te zijn: Struikhei, vlinderbloemigen, braam, Framboos (Rubus idaeus), wilg en Zandblauwtje. Slechts één soort, de Rinks maskerbij (Hylaeus rinki), nestelt bovengronds, terwijl alle overige soorten ondergronds nestelen. Tabel 1a: wilde bijensoorten die voor droge heiden kenmerkend zijn. De vetgedrukte soorten zijn prioritair voor Noord-Brabant. RL = rode lijstsoort. NEDERLANDSE NAAM WETENSCHAPPELIJKE NAAM STATUS TREND NEST VOEDSEL Donkere wilgenzandbij Andrena apicata RL Vrij zeldzaam Afgenomen Ondergronds Specialist Zilveren zandbij Andrena argentata RL Vrij zeldzaam Sterk afgenomen Ondergronds Generalist Heidezandbij Andrena fuscipes RL Vrij algemeen Afgenomen Ondergronds Specialist Donkere zomerzandbij Andrena nigriceps RL Vrij zeldzaam Geen trend Ondergronds Generalist Bremzandbij Andrena ovatula RL Vrij algemeen Afgenomen Ondergronds Generalist Kleine sachembij Anthophora bimaculata RL Verdwenen Ondergronds Generalist Grote veldhommel Bombus magnus RL Vrij zeldzaam Sterk afgenomen Ondergronds Specialist Heidezijdebij Colletes succinctus Vrij algemeen Geen trend Ondergronds Generalist Zandblauwtjesglansbij Dufourea halictula RL Verdwenen Ondergronds Specialist Rinks maskerbij Hylaeus rinki Zeldzaam Afgenomen Bovengronds Generalist Viltige groefbij Lasioglossum prasinum Vrij zeldzaam Afgenomen Ondergronds Specialist Grote harsbij Trachusa byssina RL Zeer zeldzaam Sterk afgenomen Ondergronds Specialist Figuur 1: structuurrijke droge heide afgewisseld met schrale buntgrasvegetaties en open, zandige plekken (foto: A.T. Williams; ). 10

11 Tabel 1b: parasitaire wilde bijensoorten die voor droge heiden kenmerkend zijn. De vetgedrukte soorten zijn prioritair voor Noord-Brabant. RL = rode lijstsoort. NEDERLANDSE NAAM WETENSCHAPPELIJKE NAAM STATUS TREND (MOGELIJKE) GASTHEER Heideviltbij Epeolus cruciger Algemeen Geen trend Colletes succinctus Colletes marginatus Colletes halophilus Bruinsprietwespbij Nomada fuscicornis RL Vrij zeldzaam Sterk afgenomen Panurgus calcaratus Donkere dubbeltand Nomada obscura RL Zeldzaam Geen trend Andrena ruficrus Kleine bonte wespbij Nomada roberjeotiana RL Zeer zeldzaam Sterk afgenomen Andrena tarsata Andrena coitana Heidewespbij Nomada rufipes Vrij algemeen Sterk afgenomen Andrena fuscipes Andrena denticulata Andrena simillima Andrena nigriceps Matglanswespbij Nomada similis RL Vrij zeldzaam Geen trend Panurgus banksianus Stomptandwespbij Nomada striata RL Vrij zeldzaam Afgenomen Andrena wilkella Andrena gelriae Andrena intermedia Andrena similis Andrena ratisbonensis Andrena pandellei Gewone dwergbloedbij Sphecodes miniatus Algemeen Toegenomen Lasioglossum sexstrigatum Lasioglossum morio Lasioglossum nitidiusculum Lasioglossum politum Lasioglossum brevicorne Lasioglossum fulvicorne Rimpelkruinbloedbij Sphecodes reticulatus Vrij algemeen Geen trend Andrena argentata Andrena barbilabris Gele tubebij Stelis signata RL Verdwenen Anthidiellum strigatum 11

12 MAATREGELENPAKKET BEHEER GERICHT OP BIJEN Om vergrassing tegen te gaan kunnen grazers worden ingezet en kan worden gemaaid of geplagd Terreinen dienen extensief te worden begraasd, zodat nestplaatsen niet worden verstoord en voedselplanten goed tot bloei kunnen komen. Voedselplanten mogen niet volledig verdwijnen. Kwetsbare bloemrijke delen moeten veilig worden gesteld. Schapen dienen alleen in percelen met lage natuurwaarden te worden toegelaten. Begrazing van kleine heideterreinen moet worden voorkomen, indien noodzakelijk moet er slechts kort in het najaar worden begraasd door een klein aantal schapen. In sterk vergraste delen kunnen geiten worden ingezet. Naast grazen schillen geiten ook boomopslag en struiken en zorgen daardoor voor meer dood hout, wat nestgelegenheid biedt. Gefaseerd maaien (bij voorkeur in september/oktober) heeft alleen zin in grootschalige heideterreinen, zodat er ten aller tijde voldoende voedselplanten in bloei zijn om de populatie in stand te houden. Voedselrijke, ruigere delen met bloemplanten als Wilgenroosje (Chamerion angustifolium), Boerenwormkruid (Tanacetum vulgare) en Jacobskruiskruid (Jacobaea vulgaris) moeten nooit helemaal worden weggemaaid. Bij sterke vergrassing of vermossing dient enkel kleinschalig ( m2) te worden geplagd. Grootschalig plaggen resulteert namelijk in een terrein waarin nest- en foerageergebieden te ver uit elkaar liggen. Bodems kunnen open worden gehouden door middel van recreatie, plaggen en behoud van steilwanden Recreatie op zandpaden/zandverstuivingen dient mogelijk te zijn, maar niet te intensief wegens verdichting van de bodem. Eventueel kunnen verschillende wandel- en fietspaden afwisselend toegankelijk worden gemaakt. Wanneer de zandpaden dichtgroeien, kan kleinschalig worden geplagd, waarbij alleen de wortellaag wordt verwijderd. Bij sterke vermossing kan de moslaag handmatig open worden geharkt. Steilranden die door de zon worden beschenen dienen te worden behouden, ook in het winterhalfjaar. Eventueel kunnen er steilranden (tijdens de winterperiode) worden gecreëerd. 'Rommelige' hoekjes dienen niet te worden verwijderd Opslag van (mannelijke) wilg en eik dient te worden getolereerd. Gefaseerd terugsnoeien is een optie wanneer noodzakelijk. Oude paaltjes, dood hout en oude braamstruwelen op zonnige plaatsen vormen belangrijke nestplaatsen voor veel bijen en dienen daarom te worden behouden. Maai bijvoorbeeld nooit een braamstrook volledig weg. De stengels van braam moeten wel eerst een keer gebroken zijn zodat er dode takken in de begroeiing komen. Behoud van reliëf Hoogteverschillen zijn van belang voor nestgelegenheid, ook als deze verschillen slechts één of enkele decimeters betreffen. Dit microreliëf kan worden behouden of gecreëerd door het plaggen niet te 'strak' uit te voeren. Bij (teveel) verbossing of gebrek aan dood hout kan een aantal bomen natuurlijk worden afgestorven Dit kan worden gedaan door bomen te ringen, om te trekken of de stam op een specifieke hoogte af te zagen. Hierdoor sterven de bomen langzaam af en zorgen voor nestgelegenheid op langere termijn. 12

13 2.2 NATTE HEIDEN BETEKENIS EN STREEFBEELD VOOR BIJEN Natte heiden hebben bijen weinig te bieden vanwege het klein aantal bloeiende plantensoorten en de ongeschiktheid voor ondergrondse nestgelegenheden. Toch zijn er een aantal karakteristieke bijensoorten afhankelijk van dit type, maar door ontginning zijn deze soorten achteruitgegaan. Daarnaast leiden de (zwak gebufferde) natte heide ook onder de toenemende stikstofdepositie, waardoor vergrassing met Pijpenstrootje kan plaatsvinden (Van Turnhout et al., 2007). Ook voor de natte heide geldt dat variatie in structuur en ruimtelijke samenhang voor de wilde bijensoorten belangrijk is. Bij hele uitgestrekte grote natte heiden, kunnen maar een klein aantal specialistische bijensoorten zich op Gewone dophei handhaven. Er moet daarom worden gestreefd naar een hoger aandeel aan (bloeiende) kruiden dan heidevegetatie. Vaak moet er elders buiten deze gebieden met nest- en voedselgelegenheden worden gecompenseerd. In het verleden waren er overgangen van de natte heide naar vochtige heischrale graslanden waar planten als Tormentil en Heidekartelblad (Pedicularis sylvatica) groeien. Dit waren de plekken waar de bijen dan het meeste voedsel konden vinden. In reliëfrijkere zandgebieden waren vanuit daar ook overgangen naar drogere delen, bijvoorbeeld soortenrijke struisgraslanden met Grasklokje (Campanula rotundifolia) en Zandblauwtje (Jasione montana). Voor de opkomst van de kunstmest waren deze gradiënten geaccentueerd en gestructureerd waarvan de flora en ook bijen wisten te profiteren. Sommige soorten van de natte heiden zijn gebaat bij deze landschappelijke heterogeniteit. De Veenhommel (Bombus jonellus) en Heidehommel (Bombus humilis) wenden zich tot voedselrijkere plekken met braam- en wilgenstruweel wanneer Gewone dophei nog niet in bloei is (Wallis de Vries et al., 2016). Het ontbreken van deze uitwijkplaatsen kan tot de afwezigheid van bepaalde bijensoorten leiden. De aanwezigheid van andere kleinere elementen zoals zandpaden kunnen ook voor meer bloemenaanbod zorgen. Op de bermen en de middenstrook van sommige zandpaden kunnen bloeiende plantensoorten voorkomen, zoals Kruipganzerik (Potentilla anglica) en Tormentil, twee belangrijke drachtplanten voor bijen. Zandpaden met een loszandige structuur dragen daarnaast bij aan extra nestgelegenheden. KENMERKENDE BIJENSOORTEN Slechts zeven bijensoorten zijn kenmerkend voor de natte heidegebieden (tabel 2), waaronder vier hommelsoorten. Slechts één soort blijkt prioritair te zijn voor Noord-Brabant; de Viltige groefbij (Lasioglossum prasinum) (Reemer et al., 2016). Belangrijke waardplanten voor deze groep bijen zijn Gewone dophei, Struikhei, wilg, klokjes en vlinderbloemigen. Twee soorten, de Heidehommel en Moshommel (Bombus muscorum), kunnen hun nest boven- en ondergronds maken, terwijl de andere soorten hun nesten ondergronds maken. 13

14 Tabel 2: wilde bijensoorten die voor natte heiden kenmerkend zijn. De vetgedrukte soorten zijn prioritair voor Noord-Brabant. RL = Rode Lijstsoort. NEDERLANDSE NAAM WETENSCHAPPELIJKE NAAM STATUS TREND NEST VOEDSEL Roodscheenzandbij Andrena ruficrus Vrij zeldzaam Afgenomen Ondergronds Specialist Wilgenhommel Bombus cryptarum Vrij zeldzaam Afgenomen Ondergronds Generalist Heidehommel Bombus humilis RL Zeldzaam Sterk afgenomen Boven- en ondergronds Generalist Grote veldhommel Bombus magnus RL Zeldzaam Sterk afgenomen Ondergronds Specialist Moshommel Bombus muscorum RL Vrij zeldzaam Sterk afgenomen Boven- en ondergronds Generalist Viltige groefbij Lasioglossum prasinum Vrij zeldzaam Afgenomen Ondergronds Specialist Ericabij Megachile analis RL Vrij zeldzaam Afgenomen Ondergronds Generalist MAATREGELENPAKKET BEHEER GERICHT OP BIJEN Voedselaanbod vergroten Het maaien dient frequenter en/of in het najaar te worden uitgevoerd. Het maaisel moet worden afgevoerd. Uiteraard dient dit buiten het bloeiseizoen te gebeuren. Eventueel kan er kleinschalig en gefaseerd worden geplagd. Eventueel kan het bloemaanbod worden aangevuld door maaisel van een nabijgelegen gebied uit te strooien. Bij voorkeur bevat het maaisel zaad van kenmerkende bijenplanten, die beschreven staan in bovenstaande alinea s. Terreinen dienen extensief te worden begraasd, zodat voedselplanten goed tot bloei kunnen komen. Voedselplanten mogen niet volledig verdwijnen. Kwetsbare bloemrijke delen moeten veilig worden gesteld. Schapen dienen alleen in minder waardevolle percelen te worden toegelaten. Opslag van bomen (met name Zomereik (Quercus robur) en wilgen) dient, bij genoeg beschikbaar terrein, te worden getolereerd. Ondergrondse nestgelegenheid creëren Terreinen dienen extensief te worden begraasd, zodat nestplaatsen niet worden verstoord. Begrazing van kleine heideterreinen moet, indien noodzakelijk, slechts extensief in september plaatsvinden door een klein aantal schapen. Kleinschalig kunnen zoden worden afgestoken. Het betreft dan enkele vierkante meters. Plaggen moet altijd kleinschalig en gefaseerd worden uitgevoerd. Gebruik zo min mogelijk zware machines/materiaal zodat zandpaden niet worden verdicht. Bovengrondse nestgelegenheid creëren In sterk vergraste delen kunnen geiten worden ingezet. Naast grazen schillen geiten ook boomopslag en struiken en zorgen daardoor voor meer dood hout, wat nestgelegenheid biedt. Maatregelen om de bovengrondse nestgelegenheid te bevorderen dienen alleen te worden genomen als er geen aan de heide grenzende bovengrondse nestgelegenheid aanwezig is. Bovengrondse nestgelegenheid houdt bijvoorbeeld in: bomen, dood hout en (braam)struwelen. In het geval van weinig nestgelegenheid rondom het gebied, dienen struwelen op de heide te worden gespaard. Vooral struwelen met holle of merghoudende stengels zijn belangrijk voor bijen. Bij begrazing moeten deze stukken zo nodig worden afgerasterd. Bomen die door de zon worden beschenen of bomen met dood hout dienen te worden behouden. 14

15 2.3 STUIFZANDEN BETEKENIS EN STREEFBEELD VOOR BIJEN Kaal zand is voor veel heidegebonden bijensoorten een cruciale eigenschap van heidelandschappen. De larven van de bijen kunnen in het schrale, warme zand goed ontwikkelen. De soortenrijkdom van stuifzanden is echter niet hoog, omdat stuifzanden weliswaar veel ondergrondse nestelgelegenheid bieden, maar relatief arm aan bloemen zijn. Voor veel soorten is zelfs het zand veel te mul om hierin te nestelen. De soorten die hier worden aangetroffen zijn dan ook veelal heide- en stuifzandspecialisten en een aantal soorten die niet kieskeurig in hun bloembezoek zijn (polylectisch). Om de soortenrijkdom te bevorderen is het belangrijk dat er in de directe omgeving foerageermogelijkheden het hele jaar door aanwezig zijn en dat er voor extra nestgelegenheden wordt gezorgd. Vaak liggen deze kansen aan de randen van de gebieden, waar bijvoorbeeld steilwandjes, dode boomstammen en stronken zorgen voor extra nestelmogelijkheden. Om te foerageren richten de meer gespecialiseerde soorten in stuifzandgebieden zich met name op struiken als Struikheide en Kruipwilg (Salix repens). De bloei van Kruipwilg vormt een belangrijke voedselbron voor voorjaarssoorten, een aantal wilgenspecialisten en koekoeksbijen (Peeters & Neve, 2007). De struik is een bekende verschijning van onze kustduinen, maar laat sinds 1950 een dramatische achteruitgang in de binnenlandse stuifzandgebieden zien (Maes, 2006). In Noord-Brabant komen kruipwilgstruwelen nog talrijk voor in de stuifzanden van de Loonse en Drunese Duinen. In het latere voorjaar, na de bloei van Kruipwilg, kan het voedselaanbod worden aangevuld door struiksoorten als Wilde lijsterbes (Sorbus aucuparia), Sporkehout (Rhamnus frangula) en bremstruwelen (figuur 2). Na de bloei van deze struiken vormen planten op de humus(rijkere) overgangen en langs zandpaden geschikte nectarbronnen. Hier kunnen soorten als Zandblauwtje (Jasione montana), Grasklokje (Campanula rotundifolia) en biggenkruiden tot bloei komen, maar ook storingsvegetaties met braam, klavers, Sintjanskruid (Hypericum perforatum) en Vingerhoedskruid (Digitalis purpurea) vormen een goede nectarbron in de zomer. Het bijenjaar wordt daarna afgesloten met de bloei van Struikhei en Gewone dophei. KENMERKENDE BIJENSOORTEN Binnen Noord-Brabant zijn elf kenmerkende soorten voor stuifzand aanwezig (tabel 3). Volgens het rapport van Reemer et al. (2016) zijn vijf van deze soorten prioritair, waarvan er twee als verdwenen worden aangemerkt: Kleine sachembij (Anthophora bimaculata) en Zandblauwtjesglansbij (Dufourea halictula). Met name wilgen, maar ook composieten, Zandblauwtje en Struikhei blijken belangrijke waardplanten voor de vijf specialistische soorten uit deze groep. Algemene soorten zoals de Grote zijdebij (Colletes cunicularius) foerageren in stuifzandgebieden voornamelijk op Kruipwilg en Boswilg (Salix caprea) (figuur 3). Op de stuifzanden nestelt één soort bovengronds en één soort kan zowel boven- als ondergronds nestelen. De overige soorten maken hun nest ondergronds. 15

16 Tabel 3: wilde bijensoorten die voor stuifzanden kenmerkend zijn. De vetgedrukte soorten zijn prioritair voor Noord-Brabant. RL = Rode Lijstsoort. NEDERLANDSE NAAM WETENSCHAPPELIJKE NAAM STATUS TREND NEST VOEDSEL Donkere wilgenzandbij Andrena apicata RL Vrij zeldzaam Afgenomen Ondergronds Specialist Asbij Andrena cineraria Vrij algemeen Geen trend Ondergronds Generalist Breedbanddwergzandbij Andrena pusilla RL Zeer zeldzaam Geen trend Ondergronds Specialist Roodscheenzandbij Andrena ruficrus Vrij zeldzaam Afgenomen Ondergronds Specialist Kleine sachembij Anthophora bimaculata RL Verdwenen Ondergronds Generalist Grote zijdebij Colletes cunicularius Algemeen Toegenomen Ondergronds Generalist Duinzijdebij Colletes fodiens Algemeen Toegenomen Ondergronds Specialist Zandblauwtjesglansbij Dufourea halictula RL Verdwenen Ondergronds Specialist Kortsprietmaskerbij Hylaeus brevicornis Vrij algemeen Geen trend Bovengronds Generalist Viltige groefbij Lasioglossum prasinum Vrij zeldzaam Afgenomen Ondergronds Specialist Zilveren fluitje Megachile leachella RL Vrij zeldzaam Geen trend Boven- en ondergronds Generalist Figuur 2: bremstruweel (hier uitgebloeid) is een belangrijke voedselbron voor bijen in stuifzandgebieden (foto: A.T. Williams, ). 16

17 MAATREGELENPAKKET BEHEER GERICHT OP BIJEN Voedselaanbod vergroten Plekken met bloemen, vooral met Zandblauwtje en kruiskruiden, dienen te worden gespaard. Eventueel kan in aangrenzende terreinen een bloemrijk akkertje worden aangelegd. Deze dient te worden beheerd zoals beschreven staat onder het landschapselement 'bloemrijke akkers en akkerranden'. Ondergrondse nestgelegenheid creëren Het is van belang dat stuifzandkuilen openblijven. In het geval van dichtgroeien, dient kleinschalig en gefaseerd te worden geplagd. De voorwaarde is dat dit buiten het vliegseizoen gebeurt en zo ondiep mogelijk. De aanwezige nestjes kunnen dan nog uitkomen. Eventueel kunnen steilrandjes worden gecreëerd. Gebruik hierbij leem of leemhoudend zand bij voorkeur uit de directe omgeving. Bovengrondse nestgelegenheid creëren Dood hout en steilrandjes dienen te worden behouden. Figuur 3: de Grote zijdebij is kenmerkend voor stuifzanden en foerageert voornamelijk op Kruipwilg en Boswilg (foto: Pieter van Breugel; ). 17

18 3. GRASLANDEN EN AKKERS De grootste diversiteit aan bijen bevindt zich in structuurrijke en grotendeels open landschappen met een groot aandeel van bloemrijke biotopen. Het grootste deel van onze bijen is dan ook min of meer aan graslanden gebonden. Helaas is de kwaliteit en diversiteit van de Nederlandse graslanden de laatste tijd sterk afgenomen, niet alleen in agrarische delen, maar ook in natuurgebieden waar de variatie aan graslanden niet al te groot is (Van Opstal, 1997; Weeda et al., 2002). In het verleden waren graslanden in het algemeen veel kruidenrijker en bloemrijker dan tegenwoordig het geval is (Kruijne et al., 1963; Weeda et al., 2002). Kenmerkende soorten van zulke kruidenrijke graslanden, zoals Gewone margriet (Leucanthemum vulgare), Knoopkruid (Centaurea jacea) en Scherpe boterbloem (Ranunculus acris), zijn tegenwoordig alleen nog talrijk in wegbermen en natuurgebieden aanwezig. Een groot deel van de Nederlandse bijensoorten komt voor in kruidenrijke graslanden, dan wel op matig voedselrijke bodems. Hoewel aan andere bijzondere graslandtypen veel subsidie wordt besteed, doen deze matig voedselrijke graslanden het slecht en wordt er vrij weinig in het beheer hiermee gedaan. Dit soort graslanden zijn echter relatief gemakkelijk overeind te houden en zijn het meest kansrijk om de bijendiversiteit in gebieden te bevorderen. Akkers zijn (in tegenstelling tot graslanden) pioniersvegetaties. Het zijn velden met voornamelijk eenjarige kruiden of combinaties van één- en tweejarige kruiden. Door hun bloemrijke karakter zijn akkers een bij uitstek geschikt foerageerbiotoop voor wilde bijen. In de tijd van de traditionele landbouw hadden akkers het kleurrijke beeld van deze bloeiende kruiden die tussen de verbouwde gewassen stand konden houden (Weeda et al., 2003). Tegenwoordig staan kruidenrijke akkers door de intensivering van de landbouw zwaar onder druk en behoren ze tot de meest bedreigde vegetaties in Nederland. Akkerreservaten, akkerranden en bermen met bloeiende kruiden, grassen en zomergranen worden steeds meer ingezet om het biodiversiteitsverlies tegen te gaan. Akkerranden worden tegenwoordig voornamelijk onder regie van de gesubsidieerde agrarische collectieven in Nederland ingezaaid. Deze maatregelen hebben geleid tot een soortenrijkere gemeenschap van wilde bestuivers, zowel in de akkers zelf als in het omliggende landschap (Bukovinszky et al., 2016). Voor de mengsels aan drachtplanten zijn echter geen criteria voor wilde bijen opgesteld, waardoor regelmatig verkeerde mengsels worden ingezaaid. Voor deze mengsels is het van belang dat ze bestaan uit inheemse soorten die van nature in het gebied thuishoren. 3.1 BLOEMRIJKE HOOILANDEN BETEKENIS EN STREEFBEELD VOOR BIJEN Onder de graslanden worden glanshaverhooilanden tot zeer geschikte bijenbiotopen gerekend. Dit type hooiland wordt vooral aangetroffen op lemige en kleiige gronden op matig voedselrijke, vochtige tot droge bodems in West-Brabant en in de uiterwaarden. Het gras en de kruiden groeien vaak weelderig tot een gesloten structuur met talrijke kleurige bloemen. In het voorjaar kunnen rozetplanten en vlinderbloemigen domineren die later in het seizoen door hoog opschietende kruiden worden opgevolgd, zoals schermbloemigen. Zeker op de wat voedselrijkere bodems herbergen deze hooilanden belangrijke bijenplanten die in begraasde graslanden vaak niet of nauwelijks tot bloei komen, bijvoorbeeld wikkesoorten, Veldlathyrus (Lathyrus pratensis), Rode klaver (Trifolium pratense), Grote ratelaar (Rhinanthus angustifolius), Gewone engelwortel (Angelica sylvestris), Knoopkruid en Groot streepzaad (Crepis biennis). Knoopkruid in het bijzonder blijkt een belangrijke voedingsbron te zijn voor een breed scala aan wilde bijen (figuur 4). Omdat in deze graslanden wordt gehooid komen planten als Grote ratelaar en Groot 18

19 streepzaad niet alleen tot bloei, maar bereiken ook hogere dichtheden, hetgeen tegelijkertijd meer foerageermogelijkheden voor bijen biedt. Daarnaast kunnen er ook veel andere bloeiende plantensoorten voorkomen, zoals Margriet, Beemdkroon (Knautia arvensis), Vogelwikke (Vicia cracca), Heggenwikke (Vicia sepium), Fluitenkruid (Anthriscus sylvestris), Scherpe boterbloem en Rapunzelklokje (Campanula rapunculus). Het is van belang dat de bloemenrijkdom van deze graslanden wordt gecombineerd met voldoende nestgelegenheden aan de randen of aangrenzende percelen. Bijen die voor hun stuifmeel op graslanden zijn gespecialiseerd hebben vaak (braam)struwelen of ruige vegetaties nodig waarin merghoudende en holle stengels als nestplekken kunnen dienen (figuur 6). Daarnaast moet de waarde van dood hout niet worden onderschat. Onbehandelde weipalen langs graslandpercelen kunnen op den duur als aantrekkelijke nestplekken voor bijen dienen. Glanshaverhooilanden worden in het natuurbeheer niet hoog aangeschreven omdat hier meestal geen bijzondere plantensoorten voorkomen (mondelinge mededeling Ivo Raemakers). In Noord-Brabant zijn goed ontwikkelde glanshaverhooilanden schaars. Mogelijk is de zandige bodem van Noord-Brabant minder optimaal voor de snelle ontwikkeling van glanshaverhooilanden. Dergelijke voedselrijke graslandtypen stellen in het milieu echter geen bijzonder eisen. In het rivierengebied zijn glanshaverhooilanden na herinrichting of dijkverzwaring snel teruggekomen (Reemer et al., 2016). Op de dijken langs Waal en Rijn is de terugkeer van dit grasland versneld door inzaai, maar karakteristieke planten kunnen ook teruggekomen zonder in te zaaien. Het herstellen van deze hooilanden heeft hier voor een snelle toename van karakteristieke bijensoorten gezorgd. Het is daarom van belang om de oppervlakte van deze hooilanden voor bijen te bevorderen, al is het maar kleinschalig in de vorm van bermen. KENMERKENDE BIJENSOORTEN In de bloemrijke hooilanden zijn twaalf soorten als kenmerkend aan te merken, waaronder twee parasitaire soorten (tabel 4a & 4b). Onder deze twaalf soorten vallen ook twee hommelsoorten die mogelijk uit Nederland verdwenen zijn. Slechts één soort blijkt volgens het rapport van Reemer et al. (2016) prioritair voor Noord-Brabant te zijn, de Zwartbronzen houtmetselbij (Osmia niveata). De zeven specialistische soorten van de bloemrijke hooilanden blijken een brede verscheidenheid aan planten te prefereren waaronder composieten, vlinderbloemigen, en nog specifieker Beemdkroon, wikke, lathyrus, wederik en Grote kattenstaart (Lythrum salicaria). De Knautiabij (Andrena hattorfiana) foerageert bijvoorbeeld voornamelijk op Beemdkroon (figuur 5). Slechts één soort nestelt bovengronds, twee soorten kunnen zowel boven- als ondergronds nestelen, terwijl alle overige soorten elders buiten de graslanden ondergronds nestelen. Hiervoor moeten schrale, zandige nestbiotopen grenzen aan de bloemrijke hooilanden. 19

20 Tabel 4a: wilde bijensoorten die voor bloemrijke hooilanden kenmerkend zijn. De vetgedrukte soorten zijn prioritair voor Noord-Brabant. RL = Rode Lijstsoort. NEDERLANDSE NAAM WETENSCHAPPELIJKE NAAM STATUS TREND NEST VOEDSEL Texelse zandbij Andrena fulvago RL Zeldzaam Afgenomen Ondergronds Specialist Knautiabij Andrena hattorfiana RL Zeldzaam Sterk afgenomen Ondergronds Specialist Donkere klaverzandbij Andrena labialis RL Vrij zeldzaam Afgenomen Ondergronds Specialist Wikkebij Andrena lathyri Zeldzaam Geen trend Ondergronds Specialist Gele hommel Bombus distinguendus RL Verdwenen Boven- en ondergronds Specialist Moshommel Bombus muscorum RL Vrij zeldzaam Sterk afgenomen Boven- en ondergronds Generalist Grote tuinhommel Bombus ruderatus RL Verdwenen Ondergronds Generalist Gewone slobkousbij Macropis europaea Algemeen Geen trend Ondergronds Specialist Kattenstaartdikpoot Melitta nigricans Vrij algemeen Toegenomen Ondergronds Specialist Zwartbronzen houtmetselbij Osmia niveata RL Vrij zeldzaam Sterk afgenomen Bovengronds Generalist Tabel 4b: parasitaire wilde bijensoorten die voor bloemrijke hooilanden kenmerkend zijn. De vetgedrukte soorten zijn prioritair voor Noord-Brabant. RL = Rode Lijstsoort. NEDERLANDSE NAAM WETENSCHAPPELIJKE NAAM STATUS TREND Lichte koekoekshommel Bombus barbutellus Zeer zeldzaam Sterk afgenomen (MOGELIJKE) GASTHEER Bombus hortorum Bombus hypnorum Bombus ruderatus Bonte viltbij Epeoloides coecutiens Vrij algemeen Sterk toegenomen Macropis europaea 20

21 Figuur 4: glanshaverhooilanden zijn door hun bijzondere bloemenrijkdom (hier met Knoopkruid) zeer geschikte bijenbiotopen (foto: A.T. Williams; ). Figuur 5: de zeldzame Knautiabij is een specialist van Beemdkroon (foto: Pieter van Breugel; ). 21

22 MAATREGELENPAKKET BEHEER GERICHT OP BIJEN Voedselaanbod vergroten Het maaien dient frequenter en/of rond half juni te worden uitgevoerd. Hierbij is het van belang dat het maaien gefaseerd dient plaats te vinden, waarbij delen van het grasland minimaal 3 jaar blijven overstaan. Wanneer plaggen noodzakelijk is, dient dit kleinschalig en gefaseerd te worden uitgevoerd. Begrazing dient slechts extensief voor te komen. Waardevolle bloemrijke plekken dienen te worden behouden. Deze dienen dan te worden afgerasterd. Gebruik hiervoor onbewerkte, houten paaltjes. Ter voorkoming van de toestroom van nutriënten kan een strook met kruidachtige of houtachtige vegetatie worden aangelegd in de richting van landbouwgebied. Opslag van wilg, Sleedoorn of andere belangrijke voedselplanten langs de randen dienen deels te worden getolereerd. Ondergrondse nestgelegenheid creëren Kleinschalig kunnen zoden worden afgestoken. Het betreft dan enkele vierkante meters. Bovengrondse nestgelegenheid creëren (Braam)struwelen en hagen dienen te worden aangelegd, vooral bij voldoende areaal aan grasland. Houdt er rekening mee dat dit ten koste gaat van het graslandareaal zelf. Solitaire bomen, houtkanten of bosjes dienen te worden aangeplant. Dit is pas na veel jaren effectief en dient daarna te worden beheerd zoals beschreven bij het landschapselement 'hagen, struwelen, houtwallen en houtsingels'. Bij afrasteringen dient van onbewerkte houten paaltjes gebruik te worden gemaakt. Figuur 6: de merghoudende stengels van braamstruwelen bieden geschikte nestplaatsen voor bijen (foto A.T. Williams; ) 22

23 3.2 OVERIGE BLOEMRIJKE GRASLANDEN BETEKENIS EN STREEFBEELD VOOR BIJEN Naast het voorgaand genoemde glanshaverhooiland zijn er ook andere graslandtypen die tot geschikte bijenbiotopen behoren. Op de schralere gronden zijn dit bijvoorbeeld vegetaties van het verbond van Gewoon struisgras (Plantagini-Festucion) met kenmerkende soorten als Grasklokje, Zandblauwtje en onder zeldzame omstandigheden ook tijmsoorten. In dergelijke struisgrasvegetaties worden deze planten begeleid door bijvoorbeeld Gewoon biggenkruid (Hypochaeris radicata), Muizenoor (Hieracium pilosella), Duizendblad (Achillea millefolium), Hazenpootje (Trifolium arvense), Sint-janskruid en Bezemkruiskruid (Senecio inaequidens). Zandblauwtje is een belangrijke nectar- en stuifmeelbron (figuur 7), vooral voor de kleine, korttongige soorten zoals Zandbijen, Groefbijen en Maskerbijen (Weeda et al., 1991). Klokjes zijn daarnaast een van de belangrijkste drachtplanten voor bijen; verscheidene bijenfamilies bevatten klokjesspecialisten die verspreid over het land voorkomen. De planten zijn niet alleen van belang voor de voedselvoorziening: de voorover hangende bloemen zijn een goede schuilplek en worden door diverse bijen als onderkomen gebruikt. Klokjesbijen nestelen doorgaans in dode, holle stengels en in dood hout. Een rijke structuurvariatie in het landschap, in de vorm van ruigte, struweel en bos, is daarom van belang voor veel bijensoorten. Soortenrijke struisgrasvegetaties komen doorgaans voor op lemige, matig voedselrijke en humeuze zandbodems, vaak in en aan de randen van heide- en stuifzandgebieden. Omdat de standplaats zwak gebufferd is, zijn deze schrale vegetaties door vermesting en verzuring sterk achteruitgegaan (Nijssen et al., 2014). Daarnaast is het bloemenaanbod afhankelijk van de voedselrijkdom en de buffering. Op de meer voedselrijkere gronden komen vegetaties voor die floristisch niet divers zijn, maar wel interessant voor bijen kunnen zijn, bijvoorbeeld grazige begroeiingen met biggenkruiden. Gewoon biggenkruid vormt een belangrijke nectar- en stuifmeelbron voor bijen in de voorzomer, als veel andere drachtplanten zijn uitgebloeid of nog in bloei moeten komen. Gewoon biggenkruid kan zich gemakkelijk handhaven in hooilanden en bermen. Dergelijke biotopen zijn daarom in het beheer gemakkelijk te realiseren. KENMERKENDE BIJENSOORTEN Alhoewel veel bijensoorten van de bovengenoemde graslanden gebruik kunnen maken, zijn 35 soorten als kenmerkend aan te merken, waaronder twee parasitaire soorten (tabel 5a & 5b). Vijf van deze soorten zijn volgens het rapport van Reemer et al. (2016) als prioritair aan te merken. Verder blijken vijf soorten verdwenen uit Nederland: Gele hommel (Bombus distinguendus), Limburgse hommel (Bombus pomorum), Grote tuinhommel (Bombus ruderatus), Zandblauwtjesglansbij (Dufourea halictula) en Grote metselbij (Osmia xanthomelana). De veertien specialistische soorten blijken met name afhankelijk te zijn van (gele) composieten, vlinderbloemigen, (Helm)oogentroost en Zandblauwtje. Slechts één soort nestelt uitsluitend bovengronds, terwijl vier soorten boven- en ondergronds kunnen nestelen. De overige soorten nestelen ondergronds. 23

24 Tabel 5a: wilde bijensoorten die voor de overige bloemrijke graslanden kenmerkend zijn. De vetgedrukte soorten zijn prioritair voor Noord-Brabant. RL = Rode Lijstsoort. NEDERLANDSE NAAM WETENSCHAPPELIJKE NAAM STATUS TREND NEST VOEDSEL Geriemde zandbij Andrena angustior Vrij algemeen Geen trend Ondergronds Generalist Goudpootzandbij Andrena chrysosceles Algemeen Sterk toegenomen Ondergronds Generalist Wimperflankzandbij Andrena dorsata Algemeen Toegenomen Ondergronds Generalist Zadeldwergzandbij Andrena falsifica Zeldzaam Sterk afgenomen Ondergronds Generalist Texelse zandbij Andrena fulvago RL Zeldzaam Afgenomen Ondergronds Specialist Gelderse zandbij Andrena gelriae RL Zeldzaam Sterk afgenomen Ondergronds Specialist Paardenbloembij Andrena humilis RL Vrij zeldzaam Afgenomen Ondergronds Specialist Donkere klaverzandbij Andrena labialis RL Vrij zeldzaam Afgenomen Ondergronds Specialist Ereprijszandbij Andrena labiata Vrij algemeen Geen trend Ondergronds Generalist Donkere zomerzandbij Andrena nigriceps RL Vrij zeldzaam Geen trend Ondergronds Generalist Geelstaartklaverzandbij Andrena wilkella RL Vrij algemeen Geen trend Ondergronds Specialist Gele hommel Bombus distinguendus RL Verdwenen Boven- en ondergronds Specialist Moshommel Bombus muscorum RL Vrij zeldzaam Sterk afgenomen Boven- en ondergronds Generalist Limburgse hommel Bombus pomorum RL Verdwenen Ondergronds Specialist Grote tuinhommel Bombus ruderatus RL Verdwenen Ondergronds Generalist Late hommel Bombus soroeensis RL Zeldzaam Sterk afgenomen Ondergronds Specialist Boshommel Bombus sylvarum RL Zeer zeldzaam Sterk afgenomen Boven- en ondergronds Generalist Pluimvoetbij Dasypoda hirtipes Algemeen Geen trend Ondergronds Specialist Zandblauwtjesglansbij Dufourea halictula RL Verdwenen Ondergronds Specialist Gewone langhoornbij Eucera longicornis RL Zeldzaam Sterk afgenomen Ondergronds Specialist Zuidelijke langhoornbij Eucera nigrescens RL Zeer zeldzaam Sterk afgenomen Ondergronds Specialist Rode maskerbij Hylaeus variegatus RL Zeldzaam Sterk afgenomen Ondergronds Generalist Berijpte geurgroefbij Lasioglossum albipes Vrij algemeen Afgenomen Ondergronds Generalist Matte bandgroefbij Lasioglossum leucozonium Zeer algemeen Toegenomen Ondergronds Generalist Groepjesgroefbij Lasioglossum malachurum RL Vrij zeldzaam Geen trend Ondergronds Generalist Kleine groefbij Lasioglossum parvulum RL Vrij zeldzaam Sterk afgenomen Ondergronds Generalist Glanzende franjegroefbij Lasioglossum sabulosum Vrij zeldzaam Toegenomen Ondergronds Generalist Biggenkruidgroefbij Lasioglossum villosulum Algemeen Geen trend Ondergronds Generalist Ogentroostdikpoot Melitta tricincta RL Zeldzaam Geen trend Ondergronds Specialist Zwartbronzen houtmetselbij Osmia niveata RL Vrij zeldzaam Sterk afgenomen Bovengronds Specialist Grote metselbij Osmia xanthomelana RL Verdwenen Boven- en ondergronds Specialist Grote roetbij Panurgus banksianus Vrij algemeen Afgenomen Ondergronds Specialist Kleine roetbij Panurgus calcaratus Vrij algemeen Geen trend Ondergronds Specialist 24

25 Tabel 5b: parasitaire wilde bijensoorten die voor de overige bloemrijke graslanden kenmerkend zijn. De vetgedrukte soorten zijn prioritair voor Noord-Brabant. RL = Rode Lijstsoort. NEDERLANDSE NAAM WETENSCHAPPELIJKE NAAM STATUS TREND (MOGELIJKE) GASTHEER Lichte koekoekshommel Bombus barbutellus Zeer zeldzaam Sterk afgenomen Bombus hortorum Bombus hypnorum Bombus ruderatus Vroege bloedbij Sphecodes rubicundus RL Vrij zeldzaam Geen trend Andrena labialis Andrena decipiens Andrena agilissima Andrena nigroaenea Figuur 7: schrale graslanden met Zandblauwtje vormen een geschikt biotoop voor met name de korttongige bijensoorten (foto: A.T. Williams; ). 25

26 MAATREGELENPAKKET BEHEER GERICHT OP BIJEN Om vergrassing tegen te gaan kan worden gemaaid Een brede grazige strook, bij voorkeur langs beplantingen, dient maximaal één keer per jaar gefaseerd te worden gemaaid. Per jaar is dit een ander stuk, waardoor meerdere leeftijdscategorieën binnen de vegetatie kunnen voorkomen. Het maaisel dient na enkele dagen te worden afgevoerd, bij voorkeur door te hooien. Schraal en droog bloemrijk grasland dient één keer in de 2-4 jaar in september te worden gemaaid. Matig voedselrijk grasland dient één keer per jaar in september te worden gemaaid. Zeer voedselrijk/verruigd grasland dient meer dan twee keer per jaar te worden gemaaid. De eerste keer vindt plaats na half juni en de tweede keer na half september. Plekken met veel bloeiende planten dienen pas na zaadzetting te worden gemaaid. Een deel van het grasland dient ongemaaid te blijven, als overwinteringsplaats voor bijvoorbeeld rupsen. Dit kan een rand van 2-3 meter rondom zijn. Een andere manier om vergrassing tegen te gaan is begrazing Begrazing dient slechts op een deel van het grasland te worden toegepast en in lage dichtheden om te voorkomen dat alle bloemen worden begraasd. Hierbij dienen kwetsbare vegetaties, oevers en bloemrijke delen te worden afgerasterd. Rommelige hoekjes dienen te worden laten staan Holle afgestorven stengels dienen te worden behouden. Deze worden door onder andere bijen gebruikt als nestplaats, schuilplaats en overwinteringsplaats. Oude, houten paaltjes dienen te worden behouden. Gebruik bij het aanleggen van afrasteringen altijd onbewerkte houten paaltjes. Solitaire struiken of bomen dienen te worden gespaard. Maaien dient tot op een halve meter van de stam te worden uitgevoerd. Hierdoor kan rondom de struik of boom een ruigere vegetatie ontstaan. Opslag van wilg, Sleedoorn of andere belangrijke voedselplanten langs de randen dienen deels te worden getolereerd. Bloemaanbod vergroten door middel van inzaaien Alleen wanneer noodzakelijk, kan er worden ingezaaid, maar alleen zaden van lokale herkomst gebruiken. Vooral lip- en vlinderbloemigen zijn voor bijen aantrekkelijk. Let daarbij op dat er variatie in bloeitijd is, dus zowel vroegbloeiende planten als laatbloeiende planten. Eventueel kan Grote ratelaar worden ingezaaid om vergrassing te onderdrukken. Gele composieten dienen gedurende het hele jaar te worden behouden. 26

27 3.3 BLOEMRIJKE AKKERS EN AKKERRANDEN BETEKENIS EN STREEFBEELD VOOR BIJEN Akkers en akkerranden zijn uitstekende foerageergebieden (figuur 8), vooral wanneer deze in de directe omgeving van nestgelegenheden liggen. De samenstelling aan akkerkruiden is bepalend welke en hoeveel bijensoorten van deze akkers kunnen profiteren. De echte akkersoorten zijn eigenlijk vrijwel uit Nederland verdwenen en komen van nature alleen nog voor in bepaalde delen van Oost-Europa. Hierdoor zijn ook vrijwel bijna alle voor akkers karakteristieke bijensoorten verdwenen of sterk achteruitgegaan. Van wat er tegenwoordig wordt ingezaaid profiteren vooral de algemene, opportunistische bijensoorten die niet al te kritisch zijn ten aanzien van voedsel en nestplek (mondelinge mededeling Ivo Raemakers). Van deze soorten is het meetbaar dat populatiedichtheden toenemen, zowel in de ingezaaide akkers als de randstrook daarnaast. De bedreigde Rode Lijstsoorten nemen hierdoor echter niet toe. Akkers of akkerranden kunnen de populatie van zeldzame Rode Lijstsoorten bevorderen wanneer deze in de nabije omgeving van de soort worden aangelegd. Dit bevordert niet alleen het voedselaanbod voor deze soorten, maar ook de algemenere soorten kunnen hiervan profiteren (mondelinge mededeling Ivo Raemakers). Het is daarom belangrijk dat de oppervlakte van kruidenrijke akkers en akkerranden wordt vergroot zodat deze een vaste plek in het landschap krijgen. Er wordt vrij veel geëxperimenteerd met het inzaaien van akkers met zaadmengsels en de effecten daarvan op de biodiversiteit. Uit experimenten met de samenstelling (met name zichtwaarnemingen) blijkt dat als er meer overblijvende plantensoorten (typisch voor een akker) zoals rolklaver, klaver en vooral composieten voorkomen, zowel de diversiteit aan bijen in zijn geheel toeneemt als de bijzondere bijensoorten. Vlinderbloemigen, composieten, schermbloemigen, lipbloemigen en kruisbloemen zijn van bovengemiddeld belang (Reemer et al., 1999). In een experiment is aangetoond dat bepaalde bijen een aangeboren voorkeur voor symmetrische en straalvormige bloemen hebben (Lehrer et al., 1995). Hierbij kan men denken aan composieten zoals Korenbloem (Centaurea cyanus), Gele ganzenbloem (Glebionis segetum), Echte kamille (Matricaria chamomilla), Reukeloze kamille (Tripleurospermum maritimum) en Gele kamille (Anthemis tinctoria). Naast een aantrekkelijke kruidensamenstelling is het belangrijk dat in het aangrenzende landschap geschikte nestbiotopen aanwezig zijn, bijvoorbeeld schrale bodems, dood hout, en ruigtevegetatie. Akkervegetaties kennen namelijk maar één structuur en een geploegde grond is niet optimaal om in te nestelen. KENMERKENDE BIJENSOORTEN Voor de bloemrijke akkers en akkerranden zijn tien soorten aan te merken (tabel 6), waaronder één prioritaire soort, de Koolzwarte zandbij (Andrena pilipes) (Reemer et al., 2016). Alleen de Gebandeerde dwergzandbij (Andrena niveata) blijkt een specialist te zijn van kruisbloemen, de overige soorten hebben minder specifieke voedselvoorkeuren, zoals de Grijze rimpelrug (Andrena tibialis) (figuur 9) Binnen deze groep nestelt één soort bovengronds, terwijl alle andere soorten ondergronds nestelen. 27

28 Tabel 6: wilde bijensoorten die voor bloemrijke akkers en akkerranden kenmerkend zijn. De vetgedrukte soorten zijn prioritair voor Noord-Brabant. RL = Rode Lijstsoort. NEDERLANDSE NAAM WETENSCHAPPELIJKE NAAM STATUS TREND NEST VOEDSEL Donkere rimpelrug Andrena bimaculata RL Vrij zeldzaam Afgenomen Ondergronds Generalist Wimperflankzandbij Andrena dorsata Algemeen Toegenomen Ondergronds Generalist Viltvlekzandbij Andrena nitida Algemeen Toegenomen Ondergronds Generalist Gebandeerde dwergzandbij Andrena niveata RL Zeldzaam Geen trend Ondergronds Specialist Koolzwarte zandbij Andrena pilipes RL Zeldzaam Sterk afgenomen Ondergronds Generalist Rode zandbij Andrena schencki RL Zeer zeldzaam Sterk afgenomen Ondergronds Generalist Grijze rimpelrug Andrena tibialis RL Vrij algemeen Geen trend Ondergronds Generalist Brilmaskerbij Hylaeus dilatatus Vrij algemeen Geen trend Bovengronds Generalist Groepjesgroefbij Lasioglossum malachurum RL Vrij zeldzaam Geen trend Ondergronds Generalist Roodbruine groefbij Lasioglossum xanthopus RL Vrij zeldzaam Geen trend Ondergronds Generalist Figuur 8: het kleurenpalet van Korenbloem, klaproos en kamille maakt deze akker een uitermate geschikt foerageerbiotoop voor veel wilde bijen (foto: A.T. Williams; datum onbekend). 28

29 MAATREGELENPAKKET BEHEER GERICHT OP BIJEN Voedselaanbod Voor het maaibeheer wordt er verwezen naar het landschapselement 'overige bloemrijke graslanden'. Opslag van wilg, Sleedoorn of andere belangrijke voedselplanten langs de randen dienen deels te worden getolereerd. Begrazing dient alleen beperkt voor te komen. Bloemrijke delen moeten worden afgerasterd. Zorg ervoor dat op enkele plaatsen struiken of bomen zich natuurlijk kunnen ontwikkelen. Distels en Jacobskruiskruid dienen te worden gespaard. Het land dient onbemest te blijven. Eventueel kunnen groenbemesters worden toegepast, zoals Rode klaver, Gele mosterd (Sinapis alba) en Bladrammenas (Raphanus sativus subsp. oleiferus). Bijen profiteren van deze planten. Er dient een strook van 2-3 meter rondom de akker te worden gecreëerd met akkerkruiden. Hiervoor kunnen de volgende soorten jaarlijks worden ingezaaid: Aardaker (Lathyrus tuberosus), Akkerkers (Rorippa sylvestris), Akkermelkdistel (Sonchus arvensis), Gele ganzebloem (Chrysanthemum sagetum), Grijskruid (Berteroa incana), Grote klaproos (Papaver rhoeas), Herik (Sinapsis arvensis), Klein streepzaad (Crepis capillaris), Knikkende distel (Carduus nutans), Kool (Brassica napus), Reukloze kamille (Tripleurospermum maritimum), Slangenkruid (Echium vulgare), Stalkaars (Verbascum densiflorum), Wegdistel (Onopordum acanthium), Wilde reseda (Reseda lutea), Wouw (Reseda luteola) en Zwarte toorts (Verbascum nigrum). In het voorjaar, alvorens de bloeitijd, kan worden geploegd en geëgd. Nestgelegenheid vergroten Gebruik bij het afrasteren altijd onbewerkte, houten paaltjes en laat deze achteraf staan. Langs de rand dient ruige begroeiingen en enkele struiken te blijven staan, voornamelijk braamstruwelen. Figuur 9: de Grijze rimpelrug is een vrij algemene soort die kenmerkend voor bloemrijke akkers en akkerranden is (foto: Pieter van Breugel; ). 29

30 4. BOSOPSTANDEN EN BOSSCHAGES Inheemse struiken en bomen zijn van uiterst belang voor insecten. In het Nederlands landschap komt een groot aantal houtige landschapselementen voor die in zekere zin allemaal geschikt voor wilde bijen zijn. In Nederland kunnen we niet meer spreken van een natuurlijk bos: tegenwoordig zijn alle bossen in West- Europa door de mens aangeplant en intensief gebruikt. Het merendeel van het Nederlandse bos bestaat uit cultuurbos, met houtproductie als hoofddoel en natuur als nevenfunctie. Cultuurbos werd vaak aangelegd op plekken waar lang geen bos was geweest en soms ook juist in de plaats van natuurbos. Vanaf 1975 ontstond het streven naar meer natuurlijkheid in de bossen en tegenwoordig heeft het geïntegreerd bosbeheer gezorgd dat het bos weer een natuurlijke functie heeft (Van Raffe et al., 2006). In Nederland is het meeste bos aanwezig in de provincies Gelderland en Noord-Brabant (Dirkse et al., 2006). De provincie Noord-Brabant draagt daarom een belangrijke verantwoordelijk in het bosbeheer. Eiken- en beukenbossen (Quercetea robori-petraeae) op voedselarme gronden behoren tot de algemeenste bossen van de hogere pleistocene zanddelen van Nederland. Hiervan zijn het Berken-eikenbos (Betulo- Quercetum roboris) en Beuken-eikenbos (Fago-Quercetum) goed vertegenwoordigd in Noord-Brabant. Het zijn betrekkelijk soortenarme, weinig structuurrijke gemengde loofbossen met zowel een droog als een vochtig type. Van de voedselrijkere gronden is alleen het Vogelkers-essenbos (Pruno-Fraxinetum) goed vertegenwoordigd: een bos met een goed ontwikkelde struiklaag van Gewone vogelkers (Prunus padus) en een kruidlaag met voorjaarsbloeiers (Schaminée et al., 2010). Insecten en ook bijen moeten het echter vooral hebben van de overgangen van structuurrijke bosranden en bosschages. Onder natuurlijke omstandigheden hebben bosranden in horizontale richting een mantel en zoomvegetatie. Op deze twee lagen valt meer zon dan in een boskern, waardoor het warmer is en er meer bloemrijke soorten kunnen voorkomen. Zomen- en mantelvegetaties kunnen daarom een zeer substantiële bijdrage leveren aan de diversiteit van wilde bijen en de overige fauna in het algemeen, mits deze de juiste samenstelling en vorm hebben. Lijnvormige struikenbegroeiingen, zoals struwelen, houtwallen en verspreide bosjes, doen in een landschap onder andere dienst als migratieroutes (corridors) tussen natuurgebieden. Dergelijke elementen komen van nature voor op plaatsen waar de dynamiek te hoog is om bos te laten ontstaan. De samenstelling kan bestaan uit doornige soorten op matig voedselrijke gronden, zoals meidoorn en Sleedoorn (Prunus spinosa), maar kan ook bestaan uit braam en bremstruwelen op voedselarme gronden en wilgenstruwelen op vochtige tot natte voedselrijke gronden. Deze begroeiingen kunnen gecombineerd zijn met andere heesters zoals Wilde lijsterbes, Hazelaar (Corylus avellana), Kardinaalsmuts (Euonymus europaeus) en vlier. 4.1 BOSSEN BETEKENIS EN STREEFBEELD VOOR BIJEN Bossen zijn koele biotopen waar een relatief klein aantal, bosgebonden bijensoorten kunnen gedijen. Een aantal hommels kunnen bijvoorbeeld goed tegen dergelijke condities. Niet alle bostypen in Nederland zijn echter even goed ontwikkeld. De bijzondere (oude) bostypen zijn al grotendeels verdwenen en de bijen die hier voorkwamen hadden het al moeilijk. Over het geheel genomen is te zien dat het met de biodiversiteit in bossen en bosranden de laatste jaren beter gaat. Bossen op arme zandgronden, waar nu bodemvorming begint op te treden, krijgen meer variatie en gelaagdheid, waardoor de bijendiversiteit ook toeneemt. 30

31 Soortenrijke, bijzondere bossen zoals het Eiken-haagbeukenbos (Stellario-Carpinetum), zijn voor veel insecten interessant. Voor de bosgebonden bijen daarentegen, zijn deze bossen te gesloten en de voorjaarskruiden bieden alleen kansen voor enkele voorjaarsbijen. Voor deze soorten zijn de voedselarmere bossen op de zandgronden, zoals de Berken-eikenbossen (Betulo-Quercetum roboris), zowel op Nederlands en ook op Europees niveau een van de meest geschikte bossen. Berken-eikenbossen hebben een open en schraal karakter en bevatten belangrijke drachtplanten zoals Blauwe bosbes (Vaccinium myrtillus) (figuur 10), Rode bosbes (Vaccinium vitis-idaea) en een aantal andere bloeiende struiken zoals Struikhei, Wilde lijsterbes en het langdurig bloeiende Sporkehout. Ook voor deze bossen geldt, hoe complexer de horizontale en verticale vegetatiestructuur (openheid, gelaagdheid en bedekkingsgraad), des te rijker is de samenstelling aan bijen. Het is van belang om het aandeel van de genoemde struiken te bevorderen door te voorzien in hun behoefte voor zonlicht. In veel Berken-eikenbossen zorgde het traditionele hakhoutbeheer voor de nodige openheid waardoor struiken beter kunnen gedijen. Waar dit beheer ontbreekt moeten open plekken en gaten in het kronendak voor meer variatie zorgen. Het gebrek aan een rijke kruidlaag in deze bossen kan elders worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door het stimuleren van een rijke kruidlaag in de bermen van (brede) bospaden. Daarnaast moet er voor nestgelegenheden worden gezorgd in de vorm van wortelkluiten van omgevallen bomen, dode (staande) bomen en braamstruiken, het liefst aan de randen van open plaatsen en in de zon (Peeters & Reemer, 2003). KENMERKENDE BIJENSOORTEN In bossen blijken 30 soorten wilde bijen voor te komen (tabel 7). Hiervan blijkt één soort te zijn verdwenen, de Boszandbij (Andrena coitana). Eén soort behoort tot de parasitaire bijen en heeft de Boomhommel (Bombus hypnorum) en Veenhommel als mogelijke gastheren. Volgens het rapport van Reemer et al. (2016) zijn twee soorten prioritair voor Noord-Brabant: Donkere wilgenzandbij (Andrena apicata) en Sporkehoutzandbij (Andrena fulvida). Van de 30 soorten blijken negen soorten specialistisch te zijn, waarvan zes afhankelijk van wilgen zijn. De overige specialistische soorten zijn afhankelijk van Blauwe bosbes en Rode bosbes, klokjes en wederik. Vier soorten nestelen bovengronds, terwijl drie soorten zowel boven- als ondergronds kunnen nestelen. Alle overige soorten nestelen ondergronds. 31

32 Tabel 7: wilde bijensoorten die voor bossen kenmerkend zijn. De vetgedrukte soorten zijn prioritair voor Noord-Brabant. RL = Rode Lijstsoort. NEDERLANDSE NAAM WETENSCHAPPELIJKE NAAM STATUS TREND NEST VOEDSEL Donkere wilgenzandbij Andrena apicata RL Vrij zeldzaam Afgenomen Ondergronds Specialist Tweekleurige zandbij Andrena bicolor Algemeen Sterk toegenomen Ondergronds Generalist Zwart-rosse zandbij Andrena clarkella Vrij algemeen Afgenomen Ondergronds Specialist Boszandbij Andrena coitana RL Verdwenen Ondergronds Generalist Vosje Andrena fulva Algemeen Geen trend Ondergronds Generalist Sporkehoutzandbij Andrena fulvida RL Vrij zeldzaam Geen trend Ondergronds Generalist Roodgatje Andrena haemorrhoa Zeer algemeen Toegenomen Ondergronds Generalist Valse rozenzandbij Andrena helvola Vrij algemeen Sterk toegenomen Ondergronds Generalist Bosbesbij Andrena lapponica Vrij zeldzaam Geen trend Ondergronds Specialist Lichte wilgenzandbij Andrena mitis Vrij zeldzaam Geen trend Ondergronds Specialist Roodscheenzandbij Andrena ruficrus Vrij zeldzaam Afgenomen Ondergronds Specialist Grijze zandbij Andrena vaga Algemeen Toegenomen Ondergronds Specialist Variabele zandbij Andrena varians RL Vrij zeldzaam Sterk afgenomen Ondergronds Generalist Roodbuikje Andrena ventralis Vrij algemeen Sterk toegenomen Ondergronds Specialist Andoornbij Anthophora furcata RL Vrij zeldzaam Geen trend Bovengronds Generalist Gewone sachembij Anthophora plumipes Vrij algemeen Geen trend Ondergronds Generalist Tuinhommel Bombus hortorum Algemeen Geen trend Boven- en ondergronds Generalist Boomhommel Bombus hypnorum Vrij algemeen Afgenomen Bovengronds Generalist Veenhommel Bombus jonellus RL Vrij algemeen Afgenomen Weidehommel Bombus pratorum Zeer algemeen Geen trend Boven- en ondergronds Boven- en ondergronds Generalist Generalist Grote zijdebij Colletes cunicularius Algemeen Toegenomen Ondergronds Generalist Poldermaskerbij Hylaeus confusus Algemeen Toegenomen Bovengronds Generalist Bosgroefbij Lasioglossum fratellum Vrij zeldzaam Geen trend Ondergronds Specialist Fijngestippelde groefbij Lasioglossum punctatissimum Algemeen Geen trend Ondergronds Generalist Zadelgroefbij Lasioglossum rufitarse Vrij zeldzaam Sterk afgenomen Ondergronds Generalist Gewone franjegroefbij Lasioglossum sexstrigatum Zeer algemeen Geen trend Ondergronds Generalist Bruine slobkousbij Macropis fulvipes RL Zeer zeldzaam Geen trend Ondergronds Specialist Klokjesdikpoot Melitta haemorrhoidalis Vrij algemeen Geen trend Ondergronds Specialist Bosmetselbij Osmia uncinata Vrij zeldzaam Sterk toegenomen Bovengronds Generalist 32

33 MAATREGELENPAKKET BEHEER GERICHT OP BIJEN Voedselaanbod vergroten Voor voedsel zijn bijen voornamelijk afhankelijk van aangrenzende vegetaties, zoals in bloemrijke graslanden of bermen. Voor het beheer hiervan wordt verwezen naar het hoofdstuk 'graslanden en akkers'. In het bos dient variatie te zijn in bloemrijke bomen, struiken en kruiden (bijvoorbeeld klokjes, wederik, Vingerhoedskruid). Dit kan bijvoorbeeld worden gecreëerd door middel van aanplanting en uitdunning. Bovengrondse nestgelegenheid creëren Dood hout en stervende bomen dienen te worden behouden. Vooral op zonnige plekken. Eventueel kunnen enkele in de zon staande bomen worden geringd. Dode dennen die in de zon staan zijn onder andere een belangrijke nestplaats voor de zeldzame Boommetselbij (Osmia parietina). Omgevallen bomen dienen te worden behouden. Eventueel kunnen ze worden gedraaid, zodat de wortelkluit op het zuiden komt te liggen. Open plekken dienen te worden behouden of te worden gecreëerd. In het voorjaar en zomer dienen de open plekken te worden voorzien van minimaal zes uur direct zonlicht. Ondergrondse nestgelegenheid creëren Onbegroeide plekken, zoals zandpaden en kale plekken dienen te worden behouden of te worden gecreëerd. Er dient enig reliëf aanwezig te zijn, waarbij steilwandjes of wortelkluiten in het zonlicht liggen. Figuur 10: begroeiingen van Blauwe bosbes zijn een van de belangrijkste voedselbronnen voor bosgebonden bijen in Berken-eikenbossen (foto: A.T. Williams; ). 33

34 4.2 STRUCTUURRIJKE BOSRANDEN BETEKENIS EN STREEFBEELD VOOR BIJEN Het belang van een horizontale structuur (zomen en mantels) in bosranden voor bijen en andere insecten is goed bekend. In deze lagen moet voldoende variatie aanwezig zijn in soortensamenstelling, leeftijdsverschillen en dichtheid van soorten. Onregelmatige structuren met openingen bieden daarnaast luwte en aan de zonkant extra warmte voor veel warmteminnende insecten waaronder ook bijen. Inhammen in een bosrand zorgen ervoor dat de zon in de boskern kan doordringen. Daarnaast zorgen ze voor meer variatie in begroeiingen; de planten kunnen op een natuurlijke wijze weer terug groeien. De zon moet hier het grootste deel van de dag kunnen schijnen en de wind moet worden getemperd. Deze grilligheid in bosranden is zeker een aanbeveling waar de ruimte het toelaat. Net zo belangrijk als de structuur is de samenstelling van de verschillende lagen, die natuurlijk per bodemtype verschilt. Het is van belang om te zorgen dat de mantel- en zoomlaag een structuurrijke samenstelling bevat die ook voor bijen aantrekkelijk is. Het struweel van de mantelzone moet zowel bijdragen aan het voedselaanbod als aan nestgelegenheden voor bovengrondse nestelaars. Voor het voedselaanbod is het van belang dat de bloei van de struiken een lange periode beslaat (het liefst van april tot augustus). De bloei van Sleedoorn en verschillende wilgensoorten in een bosrand zijn cruciaal voor de voorjaarsbijen. De bloei van deze struiken kan in het late voorjaar worden opgevolgd door de bloei van bijvoorbeeld Gelderse roos (Viburnum opulus), Tweestijlige meidoorn (Crataegus laevigata), Wilde lijsterbes (figuur 11) en Sporkehout en op de zandgronden afwisselende struwelen van Brem (Cystisus scoparius) en braam. Op voedselarmere gronden zijn Eenstijlige meidoorn (Crataegus monogyna) en Hondsroos (Rosa canina) geschikte struiken. Voor nestplekken is het belangrijk om struiken met merghoudende stengels in de mantelvegetatie te hebben, zoals braamstruweel, rozen en vlier. Zoomvegetaties op het zuiden verlenen zich het beste voor de ontwikkeling van bloemrijke ruigten. Naarmate zomen breder zijn en in de zon liggen, ontstaan er ook goede mogelijkheden voor zonminnende ruigtekruiden zoals Boerenwormkruid (Tanacetum vulgare), Harig wilgenroosje (Epilobium hirsutum) en Grote kaardenbol (Dipsacus fullonum) en op de nattere delen Moerasspirea (Filipendula ulmaria), Koninginnekruid (Eupatorium cannabinum) en Gewone engelwortel. Voor beschaduwde plaatsen zijn Vingerhoedskruid (Digitalis purpurea), Look-zonder-look (Alliaria petiolata) en Fluitenkruid (Anthriscus sylvestris) interessante drachtplanten. KENMERKENDE BIJENSOORTEN Van alle Nederlandse bijensoorten blijken 36 soorten (deels) afhankelijk te zijn van bosranden (tabel 8). Volgens het rapport van Reemer et al. (2016) blijken zeven soorten prioritair te zijn, waaronder de Blauwe ertsbij (Ceratina cyanea), de Gestippelde maskerbij (Hylaeus clypearis) en de Rinks maskerbij (Hylaeus rinki). Achttien specialistische soorten blijken met name afhankelijk te zijn van wilgen, (gele) composieten en vlinderbloemigen, maar ook van Beemdkroon, klokjes, wikke en lathyrus (figuur 12) Verder valt aan te merken dat tien soorten bovengronds nestelen, en één soort zowel boven- als ondergronds kan nestelen. 34

35 Tabel 8: wilde bijensoorten die voor structuurrijke bosranden kenmerkend zijn. De vetgedrukte soorten zijn prioritair voor Noord-Brabant. RL = Rode Lijstsoort. NEDERLANDSE NAAM WETENSCHAPPELIJKE NAAM STATUS TREND NEST VOEDSEL Donkere wilgenzandbij Andrena apicata RL Vrij zeldzaam Afgenomen Ondergronds Specialist Zwart-rosse zandbij Andrena clarkella Vrij algemeen Afgenomen Ondergronds Specialist Kruiskruidzandbij Andrena denticulata RL Vrij algemeen Sterk toegenomen Ondergronds Specialist Gewone rozenzandbij Andrena fucata Vrij algemeen Geen trend Ondergronds Generalist Sporkehoutzandbij Andrena fulvida RL Vrij zeldzaam Geen trend Ondergronds Generalist Knautiabij Andrena hattorfiana RL Zeldzaam Sterk afgenomen Ondergronds Specialist Donkere klaverzandbij Andrena labialis RL Vrij zeldzaam Afgenomen Ondergronds Specialist Wikkebij Andrena lathyri Zeldzaam Geen trend Ondergronds Specialist Glimmende dwergzandbij Andrena minutuloides Zeldzaam Geen trend Ondergronds Generalist Lichte wilgenzandbij Andrena mitis Vrij zeldzaam Geen trend Ondergronds Specialist Bremzandbij Andrena ovatula RL Vrij algemeen Afgenomen Ondergronds Generalist Roodscheenzandbij Andrena ruficrus Vrij zeldzaam Afgenomen Ondergronds Specialist Breedrandzandbij Andrena synadelpha Vrij zeldzaam Toegenomen Ondergronds Generalist Grijze zandbij Andrena vaga Algemeen Toegenomen Ondergronds Specialist Roodbuikje Andrena ventralis Vrij algemeen Sterk toegenomen Ondergronds Specialist Andoornbij Anthophora furcata RL Vrij zeldzaam Geen trend Bovengronds Generalist Gewone sachembij Anthophora plumipes Vrij algemeen Geen trend Ondergronds Generalist Blauwe ertsbij Ceratina cyanea Vrij zeldzaam Geen trend Bovengronds Generalist Lathyrusbij Chalicodoma ericetorum RL Vrij algemeen Toegenomen Bovengronds Specialist Kleine klokjesbij Chelostoma campanularum RL Vrij algemeen Geen trend Bovengronds Specialist Grote zijdebij Colletes cunicularius Algemeen Toegenomen Ondergronds Generalist Gewone langhoornbij Eucera longicornis RL Zeldzaam Sterk afgenomen Ondergronds Specialist Zuidelijke langhoornbij Eucera nigrescens RL Zeer zeldzaam Sterk afgenomen Ondergronds Specialist Gestippelde maskerbij Hylaeus clypearis RL Zeer zeldzaam Geen trend Bovengronds Generalist Weidemaskerbij Hylaeus gibbus Vrij algemeen Sterk afgenomen Bovengronds Generalist Rinks maskerbij Hylaeus rinki Zeldzaam Afgenomen Bovengronds Generalist Kleine groefbij Lasioglossum parvulum RL Vrij zeldzaam Sterk afgenomen Ondergronds Generalist Zadelgroefbij Lasioglossum rufitarse Vrij zeldzaam Sterk afgenomen Ondergronds Generalist Bergbehangersbij Megachile alpicola RL Zeldzaam Sterk afgenomen Bovengronds Generalist Tuinbladsnijder Megachile centuncularis RL Algemeen Geen trend Boven- en ondergronds Generalist Lapse behangersbij Megachile lapponica Vrij zeldzaam Afgenomen Bovengronds Specialist Distelbehangersbij Megachile ligniseca Vrij zeldzaam Geen trend Bovengronds Generalist Kauwende metselbij Osmia leaiana RL Zeldzaam Sterk afgenomen Bovengronds Specialist Zwartbronzen houtmetselbij Osmia niveata RL Vrij zeldzaam Sterk afgenomen Bovengronds Specialist Grote roetbij Panurgus banksianus Vrij algemeen Afgenomen Ondergronds Specialist Kleine roetbij Panurgus calcaratus Vrij algemeen Geen trend Ondergronds Specialist 35

36 MAATREGELENPAKKET BEHEER GERICHT OP BIJEN Zoomvegetaties creëren Indien er voldoende ruimte beschikbaar is, dient de lage vegetatie langs de bosrand zich natuurlijk tot struweel te kunnen ontwikkelen. Eventueel kunnen de eerste bomenrijen (tot meter) deels worden gekapt. Niet de hele rij dient te worden gekapt, maar er moet variatie ontstaan. Eventueel kan het raster langs de bosrand enkele meters naar buiten worden verplaatst, waardoor de bosrand zich natuurlijk kan ontwikkelen. Langs bosranden kunnen open plekken (bijvoorbeeld van 25x50 meter) worden gecreëerd, waar bloemrijke vegetaties en nestplekken kunnen ontstaan. Vooral langs de zuidkant van oostwest lopende randen kunnen open plekken aantrekkelijk voor bijen en andere insecten zijn. Grote, oude bomen dienen te worden behouden. Deze bieden meer voedsel en (bij afsterven) meer nestgelegenheid. Zoomvegetaties beheren Bij bloemrijke vegetaties en schrale droge bodems dienen de kruiden niet of gefaseerd in september/oktober te worden gemaaid. Bij matige tot sterke vergrassing (50% gras) dient één keer per jaar in juni of juli ongeveer de helft te worden gemaaid, zodat bloeiende kruiden worden bevorderd. Bij sterke vergrassing (50-100% gras) dient twee keer per jaar te worden gemaaid; na half juni en na half september. Het maaien van de zoom dient altijd gefaseerd te worden uitgevoerd. Laat altijd een smalle rand (1 meter) langs de zoom overeind als overwinteringsplaats voor dagvlinders, muizen, etc. Plekken met veel bloeiende planten dienen pas na zaadzetting te worden gemaaid. Het maaisel dient pas na een paar dagen te worden afgevoerd. Vooral een bloemrijke zoom aan de zuidkant van de bosrand dient aanwezig te zijn. Deze kan ontwikkeld worden door een extensief, mechanisch beheer uit te voeren. Mantelvegetaties beheren De mantel dient één keer per vijf jaar matig te worden gedund. Nooit dienen alle struiken van één soort tegelijk te worden afgezet. Opslag dient één keer per vijf jaar gefaseerd en verspreid in de bosrand te worden verwijderd, maar dient nooit helemaal te worden verwijderd. 36

37 Figuur 11: Wilde lijsterbes in een struweel vormt een belangrijke voedselbron voor wilde bijen (foto: max pixel; datum onbekend). Figuur 12: de Andoornbij is een vrij zeldzame soort die in bosranden voornamelijk op lipbloemigen foerageert (foto: Pieter van Breugel; ). 37

38 4.3 HAGEN, STRUWELEN, HOUTWALLEN EN HOUTSINGELS BETEKENIS EN STREEFBEELD VOOR BIJEN Elementen in de vorm van bosschages bieden bijen beschutting, voedsel en nestgelegenheden en zorgen voor verbindingen tussen natuurgebieden. Deze lijnvormige elementen hebben door de struik- en kruidlaag een tamelijk dichte structuur, maar kunnen in het voorjaar door zandbijen, wespbijen en in de zomer langs de randen ook door andere bijen worden bezocht. Ook bij deze elementen is structuurvariatie van belang. Inhammen in deze beplantingen zorgt voor microklimaten en variatie in de kruid- en struiklaag, mits er rekening met de zonexpositie wordt gehouden. Op deze manier biedt de struiklaag luwte en een opwarmingseffect dat gunstig voor bijen is. Ook in deze elementen is de soortensamenstelling sterk afhankelijk van het bodemtype. Sleedoorn- en wilgenstruweel hebben een grote betekenis als drachtplant voor voorjaarsbijen (figuur 13). De meeste wilgen bloeien vroeg in het jaar, wanneer nog nauwelijks andere drachtplanten in bloei staan. De mannelijke bloemen leveren zeer veel stuifmeel en de vrouwelijke bloemen bevatten veel nectar. Vaak bloeien verschillende wilgensoorten bijeen in struwelen en dan sluiten de bloeitijden min of meer op elkaar aan. De volgorde van soorten in bloeitijd is ongeveer als volgt: Boswilg, Duitse Dot (Salix dasyclados), Grauwe wilg, Katwilg (Salix viminalis), Bittere wilg (Salix purpurea), Geoorde wilg (Salix aurita), Amandelwilg (Salix amygdalina), Kruipwilg, Kraakwilg (Salix fragilis), Schietwilg (Salix alba) en Laurierwilg (Salix pentandra). Mocht door weersomstandigheden de bloei van een soort mislukken, dan kan een verwant dit verlies mogelijk opvangen (Weeda et al., 1985). Andere belangrijke drachtplanten zijn Eenstijlige meidoorn, Wilde lijsterbes en Sporkehout. Voor het bevorderen van nestgelegenheden geldt ook bij deze elementen dat struiken met holle en merghoudende stengels van belang zijn. Verschillende bijen nestelen in stengels van braam, vlier, roos, Riet (Phragmites australis) en ook andere ruigte en struweelsoorten. Hoewel Riet minder interessant voor bijen is, komen hier een aantal gespecialiseerde soorten op af, zoals maskerbijen. De stengels van Riet en braam moeten wel eerst een keer gebroken zijn zodat er dode takken in de begroeiing komen. Verder is het van belang dat er op termijn dood hout, vooral stammen, beschikbaar komt voor extra nestgelegenheden. Dit werkt het beste op zonnige plekken. KENMERKENDE BIJENSOORTEN Binnen Noord-Brabant komen 25 soorten voor die kenmerkend zijn voor hagen, struwelen, houtwallen en houtsingels (tabel 9), waarvan twee door Reemer et al. (2016) als prioritair zijn aangemerkt: Donkere wilgenzandbij (Andrena apicata) en Sporkehoutzandbij (Andrena fulvida). Van de tien specialistische soorten zijn zes soorten afhankelijk van wilgen, de overige specialisten maken gebruik van composieten, schermbloemen, vlinderbloemen en Heggenrank (Bryonia dioica). Van de 25 soorten nestelen zeven soorten bovengronds, één soort kan boven- en ondergronds nestelen, terwijl de overige soorten ondergronds nestelen. 38

39 Tabel 9: wilde bijensoorten die voor hagen, struwelen, houtwallen en houtsingels kenmerkend zijn. De vetgedrukte soorten zijn prioritair voor Noord- Brabant. RL = Rode Lijstsoort. NEDERLANDSE NAAM WETENSCHAPPELIJKE NAAM STATUS TREND NEST VOEDSEL Donkere wilgenzandbij Andrena apicata RL Vrij zeldzaam Afgenomen Ondergronds Specialist Zwart-rosse zandbij Andrena clarkella Vrij algemeen Afgenomen Ondergronds Specialist Heggenrankbij Andrena florea Vrij algemeen Geen trend Ondergronds Specialist Gewone rozenzandbij Andrena fucata Vrij algemeen Geen trend Ondergronds Generalist Sporkehoutzandbij Andrena fulvida RL Vrij zeldzaam Geen trend Ondergronds Specialist Lichte wilgenzandbij Andrena mitis Vrij zeldzaam Geen trend Ondergronds Specialist Bremzandbij Andrena ovatula RL Vrij algemeen Afgenomen Ondergronds Generalist Fluitenkruidbij Andrena proxima Vrij algemeen Sterk toegenomen Ondergronds Specialist Roodscheenzandbij Andrena ruficrus Vrij zeldzaam Afgenomen Ondergronds Specialist Halfgladde dwergzandbij Andrena semilaevis Vrij zeldzaam Afgenomen Ondergronds Generalist Breedrandzandbij Andrena synadelpha Vrij zeldzaam Toegenomen Ondergronds Generalist Grijze zandbij Andrena vaga Algemeen Toegenomen Ondergronds Specialist Variabele zandbij Andrena varians RL Vrij zeldzaam Sterk afgenomen Ondergronds Generalist Roodbuikje Andrena ventralis Vrij algemeen Sterk toegenomen Ondergronds Specialist Andoornbij Anthophora furcata RL Vrij zeldzaam Geen trend Bovengronds Generalist Grote zijdebij Colletes cunicularius Algemeen Toegenomen Ondergronds Generalist Weidemaskerbij Hylaeus gibbus Vrij algemeen Sterk afgenomen Bovengronds Generalist Kleine groefbij Lasioglossum parvulum RL Vrij zeldzaam Sterk afgenomen Ondergronds Generalist Zesvlekkige groefbij Lasioglossum sexnotatum RL Vrij algemeen Geen trend Ondergronds Generalist Bergbehangersbij Megachile alpicola RL Zeldzaam Sterk afgenomen Bovengronds Generalist Tuinbladsnijder Megachile centuncularis RL Algemeen Geen trend Boven- en ondergronds Generalist Lapse behangersbij Megachile lapponica Vrij zeldzaam Afgenomen Bovengronds Specialist Distelbehangersbij Megachile ligniseca Vrij zeldzaam Geen trend Bovengronds Generalist Kauwende metselbij Osmia leaiana RL Zeldzaam Sterk afgenomen Bovengronds Specialist Bosmetselbij Osmia uncinata Vrij zeldzaam Sterk toegenomen Bovengronds Generalist MAATREGELENPAKKET BEHEER GERICHT OP BIJEN Voedselaanbod vergroten Er dienen altijd volgroeide exemplaren van elke struiksoort (bijvoorbeeld Eenstijlige meidoorn, Wilde lijsterbes, Sporkehout en verschillende wilgensoorten) aanwezig te zijn. Elk jaar kan 1/5 deel van de struiken en opslag worden afgezet, indien verspreid over de houtwal. Een golvende houtwal dient te worden gecreëerd door het periodiek en plaatsgewijs verplaatsen van de afrastering. In recent aangelegde houtwallen kunnen geschikte soorten worden aangeplant. In oudere houtwallen en bij dunningen is aanplanten geen goede maatregel, omdat hier dan concurrentie gaat optreden. 39

40 Alleen bij sterke verruiging dient de kruidenstrook in september/oktober gefaseerd te worden gemaaid. Bovengrondse nestgelegenheid creëren Indien noodzakelijk, dienen de bomen gefaseerd te worden gekapt. Dode bomen dienen te worden gespaard en zo nodig vrijgezet. Bij gebrek aan dood, staand hout kunnen bomen worden geringd. Het afzetten van struwelen dient gefaseerd tussen november en maart te gebeuren. Veel bijensoorten nestelen namelijk in de stengels. Op zonnige plaatsen dienen braamstruwelen verticaal te worden teruggesnoeid, in plaats van horizontaal af te zetten. Hierdoor ontstaan meer snijvlakken waarin wilde bijen hun nesten kunnen maken. Waar mogelijk dienen afgesneden takken achter te blijven, zodat de nesten hierin niet worden vernietigd. Merghoudende plantenstengels kunnen eventueel in meterlange stukken worden gesneden. Na ze te drogen kunnen ze eventueel op een zonnige plaats verticaal worden opgehangen. Hierdoor blijven de aanwezige nestjes intact. Ondergrondse nestgelegenheid creëren Bij voldoende oppervlak dient begrazing aan de randen te worden toegepast, mits beperkt en wanneer bloemrijke delen worden gespaard. Voor de afrastering van deze bloemrijke delen dienen onbewerkte houten paaltjes te worden gebruikt. Zoden kunnen kleinschalig worden afgestoken (enkele m 2 ). Kleinschalig plaggen is ook een optie. Overmatige begroeiing kan worden verwijderd door kappen, uittrekken, maaien of het (opnieuw) afsteken van steilwanden. Figuur 13: het struweel van Sleedoorn en wilg langs dit grasland vormt een belangrijke voedselbron voor voorjaarsbijen (foto: A.T. Williams; ). 40

Bijen en Landschapsbeheer

Bijen en Landschapsbeheer Bijen en Landschapsbeheer Hoe maken we het landschap bijenvriendelijk Wat betekent dat voor de biodiversiteit en de kwaliteit van het landschap Een selectie van de mogelijkheden Arie Koster -- www.bijenhelpdesk.nl

Nadere informatie

Kleine bosfragmenten: oases voor bestuivers in een groene woestijn?

Kleine bosfragmenten: oases voor bestuivers in een groene woestijn? Kleine bosfragmenten: oases voor bestuivers in een groene woestijn? 29 mei 2019 14:25 door Willem Proesmans Bestuivers zijn de laatste jaren een hot topic. Door bestuiving van landbouwgewassen spelen ze

Nadere informatie

Typische Brabantse bijen. Menno Reemer, Ivo Raemakers, Tim Faasen & John Smit EIS Kenniscentrum Insecten & Ecologica

Typische Brabantse bijen. Menno Reemer, Ivo Raemakers, Tim Faasen & John Smit EIS Kenniscentrum Insecten & Ecologica Typische Brabantse bijen Menno Reemer, Ivo Raemakers, Tim Faasen & John Smit EIS Kenniscentrum Insecten & Ecologica Honingbij Honingbij Sociale volken Honing Huisdier Sociale volken Honing Huisdier Sociale

Nadere informatie

Veldbezoeken Het gebied is op 16 juli 2014 bezocht door Menno Reemer (EIS) samen met Hendrik Baas (gemeente Zoetermeer).

Veldbezoeken Het gebied is op 16 juli 2014 bezocht door Menno Reemer (EIS) samen met Hendrik Baas (gemeente Zoetermeer). Bijenvraagbaak casus 1: Zoetermeer Westerpark Menno Reemer (EIS Kenniscentrum Insecten) & Robbert Snep (Alterra) 6 oktober 2014 Vraagsteller: Hendrik Baas (Gemeente Zoetermeer) Gebied: Zoetermeer, Westerpark,

Nadere informatie

Brabantse bijen behoeven betere bescherming (beknopte beschouwing betreffende beheer & beleid) Tim Faasen

Brabantse bijen behoeven betere bescherming (beknopte beschouwing betreffende beheer & beleid) Tim Faasen Brabantse bijen behoeven betere bescherming (beknopte beschouwing betreffende beheer & beleid) Tim Faasen 1 Wilde bijen in Noord-Brabant 283 wilde soorten (81% van NL) 89 soorten dalend (31%); 64 soorten

Nadere informatie

Bermenplan Assen. Definitief

Bermenplan Assen. Definitief Definitief Opdrachtgever: Opdrachtgever: Gemeente Assen Gemeente Mevrouw Assen ing. M. van Lommel Mevrouw M. Postbus van Lommel 30018 Noordersingel 940033 RA Assen 9401 JW T Assen 0592-366911 F 0592-366595

Nadere informatie

Wat hebben bijen nodig?

Wat hebben bijen nodig? Wat hebben bijen nodig? Plek om te nestelen en te schuilen Genoeg voedsel Bijen zijn volledig afhankelijk van bloemen: stuifmeel (bouwstof) en nectar (brandstof). Hoe meer floristische diversiteit, hoe

Nadere informatie

KORTE INTRODUCTIE IN DE DIVERSITEIT, ECOLOGIE & ACTUELE STATUS VAN WILDE BIJEN IN NEDERLAND

KORTE INTRODUCTIE IN DE DIVERSITEIT, ECOLOGIE & ACTUELE STATUS VAN WILDE BIJEN IN NEDERLAND VELDWERKPLAATS INSECTEN-2 16 JANUARI 2019, HART VAN DRENTHE WILDE BIJEN KORTE INTRODUCTIE IN DE DIVERSITEIT, ECOLOGIE & ACTUELE STATUS VAN WILDE BIJEN IN NEDERLAND EDUARD PETER DE BOER WWW.FAUNAX.NL WWW.BIODIVERSUM.NL

Nadere informatie

BESTUIVERS IN HET LANDSCHAP

BESTUIVERS IN HET LANDSCHAP BESTUIVERS IN HET LANDSCHAP INTRODUCTIE Biodiversiteit: Biodiversiteit of biologische diversiteit is een graad van verscheidenheid aan levensvormen binnen een gegeven ecosysteem, bioom of een gehele planeet.

Nadere informatie

Bijen in Appèlbergen Anne Jan Loonstra

Bijen in Appèlbergen Anne Jan Loonstra Bijen in Appèlbergen Anne Jan Loonstra Inleiding Appèlbergen is een gebied waar ik sinds een jaar of vijf regelmatig kom om er bijen, wespen en vliegen te bestuderen. Het afgelopen jaar heb ik zeer frequent

Nadere informatie

Grasland en Heide. Hoofdstuk 2.2 en 2.4

Grasland en Heide. Hoofdstuk 2.2 en 2.4 Grasland en Heide Hoofdstuk 2.2 en 2.4 Planning Grasland Voedselweb opdracht Heide Voedselweb opdracht Grasland Grasland is een gebied van enige omvang met een vegetatie die gedomineerd wordt door grassen

Nadere informatie

Ecologische bij-structuur: het beheer

Ecologische bij-structuur: het beheer Ecologische bij-structuur: het beheer Bijvriendelijk beheer = ecologisch beheer Verschralingsbeheer Aanleg Beheer gras en kruidachtige vegetatie Beheer ruigtekruiden Beheer houtachtige vegetatie Beheer

Nadere informatie

Ecologische vegetatiebeheer van bermen, taluds van watergangen en greppels. in Drenthe buiten de natuurgebieden

Ecologische vegetatiebeheer van bermen, taluds van watergangen en greppels. in Drenthe buiten de natuurgebieden Ecologische vegetatiebeheer van bermen, taluds van watergangen en greppels in Drenthe buiten de natuurgebieden Voor meer informatie over ecologisch groenbeheer www.bijenhelpdesk.nl www.bijenbeheer.nl Arie

Nadere informatie

Wilde bijen in Amsterdam 2000 en 2014

Wilde bijen in Amsterdam 2000 en 2014 Wilde bijen in Amsterdam 2000 en 2014 Ontwikkeling van de bijenpopulatie in relatie met beheer Arie Koster Ga voor de Amsterdamse bijen naar: www.denederlandsebijen.nl Inhoud presentatie Een korte terugblik

Nadere informatie

Wilde bijen in natuur- en groenbeheer. Ivo Raemakers Menno Reemer

Wilde bijen in natuur- en groenbeheer. Ivo Raemakers Menno Reemer Wilde bijen in natuur- en groenbeheer Ivo Raemakers Menno Reemer 1 Waarom bijen? Rode Lijst: veel soorten bedreigd Functie in ecosysteem: belangrijke bestuivers Indicator voor natuurbeheer en natuurkwaliteit

Nadere informatie

De Groene Long Bij-vriendelijk-er. sturen op meer micromilieus

De Groene Long Bij-vriendelijk-er. sturen op meer micromilieus De Groene Long Bij-vriendelijk-er sturen op meer micromilieus Groene Long Paspoort Groene Wijk uit 1975: 35 jaar bos/groenontwikkeling Grootste aantal bewoners: 13.000 > hoogste waardering voor groen Gehele

Nadere informatie

Wilde bijen (Bron: B. Brugge, Wilde Bijen, Insectenvriendelijk Beheer van Wegbermen Rijkswaterstaat 1992)

Wilde bijen (Bron: B. Brugge, Wilde Bijen, Insectenvriendelijk Beheer van Wegbermen Rijkswaterstaat 1992) Wilde bijen (Bron: B. Brugge, Wilde Bijen, Insectenvriendelijk Beheer van Wegbermen Rijkswaterstaat 1992) De wilde bijen omvatten alle in het wild voorkomende bijen in Noord-Holland. Zij behoren tot de

Nadere informatie

Heidebeheer en fauna. Verslag veldwerkplaats Droog Zandlandschap Strabrechtse Heide, 4 juni 2009

Heidebeheer en fauna. Verslag veldwerkplaats Droog Zandlandschap Strabrechtse Heide, 4 juni 2009 Heidebeheer en fauna Verslag veldwerkplaats Droog Zandlandschap Strabrechtse Heide, 4 juni 2009 Inleiders: Jap Smits (Staatsbosbeheer) en prof. dr. Henk Siepel (Alterra-WUR) De Strabrechtse Heide is een

Nadere informatie

Boeren voor bijen. Bijensymposium 22 oktober 2011. Pieter Verdonckt inagro vzw

Boeren voor bijen. Bijensymposium 22 oktober 2011. Pieter Verdonckt inagro vzw Boeren voor bijen Bijensymposium 22 oktober 2011 Pieter Verdonckt inagro vzw Pollen en nectar in het landbouwlandschap Wat kan je als landbouwer doen voor bijen? Opzet experimentele pollen en nectarranden

Nadere informatie

3.1 Akkerranden en wilde bestuivers Jeroen Scheper (WUR)

3.1 Akkerranden en wilde bestuivers Jeroen Scheper (WUR) 3.1 Akkerranden en wilde bestuivers Jeroen Scheper (WUR) Bestuivende insecten Ca. 88% wilde bloemplanten door insecten bestoven Ca. 84% gewassen in Europa door insecten bestoven Relevantie insectenbestuiving

Nadere informatie

Meer wilde bijen in en om stedelijk gebied

Meer wilde bijen in en om stedelijk gebied Meer wilde bijen in en om stedelijk gebied Arie Koster Slobkousbij Wilde bijen, met uitzondering van de meest algemene hommels, zag je vroeger nauwelijks in het stedelijke groen. Het openbaar groen werd

Nadere informatie

De Bijenwijzer biedt handvatten voor effectief bijenbeheer

De Bijenwijzer biedt handvatten voor effectief bijenbeheer tekst carolien wegstapel, pim de kwaadsteniet, tauw bv malou van der sluis, matthijs timmermans, advident beeld carolien wegstapel De Bijenwijzer biedt handvatten voor effectief bijenbeheer 38 vakblad

Nadere informatie

Bij-scholing voor de groenprofessional. Titel presentatie. subtitel

Bij-scholing voor de groenprofessional. Titel presentatie. subtitel Bij-scholing voor de groenprofessional Titel presentatie subtitel Structureel vergroten van het voedselaanbod en de nestgelegenheid voor wilde bijen in Nederland. Initiatiefnemers Project- & campagnepartners

Nadere informatie

Bij-vriendelijk Beheer

Bij-vriendelijk Beheer Bij-vriendelijk Beheer Sabine van Rooij en Anjo de Jong, Wageningen Environmental Research 13 november 2018, Klantendag Benchmark Gemeentelijk Groen Waarom? Voor welke soorten? Bijen o 358 soorten in Nederland:

Nadere informatie

Bijen en hommels. En alles dat je moet weten om ze te beschermen. John Smit EIS Kenniscentrum Insecten

Bijen en hommels. En alles dat je moet weten om ze te beschermen. John Smit EIS Kenniscentrum Insecten Bijen en hommels En alles dat je moet weten om ze te beschermen John Smit EIS Kenniscentrum Insecten Foto s Roy Kleukers Foto s Roy Kleukers Beschermen van bijen en hommels Honingbij Honingbij Sociale

Nadere informatie

357 soorten wilde bijen in Nederland. Wereldwijd c. 20,000 soorten

357 soorten wilde bijen in Nederland. Wereldwijd c. 20,000 soorten 357 soorten wilde bijen in Nederland Wereldwijd c. 20,000 soorten Bijen zijn kwetsbaar en robuust tegelijk Kustbehangersbij, Megachile maritima Staatsbosbeheer reservaat Plak 17, Terschelling Pluimvoetbij,

Nadere informatie

Wilde bijensoorten en hommels verdwijnen in hoog tempo door neonicotinoïden?

Wilde bijensoorten en hommels verdwijnen in hoog tempo door neonicotinoïden? Wilde bijensoorten en hommels verdwijnen in hoog tempo door neonicotinoïden? Toetsing webpublicatie Bijensterfte.nl van de Universiteit Utrecht 10 april 2019 STAF Research, projectcoördinatie G.R. Rotgers,

Nadere informatie

Wilde bijen in de betuwe

Wilde bijen in de betuwe Wilde bijen in de betuwe Arie Koster Wellantcollege Houten Lector Bijenbeheer en bijenvriendelijke tuinen Wellantcollege laat de bijen zoemen www.denederlandsebijen.nl Arie Koster Welke factoren bepalen

Nadere informatie

Herstel van een soortenrijk zandlandschap. Jaap Bouwman (Unie van Bosgroepen)

Herstel van een soortenrijk zandlandschap. Jaap Bouwman (Unie van Bosgroepen) Herstel van een soortenrijk zandlandschap Jaap Bouwman (Unie van Bosgroepen) Gert-Jan van Duinen Jaap Bouwman Hein van Kleef Michiel Wallis de Vries Achterliggende vraag Waarom hebben sommige soorten wel

Nadere informatie

Diversiteit van bestuivers behouden en bevorderen

Diversiteit van bestuivers behouden en bevorderen Diversiteit van bestuivers behouden en bevorderen Waarom eigenlijk, en hoe doen we dat het beste? Arjen de Groot Wageningen Environmental Research 27 februari 2019, Almelo Een rijkdom aan bestuivende insecten

Nadere informatie

Wat hebben bijen nodig?

Wat hebben bijen nodig? [Naam docent] Wat hebben bijen nodig? Een zoemende tuin biedt: Nestelgelegenheid Variatie in soorten (en dus in bloeitijden) Variatie in structuur (hoog, laag) Variatie in onderhoud (in ruimte en in tijd)

Nadere informatie

ADVIEZEN VOOR EEN BIJENRIJKER SINGELPARK. Menno Reemer (EIS Kenniscentrum Insecten) Robbert Snep (Alterra) Augustus 2015 INLEIDING

ADVIEZEN VOOR EEN BIJENRIJKER SINGELPARK. Menno Reemer (EIS Kenniscentrum Insecten) Robbert Snep (Alterra) Augustus 2015 INLEIDING ADVIEZEN VOOR EEN BIJENRIJKER SINGELPARK Menno Reemer (EIS Kenniscentrum Insecten) Robbert Snep (Alterra) Augustus 2015 INLEIDING De gemeente Leiden werkt aan de inrichting van een ringvormig stadspark

Nadere informatie

Voorjaarsweekend Tuinplezier EEN TUIN VOL LEVEN. De Botanische Tuinen van de Universiteit Utrecht maart Drachtplanten - Bijenplanten

Voorjaarsweekend Tuinplezier EEN TUIN VOL LEVEN. De Botanische Tuinen van de Universiteit Utrecht maart Drachtplanten - Bijenplanten Voorjaarsweekend Tuinplezier EEN TUIN VOL LEVEN De Botanische Tuinen van de Universiteit Utrecht 11-12 maart 2017 Drachtplanten - Bijenplanten planten voor bijen, vlinders en andere bloembezoekers Deze

Nadere informatie

Kleurkeur: keurmerk voor goed bermbeheer. Context: steeds minder insecten. -76% insectenbiomassa Anthonie Stip

Kleurkeur: keurmerk voor goed bermbeheer. Context: steeds minder insecten. -76% insectenbiomassa Anthonie Stip Kleurkeur: keurmerk voor goed bermbeheer Context: steeds minder insecten Anthonie Stip 1 juni 2018 anthonie.stip@vlinderstichting.nl @birdingstip -76% insectenbiomassa 1 Insectenverlies vooral na mei Biodiversiteit

Nadere informatie

Van veenweidegebied tot bijenlandschap. Menno Reemer

Van veenweidegebied tot bijenlandschap. Menno Reemer Van veenweidegebied tot bijenlandschap Menno Reemer Hoeveel soorten bijen komen er in Nederland voor? Foto s Roy Kleukers Foto Roy Kleukers Honingbij Honingbij, een apart geval Foto Roy Kleukers Sociale

Nadere informatie

De bijen en dagvlinders van Overijssel: trends, karakteristieke soorten en belangrijke gebieden

De bijen en dagvlinders van Overijssel: trends, karakteristieke soorten en belangrijke gebieden John T. Smit & Roy H.A. van Grunsven 2017 De bijen en dagvlinders van Overijssel: trends, karakteristieke soorten en belangrijke gebieden De bijenfauna van Overijssel: trends, karakteristieke soorten en

Nadere informatie

Inheems zaaizaad. Gehakkelde aurelia op Knoopkruid

Inheems zaaizaad. Gehakkelde aurelia op Knoopkruid Inheems zaaizaad Inleiding Gebruik van zaaizaad om een bloemrijke flora te verkrijgen en om insecten als vlinders en bijen te bevoordelen is populair en wint steeds meer terrein. Daarbij wordt de ingeschatte

Nadere informatie

Kleine schorseneer aan het infuus voortgang herstelplan in Drenthe

Kleine schorseneer aan het infuus voortgang herstelplan in Drenthe Kleine schorseneer aan het infuus voortgang herstelplan in Drenthe WFD-dag, 28 februari 2015 Edwin Dijkhuis Dit project wordt uitgevoerd en mogelijk gemaakt door: Foto: Peter Meininger Portret: Kleine

Nadere informatie

Hoe gaat het met de wilde bijen?

Hoe gaat het met de wilde bijen? Hoe gaat het met de wilde bijen? Natuurgebieden het domein van natuurbeheerders Soortenrijk, maar wel achteruitgang t Het agrarische landschap het domein van de boeren Al lange tijd verdwenen Stedelijk

Nadere informatie

Bloemenweides. Bloemenweides, kleurenpracht in een zee van groen

Bloemenweides. Bloemenweides, kleurenpracht in een zee van groen Bloemenweides Contactinfo, paswoord Wim Massant, inverde e-mail: wim.massant@vlaanderen.be Sleutelwoord website inverde, www.inverde.be: brunel Klik op het slotje brunel Types van grasland bloemenakker

Nadere informatie

Nederlandse heidelandschappen

Nederlandse heidelandschappen rslien in,^,eters Marijn Nijssen & Hans Esselink Nederlandse heidelandschappen Als gevolg van aantasting van het heidelandschap zijn veel bijensoorten achteruit gegaan. Om de relaties tussen het heidelandschap

Nadere informatie

N-wegen Brabantse Wal

N-wegen Brabantse Wal Helpdesk Kennisimpuls Bestuivers 2017-6 N-wegen Brabantse Wal Fabrice Ottburg en Menno Reemer, 27 januari 2018, definitief. Contactgegevens: Dhr. Fabrice Ottburg Dhr. Menno Reemer Mevr. Sabine van Rooij

Nadere informatie

De patrijs, klant van de akkerrand. Achtergrondinformatie bij de lesbrief voor kinderen.

De patrijs, klant van de akkerrand. Achtergrondinformatie bij de lesbrief voor kinderen. De patrijs, klant van de akkerrand. Achtergrondinformatie bij de lesbrief voor kinderen. Tekeningen Ciel Broeckx, juni 2010. 1 De Europese Unie heeft in 2002 afgesproken om het verlies aan biodiversiteit

Nadere informatie

Bermbeheerplan voor een ecologisch waardevolle berm langs te Elingen

Bermbeheerplan voor een ecologisch waardevolle berm langs te Elingen Bermbeheerplan voor een ecologisch waardevolle berm langs te Elingen 1. Inleiding In het dichtbebouwde Vlaanderen zijn bermen overal te vinden. Meestal vervullen ze een vrij belangrijke ecologische rol,

Nadere informatie

Het leven van wilde bijen. Het leven van wilde bijen

Het leven van wilde bijen. Het leven van wilde bijen Het leven van wilde bijen Biologie & beheer in de praktijk Anne Jan Loonstra Het leven van wilde bijen Samenstelling, onderzoek en fotografie Anne Jan Loonstra, Koeman en Bijkerk bv 1 Bijen Onderwerpen

Nadere informatie

OBN-INVENTARISATIES VAN BIJEN IN BUURSERZAND, KAMPINA, SPRENGENBERG, VELHORST EN WITTE VEEN

OBN-INVENTARISATIES VAN BIJEN IN BUURSERZAND, KAMPINA, SPRENGENBERG, VELHORST EN WITTE VEEN 2008 OBN-INVENTARISATIES VAN BIJEN IN BUURSERZAND, KAMPINA, SPRENGENBERG, VELHORST EN WITTE VEEN ANNE JAN LOONSTRA, MENNO REEMER, FRANK VAN DER MEER & JAN SMIT OBN-inventarisaties van bijen in Buurserzand,

Nadere informatie

Bevorderen van nestgelegenheid voor wilde bijen op landgoed De Lage Lier

Bevorderen van nestgelegenheid voor wilde bijen op landgoed De Lage Lier Kennisimpuls bestuivers 2018-7 Bevorderen van nestgelegenheid voor wilde bijen op landgoed De Lage Lier Jeroen Scheper en Menno Reemer, 28 september 2018, definitief Contactgegevens: Dhr. Jeroen Scheper

Nadere informatie

Honingbijen in natuurterreinen? { Richtlijn Richtlij voor n be voor he be erd he ers erd Erik van der Spek

Honingbijen in natuurterreinen? { Richtlijn Richtlij voor n be voor he be erd he ers erd Erik van der Spek Honingbijen in natuurterreinen? { Richtlijn voor beheerders Erik van der Spek Natuurterreinen Natuur staat voorop, medegebruik daarop aangepast. Honingbijen concurrent 1 Ingolf Stephan-Dewenter 1998 kalkgrasland

Nadere informatie

Rucphen. Achtmaalsebaan 22. Inrichtingsplan ir. J.J. van den Berg. auteur(s):

Rucphen. Achtmaalsebaan 22. Inrichtingsplan ir. J.J. van den Berg. auteur(s): Rucphen Achtmaalsebaan 22 Inrichtingsplan identificatie planstatus projectnummer: datum: 401144.20160583 03-02-2017 projectleider: ing. J.A. van Broekhoven opdrachtgever: PO Schijf v.o.f. auteur(s): ir.

Nadere informatie

Vegetatie van Nederland

Vegetatie van Nederland Vegetatie van Nederland Vegetatie van Nederland Met Bosanemoon: Zomereik Gewone es Klimop Eenbes Daslook Bosvergeet-mij-nietje Slanke sleutelbloem Met scherpe boterbloem Grote vossenstaart Gestreepte witbol

Nadere informatie

Groen Kapitaal. Bevorderende maatregelen voor wilde bijen. Jeroen Scheper

Groen Kapitaal. Bevorderende maatregelen voor wilde bijen. Jeroen Scheper Groen Kapitaal Bevorderende maatregelen voor wilde bijen Jeroen Scheper 3 In Europa ~ 2000 wilde bijensoorten 275 264 357 376 548 913 580 647 1043 Theo Peeters Bloembezoek - Bijen zijn geheel afhankelijk

Nadere informatie

Oevers 2x maaien Oever 2

Oevers 2x maaien Oever 2 Oevers 2x maaien Oever 2 De vegetatie is rijk aan diverse soorten kruiden, zoals kattenstaart, grote waterweegbree en zwanebloem en behoort tot het Watertorkruidverbond (Oenanthion aquaticae). De vegetatie

Nadere informatie

Herstel en beheer van heideterreinen

Herstel en beheer van heideterreinen Herstel en beheer van heideterreinen Gevolgen van verzuring, vermesting en verdroging en de invloed van beheer op levensgemeenschappen van heide. Een samenvattend rapport voor beheerders. Chris van Turnhout

Nadere informatie

Bij-vriendelijke natuurvriendelijke oevers

Bij-vriendelijke natuurvriendelijke oevers Bij-vriendelijke natuurvriendelijke oevers Bijeenkomst UvW bij Waterschap Rivierenland in Tiel Vrijdag 29 juni 2018, Fabrice Ottburg Wageningen Environmental Research Bosbandzweefvlieg (Syrphus torvus)

Nadere informatie

Heidebeheer in de 21 e eeuw

Heidebeheer in de 21 e eeuw Heidebeheer in de 21 e eeuw Henk Siebel Met OBN-faunaonderzoek van Joost Vogels, Arnold van den Burg, Eva Remke, Henk Siepel Stichting Bargerveen, Radboud Universiteit Nijmegen Herstel en beheer van droge

Nadere informatie

De bijenfauna van Zuid-Holland: trends, prioritaire soorten en belangrijke gebieden

De bijenfauna van Zuid-Holland: trends, prioritaire soorten en belangrijke gebieden Menno Reemer 2017 De bijenfauna van Zuid-Holland: trends, prioritaire soorten en belangrijke gebieden De bijenfauna van Zuid-Holland: trends, prioritaire soorten en belangrijke gebieden mei 2017 tekst

Nadere informatie

Voorjaarsweekend Tuinplezier EEN TUIN VOL LEVEN. De Botanische Tuinen van de Universiteit Utrecht maart 2017.

Voorjaarsweekend Tuinplezier EEN TUIN VOL LEVEN. De Botanische Tuinen van de Universiteit Utrecht maart 2017. Voorjaarsweekend Tuinplezier EEN TUIN VOL LEVEN De Botanische Tuinen van de Universiteit Utrecht 11-12 maart 2017 Bijen in de tuin www.denederlandsebijen.nl Arie Koster Wat zijn bijen - Insecten zijn dieren

Nadere informatie

Zorgen om insecten. Insecten. Sinusbeheer Meanderend maaien voor insecten Alle kranten + tv kopten

Zorgen om insecten. Insecten. Sinusbeheer Meanderend maaien voor insecten Alle kranten + tv kopten Sinusbeheer Meanderend maaien voor insecten Alle kranten + tv kopten Zorgen om insecten Anthonie Stip anthonie.stip@vlinderstichting.nl Sinusbeheer meanderend Heeze maaien voor 31 insecten augustus Heeze

Nadere informatie

Waardevol heidelandschap op de Hondsrug Samenvatting van het beheerplan Drouwenerzand Concept

Waardevol heidelandschap op de Hondsrug Samenvatting van het beheerplan Drouwenerzand Concept Waardevol heidelandschap op de Hondsrug Samenvatting van het beheerplan Drouwenerzand Concept a Waardevol heidelandschap op de Hondsrug Samenvatting van het beheerplan Drouwenerzand Colofon Deze samenvatting

Nadere informatie

Samenvatting Inleiding

Samenvatting Inleiding Inleiding Biodiversiteit in de zin van aantallen soorten kan een cruciale rol spelen voor processen in een ecosysteem. Aangezien wereldwijd de soortenrijkdom achteruitgaat, kan dat het functioneren van

Nadere informatie

Bijen en volkstuinen

Bijen en volkstuinen Bijen en volkstuinen Hoe maken we volkstuinen bijenvriendelijk Een selectie van de mogelijkheden Arie Koster Voor meer informatie Voor planten voor bijen, vlinders en andere bloembezoekers www.drachtplanten.nl

Nadere informatie

Drasland. Groot Wilnis-Vinkeveen

Drasland. Groot Wilnis-Vinkeveen Groot Wilnis-Vinkeveen Drasland in de Zouweboezem, provincie Zuid-Holland Bron: provincie Utrecht Drasland Drasland is niet bemest kruidenrijk hooiland dat maximaal 30 cm boven het oppervlaktewaterpeil

Nadere informatie

Insecten in grasbermen: kansen, maar geen wonderen. Jinze Noordijk, Theo Zeegers EIS Kenniscentrum Insecten (Naturalis)

Insecten in grasbermen: kansen, maar geen wonderen. Jinze Noordijk, Theo Zeegers EIS Kenniscentrum Insecten (Naturalis) Insecten in grasbermen: kansen, maar geen wonderen Jinze Noordijk, Theo Zeegers EIS Kenniscentrum Insecten (Naturalis) Variatie in bermen grazige berm op klei berm met heide berm met bomen Schrale berm

Nadere informatie

Sonne Copijn, Bee Foundation

Sonne Copijn, Bee Foundation Sonne Copijn, Bee Foundation Waarom deze cursus? Het doel is: 1. Te kijken door de ogen van de bijen. 2. Het vergroten van het aantal bijvriendelijke tuinen 3. Een netwerk op te bouwen om van elkaar te

Nadere informatie

Ontwikkeling en beheer van natuurgraslanden in Utrecht: Kruiden- en faunarijk grasland

Ontwikkeling en beheer van natuurgraslanden in Utrecht: Kruiden- en faunarijk grasland Provincie Utrecht, afdeling FLO, team NEL, 5 februari 2015 is het basis-natuurgrasland. Het kan overal voorkomen op alle grondsoorten en bij alle grondwaterstanden, maar ziet er dan wel steeds anders uit.

Nadere informatie

John T. Smit & Frank van der Meer. Inventarisatie van de bijen van het Nationaal Park Dwingelderveld bij Natuurmonumenten

John T. Smit & Frank van der Meer. Inventarisatie van de bijen van het Nationaal Park Dwingelderveld bij Natuurmonumenten John T. Smit & Frank van der Meer 2016 Inventarisatie van de bijen van het Nationaal Park Dwingelderveld bij Natuurmonumenten Inventarisatie van de bijen van het Nationaal Park Dwingelderveld bij Natuurmonumenten

Nadere informatie

RAADSVOORSTEL EN ONTWERPBESLUIT

RAADSVOORSTEL EN ONTWERPBESLUIT RAADSVOORSTEL EN ONTWERPBESLUIT Registratienummer raad 1064559, Datum: Behandeld door: 9 September 2013 P. Bakker Afdeling/Team: Stadsbeheer/ Staf Stadsbeheer Onderwerp: Bevordering bijenstand Purmerend

Nadere informatie

Wilde bijen en beheer Vlinders, (wilde) bijen en Idylles Presentatie door Wankja Ferguson Eco ontwerp en advies: Vlinder er Bij

Wilde bijen en beheer Vlinders, (wilde) bijen en Idylles Presentatie door Wankja Ferguson Eco ontwerp en advies: Vlinder er Bij Wilde bijen en beheer Vlinders, (wilde) bijen en Idylles Presentatie door Wankja Ferguson Eco ontwerp en advies: Vlinder er Bij U allen welbekend is de honingbij. Er is in Nederland één soort honingbij,

Nadere informatie

Hoe krijg je wilde bijen in de tuin. In de Oude Ijsselstreek. Arie Koster. Arie Koster

Hoe krijg je wilde bijen in de tuin. In de Oude Ijsselstreek. Arie Koster.   Arie Koster Hoe krijg je wilde bijen in de tuin In de Oude Ijsselstreek Arie Koster www.denederlandsebijen.nl Arie Koster Wat zijn bijen? Insecten! - Insecten zijn dieren met een uitwendig skelet met kop, borststuk,

Nadere informatie

Drachtverbetering!!! Van het grootste belang!!!!! Aat Rietveld,

Drachtverbetering!!! Van het grootste belang!!!!! Aat Rietveld, Drachtverbetering!!! Van het grootste belang!!!!! Aat Rietveld, yoga.riet@ziggo.nl Wat kan een imker doen?? Luisteren naar de argumenten en motieven van anderen. Voorlichting geven. Netwerken. Samenwerken

Nadere informatie

Toekomst agrarisch natuur- en landschapsbeheer rond Winterswijk. Jan Stronks

Toekomst agrarisch natuur- en landschapsbeheer rond Winterswijk. Jan Stronks Toekomst agrarisch natuur- en landschapsbeheer rond Winterswijk Jan Stronks Stand van zaken huidig landschap Bos en natuur in de plus! Agrarisch cultuurlandschap sterk in de min: Natuurwaarde holt achteruit

Nadere informatie

Donkere rimpelrug (Andrena bimaculata) in roggeakkers op de Duivelsberg

Donkere rimpelrug (Andrena bimaculata) in roggeakkers op de Duivelsberg Donkere rimpelrug (Andrena bimaculata) in roggeakkers op de Duivelsberg Jochem Kühnen, Beek Ubbergen, oktober 2010 Inleiding 22 Maart 2009 zag ik voor het eerst het massale optreden van wat later Andrena

Nadere informatie

Veldbezoeken Het gebied is op 5 september 2014 bezocht door Menno Reemer (EIS) samen met Peter van den Akker (Zuid-Hollands Landschap).

Veldbezoeken Het gebied is op 5 september 2014 bezocht door Menno Reemer (EIS) samen met Peter van den Akker (Zuid-Hollands Landschap). Bijenvraagbaak casus 4: Leiden Oostvlietpolder Menno Reemer (EIS Kenniscentrum Insecten) & Robbert Snep (Alterra) 10 september 2014 Vraagsteller: Marcel Belt & Nanda Ruijzing (Gemeente Leiden) Gebied:

Nadere informatie

Bijen en fauna-akkers. Wim Veraghtert & Jens d Haeseleer Natuurpunt Studie

Bijen en fauna-akkers. Wim Veraghtert & Jens d Haeseleer Natuurpunt Studie Bijen en fauna-akkers Wim Veraghtert & Jens d Haeseleer Natuurpunt Studie Bijen en fauna-akkers Wilde bijen, een korte inleiding Het fauna-akkerproject met RL De Voorkempen: onderzoeksvragen en resultaten

Nadere informatie

Biotoop heide. Cursus natuurmanagement, 2019

Biotoop heide. Cursus natuurmanagement, 2019 Biotoop heide Cursus natuurmanagement, 2019 Natura 2000 Wat doen we vandaag? Heide Heide in Vlaanderen Begin 19 de eeuw Grootste uitbreiding heidelandschap (woeste grond) De mens vecht om er te overleven.

Nadere informatie

Groen Blauw Stimuleringskader Zaaikaart

Groen Blauw Stimuleringskader Zaaikaart Groen Blauw Stimuleringskader Zaaikaart 2013 Bloemrijke rand, kruidenrijke zoom, graslandflora- en faunarand en akkerflora- en faunarand Aanleiding Deze zaaikaart is opgesteld voor de pakketten bloemrijke

Nadere informatie

Trends van wilde bijen in Noord-Brabant. Rapportage 2017

Trends van wilde bijen in Noord-Brabant. Rapportage 2017 Trends van wilde bijen in Noord-Brabant Rapportage 2017 TRENDS VAN WILDE BIJEN IN NOORD-BRABANT Rapportage 2017 Door: Ivo Raemakers (Ecologica) Tim Faasen (Ecologica) Menno Reemer (EIS Kenniscentrum Insecten)

Nadere informatie

Particulier Natuurbeheer bloemrijk grasland in Groot Mijdrecht Noord-Oost

Particulier Natuurbeheer bloemrijk grasland in Groot Mijdrecht Noord-Oost Particulier Natuurbeheer bloemrijk grasland in Groot Mijdrecht Noord-Oost De laatste jaren heeft de provincie in Groot Mijdrecht Noord-Oost gronden aangekocht voor de ontwikkeling van natuur. Natuurmonumenten

Nadere informatie

PVM AKKERRANDENMENGSELS MATERIALEN. Telefoon 0316-248099 Telefax 0316-248083

PVM AKKERRANDENMENGSELS MATERIALEN. Telefoon 0316-248099 Telefax 0316-248083 PVM EENJARIG MENGSEL KRUIDENRIJKE ZOOM/BLOEMRIJK GRASLAND NR. 1 Doelsoort : Planten die van nature in Nederland op kleigronden voorkomen (=inheemse flora). Mengsel : Meerjarig mengsel met plantensoorten

Nadere informatie

Inventarisatie van ecologische waarden van het agrarisch natuurbeheer in Zeeland juni 2014

Inventarisatie van ecologische waarden van het agrarisch natuurbeheer in Zeeland juni 2014 Inventarisatie van ecologische waarden van het agrarisch natuurbeheer in Zeeland juni 2014 Stichting Landschapsbeheer Zeeland Lucien Calle Sandra Dobbelaar Alex Wieland 15 juli 2014 1 Inhoud Inleiding...

Nadere informatie

Inventarisatie wilde bijen Kolis Meeuwen-Gruitrode

Inventarisatie wilde bijen Kolis Meeuwen-Gruitrode Inventarisatie wilde bijen Kolis Meeuwen-Gruitrode 2017-2018 Inventarisatie Kolis 1 Colofon Rapport: Nature-ID gcv Beukenlaan 14 2200 Herentals België Veldwerk, rapportage en foto's: Maarten Jacobs (Nature-ID

Nadere informatie

BERGVENNEN. ROUTE 2,3 km

BERGVENNEN. ROUTE 2,3 km BERGVENNEN ROUTE 2,3 km Tegen de Duitse grens, in Noordoost Twente, ligt natuurgebied de Bergvennen. Een weids, glooiend landschap met zeven vennen, droge en natte heide, schrale hooilanden en bos. De

Nadere informatie

Bijen in Stappengoor Inventarisatie van de wilde bijen op de wilgen

Bijen in Stappengoor Inventarisatie van de wilde bijen op de wilgen Bijen in Stappengoor Inventarisatie van de wilde bijen op de wilgen Jens Bokelaar s-hertogenbosch, 25 juni 2016 Bijen in Stappengoor 5 Opdrachtgever: Auteur: Marcel Horck Jens Bokelaar Omslagfoto: Wimperflankbij

Nadere informatie

Indeling lezing. Herstel van leefgebieden voor de gladde slang. Ringslang. Gladde slang. Adder

Indeling lezing. Herstel van leefgebieden voor de gladde slang. Ringslang. Gladde slang. Adder Indeling lezing Herstel van leefgebieden voor de gladde slang De gladde slang; uiterlijk, verspreiding en habitat Beheer Monitoring Jeroen van Delft Bladel, 13 september 2013 2/31 Ringslang Slanke bruine

Nadere informatie

Gele bloemen in het grasland

Gele bloemen in het grasland Gele bloemen in het grasland Iedereen heeft wel gehoord van het gevaar van Jacobskruiskruid voor vee. Maar hoe onderscheidt je nu Jacobskruiskruid van al die andere gele bloemen? In de weide wordt dit

Nadere informatie

Hoe kunnen zonneweides op voormalige vuilstortlocaties worden ingericht voor wilde bijen?

Hoe kunnen zonneweides op voormalige vuilstortlocaties worden ingericht voor wilde bijen? Bijenhelpdesk 2018-8 Hoe kunnen zonneweides op voormalige vuilstortlocaties worden ingericht voor wilde bijen? Fabrice Ottburg en Menno Reemer, 5 maart 2019, definitief. Contactgegevens: Dhr. Fabrice Ottburg

Nadere informatie

Mogelijkheden voor wilde bijen op Ruigoord zuidwest

Mogelijkheden voor wilde bijen op Ruigoord zuidwest Helpdesk Kennisimpuls Bestuivers 2017-4 Mogelijkheden voor wilde bijen op Ruigoord zuidwest Fabrice Ottburg en Jeroen Scheper, 10 januari 2018, definitief. Contactgegevens: Dhr. Fabrice Ottburg Dhr. Jeroen

Nadere informatie

VIER MODELLEN. Bouwstenen. Een meer uitgebreide beschrijving van de bouwstenen en informatie over het beheer vindt u in de bijlage.

VIER MODELLEN. Bouwstenen. Een meer uitgebreide beschrijving van de bouwstenen en informatie over het beheer vindt u in de bijlage. 2 VIER MODELLEN In dit hoofdstuk beschrijven we vier verschillende inrichtingsmodellen: Kleinschalig landschap, Moeraszone, Nat kralensnoer en Droog kralensnoer. In extra informatiepagina s geven we aan

Nadere informatie

De waarde van Bijenlandschappen

De waarde van Bijenlandschappen De waarde van Bijenlandschappen Sabine van Rooij en Arjen de Groot Wageningen Environmental Research Ondertekening Convenant Bijenlandschap West Brabant 12 December 2018, Roosendaal Betrokken bij: Groene

Nadere informatie

Menno Reemer Ivo Raemakers Tim Faasen. De bijenfauna van Noord-Brabant: trends, prioritaire soorten en beheertypen

Menno Reemer Ivo Raemakers Tim Faasen. De bijenfauna van Noord-Brabant: trends, prioritaire soorten en beheertypen Menno Reemer Ivo Raemakers Tim Faasen 2016 De bijenfauna van Noord-Brabant: trends, prioritaire soorten en beheertypen De bijenfauna van Noord-Brabant: trends, prioritaire soorten en beheertypen 6 juni

Nadere informatie

Verslag inventarisatie bijen en angeldragende wespen (Hymenoptera: Aculeata) in Westduinpark en Bosjes van Poot 2015

Verslag inventarisatie bijen en angeldragende wespen (Hymenoptera: Aculeata) in Westduinpark en Bosjes van Poot 2015 Verslag inventarisatie bijen en angeldragende wespen (Hymenoptera: Aculeata) in Westduinpark en Bosjes van Poot 2015 Martijn Kos Resultaten In totaal werden er in de periode van 8 maart 2015 tot en met

Nadere informatie

BEHEERPLAN BATENDIJK (ONG.) TE BORCULO

BEHEERPLAN BATENDIJK (ONG.) TE BORCULO BEHEERPLAN BATENDIJK (ONG.) TE BORCULO Rapportage beheerplan Batendijk (ong.) te Borculo Opdrachtgever Bosch & van Rijn Groenmarktstraat 56 3521 AV Utrecht Rapportnummer 8015.004 Versienummer Status D1

Nadere informatie

Bijenhotels in de publieke ruimte

Bijenhotels in de publieke ruimte Arie Koster Bijenhotels in de publieke ruimte In Groen (Koster, 2013) is al eerder aangegeven, dat wilde bijen meer aandacht verdienen bij het groenen landschapsbeheer. Hoewel het in tegenstelling tot

Nadere informatie

Fauna-akkers in Rivierenland

Fauna-akkers in Rivierenland fauna-akkers 1 Fauna-akkers in Rivierenland REGIONAAL LANDSCHAP RIVIERENLAND Langs Nete, Dijle, Zenne & Rupel v z w 2 Regionaal Landschap Rivierenland Wat is een fauna-akker? Fauna-akkers zijn akkers en

Nadere informatie

Fauna in de PAS. Hoe kunnen we effecten van N-depositie op Diersoorten mitigeren? Marijn Nijssen Stichting Bargerveen

Fauna in de PAS. Hoe kunnen we effecten van N-depositie op Diersoorten mitigeren? Marijn Nijssen Stichting Bargerveen Fauna in de PAS Hoe kunnen we effecten van N-depositie op Diersoorten mitigeren? Marijn Nijssen Stichting Bargerveen De Programatische Aanpak Stikstof Natuurdoelen en economische ontwikkelingsruimte 1600

Nadere informatie

BIJENFAUNA EN BEHEER NATUURMONUMENTEN VAN ZEVEN TERREINEN VAN THEO M.J. PEETERS & MENNO REEMER

BIJENFAUNA EN BEHEER NATUURMONUMENTEN VAN ZEVEN TERREINEN VAN THEO M.J. PEETERS & MENNO REEMER 2001 BIJENFAUNA EN BEHEER VAN ZEVEN TERREINEN VAN NATUURMONUMENTEN THEO M.J. PEETERS & MENNO REEMER 13 april 2001 tekst Theo M.J. Peeters & Menno Reemer productie Stichting European Invertebrate Survey

Nadere informatie

NATTE ECO ZONE SCHUYTGRAAF BEELDENBOEK

NATTE ECO ZONE SCHUYTGRAAF BEELDENBOEK NATTE ECO ZONE SCHUYTGRAAF BEELDENBOEK NATTE ECOZONE SCHUYTGRAAF Inleiding 3 Ontwerp 5 Water 7 Randen en oevers 9 Eilanden 13 Verbindingen 17 Gebruik 21 Beplanting 25 I n h o u d NATTE ECOZONE SCHUYTGRAAF

Nadere informatie