Luisteren Niet luisteren Belang van luisteren Luisterdoelen Luistervaardigheden

Transcriptie

1 Les 7

2 Luisteren Niet luisteren Belang van luisteren Luisterdoelen Luistervaardigheden

3 Je kan verschillende soorten gesprekken hebben. Bijvoorbeeld: Formeel Gepland en met een bepaald doel; voorbereiding! Informeel Alledaags gesprek waarbij je niet van tevoren bedenkt hoe je het gaat aanpakken

4 - Spontaan en vrijblijvend - Je komt de tijd aangenaam door - Je bereidt ze niet of nauwelijks voor - Je toont elkaar betrokkenheid en waardering - Je kunt gemakkelijk op een ander onderwerp overstappen - Je kunt het gesprek op ieder moment beëindigen

5 Wat denk je dat de waarde is van dit soort alledaagse gesprekjes? Enorm belangrijk voor het opbouwen van een vertrouwensrelatie Goed contact met je collega s, prettige samenwerking bevorderen Het ijs breken, basis leggen voor betekenisvolle gesprekken De ander voelt zich op zijn gemak bij jou

6 Vaardig zijn in: - Het beginnen van een gesprek - Het op gang houden van een gesprek - Het beëindigen van een gesprek

7 Kies iemand uit de klas die je nog niet zoveel hebt gesproken. Bedenk zelf een onderwerp voor een alledaags gesprek en voer dit gesprek met je klasgenoot. (10 minuten per persoon) Let op de manier hoe je het gesprek opent, hoe je het gesprek op gang houdt en hoe je het beëindigd. Wissel daarna van rol Nabespreken: Hoe ging het? Waar liep je vast? Hoe ging je daar mee om? Waar liep je gesprek soepel?

8 Voer nog een keer een alledaags gesprek met iemand uit de klas. Bedenk zelf een onderwerp voor een alledaags gesprek en voer dit gesprek met je klasgenoot. Let op de manier hoe je het gesprek opent, hoe je het gesprek op gang houdt en hoe je het beëindigd. Let op: Kies een luistervaardigheid (of als je wil, 2) die je bewust toepast in dit gesprek. Bekijk hiervoor eerst het lijstje dat je de vorige les hebt gemaakt en maak een keuze Aandachtgevend gedrag, Stilte in een gesprek, Vragen stellen, Samenvatten en ordenen, Analyseren, Gevoelsreflectie, Confronteren, Geruststellen, Zelfonthulling

9 Contact leggen is een vaardigheid die je kunt leren! (Dus ook als je er niet zo goed in bent!) - Stap als eerste op de ander af en zelf als eerste hallo. Geef de ander een hand - Stel jezelf voor met een glimlach - Neem er de tijd voor om jezelf voor te stellen - Houd oogcontact en toon belangstelling - Luister zorgvuldig en let op lichaamstaal - Bedenk vooraf waarover je zou kunnen praten

10 Waar zou je met de volgende mensen over kunnen praten? - Een vrouw die bij de bushalte bij de stad staat - De fietser naast je bij het stoplicht - Je buurvrouw die de hond uit laat - Je collega die je na 2 weken weer op het werk ziet - Je buurjongetje die buiten in de speeltuin aan het spelen is - Je sportmaatje - Je docent

11 - Startzin Werkt het beste als deze de andere uitnodigt iets over zichzelf te vertellen - Zoek de verbinding Ga op zoek naar iets gemeenschappelijks - Laat het initiatief wisselen Laat de ander iets over zichzelf vertellen, maar vertel ook iets over jezelf Pas op: Als MZ er ben je er voor de cliënt, niet om je eigen verhaal te vertellen - Speel in op de situatie Benoem wat je ziet en stel daar eventueel een vraag over

12 Soms loopt een gesprek niet zo lekker. Soms moet je dan toch het gesprek gaande houden. Wat denk je dat je in zo n situatie zou kunnen doen?

13 - Een stilte laten vallen is niet erg! - Luister goed naar de cliënt - Speel in op de reacties van de ander - Stel vragen die de cliënt uitnodigen iets te vertellen

14 - Open vragen - Gesloten vragen - Dubbele vraag (staat niet in je boek, dus let goed op!) - Indirecte vragen - Suggestieve vragen - Reflecterende vragen (staat niet in je boek, dus let goed op!)

15 Open vragen Beginnen met wat, waarom, hoe, wanneer, etc. Allerlei soorten antwoorden zijn mogelijk Je krijgt goed contact Ruimte voor achtergrondinformatie en achterliggende motieven en bedoelingen Bijv. Hoe dacht je dat probleem op te lossen?

16 Gesloten vragen Een vraag waarop maar één antwoord mogelijk is Beginnen met wie, wanneer of waar Ja/nee vragen Bijv. Heb jij die opdracht al gemaakt?

17 Dubbele vraag Ook wel cocktail vraag genoemd Twee vragen in één Zorgt voor verwarring Bijv. Wanneer gaan jullie verhuizen en hoe moet het dan eigenlijk verder met je opleiding?

18 - Een vraag die geen échte vraag is - Je nodigt de ander onopvallend uit om iets te vertellen Bijvoorbeeld: Ik vraag me af hoe u dat eigenlijk doet!

19 Suggestieve vragen Iemand het antwoord in de mond leggen Woorden als; zeker wel, natuurlijk, met me eens dat, vindt u ook, toch. Bijv. Wat zijn honden toch afschuwelijke beesten hè? Of U vindt toch ook dat die buurt harstikke onveilig is?

20 Reflecterende vragen Controleren of je de ander goed hebt begrepen. Bijv. Je praat zo kortaf; het lijkt wel of je boos bent. Is dat ook zo?

21 - Als MZ er is het belangrijk om aan te geven dat je het gesprek wilt gaan stoppen Cliënten voelen niet altijd aan wanneer een gesprek is afgerond! Hoe zou je in een gesprek kunnen laten merken dat je wil gaan afronden?

22 Noem de reden dat je wil gaan stoppen Geef nog even een samenvatting Maak (eventueel) een vervolgafspraak Neem afscheid van de cliënt door de bedanken of een hand te geven Ga niet door met praten over koetjes en kalfjes als de cliënt moeite heeft met afscheid nemen. Klaar is klaar. Zo ben je duidelijk Ondersteun je woorden eventueel non-verbaal

23 - Een stilte laten vallen is niet erg! - Luister goed naar de cliënt - Speel in op de reacties van de ander - Stel vragen die de cliënt uitnodigen iets te vertellen

24 Kies een gesprekspartner Vraag naar zijn/haar favoriete hobby. Jij moet ervoor zorgen dat het gesprek op gang blijft. Probeer de theorie toe te passen. Hoe is het gegaan?

25 - Afhankelijk van waar je bent: dialect of uitdrukkingen Dit geeft soms problemen in de communicatie! Hebben jullie voorbeelden?

26 Humor in gesprekken Het kan goed zijn om humor te gebruiken in het contact met je cliënten. Soms gaat humor te ver. Waar ligt de grens bij het maken van grappen? Wat kan wel, wat kan niet?

27 Hans Teeuwen De Jostiband

28 Maak opdracht 1 en 2 uit je werkboek

29 Maak opdracht 3 t/m 5 uit je werkboek Lees de theorie uit hoofdstuk 4.4, 4.5 en 4.6 Voer deze week minimaal 1 keer een alledaags gesprek met iemand waar jij bewust het initiatief toe neemt. Dit kan een bekende of onbekende van je zijn. Let op: De opening van het gesprek, houd het gesprek aan de gang en beëindig het gesprek op een passende manier. Schrijf na afloop op hoe het is gegaan en neem dit mee naar de les. Lees hoofdstuk 5,3, 5,4 en 5,5. Maak opdracht 1 en 2 uit je werkboek (Alledaagse gesprekken voeren) Lees hoofdstuk 5,5 en 5,6 Maak opdracht 3 en 4 uit je werkboek (Alledaagse gesprekken voeren)