Change-Over besturing voor vatsmeltinstallaties van de types BM 20/BM 200

Transcriptie

1 besturing voor vatsmeltinstallaties van de types BM 20/BM 200 Handleiding P/N C Dutch NORDSON ENGINEERING GMBH LÜNEBURG GERMANY

2 OPMERKING Deze handleiding betreft de producten met de volgende P/N: B Bestelnummer P/N = Bestelnummer van het Nordson artikel Opmerking Dit is een door auteursrechten beschermde publicatie van Nordson. Copyright Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, vertaling in een andere taal of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Nordson Corporation. Nordson behoudt het recht voor om zonder aankondiging wijzigingen aan te brengen. Handelsmerken AccuJet, AquaGuard, Asymtek, Automove, Autotech, Blue Box, CF, CanWorks, Century, Clean Coat, CleanSleeve, CleanSpray, Compumelt, Control Coat, Cross-Cut, Cyclo-Kinetic, Dispensejet, DispenseMate, Durafiber, Durasystem, Easy Coat, Easymove Plus, Econo-Coat, EPREG, ETI, Excel 2000, Flex-O-Coat, FlexiCoat, Flexi-Spray, Flow Sentry, Fluidmove, FoamMelt, FoamMix, Helix, Horizon, Hose Mole, Hot Shot, Hot Stitch, Isocoil, Isocore, Iso-Flo, JR, KB30, Little Squirt, Magnastatic, MEG, Meltex, MicroSet, Millenium, Mini Squirt, Moist-Cure, Mountaingate, MultiScan, Nordson, OmniScan, Opticoat, Package of Values, Pattern View, PluraFoam, Porous Coat, PowderGrid, Powderware, Pro-Flo, ProLink, Pro-Meter, Pro-Stream, PRX, RBX, Rhino, S. design stylized, Saturn, SC5, Select Charge, Select Coat, Select Cure, Slautterback, Smart-Coat, Spray Squirt, Spraymelt, Super Squirt, Sure Coat, System Sentry, Tela-Therm, Trends, Tribomatic, UniScan, UpTime, Veritec, Versa-Coat, Versa-Screen, Versa-Spray, Watermark, When you expect more. zijn geregistreerde handelsmerken van Nordson Corporation. ATS, Aerocharge, Auto-Flo, AutoScan, BetterBook, Chameleon, CanNeck, Check Mate, COLORMAX, Control Weave, Controlled Fiberization, CPX, E-Nordson, EasyClean, Eclipse, Equi=Bead, Fillmaster, Gluie, Ink-Dot, Iso-Flex, Kinetix, Maxima, MicroFin, Minimeter, Multifil, OptiMix, PluraMix, Primarc, Prism, Process Sentry, PurTech, Pulse Spray, Seal Sentry, Select Series, Sensomatic, Shaftshield, Spectral, Spectrum, Sure Brand, Swirl Coat, Vista, Walcom, 2 Rings (Design) zijn handelsmerken van Nordson Corporation. Benamingen en handelsmerken in deze documentatie kunnen merknamen zijn die, bij gebruik door derden voor hun eigen doeleinden, inbreuk kunnen maken op de rechten van de eigenaar. COV_DU_458454C

3 Inhoudsopgave I Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Veiligheidsvoorschriften Afzonderlijk document Hoofdstuk 2 Beschrijving 1. Bedoeld gebruik Oneigenlijk gebruik - voorbeelden Elektromagnetische verdraagzaamheid Toepassingsgebied Installatie Restgevaren T.a.v. deze handleiding Afbeeldingen en onderdelen van de installatie besturing systeem Werkwijze en opbouw systeem Aanloopbeveiliging besturing Interfaces XS2.1 (BM1) XS2.2 (BM2) XS2 extern Displays en bedienelementen Draaischakelaar Controlelamp SYSTEM READY Controlelamp ACTIVE UNIT Controlelamp DRUM EMPTY Controlelamp FAULT Verdeelblok Typeplaatje

4 II Inhoudsopgave Hoofdstuk 3 Installatie 1. Uitpakken Transport Demontage Opslag Afvalverwerking Plaatsen Elektrisch aansluiten Kabels leggen Spanningstoevoer XS2-interfaces systeem monteren Hoofdstuk 4 Gebruik 1. In-/Uitschakelen Inschakelen Uitschakelen Startfase Activering Aanloopbeveiliging Opwarmbedrijf Hoofdstuk 5 Problemen en oplossingen Hoofdstuk 6 Technische gegevens 1. Foutopsporingstabellen Algemene gegevens Elektrische gegevens XS2-interface extern Omgevingsvoorwaarden

5 Hoofdstuk 1 Veiligheidsvoorschriften Neem a.u.b. de als afzonderlijke documentatie bijgevoegde veiligheidsvoorschriften en de specifieke veiligheidsvoorschriften uit de gehele documentatie in acht.

6 1-0 Veiligheidsvoorschriften

7 Hoofdstuk 2 Beschrijving

8 2-0 Beschrijving

9 Beschrijving 2-1 Hoofdstuk 2 Beschrijving 1. Bedoeld gebruik Het besturingsapparaat in het vervolg ook als apparaat aangeduid mag enkel worden gebruikt voor het besturen van twee vatsmeltinstallaties van de types BM 20/BM 200 in het vervolg ook als installatie aangeduid. In geval van twijfel moet toestemming van Nordson worden verkregen. Elk ander gebruik geldt als niet bedoeld gebruik, waarbij Nordson niet aansprakelijk is voor persoonlijk letsel en/of schade. Tot het bedoeld gebruik hoort ook het in acht nemen van de door Nordson gegeven veiligheidsvoorschriften. Nordson beveelt aan, zich grondig te laten informeren over de producten die gebruikt dienen te worden. Oneigenlijk gebruik - voorbeelden - De besturing mag onder de volgende omstandigheden niet worden gebruikt: In niet onberispelijke staat Met geopende schakelkastdeur In een explosiegevaarlijke omgeving Zonder dat de onder Specificaties aangegeven waarden worden aangehouden.

10 2-2 Beschrijving Elektromagnetische verdraagzaamheid Toepassingsgebied De besturing is bedoeld voor industriële toepassingen. Installatie Op de XS2-interfaces mogen enkel afgeschermde kabels worden aangesloten. De afscherming moet op aarde worden aangesloten. 2. Restgevaren Nordson zijn geen restgevaren bekend. 3. T.a.v. deze handleiding Deze handleiding is alleen in combinatie met alle andere documentatie van het gebruikershandboek (blauwe ordner) geldig. Bij speciale uitvoeringen van de installatie wordt deze handleiding eventueel uitgebreid met specificaties van de opdrachtgever en/of supplementen of met een aanvullende systeembeschrijving. De postnummers in de afbeeldingen komen niet overeen met de postnummers in de technische tekeningen en de reserveonderdelenlijsten. De afbeeldingen tonen enkel de essentiële onderdelen. Andere onderdelen en details volgen uit de bijgevoegde technische tekeningen (zie Stuklijst). 4. Afbeeldingen en onderdelen van de installatie De volgende afbeeldingen tonen overwegend voor het bedienen, installeren en onderhouden relevante onderdelen, die in dit hoofdstuk resp. in de volgende hoofdstukken van deze handleiding of in afzonderlijke handleidingen worden beschreven.

11 Beschrijving 2-3 besturing Afb Controlelamp groen Systeem bedrijfsklaar (SYSTEM READY) 2 Draaiknop met neutrale stand 3 XS2.2-interface Vatsmeltinstallatie BM2 4 XS2.1 vast bedraad Vatsmeltinstallatie BM1 5 XS2-interface Extern 6 Controlelampje rood Fout (Fault) 7 Controlelampje geel Vat leeg (DRUM EMPTY) 8 Controlelamp wit Geactiveerde installatie (ACTIVE UNIT)

12 2-4 Beschrijving systeem Afb Vatsmeltinstallatie BM2* (verwarmingszones 1 en 2) 2 XS2.2-interfacekabel 3 XS2.1-interfacekabel 4 Slangaansluitbussen voor verwarmingszones 7 t/m 12 (zie opmerking) 5 besturing 6 Vatsmeltinstallatie BM1* (verwarmingszones 1 en 2) 7 Verwarmde slang* Verdeelblok (XS10, verwarmingszone 3) 8 Aanbrengkop* (XS13, verwarmingszone 10) 9 Verwarmde slang* Aanbrengkop (XS13, verwarmingszone 9) 10 Verdeelblok (XS12, verwarmingszone 7) 11 Verwarmde slang* Verdeelblok (XS10, verwarmingszone 3) Opm. Opm. Voor het gebruik van verwarmingszones 7 t/m 12 is het gewenst dat één van de vatsmeltinstallaties is uitgerust met extra temperatuurkanalen en slangaansluitbussen XS12 en XS13. Op deze zijn de verwarmingszones 7 t/m 12 aan te sluiten. Voor de met een * gemerkte onderdelen zijn afzonderlijke handleidingen aanwezig.

13 Beschrijving Werkwijze en opbouw De werking van de afzonderlijke installatieonderdelen wordt in aparte handleidingen beschreven (zie Documentenregister). systeem Met de besturing kunnen twee vatsmeltinstallaties van de types BM 20/BM 200 tot één systeem (tandemsysteem) samen worden geschakeld. Het systeem maakt een ononderbroken bedrijf mogelijk, doordat steeds één installatie acties is (materiaal transporteert) terwijl de andere op stand-by staat (installatie ingeschakeld, verwarmingszones voor stempel, pompverwarming en slang nog niet ingeschakeld). Is een vat tot op een bepaald niveau (vat bijna leeg) leeggepompt, dan worden automatisch de verwarmingszones voor het stempel, de pompverwarming en de slang van de andere installatie ingeschakeld. Als het vat van de eerste installatie leeg is, wordt automatisch de pomp van de tweede vatsmeltinstallatie gestart. Nu kan het lege vat in de eerste vatsmeltinstallatie worden gewisseld, terwijl de andere installatie alweer materiaal transporteert. Na het verwisselen van het lege vat worden de verwarmingszones voor stempel, pompverwarming en slang van de eerste vatsmeltinstallatie automatisch uitgeschakeld. De verwarmingszones verdeelblok, verwarmde slang aanbrengkop en aanbrengkop worden permanent door één vatsmeltinstallatie verwarmd en niet uitgeschakeld resp. van de andere vatsmeltinstallatie overgenomen. Aanloopbeveiliging De vatsmeltinstallaties zijn voorzien van een aanloopbeveiliging voor de pompen. De beveiliging zorgt ervoor dat het transporteren van het materiaal pas kan beginnen als alle verwarmingszone van één vatsmeltinstallatie de bedrijfstemperatuur hebben bereikt. Is de aanloopbeveiliging voor één vatsmeltinstallatie geactiveerd of het gehele systeem geactiveerd, dan schakelen de pompen niet automatisch in. Zie de handleiding Besturing CS 20 voor BM 20/BM 200.

14 2-6 Beschrijving besturing Het besturingsapparaat is geschikt voor wandmontage of montage op de schakelkast. Aan de rechterkant van het huis bevinden zich twee interfacebussen met een standaard XS2-aansluiting en een vast bedrade XS2-interfacekabel. Om het systeem te laten werken moeten beide vatsmeltinstallaties zijn ingeschakeld. De besturing wordt door de vatsmeltinstallatie van spanning voorzien. Interfaces Op het huis bevinden zich twee XS2-interfaces en een vast bedrade XS2-interfacekabel. De besturing wordt via de interfaces door de vatsmeltinstallatie van spanning voorzien. Bovendien worden toestandsgegevens van de vatsmeltinstallaties en stuursignalen overgedragen. De derde XS2-interface dient voor het aansluiten van een externe besturing. Zie Installatie. XS2.1 (BM1) XS2-interface (4, afb. 2-1) via een vast bedrade kabel voor één vatsmeltinstallatie, die de aanduiding BM1 krijgt. Deze interface ontvangt extra signalen, die uitsluitend voor de functie nodig zijn en die niet op de interface naar de externe besturing beschikbaar zijn. XS2.2 (BM2) XS2-interface (3, afb. 2-1) in een HAN 24-aanbouwbehuizing voor één vatsmeltinstallatie, die de benaming BM2 krijgt. Zie ook XS2 BM1. XS2 extern Extern interface (5, afb. 2-1) met standaard XS2-signalen in een HAN32-aanbouwbehuizing. Deze interface bevat geen extra signalen, die voor de functie nodig zijn. Dient als verbinding tussen de installatie en externe inrichtingen.

15 Beschrijving 2-7 Displays en bedienelementen Draaiknop Met deze knop (2, afb. 2-1) kan een installatie worden geactiveerd en de tweede worden gedeactiveerd. Na het naar links of naar rechts draaien tot de betreffende aanslag en loslaten valt de knop weer in de neutrale stand terug. Rechtsom draaien activeert BM2, linksom draaien activeert BM1. Controlelamp SYSTEM READY Continue groen licht, zolang de geactiveerde installatie en de verwarmingszones voor verdeelblok, verwarmde slang Aanbrengkop en aanbrengkop bedrijfsklaar zijn (1, afb. 2-1). Controlelamp ACTIVE UNIT 2 Controlelampjes (8, afb. 2-1), één voor iedere installatie. Continue wit licht als de draaiknop (2, afb. 2-1) voor de betreffende installatie bediend werd. Continue wit licht als het vat in de andere installatie leeg is en de verwarmingszones voor het verdeelblok, de verwarmde slang Aanbrengkop en de aanbrengkop bedrijfsklaar zijn. Knippert gelijkmatig als de aanloopbeveiliging voor het systeem is geactiveerd. Controlelamp DRUM EMPTY 2 Controlelampjes (7, afb. 2-1), één voor iedere installatie. Continue geel licht, zolang het vat leeg is. Controlelamp FAULT 2 Controlelampjes (6, afb. 2-1), één voor iedere installatie. Continue rood licht, zolang er een algemene storing is.

16 2-8 Beschrijving Verdeelblok Het verwarmde verdeelblok (10, afb. 2-2) dient voor het aansluiten van de verwarmde slangen van beide vatsmeltinstallaties. Het blok bestaat voor een goede warmtegeleiding uit aluminium. In het verdeelblok bevindt zich een afsluitventiel met twee kogels, een veer en een veergeleiding. Het afsluitventiel zorgt ervoor dat het materiaal uit de verwarmde slang door één ingang (3, afb. 2-3) in het verdeelblok kan stromen en het sluit tegelijkertijd de andere ingang af. 1 3 Daardoor is verzekerd dat er geen materiaal terug in de op stand-by staande installatie wordt gedrukt en er materiaalafbraak in de verwarmde slang ontstaat. Op de uitgangen (1, afb. 2-3) van het verdeelblok kunnen verwarmde slangen Aanbrengkop (9, afb. 2-2) worden aangesloten. Het afsluitventiel (2, afb. 2-3) wordt voor drukontlasting gebruikt en een verwisselbare breukplaat dient als overdrukbeveiliging. De breukplaat is voor 179 bar (1,79 Mpa / 2599 psi) bij 191 C (375 F) geconfigureerd. Het verdeelblok wordt door twee verwisselbare verwarmingspatronen verwarmd. Daarbij wordt de temperatuur in het verdeelblok door temperatuuropnemers gemeten. Optredende te hoge of te lage temperaturen worden door de besturing van een vatsmeltinstallatie bewaakt. 3 Afb Elektrisch worden de temperatuuropnemers en de verwarmingspatronen via een aansluitkabel aan de slangaansluitbus XS12 van één van de installaties aangesloten. Daarvoor is het noodzakelijk dat de installatie is uitgerust met extra temperatuurkanalen.

17 Beschrijving Typeplaatje MXSY491L042A1197 Afb. 2-4 Gegeven Verklaring Eenheid Code Benaming van het apparaat en configuratiecode - P/N Bestelnummer (part number) - Ser. Serienummer - U Bedrijfsspanning Volt I Apparaatzekering Ampère f Frequentie van de netspanning Hertz P Vermogensopname van de installatie Watt P max Vermogensopname van de installatie en aangesloten randapparatuur Watt

18 2-10 Beschrijving

19 Hoofdstuk 3 Installatie

20 3-0 Installatie

21 Installatie 3-1 Hoofdstuk 3 Installatie PAS OP: Sta enkel gekwalificeerd personeel toe de volgende taken uit te voeren. Alle veiligheidsvoorschriften uit deze handleiding en uit alle andere relevante documentatie in acht nemen. 1. Uitpakken Voorzichtig uitpakken en op transportschade controleren. Verpakkingsmateriaal voor eventueel latere transporten opslaan of in overeenstemming met de geldende voorschriften als afval afvoeren. 2. Transport Zo mogelijk het verpakkingsmateriaal gebruiken waarin het apparaat werd geleverd en veilig verpakken. Met geschikt verpakkingsmateriaal tegen beschadiging, vocht en stof beschermen. Stoten en schokken vermijden. 3. Demontage 1. Vatsmeltinstallatie volgens de voorschriften uitschakelen. 2. Alle aansluitingen van de besturing losmaken. 4. Opslag Apparaat niet in de open lucht opslaan! Tegen vocht, stof en sterke temperatuurschommelingen (condens vorming) beschermen. 5. Afvalverwerking Als het Nordson product is uitgediend en/of er geen verder toepassing meer voor bestaat, het product in overeenstemming met de geldenden voorschriften als afval afvoeren.

22 3-2 Installatie 6. Plaatsen Enkel in een omgeving plaatsen die voldoet aan de opgegeven beveiligingsclassificatie (zie het hoofdstuk Specificaties). Niet in een explosiegevaarlijke omgeving plaatsen! Beschermen tegen trillingen. Transportbeveiligingen (voor zover aanwezig) verwijderen. Bepaal een geschikte opstelplaats. Zorg voor voldoende vrije ruimte voor het gebruik en voor het aansluiten van de interfacekabels (afmetingen zie Specificaties).

23 Installatie Elektrisch aansluiten Kabels leggen PAS OP: In het verwarmde gebied van het apparaat alleen kabels leggen die tegen hoge temperaturen bestand zijn. Er voor zorgen dat de kabels niet in aanraking komen met draaiende of hete delen. Kabels niet inklemmen en regelmatig op beschadigingen controleren. Beschadigde kabels direct vervangen! Spanningstoevoer De spanningstoevoer geschiedt via de XS2-interfaces van de beide vatsmeltinstallaties.

24 3-4 Installatie XS2-interfaces De interfaces dienen als verbinding naar de vatsmeltinstallaties en naar een externe besturing. De functies, die door de besturing worden gestuurd, worden in de handleiding Besturing CS 20 voor vatsmeltinstallaties uitvoerig beschreven. OPMERKING: Bij speciale uitvoeringen kan de aansluitbezetting van de hier beschreven bezetting afwijken. De aansluitbezetting volgt dan uit het schakelschema. OPMERKING: Alleen afgeschermde kabels gebruiken. Afscherming op de juiste wijze op massa aansluiten. OPMERKING: Inductieve belastingen (bijv. magneetventielen), die op de installatie worden aangesloten, moeten met een beveiliging (bijv. vrijloopdiode) zijn geschakeld, die de bij het afschakelen ontstane inductiespanning onwerkzaam maakt. OPMERKING: Voor het in bedrijf nemen moeten verschillende pennen met pen 1 (24 V DC ) zijn doorverbonden. Zie ook het stekkeraansluitschema XS2-interface voor BM 20/BM 200 (schakelschema). Pen Ingang Uitgang Functie Bezetting XS2-interface extern 1-24 V DC Interne schakelspanning voor het activeren van de ingangen 2, 3, 4, 5 en 7. De schakelspanning moet op de betreffende ingang worden aangelegd V DC - Vrijgave Apparaat (hoofdbeveiliging) 3 24 V DC - Vrijgave Aandrijvingen 4 24 V DC - In-/Uitschakelen Temperatuurterugstelling 5 24 V DC - Vrijgave Motor voor applicatie V DC - Vrijgave Motor voor applicatie Verbinding intern Verbinding intern Verbinding intern V DC extern - Externe potentiaal voor pennen 18, 19, 20, 21, 24 en V DC 10 % V DC max. 2 A Melding Bedrijfsklaar V DC max. 2 A Melding Algemene storing V DC max. 2 A Melding Vat bijna leeg V DC max. 2 A Melding Vat leeg 22 Verbinding intern V DC max. 2 A Ventielbesturing Aanbrengkop applicatie V DC max. 2 A Ventielbesturing Aanbrengkop applicatie 2 PE - - Afscherming OPMERKING: Niet opgenomen pennen zijn niet aangesloten.

25 Installatie 3-5 Pen XS2.1 Pen XS2.2 Ingang Uitgang Functie Bezetting XS2.1-interface (BM1) en XS2.2-Interface (BM2) V DC - Interne schakelspanning voor het activeren van de ingangen 2, 3, 4, 5 en 7. De schakelspanning moet op de betreffende ingang worden aangelegd V DC Vrijgave apparaat (hoofdbeveiliging) V DC Vrijgave Aandrijvingen V DC In-/Uitschakelen Temperatuurterugstelling V DC Vrijgave Motor voor applicatie V DC Vrijgave Motor voor applicatie V DC Activeren van de verwarmingen voor verwarmingsstempel, pompverwarming en verwarmde slang Verdeelblok (verwarmingszones 1 t/m 6) V DC Deactiveren van de verwarmingen voor verwarmingsstempel, pompverwarming en verwarmde slang Verdeelblok (verwarmingszones 1 t/m 6) 12 9 GND - Interne aarde V DC Externe potentiaal voor pennen 18, 19, 20, 21, 24 en V DC 10 % V DC - Melding Bedrijfsklaar V DC - Melding Algemene storing V DC - Melding Vat bijna leeg V DC - Melding Vat leeg V DC - Verwarmingen voor verdeelblok, verwarmde slang Aanbrengkop en aanbrengkop bedrijfsklaar (verwarmingszones 7 t/m 12) V DC - Ventielbesturing Aanbrengkop applicatie V DC - Ventielbesturing Aanbrengkop applicatie 2 PE PE - - Afscherming OPMERKING: Niet opgenomen pennen zijn niet aangesloten.

26 3-6 Installatie systeem monteren Sluit de besturing met de bijgevoegde interfacekabels aan op de beide vatsmeltinstallaties BM1 en BM2. Eventueel de XS2-interface Extern (5, afb. 3-1) met de besturing van de klant verbinden of anders de XS2-contrastekker met de af fabriek doorverbonden signalen aanbrengen. Voor het installeren en in bedrijf nemen van de vatsmeltinstallatie, zie de handleiding Vatsmeltinstallaties. OPMERKING: De verwarmde slangen (8 en 12, afb. 3-1) van de vatsmeltinstallaties BM1 en BM2 naar het verdeelblok moeten op de stekkerverbinding XS10 van de betreffende installatie aangesloten worden. Het verdeelblok (11, afb. 3-1), de verwarmde slang voor de aanbrengkop (10, afb. 3-1) en de aanbrengkop (9, afb. 3-1) moeten aan de stekkerverbinding XS12 en XS13 aangesloten worden.

27 Installatie Afb Vatsmeltinstallatie BM2* (verwarmingszones 1 en 2) 2 XS2.2-interfacekabel 3 XS2.1-interfacekabel 4 Slangaansluitbussen voor verwarmingszones 7 t/m 12 (zie opmerking) 5 XS2-interface Extern 6 Besturing 7 Vatsmeltinstallatie BM1* (verwarmingszones 1 en 2) 8 Verwarmde slang* Verdeelblok (XS10, verwarmingszone 3) 9 Aanbrengkop* (XS13, verwarmingszone 10) 10 Verwarmde slang* Aanbrengkop (XS13, verwarmingszone 9) 11 Verdeelblok (XS12, verwarmingszone 7) 12 Verwarmde slang* Verdeelblok (XS10, verwarmingszone 3) Opm. Opm. Voor het gebruik van verwarmingszones 7 t/m 12 is het gewenst dat één van de vatsmeltinstallaties is uitgerust met extra temperatuurkanalen en slangaansluitbussen XS12 en XS13. Op deze zijn de verwarmingszones 7 t/m 12 aan te sluiten. Voor de met een * gemerkte onderdelen zijn afzonderlijke handleidingen aanwezig.

28 3-8 Installatie

29 Hoofdstuk 4 Gebruik

30 4-0 Gebruik

31 Gebruik 4-1 Hoofdstuk 4 Gebruik PAS OP: Sta enkel gekwalificeerd personeel toe de volgende taken uit te voeren. Alle veiligheidsvoorschriften uit deze handleiding en uit alle andere relevante documentatie in acht nemen. OPMERKING: Installatie pas in bedrijf nemen nadat de operator deze en de handleidingen van de vatsmeltinstallatie en van andere componenten gelezen heeft en met de installatie vertrouwd is. 1. In-/Uitschakelen PAS OP: Neem aanwijzingen uit de handleiding van de vatsmeltinstallatie in acht! Zorg ervoor, voordat de tweehandsschakeling wordt bediend, dat niemand door het dalen verwarmingsstempel verwond kan worden. Niet aan het vat bezig zijn! Bij negeren ontstaat gevaar voor verbrandingen, kneuzingen en het gevaar dat ledematen afgekneld worden. Inschakelen De besturing heeft geen eigen in-/uitschakelaar. Bij het inschakelen van beide vatsmeltinstallaties (hoofdschakelaar op stand ON) wordt de besturing van spanning voorzien en ingeschakeld. Uitschakelen Het gehele systeem is niet meer bedrijfsklaar en werkingsloos als maar één vatsmeltinstallatie is ingeschakeld of één van de XS2-interfacekabels losgetrokken is.

32 4-2 Gebruik 2. Startfase Beide vatsmeltinstallaties inschakelen en op de BM-bedienvelden de motorvrijgave bedienen. Na het inschakelen van het systeem wordt automatisch de vatsmeltinstallatie BM1 geactiveerd (d.w.z. de verwarmingszones voor het stempel, de pompverwarming en de verwarmde slang Verdeelblok worden verwarmd) en BM2 gedeactiveerd (d.w.z. de verwarmingszones voor het stempel, de pompverwarming en de verwarmde slang Verdeelblok worden uitgeschakeld). Meldt de geactiveerde vatsmeltinstallatie BM1 Vat bijna leeg of Vat leeg, dan wordt automatisch de vatsmeltinstallatie BM2 geactiveerd. OPMERKING: Na het opwarmen bevindt zich de nieuw geactiveerde vatsmeltinstallatie in de aanloopbeveiliging. 3. Activering Met de draaiknop (2, afb. 2-1) kan tijdens het bedrijf een vatsmeltinstallatie worden geactiveerd en een andere tegelijkertijd worden gedeactiveerd. De draaiknop tot op de betreffende aanslag draaien en loslaten. Meldt de nieuw geactiveerde vatsmeltinstallatie Vat bijna leeg of Vat leeg dan wordt automatisch weer op de andere vatsmeltinstallatie omgeschakeld. OPMERKING: Na het opwarmen bevindt zich de nieuw geactiveerde vatsmeltinstallatie in de aanloopbeveiliging. 4. Aanloopbeveiliging Opheffen van de aanloopbeveiliging en het inschakelen van de motoren gebeurt door het bedienen van de draaiknop (2, afb. 2-1) of door een stijgende flank op de interface XS2 extern, signaal Vrijgave aandrijvingen. Zie ook Werkwijze en opbouw in het hoofdstuk Beschrijving. 5. Opwarmbedrijf Het systeem kan niet sequentieel worden opgewarmd. Voor het deactiveren van het sequentieel opwarmen zie de handleiding Besturing CS 20 voor BM 20/BM 200.

33 Hoofdstuk 5 Problemen en oplossingen

34 5-0 Problemen en oplossingen

35 Problemen en oplossingen 5-1 Hoofdstuk 5 Problemen en oplossingen PAS OP: Sta enkel gekwalificeerd personeel toe de volgende taken uit te voeren. Alle veiligheidsvoorschriften uit deze handleiding en uit alle andere relevante documentatie in acht nemen. PAS OP: Het zoeken naar defecten moet eventueel gebeuren terwijl het apparaat onder spanning staat. Neem alle veiligheidsvoorschriften betreffende werken aan onder spanning staande apparatuur (actieve delen) in acht. Bij negeren bestaat gevaar voor een elektrische schok. 1. Foutopsporingstabellen De foutopsporingstabellen dienen ter oriëntatie van deskundige personen; ze kunnen echter een gericht opsporen van fouten met behulp van b.v. het bedradingschema en meetinstrumenten niet vervangen. Ze geven ook niet alle mogelijkheden, maar enkel karakteristiek optredende fouten. Mogelijke oorzaak Mogelijke fout / Fouten zoeken Actie Zie Apparaat heeft geen elektrische werking De hoofdschakelaar van één of van beide vatsmeltinstallaties staat op OFF Zekeringen van de vatsmeltinstallatie of van de besturing zijn defect Er staat geen netspanning op de vatsmeltinstallatie Eén of beide XS2-interfacekabels zijn niet aangesloten Eén of beide XS2-interfacekabels zijn beschadigd Hoofdschakelaar op ON zetten Zekeringen in de schakelkast controleren Controleer of er netspanning op de netspanningsaansluitklemmen in de schakelkast staat XS2-interfacekabels juist aansluiten Door nieuwe XS2-interfacekabels vervangen

36 5-2 Problemen en oplossingen

37 Hoofdstuk 6 Technische gegevens

38 6-0 Technische gegevens

39 Technische gegevens 6-1 Hoofdstuk 6 Technische gegevens 1. Algemene gegevens Afmetingen Gewicht 380 x 300 x 210, enkel deurs B x H x T [mm] Ca. 9 kg 2. Elektrische gegevens Bedrijfsspanning Verliesvermogen bij 24 V DC 24 V DC (van de vatsmeltinstallaties) Max. 30 W 3. XS2-interface extern Kortsluitvast PE-referentie Digitale ingangen Ja Ja Potentiaalscheiding voor besturing van de vatsmeltinstallatie Ingangsstroom bij toestand 1 : 7 ma bij 24 V DC Digitale uitgangen Potentiaalscheiding voor besturing van de vatsmeltinstallatie Nominale spanning 24 V DC Uitgangsstroom: Max. 1 A 4. Omgevingsvoorwaarden Bedrijfsomgevingstemperatuur Beveiligingsklasse 0 tot +55 C IP54

40 6-2 Technische gegevens