MELTEX. Vatsmeltinstallaties DG 22 / DG 25 / DG 26 DG 202 / DG 207 / DG 251. Voorlopige handleiding P/N A_1 - Dutch -

Transcriptie

1 MELTEX DG 22 / DG 25 / DG 26 DG 202 / DG 207 / DG 251 Voorlopige handleiding P/N A_1 - Dutch - NORDSON ENGINEERING GMBH LÜNEBURG GERMANY

2 Opmerking Deze handleiding is voor de gehele serie geldig. Bestelnummer P/N = Bestelnummer van het Nordson artikel Opmerking Dit is een door auteursrechten beschermde publicatie van Nordson. Copyright Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, vertaling in een andere taal of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Nordson Corporation. Nordson behoudt het recht voor om zonder aankondiging wijzigingen aan te brengen. Handelsmerken AquaGuard, Blue Box, Control Coat, Equi=Bead, FloMelt, FoamMelt, FoamMix, Helix, Hot Shot, Hot Stitch, Meltex, MicroSet, MultiScan, Nordson, the Nordson logo, OmniScan, Porous Coat, Posi Stop, RBX, Sure Bond, UniScan, UpTime en Versa Spray zijn geregistreerde handelsmerken van Nordson Corporation. BetterBook SM, CF, Controlled Fiberization, Easy Screen, Fibermelt, Flo Tracker, PrintGuard en Package of Values zijn handelsmerken van Nordson Corporation. COV_DU_412873A_1

3 Inhoudsopgave I Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Veiligheidsvoorschriften Afzonderlijk document Hoofdstuk 2 Beschrijving 1. Bedoeld gebruik Oneigenlijk gebruik voorbeelden Toepassingsgebied Elektromagnetische verdraagzaamheid Gebruiksbeperking Installatie Onderhoud / Reparatie Restgevaren Begripsbepaling T.a.v. deze handleiding Overzicht van de serie Afbeeldingen en onderdelen van de installatie Installatie DG Installatie DG Installatie DG Installatie DG Installatie DG Installatie DG Gebruik Persluchtbehandeling Heffen en dalen van de smeltplaat Smeltproces en materiaalstroom Verwarming en temperatuurregeling Te lage temperatuurvergrendeling Uitschakelen bij de te hoge temperatuur Temperatuurterugstelling Pompaandrijving Elektromotor Luchtmotor

4 II Inhoudsopgave Hoofdstuk 2 Beschrijving (vervolg) 8. Smeltplaat Smeltbodem Schakelkast Symbolen voor de zonebezetting Hoofdschakelaar NOODSTOP knop (speciale uitvoering) Besturing Weekschakelklok (optie) Signaalzuil (optie) Schakelkastventilatie Aansluitbus tachogenerator XS 2 Interface Deurslot Pneumatiekeenheid Tandem vatsmeltinstallatie Opties, overzicht en beknopte beschrijving Staafdiagram Weekschakelklok Signaalzuil Montagepistoolbedrijf Vatmantel Palletuitvoering Antiaanbaklaag Manometer Hoge capaciteit uitvoering Afzuigkap Transportwielen Typeplaat

5 Inhoudsopgave III Hoofdstuk 3 Installatie 1. Uitpakken Heffen (uitgepakte installatie) Transport Demontage Opslag Afvalverwerking Plaatsen Materiaaldampen afzuigen Elektrisch aansluiten Kabels leggen Netspanning Aansluiten netspanning Slangaansluitbus(sen) Tachogenerator (randapparatuur) XS 2 Interface Het installeren van een verwarmde slang Vastschroeven Afschroeven Druk aflaten Een tweede steeksleutel gebruiken Pneumatische aansluiten Pneumatiek Luchtmotor Pneumatisch veiligheidsventiel (speciale uitvoering) Signaalzuil (optie)

6 IV Inhoudsopgave Hoofdstuk 4 Gebruik 1. Tweehandsbediening Pneumatische schakelaar Stop Dalen Heffen (vat beluchten) Vat beluchten (heffen) Automatisch (DG 22, DG 202) Handbediend (DG 25, DG 26, DG 207, DG 251) Vat ontluchten Installaties DG 22, DG Installaties DG 25, DG 26, DG 207, DG Installatie ontluchten (DG 25, DG 26, DG 207, DG 251) Afdichtring(en) invetten Vat plaatsen en wisselen Vulniveaumeldingen Drukregelaar instellen Drukregelaar en manometer voor de bedrijfsdruk van de cilinder Drukregelaar en manometer voor voordruk van de cilinder Drukregelaar en manometer voor de vatbeluchting Schakelstang instellen Schakelfuncties bij het dalen Schakelfuncties bij het heffen Instelhoogte Waarden en parameters instellen Aantal slagen (luchtmotor) Installatie in /uitschakelen Installatie met een weekschakelklok (optie) Extern installatievrijgave Dagelijks inschakelen Dagelijks uitschakelen Noodstop De eerste keer gebruiken Instellingsprotocol

7 Inhoudsopgave V Hoofdstuk 5 Onderhoud 1. Gevaar voor verbranding Drukvrij maken Dagelijks onderhoud Regelmatig onderhoud Buitenkant schoonmaken Zichtcontrole op uitwendige beschadigingen Luchtfilter schoonmaken of vervangen Persluchtfilter Condensaat aftappen Filterelement schoonmaken Pneumatisch drukbegrenzingsventiel Controle van de werking van de drukbegrenzingsventielen Drukbegrenzingsventiel schoonmaken Wissel van materiaalsoort Met schoonmaakmiddel spoelen Smeltbodem schoonmaken Onderhoudsprotocol Hoofdstuk 6 Technische gegevens 1. Algemene gegevens Geluidsemissie Elektrische gegevens Motoren / Toerentallen Temperaturen en thermostaten Materiaaldrukken Max. drukken perslucht Pneumatische aansluitingen Afmetingen Gewichten Bedrijfs /Hulpstoffen

8 VI Inhoudsopgave

9 Hoofdstuk 1 Veiligheidsvoorschriften Neem a.u.b. de als afzonderlijke documentatie bijgevoegde veiligheidsvoorschriften en de specifieke veiligheidsvoorschriften uit de gehele documentatie in acht.

10 1 0 Veiligheidsvoorschriften

11 Hoofdstuk 2 Beschrijving

12 2 0 Beschrijving

13 Beschrijving 2 1 Hoofdstuk 2 Beschrijving 1. Bedoeld gebruik van het type DG... in het vervolg ook kortweg als installatie aangeduid mogen enkel worden gebruikt voor het smelten en verpompen van de daarvoor geschikte materialen. In geval van twijfel moet Nordson om toestemming worden gevraagd. LET OP: In hoogprestatie vatsmeltinstallaties mogen geen polyurethaansmeltlijmen (PUR) worden verwerkt. LET OP: Er mogen enkel onbeschadigde en passende vaten (zie Technische gegevens) worden gebruikt. Bij het gebruik van kartonnen vaten of vaten uit fiberglas moeten de installaties van een vatmantel (optie) worden voorzien. Elk ander gebruik geldt als oneigenlijk gebruik, waarbij Nordson niet aansprakelijk is voor persoonlijk letsel en/of schade. Tot het bedoeld gebruik hoort ook het in acht nemen van de door Nordson gegeven veiligheidsvoorschriften. Nordson beveelt aan, zich grondig te laten informeren over de producten die gebruikt dienen te worden. Oneigenlijk gebruik voorbeelden De installaties mogen onder de volgende voorwaarden niet worden gebruikt: In niet onberispelijke staat Met geopende schakelkastdeur In een explosiegevaarlijke omgeving Bij gebruik van ongeschikte materialen en hulpstoffen Met onverzegelde veiligheidsventielen en drukbegrenzingsventielen Zonder de onder Technische gegevens aangegeven waarden in acht te nemen. In de installaties mogen de volgende materialen niet worden verwerkt: Explosie en brandgevaarlijke materialen Erosieve en corrosieve materialen Levensmiddelen In hoge capaciteit vatsmeltinstallaties mogen geen polyurethaansmeltlijmen (PUR) worden verwerkt.

14 2 2 Beschrijving Elektromagnetische verdraagzaamheid Toepassingsgebied De installatie is bedoeld voor industriële toepassing. Gebruiksbeperking Bij gebruik in woon, winkel en zakengebieden alsook bij gebruik in het kleinbedrijf moet er op worden gelet dat de installatie andere apparaten, als bijvoorbeeld radio's, kan storen. Installatie Op de XS 2 interface mogen enkel afgeschermde kabels worden aangesloten. De afscherming moet aan aarde worden aangesloten. Onderhoud / Reparatie Het hier beschreven toepassingsgebied mag door onderhouds en reparatiewerkzaamheden niet worden beïnvloed. 2. Restgevaren Constructief is er alles aan gedaan om de gebruiker tegen mogelijke gevaren te beschermen. Enkele restgevaren zijn echter niet te vermijden. De gebruiker moet op het volgende bedacht zijn: Gevaar voor verbranding door heet materiaal. Gevaar voor verbranding aan hete delen van de installatie. Gevaar voor verbranding bij onderhouds en reparatiewerkzaamheden, waarbij het apparaat warm moet zijn. Gevaar voor verbranding bij het vast en losdraaien van verwarmde slangen. Inademen van o.a. voor de gezondheid schadelijke materiaaldampen. Het veiligheidsventiel kan door uitharden resp. ontleden van materiaal buiten bedrijf zijn gesteld. 3. Begripsbepaling Het veiligheidsventiel wordt in de Nordson documentatie ook als Bypass en Bypassventiel aangeduid.

15 Beschrijving T.a.v. deze handleiding Deze handleiding is voor de gehele serie geldig. Deze handleiding is alleen en combinatie met alle andere documentatie van het gebruikershandboek (blauwe ordner) geldig. Bij speciale uitvoeringen wordt deze handleiding eventueel met extra specificaties en/of supplementen aangevuld. De postnummers in de afbeeldingen komen niet overeen met de postnummers in de technische tekeningen en de reserveonderdelenlijsten. De afbeeldingen tonen enkel de essentiële delen van de installatie. Alle andere onderdelen en details volgen uit de bijgevoegde technische tekeningen (zie Stuklijst). 5. Overzicht van de serie De installaties verschillen in de grote van de te gebruiken vaten en in de types motoren en pompen. Installatie Vatinhoud* Motor Pomp DG tot 30 liter Elektromotor Tandwielpomp DG liter Elektromotor Tandwielpomp DG tot 30 liter Elektromotor Gerotorpomp DG liter Elektromotor Gerotorpomp DG tot 30 liter Luchtmotor Plunjerpomp DG liter Luchtmotor Plunjerpomp *zie voor vathoogte en vatdiameter Technische gegevens 6. Afbeeldingen en onderdelen van de installatie De afbeeldingen op de volgende bladzijden tonen voornamelijk de voor het bedienen, installeren en onderhouden belangrijke onderdelen, die in dit hoofdstuk resp. in de volgende hoofdstukken van deze handleiding of in een afzonderlijke handleiding worden beschreven.

16 2 4 Beschrijving Installatie DG DGBM025L164A0299 Afb Motor* 2 Persluchtfilter 3 Schakelstang 4 Slanghouder 5 Pneumatische cilinder 6 Vatbeluchtingsventiel 7 Veiligheidsventiel* 8 Slangaansluitnippel 9 Vatontluchtingsventiel 10 Smeltplaat 11 Vatklem 12 Transportwielen 13 Reservoir 14 Schakelaar (vat geplaatst) 15 Tandwielpomp* 16 Koppeling 17 Schakelkast 18 Slangaansluitbus 19 Pneumatiekeenheid Opm. Voor alle met een * gemerkte onderdelen zijn afzonderlijke handleidingen aanwezig.

17 Beschrijving 2 5 Installatie DG 202 In voorbereiding Afb Opm. Voor alle met een * gemerkte onderdelen zijn afzonderlijke handleidingen aanwezig.

18 2 6 Beschrijving Installatie DG DGBM043L164B0999 Afb Motor* 2 Persluchtfilter 3 Schakelstang 4 Slanghouder 5 Persluchtaansluiting Vatbeluchting 6 Pneumatische cilinder 7 Afzuigkap 8 Vatbeluchtingsventiel 9 Veiligheidsventiel 10 Installatienontluchtingsventiel 11 Smeltplaat met Gerotorpomp * 12 Vatklem 13 Transportwielen 14 Reservoir 15 Schakelaar (Vat geplaatst) 16 Handgreep Vatontluchting /beluchting 17 Slangaansluitnippel 18 Koppeling 19 Schakelkast 20 Slangaansluitbus 21 Pneumatiekeenheid Opm. Opm. Voor alle met een * gemerkte onderdelen zijn afzonderlijke handleidingen aanwezig. De gerotorpomp bevindt zich in de smeltplaat (11). Het veiligheidsventiel (9) bevindt zich in de gerotorpomp.

19 Beschrijving 2 7 Installatie DG 207 In voorbereiding Afb Opm. Voor alle met een * gemerkte onderdelen zijn afzonderlijke handleidingen aanwezig.

20 2 8 Beschrijving Installatie DG 25 In voorbereiding Afb Opm. Voor alle met een * gemerkte onderdelen zijn afzonderlijke handleidingen aanwezig.

21 Beschrijving 2 9 Installatie DG 251 In voorbereiding Afb Opm. Voor alle met een * gemerkte onderdelen zijn afzonderlijke handleidingen aanwezig.

22 2 10 Beschrijving 7. Gebruik Het gebruik van afzonderlijke installatiecomponenten wordt in aparte handleidingen beschreven (zie Documentieopgave). Persluchtbehandeling De perslucht wordt behandeling met een persluchtfilter. Het filter zorgt voor een onderhoudsarm en verregaand slijtage vrij bedrijf van de pneumatisch gedreven delen, doordat de perslucht wordt ontvochtigd en wordt schoongemaakt. Bovendien worden drukschommelingen afgevlakt. Zie voor uitgebreidere informatie onder Installatie en Onderhoud. Voor het installaties met een luchtmotor en plunjerpomp is een extra luchtbehandelingseenheid met olievernevelaar beschikbaar (zie de handleiding Luchtmotor met plunjerpomp). Heffen en dalen van de smeltplaat Het heffen en dalen van de smeltplaat wordt met een pneumatische schakelaar gestuurd en gebeurt met een pneumatische cilinder. Voor het laten dalen van de smeltplaat moet, uit veiligheidsoverwegingen, een tweehandsbediening worden gebruikt, totdat de smeltplaat zich in het vat bevindt. Als de afdichtring(en) van de smeltplaat zich geheel in het vat bevinden, moet het vat worden ontlucht. Door het ontluchten ontwijkt de lucht die zich in het vat, onder de smeltplaat bevindt. Bij het uit het vat heffen van de smeltplaat moet, om het heffen te ondersteunen, het vat onder de smeltplaat worden belucht. Lucht Smeltplaat Smeltplaat Perslucht Vat Vat Ontluchten Beluchten DGBM031L092A0599 Afb. 2 7 Principetekening

23 Beschrijving 2 11 Smeltproces en materiaalstroom Het materiaal wordt alleen direct onder de smeltbodem gesmolten. Al naar gelang het gebruiksdoeleind van de installatie kan de smeltplaat van verschillende smeltbodems worden voorzien (zie Smeltbodem). Het gesmolten materiaal wordt door een pomp (tandwiel, Gerotor of plunjerpomp) naar de slangaansluitnippel gepompt. Vandaar stroomt het door een verwarmde slang naar een aanbrengkop, een montagepistool of eventueel naar een aanbrengapparaat om het apparaat bij te vullen. Een veiligheidsventiel begrenst de door de pomp geproduceerde materiaaldruk en houdt hem constant. In voorbereiding Installatie met een tandwielpomp Installatie met een Gerotorpomp Installatie met een plunjerpomp DGBM032L100A0599 Afb. 2 8 Principetekening

24 2 12 Beschrijving Verwarming en temperatuurregeling De verwarming van het smeltbereik gebeurt door ingegoten verwarmingselementen. Zij zorgen voor optimale warmteoverdracht en energiegebruik. De temperatuur wordt door voelers gemeten en door de temperatuurregelaar elektronisch geregeld. Te lage temperatuurvergrendeling De te lage temperatuurvergrendeling voorkomt dat de installatie of het systeem bij nog te koud materiaal in gebruik genomen wordt voordat de ingestelde temperatuur min de waarde van de te lage temperatuurinstelling overschreden heeft. Telkens wanneer voor het eerst opgewarmd wordt, wordt de vergrendeling echter eerst vrijgegeven, wanneer de temperatuur tot op 3 C onder de ingestelde waarde gestegen is. De te lage temperatuurvergrendeling vergrendelt de motoren, eventueel ook de magneetventielen en andere onderdelen van het aanbreng systeem. Welke onderdelen vergrendeld worden, is uit het schakelschema op te maken. Uitschakelen bij de te hoge temperatuur Drie onderling onafhankelijke uitschakelmechanismen schakelen de installatie uit bij te hoge temperatuur en beschermen de installatie en het materiaal zo tegen oververhitting. Bij een NOODSTOP door een te hoge temperatuur worden verwarming en motor uitgeschakeld en brandt het rode alarmcontrolelampje Algemene storing. Uitschakelen bij een te hoge temperatuur door de temperatuurregelaar: schakelt wanneer de ingestelde temperatuur plus de ingestelde waarde voor te hoge temperatuur overschreden wordt. Noodstop door temperatuurregelaar: de waarde voor de noodstop door te hoge temperatuur wordt automatisch 30 C boven de hoogste instelwaarde van de temperatuur gezet. Noodstop bij te hoge temperatuur door thermostaat/ thermostaten: dient als noodstop voor het geval dat het uitschakelen bij te hoge temperatuur en de noodstop door te hoge temperatuur niet perfect werken. Uitschakelwaarde zie hoofdstuk Technische gegevens. PAS OP: Als de te hoge temperatuurbeveiliging reageert, is of het apparaat foutief ingesteld, of is er een storing. Het apparaat uitschakelen en de oorzaak van het uitschakelen door gekwalificeerd personeel laten opheffen. OPMERKING: Bij het verwerken van polyurethaansmeltlijmen (PUR) moet eventueel de oververhittingsthermostaat van de smeltplaat aan de max. verwerkingstemperatuur van de lijm worden aangepast (d.w.z. worden vervangen). Zie voor toelaatbare thermostaten de Technische gegevens. Temperatuurterugstelling Dient voor het ontzien van de materiaal en voor energiebesparing tijdens productiestops, zoals bijvoorbeeld pauzes. Terugstelwaarde en terugsteltijd zijn in te stellen.

25 Beschrijving 2 13 Pompaandrijving Afhankelijk van de installatie en pompuitvoering wordt voor het aandrijven van de pomp een elektromotor of een luchtmotor gebruikt. Bij speciale installaties zijn twee elektromotoren mogelijk. Elektromotor De elektronisch geregelde elektromotor drijft een tandwiel of een Gerotorpomp aan. Standaard werkt hij in handbedrijf. Als optie zijn automatisch bedrijf en een toerentaldisplay leverbaar. Handbedrijf: in handbedrijf wordt het toerental van de motor/pomp constant op de met de hand ingestelde waarde gehouden. Automatisch bedrijf: bij automatische bedrijf (stuurspanningsgeregeld bedrijf) wordt het toerental van de motor/pomp synchroon aan de snelheid van de productielijn geregeld. Daartoe moet de installatie een stuurspanning van de productielijn krijgen. Luchtmotor De luchtmotor drijft een plunjerpomp aan. Het aantal slagen en daarmee de capaciteit van de plunjerpomp wordt op de drukregelaar van een luchtbehandelingseenheid ingesteld. Zie voor nadere informatie de handleiding Luchtmotor met plunjerpomp. 1 3 In voorbereiding 2 4 Elektromotor met tandwielpomp DG 22 / DG 202 Elektromotor met Gerotorpomp DG 26 / DG 207 Luchtmotor met plunjerpomp DG 25 / DG 251 DGBM033L100A0599 Afb. 2 9 Principetekening aandrijvingen van de pompen 1 Elektromotor* 2 Tandwielpomp* 3 Elektromotor* 4 Gerotorpomp* 5 Luchtmotor* 6 Plunjerpomp* Opm. Voor alle met een * gemerkte onderdelen zijn afzonderlijke handleidingen aanwezig.

26 2 14 Beschrijving 8. Smeltplaat De smeltplaat bestaat uit verwarmingsplaat, smeltbodem en afdichtring. Afhankelijk van de uitvoering zijn één of twee afdichtringen. OPMERKING: Bij de eerste keer dat de smeltplaat wordt gebruikt en bij elke keer dat een vat wordt gewisseld de afdichtring(en) van de smeltplaat invetten (zie voor vet de Technische gegevens). Achtergebleven materiaalresten eerst verwijderen Smeltplaat kompleet DGBM024L065A0399 Afb Principetekening met één afdichtring 1 Verwarmingsplaat (voorbeeld) 2 Afdichtring 3 Smeltbodem (voorbeeld) Smeltbodem Afhankelijk van het gebruik van de vatsmeltinstallatie wordt één van deze smeltbodem gebruikt, die in principe zijn voorzien van een antiaanbaklaag. Gladde smeltbodem Smeltbodem met fijne lamellen Axiale smeltbodem DGTK040L065A0399 Afb Principetekening

27 Beschrijving Schakelkast De schakelkast bevat alle elektrische bedieningselementen van de installatie, die in hierna kort worden beschreven. Uitgebreid worden ze in de bestreffende hoofdstukken van deze handleiding of in de afzonderlijke handleidingen beschreven DGCO214L106A0299 Afb Ventilator met filter 2 Hoofdschakelaar 3 Weekschakelklok (optie) 4 Besturing* 5 Deurslot 6 Signaalzuil (optie) 7 Luchtfilter 8 Interface XS 2 9 Aansluitbus tachogenerator 10 Kabeldoorvoer Opm. Opm. Voor alle met een * gemerkte onderdelen zijn afzonderlijke handleidingen aanwezig. Post 9 vervalt bij uitvoeringen met een luchtmotor en plunjerpomp. Symbolen voor de zonebezetting DGCO215L027A0299 Afb Smeltplaat 2 Verwarmde slang (randapparatuur) 3 Aanbrengkop of montagepistool (randapparatuur) 4 Extra zone

28 2 16 Beschrijving Hoofdschakelaar (2, Afb. 2 12) De hoofdschakelaar dient voor het aan en uitschakelen van het installatie. Stand 0/OFF = Installatie is uitgeschakeld Stand I/ON = Installatie is ingeschakeld De hoofdschakelaar kan met behulp van hangsloten tegen het onbevoegd inschakelen worden beveiligd. NOODSTOP knop (speciale uitvoering) (Niet afgebeeld) De noodstopknop dient voor het uitschakelen van de installatie in geval van nood. Voor het weer inschakelen moet de noodstopknop ontgrendeld worden. Besturing (4, Afb. 2 12) Op de besturing worden waarden en parameters ingesteld en kunnen de bedrijfstoestand en storingsmeldingen worden afgelezen. Zie de handleiding Besturing. Weekschakelklok (optie) (3, Afb. 2 12) De weekschakelklok is bedoeld voor het automatisch in en uitschakelen van de installatie. Bij gebruik van de schakelklok moet de hoofdschakelaar op I/ON (ingeschakeld) staan. Zie handleiding Weekschakelklok. Signaalzuil (optie) (6, Afb. 2 12) De signaalzuil geeft de bedrijfstoestand van de installatie aan. Deze optie omvat bovendien een akoestische vat leeg melding. Zie het hoofdstuk Problemen en Oplossingen en de handleiding Besturing. Geel Rood Groen Wit Vat bijna leeg en Vat leeg Algemene storing Bedrijfsklaar Ingeschakeld Schakelkastventilatie Luchtfilter (7, Afb. 2 12) / Ventilator met filter (1, Afb. 2 12) De schakelkastventilator verlaagt de temperatuur in de schakelkast. De filters moeten regelmatig worden onderhouden. Zie Onderhoud. Bij installaties met een warmtewisselaar (speciale uitvoering) vervalt de schakelkastventilator.

29 Beschrijving 2 17 Aansluitbus tachogenerator (9, Afb. 2 12) De aansluitbus is bedoeld voor het aansluiten van een tachogenerator (randapparatuur) of een stuurspanning die de elektromotor van de vatsmeltinstallatie synchroon aan de snelheid van de productielijn regelt. Zie Installatie en de handleiding Tachogenerator. XS 2 Interface (8, Afb. 2 12) Is bedoeld voor het koppelen van de installatie aan externe apparatuur. Zie Installatie en het Schakelschema. Deurslot (5, Afb. 2 12) Voor installatie, onderhouds en reparatiewerkzaamheden kan de schakelkast worden geopend. De bijgeleverde sleutel zodanig bewaren dat alleen deskundig en geautoriseerd personeel er toegang tot heeft. Het apparaat mag met een geopende schakelkast niet worden gebruikt. PAS OP: Gevaarlijke elektrische spanning. Het niet in acht nemen kan verwondingen, de door en/of beschadiging van apparatuur tot gevolg hebben. PAS OP: Ontkoppel het installatie van de netspanning.

30 2 18 Beschrijving 10. Pneumatiekeenheid De pneumatische eenheid bevat alle pneumatische bedieningselementen van de installatie; ze worden in het hoofdstuk Gebruik beschreven. Af fabriek ingestelde en verzegelde drukbegrenzingsventielen voorkomen dat een ontoelaatbare hoge druk op de gekoppelde pneumatische componenten wordt gezet. Bij het overschrijden van de af fabriek ingestelde waarde wordt de perslucht hoorbaar afgeblazen. OPMERKING: De verzegeling van de drukbegrenzingsventielen mogen niet worden verbroken. Reparaties mogen enkel door de producent worden uitgevoerd. X X Afb Tweehandsbediening 2 Drukregelaar Werkdruk cilinder 3 Pneumatische schakelaar 4 Manometer Werkdruk cilinder 5 Manometer Vatbeluchting 6 Drukbegrenzingsventiel 7 Drukregelaar Vatbeluchting 8 Drukregelaar Voordruk cilinder DGPN070L101A Drukbegrenzingsventiel 10 Manometer Voordruk cilinder Opm. Post 5 (speciale uitvoering) wordt alleen bij DG 202 installatie met automatische vatontluchting toegepast.

31 Beschrijving Tandemvatsmeltinstallatie Tandem vatsmeltinstallaties maken een pauzevrij bedrijf mogelijk, doordat steeds een installatie actief is (materiaal verpompt) en de andere op stand by staat (installatie is ingeschakeld, smeltplaatverwarming nog niet ingeschakeld). Is een vat tot op een bepaald vulniveau leeggepompt (hier in de rechter installatie) dan wordt automatisch de smeltplaatverwarming van de andere installatie ingeschakeld. Nu kan het lege vat worden vervangen, terwijl de andere installatie alweer materiaal verpompt. De hier afgebeelde tandem vatsmeltinstallatie toont alleen het principe. Alle informatie over de in het algemeen speciaal gemaakte tamdemvatsmeltinstallaties worden beschreven in een supplement, dat aan de handleiding is toegevoegd. Buskabel Verwarmde slang ÁÁÁ ÁÁÁ ÁÁ ÁÁ Verdeler DGBM026L160A0599 Afb Principetekening

32 2 20 Beschrijving 12. Opties, overzicht en beknopte beschrijving De opties worden uitgebreid zover ze relevant zijn voor het installeren, bedienen en onderhouden in de afzonderlijke hoofdstukken van deze handleiding of in aparte handleidingen beschreven. DG 22 DG 25 DG 26 DG 202 DG 207 DG 251 Staafdiagram Optie Optie Optie Optie Optie Optie Weekschakelklok Optie Optie Optie Optie Optie Optie Signaalzuil Optie Optie Optie Optie Optie Optie Montagepistoolbedrijf Optie Optie Optie Optie Optie Optie Vatmantel Optie Optie Optie Palletuitvoering Optie Optie Optie Antiaanbaklaag Optie - - Optie - - Manometer Optie - - Optie - - Hoge capaciteit uitvoering Optie - - Afzuigkap Optie Optie Standaard Optie Standaard Optie Transportwielen Standaard Standaard Standaard Optie Optie Optie - betekent: optie is voor de installatie niet leverbaar Staafdiagram Het staafdiagram geeft gelijktijdig van alle ingeschakelde kanalen aan, in welk bereik de temperatuur zich bevindt. Weekschakelklok De weekschakelklok dient voor het automatisch in en uitschakelen van de installatie. De klok bevindt zich in de schakelkast. Signaalzuil De signaalzuil geeft de bedrijfstoestand van de installatie aan. Zie voor de betekenis van de kleuren onder Schakelkast. Deze optie omvat tevens een akoestische vat leeg melding. Montagepistoolbedrijf Bij gebruik met montagepistolen start de motor die van tevoren moet worden ingeschakeld pas, als de montagepistolen worden gebruikt. Bij het gebruik van twee montagepistolen op één installatie wordt het motortoerental en daarmee de verpompte hoeveelheid automatisch verhoogt. Zie voor nadere informatie de handleiding Besturing. LET OP: Op installaties met de optie Montagepistoolbedrijf mogen geen aanbrengkoppen worden aangesloten. Het niet in acht nemen van deze waarschuwing kan kortsluiting tot gevolg hebben.

33 Beschrijving 2 21 Vatmantel De vatmantel beschermt kartonnen vaten en vaten uit fiberglas. Bij het gebruik van dergelijke vaten moet de installatie zijn voorzien van een vatmantel (zie ook Bedoeld gebruik). Palletuitvoering Bij deze installatie kan een van een vat voorziene Euro pallet (800 x 1200 mm) direct in de installatie worden getransporteerd. Antiaanbaklaag De antiaanbaklaag voorkomt het aanhechten van het te verwerken materiaal, vereenvoudigd het schoonmaken en beschermd tegen corrosie. De smeltbodem van de smeltplaat is standaard van een antiaanbaklaag voorzien. Manometer De materiaaldruk na de pomp wordt door een druksensor opgenomen, door de besturing bewerkt en na keuze in de eenheden bar of psi aangegeven. Hoge capaciteit uitvoering Hoge capaciteit uitvoering van de vatsmeltinstallatie hebben een grotere smeltcapaciteit. Zie voor uitvoerigere informatie de handleiding Besturing. LET OP: In hoge capaciteit installaties mogen geen polyurethaansmeltlijmen (PUR) worden verwerkt. Afzuigkap Materiaaldampen worden direct bij het vat afgezogen. De afzuigkap moet daartoe op een door de klant te leveren afzuiginstallatie worden aangesloten (zie ook Installatie, Materiaaldampen afzuigen). Transportwielen De transportwielen zijn voor het verplaatsen van de installatie. Twee wielen zijn zwenkwielen die vast zijn te zetten.

34 2 22 Beschrijving 13. Typeplaat MXSY491L042A1197 Afb Gegeven Verklaring Eenheid Code Benaming van de installatie en configuratiecode - P/N Bestelnummer (part number) - Ser. Serienummer - U Bedrijfsspanning Volt I Installatiezekering Ampère f Frequentie van de netspanning Hertz P Vermogensopname van de installatie Watt P max Vermogensopname van de installatie en aangesloten randapparatuur Watt

35 Hoofdstuk 3 Installatie

36 3 0 Installatie

37 Installatie 3 1 Hoofdstuk 3 Installatie PAS OP: Sta enkel gekwalificeerd personeel toe de volgende taken uit te voeren. Alle veiligheidsvoorschriften uit deze handleiding en uit alle andere relevante documentatie in acht nemen. 1. Uitpakken Voorzichtig uitpakken en op transportschade controleren. Pallet, bevestigings en verpakkingsmateriaal voor eventuele latere transporten bewaren of in overeenstemming met de geldende voorschriften als afval afvoeren. Heffen (uitgepakte installatie) Zie voor het gewicht de Technische gegevens. Enkel met een passend vloertransportmiddel (pompwagen of vorkheftruck) heffen. DGSY910L105A0599 Afb. 3 1 Installatie heffen, bijvoorbeeld met een vorkheftruck

38 3 2 Installatie 2. Transport Zie voor het gewicht de Technische gegevens. Enkel passend hefgereedschap gebruiken. Indien mogelijk de pallet gebruiken waarop de installatie werd geleverd en de installatie op de pallet vastzetten. Met geschikt verpakkingsmateriaal tegen beschadiging, vocht en stof beschermen. Stoten en schokken vermijden. 3. Demontage Pomp de installatie leeg en verwijder het vat. Wordt de installatie langdurige uit bedrijf genomen, dan de installatie eventueel met een schoonmaakmiddel spoelen (zie Onderhoud). Veeg de afdichtringen af en maak de smeltbodem schoon (zie Onderhoud). Alle aansluitingen van de installatie losmaken en de installatie laten afkoelen. 4. Opslag Installatie niet in de open lucht opslaan! Tegen vocht, stof en sterke temperatuurschommelingen (condens vorming) beschermen. 5. Afvalverwerking Als het Nordson product is uitgediend en/of er geen verder toepassing meer voor bestaat, het product in overeenstemming met de geldenden voorschriften als afval afvoeren.

39 Installatie Plaatsen Enkel in een omgeving plaatsen die voldoet aan de opgegeven beveiligingsclassificatie (zie Technische gegevens). Niet in een explosiegevaarlijke omgeving plaatsen! Beschermen tegen trillingen. Transportbeveiligingen (voor zover aanwezig) verwijderen. Voor voldoende vrije ruimte zorgen (afb. 3 2), vooral boven de installatie. Zie voor afmetingen de Technische gegevens. DGBM027L117A0599 Afb. 3 2 Principetekening (installatie met een elektromotor)

40 3 4 Installatie 7. Materiaaldampen afzuigen Controleer dat de concentratie materiaaldampen de voorgeschreven grenswaarde niet overschrijdt. Altijd het materiaalgegevensblad van de lijm raadplegen. Materiaaldampen eventueel afzuigen en/of voor een voldoende ventilatie van de opstelplaats zorgen. Bij installaties met een afzuigkap (optie, standaard bij de installaties DG 26 en DG 207) worden de materiaaldampen direct bij het vat weggezogen. OPMERKING: De afzuigkap moet op een afzuiginstallatie van de fabriek worden aangesloten. Door de gebruiker in te voorzien Installatie zonder afzuigkap Installatie met afzuigkap DGBM028L140A0399 Afb. 3 3 Principetekening (installatie met een elektromotor)

41 Installatie Elektrisch aansluiten PAS OP: Gevaarlijke elektrische spanning. Het niet in acht nemen kan persoonlijk letsel, de dood en/of beschadiging van apparatuur tot gevolg hebben. Kabels leggen PAS OP: In het verwarmde gebied van de installatie alleen kabels leggen die tegen hoge temperaturen bestand zijn. Er voor zorgen dat de kabels niet in aanraking komen met draaiende of hete delen. Kabels niet inklemmen en regelmatig op beschadigingen controleren. Beschadigde kabels direct vervangen! Netspanning PAS OP: Enkel aansluiten op een netspanning die op het typeplaatje staat. OPMERKING: De van de nominale spanning toelaatbare afwijking bedraagt +5% / -10%. OPMERKING: De dwarsdoorsnede van de netspanningskabel moet voldoende zijn voor het maximaal opgenomen vermogen P max (zie het typeplaatje). Aansluiten netspanning De aansluitklemmen voor de netspanning bevinden zich in de schakelkast. Zie voor de aansluitbezetting het Schakelschema. Bij speciale uitvoeringen wordt de netspanning eventueel aangesloten via een steckerverbinding. Slangaansluitbus(sen) Zie voor de elektrische aansluitwaarden de Technische gegevens. LET OP: Op installaties met de optie Montagepistoolbedrijf mogen geen aanbrengkoppen worden aangesloten. Het niet in acht nemen van deze waarschuwing kan kortsluiting tot gevolg hebben. Tachogenerator (randapparatuur) Het aansluiten gebeurt via de aansluitbus (9, afb. 2 12). Zie ook het schakelschema en de handleiding Tachogenerator. LET OP: De door de tachogenerator opgewekte stuurspanning mag niet groter zijn dan de 160 V=. Het niet in acht nemen kan de beschadiging van gekoppelde apparatuur tot gevolg hebben. OPMERKING: De door de tachogenerator opgewekte stuurspanning moet worden afgevlakt (zie de handleiding Besturing).

42 3 6 Installatie XS 2 Interface De interface dient als verbinding tussen installatie en externe apparatuur. De functies, die door de digitale module worden gestuurd, worden in de handleiding Besturing, hoofdstuk Centrale module met digitale Input/Output uitvoering beschreven. OPMERKING: Bij speciale uitvoeringen van het apparaat kan de aansluitbezetting van de hier beschreven bezetting afwijken. De aansluitbezetting volgt dan uit het schakelschema en een supplement. OPMERKING: Alleen afgeschermde kabels gebruiken. Afscherming op de juiste wijze op massa aansluiten. OPMERKING: Inductieve belasting (bijv. magneetventielen), die op de installatie worden aangesloten moeten via een beveiliging (bijv. een vrijloopdiode) worden geschakeld, die de bij het uitschakelen van de inductieve belasting ontstane inductiespanning afvangt. XS 2 Interface Digitale module Pen Ingang Uitgang Functie Stekkerverbinding Pen In voorbereiding (zie voor de aansluitbezetting het schakelschema)

43 Installatie Het installeren van een verwarmde slang PAS OP: Heet! Gevaar voor verbranding. Draag tegen hitte beschermende handschoenen. Vastschroeven Bevindt zich koude materiaal in het slangaansluitstuk (2) en/of in de slangaansluitnippel (1) van het apparaat, dan moeten deze onderdelen verwarmd worden, tot de lijm week wordt (ong. 80 C). 1. Slang (3) eerst enkel elektrisch op het apparaat aansluiten. Bij meerdere slangen er op letten dat bij elke slangaansluitnippel een aansluitbus hoort. Niet onderling verwisselen! 2. Installatie en slang ong. 80 C verwarmen. 3. Verwarmde slang vastschroeven. MXHH001S050A0295 OPMERKING: Aansluitnippels die niet gebruikt worden met passende Nordson afsluitkappen dichtschroeven. Afb. 3 4 Principeschets Afschroeven PAS OP: Systeem en materiaal onder druk! Voor het losschroeven van verwarmde slangen het systeem drukvrij maken. Het niet in acht nemen kan zware brandwonden tot gevolg hebben. Druk aflaten 1. Motortoerental op 0 omw/min zetten; motor(en) uitschakelen. 2. Opvangbak onder de spuitmond(en) van de aanbrengkop/het montagepistool zetten. 3. Magneetventiel(en) elektrisch aansturen of met de hand bedienen; bij montagepistolen de trekker overhalen. Deze actie net zolang volhouden tot er geen materiaal meer naar buiten komt. 4. Materiaal opnieuw gebruiken of in overeenstemming met de geldende voorschriften op de juiste wijze afvoeren. Een tweede steeksleutel gebruiken Bij het vast en losschroeven van de verwarmde slang een tweede steeksleutel gebruiken. Hierdoor wordt het meedraaien van de slangaansluitnippel voorkomen. MXHH002S033A0295 Afb. 3 5 Principetekening

44 3 8 Installatie 10. Pneumatische aansluiten Zie voor aansluitwaarden de Technische gegevens. Enkel droge, schone en ongeoliede perslucht aansluiten. Pneumatiek 1 OPMERKING: Heeft betrekking op alle installaties. De perslucht wordt aangesloten op het persluchtfilter (1). Afb. 3 6 Persluchtfilter DGPN084S034A0499 Luchtmotor OPMERKING: Betreft de installaties DG 25 en DG 251. De perslucht wordt aangesloten op een luchtbehandelingseenheid met olievernevelaar (afb. 3 7). Zie voor de olievulling af fabriek de Technische gegevens. DGPN083S034A0499 Afb. 3 7 Luchtbehandelingseenheid Pneumatisch veiligheidsventiel (speciale uitvoering) OPMERKING: Heeft enkel betrekking op de installaties DG 22 en DG 202. De perslucht wordt, al naar gelang de uivoering van het veiligheidsventiel, aangesloten op een persluchtaansluitnippel of op een regelaar voor pneumatische veiligheidsventielen. Zie voor nadere informatie de handleiding Pneumatisch veiligheidsventiel en/of de handleiding Regelaars voor pneumatische veiligheidsventielen. 11. Signaalzuil (optie) De signaalzuil moet op de schakelkast worden geschroefd. Ze werd afgeschroefd om transportschade te vermijden.

45 Hoofdstuk 4 Gebruik

46 4 0 Gebruik

47 Gebruik 4 1 Hoofdstuk 4 Gebruik PAS OP: Sta enkel gekwalificeerd personeel toe de volgende taken uit te voeren. Alle veiligheidsvoorschriften uit deze handleiding en uit alle andere relevante documentatie in acht nemen. OPMERKING: Installatie pas in gebruik nemen nadat de operator de handleiding heeft gelezen en met de installatie vertrouwd is geraakt. Zie ook De eerste keer gebruiken. 1. Tweehandsbediening PAS OP: Voor het bedienen van de tweehandsbediening controleren dat niemand door de dalende smeltplaat kan worden verwond. Niet bij het vat bezig zijn! Bij het niet in acht nemen van deze waarschuwing bestaat gevaar voor verbrandingen, kneuzingen en het gevaar dat ledematen worden geamputeerd. De tweehandsbediening (1) mag enkel door één persoon, met beide handen worden bediend! Ze is bedoeld voor het laten dalen van de smeltplaat, als de smeltplaat zich buiten het vat bevindt. Bevindt de smeltplaat zich in het vat, dan wordt automatisch op het normale dalen overgeschakeld. 1. Pneumatisch schakelaar (2) op Dalen zetten. 2. Beide knoppen van de tweehandsbediening (1) gelijktijdig (binnen 0,5 seconde) indrukken tot de smeltplaat zich in het vat bevindt DGPN071S060A0499 Afb. 4 1

48 4 2 Gebruik 2. Pneumatische schakelaar PAS OP: Voor het bedienen van de pneumatische schakelaar controleren dat niemand door de bewegende delen van de installatie kan worden verwond. Heffen met handbediende vatbeluchting (DG 25, DG 26, DG 207, DG 251) Heffen met automatische vatbeluchting (DG 22, DG 202) Stop Dalen 0 DGPN086L063A0799 Afb. 4 2 Stop Het dalen/heffen van de smeltplaat wordt gestopt. Dalen OPMERKING: Het laten dalen van de smeltplaat is alleen mogelijk als er een vat in de installatie staat en de vatklem gesloten is. 1. Vet de afdichtring(en) in (vet zie Technische gegevens). 2. Zet de pneumatische schakelaar op Dalen. 3. Bedien de tweehandsbediening (zie Tweehandsbediening). 4. Ontlucht het vat als de afdichtring(en) van de smeltplaat volledig in het vat zit(ten) (zie Vat ontluchten). Heffen (vat beluchten) De smeltplaat wordt geheven. Bevindt zich de smeltplaat in het vat dan wordt het vat automatisch resp. moet het vat met de hand worden belucht (zie Vat beluchten).

49 Gebruik Vat beluchten (heffen) Smeltplaat Perslucht PAS OP: Verbrandingsgevaar! Als de smeltplaat het vat verlaat, kan er heet materiaal naar buiten komen en/of van de smeltplaat lekken. Draag passende beveiligingsuitrusting! Bevindt zich de smeltplaat in het vat, dan moet het vat worden belucht om het heffen te ondersteunen. Beluchten betekent dat er perslucht (0,5 bar / 0,05 MPa / 7,25 psi) onder de smeltplaat wordt gedrukt. Beluchting geschiedt afhankelijk van de installatie automatisch of met de hand. Afb. 4 3 Vat Principetekening DGBM039S032A0799 Automatische vatbeluchting DG 22, DG 202 Handbediende vatbeluchting DG 25, DG 26, DG 207, DG 251 Automatisch (DG 22, DG 202) De vatbeluchting begint automatisch als de pneumatische schakelaar op Heffen wordt gezet en stopt pas als de pneumatische schakelaar op 0/Stop wordt gezet. Handbediend (DG 25, DG 26, DG 207, DG 251) Handbediend betekent dat voor elke vatbeluchting eerst perslucht op de smeltplaat moet worden aangesloten. De eigenlijke vatbeluchting begint automatisch als de pneumatische schakelaar op Heffen wordt gezet en stopt pas als de pneumatische schakelaar op 0/Stop wordt gezet. 1. Zet de pneumatische schakelaar op 0/Stop Schroef de handgreep (1) er uit. 3. Schroef het vatbeluchtingsventiel (2) er in. 4. Sluit de persluchtkoppeling (3) aan op het vatbeluchtingsventiel (2). 5. Zet de pneumatische schakelaar op Heffen. Het vat wordt nu belucht en de smeltplaat wordt geheven Zet, als de smeltplaat het vat heeft verlaten, de pneumatische schakelaar op 0/Stop, trek de persluchtkoppeling (3) eraf, schroef het vatbeluchtingsventiel (2) er uit en schroef de handgreep (1) er weer in. 3 Afb. 4 4 Vat beluchten DGPN087S105A0799

50 4 4 Gebruik 4. Vat ontluchten PAS OP: Verbrandingsgevaar! Er komt heet materiaal uit het ontluchtingsventiel. Draag passende beveilingsuitrusting. Lucht Smeltplaat Het vat moet altijd worden ontlucht als de smeltplaat in het vat wordt gebracht. Door het ontluchten ontwijkt de lucht die zich in het vat onder de smeltplaat bevindt. Vat DGBM040A032A0799 Afb. 4 5 Principetekening Installaties DG 22, DG Plaats de opvangbak (1) voor het ontluchtingsventiel (2). 2. Open het ontluchtingsventiel (2) al de afdichtring(en) van de smeltplaat (3) volledig in het vat zit(ten). Alleen als de installatie warm is! Sluit het ontluchtingsventiel (2) al het materiaal vrij van lucht naar buiten komt. 4. Voer het materiaal, in overeenstemming met de geldende voorschriften, als afval af. 3 DGBM041S050A0799 Afb. 4 6 Installaties DG 25, DG 26, DG 207, DG 251 OPMERKING: Bij deze installaties moet gelijktijdig de installatie worden ontlucht (zie Installatie ontluchten). 1. Schroef de handgreep (1) er uit Plaats een opvangbak (3) onder het lekblik (2). 3. Laat de smeltplaat in het vat zakken. 4. Wacht tot het materiaal vrij van lucht naar buiten komt Schroef de handgreep (1) er weer in. 6. Voer het materiaal in overeenstemming met de geldende voorschriften als afval af. DGPN088S071A0799 Afb. 4 7

51 Gebruik Installatie ontluchten (DG 25, DG 26, DG 207, DG 251) DG 26 / DG Bij de eerste keer dat de installatie wordt gebruikt en na elke keer dat een vat wordt gewisseld moet de installatie worden ontlucht. Daartoe is de installatie van een installatieontluchtingsventiel voorzien. OPMERKING: Bij deze installaties moet tegelijkertijd het vat worden ontlucht (zie Vat ontluchten). 1. Plaats een opvangbak (2) onder het installatieontluchtingsventiel (1). 2. Open het installatieontluchtingsventiel (1). 3. Zet de motor/pomp op een gemiddelde hoeveelheid en schakel de motor/pomp in. 4. Wacht tot het materiaal vrij van lucht naar buiten komt. 5. Sluit het installatieontluchtingsventiel (1). DG 25 / DG Voer het materiaal in overeenstemming met de geldende voorschriften als afval af. DGPN089S090A0799 Afb. 4 8

52 4 6 Gebruik 6. Afdichtring(en) invetten Bij de eerste keer dat de installatie wordt gebruikt en bij elke keer dat het vat wordt gewisseld moet(en) de afdichtring(en) van de smeltplaat worden ingevet. Voorafgaand eerst materiaalresten verwijderen. Zie voor het vet de Technische gegevens. 7. Vat plaatsen en wisselen OPMERKING: Plaats enkel onbeschadigde en passende vaten in de installatie; de afdichtring(en) van de smeltplaat kunnen anders worden beschadigd. De basisplaat van de installatie altijd schoonhouden, zodat het vat rechtop staat. De schakelstang eventueel aan de hoogte van het vat aanpassen (zie De schakelstang instellen). PAS OP: Verbrandingsgevaar! Er kan heet materiaal van de smeltplaat lekken. Draag passende beveiligingsuitrusting. 1. Zit de smeltplaat nog in het vat, dan de smeltplaat heffen en het vat beluchten. 2. Zet de pneumatische schakelaar op 0/Stop. 3. Plaats resp. verwissel het vat. 4. Sluit de vatklem. 5. Vet de afdichtring(en) in. 6. Laat de smeltplaat dalen. 7. Ontlucht het vat als de afdichtring(en) volledig in het vat zit(ten). Ontlucht bij de installatie DG 25, DG 26, DG 207, DG 251 te gelijkertijd de installatie. 8. Voer het materiaal in overeenstemming met de geldende regels als afval af. Vulniveaumeldingen Vulniveau Vulniveaumeldingen Standaard Optie Vat bijna leeg XS 2 Interface* Signaalzuil (geel) Vat leeg XS 2 Interface* Signaalzuil (geel) Akoestisch signaal** * Zie Installatie, XS 2 Interface ** Akoestisch signaal alleen in combinatie met de signaalzuil

53 Gebruik Drukregelaar instellen Drukregelaar en manometer voor de bedrijfsdruk van de cilinder 1 2 (1 en 2, afb. 4 9) De bedrijfsdruk werkt op de pneumatische cilinder bij het laten dalen van de smeltplaat en bij het heffen als de smeltplaat het vat heeft verlaten. Deze drukregelaar moet afhankelijk van het verwerkte materiaal eventueel op een andere waarde worden ingesteld. De optimale instelling kan alleen door proberen worden bepaald. Afb. 4 9 DGPN077S025A0399 Max. druk 0,55 MPa 5,5 bar 79,8 psi Drukregelaar en manometer voor voordruk van de cilinder 2 1 (1 en 2, afb. 4 10) OPMERKING: De drukregelaar werd in de fabriek ingesteld. Alleen na overleg met Nordson anders instellen! De voordruk (verlaagde bedrijfsdruk) werkt op de pneumatische cilinder bij het uit het vat heffen van de smeltplaat. Verlaat de smeltplaat het vat, dan wordt automatisch op de volle bedrijfsdruk overgeschakeld (zie ook De schakelstang instellen). Max. druk (door begrenzingsventiel begrenst) 0,2 MPa 2,0 bar 29,0 psi DGPN079S040A0399 Afb Drukregelaar en manometer voor de vatbeluchting 2 1 (1 en 2, afb. 4 11) OPMERKING: De drukregelaar werd in de fabriek ingesteld. Alleen na overleg met Nordson anders instellen! Het beluchten - er wordt perslucht onder de smeltplaat gedrukt om het heffen van de smeltplaat te ondersteunen - gebeurt bij het uit het vat heffen van de smeltplaat (zie ook Vat beluchten). Max. druk (door drukbegrenzingsventiel begrenst) 0,05 MPa 0,5 bar 7,25 psi DGPN078S040A0399 Afb. 4 11

54 4 8 Gebruik 9. Schakelstang instellen Door het instellen van de schakelstang wordt de installatie aangepast aan de hoogte van het gebruikte vat. De schakelstang bedient na elkaar de schakelaars (5, 6 en 7) en activeert daarbij de volgende schakelfuncties: Schakelfuncties bij het dalen Omschakelen van tweehandsbediening naar normaal bedrijf als de afdichtring (4) volledig in het vat zit (schakelaar 5). Afbeelding 4 12 toont een smeltplaat met één afdichtring (4). Bij smeltplaten met twee afdichtringen moeten beide afdichtringen volledig in het vat zitten. Inschakelen van de vat bijna leeg melding (schakelaar 6). Inschakelen van de vat leeg melding (schakelaar 7). Schakelfuncties bij het heffen Omschakelen van de druk op de pneumatische cilinder van voordruk naar bedrijfsdruk als de smeltplaat uit het vat komt (schakelaar 5). 6 Instelhoogte Stel de schakelstang (3) zodanig in dat schakelaar 5 wordt bediend als de afdichtring (4) volledig in het vat zit. Draai daartoe de moeren (1 en 2) los. 7 Afb Principetekening DGPN072S115A0399

55 Gebruik Waarden en parameters instellen Waarde en parameters - met uitzondering van de drukken voor de pneumatiek en het motortoerental bij installaties met een luchtmotor en plunjerpomp - worden op de besturing ingesteld. Zie voor nadere informatie de handleiding Besturing. DGCO233S034A0499 Afb Besturing Aantal slagen (luchtmotor) OPMERKING: Heeft betrekking op de installaties DG 25 en DG 251. De luchtmotor drijft een plunjerpomp aan. Het aantal slagen en daarmee de capaciteit van de plunjerpomp wordt op de drukregelaar van de luchtbehandelingseenheid ingesteld. Zie voor nadere informatie de handleiding Luchtmotor met plunjerpomp. DGPN083S034A0499 Afb Luchtbehandelingseenheid 11. Installatie in /uitschakelen OPMERKING: Voor de eerste keer inschakelen de onder De eerste keer gebruiken staande opmerkingen lezen en in acht nemen en de installatie enkel in overeenstemming met De eerste keer gebruiken in bedrijf nemen. Het in /uitschakelen gebeurt met de hoofdschakelaar (12, afb. 2 12). Stand 0/OFF = installatie is uitgeschakeld Stand I/ON = installatie is ingeschakeld De hoofdschakelaar kan met behulp van een hangslot tegen het inschakelen door onbevoegden worden beveiligd. Installatie met een weekschakelklok (optie) De weekschakelklok (3, afb. 2 12) dient voor het automatisch in /uitschakelen van de installatie. OPMERKING: Bij gebruik van de weekschakelklok moet de hoofdschakelaar in de stand I/ON (aan) staan. Extern installatievrijgave De externe installatievrijgave dient voor het extern in /uitschakelen van de installatie via de XS 2 interface (zie Installatie, XS 2 interface). OPMERKING: Bij gebruik van de externe installatievrijgave moet de hoofdschakelaar in de stand I/ON (aan) staan.

56 4 10 Gebruik Dagelijks inschakelen OPMERKING: Nordson pompen niet zonder materiaal laten lopen. Controleer voor het inschakelen van de motor dat er geen leeg vat in de installatie staat en dat de smeltplaat in contact is met het materiaal. OPMERKING: Om overmatige slijtage te vermijden mag de motor/pomp niet gedurende langere tijd met een toerental dat lager is dan 5 omw/min of hoger is dan 80 omw/min draaien (bij DG 22, DG 26, DG 202 en DG 207). 1. Hoofdschakelaar op I/ON zetten. 2. Wacht tot de installatie bedrijfsklaar is. 3. Verwissel het vat, als het vat leeg is. 4. Laat de smeltplaat in het vat dalen (als de smeltplaat nog niet in het vat zit). 5. Kies de motor(en). 6. Schakel de motor(en) in. Dagelijks uitschakelen 1. Schakel de motor(en) uit. 2. Zet de hoofdschakelaar op I/ON zetten en beveilig de hoofdschakelaar eventueel met een hangslot tegen onbevoegd inschakelen. 3. Zet de pneumatische schakelaar in stand Stop. 4. Voer het dagelijks onderhoud uit. OPMERKING: De smeltplaat moet niet uit het vat worden gehaald. 12. Noodstop PAS OP: In wat voor noodsituatie dan ook, de installatie direct uitschakelen. 1. Zet de hoofdschakelaar op 0/OFF of indien aanwezig druk op de NOODSTOP knop (speciale uitvoering). 2. Zet de pneumatische schakelaar op 0/Stop. 3. Na het tot stilstand komen en voor het weer inschakelen van de installatie de storing door deskundig personeel laten opheffen.