360 graden Peerfeedback

Transcriptie

1 360 graden Peerfeedback Naam: Han van de Donk Klas: 1D SLB-docent: S. Brukx Datum: 25/01/2015

2 360 graden feedback Professioneel Gedrag Student: Han van de Donk... SLB Docent: Sarina Brukx... Ingevuld door (naam): Han van de Donk... Ingevuld door (functie): student, stagebegeleider, begeleider Praktijk Leren, docent, anders, nl.:... Datum: 17/01/ Instructie Elk item op het feedbackformulier bestaat uit twee tegengestelde beschrijvingen met een schaal daartussen. Omcirkel de score die je het meest van toepassing vindt. 1. Begrijpt dat de organisatie (HvA/ stageplek/ etc.) andere opvattingen over de begeleiding kan hebben dan hijzelf: stelt vragen hierover en stemt eigen behoeften/ verwachtingen af op die van de organisatie. 2. Reageert op anderen met begrip voor hun positie of motieven, ook als hij het er niet mee eens is. 3. Gepaste humor: kan inschatten of een grap gepast is, gezien de situatie of de aanwezigen Stemt eigen verwachtingen niet af op die van de organisatie (HvA/ stageplek/ etc.); klaagt over begeleiding Begrijpt gedrag van anderen niet of voelt zich niet begrepen Maakt grappen die niet gewaardeerd worden. 4. Doet moeite de ander te begrijpen Wil in een gesprek vooral zijn eigen verhaal kwijt. 5. Begrijpt onderliggende gedachten, gevoelens of bedoelingen van anderen Reageert alleen op woorden: merkt onderliggende boodschappen niet op. 6. Houdt rekening met de organisatiecultuur (van HvA/ stageplek/ etc.) in zijn optreden. 7. Accepteert weigering van een verzoek 8. Heeft in de gaten hoe informele relaties in de afdeling of organisatie liggen en houdt daar rekening mee Kan alleen vanuit zijn eigen normen en waarden werken Is verontwaardigd als hij nee krijgt op een vraag Houdt geen rekening met informele relaties.

3 9. Benadert de ander open en duidelijk: bespreekt verwachtingen, problemen, irritaties en dergelijke met de persoon zelf, ook als dat niet makkelijk is. 10. Maakt in een gesprek oogcontact en zit in een actieve houding, naar de ander toegekeerd. 11. Checkt of hij de ander goed begrepen heeft door vragen of samenvattingen. 12. Laat de ander in zijn waarde, oordeelt niet snel. 13. Helpt collega s/medestudenten uit zichzelf, denkt na over hun wensen en behoeften. 14. Neemt verantwoordelijkheid voor eigen handelen; is open over fouten. 15. Gevoel voor timing: stelt zaken op een geschikt moment aan de orde. 16. Vraagt door op wat hem niet duidelijk is. 17. Reageert alert op verzoeken van cliënten en collega s. 18. Laat zich met respect uit over collega s, cliënten en de organisatie. 19. Begrijpt de formele structuur (hiërarchie, regels, afspraken) en werkwijzen van de organisatie. 20. Komt afspraken en verplichtingen na, of laat het tijdig weten als dat niet lukt. 21. Heeft uit zichzelf oog voor ongeschreven gedragscodes Praat/ klaagt over anderen achter hun rug om Maakt weinig oogcontact, zit afgewend, passief Checkt niet, volgt vooral eigen gedachtegang Staat snel met oordelen klaar Laat zich door wensen van cliënten of collega s overvallen of voelt zich daar niet verantwoordelijk voor Schuift verantwoordelijkheid af; verdoezelt fouten Heeft moeite om het geschikte moment te vinden voor een vraag of actie Vraagt niet door Laat cliënten of collega s wachten of reageert niet Praat met weinig respect over anderen Heeft moeite met de formele structuur te doorzien en zich de gangbare werkwijzen eigen te maken Is niet betrouwbaar in het nakomen van afspraken Moet op ongeschreven gedragscodes worden gewezen. 22. Stelt vragen in een gesprek Geeft vooral zijn eigen mening. 23. Blijft bij een meningsverschil of conflict ook naar de ander luisteren. 24. Doet zich niet beter/ anders voor dan hij is. 25. Past eigen planning aan om de ander behulpzaam te zijn. 26. Checkt of de ander tevreden is over zijn diensten. 27. Is open en eerlijk over zijn activiteiten en over hoeveel tijd die kosten Herhaalt alleen eigen argumenten, graaft zich in Kan eigen woorden niet waarmaken Geeft eigen planning voorrang Vraagt niet naar tevredenheid Rekent in eigen voordeel; blaast eigen inspanningen op.

4 Vaststellen score Inlevingsvermogen Luisteren Organisatiesensitiviteit Integriteit Klantgerichtheid Totaalscore: 19 Gedeeld door 5: 3.8 Eindscore: 4 Totaalscore: 27 Gedeeld door 7: 3.9 Eindscore: 4 Totaalscore: 16 Gedeeld door 5: 3.2 Eindscore: 3 Totaalscore: 21 Gedeeld door 5: Eindscore: Totaalscore: 18 Gedeeld door 5: 3.6 Eindscore: 4 Advies aan de student: Ik denk dat ik heel eerlijk ben en fijn in omgang. Kan goed met mensen praten, en sta open voor feedback. Wel moet ik zorgen dat ik niet alles teveel uitstel. Vaak is het zo dat ik alles op het laatste moment doe. Hier moet ik aan werken.

5

6

7

8 Reflectie Na het verkrijgen van de score formulieren, ben ik met Ramon nog kort ingegaan op zijn advies. Hij vertelde dat ik een erg fijn persoon was in de omgang, en goed met mij kon praten. Wel zag hij ook dat ik moeite heb met plannen, iets wat Ramon zelf ook heeft. Hierdoor moeten er dingen vaak op het laatste moment gedaan worden, en lever je uiteindelijk een kwalitatief slechtere prestatie. Ik herkende dit, een kort voorbeeld uit de praktijk: Bij de laatste vaardigheden toets van blok 1.1, kregen we een casus waarbij we zelf een onderzoek moesten verzinnen. Ook moest je je behandelplan uitschrijven. Hier kregen we een half uur de tijd voor. Ik dacht het prima te redden binnen een half uur, dus ging eerst op mijn gemak wat drinken en eten halen. Echter, toen ik aan de opdracht begon, bleek het toch lastiger te zijn dan verwacht. Uiteindelijk is het wel goed gekomen, maar dat is wat er zo vaak misgaat. Ook viel mij op dat Ramon zei dat ik het juiste moment moet uitkiezen om een grap te maken. Dit had ik ook al gehoord in de feedback van mijn projectgroep in blok 1.2. Schijnbaar maak ik soms grappen die wat ongepast zijn, of slecht getimed. Hier moet ik dus aan werken. Ramon gaf het voorbeeld: Toen we tijdens een verdieping uur Bewegen de opdracht kregen uitgelegd, ik er steeds maar doorheen bleef praten. Hierdoor was de opdracht niet helemaal duidelijk voor Ramon, en moest hij bij andere nagaan wat nu precies de bedoeling was. Leerdoelen: (SMART) 1. Ik wil doormiddel van een goede voorbereiding thuis, de komende periode steeds voorbereid de les inkomen, om zo mijn les effectiever te maken voor mij. 2. Ik wil doormiddel van minder grappen en grollen tijdens de les, niemand anders storen tijdens het leerproces, en zo zelf ook mijn les efficiënter maken in het komende blok.