Portfolio deel 1. Leonie van Drunen 2VTA. Hoofdfase Stage: Stedelijk College Eindhoven

Transcriptie

1 Portfolio deel 1. Leonie van Drunen 2VTA Hoofdfase Stage: Stedelijk College Eindhoven

2 Inhoudsopgave 1. Onderdeel A. Zelfportret.2 2. Het stagewerkplan en evaluatieformulier vorige stage.3 3. Onderdeel B. de ontwikkeling van mijn competenties Conclusie met toekomstplannen (competentie B. reflectie en ontwikkeling)..35

3 1. Onderdeel A. zelfportret Aangenaam kennis met u te mogen maken! Mijn naam is Leonie van Drunen en ben vierentwintig jaar, ik zal binnen het Stedelijk College Eindhoven aanwezig zijn gedurende een periode van acht lesweken namens Fontys Hogeschool voor de Kunsten en volg op dit moment de opleiding tot docent in beeldende vorming. Over de opleiding: De bachelor Docent Beeldende Kunst en Vormgeving aan de Academie voor Beeldende Vorming (ABV) combineert beeldende kunst, vormgeving en docentschap. Als student heb ik een nieuwsgierige onderzoekende houding, kijkt graag om je heen en ziet dingen die anderen niet op die manier zien. Op de opleiding leer ik ideeën om te zetten in beelden. Ik leer anderen enthousiast te maken voor het beeldende en begeleidt ze bij hun beeldende ontwikkeling. En ontwikkel een eigen beeldende visie, op welke principes een goed beeld of afbeelding berust en maak gebruik van verschillende media en technieken. Tegelijkertijd word ik grondig voorbereid op het beroep van docent. In mijn vrije tijd ben ik vaak bezig met het geen wat ik om mij heen zie, omdat omgevingsgerichtheid belangrijk is, leg ik dingen die ik waarneem daarom graag vast op een foto of d.m.v. collages. De foto s en collages die ik maak zijn een inspiratiebron voor veel van mijn tekeningen. Daarbij ben ik een sociaal figuur en ga graag dagjes uit met familie of vrienden en kom op die manier weer nieuwe dingen tegen. Met een dagje musea bezoeken bijv. maak je me erg blij want ik ben gek op kunstgeschiedenis, de nieuwe ontwikkelingen binnen de kunst en de huidige maatschappij. Dit wil ik allemaal goed bijhouden door allerlei soorten nieuws te bekijken om nieuwe mediums te ontdekken bijv. op televisie en internet (alle massamedia) dit is mijn grootste inspiratiebron; kunst sleept me letterlijk door het leven heen. In de toekomst zou ik naast een baan in het onderwijs (creatief praktijkvak) graag de wereld rond willen reizen om mijn horizon binnen de kunsten te kunnen verbreden. Verder ben ik een echte filmfanaat/kenner en gek geworden op het vak film; ik ben abonnee en vaste klant bij een grote bioscoop, dit is mijn manier van feesten. Mocht je een keer willen gaan sporten, dan krijg je me alleen mee als we gaan zwemmen. Dit zijn tevens redenen waarom ik hier graag mijn tweede binnen schoolse stage loop, ditmaal voor het vak tekenen. Natuurlijk vind ik het erg spannend om kennis te mogen maken met het docentschap en het vak tekenen, maar ga hier samen met jullie die spannende ervaring tegemoet en heb er natuurlijk super veel zin in! Voor mijzelf houdt het leren gelukkig nooit op en heb ik al een redelijk paadje binnen het onderwijs als student bewandelt. Om leerlingen iets mee te kunnen geven van mijn eigen ervaringen binnen het vak kunst, is mijn einddoel. Voorgrond: Afgerond MBO-4 SintLucas Boxtel, Vormgever Product en Presentatie. Mijn persoonlijke favoriete vakken zijn; fotografie, film, 2Demensionale vormgeving en theorie der kunsten. Daarbij is mij gevraagd om mij zoveel mogelijk te oriënteren in de verschillende niveaus binnen het voorgezet onderwijs en hierover te praten. Mocht u een praatje willen maken dan heeft u alvast een aanknopingspunt. Alvast bedankt voor de begeleiding en het delen van uw kennis in het lesgeven, Groetjes, Leonie van Drunen

4 2. Het stagewerkplan en evaluatieformulier vorige stage

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16 3. Onderdeel B. de ontwikkeling van mijn competenties B. VERMOGEN tot REFLECTIE en ONTWIKKELING Ik kan het eigen pedagogisch en didactisch handelen beoordelen, in onderling verband hanteren, en zo nodig verbeteren. B.2 Ik ga in op oriëntatie en onderzoeksvragen. En verwerk nieuwe standpunten op zichtbare wijze. Wat betekent deze competentie voor mij in grote lijnen? Of ik zelf inzie of mijn pedagogisch en didactische benadering goed of fout is, of ik mijn pedagogische en didactische kennis inzet (toepas op stage) met de juiste middelen/op de juiste manier en of ik dit dan ook daadwerkelijk verbeter als het nog niet goed gaat (Zie ook: competenties C en D)! Wat is de juiste manier voor mij om dit te doen? - Door eerlijk te zijn, vragen te stellen, duidelijk te communiceren naar de begeleiders toe; hoe reflecteer ik op mezelf en wat merk ik op aan mijn handelingen? - Door mijn bevindingen binnen het reflecteren te bespreken kan ik om feedback vragen en dit vervolgens documenteren dit heb ik in eerste instantie wel gedaan maar het eerste verslag was niet overzichtelijk genoeg naar mijn begeleiders toe (reflectie ontbrak in dit verslag ook). Ik heb wel geprobeerd om veel te communiceren met de stagebegeleiders en tijdens mijn stage uren ook als er iets gebeurde of als ik iets zag wat vragen bij me opschepte. Misschien moet er naar mij toe ook duidelijk worden verteld in het vervolg hoe ik moet reflecteren en hoe ik dit reflecteren inzichtelijk maak (om het te kunnen verbeteren). In dit verslag wordt er wel gereflecteerd; dan wordt het als het goed is duidelijker waar en waarom ik ergens tegen aan liep. Hoe wilde ik dit inzichtelijk maken: D.m.v. documentatie. Dit verslag moet nu inzichtelijk maken of mijn reflectie en ontwikkeling goed genoeg is. Dit verslag dient als bewijslast voor de dingen die ik heb gezien, besproken, wat mijn bevindingen daarbij zijn en hoe ik hier (in het vervolg) aan wil werken. Competentie B.2 Wat wel goed ging en nog niet goed: 1.) Dit is een voorbeeld van hoe ik reflecteer op mijn eigen pedagogische en didactische handelen en of ik dit inzie: Belonen (didactiek zie ook competentie C en D); Agnes gaf me een tip tijdens een gesprekje/vraag die ik haar stelde; benoem waarom een leerling iets goed heeft gedaan, als ik niet vertel wat goed ging heeft de l.l. er weinig aan (op compositie wijzen, perspectief, kleurverloop en/of toonverloop bijv.) Van te voren ging dat soms nog niet zo goed, omdat ik vaak complimentjes gaf maar niet inzichtelijk maakte naar de leerlingen toe wat ze precies goed deden. Vanuit dat compliment moet ik mijn kritiek opbouwen naar verbeterpunten. En vanaf het moment dat Agnes me hier op wees, heb ik hier op geprobeerd te letten als ik een leerling iets wilde uitleggen (ik heb hier geen direct bewijsstuk op de evaluatieverslaglegging na; op pag. 10 en pag. 28 de onderste punten. Dit is een verbale competentie groei en hier kan ik in het vervolg misschien ook een geluidsopname van maken dit komt wel voor in het volgende bewijsstuk van de video-opname in de bijlage op pag. 61).

17 2.) Dit is een ander voorbeeld van hoe ik reflecteer op mijn eigen pedagogische en didactische handelen en of ik dit inzie: Raymond gaf me de tip: Spreek en benader een leerling met zelfvertrouwen aan, pas dan neemt een leerling je serieus (zie ook competentie C en D). Ik sta met zelfvertrouwen in de klas en durf een leerling goed aan te spreken. Het geen wat hier niet goed aan ging is dat ik altijd probeer antwoord te geven aan een leerling (met zelfvertrouwen iets vertellen, dat is de bedoeling mits je het antwoord ook weet te geven). Maar ik moet ook goed opletten welke reactie gepast is; soms kom ik misschien intimiderend over door teveel zelfvertrouwen uit te stralen op het verkeerde moment, het is belangrijk dat ik goed nadenk op dat moment hoe ik reageer; ik kan rekening houden met de Gorden-methode op dat moment. Zie evaluatieverslaglegging: in de bijlage op pag. 61: Youtube.com privé link van een gegeven les (een video opname van de les abstracte collage maken).

18 B.4 Ik stel daarbij prioriteiten en verdeel de beschikbare tijd efficiënt. Tijdens het meekijken naar de lessen met de docenten (mijn stagebegeleiders) heb ik zoveel mogelijk geprobeerd om tijdens de stage uren contact te leggen met leerlingen (individuele begeleiding, tips, beloning; complimenten) en op die manier te werken aan de pedagogische + didactische benadering (ingaan op vragen of reacties van l.l.) Het bekijken van de lessen van week tot week was en is erg leerzaam (hoe ziet een werkdag of week eruit voor mijn stagebegeleiders, wat doen zij verschillend/anders, hoe zien de lessen en de lesinhoud eruit, hoe staan zij voor de klas? En etc.) Ik vindt het daarom belangrijk om zoveel mogelijk uren te maken, op tijd te komen voor een efficiënte tijdsindeling, zoveel mogelijk stage ervaringen opdoen en op het moment dat er iets opvallends gebeurd (zowel negatief als positief) kan ik aantekeningen maken om dit inzichtelijk te maken. Hoe zien die prioriteiten stellen en de beschikbare tijd efficiënt verdelen er voor mij uit? Buiten de lesuren heb ik gewerkt aan het stageverslag en de opdrachtjes die ik van Agnes kreeg (en van Raymond kreeg ik bijv. een keer het advies om een uitzending van Zembla; 6 - voor de leraar na stage te kijken dat was ook weer leerzaam (zie evaluatie verslag op pag. 16 de link) ik kwam erachter dat bepaalde lesmethodes vaak niet werken in de praktijk bijv. zelfonderzoekend leren). Competentie B.4 Wat wel goed ging en nog niet goed: 1.) Het observeren van de lessen gaat me goed af. Ik ben er goed in om mijn beschikbare tijd efficiënt in te delen en kan al goed prioriteiten stellen; op tijd komen op stage, spullen klaar zetten voor de les begint zoals de schetsboeken, zoveel mogelijk contact met de leerlingen leggen (begeleiden tijdens een opdracht ik durf leerlingen aan te spreken), verslag doen na de lesdagen (buiten de stage uren). Ik heb alleen moeite met verslaglegging inzichtelijk maken (zie ook competentie E). Wat daarbij niet zo goed ging was opnieuw de kwestie; hulp vragen aan mijn begeleiders om mijn tijd zo efficiënt mogelijk te besteden (zie ook competentie D). Ik heb wel geprobeerd om zoveel mogelijk zelfstandigheid aan te tonen binnen deze competentie Bewijslast: de stage invulling (evaluatieverslaglegging) en alle competentiegroei in dit verslag benoemt. 2.) Een planning maken en deze bespreken; Tijden van de stage (en de invulling van extra uren zoals MESO uren). Wat daaraan nog niet zo goed ging was een inzicht geven van de taken die ik moet uitvoeren in opdracht van mijn opleiding en daar goed afspraken over moet leren maken zodat mijn tijd efficiënt wordt benut. Zie evaluatieverslaglegging: Gemaakte afspraken op pag. 3 (voor aanvang van de stage afgesproken), de gemaakte uren bijgehouden op pag. 27 (onderaan) en het stagewerkplan. Er kan rekening gehouden worden met de invulling van de stage; bijgewoonde rapport en sectievergadering, de openavond, de toets week en nakijkwerk. Zie evaluatieverslaglegging: Stage invulling en bevindingen; de toets week op pag. 9, de openavond op pag. 17 en de rapportvergadering op pag. 19.

19 Voorbeelden/aanvullingen van dingen die ik niet zo goed kon binnen de competentie, waar ik tegen aanliep, wat ik ervan heb geleerd en waar ik in de toekomst nog wel aan wil werken: - Inzichtelijk maken welke opdrachten uit moeten worden gevoerd vanuit mijn opleiding; in het vervolg wil ik een document opstellen en deze aan mijn begeleiders geven, zodat zij hier rekening mee kunnen houden en zij exact weten wat er van mij verwacht wordt en hoe ze me op die manier kunnen begeleiden tijdens het leerproces. Alle documenten en formulieren moeten in het vervolg worden opgestuurd naar alle begeleiders dan kunnen er achteraf geen onduidelijkheden meer zijn of invullingen van het leerproces ontbreken. Dan weten de begeleiders op stage hoe ze mijn stagebezigheden kunnen invullen (met in rekening genomen; de invulling van hun eigen planning m.b.t. de lessen en het rooster). Zo gaat er geen tijd verloren waar kansen aan voorbij gaan zoals we een keer hebben besproken. En hoef ik niet achteraf inzichtelijk te maken hoe mijn leerproces eruit zag omdat ik dan al inzichtelijk kan maken in het vervolg; dat ik me bewust ben van mijn ontwikkelingsproces binnen de stage en waarom dat zo is. Misschien kan ik in het vervolg ook van te voren vragen of er binnen de stage waar ik loop nog zaken zijn die zij willen zien omdat die ontbreken of niet inzichtelijk zijn. Dit heb ik niet duidelijk gecommuniceerd; ik heb indirect wel vragen gesteld aan Agnes, hoe haar stage-invulling er dan uit zag. Het ligt er denk ik aan hoe ik mijn vraag stel en moet in het vervolg directere vragen stellen. Maar ik begrijp nu pas door dit verslag te maken, wat er van mij verwacht wordt en hoe ik dit laat zien.

20 C PEDAGOGISCH VERMOGEN Ik zet pedagogische kennis en ervaringen in met als doel een zingevend en veilig klimaat te creëren. C.1 Ik heb kennis van de leef- en ervaringswereld van de verschillende doelgroepen. C.2 Ik kan het sociale klimaat in een groep beschrijven. Wat betekent deze competentie voor mij in grote lijnen? Het is belangrijk dat ik de doelgroepen op deze school leer begrijpen (belevingswereld) en de juiste reactie (verbaal en non-verbaal) weet te geven zodat ik ook daadwerkelijk een veilig klimaat voor de (individuele) leerling kan creëren. Spreek ik een leerling op de juiste manier aan, houdt ik rekening met de leerling en de manier waarop hij/zij benadert wilt worden (ook op basis van achtergrond leerling en leerniveau)? Houdt ik rekening met de emotionele staat met de reactie van de leerling in acht genomen? Krijgt de leerling de juiste materialen (hulp) aangereikt om aan een opdracht te werken zodat hij/zij prettig door kan werken? En zie ik mijn eigen fouten dan in als ik een leerling verkeerd benader, en pas ik mijn benadering dan aan om te verbeteren of doe ik het dan de volgende keer anders (zie: competentie B en D + hieronder wat ging wel en niet goed?) Het aanreiken van de juiste hulp en het juiste (werk) materiaal is ook belangrijk (zie ook: Competentie D). Hoe ziet een veilig leerklimaat er voor mij uit? - Respect voor elkaar; vanuit de leerling naar de leraar maar ook vanuit de leraar naar de leerling toe. Een veilig klimaat heeft te maken met de onderlinge sfeer die er heerst in de klas. Dit bereik ik alleen door een klas of individuele leerling op de juiste manier aan te spreken en benaderen, door oprecht te zijn, door een juiste lichaamshouding en de juiste gebaren te gebruiken zowel mondeling als fysiek. Zie ook: competentie B Wat houdt de juiste manier van aanspreken en benadering voor mij in? (Gorden methode). - Werkmaterialen worden alleen gebruikt waar ze voor bedoelt zijn en op de juiste manier; voor werkmaterialen die gevaarlijk zijn en waarmee iemand zichzelf (of een ander) kan verwonden moet ik duidelijke instructies geven naar de leerling toe. Er moet bijv. niet gewandeld worden met een stanleymes in het lokaal, de leerling moet ten allen tijde in het zicht zijn als hij/zij hiermee aan de slag gaat. - Overzicht in de klas; dit kan ik alleen behouden als de leerlingen op de juiste plek in het lokaal zijn (als ik iedereen zie), het is belangrijk dat ik ten alle tijden overzicht behoudt doordat er een juiste klassenindeling is (plaatsing van tafels) en ik nooit met mijn rug naar de klas toe sta. - Eerlijk zijn tegenover de leerling als hij/zij iets vraagt. - Mezelf zijn bij het aanspreken van een leerling; soms vertel of vraag ik iets aan een leerling naar aanleiding van mijn ervaringen en bevindingen om inlevingsvermogen aan te tonen. Doordat ik dat doe weet de leerling ook daadwerkelijk dat ik eerlijk ben als toekomstig docent heb ik een voorbeeld functie. Daarom is het belangrijk om het juiste voorbeeld te geven naar aanleiding van het eigen handelen; dit aantonen en inzichtelijk maken naar de leerling toe. - Dat ik naar een leerling leer luisteren als hij/zij een (inhoudelijke) vraag stelt, om op die manier de vraag goed te kunnen beantwoorden. - Ook goed naar een leerling luisteren als hij/zij iets tegen me vertelt; de leerling uit laten praten en duidelijk maken dat je luistert door knikken, schudden van het hoofd bijv. of een simpele ja en nee. Soms is het dan nodig om naar aanleiding van het verhaal door te vragen om samen met de leerling een gepaste oplossing te verzinnen.

21 - Met zekerheid iets vertellen; zelfvertrouwen enigszins uitstralen als ik iets uitleg maar niet als (een te) zelfverzekerd persoon overkomen (met dit verschil heb ik nog moeite- hier wil ik in de toekomst aan werken). Dit kan intimiderend overkomen naar de leerling toe, ik wil een veilig klimaat creëren, geen onveilig klimaat omdat ik als docent fel reageer of omdat ik mijn stem verkeerd gebruik (zie: hoe wilde ik dit inzichtelijk maken?). - De ik-boodschap hanteren volgens de Gorden Methode is ook een goede oplossing voor het aanspreken van een leerling; als er een conflict ontstaat om het een probleem van de leraar is, heb ik het verkeerd aangepakt doordat mijn houding, aanspraak (intonatie en toon) de verkeerde indruk gaven. Een neutrale houding en aanspraak is soms ook belangrijk (geen conflict uitdagen). De manier waarop ik reageer heeft te maken met het voorval; ik moet dit analyseren op een bepalend moment om de methode efficiënt toe te passen. Hierdoor hanteer ik de juiste reactie om een veilig klimaat te creëren voor de leerlingen. - De leerling kan ik op zijn/haar gemak stellen als hij/zij een vraag heeft of ergens mee zit doordat ik altijd rekening houdt met het bovengenoemde. Hoe wilde ik dit inzichtelijk maken? Door zoveel mogelijk interacties te hebben met leerlingen en werkbegeleiding te geven om hier weer van te kunnen leren. De pedagogische (positieve) ervaringen die ik al heb (naar aanleiding van mijn eerste stage) kan ik opnieuw inzetten. Dit kan ik inzichtelijk maken door observatie en documentatie. Graag zou ik willen blijven werken aan bijvoorbeeld: - Consequent zijn (straffen/belonen) - Rechtvaardig zijn - Kracht = positieve/vrolijke en complimenteuze leerkracht zijn. - Punctueel (+ het goede voorbeeld geven) - Eerlijk zijn/oprechtheid - Werk uitbesteden (plannen in de lesvoorbereiding en omgaan met materialen zoals aanwijzingen geven aan leerlingen m.b.t. materialengebruik). Competentie C. Wat wel goed ging en nog niet goed: 1.) Eigenlijk ging het bovengenoemde waar ik verder aan wilde blijven werken meestal goed, daar ligt mijn kracht en dat gaat wel goed. Communiceren en daarmee een leerling aanspreken gaat me tot nu toe goed af. Ik heb alleen nog niet voor onverwachte gebeurtenissen gestaan doordat een leerling heel heftig in confrontatie met me ging of iets dergelijks (misschien is dit een teken dat het wel goed ging). Rechtvaardig zijn; bijv. telefoons afpakken deed ik wel omdat dit niet in een klaslokaal thuis hoort en hier moet ik consequent in zijn. Want als een ander het doet, geldt dezelfde consequentie voor die leerling; ik mag geen uitzonderingen maken. Zie evaluatieverslaglegging: pag. pag. 13 en pag. 16.

22 2). Positieve en complimenteuze leerkracht zijn (zie ook competentie B). Door leerlingen op hun gemak te stellen, als ik vroeg of het goed met de l.l. ging kreeg ik regelmatig het antwoord; niet goed. Ik vroeg altijd hoe het kwam zodat de leerlingen even kwijt kunnen waar ze mee zitten. Er was bijv. een voorvalletje met een meisje die een vervelende opmerking kreeg over haar uiterlijk, van een jongen op school in de pauze (dit had niet met de lesopdracht te maken ze wilde alleen het even kwijt, mijn doel is om haar uiteindelijk weer veilig aan het werk te kunnen krijgen). Ik gaf haar onverwacht een complimentje over haar uiterlijk toen ze aan de opdracht bezig was; ze moest even giechelen en ging verder met de opdracht. Zie evaluatieverslaglegging: pag. 13 en pag. 16. Voorbeelden/aanvullingen van dingen die ik niet zo goed kon binnen de competentie, waar ik tegen aanliep, wat ik ervan heb geleerd en waar ik in de toekomst nog wel aan wil werken: - Ik moet uitkijken dat ik niet te snel een oordeel heb over een leerling (stempeltje opplakken), soms had ik het erover met mijn begeleiders en dan kwam ik erachter dat die leerling wat drukker, eigenwijzer of opstandiger is naar mij toe. Het gedrag van zo n leerling kan ook komen omdat het voor hem/haar nieuw is dat ik hem/haar aanspreek. - Soms had ik moeite met leerlingen die een beetje brutale dingen vroegen of zeiden; er was een leerling die me steeds Femke noemde en naar zijn klasgenoten toe ook zei dat ik Femke heette. Ik probeerde hem te laten merken hoe vervelend het is, als mensen opgestookt werden en jou naam expres verkeerd werd gezegd. In eerste instantie heb ik hem nog verteld dat als hij mij niet serieus neemt (respectloos of onbeschoft handelt) en niet gewoon mijn naam zei of juffrouw, dat ik in het vervolg ook niet kom helpen als hij iets vraagt omdat hij mij verkeerd aanspreekt en dit niet zo hoort. En dat ik hem ook niet meer serieus zou nemen tot hij mij serieus nam. Daarna heb ik hem dus steeds Dirk genoemd tot hij ophield. Dit vond hij eerst wel grappig tot hij geen bevestiging meer van me kreeg (de betreffende l.l. wilde vaak bevestiging of hij het goed deed; complimentjes). Soms heb ik moeite om hier een grap van te maken zodat het voor die leerling duidelijk is dat je zo niet met elkaar omgaat, omdat het moeilijk in te schatten is hoe de leerling reageert was de uitlokking van de leerling een foutje en doet hij dat normaal nooit maar wil hij een keer kijken hoever hij kan gaan (anders kun je acuut reageren door conflictoplossing, waarop de leerling die niet meer doet in het vervolg)? Of heeft de leerling een opvallend karakter en wil die vaak grapjes maken voor zijn imago en pas je dit aan met de ik-boodschap?

23 D DIDACTISCH VERMOGEN Ik zet didactische en vakinhoudelijke kennis, vaardigheden en ervaringen op een methodische wijze in bij educatieve activiteiten, met als doel het beeldend vermogen van leerling of cursist te ontwikkelen. D.1 Ik kan eenvoudig lesmateriaal ontwikkelen. D.2 Ik beheers verschillende presentatievormen en kan een presentatie verzorgen. D.3 Ik kan het werk van leerlingen bespreken en daarop aansluitende adviezen geven. Wat betekent deze competentie voor mij in grote lijnen? Om lesdoelen op een leerling vriendelijke manier in beeldende lessen te verwerken en verwezenlijken die aansluiten op de voorkennis (en zoveel mogelijk op de leef-en ervaringswereld) van de leerling maar ook de profielkeuze van de leerling. Daarom zou ik graag lessen willen voorbereiden die het beeldend vermogen van de leerling op een positieve manier beïnvloeden, zodat zij gemotiveerd en enthousiast aan hun (beeldende) ontwikkelingen blijven werken. Hoe bereik ik dat de leerlingen een positieve ervaring hebben m.b.t. de lesinhoud en gemotiveerd/enthousiast werken aan hun beeldende ontwikkelingen? - Doordat de leerlingen de juiste werkmaterialen aangeboden krijgen van me en ter beschikking hebben waardoor ze weten waar ze gereedschappen kunnen vinden en uitgelegd krijgen hoe ze die moeten gebruiken; de indeling van het klaslokaal bijv. Als de leerling vast loopt om welke reden dan ook moet hij/zij hulp en begeleiding aangeboden krijgen om weer verder te kunnen werken. Als dat niet gebeurd, raakt de leerling namelijk gedemotiveerd en is niet meer geënthousiasmeerd om verder te werken aan de opdracht (tekening). Dan is de leerling ook in de toekomst geneigd het beeldende vermogen op te geven. - Opbouwende feedback waarin duidelijk wordt wat de leerling al goed heeft gedaan in zijn werk (vorm, inhoud en functie). Ik kon bijvoorbeeld wijzen op compositie, perspectief, kleurverloop, toonverloop en de manier waarop de leerling het materiaal gebruikt. Daarna benoemde ik waar de leerling nog rekening mee kon houden om zo nodig te verbeteren (zie ook: Competentie C). Hoe wilde ik dit inzichtelijk maken: Door relevant (eenvoudig en duidelijk/helder) lesmateriaal te ontwikkelen wat aansluit op de belevingswereld, interesses maar vooral de voorkennis van de leerlingen (en hun profielkeuze). Hierbij kan ik rekening houden met nieuwe ontwikkelingen door onderzoek te doen naar de huidige nieuwe media en mediums die de l.l. interesseren (ook buitenschoolse beeldende activiteiten en aansluitend op de profielkeuzes van de l.l.), dit dient als extra motivatiemiddel om het beeldende vermogen van de l.l. te ontwikkelen.

24 Competentie D. Wat wel goed ging en nog niet goed: 1.) In het begin van de stage wees Agnes me erop dat ik rekening mag houden met de beleving en interessewereld van de l.l. maar tot op zekere hoogte; dit heb ik aangepast in mijn stagewerkplan. Ik ben hier over na gaan denken hoe ik dit kon toepassen naar aanleiding van het les idee van Agnes m.b.t. de documentaire Secrets Of the Mona Lisa en het proefje wat ze wil laten zien m.b.t. de werking van kleur en licht. Zie evaluatieverslaglegging in de bijlage: Secrets of the Mona Lisa pag. 30 t/m ) Na het maken van de lesvoorbereiding van de les abstracte collage heb ik de lesdoelen van Agnes en haar lesbrief g d gekregen en naast mijn eigen voorbereiding gelegd maar het toch op mijn eigen manier verwerkt in de lesvoorbereiding (PowerPoint Presentatie en stappenplan voor het maken van de collage bijv.) Het bedenken van de manier waarop ik de les wilde presenteren ging goed, ik had alleen kunnen vragen of er nog iets ontbrak aan het geen wat ik uitlegde tijdens de instructie van de opdracht aan de klas en of mijn antwoorden klopten in de lesvoorbereiding en met deze lesvoorbereiding Agnes haar lesdoelen werden nagestreefd. Ik heb alle voorbereidingen nog wel naar Agnes g d en gevraagd wat Agnes er van vond. Ik hoefde alleen wat voorbeelden aan te passen m.b.t. het voorbeeld van de collage; er zat een figuratieve kat in de collage verwerkt (PowerPoint presentatie pag. 5). De opdracht gaat over abstracte vormen, deze hoorde dus niet thuis in de collage. Zie evaluatieverslaglegging in de bijlage: De hand-outs/stappenplannen voor de leerlingen, de lesvoorbereiding voor een abstracte collage en de PowerPoint Presentatie pag. 34 t/m ) Als ik iets niet weet, denk ik dat ik het zelf op moet lossen maar ik moet dus vragen hoe het zit (antwoorden navragen miste ik vooral in het begin van de stage terwijl ik de lesinhoud nog niet had gezien en nog niet helemaal begreep soms). Want het is niet erg als ik het nog niet weet maar ik moet het durven toegeven en inzien op die momenten waar nodig; hulp vragen. De vak inhoud begrijpen (de lesopdrachten) vereist oefening en ervaring met de lessen (tip van Agnes en Raymond), ik krijg bepaalde stof die ik mis vanuit mijn opleiding niet aangereikt en het is dus logisch dat ik de vak inhoud van de lessen die gegeven wordt nog niet beheers (deze nadere info hoort eigenlijk bij competentie D). Een tip van Agnes was ook; je weet altijd meer dan een leerling. Als ik het wel weet, kan ik natuurlijk gewoon antwoord geven op praktische vragen en dergelijke. Maar ik moet voortaan beter nagaan en nadenken; nadenken of navragen/voor laten doen en dan de l.l. hulp aanbieden. Want als ik het antwoord niet weet m.b.t. de lesopdracht, is het antwoord voor de leerling verkeerd en doen zij iets wat niet de bedoeling is. Tijdens het perspectief tekenen heb ik bijv. mee gedaan in de les van Raymond zodat ik het juiste antwoord aan de leerling kan geven wanneer ik begeleid. Zie evaluatieverslaglegging: Tekening van huis met aanbouw in perspectief getekend en meegedaan tijdens de uitleg op pag. 24, met een leerling gepuzzeld hoe dobbelstenen in perspectief getekend moeten worden met nieuwe vluchtpunten op pag. 26 (laatste alinea van vrijdag 4 maart), de uitleg van Agnes wat een tertiaire kleur is (foto van het uitgelegde voorbeeld) antwoord van Agnes en op de dag waar ik moeite had met nakijken van de vragen in een toets. Omdat ik de antwoorden niet wist en het moeilijk vond om toe te geven dat ik het antwoord niet wist omdat het simpele stof is - ik heb het overigens wel eerlijk toe gegeven. Zie hiervoor de foto op pag. 15. en evaluatie op pag. 25 alinea 1.

25 Voorbeelden/aanvullingen van dingen die ik niet zo goed kon binnen de competentie, waar ik tegen aanliep, wat ik ervan heb geleerd en waar ik in de toekomst nog wel aan wil werken: - Wat is een tertiaire kleur, op welke manier wordt een kleurverloop maken verwacht, hoe teken ik in perspectief, hoe werken vluchtpunten, hoe zat de kleurencirkel ook alweer in elkaar? - Goed nadenken voor ik iets voordoe, een voorbeeld is dat ik een keer de verkeerde potloden had gebruikt om iets aan een leerling voor te doen, terwijl de leerlingen met pastelpotloden aan het werk waren. De leervraag moet dan voor de les begint zijn; met welk materiaal wordt er gewerkt? Hoe wordt er van de leerlingen verwacht met het materiaal om te gaan? - Nakijken van werk; hoe bepaal ik wat het juiste antwoord is en waar op beoordeelt moet worden tijdens het nakijken? - Wat zijn de lesdoelen van een lesopdracht en hoe ziet de les er precies uit? (dit wil ik van te voren weten en als ik het niet weet in het vervolg bespreken)

26 E INTERPERSOONLIJK VERMOGEN Ik functioneer open en oprecht in een sociaal verband en communiceer daarbij effectief. E.1 Ik houdt zichtbaar rekening met anderen. E.3 Ik kan een verslag schrijven. Wat betekent deze competentie voor mij in grote lijnen? Om eerlijk te zijn over mijn leerproces en toe te geven wanneer ik ergens moeite mee heb. Zowel binnen als buiten de stage om. Ook naar leerlingen toe vindt ik het belangrijk om zoveel mogelijk mijzelf te zijn door eerlijk te blijven. Dit maak ik inzichtelijk door gesprekken, feedback en aantekeningen bij te houden en hier een verslag over te schrijven zoals dit verslag. Hoe ben ik eerlijk tegenover mijzelf, mijn leerproces en de leerlingen? Zie: Competentie E. punt 1 wat ging wel en nog niet goed (hieronder), voor eerlijkheid naar de leerling toe; competenties C en D (pedagogische en didactische benadering). Hoe wilde ik dit inzichtelijk maken: Door veel betrokken te zijn en te communiceren met docenten. Dit kan ik doen door in de leraren kamer tijdens werkpauzes oprecht te blijven en sociaal (dat zijn meer persoonlijke gesprekken), overleg buiten de stage uren per mail of telefoon, persoonlijke gesprekken met de stagebegeleiders en door bijv. vergaderingen binnen de school bij te wonen (om mijn betrokkenheid op die manier aan te tonen en effectief te communiceren). Competentie E. Wat wel goed ging en nog niet goed: 1.) Ik heb bijvoorbeeld verteld dat ik erg zat met een onverwachte verhuizing, en ik per direct een nieuwe woning moest vinden. Daarmee wilde ik aantonen dat ik hier ook mee bezig was tijdens de stage en het moeilijk vond om de tijden te combineren met mijn persoonlijke omstandigheden. Daarbij probeerde ik rekening te houden met een ander. Ik heb hier geen directe bewijslast van, dit is mondeling besproken. Mijn aanwezigheid op stage toont wel aan dat ondanks de moeite die ik hiermee had, dat ik zakelijk en privé gescheiden houdt en functioneer naar de verwachtingen op stage ondanks de last. 2.) Aangeven wanneer ik iets spannend vond of onzeker was; ik heb meerdere keren aangegeven aan verschillende begeleiders dat ik bang was voor het uiteindelijke beoordelingsproces. En dus ook op verschillende manieren gevraagd of besproken hoe dit werkt en wat ik hier aan kan doen om de communicatie te verbeteren (zowel op de stage als op Fontys). Ik merkte op dat ik een gemis ervaarde aan betrokkenheid. Ik zou het fijn hebben gevonden als er vanuit mijn school (Fontys) meer begeleiding werd gegeven d.m.v. persoonlijk contact. Zodat Fontys ook ziet wat ik op stage doe en de begeleiders op stage ook Fontys kunnen communiceren zodat ik mezelf beter kan ontwikkelen tijdens het leerproces. Ik was behoorlijk afgeleid hierdoor en werd onzeker over mijn prestaties binnen het leerproces; ik kon mij moeilijker richten op het eigen leerproces, doordat ik in de war was over de manier van communiceren. Het voelde alsof ik alles tegelijkertijd moest doen. Maar ik vergat blijkbaar de hoofdzaken en kon dit niet meer scheiden van de bijzaken. Uiteindelijk moest ik dit achteraf inzichtelijk maken d.m.v. dit verslag (de consequenties hiervan inzien door eigen fouten te herstellen) en alles terug halen uit leerervaringen in mijn geheugen de informatie uit het eerdere verslag. Daardoor heb ik nu dubbel werk moeten doen en dit wil ik in de toekomst graag voorkomen. Dan kan ik mijn stage in het vervolg op tijd af ronden en volgens de afspraken. Bewijslast: dit verslag!

27 3.) Rekening houden met mijn stagebegeleiders en hun planning; ik ben flexibel inzetbaar. Ook door mee op te helpen bouwen op de openavond bijv. Wanneer een van de stagebegeleiders er niet was op een dag, ben ik bij de andere stagebegeleider mee gaan kijken. Wat nog niet zo goed ging was evenwichtig opdrachten aannemen van de begeleiders; bij Agnes heb ik meer uit kunnen voeren wat betreft de opdrachten/eisen vanuit school. Ik vond het moeilijker om afspraken te maken met Raymond, ik had het idee dat hij het druk had omdat hij me vertelde wat zijn planning was op een dag hij moest vaak weg in tussenuren en na school voor afspraken en hij was per mail minder makkelijk te bereiken en ook niet per telefoon. In zijn lessen heb ik vooral geprobeerd om de vak inhoud te begrijpen (zie bewijslast foto van huis in perspectief competentie D) en hem te helpen met voorbereidingen op de les (werkmaterialen voor instructies aanreiken en de voorraad voor de leerlingen aanvullen). Agnes maakte iets meer tijd voor mij en/of gaf me het gevoel dat zij meer betrokken was tijdens het leerproces. Daarbij heb ik zoveel mogelijk mee geholpen met afsluiten en opruimen. Zie evaluatieverslaglegging: pag. 16 spullen klaar zetten, pag. 17 openavond en pag. 22 evaluatie; een ontwikkeling die aantoont dat ik flexibel inzetbaar ben. Voorbeelden/aanvullingen van dingen die ik niet zo goed kon binnen de competentie, waar ik tegen aanliep, wat ik ervan heb geleerd en waar ik in de toekomst nog wel aan wil werken: - Ik heb moeite met inzien van mijn zwakke kanten; ik probeer zelfstandig te zijn (ben te perfectionistisch) en wil meteen alles goed doen. Ik zie niet in wanneer ik een fout maak en moet juist van te voren nadenken; als ik een antwoord niet weet moet ik om hulp vragen. Door mijn zelfverzekerde houding (alles goed willen doen) krijgen mijn begeleiders de indruk dat ik alles al weet en kan, maar de realiteit is dat ik nog veel heb om aan te werken vooral betreft de vak inhoud die het Stedelijk College Eindhoven aanbiedt (dit vergt ervaring). Om feedback vragen vond ik niet zo moeilijk dit heb ik ook wel gedaan; ik kreeg alleen soms het idee dat als ik erom vroeg, ik dit niet altijd kreeg (durfde dit niet goed meer na een paar keer vragen, omdat ik dacht dat de begeleiders hier misschien de tijd niet voor hadden en/of ik geen kans kreeg om dit te vragen) en heb daardoor zelf ingevuld/hieruit opgemaakt dat ik op mezelf aan gewezen was. Dit zijn verspilde kansen geweest. De tip van Agnes: Als je voor het eerst gaat rijlessen, kun je ook nog niet alles tegelijk zoals sturen, op het andere verkeer letten, koppelen en remmen. Dit wordt ook nog niet van je verwacht in de tweede stage. En het is niet erg om toe te geven dat je iets nog niet weet. In het vervolg moet ik mezelf open durven stellen, zodat ik meer aan feedback heb waar ik ook aan kan werken (voor effectieve communicatie). - Een verslag maken ging eerst ook nog niet zo goed, want mijn eerste evaluatieverslag was niet binnen de richtlijnen die zijn gevraagd. Nu gaat het al wel iets beter, omdat ik inzie dat ik beter moet reflecteren om inzichtelijk te maken wat ik heb geleerd en daarbij het communiceren naar anderen toe heel belangrijk is. In het vervolg ga ik dit voortaan doen door deze richtlijnen (van dit verslag) aan te houden om dit goed te communiceren. Communiceren; elke week de vooruitgang binnen het verslag mailen!

28 F VERMOGEN tot SAMENWERKING Ik ben in staat een zelfstandige bijdrage te leveren aan een gezamenlijk proces of product, educatief en beeldend. F.1 Ik lever een actieve bijdrage aan groepsbesprekingen, met respect voor anderen. F.2 Ik houdt rekening met de kritiek van anderen en kan deze plaatsen. F.3 Ik stel me begeleidbaar op. Wat betekent deze competentie voor mij in grote lijnen? Initiatief nemen en hulp aanbieden om er ook voor te zorgen dat samenwerken (in collegiaal verband) positief uitpakt. Een zo min mogelijk belastende aanwezigheid voor docent en leerling creëren, die berust op mijn zelfstandige leerhouding en leerproces. Ik houdt de aantekeningen (tips, advies en feedback die ik krijg) goed bij om hier in het vervolg rekening mee te houden. Hierdoor laat ik zien, dat ik hier aan wil werken en rekening mee houdt. Wat betekend initiatief nemen en hulp aanbieden voor een goede samenwerking voor mij? - Het ontwerpen van een les op instructies van de (en in samenwerking met de) stagebegeleider. Met als streven; de lesdoelen in de lesopdracht verwerken om hier een zelfstandige bijdrage aan te leveren. - Hulp aanbieden betekend; het klaarzetten van lesmaterialen (zoals de schetsboeken) voor mijn stagebegeleider. Maar ook het opstarten van een les indien dit noodzakelijk is of het overzicht bewaken in een les als de docent er even niet is. - De nodige MESO - uren maken door groepsbesprekingen/vergaderingen bij te wonen en dit betekend voor mij aandachtig luisteren om hier van te kunnen leren en goed mee te krijgen wat er wordt besproken en waarom. - Me begeleidbaar opstellen betekend voor mij; doen wat er gevraagd wordt, de regels volgen + tips en feedback aannemen en hier ook iets mee doen. Hoe wilde ik dit inzichtelijk maken: Door meegaand te zijn en mee te werken aan een proces, product; tijdens educatieve en beeldende begeleiding van de lessen. Dit kan bijv. d.m.v. hulp aanbieden bij het voorbereiden van een les waar materiaal voor klaar gezet moet worden en dergelijke, maar ook door werk uit handen te nemen van de stagebegeleider om initiatief te tonen (als blijk van motivatie voor het docentschap). Competentie F. Wat wel goed ging en nog niet goed: 1.) Me begeleidbaar opstellen; ik heb over het algemeen moeite met inzichtelijk maken of ik het doe/kan (zie competentie: E wat ging wel en niet goed bij punt 2). 2.) De kritiek van anderen kan ik wel plaatsen; ik vraag aan docenten en leerlingen wat ze van me vinden want het is belangrijk om dit te verbeteren. Zie evaluatieverslaglegging: Hoe het voorbereiden van een les ging en hoe het lesgeven zelf ging op pag. 20, en pag. 27, en in de bijlage op pag. 59, 60 en 61, de leerlingen enquête; op pag. 62 t/m 76, het feedbackformulier op pag. 78 door Agnes ingevuld aan de hand van de les abstracte collage maken (zodat ik weet wat ik nog kan en wil verbeteren in de toekomst).

29 G OMGEVINGSGERICHTHEID Ik kan relevante omgevingsfactoren in de samenleving signaleren en deze integreren in mijn studie of onderzoek. Zie competentie D, deze competentie (G) wil ik op eigen initiatief verwerken in - en combineren met competentie D. Wat betekent deze competentie voor mij in grote lijnen? Zie competentie D Hoe ga ik daar aan werken? (deze competentie wil ik zichtbaar maken door het te combineren met competentie D). Want ik zou graag willen proberen om nieuwe media in te zetten, die aansluit op de belevingswereld en interesse van de leerling door de relevante omgevingsfactoren in de samenleving te benoemen niet direct op het gedrag van de leerlingen zelf wijzen binnen de samenleving maar de huidige samenleving aan de kaak stellen door deze omgevingsfactoren te benoemen en wat dit voor invloed op iedereen heeft. Ik ben in overleg opzoek gegaan naar digitale mediums om te gebruiken in de lesopdracht (het medium Photoshop en Ellements als materiaal aangereikt), omdat ik erachter kwam (signaleerde) dat dit ook binnen de interesse valt van de leerlingen in de huidige maatschappij. Hoe ziet de belevingswereld en interesse van de leerling eruit voor mij? - Aansluitend op de huidige ontwikkelingen binnen de maatschappij van nu en de nieuwe media. - Digitaal - Nieuwe POP idolen de huidige top 40 Hoe wilde ik dit inzichtelijk maken: Hier rekening mee houden in de lessen die ik zelfstandig mocht ontwerpen volgens een aantal gestelde eisen en de leervragen m.b.t. een documentaire over de Mona Lisa en die van de abstracte collage (zie competentie D). Competentie F. Wat wel goed ging en nog niet goed: 1.)Het bespreken van een videoclip met de leerlingen (in de les van Raymond). De videoclip moet mensen er bewust van maken wat Social Media voor negatieve invloed heeft op de huidige maatschappij. Ik vond het moeilijk om specifiek te verklaren waarom die sociale media ook een negatieve omgevingsfactor is. Maar ik heb mee geprobeerd te denken, in het overdragen van deze boodschap. Zelf weet ik het een en ander af van de artiest Stromae. Dus ik kon ook wat nieuwe feitjes vertellen aan Raymond om de boodschap te verduidelijken. De leerlingen zijn veel bezig met muziek; ze willen vaak de top 40 beluisteren in de les tijdens het tekenen. Zie evaluatieverslaglegging: pag. 4

30 H ORGASINATORISCH Ik hanteert een - voor mijzelf - bruikbare vorm van timemanagement voor de uit te voeren taken en afspraken. Verder orden ik de te gebruiken middelen en materialen, en maak deze toegankelijk voor leerlingen en begeleiders. Ik geef gerichte aanwijzingen voor de wijze van werken. Ik draagt zorg voor de daarbij behorende administratie. ZIE VOOR PRIORITEITEN STELLEN EN PLANNEN EIGEN WERK: COMPETENTIE B.2 EN B.4 IN DIT VERSLAG DIT VALT ONDER VERMOGEN TOT REFLECTIE EN ONTWIKKELING. H.1 Ik zet mijn voorbereidingen voor eenvoudige onderwijsactiviteit op schrift (draaiboek) H.2 Ik ken de te hanteren regels en afspraken en houdt mij daaraan H.3 Ik maak leerlingen duidelijk wat ze van mij kunnen verwachten met betrekking tot het leerproces H.4 Ik stel prioriteiten en verdeel de beschikbare tijd efficiënt (zie competentie B.4) H.5 Ik verken en beschrijf de mogelijkheden van de leeromgeving H.6 Ik plan eigen werk en maak werkafspraken met leerlingen Wat betekent deze competentie voor mij in grote lijnen? Om al mijn documenten en verslaglegging zo goed mogelijk bij te houden. De administratie moet overzichtelijk worden bijgehouden; zelf doe ik dit meestal digitaal aan de hand van hoofd mappen met sub mappen op mijn laptop en door een back-up mee te nemen (een usb-stick). Meestal mail ik mijn documenten ook door naar begeleiders; dan is er een derde back-up, maar dan is het ook inzichtelijk voor de begeleider. Ook m.b.t. het voorbereiden van een les; een lesbrief voorbereiden zodat overzichtelijk is voor mij en mijn begeleiders wat er voorafgaand en tijdens een les moet gebeuren. Hierin staat de precieze tijdsindeling en invulling van een lesuur. In deze lesvoorbereiding (lesbrief) draag ik zorg voor het regelen en klaar zetten van materiaal (beamer, werkmaterialen, hand-outs etc.) Door gerichte aanwijzingen te geven en lesstof tijdens de werkinstructie weten de leerlingen wat er van ze verwacht wordt. Aan het einde van de lesinstructie worden de lesdoelen nog eens benoemd in een vorm die de leerlingen begrijpen er moet exact en stapsgewijs aangegeven zijn wat er deze les van de leerling verwacht wordt. Dit gebeurd zoals omschreven stond in de lesvoorbereiding/lesbrief. Zelf vindt ik het prettig dit inzichtelijk te maken en verduidelijken voor de leerling, door de stappen op het bord te schrijven of op het diascherm weer te geven, dan weet de leerling ook wat er van hem/haar verwacht wordt omdat hij/zij dit terug kan lezen tijdens het werken aan de opdracht. Ik moet er ten alle tijden voor zorgen dat ik de lesvoorbereiding op tijd op orde heb (volgens de planning) en alles altijd bij de hand heb om in te kunnen zetten tijdens de les; voor de les begint zet ik de spullen en werkmaterialen klaar zoals ook al vermeld hoort te zijn in de lesbrief tijdens het geven van een les. Zo ontstaan er voor de begeleider en leerling geen onduidelijkheden over de lesinvulling. Hoe wilde ik dit inzichtelijk maken: D.m.v. een samenvattende verslaglegging en evaluatie per dag veel reflectie ontbrak.

31 Competentie H. Wat wel goed ging en nog niet goed: 1.) Het uitvoeren binnen het organisatorische zelf ging wel goed maar opnieuw het inzichtelijk maken middels een verslag heb ik niet goed gedaan. Het is meer een gebrek aan reflecteren hierop. Want de dingen die tijdens de stage zelf uitgevoerd werden had ik veelal wel op orde; ik keek elke dag mee met de begeleiders, gaf leerlingen hier en daar wat tips/begeleiding en ik assisteerde met spullen klaar zetten voor een les; hier heb ik evaluaties van gemaakt. Als ik thuis was evalueerde ik meteen op de dag middels mijn verslag (hier staan verkenningen en beschrijvingen binnen de leeromgeving in); hier ontbreekt veel reflectie op gebeurtenissen zo ook binnen het organisatorische. Het enige bewijs wat ik hier voor heb is mijn digitale opslag (netjes bijhouden van documenten) en het contact met de begeleiders tijdens een stageweek. Verder kan ik opnieuw wijzen op de lesvoorbereiding en hoe de les ging die ik zelfstandig mocht doen, ik ben mij wel bewust van dingen maar maak ze niet duidelijk zichtbaar van dag tot dag. Dit verslag biedt meer inzicht omdat ik hier mijn competentiegroei pas duidelijk maak door erop te reflecteren. De enige complete organisatorische documenten, zijn die voor de les van een abstracte collage. Zie evaluatieverslaglegging: Het voorbereiden, geven, de reflectie op een les en het maken van werkafspraken met leerlingen; pag. 34 t/m ) Of ik de regels en afspraken ken (m.b.t. het eigen leerproces): Nee, die kende ik niet goed ik heb soms ook niet goed opgelet blijkt achteraf, maar er zijn ook zaken waar ik niet van op de hoogte ben gesteld. Dit ging niet goed omdat ik hier enige begeleiding in miste vooraf (voor aanvang van de stage). Wanneer ik dit op een juiste en duidelijke manier aangereikt krijg (documenten met richtlijnen), ben ik goed voorbereid en houdt ik dit wel in de gaten. Ik kon daarentegen wel goed op tijd aanwezig zijn in de lessen en wist waar de leerlingen zich aan moesten houden (niet eten en drinken, geen jas aan in de les, naar de wc gaan in de pauze, geen telefoons tijdens de les etc.) Ik hield me aan de regels waar ik me van op de hoogte was, de regels die de leerlingen hadden binnen school hield ik ook aan. 3.) Ik maakte ook weleens werkafspraken met leerlingen binnen hun werkstuk (als Raymond ook al had aangegeven dat er leerlingen achter liepen). Dan stelde ik een tijd voor aan de leerling, wanneer hij/zij een stap verder moest zijn met de tekening na het geven van tips om de leerling op weg te helpen. Daarbij sprak ik met de leerling af dat ik terug zou komen naar de leerling wanneer de afgesproken tijd voorbij was. Dit hielp meestal wel (en ging dus goed) met een herinnering erbij vermeld, dat het binnen een paar lessen af moest zijn en beoordeelt moest worden. Niet af, is altijd een onvoldoende (dit is een duidelijke regel voor de leerlingen) en dit moeten we samen zien te voorkomen. Ook dit soort zaken moet ik in het vervolg juist evalueren; ik heb moeite met dingen inzichtelijk maken als ze eenmaal zijn voorgevallen. Ik vergeet dit soort zaken op de een of andere manier te vermelden. Ook al zie ik het op dat moment in als leerzaam; de begeleider weet ervan en ik ook. Die ervaring leek in eerste instantie voldoende. Ik kan het vaak ook niet kort en bondig schriftelijk formuleren achteraf. En nam het op dat moment voor lief.

32 Zelfanalyse van: Leonie van Drunen datum: competentie Positief/ Kernkwaliteiten Valkuil/ vervormingen opmerkingen 1.reflectief Kritisch en krachtig. Niet toegeven van mijn eigen fouten aangeven dat ik iets niet snap. 2.pedagogisch/ Belangstellend, Het antwoord ergens niet didactisch nieuwsgierig, behulpzaam, op weten maar toch organisatorisch. behulpzaam willen zijn vak inhoudelijke kennis ontbreekt soms. 3.communicatie/ Kan goed naar anderen Te fanatiek samenwerken luisteren, adviezen geven = overtuigd. Conclusie/ Soms mag ik iets minder Mijn valkuil is een opmerkingen kritisch zijn op mezelf, dit zelfverzekerde houding kan verkeerd overkomen vertonen uit onzekerheid; (zelfverzekerde uitstraling ik weet de antwoorden door het streven naar soms niet en dat maakt perfectionisme) ook me onzeker. Ik moet niet behulpzaam is goed; mits alles in een keer goed ik het juiste antwoord willen kunnen doen en weet. leren van mijn fouten. Om feedback en naar antwoorden leren vragen. M.b.t. de vak inhoud: Eerst het antwoord achterhalen dan helpen (niet alles in een keer goed willen doen). Relativering aantonen; geen zelfverzekerde houding aannemen. Te kritisch, alles in een keer goed willen doen = loslaten! Om antwoorden en feedback vragen = toegeven en eerlijk zijn!

33 1. Reflectief vermogen Kritisch en krachtig: Ik ben een kritische beoordelaar, wanneer ik een ander beoordeel ben ik altijd eerlijk. Daarom moet ik opletten, hoe ik dit formuleer. Naar mezelf toe ben ik erg streng en misschien ook wel negatief maar dit helpt mij scherp te houden. Ik moet dat scherp houden juist inzetten door naar antwoorden te vragen. Daarbij heb ik krachtig staan omdat mijn woorden duidelijk en helder overkomen. Dit gaat hand in hand met de kritische kernkwaliteit, ik moet uitkijken met het formuleren gebruiken van de juiste woorden om mijn vragen te kunnen stellen. Duidelijk iets aangeven of aanwijzen door eerlijkheid, zodat ik kan vragen naar antwoorden m.b.t. de vak inhoud en voor feedback. 2. Pedagogisch/didactisch Belangstellend, nieuwsgierig, behulpzaam, organisatorisch: Ik toon veel interesse in een ander, om te achterhalen hoe die persoon zich voelt/in zijn vel zit en of ik rekening met die ander kan houden. Dan vraag ik altijd even hoe het gaat, niet uit nieuwsgierigheid in dat geval maar belangstellendheid. Daardoor heb ik dan de drang mensen te helpen mocht er iets niet goed zijn, of een luisterend oor aan te bieden mits ik hier niets aan kan veranderen. Mijn pedagogische kwaliteit is daardoor sterk. Mocht ik een oplossing weten of weten waar die hulp wel gezocht kan worden, dan geef ik advies. Nieuwsgierigheid komt van pas, wanneer ik onderzoeken moet verrichten; bij het stellen van vragen moet ik deze sterke eigenschap inzetten. Als ik iemand wil helpen, moet ik wel het juiste antwoord weten, de vak inhoudelijke kennis ontbreekt soms dus dit gaat me minder goed af. Maar hier kan ik ook een sterkte van maken door om hulp te vragen en het toe te geven als ik het antwoord niet weet.