Chirurgie bij patiënten met centraal gelegen nietkleincellig
|
|
- Ivo Brouwer
- 5 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Onderzoek Chirurgie bij patiënten met centraal gelegen nietkleincellig longcarcinoom Longparenchymsparende ingreep versus pneumonectomie Michel I.M. Versteegh, Hans G. Smeenk, Jouke Annema, Olivier Wijers, Andrew Tjon, Ron Wolterbeek, Klaas van Kralingen, Robert J.M. Klautz en Jerry Braun Doel Opzet Methode Resultaten Conclusie Onderzoeken of longparenchymsparende resectie ( sleeve -resectie) een veilig en oncologisch verantwoord alternatief is voor pneumonectomie bij patiënten met centraal gelegen longtumoren. Daarnaast is geëvalueerd in hoeverre deze techniek in de huidige Nederlandse situatie wordt toegepast. Retrospectieve cohortstudie. Patiënten die in de periode januari 1995-januari 2010 vanwege een centraal gelegen niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) een longparenchymsparende procedure of een pneumonectomie ondergingen, werden geïncludeerd. Vroege mortaliteit, perioperatieve complicaties, overleving en ziektevrije overleving in beide groepen werden vergeleken. Overleving werd berekend volgens de Kaplan-Meier-methode. 78 patiënten ondergingen een sleeve-resectie en 89 patiënten een pneumonectomie. Vroege mortaliteit (gedurende de opname of binnen 30 dagen na operatie) bedroeg in de sleeve-resectiegroep 1,3% (n = 1), en in de pneumonectomiegroep 9,0% (n = 8) (p = 0,038). In de sleeve-resectiegroep had 6,4% (n = 5) een bronchopleurale fistel en dit was 4,5% (4) in de pneumonectomiegroep (p = 0,735). De mediane overleving in de sleeve-resectiegroep was 90 maanden, de 1- en 5-jaarsoverleving waren respectievelijk 88 (SD: 4) en 61% (SD: 6). De pneumonectomiegroep had een mediane overleving van 17 maanden, met een overleving na 1 en 5 jaar van respectievelijk 63 (SD: 5) en 24% (SD: 5). Het verschil in overleving was significant (p < 0,001; hazardratio: 3,27; 95%-BI: 2,11-5,08). Het effect van TNM-stadium is niet statistisch significant naast operatietype (p = 0,079) en het TNM-stadium was geen duidelijke confounder: ook na analyse was de hazard-ratio 2,74. In de sleeve-resectiegroep bedroeg de ziektevrije overleving na 5 jaar 62% (SD: 7). In de pneumonectomie groep was deze 34% (SD: 7) (p = 0,05). Patiënten met een centraal gelegen NSCLC die een longparenchymsparende procedure ondergaan, hebben een lagere mortaliteit en betere overleving dan patiënten bij wie een pneumonectomie werd verricht. LUMC, Leiden. Afd. Thoraxchirurgie: drs. M.I.M. Versteegh, dr. H.G. Smeenk, drs. A. Tjon, prof.dr. R.J.M. Klautz en drs. J. Braun, cardio-thoracaal chirurgen; drs. O. Wijers, arts-assistent thoraxchirurgie Afd. Longziekten: dr. J. Annema, longarts; dr. K. van Kralingen, longarts. Afd. Biostatistitiek: dr. R. Wolterbeek, statisticus. Contactpersoon: dr. H.G. Smeenk (hg.smeenk@gmail.com). Longcarcinoom is de belangrijkste kankergerelateerde doodsoorzaak. In Nederland overlijden jaarlijks ruim patiënten aan longkanker, hetgeen een kwart van alle kankersterfte betekent. Van de longcarcinomen behoort 75-80% tot de niet-kleincellige longcarcinomen ( non-small cell lung cancer ; NSCLC). De gemiddelde 5-jaarsoverleving is 8-14%. Als een radicale resectie mogelijk is, stijgt de langetermijnoverleving naar 40%. 1-3 De chirurgische behandeling van patiënten met een NSCLC omvat een lobectomie van de aangedane kwab met systematische mediastinale lymfeklierdissectie. Bij een centraal gelegen tumor op de splitsing van de bronchustakken of de arterietakken naar de verschillende kwabben is een conventionele lobectomie niet mogelijk; dan kan een pneumonectomie noodzakelijk zijn om een radicale resectie te bereiken. Een pneumonectomie kent echter een hogere perioperatieve mortaliteit en morbiditeit. Een alternatief voor een pneumonectomie is een paren- NED TIJDSCHR GENEESKD. 2012;156:A3604 1
2 chymsparende ingreep, de zogenoemde sleeve -lobectomie. Hierbij wordt het aangedane deel van de bronchiaalboom als een manchet ( sleeve ) met de kwab verwijderd, waarna de continuïteit van de bronchiaalboom wordt hersteld en de kwab of kwabben zonder tumor behouden blijven (figuur 1). Eenzelfde procedure kan worden verricht bij centrale ingroei in de A. pulmonalis. De overleving na een parenchymsparende resectie is beter dan na een pneumonectomie. Het behoud van longfunctie draagt bij aan een sneller postoperatief herstel en een betere kwaliteit van leven. Ook de controle van het locoregionale gebied van de tumor is na parenchymsparende chirurgie beter. 5-7 Parenchymsparende resecties kennen echter een niet onaanzienlijk aantal mogelijke complicaties. In de literatuur wordt een behoorlijke spreiding in het optreden van complicaties en sterfte beschreven, 8-13 mogelijk verklaard door verschillen in ervaring met deze complexe vorm van chirurgie. In de hier gepresenteerde studie worden de resultaten beschreven van 15 jaar ervaring in het LUMC met longparenchymsparende chirurgie bij patiënten met een centraal gelegen niet-kleincellige longtumor. Het doel van de studie is om te onderzoeken of deze behandeling een veilig en oncologisch verantwoord alternatief is voor pneumonectomie. Daarnaast is geëvalueerd in hoeverre deze techniek in Nederland wordt toegepast. Patiëntenselectie en methoden Uit de databank van de afdeling Thoraxchirurgie van het LUMC werden alle patiënten geselecteerd die in de periode januari 1995-december 2010 vanwege een NSCLC een van de volgende ingrepen ondergingen: een sleevelobectomie of -bilobectomie, een pneumonectomie of een exploratieve thoracotomie. Voor alle patiënten werden de perioperatieve complicaties onderzocht en er werd gekeken naar vroege mortaliteit (overlijden binnen 30 dagen na de ingreep of gedurende de ziekenhuisopname waarin de ingreep plaatsvond) Daarnaast werd gekeken naar langetermijnoverleving en ziektevrije overleving, tot 1 januari De overleving werd berekend vanaf de dag van operatie tot het moment van overlijden (ongeacht de oorzaak). Ziektevrije overleving besloeg de periode vanaf de operatie tot het moment waarop een nieuwe longtumor, een recidieflongtumor, een locoregionaal recidief of een metastase op afstand werd vastgesteld. Gegevens werden verkregen vanuit een prospectieve databank, waar nodig aangevuld met informatie via contacten met huisartsen, longartsen of patiënten zelf. Diagnostisch proces en preoperatieve besluitvorming Voor de diagnostiek, het stadiëringsproces en de preoperatieve evaluatie werd gewerkt volgens geldende richtlijnen, die varieerden gedurende de onderzoeksperiode. 14 Nieuwe stadiëringstechnieken die werden ingevoerd, waren de PET-scan en de endo-echografische mediastinale stadiëring. Endo-echografie wordt sinds 2000 ingezet bij verdenking op mediastinale lymfekliermetastasen en heeft geleid tot een aanzienlijke reductie van het aantal mediastinoscopieën en onnodige thoracotomieën Voor elke patiënt werd in een wekelijks multidisciplinair overleg het diagnostisch traject en de behandelstrategie bepaald. In dit overleg participeerden longartsen, cardiothoracaal chirurgen, pathologen, radiotherapeuten, radiologen en nucleair geneeskundigen. Bij het overwegen van een parenchymsparende operatie speelt de ingeschatte resectabiliteit van de tumor op basis van beeldvormend onderzoek een rol (figuur 2), met dien verstande dat slechts zelden op basis van beeldvormend onderzoek alleen kan worden besloten dat een tumor zeker irresectabel is. Tevoren moet bekend te zijn of een eventuele pneumonectomie haalbaar is op basis van de geschatte resterende longfunctie. a FIGUUR 1 Schematische weergave van een longparenchymsparende ingreep ( sleeve -resectie). (a) Er wordt een resectie uitgevoerd van de rechter bovenkwab op het niveau van de hoofdcarina en de bonchus intermedius. (b) De continuïteit van de bronchiaalboom wordt hersteld met staande hechtingen. 4 b Operatietechniek Patiënten die een longparenchymsparende resectie ondergaan, worden geopereerd via een posterolaterale thoracotomie. Na het uitsluiten van intrathoracale metastasering wordt de resectabiliteit van de tumor bepaald. Bij patiënten die vanwege een beperkte longfunctie zeker geen pneumonectomie kunnen ondergaan, dient op basis van expertise zorgvuldig te worden bepaald of een sleeveresectie haalbaar en oncologisch verantwoord is alvorens vaatstructuren of de bronchiaalboom door te nemen. De bronchiaalboom wordt proximaal en distaal van de tumor doorgenomen, eventueel op geleide van peroperatieve bronchoscopie. Vasculaire structuren worden doorgenomen op basis van het macroscopisch aspect. Na uitnemen van het lobectomiepreparaat worden de bronchus- en 2 NED TIJDSCHR GENEESKD. 2012;156:A3604
3 de TNM-classificatie bepaald. Hiertoe werd de laatste (7e) editie van de TNM-classificatie uit 2010 gehanteerd, en werden alle uitslagen van vóór die datum op basis van de nieuwste classificatie gereviseerd. Een resectie werd beschouwd als radicaal (R0) wanneer alle snijvlakken vrij waren van tumorweefsel, er geen tumorweefsel was achtergebleven in de thorax en het hoogste lymfeklierstation vrij was van tumorweefsel. Indien er op grond van bovenstaande criteria sprake was van microscopisch achtergebleven tumorweefsel, dan werd dit geduid als een R1-resectie. Bij deze patiënten werd adjuvante behandeling voorgesteld, in navolging van de richtlijn Nietkleincellig longcarcinoom. 14 aorta long tumor A. pulmonalis rechter hoofdbronchus FIGUUR 2 Preoperatieve CT-scan van een patiënt met een centraal gelegen niet-kleincellig longcarcinoom. De tumor omgeeft de rechter hoofdbronchus en de rechter A. pulmonalis. vaatresectievlakken voor vriescoupe-onderzoek gemarkeerd. In afwachting van de uitslag wordt de reconstructie uitgevoerd. Bij een snijvlak dat niet tumorvrij is, volgt aanvullende resectie van de betreffende structuur. De bronchusanastomose wordt spanningsloos, zonder kalibersprong en zonder torsie, gemaakt met staande gevlochten, resorbeerbare hechtingen. Dit heeft als doel een goed doorgankelijke bronchus en voorkomt dat de gecontamineerde inhoud van de bronchiaalboom in de thoraxholte terecht komt. Reconstructie van de arterie vindt plaats door middel van een end-to-end -anastomose, of met inhechten van autoloog pericardweefsel. Hierna volgt een systematische dissectie van hilaire en mediastinale lymfeklierstations. Om de kans op een bronchopleurale fistel te verkleinen wordt de bronchusnaad bedekt met een gesteelde intercostaalspier. Postoperatieve stadiëring en adjuvante therapie Op basis van histopathologisch onderzoek werd in het multidisciplinair overleg de definitieve stadiëring volgens Statistische analyse Voor het vergelijken van continue variabelen tussen groepen werd de Student-t-toets gebruikt. Voor het vergelijken van proporties van dichotome variabelen werd de exacte toets van Fisher gebruikt. Overleving werd berekend volgens de Kaplan-Meier-methode, voorts werden Cox-regressiemodellen toegepast voor analyses met correcties voor bijkomende potentiële voorspellers. Een p-waarde < 0,05 werd beschouwd als statistisch significant. Voor de analyse werd gebruik gemaakt van SPSSsoftware (versie ). Resultaten Vroege mortaliteit en complicaties Van januari 1995-januari 2010 werden in het LUMC 174 patiënten met een centraal gelegen NSCLC geopereerd. Bij 78 patiënten werd een sleeve-lobectomie of -bilobectomie verricht en 89 patiënten ondergingen een pneumonectomie. Een pneumonectomie was noodzakelijk bij aanwezigheid van de tumor in meerdere kwabben, bij doorgroei van de tumor in meerdere kwabben, bij doorgroei van de tumor in het linker atrium en bij tumorgroei over een dusdanig lang traject waardoor reconstructie van de bronchus of de arterie niet mogelijk was. Bij 6 patiënten bleek resectie niet zinvol vanwege uitgebreide ingroei in de aorta (n = 3) of vanwege metastasen in meerdere N2-stations (n = 3). 1 patiënt met tumoren in meerdere kwabben kon door slechte klinische conditie geen pneumonectomie ondergaan en onderging ook geen resectie. In tabel 1 staan de preoperatieve kenmerken van de 167 patiënten die een resectie ondergingen. 16 patiënten werden geopereerd na neoadjuvante therapie vanwege metastasen in meerdere N2-stations. Bij 24 patiënten werd een sleeve-resectie van de A. pulmonalis verricht, bij 15 van hen werd dit gecombineerd met een bronchiale sleeve-resectie (zogenoemde dubbele sleeve). De vroege mortaliteit bedroeg in de sleeve-groep 1,3% (n = 1), en in de pneumonectomiegroep 9,0% (n = 8); het NED TIJDSCHR GENEESKD. 2012;156:A3604 3
4 TABEL 1 Kenmerken en complicaties van patiënten met een centraal gelegen niet-kleincellig longcarcinoom die een longparenchymsparende ingreep of een pneumonectomie ondergingen kenmerken en complicaties parenchymsparende ingreep (n = 78) pneumonectomie (n = 89) p-waarde ARDS = acute respiratory distress syndrome Overleving en recidiefziekte Van alle patiënten werden de follow-upgegevens verkregen. Voor de gehele groep bedroeg de mediane overleving 35 maanden. De overleving na 1 en 5 jaar was respectievelijk 75 (SD: 3) en 41% (SD: 4). In de sleeve-groep was de mediane overleving 90 maanden en was de overleving na 1 en 5 jaar respectievelijk 88 (SD: 4) en 61% (SD: 6). De mediane overleving in de pneumonectomiegroep was 17 maanden, met een overleving na 1 en 5 jaar van respectievelijk 63 (SD: 5) en 24% (SD: 5). Het verschil in overleving was significant (p < 0,001; hazardratio: 3,27; 95%-BI: 2,11-5,08). Dit verschil in overleving bleef significant na correctie voor TNM-stadium in een multivariate analyse, de hazardratio werd dan 2,74, waarmee TNM-stadium geen confounder bleek te zijn. De ziektevrije overleving na 5 jaar in de sleeve-groep bedroeg 62% (SD: 7), in de pneumonectomie groep was deze 34% (SD: 7) (p = 0,05). Het recidiveringspatroon wordt beschreven in tabel 3. TABEL 2 Histopathologische bevindingen en stadiëring volgens de 7e TNM-indeling bevindingen kenmerken ,41 leeftijd in jaren; 63 (11; 27-82) 63 (10; 49-83) 0,52 gemiddelde (SD; spreiding)* neoadjuvante 9 7 0,44 chemotherapie complicaties; n (%) vroege mortaliteit 1 (1,3 ) 8 (9,0 ) 0,038 bronchopleurale fistel 5 (6,4) 4 (4,5) 0,74 myocardinfarct (nietfataal) 1 (1,3) 0 (0) 0,47 ARDS 1 (1,3) 2 (2,2) 0,99 supraventriculaire aritmie 10 (12,8) 21 (23,6) 0,11 parenchymsparende ingreep (n = 78) pneumonectomie (n = 89) p-waarde verschil was statistisch significant (p = 0,038). De patiënt in de sleeve-groep overleed 35 dagen na een sleeve-bilobectomie aan de gevolgen van multiorgaanfalen na sepsis, veroorzaakt door een bronchopleurale fistel met empyeem. Een restpneumonectomie en behandeling met extracorporele membraanoxygenatie (ECMO) konden het overlijden niet voorkomen. In de pneumonectomiegroep waren de overlijdensoorzaken acute respiratory distress syndrome (ARDS) (n = 2), pneumonie (n = 1), sepsis (n = 1), hartfalen (n = 1), CVA (n = 1), myeluminfarct (n = 1), en naadlekkage na buikchirurgie (n = 1). De belangrijkste complicaties zijn weergegeven in tabel 1. Van de 5 patiënten met een bronchopleurale fistel na sleeve-resectie ondergingen 2 een rest-pneumonectomie. Postoperatieve stadiëring Tabel 2 toont een overzicht van histopathologische bevindingen en stadiëring. NSCLC stadium IIIA (lokaal uitgebreide ziekte) kwam het meest voor, met een gelijke verdeling over beide groepen. Bij 149 patiënten (89%) was de resectie radicaal; 27 patiënten in de sleeve-groep en 30 in de pneumonectomie-groep kregen adjuvante therapie. histologie; n (%) 0,80 plaveiselcelcarcinoom 36 (46) 38 (43) adenocarcinoom 22 (28) 29 (33) grootcellig carcinoom 5 (6) 6 (7) overig NSCLC 15 (19) 16 (18) T-status; n (%) 0,001 T1 12 (15) 3 (3) T2 35 (45) 21 (24) T3 17 (22) 26 (29) T4 14 (18) 39 (44) N-status; n (%) 0,12 N0 29 (37) 41 (46) N1 34 (44) 25 (28) N2 15 (19) 23 (26) M-status; n (%) 0,25 M0 78 (100) 86 (97) M1 0 (0) 3 (3) stadium; n (%) 0,002 IA 7 (9) 2 (2) IB 9 (12) 3 (3) IIA 17 (22) 10 (11) IIB 15 (19) 17 (19) IIIA 27 (35) 41 (46) IIIB 3 (4) 13 (15) IV 0 (0) 3 (3) R-status; n (%) 0,520 radicale resectie 70 (90) 79 (89) R1-resectie 8 (10) 10 (11) resectievlak positief 3 5 voor tumorweefsel hoogste klier positief voor tumorweefsel 5 5 Statistisch significante p-waarden staan aangegeven in rood. bij patiënten met een longparenchymsparende ingreep of een pneumonectomie 4 NED TIJDSCHR GENEESKD. 2012;156:A3604
5 TABEL 3 Recidiveringspatroon bij patiënten met een longparenchymsparende ingreep of een pneumonectomie type recidief Beschouwing parenchymsparende ingreep (n = 78); n (%) lokaal 3 (4) 7 (8) op afstand 10 (13) 20 (22) locoregionaal 7 (9) 3 (3) primaire tumor andere long 4 (5) 7 (8) lokaal en op afstand 1 (1) 1 (1) pneumonectomie (n = 89); n (%) In dit artikel werden de resultaten beschreven van 15 jaar ervaring met de chirurgische behandeling van een centraal gelegen niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC), waarbij parenchymsparende longresecties werden vergeleken met pneumonectomieën. De belangrijkste 2 conclusies van dit onderzoek zijn ten eerste dat longparenchymsparende chirurgie veilig is en in vergelijking met pneumonectomie een vergelijkbaar lage morbiditeit en een significant lagere mortaliteit heeft en ten tweede dat de langetermijnoverleving significant beter is na een longparenchymsparende ingreep, ook bij hogere tumorstadia. Perioperatieve sterfte Het perioperatieve sterftecijfer in de sleeve-resectiegroep van onze studie is laag in vergelijking met het sterftecijfer dat wordt genoemd in de grootste meta-analyse over dit onderwerp (1,3 vs. 3,5%). De sterfte in de pneumonectomiegroep is groter (9 vs. 5,6%), maar valt binnen de spreiding die gerapporteerd wordt in de literatuur (2-15%). 18,19 Complicaties zijn in de sleeve-resectie- en de pneumonectomiegroep vergelijkbaar en in overeenstemming met de literatuur. Het lage percentage bronchusnaadgerelateerde complicaties (5,4% van de patiënten kreeg een bronchopleurale fistel; er traden geen bronchusstenosen op) bevestigt dat sleeveresecties veilig kunnen worden uitgevoerd. Supraventriculaire aritmieën komen na pneumonectomie bij bijna een kwart van de patiënten voor, 2 keer zo vaak als na een sleeve-resectie. Resultaten op langere termijn De hier gerapporteerde 5-jaarsoverleving na sleeve-resectie is goed (61%), en in overeenstemming met de literatuur (50%). Na een pneumonectomie is de 5-jaarsoverleving 24%, tegenover 31% in de grootste meta-analyse over deze ingreep. De overlevingswinst na een sleeve-resectie wordt in verschillende studies bevestigd, en wordt deels verklaard door een verder gevorderde ziekte in de pneumonectomiegroep. Daarnaast spelen de lagere perioperatieve mortaliteit, het minder vaak voorkomen van recidiefziekte en, in algemene zin, door het behoud van pulmonale en cardiale functie na longparenchymsparende chirurgie een rol. Ook in onze studie was in de pneumonectomiegroep vaker sprake van gevorderde ziekte. Dit houdt rechtstreeks verband met het feit dat een pneumonectomie vaak verricht wordt bij een lokaal gevorderde ziekte, zoals bij tumoren in meerdere kwabben of bij ingroei van de tumor in het linker atrium. Voor deze groep patiënten zal een pneumonectomie altijd de enige chirurgische curatieve optie blijven. Deze studie toont echter aan dat het mogelijk is een ratio van sleeve-resecties versus pneumonectomieën te bereiken van bijna 1:1. De 5-jaarsoverleving van patiënten met NSCLC stadium IIIA is 49% (SD: 10) in de sleeve-groep en 19% (SD: 6) in de pneumonectomiegroep (p = 0,005; hazardratio: 2,56; 95%-BI: 1,33-5,00). Na multivariate analyse blijkt dat ook bij verder gevorderde tumorstadia de ogenschijnlijk radicalere behandeling met pneumonectomie geen extra overlevingsvoordeel biedt. De goede langetermijnoverleving na parenchymsparende chirurgie bevestigt dat de sleeveresectie een oncologisch verantwoorde procedure is met een betere overleving, ook na correctie voor TNM-stadium. Het percentage patiënten met een lokaal of een locoregionaal recidief is in beide groepen 14%. Om dit lage percentage te bereiken is een radicale resectie, die mogelijk bleek bij 89% van de patiënten, essentieel. Specialistische centra De resultaten van parenchymsparende longchirurgie op zowel korte als langere termijn rechtvaardigen de toepassing van deze techniek waar mogelijk bij alle patiënten met centraal gelegen longtumoren, ook die met een goede longfunctie. De nieuwe Nederlandse evidencebased richtlijn Behandeling NSCLC (bron: ruimt dan ook terecht een plaats in voor de sleeve-lobectomie. In de richtlijn wordt tevens gesteld dat er sterke aanwijzingen zijn dat veel patiënten in Nederland deze behandeling onthouden wordt. Eerder onderzoek naar de behandeling van patiënten met een NSCLC toonde grote regionale verschillen aan in het percentage patiënten dat een resectie onderging. De kans op een resectie is aanzienlijk groter voor patiënten die gediagnosticeerd worden in Nederlandse centra waar meer operaties worden uitgevoerd en in opleidingsklinieken. 20 Gegevens van Kiwa Prismant, een expertisecentrum in Utrecht voor kwaliteit in de zorg, over longchirurgische ingrepen tonen dat het aantal sleeve-lobectomieën in Nederland zeer laag is, zeker in relatie tot het aantal verrichte pneumonectomieën (ratio: 1:8; tabel 4). In deze studie is deze ratio ongeveer 1:1, in de literatuur varieert deze tussen 1:3 en 1: Geconcludeerd moet worden dat veel patiënten die in aanmerking komen voor een sleevelobectomie toch een pneumonectomie ondergaan. NED TIJDSCHR GENEESKD. 2012;156:A3604 5
6 Leerpunten Longparenchymsparende chirurgie ( sleeve -resectie) is een goed alternatief voor een pneumonectomie bij patiënten met een centraal gelegen niet-kleincellig longcarcinoom. Een sleeve-resectie gaat gepaard met lagere mortaliteit, vergelijkbare morbiditeit en betere langetermijnoverleving in vergelijking met een pneumonectomie. Deze vorm van complexe longchirurgie dient te worden uitgevoerd in een gespecialiseerd centrum. Dit roept de vraag op of dergelijke operaties gecentraliseerd moeten worden in gespecialiseerde centra. In de richtlijn wordt aanbevolen om complexe oncologische zorg voor patiënten met longtumoren te concentreren in centra met de juiste infrastructuur, voldoende aantallen ingrepen en aantoonbaar goede resultaten. Dit laatste rechtvaardigt het opzetten van een nationale databank voor oncologische longchirurgie met uitkomstvariabelen. Voor complexe chirurgie, waartoe ook oncologische longchirurgie behoort, geldt dat de overleving significant beter is in centra waar procedures vaak gedaan worden. 22 Een recent rapport van de Signaleringscommissie Kanker van KWF Kankerbestrijding toont dat de postoperatieve sterfte na chirurgie bij patiënten met een NSCLC in gespecialiseerde centra of academische ziekenhuizen lager is dan het landelijke gemiddelde. 17 De meerwaarde van een centrum vloeit voort uit de uitgebreide ervaring van alle betrokken disciplines. Dit begint bij de indicatiestelling in een multidisciplinaire bespreking, het preoperatieve traject, en geldt daarna ook voor de operatie en de gehele perioperatieve zorg. Onder deze zorg vallen optimale pijnstilling, gerichte fysiotherapie en verpleegkundige zorg, en 24-uursbereikbaarheid van longartsen om TABEL 4 Aantal longresecties in Nederland uitgesplitst naar type in de periode * De jaarlijkse resecties in het LUMC zijn voor de pneumonectomie en de sleeve resectie vetgedrukt weergegeven tussen haakjes. bronchoscopische interventies te verrichten in geval van een atelectase of dreigende atelectase. Beperkingen van deze studie Het aandeel van patiënten met NSCLC stadium III was hoog in deze studie. De richtlijn Behandeling NSCLC rechtvaardigt op basis van overlevingsuitkomsten ook in dit stadium chirurgie, mits er een radicale resectie kan worden verricht bij lokaal gevorderde ziekte (in deze studie bleek een radicale resectie mogelijk bij 87% van de patiënten), of in geval van een ziekte met onverwachte lokale metastasering in meerdere N2-stations (radicale resectie werd verricht bij 73% van de patiënten). Het potentieel gunstige effect van de huidige verbeterde stadiëringsmethoden, PET-scan en dunnenaaldaspiratie met endoscopische of endotracheale echografie, was in dit onderzoek niet meetbaar. De relatieve oververtegenwoordiging van patiënten met gevorderde tumorstadia in de pneumonectomiegroep lijkt niet van invloed te zijn op het verschil in overleving. In dit onderzoek is niet gekeken naar functionele uitkomsten, zoals kwaliteit van leven en resterende longfunctie. Conclusie Op grond van onze ervaring zijn wij van mening dat longparenchymsparende procedures bij patiënten met centraal gelegen longtumoren uitgevoerd moeten worden in een centrum met de juiste infrastructuur, expertise en een adequaat volume, zodat de mortaliteit laag is en het percentage complicaties acceptabel. In oncologisch en technisch opzicht blijkt deze behandeling, mits in ervaren handen, mogelijk bij bijna de helft van de patiënten. De techniek heeft binnen de bovengenoemde randvoorwaarden en daar waar mogelijk de voorkeur boven de pneumonectomie omwille van de lagere perioperatieve sterfte en de betere langetermijnoverleving. Patiënten met centraal gelegen longcarcinomen zijn gebaat bij verwijzing naar en behandeling in longchirurgische centra met een ervaren en toegewijde organisatie waarin expertise met longparenchymsparende procedures voorhanden is. type resectie jaarlijks gemiddelde lobectomie wigresectie segmentsresectie pneumonectomie 233 (6) 193 (5) 188 (5) 204 (5) longparenchymsparende resectie 34 (6) 22 (14) 23 (7) 26 (9) * Gegevens afkomstig van Kiwa Prismant. Het aantal resecties per jaar in het LUMC zijn weergegeven tussen haakjes. Dr. Rick van Klink en dr. Hans Dik bouwden van de database op, woonden vergaderingen bij over indicatiechirurgie en hielpen mee met de analyse van gegevens. Ook begeleidden en volgden zij geopereerde patiënten. Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld. Aanvaard op 21 mei 2012 Citeer als: Ned Tijdschr Geneeskd. 2012;156:A3604 > Meer op 6 NED TIJDSCHR GENEESKD. 2012;156:A3604
7 Literatuur 1 Greenlee RT, Murray T, Bolden S, Wingo PA. Cancer statistics, CA Cancer J Clin. 2000;50: Greenlee RT, Hill-Harmon MB, Murray T, Thun M. Cancer statistics, CA Cancer J Clin. 2001;51: Mezzetti M, Panigalli T, Giuliani L, Raveglia F, Lo GF, Meda S. Personal experience in lung cancer sleeve lobectomy and sleeve pneumonectomy. Ann Thorac Surg. 2002;73: Fadel E, Yildizeli B, Chapelier AR, Dicenta I, Mussot S, Dartevelle PG. Sleeve lobectomy for bronchogenic cancers: factors affecting survival. Ann Thorac Surg. 2002;74: Martin-Ucar AE, Chaudhuri N, Edwards JG, Waller DA. Can pneumonectomy for non-small cell lung cancer be avoided? An audit of parenchymal sparing lung surgery. Eur J Cardiothorac Surg. 2002;21: Okada M, Yamagishi H, Satake S, et al. Survival related to lymph node involvement in lung cancer after sleeve lobectomy compared with pneumonectomy. J Thorac Cardiovasc Surg. 2000;119: Terzi A, Lonardoni A, Falezza G, et al. Sleeve lobectomy for non-small cell lung cancer and carcinoids: results in 160 cases. Eur J Cardiothorac Surg. 2002;21: Faber LP, Jensik RJ, Kittle CF. Results of sleeve lobectomy for bronchogenic carcinoma in 101 patients. Ann Thorac Surg. 1984;37: Faber LP. Sleeve lobectomy. Chest Surg Clin N Am. 1995;5: Kim YT, Kang CH, Sung SW, Kim JH. Local control of disease related to lymph node involvement in non-small cell lung cancer after sleeve lobectomy compared with pneumonectomy. Ann Thorac Surg. 2005;79: Ludwig C, Stoelben E, Olschewski M, Hasse J. Comparison of morbidity, 30-day mortality, and long-term survival after pneumonectomy and sleeve lobectomy for non-small cell lung carcinoma. Ann Thorac Surg. 2005;79: Takeda S, Maeda H, Koma M, et al. Comparison of surgical results after pneumonectomy and sleeve lobectomy for non-small cell lung cancer: trends over time and 20-year institutional experience. Eur J Cardiothorac Surg. 2006;29: Vogt-Moykopf I, Fritz T, Meyer G, Bulzerbruck H, Daskos G. Bronchoplastic and angioplastic operation in bronchial carcinoma: longterm results of a retrospective analysis from 1973 to Int Surg. 1986;71: Vereniging van Integrale Kankercentra/Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO. Richtlijn Niet-kleincellig longcarcinoom; stadiering en behandeling. 2004; Alphen aan den Rijn: Van Zuiden Communications. 15 Annema JT, Versteegh MI, Veselic M, Voigt P, Rabe KF. Endoscopic ultrasound-guided fine-needle aspiration in the diagnosis and staging of lung cancer and its impact on surgical staging. J Clin Oncol. 2005;23: Annema JT, van Meerbeeck JP, Rintoul RC, et al. Mediastinoscopy vs endosonography for mediastinal nodal staging of lung cancer: a randomized trial. JAMA. 2010;304: Signaleringscommisie Kanker van KWF Kankerbestrijding. Kwaliteit van de kanker zorg in Nederland ; Oisterwijk: VandenBoogaard Print- & Mediamanagement. 18 Ferguson MK, Karrison T. Does pneumonectomy for lung cancer adversely influence long-term survival? J Thorac Cardiovasc Surg. 2000;119: Ferguson MK, Lehman AG. Sleeve lobectomy or pneumonectomy: optimal management strategy using decision analysis techniques. Ann Thorac Surg. 2003;76: Wouters MW, Siesling S, Jansen-Landheer ML, et al. Variation in treatment and outcome in patients with non-small cell lung cancer by region, hospital type and volume in the Netherlands. Eur J Surg Oncol. 2010;36:S83-S Stallard J, Loberg A, Dunning J, Dark J. Is a sleeve lobectomy significantly better than a pneumonectomy? Interact Cardiovasc Thorac Surg. 2010;11: Cheung MC, Hamilton K, Sherman R, et al. Impact of teaching facility status and high-volume centers on outcomes for lung cancer resection: an examination of 13,469 surgical patients. Ann Surg Oncol. 2009;16:3-13. NED TIJDSCHR GENEESKD. 2012;156:A3604 7
Factsheet Indicatoren Longcarcinoom (DLCA) 2017 Start DLCA-S: 2012 (/2015 voor alle cardiothoracale centra) Start DLCA-R: 2013 Start DLCA-L: 2016
Factsheet en Longcarcinoom (DLCA) 2017 Start DLCA-S: 2012 (/2015 voor alle cardiothoracale centra) Start DLCA-R: 2013 Start DLCA-L: 2016 Inclusie en exclusie criteria DLCA-S Inclusie Alle chirurgische
Nadere informatieDutch Lung Surgery Audit (DLSA)
Dutch Lung Surgery Audit (DLSA) Beschrijving Dit overzicht toont de kwaliteitsindicatoren welke per 1 april 2014 ontsloten zullen worden in het kader van het getrapte transparantiemodel van DICA. De ontsluiting
Nadere informatieFactsheet Indicatoren Longcarcinoom (DLCA) 2017 Start DLCA-S: 2012 (/2015 voor alle cardiothoracale centra) Start DLCA-R: 2013 Start DLCA-L: 2016
Factsheet en Longcarcinoom (DLCA) 2017 Start DLCA-S: 2012 (/2015 voor alle cardiothoracale centra) Start DLCA-R: 2013 Start DLCA-L: 2016 Versie beheer: Datum Versie Mutatie Eigenaar 30-07-2016 2017.1 Aanpassingen
Nadere informatieFactsheet Indicatoren Longcarcinoom (DLSA-DLRA) 2016
Factsheet en Longcarcinoom (DLSA-DLRA) 2016 Inclusie en exclusie criteria DLSA Inclusie Alle chirurgische thoracale (thoraxwand, pleurale, long en mediastinale) ingrepen, in te delen in: Resecties bij
Nadere informatieStage. Clin staging. Treatment. Prognosis. Diagnosis. Evaluation. Early Node. Tumour. Loc advanced Metastasis. Advanced. Surgery
Clin staging Stage Tumour Early Node Loc advanced Metastasis Advanced Treatment Surgery Diagnosis Evaluation pulmonary Chemotherapy Radiotherapy Combinations Prognosis cardiac general Univ Hospital Leuven
Nadere informatielongcarcinoom: stadiëring en behandeling
Hoe actueel is de CBO richtlijn? Niet-kleincellig longcarcinoom: stadiëring en behandeling Prof. dr. Harry J.M. Groen UMCG Groningen Wat moet er veranderen? TBNA? Plaats van EUS-FNA? Plaats van EBUS-FNA?
Nadere informatieIndicatorenrapportage Ziekenhuis: Rijnstate Ziekenhuis Jaar: 2018 Totaal aantal ingevoerde patiënten
De inhoud van de basis- en indicatorenrapportages is onderhevig aan updates en aanpassingen. In dit logboek kunt u per registratie de wijzigingen in de rapportages terugvinden tot en met het vorige kalenderjaar.
Nadere informatieSamenvatting en conclusies
Centraal in dit proefschrift staat de minimaal invasieve slokdarmresectie als behandeloptie voor het slokdarmcarcinoom. In hoofdstuk 2 en 3 belichten wij in twee overzichtsartikelen de in de literatuur
Nadere informatieNEDERLANDSE SAMENVATTING
NEDERLANDSE SAMENVATTING Nederlandse Samenvatting 195 NEDERLANDSE SAMENVATTING DEEL I Evaluatie van de huidige literatuur De stijgende incidentie van slokdarmkanker zal naar verwachting continueren in
Nadere informatieCHAPTER 8. Samenvatting
CHAPTER 8 Samenvatting 108 Chapter 8 Samenvatting 109 Samenvatting Jaarlijks wordt wereldwijd bij 1,2 miljoen mensen de diagnose longkanker gesteld en overlijden 1,1 miljoen mensen aan deze ziekte. Hiermee
Nadere informatieOntwikkelingen bij de chirurgie van het slokdarm- en maagcarcinoom
Ontwikkelingen bij de chirurgie van het slokdarm- en maagcarcinoom Mark I. van Berge Henegouwen Chirurg, slokdarm en maagchirurgie Amsterdam UMC, locatie AMC GIOCA GE oncologisch congres, AMC 18 jan 2019
Nadere informatieSlokdarmresectie - Fit aan de Start. Feike Kingma Arts-onderzoeker Chirurgie, UMC Utrecht
Slokdarmresectie - Fit aan de Start Feike Kingma Arts-onderzoeker Chirurgie, UMC Utrecht Slokdarmkanker Slokdarmkanker zit vrijwel altijd in de thoracale slokdarm Jaarlijks aantal nieuwe gevallen per 100.000
Nadere informatieVerplichte indicatoren die moeten worden aangeleverd aan Zorginstituut Nederland. Indicator nummer Indicatornaam
Zorginstituut Nederland Kwaliteitsinstituut Eekholt 4 1112 XH Diemen Postbus 320 1110 AH Diemen www.zorginstituutnederland.nl T +31 (0)20 797 89 20 Transparantiekalender@zinl.nl Oplegger indicatorenset
Nadere informatieSamenvatting. Samenvatting
Samenvatting Dikkedarmkanker is een groot gezondheidsprobleem in Nederland. Het is de derde meest voorkomende vorm van kanker bij mannen en de tweede meest voorkomende vorm van kanker bij vrouwen. In 2008
Nadere informatie1. Inleiding: De nieuwe TNM classifikatie stadiering. - onvolledigheden / aanvullingen. 3. De N factor: hoe in kaart brengen.
Mediastinum 1. Inleiding: De nieuwe TNM classifikatie stadiering 2. De N factor: impact op prognose: -vlgtnm - onvolledigheden / aanvullingen 3. De N factor: hoe in kaart brengen. 4. De N factor: impact
Nadere informatieBronchuscarcinoom Incidentiegegevens, initiële behandeling AZ Groeninge Kris Van Oortegem Pneumologie
Bronchuscarcinoom 2002 Incidentiegegevens, initiële behandeling AZ Groeninge Kris Van Oortegem Pneumologie Bronchuscarcinoom 2002 (n=112) Kleincellig versus Niet-kleincellig kleincellig 18% niet-kleincellig
Nadere informatieTP Indicatorenrapportage 2016 Ziekenhuis: Rijnstate Ziekenhuis Jaar: 2016
De nummering van de indicatoren is gebaseerd op de documenten te vinden op: DICA/Transparantieportaal TP Indicatorenrapportage 2016 Ziekenhuis: Rijnstate Ziekenhuis Jaar: 2016 Structuurindicatoren 1. patiënten
Nadere informatieImage-guided stereotactic radiotherapy for early stage lung cancer: techniques and clinical outcomes. Samenvatting
169 Image-guided stereotactic radiotherapy for early stage lung cancer: techniques and clinical outcomes Samenvatting Radiotherapie speelt een belangrijke rol in de curatieve behandeling van patiënten
Nadere informatieSaffire Phoa. CT voor preoperatieve stagering van het pancreascarcinoom
Saffire Phoa CT voor preoperatieve stagering van het pancreascarcinoom Pancreascarcinoom heeft een zeer slechte prognose, en de enige kans op curatie is een resectie van de tumor. Hoewel de mortaliteit
Nadere informatieBetere kwaliteit = betere uitkomst van zorg?
Betere kwaliteit = betere uitkomst van zorg? Symposium (Over)leven na Kanker Tilburg, 8 maart 2013 Dr. V. Lemmens Hoofd Sector Onderzoek, Integraal Kankercentrum Zuid Eindhoven Kwaliteit Kwaliteit: definitie?
Nadere informatieIndicatorenrapportage Ziekenhuis: Rijnstate Ziekenhuis Jaar: 2017 Totaal aantal ingevoerde patiënten
The resource of this report item is not reachable. De inhoud van de basis- en indicatorenrapportages zijn onderhevig aan updates en aanpassingen. In dit logboek kunt u per registratie de wijzigingen in
Nadere informatieFactsheet Indicatoren NABON Breast Cancer Audit (NBCA) 2017
Factsheet en NABON Breast Cancer Audit (NBCA) 2017 Registratie gestart: 2009 Datum Versie Mutatie Eigenaar 23-10-2017 2017.1 Vrijwillig/ verplicht toegevoegd DICA 27-11-2017 2017.2 Schrappen van indicatoren
Nadere informatieFactsheet Indicatoren NABON Breast Cancer Audit (NBCA) 2018
Factsheet en NABON Breast Cancer Audit (NBCA) 2018 NBCA 2018.2 Registratie gestart: 2009 Datum Versie Mutatie Eigenaar 01-07-2016 2017.1 Aanpassingen conform indicatorendagen juli DICA 2016. Verwijderen
Nadere informatieNederlandse introductie en samenvatting voor niet-ingewijden
Nederlandse introductie en samenvatting voor niet-ingewijden 157 Introductie In de Westerse wereld is het aantal mensen dat slokdarmkanker krijgt de laatste jaren sterk toegenomen. In 1989 werd de diagnose
Nadere informatieMultimodality treatment bij het oesofagus- en maagcarcinoom
Multimodality treatment bij het oesofagus- en maagcarcinoom Disclosures Ik heb geen belangenverstrengeling in relatie tot deze presentatie Multimodality treatment bij het oesofagus- en maagcarcinoom Bij
Nadere informatieCover Page. Author: Dikken, Johannes Leen Title: Gastric cancer : staging, treatment, and surgical quality assurance Issue Date:
Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/19858 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Dikken, Johannes Leen Title: Gastric cancer : staging, treatment, and surgical
Nadere informatieMediastinale klierstagering van longkanker: nieuwe concepten Kurt G. Tournoy Thoracale Oncologie, Onze-Lieve-Vrouw Ziekenhuis Aalst; Universiteit Gent
thoracale oncologie Peerreviewed article Mediastinale klierstagering van longkanker: nieuwe concepten Kurt G. Tournoy Thoracale Oncologie, OnzeLieveVrouw Ziekenhuis Aalst; Universiteit Gent Bij patiënten
Nadere informatieOntwikkelingen longkanker en maligne mesothelioom
Ontwikkelingen longkanker en maligne mesothelioom Wat is de stand van zaken Frank Jacobs sept 2017 Disclosures Frank Jacobs (potentiële) belangenverstrengeling geen Voor bijeenkomst mogelijk relevante
Nadere informatieOesophaguscarcinoom Chirurgische Behandeling. Sylvia van der Horst, PA chirurgie Maart 2019
Oesophaguscarcinoom Chirurgische Behandeling Sylvia van der Horst, PA chirurgie Maart 2019 Anatomie oesophagus/ maag Symptomen oesophaguscarcinoom Diagnostiek Behandeling oesophaguscarcinoom Postoperatieve
Nadere informatieKwaliteitsnormen. Blaascarcinoom
Kwaliteitsnormen Blaascarcinoom Versie 6 September 2018 Achtergrond herziening 2017 De NVU heeft eind 2010 de eerste kwaliteitsnormen blaascarcinoom openbaar gemaakt en deze in 2012 en 2014 herzien. Sinds
Nadere informatieStaging van het Bronchuscarcinoom
1 Staging van het Bronchuscarcinoom Dr D Coeman Pneumoloog A.Z. St.-Dimpna, Geel Staging v/h bronchuscarcinoom 2 A/ NSCLC - TNM-classification B/ SCLC - VALSG (veterans s affairs lung study group) - TNM-classification
Nadere informatieFactsheet Indicatoren NABON Breast Cancer Audit (NBCA) 2016
Factsheet en NABON Breast Cancer Audit (NBCA) 2016 Registratie gestart: 2009 Inclusie en exclusie criteria Inclusie Primaire mammacarcinomen waarbij de volgende tumorsoorten geïncludeerd worden: Alle tumorstadia,
Nadere informatieThoraxchirurgie. In Tergooiziekenhuizen
Thoraxchirurgie In Tergooiziekenhuizen Waarvoor? Trauma Benigne afwijkingen Maligne afwijkingen Thorax trauma Benigne afwijkingen Pneumothorax Goedaardige tumoren Infekties Maligne afwijkingen Longcarcinoom
Nadere informatieDutch Upper GI Cancer Audit (DUCA)
Dutch Upper GI Cancer Audit (DUCA) Beschrijving Dit overzicht toont de kwaliteitsindicatoren welke per 1 april 2014 ontsloten zullen worden in het kader van het getrapte transparantiemodel van DICA. De
Nadere informatieCHAPTER XII. Nederlandse Samenvatting
CHAPTER XII Nederlandse Samenvatting Dit proefschrift behelst een aantal klinische en translationele studies met betrekking tot de behandeling van het primair operabel mammacarcinoom. Zowel aspecten van
Nadere informatieVideo-Assisted Thoracic Surgery: Het einde van de thoracotomie?
Brugge, 29-04-2017 Dr. Jan Lesaffer Borst- en thoracaal chirurg Dienst Algemene, Kinder- en Vaatheelkunde AZ Sint-Jan Brugge-Oostende, campus Brugge 1911 HC Jacobeus: diagnostische en therapeutische thoracoscopie
Nadere informatieNABON Breast Cancer Audit (NBCA)
NABON Breast Cancer Audit (NBCA) Beschrijving Dit overzicht toont de kwaliteitsindicatoren welke per 1 april 2014 ontsloten zullen worden in het kader van het getrapte transparantiemodel van DICA. De ontsluiting
Nadere informatielongtumoren stadia therapie prognose Els De Droogh Pneumologie ZNA Middelheim
longtumoren stadia therapie prognose smoking is cool!??? longtumoren > na WO II > roken en longtumoren 90 % mannen, 78% vrouwen aantal pakjaren > carcinogene stoffen in rook > asbest > radon, metalen,
Nadere informatieStaat de radiotherapie indicatie ook vast na een complete respons op NAC?
Staat de radiotherapie indicatie ook vast na een complete respons op NAC? Nina Bijker, radiotherapeut AMC BBB symposium 7 september 2017 No conflict of interest Focus op postmastectomie radiotherapie (PMRT)
Nadere informatieFactsheet Indicatoren Slokdarm- en maagcarcinoom (DUCA)
Factsheet en Slokdarm- en maagcarcinoom (DUCA) DUCA 2015 [ ; 05-11- 2015] Registratie gestart: 2011 pagina 1 van 15 Nr. Type Uitvraag over Bron WV indicator (jaar) 2. Aantal geopereerde patiënten met een
Nadere informatieSlokdarm resectie. MDL onderwijs, M. de Maat, chirurg
Slokdarm resectie MDL onderwijs, 11-03-2019 M. de Maat, chirurg Incidentie NL: 2850 patiënten per jaar ongeveer 50% operabel. Jaarlijks aantal nieuwe gevallen per 100.000 Nederlanders: 1990: ~5 2016: ~10
Nadere informatieCasus oncologie,, D.R., 1930
Casus oncologie,, D.R., 1930 Medische voorgeschiedenis 1992: prostatectomie wegens benigne prostaathypertrofie 2009: CVA met rechter hemiparese, volledige recuperatie 03/2013: paroxysmale VKF: echocor:
Nadere informatieLess is More, More is Better?
Less is More, More is Better? Concentratie en Regionalisatie van zorg voor de patiënt met slokdarm- en maagkanker: Chirurgisch Perspectief Grard Nieuwenhuijzen, Chirurg PP-ON-NL-0011 Disclosures Medtronic:
Nadere informatieCasus: Lokaal gevorderd Pancreascarcinoom (LAPC) Olivier Busch HPB Chirurg, AMC Amsterdam Voorzitter DPCG
Casus: Lokaal gevorderd Pancreascarcinoom (LAPC) Olivier Busch HPB Chirurg, AMC Amsterdam Voorzitter DPCG no disclosures Olivier Busch HPB Chirurg, AMC Amsterdam Voorzitter DPCG Pancreascarcinoom Slechte
Nadere informatieFactsheet Indicatoren Slokdarm- en maagcarcinoom (DUCA)
Factsheet en Slokdarm- en maagcarcinoom (DUCA) DUCA 2014 [2.5; 14-11- 2014] Registratie gestart: 2011 Nr. Type Uitvraag over Bron indicator (jaar) 1. Aantal nieuwe patiënten met een slokdarm- of maagcarcinoom.
Nadere informatieAfstemming meting Indicatoren richtlijn niet-kleincellig longcarcinoom gemeten in de IKO en IKN regio
Afstemming meting Indicatoren richtlijn niet-kleincellig longcarcinoom gemeten in de IKO en IKN regio Achtergrond Naar aanleiding van het gereedkomen van de richtlijn niet-kleincellig longcarcinoom: stadiëring
Nadere informatieFactsheet Indicatoren Slokdarm- en maagcarcinoom (DUCA) Registratie gestart: 2011
Factsheet en Slokdarm- en maagcarcinoom (DUCA) 2016 Registratie gestart: 2011 Nr. Type Uitvraag over Bron WV indicator (jaar) 1. Aantal nieuwe patiënten met een slokdarm- of maagcarcinoom. Structuur 2016*
Nadere informatieFactsheet Indicatoren NABON Breast Cancer Audit (NBCA) 2018
Factsheet en NABON Breast Cancer Audit (NBCA) 2018 NBCA 2018.3 Registratie gestart: 2009 Datum Versie Mutatie Eigenaar 01-07-2016 2017.1 Aanpassingen conform indicatorendagen juli DICA 2016. Verwijderen
Nadere informatieLymfeknoop dissectie in borstcarcinoom, diagnostiek of therapie? Wim Demey, medische oncologie, Borstkliniek voorkempen
Lymfeknoop dissectie in borstcarcinoom, diagnostiek of therapie? Wim Demey, medische oncologie, Borstkliniek voorkempen 85% via de axilla Mammaria interna alleen aantasting is zeldzaam
Nadere informatieFactsheet NABON Breast Cancer Audit (NBCA)
Factsheet NABON Breast Cancer Audit () [1.0.; 15-09-] Registratie gestart: 2011 Als algemene voorwaarde voor het meenemen van een patiënt in de berekening van de kwaliteitsindicatoren is gesteld dat ten
Nadere informatieLokaal-Gevorderd Niet-KleinCellig LongCarcinoma (LA-NSCLC)
Lokaal-Gevorderd Niet-KleinCellig LongCarcinoma (LA-NSCLC) vrouw, 54j, 30 pakjaren toevallige vondst tumoraal letsel rechter longbk CT: letsel apicaal in rechterbk, tegenaan de pleura klierpakket rechts
Nadere informatieCHIRURGIE BIJ LONGKANKER
CHIRURGIE BIJ LONGKANKER Prof. Dr. P. De Leyn Kliniekhoofd Thoraxheelkunde Universitair Ziekenhuis Gasthuisberg Leuven Meeting Pneumologie Verpleegkundigen BVP/SVP meeting dec 2007 LEUVEN LUNG CANCER GROUP
Nadere informatieMogelijkheden van resectie na chemotherapie bij het pancreascarcinoom. Prof. dr. Marc Besselink Afdeling Chirurgie, AMC Amsterdam
Mogelijkheden van resectie na chemotherapie bij het pancreascarcinoom Prof. dr. Marc Besselink Afdeling Chirurgie, AMC Amsterdam Amsterdam, 19 Januari 2018 Pancreascarcinoom Slechte prognose (5 jaars-overleving,
Nadere informatieLaarbeeklaan Brussel. Oncologisch Handboek. Richtlijnen Urologie. Testis
Laarbeeklaan 101 1090 Brussel Oncologisch Handboek Richtlijnen Urologie Testis V3.2014 Testis ICD-O C62 1 Inleiding De richtlijnen hebben betrekking tot kiemceltumoren van de testis, die meer dan 90% van
Nadere informatieFactsheet Indicatoren NABON Breast Cancer Audit (NBCA) 2017
Factsheet en NABON Breast Cancer Audit (NBCA) 2017 Registratie gestart: 2009 Inclusie en exclusie criteria Inclusie Primaire mammacarcinomen waarbij de volgende tumorsoorten geïncludeerd worden: Alle tumorstadia,
Nadere informatieAanvraag gegevens ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek
Aanvraag gegevens ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek Registratie waarvan gegevens worden opgevraagd: DSCA Contactpersoon: Naam: Mw. Drs. J. t Lam - Boer Centrum/ziekenhuis: Radboud umc Adres: Postbus
Nadere informatieWetenschappelijke Vergadering Recente evoluties in de oncologische thoraxchirurgie
Wetenschappelijke Vergadering Recente evoluties in de oncologische thoraxchirurgie Lieven Depypere, thoraxheelkunde, AZ Damiaan Oostende Consulent thoraxheelkunde UZ Gasthuisberg Leuven ldepypere@azdamiaan.be
Nadere informatiesequens is dan eerst chemotherapie, erna radiotherapie). Zo medisch inoperabel: o Radicale radiotherapie.
Richtlijn: Behandeling van vroege stadia NKCLC Deze richtlijn werd opgesteld in overeenkomst met de 7 de editie van het TNM systeem (TNM7), in voege vanaf begin 2010. Stadium IA (T1a-bN0) en Stadium IB
Nadere informatie(Neo)adjuvante chemotherapie bij het rectumcarcinoom. Prof.dr. Kees Punt afd. Medische Oncologie AMC Amsterdam
(Neo)adjuvante chemotherapie bij het rectumcarcinoom Prof.dr. Kees Punt afd. Medische Oncologie AMC Amsterdam Adjuvante chemotherapie bij rectumcarcinoom in Nederland Geloof Gewoonte Evidence-based medicine
Nadere informatieLokaal irresectabel pancreascarcinoom: valkuilen bij diagnostiek na chemotherapie. Prof. dr. Marc Besselink HPB chirurg, Amsterdam UMC
Lokaal irresectabel pancreascarcinoom: valkuilen bij diagnostiek na chemotherapie Prof. dr. Marc Besselink HPB chirurg, Amsterdam UMC Casus: hr D Man 64 jaar Trotse opa van 4 kleinkinderen Komt bij u op
Nadere informatieZorg voor Uitkomst. Analyse en Rapportage. Dr. ir.w.f. (Wim) van den Bosch 7 februari Disclosure belangen van spreker
Zorg voor Uitkomst Analyse en Rapportage Disclosure belangen van spreker (potentiële) belangenverstrengeling Geen Dr. ir.w.f. (Wim) van den Bosch 7 februari 2014 Voor bijeenkomst mogelijk relevante relaties
Nadere informatieDutch Surgical Colorectal Audit (DSCA)
Dutch Surgical Colorectal Audit (DSCA) Beschrijving Dit overzicht toont de kwaliteitsindicatoren welke per 1 april 2014 ontsloten zullen worden in het kader van het getrapte transparantiemodel van DICA.
Nadere informatiekankerzorg in het MC Leeuwarden
kankerzorg in het MC Leeuwarden nieuw gediagnosticeerde tumoren en hun primaire behandelingen IKNL in samenwerking met oncologiecommissie MCL Februari 2015 inhoudsopgave Versie Definitief Totstandkoming
Nadere informatieproefschriftbespreking Auteur: dr. D.A. Wicherts Promotores: prof.dr. R. van Hillegersberg, prof.dr. R. Adam, prof.dr. I.H.M.
Auteur: dr. D.A. Wicherts Promotores: prof.dr. R. van Hillegersberg, prof.dr. R. Adam, prof.dr. I.H.M. Borel Rinkes Nieuwe behandelstrategieën voor patiënten met colorectale levermetastasen: twee proefschriften
Nadere informatie5.4 Gastro-intestinaal
5.4 Gastro-intestinaal 5.4.1 Indicator: Deelname aan de Dutch UpperGI Cancer Audit (DUCA) De mortaliteit en morbiditeit van de chirurgische behandeling van slokdarmkanker heeft de laatste jaren veel aandacht
Nadere informatieDe indicatoren omtrent borstkanker, die in kader van het VIP²-project worden opgevolgd zijn :
Indicatoren VIP²-project Oncologie In België is, net als in Europa, borstkanker de meest voorkomende oorzaak van overlijden door kanker bij vrouwen (20,6 % van alle overlijdens ingevolge kanker). In 2009
Nadere informatieTechnische fiche: indicatoren Geobserveerde vijfjaarsoverleving
Technische fiche: indicatoren Geobserveerde vijfjaarsoverleving Overzicht van de indicatoren Geobserveerde vijfjaarsoverleving voor alle patiënten Geobserveerde vijfjaarsoverleving voor patiënten die radicale
Nadere informatie11 april Annemarie Haverhals Leider programma
11 april 2017 VBHC@Santeon Annemarie Haverhals Leider VBHC@Santeon programma Santeon: zeven topklinische ziekenhuizen 2 Samen circa 13% van nationale zorg 2,56 miljard omzet 26.600 werknemers 1580 medisch
Nadere informatieFactsheet indicatoren IGZ Transparantieportaal Zorg 2017
Factsheet indicatoren IGZ Transparantieportaal Zorg 2017 Uitvraag Bron Nr. over (jaar) hoofdstuk 1. Deelname aan Dutch Spine Surgergy Registry (DSSR) 2017 DSSR 1.4.3 2. Wachttijd tussen diagnose en aanvang
Nadere informatieendometrium carcinoom in Nederland
endometrium carcinoom in Nederland 2012-2016 voorwoord Door informatie over variatie in diagnostiek en behandelingen periodiek met elkaar te bespreken, kunnen we samen de kwaliteit van zorg voor vrouwen
Nadere informatieGynaecologisch-oncologische Studies. Gynaecongres 11 november Focus Radiotherapie. R.A. Nout Radiotherapeut-Oncoloog Namens LPRGT
Gynaecologisch-oncologische Studies Gynaecongres 11 november 2010 Focus Radiotherapie R.A. Nout Radiotherapeut-Oncoloog Namens LPRGT Overzicht: Focus Radiotherapie Cervix Lopend EORTC Embrace Nieuw Outback
Nadere informatieStereotactische radiotherapie voor stadium I niet-kleincellig longcarcinoom: Uitkomsten op patiënten- en populatieniveau.
Stereotactic Radiation Therapy for Stage I Non-Small Cell Lung Cancer Nederlandse titel Stereotactische radiotherapie voor stadium I niet-kleincellig longcarcinoom: Uitkomsten op patiënten- en populatieniveau.
Nadere informatieDisseminatiediagnostiek bij locoregionaal recidief van mammacarcinoom: klinische praktijk en perspectief voor PET
Disseminatiediagnostiek bij locoregionaal recidief van mammacarcinoom: klinische praktijk en perspectief voor PET F.J. van Oost 1, J.J.M. van der Hoeven 2,3, O.S. Hoekstra 3, A.C. Voogd 1,4, J.W.W. Coebergh
Nadere informatieCasus Keuzes in de behandeling van slokdarmkanker
Casus Keuzes in de behandeling van slokdarmkanker Prof. dr. Mark van Berge Henegouwen, chirurg Dr. W.J. Eshuis, chirurg L. Noteboom, verpleegkundig specialist Amsterdam UMC, locatie AMC 8 e Inhoud Presentatie
Nadere informatieRobot geassisteerde laparoscopische radicale prostatectomie (RALP) VUmc
Robot geassisteerde laparoscopische radicale prostatectomie (RALP) VUmc 2010-2012 Prostaatkanker, in welk stadium is de ziekte? T1-2 Lokaal beperkt T3 T4 Groei buiten orgaan Ingroei andere structuur Prostaatkanker,
Nadere informatieOligometastatischeziekte bij het mammacarcinoom. M. van der Sangen, radiotherapeut
Oligometastatischeziekte bij het mammacarcinoom M. van der Sangen, radiotherapeut Borstkanker in perspectief Borstkanker in Nederland Nieuwe borstkankers per jaar: 15.000 Metastasen bij diagnose: 750 (5%)
Nadere informatieLocally advanced rectum carcinoom: wat gaat er veranderen na de RAPIDO studie? Dr B. van Etten, Oncologisch GE-Chirurg
Locally advanced rectum carcinoom: wat gaat er veranderen na de RAPIDO studie? Dr B. van Etten, Oncologisch GE-Chirurg Geen Disclosures Locally advanced rectum carcinoom Definitie o.b.v. MRI ct3 MRF+ ct4a/b
Nadere informatieAandeel van patiënten met invasieve borstkanker waarbij een ER, PR en/of HER2 statusbepaling werd uitgevoerd vóór enige systemische behandeling
Status bepaling: 99,4% Aandeel van patiënten met invasieve borstkanker waarbij een ER, PR en/of HER2 statusbepaling werd uitgevoerd vóór enige systemische behandeling Vóór het starten van de behandeling
Nadere informatieVan Poliep naar colorectaal carcinoom. P. Didden Maag-Darm-Leverarts UMC Utrecht
Van Poliep naar colorectaal carcinoom P. Didden Maag-Darm-Leverarts UMC Utrecht Anatomie van de dikke darm APC mutation drives adenoma formation Poliep in het rectum 85% of the CRC develop through the
Nadere informatiePepijn Brocken, longarts, HAGAziekenhuis, Den Haag oncologiedagen 2014
Pepijn Brocken, longarts, HAGAziekenhuis, Den Haag oncologiedagen 2014 De zorg is veranderd Patient centraal Kwaliteit van zorg Normen en criteria Registratie en transparantie Concurrentie in de zorg
Nadere informatieLongkanker; state of the art
24 mei 2005 Jaarbeurs Utrecht Longkanker; state of the art Ivonne Schoenaker Verpleegkundig consulent oncologie Isala Klinieken / Zwolle Longkanker: The ugly facts Per jaar wordt bij 8000 nieuwe patiënten
Nadere informatieRobot-geassisteerde minimaal invasieve slokdarmresectie. R. van Hillegersberg J. Ruurda Afdeling Heelkunde
Robot-geassisteerde minimaal invasieve slokdarmresectie R. van Hillegersberg J. Ruurda Afdeling Heelkunde Expertise specialisten maakt het verschil MDL arts, Patholoog (interventie) Radioloog / Nucleair
Nadere informatieVlaams Indicatorenproject VIP²: Kwaliteitsindicatoren Borstkanker
Vlaams Indicatorenproject VIP²: Kwaliteitsindicatoren Borstkanker INDICATOR B1 Proportie van patiënten gediagnosticeerd met invasieve borstkanker bij wie een systeembehandeling voorafgegaan werd door ER/PR-
Nadere informatieLongtumoren. Wordt longkanker een chronische ziekte?
Parallelsessie 2.2 Longtumoren Wordt longkanker een chronische ziekte? dr. J. Widder, radiotherapeut, afdeling Radiotherapie drs. C. Van De Wauwer, chirurg, afdeling Thoraxchirurgie dr. H. Kramer, longarts,
Nadere informatieResultaten op tafel voor longkanker
17 maart 2017 Resultaten op tafel voor longkanker Franz Schramel Jos Kroon DISCLOSURE: SPREKERS BELANGEN Sprekers hebben voor deze bijeenkomst geen (potentiële) belangenverstrengeling met (commerciële)
Nadere informatieSAMENVATTING. Cervixcarcinoom
Samenvatting 148 Serum tumor merkstoffen of tumormarkers zijn uitgebreid onderzocht op hun toepasbaarheid voor diagnostiek, prognose en follow-up van kanker. In dit proefschrift bestuderen we het gebruik
Nadere informatieEndobronchiale ultrasonografie met transbronchiale naaldaspiratie bij stadiëring van longcarcinomen
Onderzoek Endobronchiale ultrasonografie met transbronchiale naaldaspiratie bij stadiëring van longcarcinomen Niels J.M. Claessens, Klaartje W. Maas, J.A. (Alain) Kummer en Franz M.N.H. Schramel Doel Opzet
Nadere informatie