DuraPail vatsmeltinstallaties DP020

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "DuraPail vatsmeltinstallaties DP020"

Transcriptie

1 DuraPail vatsmeltinstallaties Handleiding Dutch Uitgave 11/07 NORDSON ENGINEERING GMBH LÜNEBURG GERMANY

2 Opmerking Deze handleiding is voor de gehele serie geldig. Bestelnummer P/N = Bestelnummer van het Nordson artikel Opmerking Dit is een door auteursrechten beschermde publicatie van Nordson. Copyright Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, vertaling in een andere taal of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Nordson Corporation. Nordson behoudt het recht voor om zonder aankondiging wijzigingen aan te brengen Alle rechten voorbehouden Handelsmerken AccuJet, AeroCharge, Apogee, AquaGuard, Asymtek, Automove, Autotech, Baitgun, Blue Box, CanWorks, Century, CF, Clean Coat, CleanSleeve, CleanSpray, Color-on-Demand, ColorMax, Control Coat, Coolwave, Cross-Cut, Dispensejet, DispenseMate, DuraBlue, Durafiber, Dura-Screen, Durasystem, Easy Coat, Easymove Plus, Ecodry, Econo-Coat, e.dot, e.stylized, EFD, ETI, Excel 2000, Fillmaster, FlexiCoat, Flexi-Spray, Flex-O-Coat, Flow Sentry, Fluidmove, FoamMelt, FoamMix, HDLV, Heli-flow, Helix, Horizon, Hot Shot, icontrol, iflow, Isocoil, Isocore, Iso-Flo, itrax, JR, KB30, Kinetix, Little Squirt, LogiComm, Magnastatic, March, Maverick, MEG, Meltex, Microcoat, Micromark, MicroSet, Millenium, Mini Squirt, Moist-Cure, Mountaingate, MultiScan, Nordson, OmniScan, OptiMix, Package of Values, PatternView, PermaFlo, Plasmod, PluraFoam, Porous Coat, PowderGrid, Powderware, Prism, Printplus, ProBlue, Prodigy, Pro-Flo, ProLink, Pro-Meter, Pro-Stream, RBX, Rhino, Saturn, Scoreguard, SC5, S. design stylized, Seal Sentry, Select Charge, Select Coat, Select Cure, Slautterback, Smart-Coat, Solder Plus, Spectrum, Speed-Coat, Spraymelt, Spray Squirt, Super Squirt, SureBead, Sure Clean, Sure Coat, Sure-Max, Tela-Therm, Tracking Plus, TRAK, Trends, Tribomatic, TrueBlue, Ultra, Ultrasaver, UniScan, UpTime, Vantage, Veritec, VersaBlue, Versa-Coat, Versa-Screen, Versa-Spray, Walcom, Watermark, When you expect more. zijn geregistreerde handelsmerken van Nordson Corporation. Accubar, Advanced Plasma Systems, AeroDeck, AeroWash, AltaBlue, AquaCure, ATS, Auto-Flo, AutoScan, Best Choice, BetterBook, Blue Series, Bowtie, Bravura, CanNeck, Celero, Chameleon, Check Mate, ClassicBlue, Classic IX, Controlled Fiberization, Control Weave, CPX, CScan, Cyclo-Kinetic, DispensLink, DropCure, Dry Cure, DuraBraid, DuraCoat, DuraDrum, DuraPail, E-Nordson, Easy Clean, EasyOn, EasyPW, Eclipse, Emerald, Equi=Bead, ESP, Exchange Plus, FillEasy, Fill Sentry, FluxPlus, G-Net, G-Site, Get Green With Blue, Gluie, GreenUV, idry, Ink-Dot, ion, Iso-Flex, itrend, KVLP, Lacquer Cure, Lean Cell, Maxima, MicroFin, MicroMax, Mikros, MiniBlue, MiniEdge, Minimeter, Multifil, Myritex, OptiStroke, Origin, Partnership+Plus, PatternJet, PatternPro, PCI, Pinnacle, PluraMix, Powder Pilot, Powercure, Precise Coat, Primarc, Process Sentry, Pulse Spray, PurTech, Quad Cure, Ready Coat, Royal Blue, Select Series, Sensomatic, Shaftshield, SheetAire, Signature, Smart, SolidBlue, Spectral, Spectronic, SpeedKing, Spray Works, Summit, Sure Brand, SureFoam, SureMix, SureSeal, Sure Wrap, Swirl Coat, Tempus, ThruWave, TinyCure, Trade Plus, UltraMax, Ultrasmart, Universal, ValueMate, Viper, Vista, VersaDrum, VersaPail, WebCure, 2 Rings (Design) zijn handelsmerken van Nordson Corporation. Benamingen en handelsmerken in deze documentatie kunnen merknamen zijn die, bij gebruik door derden voor hun eigen doeleinden, inbreuk kunnen maken op de rechten van de eigenaar.

3 Inhoudsopgave I Inhoudsopgave Nordson International O-1 Europe O-1 Distributors in Eastern & Southern Europe O-1 Outside Europe / Hors d Europe / Fuera de Europa O-2 Africa / Middle East O-2 Asia / Australia / Latin America O-2 Japan O-2 North America O-2 Veiligheidsvoorschriften Veiligheidssymbolen De verantwoordelijkheden van eigenaar van apparatuur Veiligheidsinformatie Instructies, eisen en normen Vereisten voor gebruikers Geldend veiligheidsbeleid in de industrie Bedoeld gebruik van de apparatuur Instructies en veiligheidsmeldingen Installatiewerkwijze Bedieningswijzen Werkwijze bij onderhoud en reparatie Veiligheidsinformatie bij de apparatuur Apparatuur uitschakelen De vloeistof in het systeem drukvrij maken Het systeem spanningsloos maken Uitschakelen van de pistolen Algemene veiligheidswaarschuwingen (PAS OP) en aanwijzingen (LET OP) Andere veiligheidsvoorzorgen Eerste hulp

4 II Inhoudsopgave Inleiding Bedoeld gebruik Oneigenlijk gebruik voorbeelden Toepassingsgebied Restgevaren Begripsbepaling(en) T.a.v. de handleiding Beschrijving Overzicht Heffen en dalen van het verwarmingsstempel Vat ontluchten Vat beluchten Smeltproces en materiaalstroom Werkwijzen Normaal bedrijf Stand-by Instelbedrijf Fout Verwarming en temperatuurregeling Te-lage-temperatuurvergrendeling Te-lage-temperatuurmelding Oververhittingsmelding / -afschakeling Stand-by Verwarmingsstempel Smeltplaten Afzuigkap (randapparatuur) Signaalzuil (randapparatuur) Typeplaatje Schakelkast Knop Tweehandsbediening en keuzeschakelaar Stempel heffen / laten dalen Bedieningspaneel Hoofdschakelaar Ventilator met filter Deurslot Bedieningspaneel

5 Inhoudsopgave III Installatie Uitpakken Optillen (uitgepakte installatie) Optillen met een kraan Transport Opslaan Opstellen Materiaaldampen afzuigen Elektrisch aansluiten Bij het gebruik van aardlekschakelaars het volgende in acht nemen Kabels leggen Netspanning Aansluiten netspanning Externe circuits voor besturing-/signaalschakeling Slangaansluitbussen Extra slangaansluitbussen Verwarmde slang installeren Twee steeksleutels gebruiken Vastschroeven Losschroeven Drukvrij maken Perslucht aansluiten en instellen Werkdruk van de pneumatische cilinder Perslucht voor de vatbeluchting Installatie aan het gebruikte vat aanpassen Hefsnelheid van het verwarmingsstempel verminderen Het dalen van het verwarmingsstempel begrenzen Gewenst toerental en capaciteit Nalooptijd bij Vat leeg Nalooptijd instellen Installatie-ingangen installeren Een ingang configureren Installatie-uitgangen installeren Een uitgang configureren Communicatie configureren De vatsmeltinstallatie configureren Snelle configuratie Bedrijfsparameter Bedrijfsparameter kiezen Bedrijfsparameters lezen of wijzigen Gewenste temperatuur van verwarmingsstempel, slangen en aanbrengkoppen Instellingen opslaan en herstellen Wijzigingen in de parameters en gewenste temperaturen controleren Randapparatuur Signaalzuil Pakket installeren Afzuigkap Wielen Tijdrelais nalooptijd Tijdrelais installeren De eerste keer gebruiken Installatie demonteren Installatie afvoeren

6 IV Inhoudsopgave Gebruik De eerste keer gebruiken Verwarmde componenten Pomp Ingebruikname van de vatsmeltinstallatie Installatie starten Installatie bewaken Normaal functioneren van de installatie controleren LED Vat leeg Temperatuur van de componenten controleren Componenttemperatuur in normaalbedrijf controleren Temperatuur van de componenten handmatig controleren 4-7 Storingsbewaking F1, F2 en F3 fouten F4-fout Installatie resetten Foutprotocol Foutprotocol voorbeelden Onderhoudsinterval bewaken Servicelampje resetten Temperatuur van de componenten instellen Aanbevolen temperaturen Gewenste temperaturen door middel van de Globale methode instellen Gewenste temperatuur door middel van Globaal-via-componentgroepen instellen Gewenste temperatuur van één enkele component instellen Wachtwoord invoeren Wachtwoord invoeren Functietoetsen Verwarmingstoets Pomptoets Configuratietoets Toets Weekschakelklok Stand-bytoets Vat plaatsen en wisselen Verwarmingsstempel heffen Verwarmingsstempel laten dalen Principe schakelschema s Verwarmingsstempel heffen / dalen Motorvrijgave Keuzeschakelaar stempel heffen / laten dalen Installatie in-/uitschakelen Dagelijks inschakelen Dagelijks uitschakelen Noodstop Instelprotocol Instelprotocol - reservekopie

7 Inhoudsopgave V Onderhoud Gevaar voor verbranding Drukvrij maken Bij het gebruik van een schoonmaakmiddel er op letten Bedrijfshulpmiddelen/Hulpstoffen Preventief onderhoud Uitwendig schoonmaken Zichtcontrole op uitwendige beschadigingen Van materiaalsoort wisselen Met een schoonmaakmiddel spoelen Smeltplaat schoonmaken Ventilator en luchtfilter Veiligheidsventiel Zuiger geforceerd verplaatsen Pomp Controle op dichtheid Stopbusschroef natrekken Bevestigingsschroeven natrekken Motor / aandrijving Smeermiddel vervangen Smeermiddelkeuze Persluchtfilter Condensaat aftappen Filterelement schoonmaken Drukbegrenzingsventiel Controleren van de werking Drukbegrenzingsventiel voor de vatbeluchting Drukbegrenzingsventiel op de persluchtaansluiting Schoonmaken Onderhoudsprotocol Problemen en oplossingen Enkele tips Signaalzuil Foutopsporingstabellen Foutcodes Installatie werkt niet Een kanaal (verwarmingszone) wordt niet warm Bedieningspaneel functioneert niet Geen materiaal (motor draait niet) Geen materiaal (motor draait) Te weinig materiaal Materiaaldruk te hoog Materiaaldruk te laag Diversen LED s van de frequentieomvormer

8 VI Inhoudsopgave Reparatie Algemene opmerkingen Afdichtring vervangen O-ringen vervangen Vervangen van de smeltplaattemperatuurvoeler en thermostaat 7-4 Bedieningspaneel vervangen Servicepakket installeren Frequentieomvormer uitwisselen Standaard I/O module van de frequentieomvormer vervangen 7-7 Onderdelen Gebruik van de geïllustreerde onderdelenlijst Bevestigingselementen Bedrijfsmiddelkenteken Technische gegevens Algemene gegevens Elektrische gegevens Motoren / Toerentallen Transporthoeveelheid Temperaturen en thermostaten Materiaaldrukken Afmetingen Gewicht Luchtverbruik Afzuigkap (randapparatuur) Algemene aanwijzingen ten aanzien van het werken met aanbrengmaterialen A-1 Begripsbepaling A-1 Informatie van de producent A-1 Aansprakelijkheid A-1 Gevaar voor verbranding A-2 Dampen en gassen A-2 Substraat A-2 Verwerkingstemperatuur A-2 Bedrijfsparameter B-1 Standaard B-2 Temperatuurregeling B-7 Ingangen configureren B-10 Uitgangen configureren B-13 Weekschakelklok B-14 Klok instellen B-14 Voorbeeld B-15 Voorbeeld B-15 Voorbeeld B-15 PID keuze B-20 Verklarende woordenlijst C-1

9 Introduction O-1 Nordson International Europe Country Phone Fax Austria Belgium Czech Republic Denmark Hot Melt Finishing Finland France Germany Erkrath Lüneburg Nordson UV EFD Italy Netherlands Norway Hot Melt Poland Portugal Russia Slovak Republic Spain Sweden Switzerland United Kingdom Hot Melt Finishing Nordson UV Distributors in Eastern & Southern Europe DED, Germany All rights reserved NI_EN_M-0307

10 O-2 Introduction Outside Europe / Hors d Europe / Fuera de Europa For your nearest Nordson office outside Europe, contact the Nordson offices below for detailed information. Pour toutes informations sur représentations de Nordson dans votre pays, veuillez contacter l un de bureaux ci-dessous. Para obtener la dirección de la oficina correspondiente, por favor diríjase a unas de las oficinas principales que siguen abajo. Contact Nordson Phone Fax Africa / Middle East DED, Germany Asia / Australia / Latin America Pacific South Division, USA Japan North America Japan Canada USA Hot Melt Finishing Nordson UV NI_EN_M 0307 All rights reserved

11 Veiligheidsvoorschriften 1-1 Hoofdstuk 1 Veiligheidsvoorschriften Lees deze paragraaf door voordat u de apparatuur in gebruik neemt. Deze paragraaf bevat aanbevelingen en werkwijzen die van toepassing zijn bij het veilig installeren, bedienen en onderhouden (hierna aangeduid als gebruik ) van het product dat in dit document wordt beschreven (hierna aangeduid als apparaat ). Aanvullende veiligheidsinformatie, in de vorm van taakspecifieke veiligheidswaarschuwingen, komen waar nodig overal in dit document voor. PAS OP: Als de veiligheidsinformatie en -aanbevelingen en risicovermijdende procedures in dit document niet worden opgevolgd, kan dit leiden tot lichamelijk of dodelijk letsel of schade aan apparatuur en goederen. Veiligheidssymbolen Overal in dit document komt u de volgende attentiesymbolen en signaalwoorden tegen, om de lezer zo te wijzen op persoonlijke veiligheidsrisico s of op omstandigheden die kunnen leiden tot schade aan apparatuur of goederen. Volg alle veiligheidsinformatie op die achter het signaalwoord is vermeld. PAS OP: Duidt een potentieel gevaarlijke situatie aan die, als deze niet wordt vermeden, kan leiden tot ernstig lichamelijk of zelfs dodelijk letsel. LET OP: Duidt een potentieel gevaarlijke situatie aan die, als deze niet wordt vermeden, kan leiden tot gering of beperkt lichamelijk letsel. LET OP: (Vermeld zonder veiligheidssymbool) Duidt een potentieel gevaarlijke situatie aan die, als deze niet wordt vermeden, kan leiden tot schade aan apparatuur of goederen Nordson Corporation A1DU 01 [XX SAFE] 10

12 1-2 Veiligheidsvoorschriften De verantwoordelijkheden van eigenaar van apparatuur De eigenaar van de apparatuur is verantwoordelijk voor het beheren van veiligheidsinformatie, te zorgen dat alle instructies en regelgeving voor het gebruik van de apparatuur worden opgevolgd en dat alle potentiële gebruikers voldoende zijn getraind. Veiligheidsinformatie Onderzoek en evalueer veiligheidsinformatie uit alle van toepassing zijnde bronnen, zoals het eigen specifieke veiligheidsbeleid van de eigenaar, de beste werkwijzen in de sector, regelgeving door de overheid, de productinformatie van de fabrikant van materialen en dit document. Verstrek veiligheidsinformatie aan de gebruikers van de apparatuur, overeenkomstig de overheidsvoorschriften. Neem contact op met de overheidsinstantie die bevoegdheden heeft t.a.v. industriële informatie. Zorg dat veiligheidsinformatie, ook de waarschuwingslabels die aan de apparatuur zijn bevestigd, steeds duidelijk leesbaar is. Instructies, eisen en normen Zorg dat de apparatuur wordt gebruikt overeenkomstig de informatie in dit document, de regelgeving en voorschriften van de overheid en de hoogste normen in de sector. Vraag als dat van toepassing is om goedkeuring van de afdelingen techniek of veiligheid van uw productiefaciliteit, of van een soortgelijke dienst binnen uw organisatie, voordat u de apparatuur voor de eerste maal installeert of bedient. Stel de geëigende EHBO-hulpmiddelen en noodvoorzieningen ter beschikking. Voer veiligheidsinspecties uit om te garanderen dat de gewenste werkwijzen ook worden opgevolgd. Evalueer de praktische veiligheid en de procedures opnieuw nadat processen of apparatuur wijzigingen hebben ondergaan. A1DU 01 [XX SAFE] Nordson Corporation

13 Veiligheidsvoorschriften 1-3 Vereisten voor gebruikers De eigenaar van apparatuur is ervoor verantwoordelijk te zorgen dat operators: een veiligheidstraining volgen die is afgestemd op hun functie, zoals vereist volgens overheidsvoorschriften en de hoogste normen in de sector. vertrouwd zijn met de procedures, het veiligheidsbeleid en de ongevalpreventie van de eigenaar van de apparatuur. van een andere, goed-opgeleide operator een specifieke training t.a.v. apparatuur en werkuitvoering ontvangen. OPMERKING: Nordson kan apparaat-specifieke trainingen verzorgen t.a.v. installatie, bediening en onderhoud. Vraag uw Nordson-vertegenwoordiger om informatie. over industrie- en sector-specifieke kundigheden en ervaring beschikken die zijn afgestemd op de functie. fysiek in staat zijn om hun functie uit te oefenen en niet onder invloed verkeren van stoffen die nadelig zijn voor hun mentale of lichamelijk vermogens Nordson Corporation A1DU 01 [XX SAFE] 10

14 1-4 Veiligheidsvoorschriften Geldend veiligheidsbeleid in de industrie De volgende veiligheidspraktijken hebben betrekking op het gebruik van apparatuur zoals in dit document is beschreven. De hier vermelde informatie pretendeert niet alle mogelijke veiligheidspraktijken te beschrijven, maar beschrijft de beste veiligheidspraktijk voor apparatuur met vergelijkbare veiligheidsrisico s in verwante bedrijfstakken. Bedoeld gebruik van de apparatuur Instructies en veiligheidsmeldingen Gebruik de apparatuur uitsluitend voor de beschreven doeleinden en binnen de grenzen die in dit document zijn aangegeven. Wijzig de apparatuur niet. Gebruik geen materialen die incompatibel zijn of hulpvoorzieningen die niet zijn goedgekeurd. Neem contact op met uw Nordson-vertegenwoordiger als u vragen heeft over materiaalcompatibiliteit of het gebruik van niet-standaard hulpvoorzieningen. Lees en volg de instructies op in dit document en in andere documenten waarnaar wordt verwezen. Zorg dat u vertrouwd bent met de locatie en de betekenis van waarschuwingslabels en -stickers die aan de apparatuur zijn bevestigd. Zie Waarschuwingslabels en plaatjes (indien aanwezig) aan het eind van dit hoofdstuk. Als u niet zeker weet hoe u de apparatuur moet gebruiken, neem dan contact op met uw Nordson-vertegenwoordiger. A1DU 01 [XX SAFE] Nordson Corporation

15 Veiligheidsvoorschriften 1-5 Installatiewerkwijze Installeer de apparatuur overeenkomstig de instructies vermeld in dit document en in de documentatie die bij de hulpvoorzieningen is meegeleverd. Controleer of de apparatuur geschikt is voor de omgeving waarin deze wordt gebruikt en of de proceseigenschappen van het materiaal geen gevaarlijke omstandigheden zullen creëren. Raadpleeg het materiaalgegevensblad (Material Safety Data Sheet (MSDS)) van het betreffende materiaal. Als de installatie volgens de gewenste configuratie niet overeenstemt met de installatie-instructies, neem dan voor bijstand contact op met uw Nordson-vertegenwoordiger. Positioneer de apparatuur zodanig dat de werking veilig is. Houd alle vereiste ruimtelijke spelingen aan tussen de apparatuur en andere objecten. Installeer vergrendelbare hoofdschakelaars waarmee de apparatuur en alle onafhankelijk bekrachtigde hulpvoorzieningen kunnen worden afgekoppeld van hun energiebronnen. Zorg dat alle apparatuur correct geaard is. Neem contact op met de toezichthoudende instantie voor utilitaire voorzieningen in uw gebouw over de specifieke vereisten. Controleer bij gezekerde apparatuur of zekeringen van het correcte type en ampèrage zijn aangebracht. Neem contact op met de bevoegde overheidsinstantie om te informeren of voor installatie toestemming of inspecties vereist zijn. Bedieningswijzen Zorg dat u vertrouwd bent met de locatie en de bediening van alle veiligheidsvoorzieningen en indicators. Controleer of de apparatuur, dus ook alle veiligheidsvoorzieningen (afdekpanelen, beveiligingen, etc.), goed functioneert en of de werkomgeving aan de vereiste condities voldoet. Gebruik bij elke taak de gespecificeerde voorzieningen voor persoonlijke bescherming (PPE). Raadpleeg de veiligheidsvoorschriften (Equipment Safety Information) of de instructies van de fabrikant van het materiaal en het MSDS voor deze PPE-vereisten. Gebruik geen apparatuur die slecht functioneert of blijk geeft van potentiële defecten Nordson Corporation A1DU 01 [XX SAFE] 10

16 1-6 Veiligheidsvoorschriften Werkwijze bij onderhoud en reparatie Voer de periodieke onderhoudswerkzaamheden uit volgens de termijnen die in dit document zijn aangegeven. Laat de hydraulische en pneumatische systeemdruk af voordat u onderhoud uitvoert aan de apparatuur. Maak de apparatuur en alle hulpvoorzieningen energieloos voordat u onderhoud uitvoert. Gebruik alleen nieuwe onderdelen of gereviseerde vervangingsonderdelen die door de fabriek zijn goedgekeurd. Lees de instructies van de fabrikant door en volg deze op. Hetzelfde geldt voor de MSDS die is meegeleverd bij reinigingsmiddelen voor de apparatuur. OPMERKING: Materiaalgegevensbladen voor reinigungsmiddelen (MSDS) die door Nordson worden verkocht zijn verkrijgbaar op of door contact op te nemen met uw Nordsonvertegenwoordiger. Controleer of alle veiligheidsvoorzieningen correct functioneren voordat u de apparatuur weer in bedrijf stelt. Voer verbruikte reinigingsmiddelen en afvalmateriaal af overeenkomstig de wettelijke regelgeving. Raadpleeg de betreffende MSDS of neem contact op met de bevoegde instanties voor nadere informatie. Zorg dat de waarschuwingslabels op de apparatuur schoon blijven. Vervang versleten of beschadigde stickers. A1DU 01 [XX SAFE] Nordson Corporation

17 Veiligheidsvoorschriften 1-7 Veiligheidsinformatie bij de apparatuur Deze veiligheidsvoorschriften zijn van toepassing op de volgende types Nordson-apparatuur: aanbrengapparatuur voor smeltlijm en koudlijm en de bijbehorende accessoires patroonbesturingen, timers, detectie- en verificatiesystemen en alle andere optionele procesbesturingsapparatuur Apparatuur uitschakelen Om veel van de procedures die in dit document worden beschreven veilig te kunnen afronden, moet de apparatuur eerst worden uitgeschakeld. Het vereiste uitschakelniveau varieert per gebruikt type apparatuur en de af te ronden procedure. Zonodig worden aan het begin van de procedure uitschakelinstructies gegeven. De uitschakelniveaus zijn: De vloeistof in het systeem drukvrij maken Maak de vloeistof in het systeem volkomen drukvrij alvorens een vloeistofkoppeling of -afdichting los te halen. Raadpleeg de producthandleiding bij de smelter voor instructies over het drukvrij maken van de vloeistof in het systeem. Het systeem spanningsloos maken Isoleer het systeem (smelter, slangen, pistolen en hulpapparatuur) van alle energiebronnen voordat u een niet-beveiligd hoogspanning-circuit of aansluitpunt toegankelijk maakt. 1. Zet de apparatuur uit evenals alle hulpvoorzieningen die aan de apparatuur is aangesloten (systeem). 2. Om te voorkomen dat de apparatuur onbedoeld kan worden ingeschakeld, moeten de hoofdschakelaar(s) of stroomonderbreker(s) die elektrische stroom leveren naar de apparatuur en optionele randapparatuur worden vergrendeld en worden voorzien van waarschuwingslabels. OPMERKING: In overheidsvoorschriften en industrienormen zijn specifieke eisen neergelegd waaraan de isolatie van gevaarlijke energiebronnen moet voldoen. Raadpleeg het betreffende voorschrift of de norm Nordson Corporation A1DU 01 [XX SAFE] 10

18 1-8 Veiligheidsvoorschriften Uitschakelen van de pistolen Alle elektrische of mechanische voorzieningen die een activeringssignaal zenden naar de pistolen, de pistoolmagneetklep(pen) of de smelterpomp, moeten worden uitgeschakeld voordat kan worden gewerkt aan of in de buurt van een pistool dat op een onder druk staand systeem is aangesloten. 1. Schakel het triggerapparaat (patroonbesturing, timer, PLC, etc.) uit of koppel hem af. 2. Maak de signaalbedrading naar de pistoolmagneetklep(pen) los. 3. Laat de persluchtdruk naar de pistoolmagneetklep(pen) af tot nul; blaas vervolgens de luchtdruk af die is achtergebleven tussen de drukregelaar en het pistool. A1DU 01 [XX SAFE] Nordson Corporation

19 Veiligheidsvoorschriften 1-9 Algemene veiligheidswaarschuwingen (PAS OP) en aanwijzingen (LET OP) Tabel 1-1 bevat algemene geldende veiligheidswaarschuwingen en aanwijzingen die van toepassing zijn op Nordson smeltlijm- en koudlijmapparatuur. Bekijk de tabel en lees aandachtig alle waarschuwingen en aanwijzingen die van toepassing zijn op de in deze handleiding beschreven uitrusting. Het type uitrusting wordt in tabel 1-1 als volgt beschreven: HM = Hot melt = Smeltlijm (smelters, slangen, pistolen, enz.) PC = Process control = Procesbesturing CA = Cold adhesive = Koudlijm (afgiftepompen, drukvaten en pistolen) Tabel 1-1 Algemene veiligheidswaarschuwingen (PAS OP) en aanwijzingen (LET OP) Type apparatuur PAS OP of LET OP HM PAS OP: Gevaarlijke dampen! Voordat smeltlijm op basis van polyurethaanreactieve (PUR) stoffen of materialen op basis van oplosmiddelen door een compatibele Nordson smelter worden gevoerd, moet eerst de MSDS bij het materiaal worden doorgelezen en opgevolgd. Zorg dat de verwerkingstemperatuur en de vlampunten van het materiaal niet worden overschreden en dat aan alle vereisten voor het veilig hanteren en ventilatie, EHBO en persoonlijke bescherming is voldaan. Lichamelijk of dodelijk letsel kan het gevolg zijn als aan de voorschriften van het materiaalgegevensblad niet wordt voldaan. HM PAS OP: Reactief materiaal! Gebruik nooit vloeistoffen op basis van gehalogeneerde koolwaterstoffen om aluminium componenten te reinigen of om Nordson apparatuur te spoelen. Nordson smelters en pistolen bevatten aluminium componenten die extreem kunnen reageren met gehalogeneerde koolwaterstof. Het gebruik van middelen op basis van gehalogeneerde koolwaterstof in Nordson apparatuur kan lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken. HM, CA PAS OP: Systeem onder druk! Maak de vloeistof in het systeem drukvrij alvorens een vloeistofkoppeling of -afdichting los te halen. Als de vloeistof in het systeem niet drukvrij wordt gemaakt kan smeltlijm op ongecontroleerde wijze vrijkomen, met mogelijk lichamelijk letsel tot gevolg. HM PAS OP: Gesmolten materiaal! Draag een gezichtsmasker of een veiligheidsbril, kleding die alle huid bedekt en hittewerende handschoenen bij onderhoud aan apparatuur die vloeibare smeltlijm bevat. Ook in gestolde toestand kan smeltlijm nog brandwonden veroorzaken. Als geen geschikte persoonlijke beveiliging worden gedragen kan dit leiden tot lichamelijk letsel. Vervolg Nordson Corporation A1DU 01 [XX SAFE] 10

20 1-10 Veiligheidsvoorschriften Algemene veiligheidswaarschuwingen (PAS OP) en aanwijzingen (LET OP) (vervolg) Tabel 1-1 Algemene veiligheidswaarschuwingen (PAS OP) en aanwijzingen (LET OP) (vervolg) Type apparatuur PAS OP of LET OP HM, PC PAS OP: Apparatuur start automatisch! Extern gemonteerde triggerapparatuur is in gebruik om de werking van automatische smeltlijmpistolen te regelen. Alvorens aan of nabij een functionerend pistool te werken moet het triggerapparaat van het pistool zijn uitgeschakeld en de luchttoevoer naar de pistoolmagneetklep(pen) zijn afgekoppeld. Mogelijk ontstaat lichamelijk letsel als de triggervoorziening van het pistool niet is uitgeschakeld en de luchttoevoer naar de pistoolmagneetklep(pen) niet is afgekoppeld. HM, CA, PC PAS OP: Gevaar voor elektrische schok! Ook nadat de apparatuur is uitgeschakeld en elektrisch is geïsoleerd via de hoofdschakelaar of de stroomonderbreker kan de apparatuur nog zijn aangesloten op bekrachtigde hulpvoorzieningen. Schakel de bekrachtiging van alle hulpvoorzieningen uit en isoleer deze elektrisch voordat u onderhoud uitvoert. Als u de elektrische voeding naar hulpvoorzieningen niet correct isoleert voordat u onderhoud aan de apparatuur uitvoert, kan lichamelijk of dodelijk letsel hiervan het gevolg zijn. HM, CA, PC PAS OP: Brand- of explosiegevaar! De lijmapparatuur van Nordson is niet geschikt voor gebruik onder explosieve condities en moet niet worden gebruikt met lijmen op basis van oplosmiddelen die bij verwerking een explosieve atmosfeer kunnen creëren. Raadpleeg de MSDS voor de betreffende lijm om na te gaan wat de proceseigenschappen en de beperkingen zijn. Het gebruik van lijmen op basis van incompatibele oplosmiddelen of een verkeerde verwerking van zulke lijmen kan leiden tot lichamelijk of dodelijk letsel. HM, CA, PC PAS OP: Zorg dat alleen personeel met de juiste opleiding en ervaring de apparatuur bedient of onderhoudt. De inzet van niet-opgeleid of onervaren personeel kan leiden tot lichamelijk of dodelijk letsel aan zichzelf of anderen en tot schade aan de apparatuur. Vervolg... A1DU 01 [XX SAFE] Nordson Corporation

21 Veiligheidsvoorschriften 1-11 Type apparatuur HM PAS OP of LET OP LET OP: Hete oppervlakken! Vermijd aanraking van hete metalen vlakken aan pistolen, slangen en sommige componenten van de smelter. Als aanraking toch onvermijdelijk is, draag dan hittewerende handschoenen en kleding terwijl u rondom verhitte apparatuur werkzaamheden verricht. Lichamelijk letsel is mogelijk als u aanraking van hete metalen oppervlakken niet vermijdt. HM LET OP: Sommige Nordson smelters zijn specifiek ontworpen voor de verwerking van reactieve polyurethaan (PUR) smeltlijm. Als PUR wordt verwerkt in apparatuur die niet specifiek voor dit doel is bestemd, kan deze apparatuur worden beschadigd en kan de smeltlijm voortijdige reacties aangaan. Als u niet zeker weet of de apparatuur inderdaad PUR kan verwerken, neem dan voor informatie contact op met uw Nordson-vertegenwoordiger. HM, CA LET OP: Lees voordat u reinigings- of spoelmiddelen aan of bij de apparatuur gebruikt eerst de instructies van de fabrikant en volg deze op, en lees ook de MSDS die met het middel is meegeleverd. Sommige reinigingsmiddelen kunnen op onvoorspelbare wijze reageren met smeltlijm of koudlijm, waardoor schade aan de apparatuur kan ontstaan. HM LET OP: Nordson smeltlijmapparatuur is af-fabriek getest met Nordson Type R vloeistof dat polyester-adipate weekmakers bevat. Bepaalde smeltlijmmaterialen kunnen reageren met Type R vloeistof en dan een gestolde hars vormen die verstoppingen in de apparatuur kan veroorzaken. Controleer voordat u de apparatuur gebruikt of de smeltlijm compatibel is met Type R vloeistof Nordson Corporation A1DU 01 [XX SAFE] 10

22 1-12 Veiligheidsvoorschriften Andere veiligheidsvoorzorgen Gebruik geen open vuur om componenten in smeltlijmsystemen te verhitten. Controleer hogedrukslangen dagelijks op tekenen van verregaande slijtage, beschadigingen of lekkage. Richt nooit een lijmpistool op uzelf of op anderen. Hang handlijmpistolen op aan het daartoe bestemde hangpunt aan het pistool. Eerste hulp Als gesmolten smeltlijm in aanraking komt met uw huid: 1. Probeer NOOIT de gesmolten smeltlijm van uw huid te verwijderen. 2. Dompel de betreffende plek direct onder in schoon en koud water, totdat de smeltlijm is afgekoeld. 3. Probeer NOOIT om de gestolde smeltlijm van uw huid te verwijderen. 4. Zorg bij ernstige brandwonden voor een behandeling tegen shock. 5. Roep direct deskundige medische bijstand in. Overhandig de MSDS voor de smeltlijm aan het medisch personeel dat de behandeling verzorgt. A1DU 01 [XX SAFE] Nordson Corporation

23 Inleiding 2-1 Bedoeld gebruik Hoofdstuk 2 Inleiding Vatsmeltinstallaties van het Type DuraPail in het vervolg ook als installatie aangeduid mogen enkel voor het smelten en verpompen van daarvoor geschikte materialen worden gebruikt. In geval van twijfel moet toestemming van Nordson worden verkregen. LET OP: Er mogen enkel onbeschadigde en passende vaten (zie Technische gegevens) worden gebruikt. Elk ander gebruik geldt als oneigenlijk gebruik, waarbij Nordson niet aansprakelijk is voor persoonlijk letsel en/of schade. Tot het bedoeld gebruik hoort ook het in acht nemen van de door Nordson gegeven veiligheidsvoorschriften. Nordson raadt aan, om u precies te informeren over de te gebruiken materialen. Oneigenlijk gebruik voorbeelden Het installaties mogen onder de volgende omstandigheden niet worden gebruikt: In niet onberispelijke staat Met geopende schakelkastdeur In een explosiegevaarlijke atmosfeer Bij gebruik van ongeschikte grondstoffen en/of hulpstoffen Met onverzegelde veiligheidsventielen en drukbegrenzingsventielen Zonder dat de onder Technische gegevens aangegeven waarden worden aangehouden. Met de installatie mogen de volgende materialen niet worden verwerkt: Explosieve en brandgevaarlijke materialen Erosieve en corrosieve materialen Levensmiddelen.

24 2-2 Inleiding Toepassingsgebied De installatie is bedoeld voor industrieel gebruik. Bij een industriële toepassing alsook bij het gebruik in het kleinbedrijf dient er rekening mee te worden gehouden dat de installatie andere apparatuur als bijv. radio s kan storen. Restgevaren Constructief is er alles aan gedaan om de gebruiker zoveel mogelijk tegen mogelijke gevaren te beschermen. Enkele restgevaren laten zich echter niet vermijden. De gebruiker moet op het volgende letten: Gevaar voor verbranden door heet materiaal Gevaar voor verbranden aan hete installatieonderdelen Gevaar voor verbranden bij onderhouds- en reparatiewerkzaamheden, waarbij de installatie warm moet zijn. Gevaar voor verbranden bij het vast- en losdraaien van verwarmde slangen Materiaaldampen kunnen schadelijk zijn voor de gezondheid. Vermijd inademen Risico op beknelling van lichaamsdelen tussen verwarmingsstempel en vat Het veiligheidsventiel kan door uitgehard resp. ontleed materiaal buiten werking zijn gezet. Begripsbepaling(en) Het veiligheidsventiel wordt in de Nordson documentatie ook wel Bypass en Bypassventiel genoemd. T.a.v. de handleiding De postnummers in de afbeeldingen komen niet overeen met de postnummers in de technische tekeningen en de reserveonderdelenlijsten. Zie voor details het afzonderlijke document Parts List (Reserveonderdelen ).

25 Inleiding 2-3 Beschrijving Overzicht Afb. 2-1 Bedieningszijde 1 Schakelkast 2 Montageplaat Afzuigkap (randapparatuur) 3 Veiligheidsventiel 4 Slangaansluitingen 5 Verwarmingsstempel 6 Vatontluchtingsventiel 7 Beluchtingsaansluiting 8 Aansluiting benaderingsschakelaar Vat leeg 9 Hendel Vat ontluchten 10 Vergrendeling Beluchtingsaansluiting 11 Wielen (accessoir) 12 Drukregelventiel met condensaatreservoir 13 Drukinstelknop Vat beluchten 14 Buis Vat beluchten 15 Opvangbak

26 2-4 Inleiding Afb. 2-2 Achterzijde 1 Persluchtaansluiting 2 Kabelbevestiging Netspanningsaansluiting 3 Extra aansluitbussen 4 Pomp 5 Motor 6 Slangaansluitbus 7 Aansluitbussen Montagepistolen 8 Signaalzuil (randapparatuur)

27 Inleiding 2-5 Heffen en dalen van het verwarmingsstempel De pneumatische cilinders tillen het verwarmingstempel op en laten het dalen. Voor het laten dalen van het verwarmingsstempel moet uit veiligheidsoverwegingen een tweehandsbediening zolang worden ingedrukt tot het verwarmingsstempel zich in het vat bevindt. De perslucht in de pneumatisch cilinders wordt door een drukbegrenzingsventiel op 7,5 bar (0,75 MPa / 108,75 psi) begrensd. Vat ontluchten Opdat bij het dalen van het verwarmingsstempel in het vat de lucht kan ontwijken, moet het vatontluchtingsventiel (6, afb. 2-1) met de hendel (9, afb. 2-1) worden geopend. Zie ook het hoofdstuk Gebruik, Verwarmingsstempel laten dalen) Vat beluchten Opdat er zich bij het heffen van het verwarmingsstempel geen vacuüm vormt, moet het vat worden belucht. Zie het hoofdstuk Gebruik, Verwarmingsstempel heffen) De luchtdruk in het vat wordt door een drukbegrenzingsventiel op 1 bar begrensd. Lucht Verwarmingsstempel Verwarmingsstempel Perslucht Vat Vat Afb. 2-3 Ontluchten Beluchten

28 2-6 Inleiding Smeltproces en materiaalstroom Het materiaal wordt alleen direct onder de smeltplaat gesmolten. Het gesmolten materiaal wordt door een tandwiel- of een gerotorpomp naar de slangaansluiting gepompt. Van daar stroomt het door een verwarmde slang naar een aanbrengkop of een montagepistool, eventueel naar een smelter om hem te vullen. Een veiligheidsventiel begrenst de door de pomp opgewekte materiaaldruk en houdt haar constant. Afb. 2-4 Werkwijzen DuraPail vatsmeltinstallatie werken met de volgende werkwijzen: Normaal bedrijf Als de installatie wordt ingeschakeld, bevindt hij zich in eerste instantie in normaalbedrijf. In normaalbedrijf controleert de installatie de actuele temperaturen van smeltplaat, slangen en aanbrengkoppen om er zeker van te zijn dat ze binnen hun vastgelegde temperatuurbereik liggen. Stand-by De temperaturen van smeltplaat, slangen en aanbrengkoppen daalt, vanaf hun bedrijfstemperatuur (in het vervolg gewenste temperatuur genoemd), met een van te voren ingesteld aantal graden. Instelbedrijf Het instelbedrijf wordt gebruikt voor het configureren van de besturingsopties en -functies van de installatie alsook voor het controleren van de opgeslagen bedrijfsgegevens. De installatie is, om ongeautoriseerde wijzigen van de configuratie te voorkomen, met een wachtwoord beveiligd. Fout De installatie alarmeert de operator als er een storing optreedt, bijvoorbeeld een defecte opnemer of als een temperatuur buiten het toelaatbare bereikt ligt.

29 Inleiding 2-7 Verwarming en temperatuurregeling Het verwarmingsstempel wordt door ingegoten verwarmingselementen verwarmd. De temperaturen worden door opnemers gemeten en elektronisch geregeld. Te-lage-temperatuurvergrendeling De te-lage-temperatuurvergrendeling voorkomt de ingebruikname van de installatie resp. het systeem bij nog te koud materiaal, tot de gewenste temperatuur minus de te-lage-temperatuurwaarde wordt overschreden. Bij elke eerste keer opwarmen wordt de vergrendeling echter pas vrijgegeven als de gemeten temperatuur zich 3 C onder de gewenste temperatuur bevindt. De te-lage-temperatuurvergrendeling vergrendelt de motor, eventueel ook de magneetventielen en eventueel ook andere bedrijfsmiddelen van het aanbrengsysteem. Welke bedrijfsmiddelen worden vergrendeld is af te lezen van het schakelschema. Te-lage-temperatuurmelding Daalt de gemeten temperatuur tijdens het bedrijf tot onder de gewenste temperatuur minus de te-lage-temperatuurwaarde, dan wordt de relaisuitgang Algemene storing geschakeld en brandt het storingslampje op het bedieningspaneel (zie afb. 2-9). De installatie blijft echter in bedrijf. Oververhittingsmelding / -afschakeling De van elkaar onafhankelijke oververhittingsafschakelingen beschermen de installatie en het materiaal tegen oververhitting. Bij oververhittingsafschakeling worden verwarming en motor uitgeschakeld. Oververhittingsmelding door de temperatuurregelaar: Bij het bereiken van de gewenste temperatuur plus de oververhittingswaarde wordt de relaisuitgang Algemene storing geschakeld en gaat de LED voor storingsmelding op het bedieningspaneel branden. De installatie blijft verder in bedrijf resp. bedrijfsklaar. Afschakeling t.g.v. oververhitting door de temperatuurregelaar: De temperatuurregelaar schakelt de verwarming uit als de temperatuur 30 C boven de hoogste gewenste temperatuur ligt. Afschakeling t.g.v. oververhitting door thermostaat (-staten): dient voor afschakeling in noodgeval, in het geval dat de oververhittingsafschakeling door de temperatuurregelaar niet naar behoren werkt. Zie voor de afschakelwaarde het hoofdstuk Technische gegevens. PAS OP: als de oververhittingsafschakeling reageert, is er of een instelling foutief of een storing in de installatie. Schakel de installatie uit en laat de oorzaak van het afschakelen door een deskundig persoon opheffen. Stand-by Dient voor het ontzien van het materiaal en besparen van energie tijdens productiestops resp. pauzes. Stand-bywaarde en stand-byduur zijn in te stellen.

30 2-8 Inleiding Verwarmingsstempel Het verwarmingsstempel bestaat uit een verwarmingsplaat, een smeltplaat en een afdichtring. OPMERKING: verwijder voor het in gebruik nemen en bij elke keer dat van vat wordt gewisseld de achtergebleven materiaalresten en vet de afdichtring in (zie voor het vet de Technische gegevens). Gebruikt geen gereedschappen met scherpe kanten Afb Verwarmingsplaat 2 Afdichtring 3 Smeltplaat 4 Verwarmingsstempel compleet Smeltplaten Al naar gelang het gebruiksdoel van de vatsmeltinstallatie wordt één van deze smeltplaten toegepast, die in principe van een antiaanbaklaag zijn voorzien. gladde smeltplaat axiale smeltplaat Afb. 2-6

31 Inleiding 2-9 Afzuigkap (randapparatuur) Worden met de installatie polyurethaan smeltlijmen (PUR) verwerkt dan ontstaan materiaaldampen die indien mogelijk direct bij het vat moeten worden afgezogen. Daartoe wordt een afzuigkap op de vatsmeltinstallatie gemonteerd. De afzuigkap moet op een door de gebruiker in te voorziene afzuiginstallatie worden aangesloten (zie ook Installatie, Materiaaldampen afzuigen en Technische gegevens). Signaalzuil (randapparatuur) De signaalzuil geeft de bedrijfstoestanden van de installatie aan. Wit Groen Geel Rood Ingeschakeld Bedrijfsklaar Vat leeg Algemene storing Zie ook Problemen en oplossingen en Installatie. Typeplaatje DuraPail Serial No: 5 Year 6 Nordson Engineering GmbH Lilienthalstr. 6 D Lüneburg Germany Afb. 2-7 Voorbeeld 1 Benaming van de installatie 2 Bestelnummer 3 4 Elektrische aansluiting, bedrijfsspanning, frequentie van de netspanning, beveiliging van de installatie 5 Serienummer 6 Bouwjaar

32 2-10 Inleiding Schakelkast Afb Signaalzuil (randapparatuur) 2 Knop Tweehandsbediening 3 Keuzeschakelaar Stempel heffen / laten dalen 4 Hoofdschakelaar 5 Luchtfilter / Ventilator met filter 6 Deurslot 7 Bedieningspaneel

33 Inleiding 2-11 Knop Tweehandsbediening en keuzeschakelaar Stempel heffen / laten dalen Dienen voor het heffen en laten dalen van het verwarmingsstempel PAS OP: de tweehandsschakeling mag maar door één persoon met beide handen worden gebruikt! Bedieningspaneel Zie bladzijde Hoofdschakelaar De hoofdschakelaar dient voor het in-/uitschakelen van de installatie. Stand 0/OFF = installatie is uitgeschakeld. Stand I/ON = installatie is ingeschakeld. De hoofdschakelaar kan met behulp van hangsloten tegen het inschakelen door onbevoegde personen worden beveiligd. Ventilator met filter De ventilator verlaagt de temperatuur in de schakelkast. Het filter moet regelmatig worden onderhouden. Zie Onderhoud. Deurslot Voor het installeren, onderhouden en repareren kan de schakelkast worden geopend. Berg de bijgeleverde sleutel zodanig op dat enkel deskundige en geautoriseerde personen er toegang tot hebben. Met geopende schakelkastdeur mag de installatie niet worden gebruikt. PAS OP: gevaarlijke elektrische spanning. Negeren kan een noodlottig ongeval, persoonlijk letsel of beschadiging van de installatie tot gevolg hebben. PAS OP: ontkoppel de installatie van de netspanning.

34 2-12 Inleiding Bedieningspaneel Afb. 2-9 Bedieningspaneel 1 Storingslampje 2 Bedrijfsklaarlampje 3 Componententoetsen / -lampjes 4 Keypad 5 Seriële interface 6 Rechterdisplay en bladertoetsen 7 LED Vat leeg 8 Linker display en bladertoets 9 Functietoetsen 10 Servicelampje

35 Installatie 3-1 Hoofdstuk 3 Installatie PAS OP: Sta enkel gekwalificeerd personeel toe de volgende taken uit te voeren. Alle veiligheidsvoorschriften uit deze handleiding en uit alle andere relevante documentatie in acht nemen. Uitpakken Voorzichtig uitpakken en op transportschade controleren. Pallet, bevestigings- en verpakkingsmateriaal voor eventuele latere transporten bewaren of in overeenstemming met de geldende voorschriften als afval afvoeren. Optillen (uitgepakte installatie) Zie voor het gewicht het hoofdstuk Technische gegevens. Enkel met passend transportgereedschap (pompwagen of vorkheftruck) of een kraan optillen. Optillen met een kraan In de grondplaat van de installatie bevinden zich drie gaten voor het aanbrengen van oogbouten. LET OP: De gebruikte stroppen moeten minstens 2,25 m lang zijn omdat anders de zuilen kunnen worden beschadigd. Afb. 3-1

36 3-2 Installatie Transport Zie voor het gewicht het hoofdstuk Technische gegevens. Enkel geschikte transportmiddelen gebruiken. Gebruik indien mogelijk de pallet waarop de installatie werd geleverd en zet de installatie op de pallet vast. Met geschikt verpakkingsmateriaal tegen beschadigen, vocht en stof beschermen. Vermijd stoten en schokken. Opslaan Installatie niet in de open lucht opslaan! Tegen vocht, stof en sterke temperatuurschommelingen (condens vorming) beschermen. Opstellen Alleen plaatsen in een omgeving die aan de opgegeven beveiligingsklasse voldoet (zie het hoofdstuk Technische gegevens). Niet in een explosiegevaarlijke omgeving plaatsen! Beschermen tegen trillingen. Verwijder de transportbeveiligingen (voor zover aanwezig). Zorg voor voldoende vrije ruimte, vooral boven de installatie. Zie voor de afmetingen het hoofdstuk Technische gegevens. Afb. 3-2

37 Installatie 3-3 Materiaaldampen afzuigen Zorg ervoor dat de concentratie materiaaldampen de voorgeschreven grenswaarde niet overschrijdt. Neem de veiligheidsvoorschriften van het te verwerken materiaal in acht. Materiaaldampen eventueel afzuigen en/of voor een voldoende ventilatie van de opstelplaats zorgen. PAS OP: Zuig bij het verwerken van polyurethaan smeltlijmen (PUR) de materiaaldampen af. Bij installaties met een afzuigkap (randapparatuur) worden de materiaaldampen direct bij het vat weggezogen. OPMERKING: De afzuigkap moet op een afzuiginstallatie van de gebruiker worden aangesloten. Zie ook het hoofdstuk Technische gegevens. door de gebruiker in te voorzien Afb. 3-3 Installatie zonder afzuigkap Installatie met afzuigkap

38 3-4 Installatie Elektrisch aansluiten PAS OP: gevaarlijke elektrische spanning. Negeren kan een noodlottig ongeval, persoonlijk letsel of beschadiging van de installatie tot gevolg hebben. Bij het gebruik van aardlekschakelaars het volgende in acht nemen In sommige regio s / in bepaalde branches kan door plaatselijke voorschriften een aardlekschakelaar verlangd worden. Dan het volgende in acht nemen: een vaste installatie is noodzakelijk (vast aangesloten op de netspanning) de aardlekschakelaar mag enkel tussen het voedende net en de installatie worden geïnstalleerd Er mogen enkel pulsstroomgevoelige of totaalstroomgevoelige aardlekschakelaars (> 30 ma) gebruikt worden. Kabels leggen Netspanning PAS OP: In het verwarmde gebied van de installatie alleen kabels leggen die tegen hoge temperaturen bestand zijn. Zorg ervoor dat kabels niet in aanraking komen met draaiende en/of hete delen. Kabels niet inklemmen en regelmatig op beschadigingen controleren. Beschadigde kabels direct vervangen! PAS OP: Alleen gebruiken met de netspanning die op het typeplaatje vermeld staat. OPMERKING: De van de nominale waarde toelaatbare spanningsafwijking bedraagt +5% / -10%. OPMERKING: De doorsnede van de netspanningskabels moet voldoende zijn voor de vermogensopname P max (zie het typeplaatje).

39 Installatie 3-5 Aansluiten netspanning OPMERKING: De installatie moet vast geïnstalleerd worden (vaste aansluiting van de netspanning). Netspanning 230 V AC 3 fasen zonder nulleiding (driehoekschakeling Delta) 400 V AC 3 fasen met nulleiding (sterschakeling WYE) Aansluitpunten L1 L2 L3 N PE OPMERKING: Zie voor de aansluitbezetting het schakelschema. Afb. 3-4 Externe circuits voor besturing-/signaalschakeling PAS OP: Externe circuits voor besturing en schakelsignalen met een geschikte kabel aansluiten volgens NEC Klasse I. Monteer om kortsluiting te voorkomen de kabels zo dat deze niet in aanraking komen met de gedrukte schakelingen op de printplaat. Slangaansluitbussen Zie voor de elektrische aansluitwaarden het hoofdstuk Technische gegevens. Extra slangaansluitbussen Al naar gelang de uitvoering zijn één of twee extra slangaansluitbussen (3, afb. 2-2) aanwezig. Via elke kunnen twee verwarmingszones (meestal gebruikt voor een slang en een aanbrengkop) worden geregeld. OPMERKING: Voor de slang die op de pomp van de vatsmeltinstallatie wordt aangesloten, is de slangaansluitbus (6, Afb. 2-2) bedoeld.

40 3-6 Installatie Verwarmde slang installeren PAS OP: Heet! Gevaar voor verbranding. Draag tegen hitte beschermende handschoenen. Twee steeksleutels gebruiken Gebruik bij het vast- en losschroeven van de verwarmde slang een tweede steeksleutel. Hierdoor wordt het meedraaien van de slangaansluitingen voorkomen. Vastschroeven Bevindt er zich koud materiaal in de slangaansluiting, dan moeten de onderdelen (2, 3) tot het verweken van het materiaal worden verwarmd (ca. 70 C/158 F, afhankelijk van het materiaal). 1. Slang (3) eerst enkel elektrisch aansluiten. Let bij meerdere slangen op: elke slangaansluiting is een aansluitbus toegewezen. Niet onderling verwisselen! 2. Verwarm het apparaat en de slang tot ca. 80 C. 3. Schroef de verwarmde slang vast. OPMERKING: Sluit niet gebruikte slangaansluitingen met passende Nordson-sluitdoppen af. Losschroeven PAS OP: Systeem en materiaal onder druk. Voor het losschroeven van verwarmde slangen het systeem drukvrij maken. Negeren kan zware brandwonden tot gevolg hebben. Drukvrij maken 1. Schakel de motor uit. 2. Plaats een opvangbakken onder de spuitmond(en) van de aanbrengkop / het montagepistool. 3. Stuur het (de) magneetventiel(en) elektrisch aan of bedien ze met de hand; haal bij montagepistolen de trekker over. Deze actie net zolang volhouden tot er geen materiaal meer naar buiten komt. 4. Voer het materiaal in overeenstemming met de geldende voorschriften af.

41 Installatie 3-7 Perslucht aansluiten en instellen Sluit droge, schone en ongeoliede perslucht aan op de persluchtaansluiting aan de achterzijde van de installatie (2). Minimum druk van de perslucht: 2,5 bar / 0,25 MPa / 36,25 psi. Het drukbegrenzingsventiel (1) achter de persluchtaansluiting begrenst de druk van de perslucht op 7,5 bar / 0,75 MPa / 108,75 psi. 1 2 Werkdruk van de pneumatische cilinder 3 Stel de werkdruk van de pneumatische cilinder op het drukregelventiel met condensaatreservoir (3) in op ca. 5 bar (0,5 MPa / 72,5 psi). Al naar gelang het verwerkte materiaal kan de instelling worden veranderd (max. 7,5 bar / 0,75 MPa / 108,75 psi). 4 5 Perslucht voor de vatbeluchting Stel met de drukinstelknop (4) de perslucht voor het beluchten van het vat in. Een drukbegrenzingsventiel achter de afdekplaat (5) begrenst de druk op 1 bar (0,1 MPa / 14,5 psi).

42 3-8 Installatie Installatie aan het gebruikte vat aanpassen Hefsnelheid van het verwarmingsstempel verminderen OPMERKING: De hefsnelheid behoeft alleen maar te worden verminderd als het verwarmingsstempel het vat vaak mee optilt. 1. Klap de afdekplaat (1) aan de achterzijde van de installatie open. 2. Draai de reduceerschroef (2) met een schroevendraaier iets met de klok mee. De juiste instelling moet door proberen worden bepaald. 3. Klap de afdekplaat weer dicht. 1 2 Afb. 3-5 Het dalen van het verwarmingsstempel begrenzen De benaderingsschakelaar Vat leeg (-197B5) begrenst het dalen van het verwarmingsstempel: Vat niet volledig leeggemaakt: schuif de benaderingsschakelaar naar onder Er komt geen melding Vat leeg: schuif de benaderingsschakelaar naar boven -197B5

43 Installatie 3-9 Gewenst toerental en capaciteit PAS OP: Voor het openen van de schakelkast, de installatie van de netspanning ontkoppelen. Het toerental wordt met de serieklemmen (1 en 2) in de schakelkast ingesteld. 1 2 Afb Klem 1 2. Klem 3 Klem 1 Klem 3 Toerental Transporthoeveelheid Tandwielpomp PR12m2 Tandwielpomp PR25m2 Gerotorpomp in eruit 50 omw/min 11 kg/uur 23 kg/uur 35 kg/uur eruit in 65 omw/min 14,5 kg/uur 30 kg/uur 45 kg/uur in in 129 omw/min 29 kg/uur 60 kg/uur 90 kg/uur eruit eruit 0 omw/min 0 kg/uur 0 kg/uur 0 kg/uur

44 3-10 Installatie Nalooptijd bij Vat leeg Bij gebruik van het randapparatuur tijdrelais, kan een nalooptijd worden ingesteld. Tijdens de nalooptijd kan ook tijdens een melding Vat leeg nog materiaal worden verpompt. OPMERKING: Voor de functie nalooptijd moet het randapparatuur tijdrelais zijn geïnstalleerd. Zie onder Randapparatuur, tijdrelais nalooptijd. Nalooptijd instellen PAS OP: Elektrische spanning. Het niet in acht nemen kan een noodlottig ongeval, persoonlijk letsel of beschadiging van apparatuur tot gevolg hebben. 1. Tijdrelais -197K4 in de schakelkast zoeken. 2. Controleren of de keuzeschakelaar Time range en Mode op het tijdrelais zijn ingesteld zoals aangegeven in het schakelschema. 3. Tijd instellen zoals vereist. LET OP: Nordson pompen niet zonder materiaal laten lopen. De nalooptijd daarom zo kort mogelijk instellen. Eventueel de benaderingsschakelaar Vat leeg (-197B5) iets naar boven schuiven, zodat de melding Vat leeg al doorkomt terwijl er nog een zekere reserve aan materiaal in het vat beschikbaar is. -197B5

45 Installatie 3-11 Deze pagina is bewust leeg gelaten.

46 3-12 Installatie Installatie-ingangen installeren DuraPail vatsmeltinstallaties zijn voorzien van vier standaardingangen. Afb. 3-7 XL2 De gebruiker bedraadt elke ingang naar de installatie en configureert deze vervolgens voor één van de volgende besturingsopties: Installatie op stand-by zetten Verwarmingen in- of uitschakelen Een bepaalde slang of aanbrengkop activeren of deactiveren Motor in- of uitschakelen De ingangen kunnen met een 24 V DC -signaal (aansluitpunt 20) via een extern relaiscontact worden geactiveerd. PAS OP: De operator kan de ingangen doormiddel van de functietoetsen op het bedieningspaneel overrulen. Zorg ervoor, dat de besturing door externe apparaten die een ingangssignaal aan de installatie afgeven, zodanig zijn geprogrammeerd, dat er geen onveilige situaties kunnen ontstaan als de operator een externe ingang van de installatie overruled.

47 Installatie 3-13 Een ingang configureren Configureer de besturingsparameteropties van elk van de op de installatie aangesloten ingang. In tabel 3-1 zijn de beschikbare besturingsopties aangegeven. Voor informatie over het kiezen van bedrijfsparameters en het aanpassen van besturingsopties zie De vatsmeltinstallatie configureren. Tab. 3-1 Ingangsgegevens Ingang Aansluitpunten XL2 Besturingsopties Bedrijfsparameter Opmerking Standaardingangen OPMERKING: aansluitpunten 9, 11, 13, 14, 18, 19 (OV DC ) zijn af fabriek overbrugt. Zie ook het schakelschema 1 8 en en Ingang gedeactiveerd 1 - Stand-by aan/uit 2 - Verwarmingen aan/uit 3 - Motor 1 geactiveerd/gedeactiveerd 4 - Slang/Aanbrengkop 1 geactiveerd/gedeactiveerd 5 - Slang/Aanbrengkop 2 geactiveerd/gedeactiveerd 6 - Slang/Aanbrengkop 3 geactiveerd/gedeactiveerd 7 - Slang/Aanbrengkop 4 geactiveerd/gedeactiveerd 8 - Slang/Aanbrengkop 5 geactiveerd/gedeactiveerd 9 - Slang/Aanbrengkop 6 geactiveerd/gedeactiveerd 10 Automatisch op standby (instelling af fabriek) 11 - Motor 2 geactiveerd/gedeactiveerd 0 - Ingang gedeactiveerd 1 - Stand-by aan/uit (standaard) 2 - Verwarmingen aan/uit 3 - Motor 1 geactiveerd/gedeactiveerd 4 - Slang/Aanbrengkop 1 geactiveerd/gedeactiveerd 5 - Slang/Aanbrengkop 2 geactiveerd/gedeactiveerd 6 - Slang/Aanbrengkop 3 geactiveerd/gedeactiveerd 7 - Slang/Aanbrengkop 4 geactiveerd/gedeactiveerd 8 - Slang/Aanbrengkop 5 geactiveerd/gedeactiveerd 9 - Slang/Aanbrengkop 6 geactiveerd/gedeactiveerd 11 - Motor 2 geactiveerd/gedeactiveerd A B A 3 12 en Als parameter 31 (instelling af fabriek = 2) 4 7 en Als parameter 31 (instelling af fabriek = 4) OPM. A: Als besturingsoptie 3 wordt gekozen, gaat de motor niet draaien als er geen spanning op de ingangscontacten staat, ook niet als de pomptoets wordt ongedrukt. B: Als de besturingsoptie 10 voor de ingang is gekozen, dan moet bij parameter 24 een tijd worden ingesteld.

48 3-14 Installatie Installatie-uitgangen installeren De installatie beschikt over drie, door de gebruiker te configureren, uitgangen. De uitgangen zijn bedoeld voor het uitwisselen van gegevens met productiemiddelen resp. besturingshardware, als bijvoorbeeld een PLC, van de gebruiker. OPMERKING: Als de signaalzuil (randapparatuur) is geïnstalleerd, dan zijn de uitgangen al bezet en kunnen niet meer op een andere manier worden gebruikt. Afb. 3-8 XL2 Elk van de uitgangen wordt door de gebruiker bedraad en dan in de firmware van de installatie voor één van de volgende besturingsopties geconfigureerd: installatie bedrijfsklaar er is een storing opgetreden vulniveau van het materiaal laag servicelampje aan een potentiële fout gedetecteerd Zie voor de aansluitbezetting ook het schakelschema.

49 Installatie 3-15 Een uitgang configureren Configureer de besturingsparameteropties van elke op de installatie aangesloten uitgang. In tabel 3-2 zijn de beschikbare besturingsopties aangegeven. Voor informatie over het kiezen van bedrijfsparameters en het aanpassen van besturingsopties zie De vatsmeltinstallatie configureren. LET OP: als een signaalzuil (randapparatuur) is geïnstalleerd, dan moeten de uitgangen 1 t/m 3 op de instelling af fabriek worden gezet. Aansluitpunten Uitgang XL2 Standaarduitgangen Tab. 3-2 Uitgangsgegevens Besturingsopties Bedrijfsparameters Opmerking OPMERKING: aansluitpunten 1, 3, 5, 15, 20 (24V DC ) zijn af fabriek overbrugt. Zie ook het schakelschema 1 1 en Uitgang gedeactiveerd 1 - Bedrijfsklaar (instelling af fabriek) 2 - Bedrijfsklaar en motor aan 3 - Fout 4 - Vat leeg 5 - Servicelampje aan 6 - Alarm C 2 33 en Als parameter 40 (fabrieksinstelling = 3, mag niet worden veranderd) 3 5 en 6 42 Als parameter 40 (instelling af fabriek = 4) OPM. A: B: C: Besturingsoptie 6 levert een uitgangssignaal zodra een fout wordt geconstateerd. Wanneer zowel besturingsoptie 3 als 6 wordt gebruikt, wordt er zowel een foutsignaal als een alarmsignaal afgegeven zodra de storings-led oplicht.

50 3-16 Installatie Communicatie configureren 1 Met een computer die via de seriële poort (1) op de installatie is aangesloten kunnen alle instellingen zichtbaar worden gemaakt, worden gewijzigd, kunnen instellingen tussen installaties worden overgedragen en kan de firmware van de installatie aan een hogere of lagere versie worden aangepast (upgrade/downgrade). De vatsmeltinstallatie configureren De installatie kan t.b.v. het productieproces afwijkend van de instellingen af fabriek worden geconfigureerd. Het configureren bestaat uit het activeren resp. wijzigen van af fabriek ingestelde bedrijfsparameters die het gebruik en de werking van de installatie beïnvloeden. Bovendien wordt tijdens het configureren de bedrijfstemperatuur (gewenste waarde) van het stempel, de smeltplaat en elke slang en elke aanbrengkop ingesteld. De installatie wordt geleverd met de gangbare bedrijfsparameter al ingesteld af fabriek. De instelling af fabriek kan altijd ter plaatse voor het eigenlijke productieproces worden gewijzigd. Snelle configuratie Tabel 3-3 geeft de gangbare bedrijfsparameters en hun instelling af fabriek. Controleer de tabel erop, of de instellingen af fabriek van de parameters geschikt zijn voor het betreffende productieproces. Het configureren van de installatie is niet nodig als de instellingen af fabriek bij het productieproces passen. Zie voor het afsluiten van de installatie Gewenste temperatuur voor verwarmingsstempel, slangen en aanbrengkoppen in dit hoofdstuk. Als een instelling af fabriek moet worden gewijzigd of er informatie over andere bedrijfsparameters wordt gewenst, ga dan verder naar Bedrijfsparameters.

51 Installatie 3-17 Tab. 3-3 Gangbare bedrijfsparameters Parameters Parameterbenaming Doel Instelling af fabriek 4 Bedrijfsklaarvertraging Een timer die het activeren van het controlelampje Bedrijfsklaar met een van te voren vastgelegde tijd vertraagd, nadat smeltplaat, slangen en aanbrengkoppen hun gewenste temperatuur hebben bereikt. De bedrijfsklaarvertraging wordt alleen geactiveerd als de temperatuur van de smeltplaat, op het moment dat de installatie wordt ingeschakeld, 27 C (50 F) of meer onder de ingestelde gewenste temperatuur ligt. 0 minuten 5 Onderhoudsinterval Een timer, die het servicelampje laat branden als de ingestelde waarde overeenkomt met het aantal bedrijfsuren waarop de verwarming was ingeschakeld. Het servicelampje signaleert benodigd onderhoud. 500 uren 7 Vertraging van de motorafschakeling Als de besturingskabelstekkerbus wordt gebruikt, dan bepaalt deze parameter de tijd die de motor blijft ingeschakeld nadat het bestuurde apparaat werd uitgeschakeld. 0 seconden 8 Pomp automatisch aan Schakelt de pomp automatisch aan zodra het systeem bedrijfsklaar is. Voorwaarde: de pomp werd door het indrukken van de pomptoets geactiveerd. Geactiveerd 11 Wachtwoord instellen Bepaalt een wachtwoord dat voor het wijzigen van bedrijfsparameters en gewenste temperaturen moet worden ingevoerd Temperatuureenheden Zet de eenheid van het temperatuurdisplay op graden Celsius (C) of Fahrenheit (F). C 21 Delta oververhittingstemperatuur Bepaalt het aantal graden waarmee een verwarmde component kan stijgen tot boven zijn gewenste temperatuur voordat een oververhittingsfout ontstaat. 15 C (25 F) 22 Delta te lage temperatuur Bepaalt het aantal graden waarmee een verwarmde component kan dalen tot onder zijn gewenste temperatuur voordat een te-lage-temperatuursfout ontstaat. 25 C (50 F) 23 Delta stand-by Bepaalt het aantal graden waarmee de temperaturen van alle verwarmde componenten daalt als de installatie op stand-by wordt gezet. 50 C (100 F) 26 Duur handmatig op stand-by Bepaalt de tijdsduur die de installatie op stand-by blijft nadat de stand-bytoets is ingedrukt. Gedeactiveerd 50 t/m 77 Weekschakelklok Een groep parameters die de klok van de installatie regelen. De klok is bedoeld voor het automatisch inen uitschakelen van de verwarmingen en om de installatie op stand-by te zetten. Gedeactiveerd

52 3-18 Installatie Bedrijfsparameter De installatie gebruikt bedrijfsparameters voor het opslaan van te wijzigen en van niet wijzigbare waarden. Bij de niet te wijzigen waarden behoren die, die informatie over de werking van de installatie in de afgelopen tijd levereren. Te wijzigen waarden zijn of numerieke gewenste waarden of instellingen van besturingsopties. Ingestelde besturingsopties hebben invloed op de getoonde informatie of op de werking van de installatie. Bedrijfsparameters zijn in de firmware van de installatie in de vorm van de opeenvolgend genummerde lijst opgeslagen. De lijst is als in tabel 3-4 aangegeven in groepen onderverdeeld. Tab. 3-4 Parametergroepen Groep Parameters Omschrijving Standaard 0 tot 11 Vaak gebruikte parameters Temperatuurregeling 20 tot 28 Regelt de verwarmingsfunctie Ingangen instellen 30 tot 38 Configureert de standaard en optionele ingangen Uitgangen instellen 40 tot 46 Configureert de standaard en optionele uitgangen Weekschakelklok 50 tot 77 Configureren van de klokfunctie PID-keuze 80 tot 91 Wijzigt de vastgelegde PID-instellingen Naast de mogelijkheid van lezen en wijzigen van parameterwaarden zijn ook de actuele waarden van alle bedrijfsparameters op te slaan resp. terug te zetten en zijn de laatste tien wijzigingen van te wijzigen parameters te controleren. Bedrijfsparameter kiezen Tabel 3-5 geeft alle bedrijfsparameters. Controleer de lijst om te bepalen welke van de bedrijfsparameters het best passen bij het productieproces. Zie voor gedetailleerde informatie over de bedrijfsparameters appendix B, Bedrijfsparameters. Appendix B bevat een volledige beschrijving van elke parameter inclusief zijn uitwerking op de installatie, instelling af fabriek en formaat. OPMERKING: In tabel 3-5 en appendix B zijn parameters voor het configureren van optionele uitrusting of overige in de firmware opgeslagen parameters niet opgenomen.

53 Installatie 3-19 Bedrijfsparameters lezen of wijzigen De toegang naar elk van de parameters voor het lezen van de actuele waarde of voor het wijzigen is gelijk, onafhankelijk ervan of de parameterwaarde te wijzigen is of niet. Parameter lezen of wijzigen 1. Schakel de installatie in. De installatie doorloopt een opstartcontrole. 2. Druk op de insteltoets. Op het linkerdisplay knippert parameter Gebruik het keypad voor het invoeren van het nummer van de gewenste parameter. Zie voor een complete lijst met parameters tabel 3-5. Insteltoets (configureren) OPMERKING: Druk bij een foutieve invoer van het parameternummer op de Correctietoets om terug te keren naar parameter 1 en voer aansluitend het juiste parameternummer in. Het rechterdisplay toont de actuele waarde van de parameter na het invoeren van de één of twee cijfers van het parameternummer. 4. Voer één van de volgende acties uit: Correctietoets Is de waarde niet te wijzigen, zie dan Installatie bewaken in hoofdstuk 4, Gebruik. Is de waarde te wijzigen, ga dan verder met stap Druk op de invoertoets. Het rechterdisplay knippert. Invoertoets 6. Gebruik het keypad voor het op het rechterdisplay invoeren van de gewenste numerieke waarde of de besturingsoptie. Zie voor informatie over het kiezen van numerieke waarden of besturingsopties van elk van de parameters appendix B, Bedrijfsparameters. OPMERKING: als de invoer via het keypad niet op het rechterdisplay verschijnt, dan is de installatie met een wachtwoord beveiligd. Het invoeren van het wachtwoord om parameters te wijzigen is noodzakelijk. Zie hoofdstuk Gebruik, Wachtwoord invoeren.

54 3-20 Installatie Parameters lezen of wijzigen (vervolg) 7. Druk op de invoertoets. De installatie controleert of de nieuwe waarde of de besturingsoptie toelaatbaar is. Wordt de numerieke gewenste waarde of de besturingsoptie geaccepteerd, dan verschijnen op het linker- en rechterdisplay de volgende parameternummer en waarde. Wordt een gewenste waarde of een besturingsoptie niet geaccepteerd, dan toont het rechterdisplay drie seconden lang streepjes (----) en keert dan terug naar de oorspronkelijke waarde. 8. Herhaal de stappen 5 t/m 7 voor het lezen of wijzigen van de volgende parameter of druk op de insteltoets om de instelbedrijf te verlaten. Tab. 3-5 Bedrijfsparameter Parameters Naam Waardebereik Instelling af fabriek Standaard 0 Wachtwoord invoeren 0 t/m Totaal aantal bedrijfsuren van de verwarmingen (niet te wijzigen) 2 Foutprotocol (niet te wijzigen) _- F0 (leeg) 3 Wijzigingsprotocol (niet te wijzigen) P-_ (leeg) 4 Bedrijfsklaarvertraging 0 tot 60 minuten 0 minuten 5 Onderhoudsinterval 0 tot 8736 uren 500 uren 6 Servicelampje voor bedrijfsuren van 0 tot 9999 uren 0 de verwarmingen 7 Vertraging van de motorafschakeling 0 tot 360 seconden 0 seconden 8 Pomp automatisch aan 0 (gedeactiveerd) of 1 (geactiveerd) 1 (geactiveerd) 10 Wachtwoord activeren/deactiveren 0 (gedeactiveerd) of 0 (gedeactiveerd) 1 (geactiveerd) 11 Wachtwoord instellen 0 t/m Uitgang slang 1 wijzigen in Activering 0 (gedeactiveerd) of 0 (gedeactiveerd) elektrische aanbrengkop 1(geactiveerd) 13 Uitgang slang 2 wijzigen in Activering elektrische aanbrengkop 0 (gedeactiveerd) of 1(geactiveerd) 0 (gedeactiveerd) Vervolg...

55 Installatie 3-21 Parameters Naam Waardebereik Instelling af fabriek Temperatuurregeling 20 Temperatuureenheden (graden C of F) C (graden Celsius) of F (graden Fahrenheit) C (graden Celsius) 21 Delta oververhittingstemperatuur 5 C (10 F) tot 60 C (110 F) 15 C (25 F) 22 Delta te lage temperatuur 5 C (10 F) tot 60 C (110 F) 25 C (50 F) 23 Delta stand-by 25 C (50 F) tot 190 C (350 F) 50 C (100 F) 24 Tijdlimiet automatisch op stand-by 0 tot 1440 minuten 0 (gedeactiveerd) 25 Tijdlimiet verwarmingen automatisch 0 tot 1440 minuten 0 (gedeactiveerd) uit 26 Duur handmatig op stand-by 0 tot 180 minuten 0 (gedeactiveerd) 27 A Delta temperatuurdaling van de slang 1 C tot 190 C (1 F tot 350 F) 0 (gedeactiveerd) 28 A Delta temperatuurdaling van de aanbrengkop Ingangen configureren 1 C tot 190 C (1 F tot 350 F) 0 (gedeactiveerd) Standaard ingang (automatisch op 30 stand-by) 31 Standaard ingang 2 0 9, 11 1 (stand by aan/uit) Standaard ingang 3 0 9, 11 2 (verwarmingen aan/uit) Standaard ingang 4 0 9, 11 4 (slang/aanbrengkop 1 geactiveerd/ gedeactiveerd) Uitgangen configureren 40 Standaard uitgang (klaar) 41 Standaard uitgang (fout) 42 Standaard uitgang vulniveau laag Vervolg...

56 3-22 Installatie Parameters Naam Waardebereik Instelling af fabriek Weekschakelklok 50 Huidige dag 1 t/m 7 (1 = maandag) 51 Huidige tijd 0000 tot Programma 1 verwarming aan 0000 tot :00 56 Programma 1 verwarming uit 0000 tot :00 57 Programma 1 stand-by aan 0000 tot 2359 : 58 Programma 1 stand-by uit 0000 tot 2359 : 60 Programma 2 verwarming aan 0000 tot 2359 : 61 Programma 2 verwarming uit 0000 tot 2359 : 62 Programma 2 stand-by aan 0000 tot 2359 : 63 Programma 2 stand-by uit 0000 tot 2359 : 65 Programma 3 verwarming aan 0000 tot 2359 : 66 Programma 3 verwarming uit 0000 tot 2359 : 67 Programma 3 stand-by aan 0000 tot 2359 : 68 Programma 3 stand-by uit 0000 tot 2359 : 71 Programma voor maandag Programma voor dinsdag Programma voor woensdag Programma voor donderdag Programma voor vrijdag Programma voor zaterdag Programma voor zondag PID-instelling PID-keuze voor aansluitbussen slang/aanbrengkop 1 en 2 OPM. A: Enkel bij softwareversie en hoger 0=slang, 1=standaard aanbrengkop, 2=grote aanbrengkop, 3=luchtverwarmer 0 of 1 (afhankelijk van de gekozen component)

57 Installatie 3-23 Door op de insteltoets te drukken kan de configuratiemodus op elk moment worden verlaten. Niet van toepassing zijnde parameternummers worden bij het door lijst met bedrijfsparameter bladeren in het linkerdisplay overgeslagen. Als het rechterdisplay knippert dan kan de actuele parameter, door het gelijktijdig indrukken van beide bladertoetsen van het rechterdisplay, op zijn laagst mogelijke waarde worden gezet. Als in de configuratiemodus (instelbedrijf) niet binnen twee minuten een toets wordt ingedrukt, dan keert de installatie weer terug naar normaalbedrijf. Met de bladertoetsen bij het rechterdisplay kunnen de parameterwaarden of de besturingsopties worden gewijzigd. Druk, na het invoeren van het nummer van de parameter in het linkerdisplay, op één van de beide bladertoetsen van het rechterdisplay om de waarde of de besturingsoptie te wijzigen. Met een computer, die via de seriële poort op de installatie is aangesloten, kunnen alle bedrijfsparameters zichtbaar worden gemaakt en worden gewijzigd. Als de beveiliging door een wachtwoord is geactiveerd, keert de smelter altijd in de door het wachtwoord beveiligde werkwijze terug, als de configuratiemodus wordt beëindigd. Appendix B, Parameter 10

58 3-24 Installatie Gewenste temperatuur van verwarmingsstempel, slangen en aanbrengkoppen De installatie wordt af fabriek geleverd met een gewenste temperatuur van 175 C (350 F) voor het verwarmingsstempel resp. een gewenste temperatuur voor slang en aanbrengkop van 0 graden (uitgeschakeld). Voordat de installatie kan worden gebruikt moeten de gewenste temperaturen voor verwarmingsstempel, slangen en aanbrengkoppen worden toegewezen. De gewenste temperaturen worden met één van de volgende methoden toegewezen: Globaal verwarmingsstempel en alle slangen en aanbrengkoppen op dezelfde gewenste temperatuur instellen. Globaal via componentgroepen alle slangen resp. aanbrengkoppen worden op dezelfde gewenste temperatuur ingesteld. Enkelvoudige componenten de gewenste temperatuur van verwarmingsstempel en afzonderlijke slang/aanbrengkop worden individueel ingesteld. Omdat de meeste productieprocessen dezelfde temperatuur voor verwarmingsstempel, slangen en aanbrengkoppen nodig hebben, wordt in dit hoofdstuk alleen de globale methode voor het instellen van de gewenste temperatuur beschreven. Zie voor informatie over de beide andere methoden Temperatuur van de componenten instellen in hoofdstuk 4, Gebruik. Evenals bedrijfsparameters kunnen ook de gewenste temperaturen worden opgeslagen, worden terug gezet en uitgevoerde wijzigingen van de gewenste temperaturen worden gecontroleerd.

59 Installatie 3-25 Globale gewenste temperatuur toewijzen 1. Houd de toets verwarmingsstempel drie seconden lang ingedrukt. Op het linkerdisplay knippert de 1. Verwarmingsstempeltoets 2. Blader op het linkerdisplay naar 0. Het rechterdisplay vertoont streepjes (----) en de controlelampjes van het verwarmingsstempel, de slang en de aanbrengkop worden groen. 3. Druk op de insteltoets. Het rechterdisplay knippert. Linker display en bladertoets 4. Voer de door de producent van het materiaal aanbevolen verwerkingstemperatuur via het keypad in. Zie voor de optimale verwerkingstemperatuur het gegevensblad van de materiaalproducent. 5. Druk op de toets verwarmingsstempel. Invoertoets Elk van de componenten begint met het in overeenstemming met de nieuwe globale gewenste temperatuur te verwarmen of af te koelen en de installatie keert weer terug naar normaalbedrijf. Nadat alle componenten hun globale gewenste temperatuur hebben bereikt, gaat het bedrijfsklaarcontrolelampje branden (groen). Bedrijfsklaarlampje

60 3-26 Installatie Instellingen opslaan en herstellen De actuele waarde van alle te wijzigen bedrijfsparameters alsook de gewenste temperatuur van elk van de componenten kan worden opgeslagen en eventueel worden terug gezet. Worden de opgeslagen instellingen teruggezet, dan overschrijven ze de op dat moment gebruikte instellingen. Deze opslag-/herstelfunctie is in die gevallen nuttig waarbij de op het moment gebruikte instellingen bedoeld of onbedoeld zijn veranderd en de installatie in de oorspronkelijke toestand teruggebracht moet worden. Actuele instellingen opslaan Druk, in de Auto-Scanmodus gelijktijdig de cijfertoets 1 en de insteltoets in. Op het rechterdisplay verschijnt kort S-1. + Opslaan van de actuele instellingen Opgeslagen instellingen terugzetten LET OP: Alle instellingen worden gewist! Zorg ervoor dat, voor het terugzetten van de instellingen, het gebruik van de opgeslagen invoer het lopende proces niet afbreekt of onveilige arbeidsomstandigheden veroorzaakt. + Druk tijdens normaalbedrijf gelijktijdig op de cijfertoets 2 en de insteltoets. Op het rechterdisplay verschijnt kort S-2. Terugzetten van opgeslagen instellingen Wordt de terugzetfunctie gebruikt voordat de opslagfunctie is gebruikt, dan worden de af fabriek ingestelde gewenste temperaturen hersteld. Slangen en aanbrengkopen stoppen dan met verwarmen. Instellingen kunnen met de Nordson Configuration Manager van de ene installatie op de andere worden overgedragen.

61 Installatie 3-27 Wijzigingen in de parameters en gewenste temperaturen controleren De installatie slaat, in een wijzigingenprotocol, de laatste tien wijzigingen op die of in bedrijfsparameters of in gewenste temperaturen zijn aangebracht. Omdat het protocol maar tien wijzigingen opslaat, wordt oude invoer in het protocol overschreven, waarbij bij de elfde invoer en de daarna volgende met de eerste invoer in het protocol wordt begonnen. Wijzigingsprotocol controleren Insteltoets (configureren) 1. Druk op de insteltoets. Bedrijfsparameter 1 knippert op het linkerdisplay. 2. Druk op de bladertoets van het linkerdisplay om naar parameter 3 te gaan (wijzigingsprotocol). Linker display en bladertoets Lampjes in de componenttoetsen Er gebeurt het volgende: Als de laatste verandering een wijzigbare parameter was dan blijven alle lampjes in de componenttoetsen uit. of Als de laatste verandering een gewenste temperatuur betrof, dan gaat/gaan de lampje(s) van de erbij behorende component(en) aan. en Het rechterdisplay toont de viercijferige protocolinvoer, die bij de laatste doorgevoerde wijziging hoort. Tabel 3-6 toont van links naar rechts de betekenis van alle cijfers uit de protocolinvoer. Na de tabel volgen protocolinvoeren aan de hand van twee voorbeelden. 3. Druk voor het controleren van de overige negen protocolinvoeren op de bladertoets van het rechterdisplay. Met elke druk op één van de bladertoetsen verschijnt een in de tijd oudere protocolinvoer. 4. Druk op de insteltoets om terug te keren naar normaalbedrijf. Door het protocol bladeren

62 3-28 Installatie Eerste cijfer Tweede cijfer Tab. 3-6 Wijzigingsprotocol Derde en vierde cijfer P(Parameter) Geeft het nummer van de parameter die werd gewijzigd Worden in combinatie met de LED s in de componenttoetsen voor het aangeven van plaats en soort van een uitgevoerde wijziging van de gewenste temperatuur gebruikt. Led brandt op.. en het vierde cijfer geeft.. werd de wijziging uitgevoerd op.. en de wijziging gebeurde.. S (Gewenste waarde) 1 Verwarmingsstempeltoets Verwarmingsstempel individueel Slangtoets 1 6 één slang individueel Aanbrengkoptoets 1 6 één aanbrengkop individueel alle toetsen 0 alle componenten globaal Slangtoets 0 alle slangen globaal per component Aanbrengkoptoets 0 alle aanbrengkoppen globaal per component Voorbeelden van wijzigingsprotocollen Voorbeeld 1: Voorbeeld 2: Parameter 4 (Bedrijfsklaarvertaging) werd gewijzigd. Als de LED in de aanbrengkoptoets brandt, dan geeft dit aan dat de temperatuur van de aanbrengkop met de methode Globaal-percomponent werd gewijzigd.

63 Installatie 3-29 Niet gebruikt protocolinvoer in het wijzigingsprotocol worden met een P-_ op het rechterdisplay aangegeven. Druk, om aan te geven hoeveel verwarmingsuren zijn verlopen sinds de laatste wijziging, op de beide bladertoetsen van het rechterdisplay.

64 3-30 Installatie Randapparatuur De volgende componenten kunnen als randapparatuur ook later worden geïnstalleerd: Signaalzuil Pakket installeren PAS OP: ontkoppel de installatie van de netspanning Afb. 3-9 LET OP: als een signaalzuil (randapparatuur) is geïnstalleerd, dan moeten de uitgangen 1 t/m 3 op de instelling af fabriek worden gezet. Vervolg...

65 Installatie Afb Breek het voorgestanste blik op de bovenkant van de zuil (1, afb. 3-9) eruit en verwijder het. 2. Zwenk de zuil open. 3. Voer de kabel door het ontstane gat naar binnen. 4. Schroef de signaalzuil met twee M5 schroeven vast. 5. Voer de kabel door het bovenste deel van de zuil tot aan de binnenwand van de schakelkast (aan de zijde van het vat). 6. Maak de kartelmoeren (4) van de klemhoekplaat Kabelinvoer (3) los. Schuif de klemhoekplaat in de sleuven naar boven. 7. Voer de kabel door de ontstane opening naar de serieklemmen (6, afb ) in de schakelkastdeur. 8. Aders en de bruggen overeenkomstig met hun aanduiding aansluiten (bijv. nr. 5 op klem 5). Zie ook het schakelschema. 9. Bevestig de kabel met een kabelbinder aan één van de blikken tanden (5) onder de klemhoekplaat Kabelinvoer. 10. Schuif de klemhoekplaat naar beneden en draai de kartelmoeren vast. 11. Sluit de zuil. Afzuigkap Worden met de installatie polyurethaan smeltlijmen (PUR) verwerkt dan ontstaan materiaaldampen die indien mogelijk direct bij het vat moeten worden afgezogen. Daartoe wordt een afzuigkap op de vatsmeltinstallatie gemonteerd. De afzuigkap moet op een door de gebruiker in te voorziene afzuiginstallatie worden aangesloten (zie ook Installatie, Materiaaldampen afzuigen en Technische gegevens). Wielen OPMERKING: Het pakket bestaat uit een paar wielen met vastzetrem en een paar zonder vastzetrem. Het maakt niet uit welk paar aan welke kant van de installatie wordt gemonteerd. De boringen voor de montage van de wielen zijn al in de grondplaat aanwezig. 1. Til de installatie met een passend transportgereedschap (pompwagen of vorkheftruck) op. 2. Monteer de wielen.

66 3-32 Installatie Tijdrelais nalooptijd Bij gebruik van het randapparatuur tijdrelais, kan een nalooptijd worden ingesteld. Tijdens de nalooptijd kan ook bij een melding Vat leeg nog materiaal worden verpompt. Tijdrelais installeren PAS OP: Ontkoppel de installatie van de netspanning. 1. Zie afb. 3-11, A: Relais -197K4 in de schakelkast zoeken. OPMERKING: Relais -197K4 wordt pas sinds april 2005 standaard gemonteerd. In oudere installaties kan het tijdrelais niet worden gebruikt. 2. Zie afb. 3-11, B: maak de klembeugel (1) los en trek het relais eruit. 3. Druk met een schroevendraaier de lip (3) omlaag en verwijder de relaisvoet van de montagerail (2). 4. Verwijder de klembeugel en steek er een nieuwe, langere klembeugel in. 5. Zet de relaisvoet terug en zet hem met de lip vast. 6. Zie afb. 3-11, C: controleer of de keuzeschakelaar Time range en Mode op het tijdrelais zijn ingesteld. 7. Steek het tijdrelais erin en zet hem met de klembeugel vast. 8. Nalooptijd instellen. Zie onder Nalooptijd bij vat leeg. A B C 1 TIME RANGE MODE X X X X -197K4 2 3 Afb. 3-11

67 Installatie 3-33 De eerste keer gebruiken Nadat de installatie volgens de voorschriften is geïnstalleerd kan het systeem in bedrijf worden genomen. Zie het hoofdstuk Gebruik. Installatie demonteren Installatie afvoeren 1. Verwijder het vat. 2. Bij langdurig uit bedrijf nemen de installatie eventueel spoelen met een schoonmaakmiddel (zie Onderhoud). 3. Veeg de afdichtring af en maak de smeltplaat schoon (zie Onderhoud). 4. Ontkoppel alle aansluitingen van de installatie en laat de installatie afkoelen. Als het Nordson product is uitgediend en/of er geen verdere toepassing meer voor bestaat, het product in overeenstemming met de geldende voorschriften als afval afvoeren.

68 3-34 Installatie

69 Gebruik 4-1 Hoofdstuk 4 Gebruik PAS OP: Sta enkel gekwalificeerd personeel toe de volgende taken uit te voeren. Alle veiligheidsvoorschriften uit deze handleiding en uit alle andere relevante documentatie in acht nemen. De eerste keer gebruiken OPMERKING: Enkele van de volgende stappen zijn in dit hoofdstuk uitvoering beschreven. 1. Keuzeschakelaar Stempel heffen / dalen op stand 0 schakelen. 2. Zet de hoofdschakelaar op I/ON. 3. Bedieningspaneel: Waarden en parameters instellen. 4. Afwachten tot de installatie warm resp. bedrijfsklaar is (controlelampje op het bedieningspaneel licht groen op). 5. Vat plaatsen. 6. Motor kiezen en inschakelen. 7. Instellingen optimaliseren en in het instellingsprotocol invoeren. OPMERKING: Alle functies van de installatie werd voor de aflevering getest. Daarvoor werd een speciaal testmateriaal gebruikt. Resten van dit testmateriaal kunnen nog aan de smeltplaat, in de pomp enz. aanwezig zijn. Om de resten te verwijderen moet voor het begin van de productie enkele kilogrammen materiaal worden verpompt en als afval worden afgevoerd.

70 4-2 Gebruik Verwarmde componenten In de installatie zijn er drie groepen verwarmde componenten: Het verwarmingsstempel, de slanggroep en de aanbrengkopgroep. Componentgroepen worden door de links getoonde componenttoetsen op het bedieningspaneel aangegeven. Componenttoetsen (verwarmingsstempel, slang en aanbrengkop) Verwarmde componenten worden binnen hun groep aan de hand van hun positienummer geïdentificeerd. Het positienummer van het verwarmingsstempel is op 1 vastgelegd. De positienummers van de slangen en aanbrengkoppen worden, afhankelijk van de gebruikte slang/aanbrengkopaansluitbus, automatisch toegewezen. Als voorbeeld zijn de positienummers van een combinatie slang/aanbrengkop die op de tweede aansluitbus zijn aangesloten, slangpositie 2 en aanbrengkoppositie 2. OPMERKING: bij sommige installaties kunnen extra apparaten (zoals een verwarmde luchtverdeler) op een aansluitbus voor een slang/aanbrengkop zijn aangesloten. In zulke gevallen moet het extra apparaat van het slangof aanbrengkoppositienummer worden voorzien (of op een andere manier worden gekenmerkt) die het apparaat voorstelt. Het bedieningspaneel identificeert zulke apparaten als slang of aanbrengkop, ongeacht om wat voor apparaat het daadwerkelijk gaat. Pomp Na de eerste ingebruikname de pomp op dichtheid controleren, eventueel de stopbussen natrekken. Zie Onderhoud.

71 Gebruik 4-3 Ingebruikname van de vatsmeltinstallatie Voor het in gebruik nemen van de installatie er voor zorgen dat de installatie volledig, inclusief de benodigde in- en uitgangen zoals schakelversterkers voor aanbrengkoppen, wegafhankelijke besturingssystemen resp. timers, zijn geïnstalleerd. de bedrijfsparameters voor de huidige productie zijn geconfigureerd. Zie hoofdstuk 3, Installatie, indien één van de hier boven genoemde werkzaamheden nog niet is afgerond. Installatie starten 1. Schakel de installatie in. De installatie controleert de controlelampjes op het bedieningspaneel schakelt de verwarmingen in (controlelampjes van de verwarming wordt groen) begint automatisch het verwarmingsstempel, de slangen en aanbrengkoppen te scannen en toont hun gemeten temperatuur. Het scannen verloopt in de volgende volgorde: verwarmingsstempel, elke combinatie slang/aanbrengkop en dan terug naar het verwarmingsstempel. laat het controlelampje Bedrijfsklaar (groen) oplichten als het verwarmingsstempel en alle slangen en aanbrengkoppen minder dan 3 C (5 F) afwijken van de hun toegewezen gewenste temperatuur. LET OP: pomp niet zonder materiaal laten lopen. Zorg ervoor dat, voor het inschakelen van de motor, de installatie is voorzien van een gevuld vat. Volgorde automatisch scannen Verwarmingscontrolelampje Bedrijfsklaarcontrolelampje 1 2. Druk op de pomptoets (1) om de pomp vrij te geven. Als het systeem bij het indrukken van de pomptoets nog niet bedrijfsklaar is, gaat het controlelampje in de pomptoets geel branden en geeft daarmee aan dat de pomp is geactiveerd, maar nog niet loopt. De pomp start automatisch als het systeem de status bedrijfsklaar heeft bereikt. Als het systeem bij het indrukken van de pomptoets bedrijfsklaar is, start de pomp en gaat het controlelampje in de pomptoets groen branden, waarmee wordt aangegeven dat de pomp loopt. OPMERKING: de werking van de pomptoets kan met parameter 8 worden veranderd (pomp automatisch aan). Zie appendix B, Bedrijfsparameters. OPMERKING: de toets voor pomp 2 heeft geen functie. Pomptoets

72 4-4 Gebruik Als de installatie met een temperatuur van het verwarmingsstempel van 27 C (50 F) of meer onder zijn toegewezen gewenste temperatuur (koude start) wordt ingeschakeld, gaat het bedrijfsklaarcontrolelampje niet aan tot de bedrijfsklaarvertraging is verstreken. Aan het eind van elke scancyclus verschijnt op het rechterdisplay de resterende tijd tot het eind van de bedrijfsklaarvertraging (in minuten). Is de bedrijfsklaarvertaging minder dan één minuut, dan wordt op het rechterdisplay in seconden afgeteld. Appendix B, Parameter 4 Appendix B, Parameter 4 De bedrijfsklaarvertraging kan door tweemaal indrukken van de verwarmingstoets worden overruled. Verschijnt op het rechterdisplay F4 direct na het inschakelen van de installatie, dan duidt dat op een probleem met de processor of de hoofdkaart. Verschijnt op het rechterdisplay F1 direct na het inschakelen van de installatie, dan duidt dat op een loszittende of ontkoppelde aansluitkabel van een slang of aanbrengkop. Als de installatie op handmatig activeren van de pomp is ingesteld en parameter 7 (vertraging motorafschakeling) t.o.v. de instelling af fabriek is gewijzigd, dan stopt de pomp pas als de door de gebruiker vastgelegde tijd is verstreken. De (logische) toestand van één of meer ingangen kan het inschakelen van de verwarmingen verhinderen. Is de weekschakelklok na de laatste keer uitschakelen van de installatie geconfigureerd en ingeschakeld, dan schakelt de klok automatisch in bij de volgende keer inschakelen. Storingsbewaking Hoofdstuk 6, Problemen en oplossingen Appendix B, Parameter 7 Ingangen installeren in hoofdstuk 3, Installatie Functietoetsen Na het uitvallen van de netspanning start de installatie in de normale werkcyclus weer op, ook als de verwarmingen waren uitgeschakeld of als de installatie voor het uitvallen van de netspanning op stand-by stond. Als voor het uitvallen van de netspanning de weekschakelklok was ingeschakeld, dan start de installatie op in de bedrijfstoestand die volgens het tijdschema van de klok voor het tijdstip van het opnieuw starten is voorzien.

73 Gebruik 4-5 Installatie bewaken De installatie heeft displayvoorzieningen die het normaal functioneren van de installatie snel signaleren de werkelijke temperatuur van het verwarmingsstempel en elke slang en aanbrengkop bewaken fouten identificeren signaleren als onderhoud gewenst is signaliseren als het vat leeg is. De installatie herkent automatisch aantal en aansluitbussen van alle aangesloten slangen en aanbrengkoppen. Zie voor informatie over verwarmde componenten onder Verwarmde componenten eerder in dit hoofdstuk. Om de installatie te bewaken kan ook een computer worden gebruikt. Normaal functioneren van de installatie controleren Het bedrijfsklaarcontrolelampje (groen) licht op als alle verwarmde componenten minder dan 3 C (5 F) afwijken van hun gewenste temperatuur. Bedrijfsklaarlampje Het bedrijfsklaarcontrolelampje brandt niet of gaat uit in de volgende gevallen: Het aftellen van de bedrijfsklaarvertraging loopt nog. Operator of een externe ingang schakelt de installatie op standby Weekschakelklok schakelt de installatie op standby Er is een storing (storingslampje brandt) Vat is leeg Zie voor informatie over storingen en het gebruik van de weekschakelklok en stand-by Storingsbewaking en Functietoetsen verderop in dit hoofdstuk. Zie voor bedrijfsklaarvertraging appendix B. LED Vat leeg De LED Vat leeg (geel) brandt wanneer het verwarmingsstempel zover is gedaald dat een benaderingsschakelaar aan de pneumatische cilinder sluit. LED Vat leeg

74 4-6 Gebruik Tijdens de automatische scancyclus (normaalbedrijf) worden verwarmde componenten met een gewenste temperatuur van nul graden overgeslagen. Aan het eind van elke scancyclus verschijnt op het rechterdisplay de resterende tijd tot het eind van de bedrijfsklaarvertraging. De weekschakelklok is op elk moment te overrulen. Een druk op de verwarmingstoets schakelt de verwarmingen weer in als de klok ze heeft uitgeschakeld. Een druk op de stand-bytoets laat de verwarmde componenten weer tot op de gewenste temperatuur verwarmen als de klok de installatie op stand-by heeft gezet. Appendix B, Parameter 4 Functietoetsen Temperatuur van de componenten controleren De werkelijke temperatuur van elk van de verwarmde componenten verwarmingsstempel en elke slang resp. aanbrengkop kan in normaalbedrijf resp. door handmatig kiezen van afzonderlijke componenten worden gecontroleerd. De installatie werkt standaard in normaalbedrijf, tenzij: De installatie zich in de configuratiemodus bevindt (= instelbedrijf) De gewenste temperatuur van alle slangen en aanbrengkoppen op nul graden is gezet Een fout is opgetreden. Componenttemperatuur in normaalbedrijf controleren 1. Observeer de controlelampjes in de componenttoetsen terwijl het bedrijfsklaarcontrolelampje brandt. 2. Als het controlelampje in de betreffende toets brandt die voor de gewenste componentgroep (verwarmingsstempel, slang of aanbrengkop) staat, het linkerdisplay observeren tot het positienummer van de te controleren component wordt aangegeven. Lampjes in de componenttoetsen 3. Verschijnt het positienummer van de gewenste component op het linkerdisplay dan is op het rechterdisplay de werkelijke temperatuur van deze component te lezen.

75 Gebruik 4-7 Temperatuur van de componenten handmatig controleren 1. Druk op de toets van de te controleren componentgroep (verwarmingsstempel, slang of aanbrengkop). Linker display en bladertoets De automatische scancyclus (normaalbedrijf) stopt en het linkerdisplay toont het nummer van de eerste component uit de gekozen componentgroep. Het rechterdisplay toont de gemeten temperatuur van de component. OPMERKING: wordt op de toets van het verwarmingsstempel gedrukt, dan geeft het linkerdisplay geen componentnummer aan (display blijft leeg). 2. Als de eerste component niet de te controleren component is, blader dan met de bladertoetsen van het linkerdisplay naar de gewenste component. Tonen van de componenttemperatuur Het rechterdisplay toont de gemeten temperatuur van de gekozen component. 3. Druk de insteltoets twee keer in om terug te keren naar het normaalbedrijf. Bladert men op het linkerdisplay voorbij aan het nummer van de laatste component in een componentgroep dan verschijnt het nummer van de eerste component uit de volgende componentgroep. Twee minuten na de laatste keer indrukken van een toets keert de installatie terug naar normaalbedrijf. Instelling af fabriek voor het aangeven van temperaturen is graden Celsius (C). Doormiddel van parameter 20 is graden Fahrenheit in te stellen. Appendix B, Parameter 20 De lampjes in de componenttoetsen wisselen van groen naar geel als één van de componenten uit de componentgroep meer dan 3 C (5 F) onder de ingestelde gewenste temperatuur is gedaald. De gewenste temperatuur van een component kan op elk moment worden gecontroleerd door het indrukken van de bovenste bladertoets van het rechterdisplay. Als de installatie in normaalbedrijf is kan de gewenste temperatuur van alle gescande componenten worden getoond door de bladertoets ingedrukt te blijven houden.

76 4-8 Gebruik Storingsbewaking De installatie signaleert de operator de in tabel 4-1 aangegeven fouten. Tab. 4-1 Foutcodes Foutcode Type fout Beschrijving F1 RTD (weerstandsthermometer) RTD van de aangegeven component is uitgevallen of de component is van de installatie gescheiden. F2 F3 F4 Te lage temperatuur Oververhittingstemperatuur Uitval van de elektriciteit resp. besturing De gemeten temperatuur van de aangegeven component is tot onder de te-lage-temperatuurgrens gedaald, die door middel van parameter 22 is ingesteld. De gemeten temperatuur van de aangegeven component is tot boven de oververhittingstemperatuur gestegen, die door middel van parameter 21 is ingesteld. Problemen met een kaart, een kabelboom of een besturingscomponent. De subcode op het linkerdisplay geeft de uitgevallen component resp. de oorzaak van de fout aan. F1, F2 en F3 fouten Als de installatie een F1-, F2- of F3-fout vindt: 1. Het automatisch scannen (normaalbedrijf) stopt en de installatie begint de potentiële fout tot 2 minuten lang te controleren. Het bedrijfsklaar- en verwarmingscontrolelampje blijven gedurende deze 2 minuten aan. Als de installatie gedurende deze tijd herkent dat de fout niet meer bestaat, dan keert hij naar het normaalbedrijf terug. 2. Het lampje van de betreffende componenttoets (verwarmingsstempel, slang of aanbrengkop) brandt om het type component aan te geven waarin een storing is/was opgetreden. 3. Het rechterdisplay geeft het type fout aan (F1, F2 of F3). Weergave van een doorsnee foutcode Storingscontrolelampje (rood) 4. Het linkerdisplay geeft de component aan waarin een storing is/was opgetreden. Als het lampje in de verwarmingsstempeltoets brandt geeft het linkerdisplay of een 1 voor het verwarmingsstempel of een 2 voor de pomp aan. Als het lampje in de slang- of koptoets brandt dan geeft het linkerdisplay het nummer van de betreffende slang resp. kop aan. 5. Als de fout aan het eind van de 2 minuten nog steeds aanwezig is, gaat het bedrijfsklaarcontrolelampje uit, het rode storingslampje gaat aan en de installatie slaat de fout op in het foutprotocol. Zie Foutprotocol in dit hoofdstuk. Om de installatie weer in bedrijf te kunnen nemen, moet de fout zijn verholpen en de installatie zijn gereset. Voor informatie over diagnose en opheffen van fouten zie hoofdstuk 6, Problemen en oplossingen. Zie ook Installatie resetten.

77 Gebruik 4-9 Om bij een F2- of een F3-fout de temperatuur van een verwarmde component te controleren, gelijktijdig de beide bladertoetsen van het rechterdisplay indrukken en vasthouden. Aan een F1-fout (RTD/temperatuuropnemer) kan tijdelijk voorbij gegaan worden en kan naar het normaalbedrijf teruggekeerd worden door het indrukken van de correctietoets. De verwarmingen blijven uit. Als de fout 2 minuten na het indrukken van de correctietoets nog steeds bestaat, gaat het storingslampje opnieuw branden. Als een F1-foutcode verschijnt, kan door het gelijktijdig indrukken van de bladertoetsen van het rechterdisplay worden vastgesteld of de fout door een onderbroken of door een kortgesloten temperatuuropnemer werd veroorzaakt. Op het rechterdisplay aangegeven OP betekent een onderbroken opnemer, SH een kortgesloten opnemer. Als door een of andere oorzaak een component de 235 C (458 F) bereikt, wordt direct een F3-fout afgegeven (geen twee minuten controle). F4-fout Als de installatie een F4-fout detecteert: 1. Het bedrijfsklaarcontrolelampje gaat uit en het rode storingslampje gaat aan. Storingscontrolelampje (rood) 2. Alle lampjes in de componenttoetsen (verwarmingsstempel, slang en aanbrengkop) gaan uit. 3. Het rechterdisplay geeft F4 aan. 4. Het linkerdisplay toont een subfoutcode. De subcode identificeert de component met de storing of de speciale foutbron. OPMERKING: Als de F4-fout niet ernstig is (subcode 3, 4 of 5 wordt op het linkerdisplay aangegeven) brandt het storingslampje 5 seconden lang en keert de installatie terug naar het normaalbedrijf. Bij een niet ernstige F4-fout zijn enkel de functies betrokken die van de weekschakelklok afhangen. 5. De installatie slaat de fout op in het foutprotocol. Zie Foutprotocol in dit hoofdstuk. Om de installatie weer in bedrijf te kunnen nemen, moet de fout zijn verholpen en de installatie zijn gereset. Voor informatie over diagnose en opheffen van fouten zie hoofdstuk 6, Problemen en oplossingen. Zie ook Installatie resetten.

78 4-10 Gebruik Installatie resetten 1. Heft de fout op. Informatie met betrekking tot diagnose en opheffen van fouten zie hoofdstuk 6, Problemen en oplossingen. Correctietoets 2. Door het tweekeer indrukken van de insteltoets keert de installatie naar het normaalbedrijf terug. 3. Druk op de correctietoets. Verwarmingstoets 4. Druk voor het inschakelen van de verwarmingen op de verwarmingstoets. Als de kloktoets wordt ingedrukt bij een niet ernstige F4-fout, geeft de rechterdisplay F4 aan en functioneert de klok niet.

79 Gebruik 4-11 Foutprotocol 1. Houd insteltoets ingedrukt. Het automatisch scannen stopt; parameter 1 verschijnt op het linkerdisplay. Insteltoets Linker display en bladertoets 2. Blader op het linkerdisplay verder naar parameter 2 (foutprotocol). Op het rechterdisplay wordt de laatst opgetreden fout op de volgende manier aangegeven: Was de laatst opgetreden fout een fout van het type F1, F2 of F3, dan verandert de kleur van het lampje in de betreffende componenttoets naar geel. Was de laatste fout een fout van het type F4 dan gaan de lampjes in alle componenttoetsen uit. Het rechterdisplay toont de invoer in het protocol van de laatst opgetreden fout. Tabel 4-2 geeft de betekenis van elk van de cijfers van de protocolinvoer. Aansluitend aan de tabel volgen twee foutprotocollen als voorbeeld. 3. Druk voor het controleren van de overige negen protocolinvoeren op één van de bladertoets van het rechterdisplay. Met elke druk op één van de bladertoetsen verschijnt een in de tijd oudere protocolinvoer. OPMERKING: het foutprotocol slaat alleen de laatste tien fouten op. Na de tiende fout worden de aanwezig protocolinvoeren overschreven, beginnend met de oudste invoer door de elfde fout enz. 4. Druk de insteltoets om terug te keren naar automatisch scannen. Door het foutprotocol bladeren Tab. 4-2 Foutprotocol Eerste cijfer Tweede en derde cijfer Vierde cijfer Component: Type fout 1 = verwarmingsstempel of 0 = niet gebruikte protocolinvoer slang/aanbrengkop 1 2 = pomp of slang/aanbrengkop 2 1 = RTD (onderbroken of kortgesloten) 3 = slang 3 of aanbrengkop 3 2 = te lage temperatuur van een -F component 4 = slang 4 of aanbrengkop 4 3 = oververhitting van een component 5 = slang 5 of aanbrengkop 5 4 = processorfout of uitval van de 6 = slang 6 of aanbrengkop 6 elektriciteit Subcode voor fouttype F4: door Nordson toegewezen

80 4-12 Gebruik Foutprotocol voorbeelden Voorbeeld 1: Voorbeeld 2: Ongebruikte protocolinvoer. Als het lampje in de verwarmingsstempeltoets brandt betekent deze protocolinvoer dat de temperatuur van het verwarmingsstempel te laag is. Als het lampje in de slangtoets brandt betekent deze protocolinvoer dat de temperatuur van slang 1 te laag is. Om het aantal verwarmingsuren sinds de laatste fout te laten aangeven, de beide bladertoetsen van het rechterdisplay gelijktijdig indrukken. De uren verschijnen op het rechterdisplay. Als een foutprotocol 2 minuten geopend blijft zonder dat een toets wordt ingedrukt dan keert de installatie terug naar het normaalbedrijf. Als een F1-fout ontstaat, terwijl een combinatie slang/aanbrengkop van de installatie werd gescheiden, dan ontstaan er twee keer een invoer in het foutprotocol. De eerste invoer heeft betrekking op de aanbrengkop, de tweede op de slang.

81 Gebruik 4-13 Onderhoudsinterval bewaken De installatie kan zodanig worden geconfigureerd dat het servicelampje aan de linkerkant van het bedieningspaneel na het verstrijken van een door de gebruiker ingestelde tijd gaat branden. Het servicelampje kan worden gebruikt om een door de gebruiker vastgelegd benodigd onderhoud te signaleren. Na het afronden van het onderhoud moet het servicelampje worden gereset. Servicelampje resetten Servicelampje (geel) Druk op de correctietoets voor het uitschakelen van het servicelampje en het resetten van het onderhoudsinterval. Correctietoets De instelling af fabriek voor het onderhoudsinterval bedraagt 500 uur. Appendix B, Parameter 5

82 4-14 Gebruik Temperatuur van de componenten instellen Stel de gewenste temperatuur van de verwarmde componenten als volgt in: Globaal verwarmingsstempel en alle slangen en aanbrengkoppen op dezelfde gewenste temperatuur instellen. Globaal via componentgroepen alle slangen resp. aanbrengkoppen worden op dezelfde gewenste temperatuur ingesteld. Enkelvoudige componenten de gewenste temperatuur van verwarmingsstempel en elke slang/aanbrengkop worden individueel ingesteld. Zorg ervoor, voorafgaand aan het instellen van de gewenste temperaturen, dat elk paar slang/aanbrengkop aan de juiste aansluitbus is aangesloten. Als voorbeeld moet het paar slang/aanbrengkop 1 op aansluitbus 1 zijn aangesloten. Zie voor informatie met betrekking tot slang/aanbrengkopposities onder Verwarmde componenten eerder in dit hoofdstuk. Aanbevolen temperaturen Voor de temperatuurinstelling is de door de materiaalproducent voorgeschreven verwerkingstemperatuur maatgevend. De maximum bedrijfstemperatuur van de hier beschreven installatie en verwarmde systeemcomponenten mag niet worden overschreden. LET OP: Nordson geeft geen garantie in het geval van en is niet aansprakelijk voor schade, die door een verkeerd instellen van de temperatuur is ontstaan. Verwarmingsstempel Te lage temperatuur (waarschuwing) Te lage temperatuur (fout) Oververhittingstemperatuur (waarschuwing) Oververhittingstemperatuur (fout) Aanbrengkop (randapparatuur) Slang (randapparatuur) Voorgeschreven verwerkingstemperatuur (bij een materiaalafname < 50 g/min: tot 10 C onder de voorgeschreven verwerkingstemperatuur) 10 C onder de ingestelde verwerkingstemperatuur 15 C onder de ingestelde verwerkingstemperatuur 10 C boven de ingestelde verwerkingstemperatuur 15 C boven de ingestelde verwerkingstemperatuur Voorgeschreven verwerkingstemperatuur Voorgeschreven verwerkingstemperatuur

83 Gebruik 4-15 Gewenste temperaturen door middel van de Globale methode instellen 1. Houd de toets verwarmingsstempel drie seconden lang ingedrukt. Op het linkerdisplay knippert de 1. Verwarmingsstempeltoets 2. Blader op het linkerdisplay naar 0 (knippert). Het rechterdisplay toont streepjes (----) en de lampjes van alle componenttoetsen worden groen. 3. Druk op de invoertoets. Het rechterdisplay knippert. Linker display en bladertoets 4. Voer de door de producent van het materiaal aanbevolen verwerkingstemperatuur via het keypad in. Zie voor de optimale verwerkingstemperatuur het gegevensblad van de materiaalproducent. Invoertoets OPMERKING: als bij het invoeren via het keypad resp. de bladertoetsen op het rechterdisplay geen verandering optreedt, is de installatie met een wachtwoord beveiligd. Voer voor het wijzigen van de gewenste temperaturen een geldig wachtwoord in. Zie Wachtwoord invoeren in dit hoofdstuk. 5. Druk op de toets verwarmingsstempel. Bedrijfsklaarcontrolelampje Alle componenten beginnen te verwarmen resp. af te koelen tot op de nieuwe globaal gewenste temperatuur. Nadat alle componenten hun gewenste temperatuur hebben bereikt, gaat het bedrijfsklaarcontrolelampje branden (groen).

84 4-16 Gebruik Gewenste temperatuur door middel van Globaal-via-componentgroepen instellen 1. Houd de toets slang resp. aanbrengkop drie seconden lang ingedrukt. Links wordt het cijfer van de eerste slang of aanbrengkop aangegeven. Rechts wordt de op dit moment gewenste temperatuur van de slang resp. aanbrengkop aangegeven. 2. Blader op het linkerdisplay naar 0. Toetsen verwarmingsstempel, slang en aanbrengkop Rechts worden streepjes aangegeven ( ). 3. Druk op de invoertoets. Het rechterdisplay knippert. 4. Voer de door de producent van het materiaal aanbevolen verwerkingstemperatuur via het keypad in. Zie voor de optimale verwerkingstemperatuur het gegevensblad van de materiaalproducent. OPMERKING: als bij het invoeren via het keypad resp. de bladertoetsen op het rechterdisplay geen verandering optreedt, is de installatie met een wachtwoord beveiligd. Voer voor het wijzigen van de gewenste temperaturen een geldig wachtwoord in. Zie Wachtwoord invoeren in dit hoofdstuk. 5. Druk op de invoertoets. De slangen resp. aanbrengkoppen beginnen te verwarmen resp. af te koelen tot op de nieuwe gewenste temperatuur.

85 Gebruik 4-17 Gewenste temperatuur van één enkele component instellen 1. Houd de verwarmingsstempeltoets, de slangtoets resp. de aanbrengkoptoets drie seconden lang ingedrukt. Als de verwarmingsstempeltoets werd ingedrukt, knippert op het linkerdisplay de 1. Als een slang- of aanbrengkoptoets werd ingedrukt knippert links het cijfer van de eerste slang resp. aanbrengkop. Op het rechterdisplay verschijnt de momentaan gewenste temperatuur van de links aangegeven component. 2. Blader op het linkerdisplay verder naar de gewenste component. Op het rechterdisplay verschijnt de momentaan gewenste temperatuur van de op het linkerdisplay gekozen component. 3. Druk op de invoertoets. Het rechterdisplay knippert. 4. Voer de door de producent van het materiaal aanbevolen verwerkingstemperatuur via het keypad in. Zie voor de optimale verwerkingstemperatuur het gegevensblad van de materiaalproducent. OPMERKING: als bij het invoeren via het keypad resp. de bladertoetsen op het rechterdisplay geen verandering optreedt, is de installatie met een wachtwoord beveiligd. Voer voor het wijzigen van de gewenste temperaturen een geldig wachtwoord in. Zie Wachtwoord invoeren in dit hoofdstuk. 5. Voer één van de volgende acties uit: Druk op de invoertoets om de nieuwe gewenste temperatuur in te stellen en om verder te gaan naar de gewenste temperatuur van de volgende component. Daarna de stappen 4 en 5 herhalen. Ga, om de nieuwe gewenste temperatuur in te voeren en terug te keren naar het normaalbedrijf, verder met stap Druk op een willekeurige componenttoets (verwarmingsstempel, slang of aanbrengkop). De gekozen component verwarmt resp. daalt tot op zijn nieuwe gewenste temperatuur.

86 4-18 Gebruik Op het rechterdisplay verschijnen drie seconden lang streepjes (----) en daarna de oorspronkelijke gewenste temperatuur als een geldige temperatuur voor een slang/aanbrengkop werd ingevoerd die niet op de installatie is aangesloten resp. als een gewenste temperatuur werd ingevoerd die buiten het temperatuurbereik ligt. Als het rechterdisplay knippert, kan de gewenste temperatuur op 0 graden worden gezet door de beide bladertoetsen van het rechterdisplay gelijktijdig in te drukken. Wordt de methode Globaal of Globaal-per-componentgroep voor het instellen van de gewenste temperatuur gebruikt en wordt later een slang/aanbrengkop toegevoegd of verwijderd, dan moet de gewenste temperatuur van de betreffende slang of aanbrengkop worden aangepast resp. worden ingesteld. Wordt een slang resp. aanbrengkop verwijderd, dan de gewenste temperatuur van de verwijderde component met de methode Enkelvoudige componenten op nul graden (uit) instellen. Daarmee wordt een F1-fout vermeden. Wordt een slang of aanbrengkop toegevoegd, stel dan de gewenste temperatuur in met de methode Enkelvoudige componenten. Het verwarmingsstempel is af fabriek op een gewenste temperatuur van 175 C (350 F) ingesteld. De gewenste temperaturen van alle andere componenten zijn af fabriek op nul graden (uit) ingesteld. Zijn de temperaturen op graden Celsius ingesteld, dan bedraagt de minimale resp. maximale gewenste temperatuur 40 C resp. 230 C. Zijn de temperaturen op graden Fahrenheit ingesteld, dan bedraagt de minimale resp. maximale gewenste temperatuur 100 F resp. 450 F. Als met de bladertoetsen van het rechterdisplay een gewenste temperatuur wordt ingesteld, dan springt het rechterdisplay automatisch van 0 op 175 resp. 230 C of van 0 op 350 resp. 450 F. Als bij het wijzigen van een gewenste temperatuur een fout is gemaakt, maar nog niet op de invoertoets is gedrukt, druk dan op de correctietoets om het rechterdisplay op de oorspronkelijke temperatuur terug te zetten. Twee minuten na de laatste keer indrukken van een toets keert de installatie vanuit de configuratiemodus (instelbedrijf) terug naar het normaalbedrijf. Een globale gewenste temperatuur van nul graden (Celsius of Fahrenheit) schakelt alle componenten uit. Bij het bladeren door de componentcijfers op het linkerdisplay worden alle componentnummers overgeslagen die aan een niet gebruikte aansluitbus van een slang/aanbrengkop zijn toegewezen. De installatie slaat een lijst met de tien laatste wijzigingen van gewenste temperaturen (en bedrijfsparameters) in een wijzigingsprotocol op. Een wijziging van een gewenste temperatuur is op te slaan door het gelijktijdig indrukken van de 1-toets en de insteltoets. Hoofdstuk 3, Installatie, Wijzigingen in de parameters en gewenste temperaturen controleren Hoofdstuk 3, Installatie, Instellingen opslaan en herstellen

87 Gebruik 4-19 Wachtwoord invoeren Bij en installatie die met een wachtwoord is beveiligd moet voor het invoeren van een gewenste temperatuur of voor het wijzigen van een parameter eerst het wachtwoord worden ingevoerd. Wachtwoord invoeren 1. Druk op de insteltoets. Het linkerdisplay toont parameter 0 (knippert), op het rechterdisplay verschijnt Druk op de invoertoets. Het rechterdisplay begint te knipperen. 3. Voer het wachtwoord via het keypad in. OPMERKING: Het wachtwoord wordt bij het configureren van het systeem ingesteld en geactiveerd/gedeactiveerd. 4. Druk op de invoertoets. Daarna gebeurt het volgende: Bij een correct wachtwoord wordt op het linkerdisplay een 1 aangegeven. Bij een foutief wachtwoord blijft het linkerdisplay op 0 staan, terwijl het rechterdisplay kort drie streepjes (----) aangeeft en daarna terugkeert op Voer het wachtwoord bij een foutieve invoer opnieuw in en druk aansluitend op de invoertoets. 2 Minuten na de laatste keer indrukken van een toets (een willekeurige toets) keert de installatie automatisch terug naar de met een wachtwoord beveiligde bedrijfsmodus. Druk tweemaal op de insteltoets om de installatie voor het verstrijken van de 2 minuten terug te brengen in de met een wachtwoord beveiligde bedrijfsmodus. Het wachtwoord wordt bij het configureren van het systeem ingesteld en geactiveerd/gedeactiveerd. Installatie configureren in hoofdstuk 3, Installatie

88 4-20 Gebruik Functietoetsen Op het bedieningspaneel staan de volgende toetsen voor standaard resp. speciale functies ter beschikking: Standaard functietoetsen Verwarming Pomp Configureren (instelbedrijf) Speciale functietoetsen Weekschakelklok Stand-by LET OP: het per ongeluk activeren van functietoetsen kan een ongewenste uitwerking op de installatie resp. het productieproces tot gevolg hebben. De functietoetsen behoren uitsluitend te worden gebruikt door personen die vertrouwd zijn met het configureren van de installatie en met de integratie ervan in het productieproces. Het niet volgens de voorschriften gebruiken van de functietoetsen kan storing in het procesverloop of verwondingen tot gevolg hebben. Verwarmingstoets Verwarmingstoets Met de verwarmingstoets kunnen de verwarming van de componenten handmatig worden in- en uitgeschakeld. Door het indrukken van de verwarmingstoets wordt de besturing van de verwarming door de weekschakelklok of door een externe ingang overruled. Het lampje in de verwarmingstoets brandt als de verwarmingen zijn ingeschakeld. Bij het optreden van een fout (zie Storingsbewaking in dit hoofdstuk) schakelen de verwarmingen automatisch uit. De verwarmingstoets dient ervoor om, na het opheffen van een storing, de verwarmingen weer in te schakelen.

89 Gebruik 4-21 Pomptoets Pomptoets 1 Druk om de pomp vrij te geven, te starten of te stoppen de pomptoets (1). Het lampje in de pomptoets is geel als de pomp is vrijgegeven (loopt nog niet) en groen als de pomp loopt. In- resp. uitschakelen van de pomp heeft geen invloed op de besturing van de verwarming. De pomptoets dient ervoor, om als de installatie bedrijfsklaar is, de pomp in te schakelen als het automatisch inschakelen van de pomp (parameter 8) is gedeactiveerd. Als een van de ingangen van de besturingsoptie vrijgave / geen vrijgave is geconfigureerd (optie 3 of optie 11), dan start de pomp niet voordat de pomp is vrijgegeven en de correcte spanning op de ingangscontacten staat. Als de pomp is vrijgegeven maar er geen spanning op de ingang staat knippert het groene pompcontrolelampje. OPMERKING: de toets voor pomp 2 heeft geen functie. Configuratietoets Insteltoets De configuratietoets dient ervoor om de installatie in de configuratiemodus te brengen resp. om de configuratiemodus te verlaten. In configuratiemodus (instelbedrijf) stopt het automatisch scannen. Linker- en rechterdisplay worden dan gebruikt voor het kiezen, lezen of wijzigen van bedrijfsparameters.

90 4-22 Gebruik Toets Weekschakelklok De toets Weekschakelklok dient ervoor de functies van de weekschakelklok in en uit te schakelen. De temperaturen van alle verwarmde componenten worden bij een ingeschakelde klok, op basis van een door de gebruiker vastgelegd programma, automatisch geregeld. Toets Weekschakelklok Dagelijkse werktijden en vrije dagen zijn met vier programma s door middel van de klok in te stellen. Drie van deze programma s leggen het in- en uitschakelen van de verwarmingen vast resp. wanneer de installatie op stand-by moet gaan of stand-by moet verlaten. Het vierde programma legt de dagen vast waarop de installatie moet zijn uitgeschakeld. Schakelen de verwarmingen volgens het programma van de klok in, dan worden ze op de gewenste temperatuur geregeld. Activeert de klok stand-by, dan dalen de gewenste temperaturen tijdelijk met een van te voren vastgelegde stand-bydelta. Zie voor informatie over het configureren van de weekschakelklok en de stand-bydelta De vatsmeltinstallatie configureren in hoofdstuk 3, Installatie alsook appendix B, Bedrijfsparameters. Wordt de installatie uitgeschakeld terwijl de klok aan is, dan schakelt hij automatisch weer in zodra de installatie opnieuw wordt ingeschakeld. Worden verwarmingen handmatig uitgeschakeld gedurende de tijd waarin het programma van de klok ingeschakelde verwarmingen voorschrijft, dan blijven de verwarmingen zolang uit tot een volgende schakelpunt van het programma van de klok het inschakelen activeert. De klok loopt door tijdens de configuratiemodus resp. tijdens een storing in de installatie. Als bij het indrukken van de kloktoets op het rechterdisplay F4 verschijnt, dan is werking van de klok gestoord. Neem voor het opheffen van de storing contact op met de Nordson-klantenservice.

91 Gebruik 4-23 Stand-bytoets Stand-bytoets De stand-bytoets dient ervoor om de installatie op stand-by te zetten resp. om stand-by te verlaten. Het op stand-by zetten op een moment waarop de installatie geen materiaal verpompt betekent dat er energie wordt bespaard en dat de verwarmde componenten snel weer hun gewenste temperatuur bereiken zodra de installatie opnieuw wordt gebruikt. Als de installatie op stand-by wordt gezet dan worden de temperaturen van alle componenten vanaf hun gewenste temperatuur met een van te voren ingestelde stand-bydelta verlaagd. De installatie blijft op stand-by tot de stand-bytoets wordt ingedrukt of tot één van de bedrijfsparameters de installatie uit stand-by haalt. De stand-bytoets zet de installatie gedurende de door de timer vastgelegde tijd op stand-by, als de installatie voor het gebruik van handmatig starten van stand-bytijdsbesturing (parameter 26) werd geconfigureerd. Na het verstrijken van de handmatig gestarte stand-bytijd begint de installatie weer alle componenten tot op hun toegewezen gewenste temperatuur te verwarmen. Het indrukken van de stand-bytoets overruled de besturing (in of uit) door de weekschakelklok of door een externe ingang. Zie voor informatie over het instellen van de stand-bydelta en de stand-bytijdsbesturing De vatsmeltinstallatie configureren in hoofdstuk 3, Installatie alsook appendix B, Bedrijfsparameters. De installatie is door middel van een veelheid aan parameters te configureren op het automatisch op stand-by gaan. Als stand-by handmatig is geactiveerd, knippert het stand-bycontrolelampje. Appendix B, parameter 25, 26, 30 t/m 33, 57, 62 en 67 Appendix B, Parameter 26

92 4-24 Gebruik Vat plaatsen en wisselen LET OP: plaats enkel ombeschadigde en passende vaten in de installatie, omdat anders de afdichtring van het verwarmingsstempel wordt beschadigd. Houd de grondplaat van de installatie steeds schoon zodat het vat rechtop staat. PAS OP: gevaar voor verbranding! Er kan heet materiaal naar buiten spatten als het verwarmingsstempel uit het vat komt. Er komt heet materiaal uit het ontluchtingsventiel. Draag de juiste beschermende uitrusting! 1. Haal het verwarmingsstempel omhoog (zie de volgende bladzijde). 2. Schakel de keuzeschakelaar Stempel heffen / dalen op 0/Stop. 3. Plaats resp. verwissel het vat. 4. Vet de afdichtring in. Zie Bedrijfshulpmiddelen/Hulpstoffen in het hoofdstuk Onderhoud. 5. Laat het verwarmingsstempel dalen (zie de een na volgende bladzijde). 6. Voer het lege vat in overeenstemming met de geldende voorschriften als afval af.

93 Gebruik 4-25 Verwarmingsstempel heffen OPMERKING: zie ook principe schakelschema s in dit hoofdstuk Afb Bevindt zich het verwarmingstempel in het vat, dan moet het vat worden belucht om het heffen van het stempel te ondersteunen. Beluchten betekent dat er perslucht onder het verwarmingsstempel wordt gedrukt. 1. Zorg ervoor dat de keuzeschakelaar Stempel heffen / dalen (7) op stand 0 staat. 2. Schroef de stang (5) uit de beluchtingsaansluiting (3). 3. Schroef de beluchtingsbuis (6) erin. 4. Open de afsluitkraan Perslucht vat beluchten (8). 5. Zet de keuzeschakelaar Stempel heffen / dalen op Heffen. Als het verwarmingsstempel het vat mee optilt: 6. De hefsnelheid van het verwarmingsstempel verlagen, zie hoofdstuk 3, Installatie. De perslucht in het vat wordt door een drukbegrenzingsventiel op 1 bar (0,1 MPa / 14,5 psi) begrensd.

94 4-26 Gebruik Verwarmingsstempel laten dalen OPMERKING: Zie ook de Principe schakelschema s op de volgende bladzijden. Het vat moet altijd worden ontlucht als het verwarmingsstempel in het vat is gedaald. Door het ontluchten ontwijkt de lucht die zich in het vat onder het verwarmingsstempel bevindt. 1. Zet de keuzeschakelaar Stempel heffen / dalen op Dalen. 2. Plaats de opvangbak (9) voor het ontluchtingsventiel (2). 3. Open het ontluchtingsventiel met de hendel (4). 4. Druk beide toetsen van de tweehandsbediening (2, afb. 2-8) gelijktijdig in (binnen een 0,5 seconde) tot het verwarmingsstempel in het vat zit. De omlaaggaande beweging gaat zelfstandig verder zodra de verwarmingsstempel zich op het materiaal bevindt. Het groene lampje in de keuzeschakelaar Heffen/Dalen gaat branden als de verwarmingsstempel zich op het materiaal bevindt. 5. Sluit het ontluchtingsventiel als het materiaal vrij van lucht naar buiten komt. 6. Voer het materiaal in overeenstemming met de geldende voorschriften af.

95 Gebruik 4-27 Principe schakelschema s Verwarmingsstempel heffen / dalen Benaderingsschakelaar Vat leeg Vat niet leeg Tweehandsbediening Drukschakelaar Keuzeschakelaar dalen Keuzeschakelaar heffen LED Vat leeg Magneetventiel dalen Magneetventiel heffen Afb. 4-2

96 4-28 Gebruik Motorvrijgave Benaderingsschakelaar Vat leeg Vat niet leeg Drukschakelaar Vrijgave motor op de frequentieomvormer Afb. 4-3

97 Gebruik 4-29 Keuzeschakelaar stempel heffen / laten dalen Drukschakelaar Lampje in de keuzeschakelaar stempel heeft contact met de lijm Afb. 4-4

98 4-30 Gebruik Installatie in-/uitschakelen OPMERKING: Voor de eerste keer inschakelen de onder De eerste keer gebruiken staande aanwijzingen lezen en opvolgen en de installatie enkel volgens de aanwijzingen uit De eerste keer gebruiken in gebruik nemen. OPMERKING: Bij gebruik van de weekschakelklok moet de hoofdschakelaar in de stand I/ON (ingeschakeld) staan. Dagelijks inschakelen OPMERKING: Nordson pompen niet zonder materiaal laten lopen. Voor het inschakelen van de motor er voor zorgen dat het vat in de installatie niet leeg is en dat de verwarmingsstempel contact met het materiaal heeft. 1. Zet de hoofdschakelaar op I/ON. 2. Zet de keuzeschakelaar Stempel heffen / dalen op stand Dalen. 3. Wacht tot de installatie bedrijfsklaar is. 4. Schakel de motor in. Dagelijks uitschakelen 1. Zet de hoofdschakelaar in de stand 0/OFF en beveilig hem eventueel met een handslot tegen onbevoegd inschakelen. 2. Zet de keuzeschakelaar Stempel heffen / dalen op stand 0/Stop. 3. Voer het dagelijks onderhoud uit. Noodstop PAS OP: In wat voor noodsituatie dan ook, de installatie direct uitschakelen. 1. Zet de hoofdschakelaar op 0/OFF. 2. Zet de keuzeschakelaar Stempel heffen / dalen op stand 0/Stop. 3. Na het tot stilstand komen en voor het weer inschakelen van de installatie, de storing door een deskundig persoon laten opheffen.

99 Gebruik 4-31 Instelprotocol Productiegegevens: Materiaal: Schoonmaakmiddel: Primair kanaal: Producent Verwerkingstemperatuur Viscositeit Producent Vlampunt (ingesteld af fabriek) Verwerkingstemperaturen (gewenste temperaturen): Verwarmingsstempel Verwarmde slang (randapparatuur) 1) 2) 3) 4) Aanbrengkop (randapparatuur) 1) 2) 3) 4) Montagepistool (randapparatuur) 1) 2) 3) 4) Motor-/Pompentoerentallen: Motor/Pomp Luchtdruk: bar MPa psi Bedrijfsdruk Notities: Naam Datum

100 4-32 Gebruik Instelprotocol - reservekopie Productiegegevens: Materiaal: Schoonmaakmiddel: Primair kanaal: Producent Verwerkingstemperatuur Viscositeit Producent Vlampunt (ingesteld af fabriek) Verwerkingstemperaturen (gewenste temperaturen): Verwarmingsstempel Verwarmde slang (randapparatuur) 1) 2) 3) 4) Aanbrengkop (randapparatuur) 1) 2) 3) 4) Montagepistool (randapparatuur) 1) 2) 3) 4) Motor-/Pompentoerentallen: Motor/Pomp Luchtdruk: bar MPa psi Bedrijfsdruk Notities: Naam Datum

101 Onderhoud 5-1 Hoofdstuk 5 Onderhoud PAS OP: Sta enkel gekwalificeerd personeel toe de volgende taken uit te voeren. Alle veiligheidsvoorschriften uit deze handleiding en uit alle andere relevante documentatie in acht nemen. OPMERKING: Onderhoud is een belangrijke preventieve maatregel ter behoud van de bedrijfszekerheid en ter verlenging van de levensduur. Het mag in geen geval worden verwaarloosd. Gevaar voor verbranding Sommige onderhoudswerkzaamheden kunnen alleen worden uitgevoerd als de installatie op temperatuur is. PAS OP: Heet! Gevaar voor verbranding. Draag een veiligheidsbril en tegen hitte beschermende handschoenen. Drukvrij maken PAS OP: Systeem en materiaal onder druk. Voor het losschroeven van verwarmde slangen, aanbrengkoppen en montagepistolen het systeem drukvrij maken. Negeren kan zware brandwonden tot gevolg hebben. 1. Schakel de motor uit. 2. Plaats een opvangbakken onder de spuitmond(en) van de aanbrengkop / het montagepistool. 3. Stuur het (de) magneetventiel(en) elektrisch aan of bedien ze met de hand; haal bij montagepistolen de trekker over. Deze actie net zolang volhouden tot er geen materiaal meer naar buiten komt. 4. Materiaal hergebruiken of in overeenstemming met de geldende voorschriften als afval afvoeren.

102 5-2 Onderhoud Bij het gebruik van een schoonmaakmiddel er op letten Enkel het door de materiaalproducent aanbevolen schoonmaakmiddel gebruiken. Neem de veiligheidsvoorschriften van het schoonmaakmiddel in acht. Voer het schoonmaakmiddel in overeenstemming met de geldende voorschriften als afval af. Bedrijfshulpmiddelen/Hulpstoffen Lees voor het gebruik het meegeleverde blad met EU-veiligheidsvoorschriften. Benaming Bestelnummer Gebruiksdoeleind Tegen hoge temperaturen bestand vet Blik 10 gr P/N Tube 250 gr P/N Cartouche 400 gr P/N Vet Centoplex H0 P/N kg Temperatuurbestendige lijm Loctite ml P/N Warmtegeleidingspasta 500 g P/N Voor het aanbrengen op o-ringen en schroefdraden OPMERKING: Het vet is niet met andere smeermiddelen te mengen. Voor dat het wordt gebruik moeten geoliede/vettige delen worden schoon gemaakt. Invetten van de afdichtring van het verwarmingsstempel Borgen van schroefverbindingen Voor temperatuuropnemers, ter verbetering van de warmteoverdracht

103 Onderhoud 5-3 Preventief onderhoud De gegeven intervallen zijn enkel algemene, op ervaring gebaseerde waarden. Afhankelijk van de omgevingsvoorwaarden, de productieomstandigheden en de looptijden van de installatie kunnen eventueel andere onderhoudsintervallen noodzakelijk zijn. OPMERKING: koppeling en frequentieomvormer zijn onderhoudsvrij. Deel van de installatie Werkzaamheid Interval Zie Installatie compleet Uitwendig schoonmaken Dagelijks 5-4 Zichtcontrole op uitwendige 5-4 beschadigingen Aansluitkabels Zichtcontrole op beschadigingen Luchtleidingen Zichtcontrole op beschadigingen Smeltplaat Controleren of er zich uitgehard Bij elke wisseling van een vat 5-5 materiaal op de smeltplaat bevindt en eventueel schoonmaken Grondplaat Controleren of de grondplaat door Bij elke wisseling van een vat materiaalresten of ander materiaal vervuild is en eventueel schoonmaken Drukschakelaar Controleren of het groene lampje Bij elke wisseling van een vat in de keuzeschakelaar Heffen/Dalen gaat branden als het verwarmingsstempel zich op het materiaal bevindt. Schakelkastventilatie Ventilatierooster schoonmaken, Bij sterke stofafzetting dagelijks 5-5 filter schoonmaken of vervangen Veiligheidsventiel Zuiger van het veiligheidsventiel Wekelijks 5-6 dwingen te bewegen Pomp Stopbusschroef natrekken Na de eerste ingebruikname 5-6 Controleren op dichtheid, eventueel stopbusschroeven natrekken Bevestigingsschroeven natrekken Afhankelijk van de bedrijfsuren, het pompentoerental en de pompentemperatuur. Aanbevolen: maandelijks Om de 500 bedrijfsuren Motor / aandrijving Ventilatorkap schoonmaken Afhankelijk van de stofafzetting, eventueel dagelijks Smeermiddel vervangen Alle bedrijfsuren resp. 5-7 alle 2 tot 3 jaar Persluchtfilter Condensaat aftappen Wekelijks 5-8 Filterelement schoonmaken Vierkeer per jaar Drukbegrenzingsventiel Condensaatreservoir schoonmaken Bij het schoonmaken van het filterelement Controle van de werking Elk halfjaar 5-9 Schoonmaken Bij het niet naar behoren werken

104 5-4 Onderhoud Uitwendig schoonmaken Het aan de buitenkant schoonmaken voorkomt dat door het gebruik ontstane vervuiling, storingen in de installatie veroorzaakt. LET OP: Bij het schoonmaken de beveiligingsklasse van het apparaat in acht nemen (zie Technische gegevens). LET OP: Waarschuwingsbordjes niet beschadigen of verwijderen. Beschadigde of verwijderde waarschuwingsbordjes moeten door nieuwe worden vervangen. Materiaalresten enkel met een door de materiaalproducent aanbevolen schoonmaakmiddel verwijderen. Eventueel vooraf met een heteluchtblazer verwarmen. Stof, vlokken enz. wegzuigen of met een zachte doek verwijderen. Zichtcontrole op uitwendige beschadigingen PAS OP: Als beschadigde onderdelen de bedrijfszekerheid en/of de veiligheid van personen in gevaar brengen, de installatie uitschakelen en de beschadigde onderdelen door een deskundig persoon laten vervangen. Gebruik enkel originele Nordson-reserveonderdelen. Van materiaalsoort wisselen OPMERKING: voor het wisselen van het materiaal bepalen of het nieuwe materiaal met het oude mag worden gemengd. Mag worden gemengd: resten van het oude materiaal kunnen met het nieuwe materiaal er uit worden gespoeld. Mag niet worden gemengd: met een door de materiaalproducent aanbevolen schoonmaakmiddel grondig spoelen en de smeltplaat schoonmaken (zie Smeltplaat schoonmaken). OPMERKING: voer het oude materiaal in overeenstemming met de gelden voorschriften af.

105 Onderhoud 5-5 Met een schoonmaakmiddel spoelen Smeltplaat schoonmaken Ventilator en luchtfilter Om te spoelen de installatie voorzien van een vat met reinigingsmiddel. Vervolgens reinigingsmiddel verpompen tot er geen materiaalresten meer aanwezig zijn. LET OP: Enkel het door de materiaalproducent aanbevolen schoonmaakmiddel gebruiken. Neem de veiligheidsvoorschriften van het schoonmaakmiddel in acht. Spoel de resten van het schoonmaakmiddel voor het begin aan de productie met nieuw materiaal er uit. OPMERKING: Voer het schoonmaakmiddel in overeenstemming met de geldende voorschriften als afval af. De smeltplaat is standaard voorzien van een antiaanbaklaag. Daardoor kan hij eenvoudig worden schoongemaakt. Normaliter laat afgekoeld materiaal zich van de smeltplaat aftrekken; eventueel vooraf tot op ca. 60 C verwarmen. LET OP: niet met harde resp. metalen gereedschappen schoonmaken. Geen metaaldraadborstel gebruiken! De antiaanbaklaag zou daarmee kunnen worden beschadigd. Enkel zachte hulpmiddelen gebruiken (houten resp. PTFE spatel of een zachte borstel). Het luchtfilter in de ventilator en het luchtfilter voor de luchtuitlaat moeten al naar gelang de stofafzetting worden schoongemaakt (uitgeklopt) of worden vervangen. Filterbestelnummer zie het afzonderlijke document Parts List (Reserveonderdelen). 2 1 Afb Ventilator 2 Luchtfilter, luchtafvoer

106 5-6 Onderhoud Veiligheidsventiel Zuiger geforceerd verplaatsen OPMERKING: het geforceerd bewegen van de zuiger verhindert grotendeels dat er zich lijm vastzet. De installatie met afgesloten slangaansluitingen en op het maximaal motortoerental laten lopen. De motor daarbij meer keren in- en uitschakelen. Pomp Controle op dichtheid De pomp is voorzien van een zelfdichtende pompasafdichting. In niet precies te bepalen perioden kan er materiaal uit de afdichting naar buiten komen. De stopbusschroef moet dan worden nagetrokken. OPMERKING: Als de pompasafdichting moet worden vervangen, raadt Nordson aan de pomp te vervangen en de pomp ter reparatie op te sturen. Enkel geschoolde personen kunnen de pompasafdichting vervangen. Stopbusschroef natrekken OPMERKING: alleen bij een warme installatie natrekken. Stopbusschroef ca. ¼ slag in de draairichting van de pomp natrekken. Is het natrekken niet meer mogelijk, dan moet de pomp worden vervangen. Afb. 5-2 Bevestigingsschroeven natrekken Veroorzaakt door warmtemechanische spanningen (opwarmen/afkoelen) kunnen de bevestigingsschroeven gaan loszitten. OPMERKING: de bevestigingsschroeven enkel als de smelter koud is en alleen met een momentsleutel (25 Nm / 220 lbin) natrekken.

107 Onderhoud 5-7 Motor / aandrijving Smeermiddel vervangen OPMERKING: enkel het aangegeven of een aantoonbaar gelijkwaardig smeermiddel gebruiken. Het gebruik van een ander smeermiddel kan lijden tot voortijdige slijtage en/of schade aan de aandrijving. OPMERKING: smeermiddel in warme toestand aftappen. Voor het vervangen van het smeermiddel de aandrijving losschroeven van de motor. Was het huis met een geschikt schoonmaakmiddel schoon en verwijder restanten van het smeermiddel. OPMERKING: voer het oude smeermiddel in overeenstemming met de geldende voorschriften als afval af. Interval smeermiddelvervanging Bedrijfstemperatuur < 100 C / 212 F: na bedrijfsuren, maar minstens elke 2 tot 3 jaar. Vulhoeveelheid De hoeveelheid smeermiddel wordt op het capaciteitsplaatje aangegeven. Er moet op worden gelet dat de bovenliggende tandwielen en glijlagers zeker worden gesmeerd. OPMERKING: In geen geval verschillende smeermiddelen met elkaar vermengen. Smeermiddelkeuze Smeermiddelproducent Minerale olie CLP 220 AGIP Blasia 220 ARAL Degol BMB 220 of Degol BG 220 BP Energol GR-XP 220 DEA Falcon CLP 220 ESSO Spartan EP 220 of GP 90 KLÜBER Klüberoil GEM OPTIMOL Optigear 220 SHELL Omala Oil 220 TEXACO Geartex EP-A SAE 85 W-90

108 5-8 Onderhoud Persluchtfilter Het persluchtfilter ontwatert en reinigt de perslucht. Condensaat aftappen Het condensaat aftappen voordat een vulhoogte van ca. 10 mm onder de filterschotel is bereikt. Daartoe het condensaataftapventiel (7) openen. 10 mm 7 Filterelement schoonmaken Het filterelement (5) onder normale omstandigheden na ca. 3 maanden schoonmaken, echter eerder als de uitgangsdruk van het persluchtfilter afneemt. 1. Sluit de persluchttoevoer af en laat de restdruk door het openen van het condensaataftapventiel (7) af. 2. Schroef het condensaatreservoir (6) los. 3. Schroef het filterelement (5) door linksom draaien los. 4. Was het filterelement (5) met een geschikt schoonmaakmiddel. Aansluiten van binnen naar buiten uitblazen. Het condensaatreservoir (6) mag niet met het schoonmaakmiddel in aanraking komen! 5. Maak het condensaatreservoir (6) eventueel schoon, enkel met water! 6. Zet het persluchtfilter weer in elkaar. 6 7

109 Onderhoud 5-9 Drukbegrenzingsventiel De af fabriek ingestelde en verzegelde drukbegrenzingsventielen voorkomen dat gekoppelde pneumatische componenten onder een ontoelaatbare hoge druk worden gezet. Bij het overschrijden van de af fabriek ingestelde druk wordt de perslucht hoorbaar afgeblazen. Controleren van de werking Het functioneren van de drukbegrenzingsventielen moet ca. elk half jaar worden gecontroleerd. Bij het niet onberispelijk functioneren moet het drukbegrenzingsventiel in eerste instantie worden schoongemaakt. Functioneert het daarna nog niet, dan moet het worden vervangen. OPMERKING: een niet functionerend drukbegrenzingsventiel mag enkel door een origineel reserveonderdeel worden vervangen. Reparaties aan een drukbegrenzingsventiel mogen enkel door de fabrikant worden uitgevoerd! Drukbegrenzingsventiel voor de vatbeluchting Als de gebruiker een manometer met een 1/4 aansluiting ter beschikking heeft: 1. Verlaag de perslucht op de drukregelaar (1) tot op 0 bar. 2. Maak de aansluiting (2) van de buis (3) zover los dat hij naar voren is te draaien. 3. Vervang de buis door de manometer (4). 4. Verhoog op de drukregelaar de perslucht tot meer dan 1 bar en observeer of het drukbegrenzingsventiel (achter afdekplaat (5)) open gaat Afb. 5-3

110 5-10 Onderhoud 1 2 Drukbegrenzingsventiel voor de vatbeluchting (vervolg) Als de gebruiker geen manometer met een 1/4 aansluiting ter beschikking heeft: 1. Verlaag de perslucht op de drukregelaar (1) tot op 0 bar. 2. Schroef de afdekplaat (2) los Drukbegrenzingsventiel (3) demonteren. 4. Controleer de werking van het drukbegrenzingsventiel buiten de installatie in het persluchtnet van de gebruiker. Drukbegrenzingsventiel op de persluchtaansluiting Verhoog op de persluchtaansluiting (2) de persluchtdruk tot meer dan 7,5 bar en observeer of het drukbegrenzingsventiel (1) open gaat. 1 2

DuraDrum vatsmeltinstallaties DK200

DuraDrum vatsmeltinstallaties DK200 DuraDrum vatsmeltinstallaties Handleiding Dutch Uitgave 11/07 NORDSON ENGINEERING GMBH LÜNEBURG GERMANY Opmerking Deze handleiding is voor de gehele serie geldig. Bestelnummer P/N = Bestelnummer van het

Nadere informatie

Smeltlijmaanbrengapparaat MC 4

Smeltlijmaanbrengapparaat MC 4 Smeltlijmaanbrengapparaat MC 4 Handleiding Dutch NORDSON ENGINEERING GMBH LÜNEBURG GERMANY Opmerking Deze handleiding is voor de gehele serie geldig. Bestelnummer P/N = Bestelnummer van het Nordson artikel

Nadere informatie

Drukopnemer Type W. Handleiding P/N G Dutch. Uitgave 07/10 NORDSON ENGINEERING GMBH LÜNEBURG GERMANY

Drukopnemer Type W. Handleiding P/N G Dutch. Uitgave 07/10 NORDSON ENGINEERING GMBH LÜNEBURG GERMANY Drukopnemer Type W Handleiding P/N 7156672G Dutch Uitgave 07/10 NORDSON ENGINEERING GMBH LÜNEBURG GERMANY Opmerking Deze document betreft de producten met de volgende P/N: 7116901 7117715 7117716 7138423

Nadere informatie

Besturing Change-Over II voor vatsmeltinstallaties BM 20/BM 200

Besturing Change-Over II voor vatsmeltinstallaties BM 20/BM 200 Besturing Change-Over II voor vatsmeltinstallaties BM 20/BM 200 Handleiding P/N 397 910 A Dutch Uitgave 11/03 NORDSON ENGINEERING GMBH LÜNEBURG GERMANY OPMERKING Deze handleiding betreft de producten met

Nadere informatie

Bravura lijmsmelters

Bravura lijmsmelters Bravura lijmsmelters Handleiding Dutch Uitgave 0/07 NORDSON CORPORATION DULUTH, GEORGIA USA www.nordson.com Nordson Corporation waardeert vragen om informatie, commentaar en inlichtingen t.a.v. van zijn

Nadere informatie

Vatsmeltinstallaties DuraPail DP020 (Generation II) DuraDrum DD200 (Generation II)

Vatsmeltinstallaties DuraPail DP020 (Generation II) DuraDrum DD200 (Generation II) Vatsmeltinstallaties DuraPail DP020 (Generation II) DuraDrum DD200 (Generation II) Handleiding - Dutch - Uitgave 12/14 NORDSON ENGINEERING GMBH LÜNEBURG GERMANY Opmerking Deze documentatie is geldig voor

Nadere informatie

DuraBlue Lijmsmelters

DuraBlue Lijmsmelters DuraBlue Lijmsmelters Modellen D4L, D10L en D16L Handleiding P/N 397 779 B Dutch Uitgave 07/03 NORDSON CORPORATION DULUTH, GEORGIA USA www.nordson.com Bestelnummer P/N = Bestelnummer van het Nordson artikel

Nadere informatie

DuraBlue Lijmsmelters

DuraBlue Lijmsmelters DuraBlue Lijmsmelters Modellen D10 en D16 Handleiding P/N 397 778 B Dutch Uitgave 07/03 NORDSON CORPORATION DULUTH, GEORGIA USA www.nordson.com Bestelnummer P/N = Bestelnummer van het Nordson artikel Opmerking

Nadere informatie

HMS Serie aanbrengkoppen

HMS Serie aanbrengkoppen HMS Serie aanbrengkoppen Gebruikershandleiding Dutch Uitgave 9/05 NORDSON CORPORATION DAWSONVILLE, GEORGIA USA www.nordson.com Nordson Corporation waardeert vragen om informatie, commentaar en inlichtingen

Nadere informatie

AltaBlue TT lijmsmelters

AltaBlue TT lijmsmelters AltaBlue TT lijmsmelters Modellen A4, A10 en A16 Handleiding Dutch Uitgave 08/07 NORDSON CORPORATION DAWSONVILLE, GEORGIA USA www.nordson.com Nordson Corporation waardeert vragen om informatie, commentaar

Nadere informatie

Verwarmde slangen TC...

Verwarmde slangen TC... Verwarmde slangen Handleiding - Dutch - NORDSON ENGINEERING GMBH LÜNEBURG GERMANY Opmerking Deze handleiding is voor de gehele serie geldig. Bestelnummer P/N = Bestelnummer van het Nordson artikel Opmerking

Nadere informatie

Smeltlijmapplicatoren TrueCoat

Smeltlijmapplicatoren TrueCoat Smeltlijmapplicatoren Handleiding - Dutch - Uitgave 07/13 NORDSON ENGINEERING GMBH LÜNEBURG GERMANY Opmerking Deze documentatie geldt voor de gehele serie. Bestelnummer P/N = bestelnummer van het Nordson

Nadere informatie

VersaBlue lijmsmelters VBN met Siemens besturing

VersaBlue lijmsmelters VBN met Siemens besturing VersaBlue lijmsmelters VBN met Siemens besturing Handleiding Dutch Uitgave 12/07 NORDSON ENGINEERING GMBH LÜNEBURG GERMANY Opmerking Deze document is voor de gehele serie geldig. Bestelnummer P/N = Bestelnummer

Nadere informatie

Change-Over besturing voor vatsmeltinstallaties van de types BM 20/BM 200

Change-Over besturing voor vatsmeltinstallaties van de types BM 20/BM 200 besturing voor vatsmeltinstallaties van de types BM 20/BM 200 Handleiding P/N 458 454 C Dutch NORDSON ENGINEERING GMBH LÜNEBURG GERMANY OPMERKING Deze handleiding betreft de producten met de volgende P/N:

Nadere informatie

Verwarmde slangen. Handleiding -- Dutch -- Uitgave 03/09 W. PUFFE HOTMELT TECHNOLOGY D BUCHHOLZ-MENDT D GERMANY

Verwarmde slangen. Handleiding -- Dutch -- Uitgave 03/09 W. PUFFE HOTMELT TECHNOLOGY D BUCHHOLZ-MENDT D GERMANY Handleiding -- Dutch -- Uitgave 03/09 W. PUFFE HOTMELT TECHNOLOGY D BUCHHOLZ-MENDT D GERMANY Opmerking Deze document is voor de gehele serie geldig. Bestelnummer Opmerking Dit is een door auteursrechten

Nadere informatie

TruFlow Flow Detection System

TruFlow Flow Detection System Flow Detection System Voorlopige handleiding - Dutch - Uitgave 07/14 NORDSON ENGINEERING GMBH LÜNEBURG GERMANY Opmerking Deze documentatie heeft betrekking op de producten met de volgende P/N's: 7173009

Nadere informatie

Lijmaanbrengkop LA 820 / LA 820 RC

Lijmaanbrengkop LA 820 / LA 820 RC Lijmaanbrengkop Handleiding Dutch NORDSON BENELUX MAASTRICHT THE NETHERLANDS Bestelnummer P/N = Bestelnummer van het Nordson artikel Opmerking Dit is een door auteursrechten beschermde publicatie van Nordson.

Nadere informatie

LB 140 Lijmdrukvat. Handleiding P/N D Dutch NORDSON BENELUX MAASTRICHT THE NETHERLANDS

LB 140 Lijmdrukvat. Handleiding P/N D Dutch NORDSON BENELUX MAASTRICHT THE NETHERLANDS Lijmdrukvat Handleiding Dutch NORDSON BENELUX MAASTRICHT THE NETHERLANDS Bestelnummer P/N = Bestelnummer van het Nordson artikel Opmerking Dit is een door auteursrechten beschermde publikatie van Nordson.

Nadere informatie

DuraBlue Lijmsmelters Model DK25, DK25H, DK50, DK100

DuraBlue Lijmsmelters Model DK25, DK25H, DK50, DK100 DuraBlue Lijmsmelters Model DK25, DK25H, DK50, DK100 Handleiding Dutch Uitgave 01/09 NORDSON ENGINEERING GMBH LÜNEBURG GERMANY 8063430 8063436 8063442 8063431 8063437 8063443 8063432 8063438 8063444 8063433

Nadere informatie

Vatsmeltinstallaties BM 20 met plunjerpomp voor 20 liter vaten

Vatsmeltinstallaties BM 20 met plunjerpomp voor 20 liter vaten Vatsmeltinstallaties BM 20 met plunjerpomp voor 20 liter vaten Handleiding P/N 458 499 E - Dutch - NORDSON ENGINEERING GMBH LÜNEBURG GERMANY Opmerking Deze handleiding is voor de gehele serie geldig. Bestelnummer

Nadere informatie

Drukregelaar voor constante druk LA 330-II

Drukregelaar voor constante druk LA 330-II Drukregelaar voor constante druk LA 330-II Handleiding 756805C Dutch Uitgave 0/07 NORDSON ENGINEERING GMBH LÜNEBURG GERMANY Opmerking Deze document betreft de producten met de volgende P/N: 703650 736902

Nadere informatie

VersaBlue Lijmsmeltapparaat van het type N zonder IPC

VersaBlue Lijmsmeltapparaat van het type N zonder IPC VersaBlue Lijmsmeltapparaat van het type N zonder IPC Handleiding Dutch Uitgave 04/09 NORDSON ENGINEERING GMBH LÜNEBURG GERMANY Opmerking Deze document betreft de producten met de volgende P/N: 7132356

Nadere informatie

Vatsmeltinstallatie BM 20 met Tandwiel /Gerotorpomp - EASY Pneumatiek -

Vatsmeltinstallatie BM 20 met Tandwiel /Gerotorpomp - EASY Pneumatiek - Vatsmeltinstallatie BM 20 met Tandwiel /Gerotorpomp - EASY Pneumatiek - Handleiding - Dutch - Uitgave 05/06 NORDSON ENGINEERING GMBH LÜNEBURG GERMANY Opmerking Deze handleiding is vanaf ca. Maart 2003

Nadere informatie

Serie H-200 pistolen. Gebruikershandleiding P/N K Dutch. Uitgave 8/05. NORDSON CORPORATION DULUTH, GEORGIA USA

Serie H-200 pistolen. Gebruikershandleiding P/N K Dutch. Uitgave 8/05. NORDSON CORPORATION DULUTH, GEORGIA USA Serie H-200 pistolen Gebruikershandleiding Dutch Uitgave 8/05 NORDSON CORPORATION DULUTH, GEORGIA USA www.nordson.com Zie voor een CE-verklaring het handboek van de smelter. Nordson Corporation waardeert

Nadere informatie

Verrijdbaar Platform Voor Poeder Cabines (RO/RO)

Verrijdbaar Platform Voor Poeder Cabines (RO/RO) Verrijdbaar Platform Voor Poeder Cabines () Handleiding P/N 213 683 C Dutch Bewaar als naslagwerk NORDSON (UK) LTD. STOCKPORT Opmerking Dit is een door auteursrechten beschermde publicatie van Nordson.

Nadere informatie

Schakelkast VBCM. Handleiding P/N 7119277D Dutch. Uitgave 12/06 NORDSON ENGINEERING GMBH LÜNEBURG GERMANY

Schakelkast VBCM. Handleiding P/N 7119277D Dutch. Uitgave 12/06 NORDSON ENGINEERING GMBH LÜNEBURG GERMANY Schakelkast Handleiding Dutch Uitgave 12/06 NORDSON ENGINEERING GMBH LÜNEBURG GERMANY Opmerking Deze document is voor de gehele serie geldig. Bestelnummer P/N = Bestelnummer van het Nordson artikel Opmerking

Nadere informatie

ProBlue Lijmsmelter Model P15, P30 en P50

ProBlue Lijmsmelter Model P15, P30 en P50 ProBlue Lijmsmelter Model P15, P30 en P50 Handleiding -- Dutch -- Uitgave 08/05 NORDSON CORPORATION DULUTH, GEORGIA USA www.nordson.com This equipment is regulated by the European Union under WEEE Directive

Nadere informatie

Smeltlijmaanbrengkoppen SPEED-COAT

Smeltlijmaanbrengkoppen SPEED-COAT Smeltlijmaanbrengkoppen Handleiding Dutch Uitgave 05/06 NORDSON ENGINEERING GMBH LÜNEBURG GERMANY Bestelnummer P/N = Bestelnummer van het Nordson artikel Opmerking Dit is een door auteursrechten beschermde

Nadere informatie

E400B Reviseerbare elektrische applicator voor smeltlijm

E400B Reviseerbare elektrische applicator voor smeltlijm E400B Reviseerbare elektrische applicator voor smeltlijm Gebruikershandleiding - Dutch - Vertaling van het originele document Uitgegeven 5/15 Dit document bevat belangrijke veiligheidsinformatie. Lees

Nadere informatie

LogiComm pistoolbesturing

LogiComm pistoolbesturing LogiComm pistoolbesturing Handleiding Dutch Uitgave 06/08 NORDSON CORPORATION DULUTH, GEORGIA USA www.nordson.com Nordson Corporation waardeert vragen om informatie, commentaar en inlichtingen t.a.v. van

Nadere informatie

Vatsmeltinstallatie BM 20 met Tandwiel-/Gerotorpomp EASY-Pneumatiek

Vatsmeltinstallatie BM 20 met Tandwiel-/Gerotorpomp EASY-Pneumatiek Vatsmeltinstallatie BM 20 met Tandwiel-/Gerotorpomp EASY-Pneumatiek Handleiding Dutch Uitgave 05/06 NORDSON ENGINEERING GMBH LÜNEBURG GERMANY Opmerking Deze handleiding is vanaf ca. Maart 2003 voor de

Nadere informatie

Drukregeling voor vatsmeltinstallaties van het type BM 20 / BM 200

Drukregeling voor vatsmeltinstallaties van het type BM 20 / BM 200 Drukregeling voor vatsmeltinstallaties van het type BM 20 / BM 200 Handleiding P/N 458 455 A Dutch NORDSON ENGINEERING GMBH LÜNEBURG GERMANY OPMERKING Deze handleiding betreft de producten met de volgende

Nadere informatie

Smeltlijmapplicators Control Coat CC

Smeltlijmapplicators Control Coat CC Smeltlijmapplicators Control Coat CC Handleiding - Dutch - Uitgave 10/12 NORDSON ENGINEERING GMBH LÜNEBURG GERMANY Bestelnummer P/N = Bestelnummer van het Nordson artikel Opmerking Dit is een door auteursrechten

Nadere informatie

DuraBlue Lijmsmelters Model D25, D25H, D50, D100

DuraBlue Lijmsmelters Model D25, D25H, D50, D100 Lijmsmelters Model D25, D25H, D50, D100 Handleiding Dutch Uitgave 03/11 NORDSON ENGINEERING GMBH LÜNEBURG GERMANY Bestelnummer P/N = Bestelnummer van het Nordson artikel Opmerking Dit is een door auteursrechten

Nadere informatie

AltaBlue TT lijmsmelters Modellen A4, A10 en A16

AltaBlue TT lijmsmelters Modellen A4, A10 en A16 AltaBlue TT lijmsmelters Modellen A4, A10 en A16 Gebruikershandboek Dutch Uitgegeven 12/09 Dit document bevat belangrijke veiligheidsinformatie. Lees en volg alle veiligheidsinformatie in dit document

Nadere informatie

HD 100 Smeltlijmsensor

HD 100 Smeltlijmsensor HD 100 Smeltlijmsensor Gebruikershandleiding - Dutch - Uitgegeven 8/13 Dit document bevat belangrijke veiligheidsinformatie. Lees en volg alle veiligheidsinformatie in dit document en in alle bijbehorende

Nadere informatie

Poeder Centrum Zeef MK II

Poeder Centrum Zeef MK II MK II Handleiding P/N 213 349 C Dutch Bewaar als naslagwerk NORDSON (UK) LTD. STOCKPORT Bestelnummer P/N = Bestelnummer van het Nordson artikel Opmerking Dit is een door auteursrechten beschermde publicatie

Nadere informatie

LA 600PE product-uitwerpsysteem

LA 600PE product-uitwerpsysteem product-uitwerpsysteem Handleiding P/N 213 816 A Dutch Uitgave 04/02 NORDSON BENELUX MAASTRICHT THE NETHERLANDS Bestelnummer P/N = Bestelnummer van het Nordson artikel Opmerking Dit is een door auteursrechten

Nadere informatie

Freedom Smeltlijmsysteem

Freedom Smeltlijmsysteem Freedom Smeltlijmsysteem Softwareversie 2.672 Gebruikershandleiding - Dutch - Uitgegeven 7/13 Dit document bevat belangrijke veiligheidsinformatie. Lees en volg alle veiligheidsinformatie in dit document

Nadere informatie

Schakelkast voor volumedoseerkop GMG - Uitvoering vanaf april

Schakelkast voor volumedoseerkop GMG - Uitvoering vanaf april Schakelkast voor volumedoseerkop GMG - Uitvoering vanaf april 2008 - Handleiding - Dutch - Uitgave 11/01 NORDSON ENGINEERING GMBH LÜNEBURG GERMANY Opmerking Deze document betreft de producten met de volgende

Nadere informatie

Kleurbarcodelezer CBC 5100

Kleurbarcodelezer CBC 5100 Kleurbarcodelezer CBC 5100 Handleiding Dutch NORDSON BENELUX MAASTRICHT THE NETHERLANDS www.nordson.com This equipment is regulated by the European Union under WEEE Directive 2002/96/EC. www.nordson.com

Nadere informatie

Vatsmeltinstallatie BM 20 met Plunjerpomp - EASY Pneumatiek -

Vatsmeltinstallatie BM 20 met Plunjerpomp - EASY Pneumatiek - Vatsmeltinstallatie BM 20 met Plunjerpomp - EASY Pneumatiek - Handleiding - Dutch - Uitgave 05/06 NORDSON ENGINEERING GMBH LÜNEBURG GERMANY Opmerking Deze handleiding is vanaf ca. Maart 2003 voor de gehele

Nadere informatie

LA380 lijmdrukregelaar

LA380 lijmdrukregelaar lijmdrukregelaar Handleiding Dutch Uitgave 11/09 NORDSON BENELUX MAASTRICHT THE NETHERLANDS Bestelnummer P/N = Bestelnummer van het Nordson artikel Opmerking Dit is een door auteursrechten beschermde publicatie

Nadere informatie

Volumedoseerkop GMG. Handleiding P/N J - Dutch - Uitgave 11/10 NORDSON ENGINEERING GMBH LÜNEBURG GERMANY

Volumedoseerkop GMG. Handleiding P/N J - Dutch - Uitgave 11/10 NORDSON ENGINEERING GMBH LÜNEBURG GERMANY Volumedoseerkop Handleiding - Dutch - Uitgave 11/10 NORDSON ENGINEERING GMBH LÜNEBURG GERMANY Opmerking Deze document is voor de gehele serie geldig. Bestelnummer P/N = Bestelnummer van het Nordson artikel

Nadere informatie

Vatsmeltinstallatie BM 200 met Plunjerpomp - EASY Pneumatiek -

Vatsmeltinstallatie BM 200 met Plunjerpomp - EASY Pneumatiek - Vatsmeltinstallatie BM 200 met Plunjerpomp - EASY Pneumatiek - Handleiding - Dutch - Uitgave 05/06 NORDSON ENGINEERING GMBH LÜNEBURG GERMANY Opmerking Deze handleiding is vanaf ca. December 2003 voor de

Nadere informatie

LogiComm besturingssysteem voor productverificatie

LogiComm besturingssysteem voor productverificatie LogiComm besturingssysteem voor productverificatie Handleiding - Dutch - Uitgave 11/11 NORDSON CORPORATION DULUTH, GEORGIA USA Bestelnummer P/N = Bestelnummer van het Nordson artikel Opmerking Dit is een

Nadere informatie

Doseerpompeneenheid GP 200 (Mini)

Doseerpompeneenheid GP 200 (Mini) Doseerpompeneenheid GP 200 (Mini) Handleiding Dutch Uitgave 01/09 NORDSON ENGINEERING GMBH LÜNEBURG GERMANY Opmerking Deze document is voor de gehele serie geldig. Bestelnummer P/N = Bestelnummer van het

Nadere informatie

Vatsmeltinstallatie BM 200 met Tandwielpomp - EASY Pneumatiek -

Vatsmeltinstallatie BM 200 met Tandwielpomp - EASY Pneumatiek - Vatsmeltinstallatie BM 200 met Tandwielpomp - EASY Pneumatiek - Handleiding - Dutch - Uitgave 05/06 NORDSON ENGINEERING GMBH LÜNEBURG GERMANY Opmerking Deze handleiding is vanaf ca. December 2003 voor

Nadere informatie

LogiComm besturingssysteem met combinatieconfiguratie

LogiComm besturingssysteem met combinatieconfiguratie LogiComm besturingssysteem met combinatieconfiguratie Handleiding - Dutch - Uitgave 11/11 NORDSON CORPORATION DULUTH, GEORGIA USA Bestelnummer P/N = Bestelnummer van het Nordson artikel Opmerking Dit is

Nadere informatie

ProBlue Lijmsmelter Model P4, P7 en P10

ProBlue Lijmsmelter Model P4, P7 en P10 ProBlue Lijmsmelter Model P4, P7 en P10 Handleiding P/N 397022_05 - Dutch - Uitgave 9/11 This document contains important safety information Be sure to read and follow all safety information in this document

Nadere informatie

Vatsmeltinstallaties BM 20 met tandwiel /gerotorpomp voor 20 liter vaten

Vatsmeltinstallaties BM 20 met tandwiel /gerotorpomp voor 20 liter vaten Vatsmeltinstallaties BM 20 met tandwiel /gerotorpomp voor 20 liter vaten Handleiding P/N 458 421 D - Dutch - NORDSON ENGINEERING GMBH LÜNEBURG GERMANY Opmerking Deze handleiding is voor de gehele serie

Nadere informatie

Elektro-pneumatische smeltlijmaanbrengkop EP 34 / EP 34 S / EP 34 SD

Elektro-pneumatische smeltlijmaanbrengkop EP 34 / EP 34 S / EP 34 SD Elektro-pneumatische smeltlijmaanbrengkop Handleiding P/N 213 212 A Dutch NORDSON ENGINEERING GMBH LÜNEBURG GERMANY Opmerking Deze handleiding is voor de gehele serie geldig. Opmerking Dit is een door

Nadere informatie

Smeltlijmaanbrengkop

Smeltlijmaanbrengkop Smeltlijmaanbrengkop EP 48-VM Handleiding 7156806C Dutch Uitgave 11/08 NORDSON ENGINEERING GMBH LÜNEBURG GERMANY Opmerking Deze document betreft de producten met de volgende P/N: 7133221 Bestelnummer P/N

Nadere informatie

Vatsmeltinstallaties BM 200 met tandwiel /gerotorpomp voor 200 liter vaten

Vatsmeltinstallaties BM 200 met tandwiel /gerotorpomp voor 200 liter vaten Vatsmeltinstallaties BM 200 met tandwiel /gerotorpomp voor 200 liter vaten Handleiding P/N 213 030 C - Dutch - NORDSON ENGINEERING GMBH LÜNEBURG GERMANY Opmerking Deze handleiding is voor de gehele serie

Nadere informatie

Elektro pneumatische smeltlijmaanbrengkop EP 26 SD

Elektro pneumatische smeltlijmaanbrengkop EP 26 SD Elektro pneumatische smeltlijmaanbrengkop Handleiding P/N 213 466 A - Dutch - NORDSON ENGINEERING GMBH LÜNEBURG GERMANY Opmerking Deze handleiding is voor de gehele serie geldig. Bestelnummer P/N = Bestelnummer

Nadere informatie

Elektro pneumatische smeltlijmaanbrengkop EP 25 / EP 25 S / EP 25 SD

Elektro pneumatische smeltlijmaanbrengkop EP 25 / EP 25 S / EP 25 SD Elektro pneumatische smeltlijmaanbrengkop Handleiding P/N 409 174 A - Dutch - NORDSON ENGINEERING GMBH LÜNEBURG GERMANY OPMERKING Deze handleiding is voor de gehele serie geldig. Bestelnummer P/N = Bestelnummer

Nadere informatie

Twin Cyclonen. Handleiding P/N F - Dutch - NORDSON (UK) LTD. STOCKPORT

Twin Cyclonen. Handleiding P/N F - Dutch - NORDSON (UK) LTD. STOCKPORT Twin Cyclonen Handleiding P/N 213812 F - Dutch - NORDSON (UK) LTD. STOCKPORT Bestelnummer P/N = Bestelnummer voor producten van Nordson - Vertaling van het origineel - Kennisgeving Dit is een publicatie

Nadere informatie

MELTEX Elektro-Pneumatische Smeltlijmaanbrengkop EP 45

MELTEX Elektro-Pneumatische Smeltlijmaanbrengkop EP 45 MELTEX Elektro-Pneumatische Smeltlijmaanbrengkop Handleiding P/N 409 013 B Dutch NORDSON ENGINEERING GMBH LÜNEBURG GERMANY OPMERKING Deze gebruiksaanwijzing is voor de gehele serie geldig. Bestelnummer

Nadere informatie

Professional Supplies EIERKOOKAPPARAAT. Modelnr.: *688.107

Professional Supplies EIERKOOKAPPARAAT. Modelnr.: *688.107 Professional Supplies EIERKOOKAPPARAAT Modelnr.: *688.107 GEBRUIKSAANWIJZING Om volledig gebruik te maken van de mogelijkheden en storingen tot het minimum te beperken raden wij u aan om de gebruiksaanwijzing

Nadere informatie

AltaBlue Lijmsmelters Modellen 15, 30, 50 en 100

AltaBlue Lijmsmelters Modellen 15, 30, 50 en 100 AltaBlue Lijmsmelters Modellen 15, 30, 50 en 100 Gebruikershandleiding - Dutch - Uitgegeven 2/10 Dit document bevat belangrijke veiligheidsinformatie. Lees en volg alle veiligheidsinformatie in dit document

Nadere informatie

VersaBlue en VersaBlue Plus Lijmsmeltapparaten van de serie N Types VB, VC, VD, VE, VW, VX, VY, VZ

VersaBlue en VersaBlue Plus Lijmsmeltapparaten van de serie N Types VB, VC, VD, VE, VW, VX, VY, VZ VersaBlue en VersaBlue Plus Lijmsmeltapparaten van de serie N Types VB, VC, VD, VE, VW, VX, VY, VZ Voorlopige veldtestgebruikshandleiding - Dutch - Uitgave 02/14 NORDSON ENGINEERING GMBH LÜNEBURG GERMANY

Nadere informatie

Nordson MicroMax Cabine

Nordson MicroMax Cabine Nordson MicroMax Cabine Hand poeder cabine Handleiding P/N 213 114 D Dutch Bewaar als naslagwerk NORDSON (UK) LTD. STOCKPORT Bestelnummer P/N = Bestelnummer van het Nordson artikel Opmerking Dit is een

Nadere informatie

Plunjerpomp LA 300. Handleiding P/N _06 - Dutch - Uitgave 09/14 NORDSON BENELUX MAASTRICHT THE NETHERLANDS

Plunjerpomp LA 300. Handleiding P/N _06 - Dutch - Uitgave 09/14 NORDSON BENELUX MAASTRICHT THE NETHERLANDS Plunjerpomp LA 300 Handleiding - Dutch - NORDSON BENELUX MAASTRICHT THE NETHERLANDS Bestelnummer P/N = bestelnummer van het Nordson artikel Opmerking Dit is een auteursrechtelijk beschermde uitgave van

Nadere informatie

Gebruikersveiligheid. Elektrische veiligheid. Phaser 4500-laserprinter

Gebruikersveiligheid. Elektrische veiligheid. Phaser 4500-laserprinter Gebruikersveiligheid De printer en de aanbevolen verbruiksartikelen zijn getest en voldoen aan strikte veiligheidsnormen. Als u de volgende informatie in acht neemt, bent u verzekerd van een ononderbroken

Nadere informatie

Automatisch Prodigy systeem HDLV pomppaneel

Automatisch Prodigy systeem HDLV pomppaneel Automatisch Prodigy systeem HDLV pomppaneel Handleiding P/N 769053A02 Dutch Uitgave 06/0 Dit document kan zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Ga naar http://emanuals.nordson.com/finishing

Nadere informatie

ULA Oorspronkelijke gebruiksaanwijzing...

ULA Oorspronkelijke gebruiksaanwijzing... 5 6 7 4 ULA 14.4-18 3 2 1 Oorspronkelijke gebruiksaanwijzing... 8 NL NEDERLANDS Oorspronkelijke gebruiksaanwijzing 1 Algemene veiligheidsvoorschriften WAARSCHUWING Lees ter vermindering van het risico

Nadere informatie

Lijmaanbrengkop WM 801S / WM 801Q

Lijmaanbrengkop WM 801S / WM 801Q Lijmaanbrengkop Handleiding Dutch NORDSON BENELUX MAASTRICHT THE NETHERLANDS Bestelnummer P/N = Bestelnummer van het Nordson artikel Opmerking Dit is een door auteursrechten beschermde publicatie van Nordson.

Nadere informatie

ProBlue Fulfill geïntegreerd vulsysteem

ProBlue Fulfill geïntegreerd vulsysteem ProBlue Fulfill geïntegreerd vulsysteem Gebruikershandleiding - Dutch - Uitgegeven 5/13 Dit document bevat belangrijke veiligheidsinformatie. Lees en volg alle veiligheidsinformatie in dit document en

Nadere informatie

Handleiding. AirQlean H luchtfiltersysteem voor montage aan het plafond

Handleiding. AirQlean H luchtfiltersysteem voor montage aan het plafond Handleiding AirQlean H luchtfiltersysteem voor montage aan het plafond ... Copyright 2014 QleanAir Scandinavia 2 DEEL 1 Informatie over de veiligheid 1.1. Inleiding Dit hoofdstuk bevat informatie over

Nadere informatie

EPC-15. Handleiding P/N 464 999 A -- Dutch -- NORDSON CORPORATION AMHERST, OHIO USA

EPC-15. Handleiding P/N 464 999 A -- Dutch -- NORDSON CORPORATION AMHERST, OHIO USA EPC-15 Handleiding P/N 464 999 A -- Dutch -- NORDSON CORPORATION AMHERST, OHIO USA This equipment is regulated by the European Union under WEEE Directive 2002/96/EC. www.nordson.com See www.nordson.com

Nadere informatie

Gebruikersveiligheid. Elektrische veiligheid. Phaser 5500-laserprinter

Gebruikersveiligheid. Elektrische veiligheid. Phaser 5500-laserprinter Gebruikersveiligheid De printer en de aanbevolen verbruiksartikelen zijn getest en voldoen aan strikte veiligheidsnormen. Als u de volgende informatie in acht neemt, bent u verzekerd van een ononderbroken

Nadere informatie

Gebruikersveiligheid. Veiligheid bij het gebruik van elektriciteit. Phaser 7750-kleurenlaserprinter

Gebruikersveiligheid. Veiligheid bij het gebruik van elektriciteit. Phaser 7750-kleurenlaserprinter Gebruikersveiligheid De printer en de aanbevolen verbruiksartikelen zijn getest en voldoen aan strikte veiligheidsnormen. Als u de volgende informatie in acht neemt, bent u verzekerd van een ononderbroken

Nadere informatie

MELTEX. Vatsmeltinstallaties DG 22 / DG 25 / DG 26 DG 202 / DG 207 / DG 251. Voorlopige handleiding P/N 412 873 A_1 - Dutch -

MELTEX. Vatsmeltinstallaties DG 22 / DG 25 / DG 26 DG 202 / DG 207 / DG 251. Voorlopige handleiding P/N 412 873 A_1 - Dutch - MELTEX DG 22 / DG 25 / DG 26 DG 202 / DG 207 / DG 251 Voorlopige handleiding P/N 412 873 A_1 - Dutch - NORDSON ENGINEERING GMBH LÜNEBURG GERMANY Opmerking Deze handleiding is voor de gehele serie geldig.

Nadere informatie

GEBRUIKERSKAART P/N B Dutch

GEBRUIKERSKAART P/N B Dutch Nordson Corporation GEBRUIKERSKAART P/N 397 055 B Dutch Ink-Dot Systeem Veiligheidsvoorschriften PAS OP: Sta enkel gekwalificeerd personeel toe de volgende taken uit te voeren. Alle veiligheidsvoorschriften

Nadere informatie

Trolleys voor EP 48-V

Trolleys voor EP 48-V - Vertaling van het origineel - Gebruiksaanwijzingen - Dutch - Veiligheidsvoorschriften Trolleys voor EP 48-V PAS OP: De volgende werkzaamheden enkel door deskundige personen laten uitvoeren. Neem de veiligheidsvoorschriften

Nadere informatie

TECHNISCHE HANDLEIDING

TECHNISCHE HANDLEIDING Pagina 1 van 6 Pagina 2 van 6 INHOUDSOPGAVE 1. OMSCHRIJVING... 3 2. ALGEMENE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES... 3 3. TECHNISCHE GEGEVENS... 3 4. INSTALLATIE EN BEDIENING... 3 5. ONDERHOUD... 5 6. ALGEMENE VOORWAARDEN...

Nadere informatie

Pneumatische Membraanpompen LA 320 en LA 320 M

Pneumatische Membraanpompen LA 320 en LA 320 M Pneumatische Membraanpompen LA 320 en LA 320 M Handleiding Dutch NORDSON ENGINEERING GMBH LÜNEBURG GERMANY Bestelnummer P/N = Bestelnummer van het Nordson artikel Opmerking Dit is een door auteursrechten

Nadere informatie

VERWARMING «RED HOT» Ref 93475

VERWARMING «RED HOT» Ref 93475 VERWARMING «RED HOT» Ref 93475 GEBRUIKSAANWIJZING VOOR DE VERWARMING - NL OVERZICHT 1. ALGEMENE VEILIGHEID 2. ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN 3. GEBRUIK 4. ONDERHOUD 5. TECHNISCHE GEGEVENS LEES, VÓÓR HET GEBRUIK

Nadere informatie

Applicatoren LA 725 / LA 725-S

Applicatoren LA 725 / LA 725-S Applicatoren LA 725 / LA 725-S Handleiding - Dutch - Uitgave 06/14 NORDSON BENELUX MAASTRICHT THE NETHERLANDS Bestelnummer P/N = bestelnummer van het Nordson-artikel Opmerking Dit is een auteursrechtelijk

Nadere informatie

aanvullende gebruikers handleiding AQUA Plus Versie 131010 - 1 -

aanvullende gebruikers handleiding AQUA Plus Versie 131010 - 1 - aanvullende gebruikers handleiding AQUA Plus Versie 131010-1 - AANVULLENDE HANDLEIDING AQUA PLUS Deze handleiding is uitsluitend ter aanvulling van de handleiding van de Altech Eclips (papieren of DVD

Nadere informatie

LP90-vloeistofaanbrengsysteem

LP90-vloeistofaanbrengsysteem LP90-vloeistofaanbrengsysteem Gebruikershandleiding - Dutch - Uitgegeven 6/12 Dit document bevat belangrijke veiligheidsinformatie. Lees en volg alle veiligheidsinformatie in dit document en in alle bijbehorende

Nadere informatie

Modulaire poedertoevoerpompen

Modulaire poedertoevoerpompen Modulaire poedertoevoerpompen Handleiding P/N 213 596 E - Dutch - Uitgave 09/01 NORDSON CORPORATION AMHERST, OHIO USA Bestelnummer P/N = Bestelnummer van het Nordson artikel Opmerking Dit is een door auteursrechten

Nadere informatie

VersaBlue lijmsmelters Type VB C SC-uitvoering

VersaBlue lijmsmelters Type VB C SC-uitvoering VersaBlue lijmsmelters Type VB C SC-uitvoering Handleiding Dutch Uitgave 10/09 NORDSON ENGINEERING GMBH LÜNEBURG GERMANY Bestelnummer P/N = Bestelnummer van het Nordson artikel Opmerking Dit is een door

Nadere informatie

Professional GEBRUIKSAANWIJZING FRITEUSE USER INSTRUCTIONS DEEP FRYER GEBRAUCHSANWEISUNG FRITEUSE MODE D EMPLOI FRITEUSE

Professional GEBRUIKSAANWIJZING FRITEUSE USER INSTRUCTIONS DEEP FRYER GEBRAUCHSANWEISUNG FRITEUSE MODE D EMPLOI FRITEUSE Professional GEBRUIKSAANWIJZING FRITEUSE USER INSTRUCTIONS DEEP FRYER GEBRAUCHSANWEISUNG FRITEUSE MODE D EMPLOI FRITEUSE Alvorens de apparatuur in gebruik te nemen dient u deze gebruiksaanwijzing aandachtig

Nadere informatie

MiniBlue II pneumatische applicators

MiniBlue II pneumatische applicators MiniBlue II pneumatische applicators Gebruikershandleiding - Dutch - Uitgegeven 09/2014 Dit document bevat belangrijke veiligheidsinformatie. Lees en volg alle veiligheidsinformatie in dit document en

Nadere informatie

Heteluchtkanon HP18 / HP 30 / HP 45 RVS BEDRIJFSVOORSCHRIFTEN

Heteluchtkanon HP18 / HP 30 / HP 45 RVS BEDRIJFSVOORSCHRIFTEN Heteluchtkanon HP18 / HP 30 / HP 45 RVS BEDRIJFSVOORSCHRIFTEN 1G:\002 Leverancier\030 Producten\005 Onderhoudsinstructies\TECHNISCHE GEGEVENS EN ONDERDELEN BOEKJES\BEDRIJFSVOORSCHRIFTEN Belangrijk Alvorens

Nadere informatie

Spectrum-poedertoevoercentrum

Spectrum-poedertoevoercentrum Handleiding P/N 397 486 A Dutch Bewaar als naslagwerk NORDSON (UK) LTD. STOCKPORT Bestelnummer P/N = Bestelnummer van het Nordson artikel Opmerking Dit is een door auteursrechten beschermde publicatie

Nadere informatie

GD-500 intelligente sensor

GD-500 intelligente sensor GD-500 intelligente sensor Handleiding Dutch Uitgave 06/09 Dit document bevat belangrijke veiligheidsinformatie. Lees en volg alle veiligheidsinformatie in dit document en in alle bijbehorende documentatie

Nadere informatie

D-LUX. Veiligheid. Onderbreek de stroomtoevoer alvorens dit product te installeren of onderhouden!

D-LUX. Veiligheid. Onderbreek de stroomtoevoer alvorens dit product te installeren of onderhouden! D-LUX Versie: 0307 INHOUDSOPGAVE Pagina 1 Algemene Veiligheids Instructies Pagina 2 Installatie Instructies (deel 1 van 3) Pagina 3 Installatie Instructies (deel 2 van 3) Pagina 4 Installatie Instructies

Nadere informatie

Bestnr Toerentalregelaar voor ventilator

Bestnr Toerentalregelaar voor ventilator Bestnr. 53 73 73 Toerentalregelaar voor ventilator Alle rechten, ook vertalingen, voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een automatische gegevensbestand, of openbaar

Nadere informatie

HANDLEIDING airco diagnose gereedschap A/C Vloeistof Check artikelnummer: 501175 (complete set)

HANDLEIDING airco diagnose gereedschap A/C Vloeistof Check artikelnummer: 501175 (complete set) HANDLEIDING airco diagnose gereedschap A/C Vloeistof Check artikelnummer: 501175 (complete set) 1.0 Voorwoord 1) Deze handleiding richt zich tot de airco monteur, die door opleiding, of door speciale training,

Nadere informatie

EcoAir 60. Gebruiksaanwijzing

EcoAir 60. Gebruiksaanwijzing EcoAir 60 Gebruiksaanwijzing Technische specificaties. Algemeen Netspanning: 230V/50Hz Ampère: 16 Wattage: 3000 Afmeting: 515x975x40mm (BxHxD) Gewicht leeg: 42 kg Pompen Aantal: 2x (douche- en afvalwater)

Nadere informatie

CCS COMBO 2 ADAPTER. Handleiding

CCS COMBO 2 ADAPTER. Handleiding CCS COMBO 2 ADAPTER Handleiding WAARSCHUWINGEN BEWAAR DEZE BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES. Dit document bevat belangrijke instructies en waarschuwingen die bij het gebruik van de CSS Combo 2-adapter

Nadere informatie

* /1 * /1 * x40

* /1 * /1 * x40 Item: *710.020 1/1 *710.021 2/1 *710.022 60x40 1. Inhoud 1. Instructie waarschuwingen... 2 2. Waarschuwingen voor een veilig en juist gebruik... 2 3. Garantie... 2 4. Installatie... 3 4.1 Technische eigenschappen...

Nadere informatie

Inline poederpomp. Beschrijving. Inline poederpomp verwijderen. Instructieblad P/N B. - Dutch -

Inline poederpomp. Beschrijving. Inline poederpomp verwijderen. Instructieblad P/N B. - Dutch - Instructieblad P/N 397 9 B - Dutch - PAS OP: Sta enkel gekwalificeerd personeel toe de volgende taken uit te voeren. Alle veiligheidsvoorschriften uit deze handleiding en uit alle andere relevante documentatie

Nadere informatie

Programmeerbare elektronische tijdschakelklok

Programmeerbare elektronische tijdschakelklok G E B R U I K S A A N W I J Z I N G Bestnr.: 62 24 60 Programmeerbare elektronische tijdschakelklok Omwille van het milieu 100% recyclingpapier Impressum Alle rechten, ook vertalingen, voorbehouden. Niets

Nadere informatie

Afzuigkap Gebruiksaanwijzing

Afzuigkap Gebruiksaanwijzing Afzuigkap Gebruiksaanwijzing Inhoudsopgave 1.Opmerkingen 2.Functies 3..Installatie 4..Opmerkingen over installatie 5..Veiligheidswaarschuwingen 6 Gebruik 7 Onderhoud 1 Opmerkingen 1. Bedankt voor het kiezen

Nadere informatie

VersaBlue lijmsmelters uit de serie N Typen VB, VC, VD, VE, VW, VX, VY, VZ met Siemens besturing

VersaBlue lijmsmelters uit de serie N Typen VB, VC, VD, VE, VW, VX, VY, VZ met Siemens besturing VersaBlue lijmsmelters uit de serie N Typen VB, VC, VD, VE, VW, VX, VY, VZ met Siemens besturing Handleiding Dutch Uitgave 04/08 NORDSON ENGINEERING GMBH LÜNEBURG GERMANY Bestelnummer P/N = Bestelnummer

Nadere informatie

TDS 75. NL Gebruikshandleiding Elektrische warmeluchtblazer

TDS 75. NL Gebruikshandleiding Elektrische warmeluchtblazer TDS 75 NL Gebruikshandleiding Elektrische warmeluchtblazer TRT-BA-TDS 75 -TC-001-NL TROTEC GmbH & Co. KG Grebbener Straße 7 D-52525 Heinsberg Tel.: +49 2452 962-400 Fax: +49 2452 962-200 www.trotec.com

Nadere informatie

Plunjerpomp LA 310. Handleiding P/N _05 - Dutch - Uitgave 09/14 NORDSON BENELUX MAASTRICHT THE NETHERLANDS

Plunjerpomp LA 310. Handleiding P/N _05 - Dutch - Uitgave 09/14 NORDSON BENELUX MAASTRICHT THE NETHERLANDS Plunjerpomp LA 30 Handleiding - Dutch - NORDSON BENELUX MAASTRICHT THE NETHERLANDS Bestelnummer P/N = bestelnummer van het Nordson-artikel Opmerking Dit is een auteursrechtelijk beschermde uitgave van

Nadere informatie