StabiCAD V Elektro Besturingstechniek



Vergelijkbare documenten
1. Inleiding Instellingen maken Toestellen plaatsen Leidingen tekenen... 6

1. Werken met StabiCAD V Sparingen Inleiding Bouwkundige plattegrond Verwante modules... 3

StabiCAD V Applicatiebeheer

StabiCAD V Veiligheid

StabiCAD V Gasleidingberekening

Bijlage Inlezen nieuwe tarieven per verzekeraar

Handicom. Symbol for Windows. Image Manager. (Versie 4) Handicom, 2011, Nederland

Handleiding 103: Collecte Database (CDB) voor Wijkhoofden

Gebruikershandleiding

Handleiding. Voedingsversie Evry Hanzehogeschool Groningen november 2011

Handleiding MIJN SCIENCE-web (voor de hoofdgebruiker)

I N H O U D S O P G A V E

Deutsche Bank Global Transaction Banking. Internet Bankieren. Beheren.

Inhoud van de website invoeren met de ContentPublisher

Met deze module heeft u de mogelijkheid om gemakkelijk, snel en efficiënt uw documenten als naslag in Unit 4 Multivers te koppelen.

Beschrijvings SW gebruikers handleiding (V1.1) Voor Apple Macintosh computers Voor Macintosh Computer

Symbol for Windows BlissEditor

HANDLEIDING FLEETCALCULATOR

I N H O U D S O P G A V E

Met deze module heeft u de mogelijkheid om gemakkelijk, snel en efficiënt uw documenten als naslag in Unit 4 Multivers te koppelen.

6. Reeksen

Algemeen. Beschrijving LA5 Systeembeheer. Administratieve applicaties voor tankstation en oliehandel. versie 5.2

Bestanden ordenen in Windows 10

Aan de slag met AdminView

Handleiding XML Leesprogramma versie 2.1, juli 2006

Tips en Tricks basis. Microsoft CRM Revisie: versie 1.0

Handleiding XML Leesprogramma versie 2.0

Handleiding Zorgverzekeraar Winmens versie 7.29

Ridder R8 Financieel: openen nieuw boekjaar

HANDLEIDING Q1600 Fashion

13. Symbool-, Lijnstijlbibliotheek (Resource Editor)... 1

Algemene basis instructies

Handicom. Symbol for Windows. Image Manager. (Versie 3) Handicom, 2006, Nederland

Voordat u gebruik kunt maken van ZorgMail in KraamZorgCompleet, zijn een aantal instellingen nodig:

Nederlandse Culturele Sportbond Afdeling Wedstrijdzwemmen

Handleiding om uw website/webshop aan te passen

Update documentatie. KraamZorgCompleet versie 3.3. KraamzorgCompleet versie 3.3

AFO 113 Authoritybeheer

8.8 Records selecteren

Invoeren/importeren van digitale foto s in je computer

Na het inloggen met de gegevens die je hebt gekregen, verschijnt het overzichtsscherm zoals hieronder:

Snel aan de slag met BasisOnline en InstapInternet

Wat is nieuw in deze handleiding: Dit is een nieuwe handleiding welke nieuwe functies beschrijft.

Uitzend Software Diensten B.V. UBplus Online. Handleiding voor uitzendbureaus, detachering en payroll bedrijven

opgericht 1 augustus 1932 Handleiding Artikel plaatsen

Central Station. CS website

HANDLEIDING RAPPORTGENERATOR: IN TIEN STAPPEN NAAR UW EIGEN DUURZAAMHEIDSRAPPORT

Table of contents 2 / 15

* baopass: inlog- en leerlingvolgsysteem van ThiemeMeulenhoff. Alles telt. handleiding. baopass* voor leerkrachten

HTA Software - Klachten Registratie Manager Gebruikershandleiding

Handicom. Symbol for Windows Gold. Handicom, 2010, Nederland

Inleiding. - Teksten aanpassen - Afbeeldingen toevoegen en verwijderen - Pagina s toevoegen en verwijderen - Pagina s publiceren

Quick Reference Contact Manager SE

Allereerst moet u de gewenste Intramed PLUS verslagleggingsrichtlijn(en) downloaden van de website.

1. Inleiding Instellingen Groepen Nawerktijd uitgaande oproepen in seconden Beheerdersrechten...

Calculatie tool. Handleiding. Datum Versie applicatie 01 Versie document

Snel op weg met StabiCAD V

Handleiding. webcalculator pon privé lease

Offective > CRM > Vragenlijst

HANDLEIDING DIGITAAL LOGBOEK (INTERACTIVE JOURNAL) VERSIE BUILDING BLOCK:

I) Wat? II) Google documenten. Deel 2 documenten

Veelgestelde vragen over AdminView

Handleiding voor Excel to Image

PLAKKEN Nadat u een gedeelte heeft geknipt of gekopieerd kunt u met dit icoon de selectie weer in het veld plakken.

6.8 Lijsten: oefeningen

Voordat u gebruik kunt maken van ZorgMail in Intramed, zijn een aantal instellingen nodig:

Zorgmail handleiding. Inhoud

INSTALLATIE IN PRINT INSTALLEREN. Aan de slag met Communicate In Print

Handleiding Wlijn Databeheer Internet

Update documentatie. KraamZorgCompleet versie 4.0. KraamzorgCompleet versie 4.0

Handleiding OVM 2.0. Beheerder. Versie oktober 2012


Handleiding NarrowCasting

Inhoud van dit document

Landelijk Indicatie Protocol (LIP)

Inloggen. In samenwerking met Stijn Berben.

23. Standaardbrieven (MailMerge)

CMS Instructiegids Copyright Endless webdesign v.o.f

HANDLEIDING Q3600 Webshop

U ziet de progressie van de download aan de groene blokjes in het balkje helemaal onder aan de pagina.

Legal Eagle Agenda handleiding versie 2.8 december 2007

Toelichting op enkele knoppen: (als u de muis bij een knop houdt, verschijnt een tekst met een korte aanwijzing (tooltip) bij deze knop).

Handleiding toevoegen objecten plexatutrecht.nl

Enkele tips voor de bediening van deze DVD Belangrijk!

Grafische elementen invoegen

Excel Controller. Jaarrekening

Excel Controller. Jaarrekening

EDUscope Dossier Werken met Journalen

Handleiding internet Het maken van pagina s

Afdrukken in Calc Module 7

Lijnen/randen en passe-partouts maken met Photoshop.

Gebruikershandleiding online vacaturebanken vrijwilligerswerk

BIJLAGE. Afbeeldingenmodule

Publiceren basisrooster

Navigator CMS Beknopte handleiding v1.0

NACSPORT TAG&GO HANDLEIDING Eigenschappen knop

Ouders/verzorgers importeren en bijwerken

Ledenlijsten + etiketten maken

Ga naar en log in met de gebruikersnaam en wachtwoord verkregen via mail.

Transcriptie:

StabiCAD V Elektro Besturingstechniek Inhoudsopgave 1. Werken met StabiCAD V Elektro Besturingstechniek... 5 1.1. Inleiding................................................... 5 2. Tekenen van een elektrotechnische besturingstekening... 6 2.1. Stappenplan............................................... 6 2.2. Tekening opzetten........................................... 6 2.2.1. Inleiding........................................... 6 2.2.2. Bladen aanmaken................................... 8 2.2.3. Stempelgegevens invullen............................. 9 2.2.4. Indexbladen genereren............................... 9 2.2.5. Naar een blad gaan.................................10 2.2.6. Bladen verschuiven.................................10 2.2.7. Bladen kopiëren....................................11 2.2.8. Bladen exporteren..................................11 2.2.9. Bladen importeren..................................12 2.2.10. Bladen verwijderen.................................12 2.2.11. Bladen hercoderen..................................13 2.3. Lijnen tekenen............................................. 13 2.3.1. Inleiding..........................................13 2.3.2. Potentiaallijnen tekenen..............................14 2.3.3. Draden tekenen....................................14 2.3.4. Enkellijnige hoofdstroomleiding tekenen.................14 2.3.5. Meerlijnige hoofdstroomleiding tekenen..................15 2.3.6. Lijnen openbreken..................................17 2.4. Symbolen plaatsen.........................................18 2.4.1. Inleiding..........................................18 2.4.2. Toestellen plaatsen.................................18 2.4.3. Referentietabellen plaatsen...........................19 2.4.4. Contacten plaatsen.................................21 2.4.5. Contacten met toestellen verbinden.....................21 2.4.6. Kruisverwijzen.....................................24 2.4.7. Referentietabellen aanpassen.........................27 2.4.8. Verwijslabels plaatsen...............................29 2.4.9. Klemmen plaatsen..................................32 2.4.10. Symbolen maken...................................32 2.4.11. Andere symbolen plaatsen...........................37 2.4.12. Symbolen verwijderen...............................38 2.4.13. Type informatie aanpassen...........................38 2.4.14. Structuur contactnummering..........................39 2.5. Klemmenstroken gebruiken...................................44 2.5.1. Klemmen plaatsen en aansluiten.......................44 2.5.2. Klemmen indelen...................................44 2.5.3. Klemmenstroken plaatsen............................46 2.5.4. Selectiescherm klemmenstroken.......................46 2.5.5. Detailknop toont fouten in klemmenstrook................46 2.5.6. TRM-blad direct toevoegen vanuit beheren van 2005 Stabiplan BV - Doc. nummer: M-EB-NL - Versie: R3A 1

klemmenstrook.....................................47 2.5.7. Meerdere lege klemposities invoegen...................47 2.5.8. Weergave klemmenstrook beheerscherm instelbaar........48 2.5.9. Nummeren vanuit klemmenstrook beheerscherm..........48 2.5.10. Interne/externe aansluitingen omwisselen................49 2.5.11. Vorige/volgende deel klemmenstrook...................49 2.5.12. Lege klemposities reserveren.........................50 2.5.13. Knippen/plakken van meerdere klemmen................50 2.5.14. Etageklemmen.....................................51 2.5.15. Klempositie aanpassen binnen een etageklem............52 2.5.16. Klemcoderingen....................................53 2.5.17. Hernummeren van klemmenstrook blokkeren.............53 2.5.18. Klemmenstrook instellen bij tekeninginstellingen...........54 2.5.19. Potentiaalrails.....................................55 2.5.20. Tekenen klem- en draadbruggen.......................55 2.5.21. Beheren kabeltypes.................................56 2.5.22. Beheren projectkabels...............................57 2.5.23. Kabelaansluitingen klemmenstrook.....................58 2.6. Samenstellingen gebruiken...................................60 2.6.1. Inleiding..........................................60 2.6.2. Samenstelling plaatsen..............................60 2.6.3. Samenstelling maken................................61 2.6.4. Samenstelling kopiëren..............................61 2.6.5. Samenstelling verplaatsen............................62 2.7. Potentiaal, draad en aders maken.............................62 2.7.1. Inleiding..........................................62 2.7.2. Potentiaal maken...................................62 2.7.3. Draad maken......................................64 2.7.4. Aders maken...................................... 64 2.7.5. Draad verwijderen..................................65 2.7.6. Potentiaal verwijderen...............................65 2.7.7. Verwijderen aders..................................66 2.8. Materiaal toekennen........................................66 2.8.1. Inleiding..........................................66 2.8.2. Materiaal toekennen................................66 2.8.3. Materiaal loskoppelen...............................68 2.8.4. Materiaal vervangen................................68 2.8.5. Symbolen groeperen................................69 2.8.6. Symbolen degroeperen.............................. 69 2.9. Kastaanzichten maken...................................... 69 2.9.1. Inleiding..........................................69 2.9.2. Paneel tekenen....................................69 2.9.3. Toestellen tekenen..................................70 2.10. Printen en plotten..........................................71 2.10.1. Bladen indexeren...................................71 2.10.2. Bladen printen of plotten.............................72 2.10.3. Voorbeeld van aangepast plotscript.....................72 3. Overzicht belangrijke functies... 74 3.1. Hulptools.................................................74 3.1.1. Koppeling gebruiken................................74 3.1.2. Teksttools.........................................74 3.1.3. Purge all..........................................75 3.1.4. Nummermatrix.....................................75 3.1.5. Tabellen..........................................75 3.2. Instellingen...............................................75 3.2.1. Project instellingen..................................75 2 2005 Stabiplan BV - Doc. nummer: M-EB-NL - Versie: R3A

3.2.2. Tekeninginstellingen................................77 3.2.3. Sessie instellingen..................................80 3.3. Attributen aanpassen.......................................80 3.3.1. Snelle methode....................................80 3.3.2. Uitgebreide methode................................82 3.4. Database functies..........................................84 3.4.1. Artikelen beheren...................................84 3.4.2. Artikelgegevens invullen.............................85 3.4.3. Artikelgegevens synchroniseren.......................87 3.4.4. Stamgegevens importeren............................87 3.5. Filters....................................................88 3.5.1. Filter kiezen.......................................89 3.5.2. Filtervoorwaarde toevoegen...........................89 3.5.3. Filtervoorwaarde verwijderen..........................89 3.5.4. Filtervoorwaarde wijzigen.............................90 3.5.5. Filters beheren.....................................90 3.6. EB tekeningen converteren...................................90 3.6.1. Inleiding..........................................90 3.6.2. Tekening converteren...............................90 3.6.3. Tekeningen van versies voor 5.23 converteren............91 3.6.4. SHT bladen in de bladverkenner.......................92 3.7. Opbouw prototype tekening..................................92 3.7.1. Bestand - locaties en namen..........................92 3.7.2. Lagenstructuur EB-tekening..........................92 3.7.3. Blokken binnen een prototypetekening..................93 3.7.4. Entiteiten op Sjabloonbladen..........................98 3.7.5. Werking bladstructuur.............................. 101 2005 Stabiplan BV - Doc. nummer: M-EB-NL - Versie: R3A 3

4 2005 Stabiplan BV - Doc. nummer: M-EB-NL - Versie: R3A

1. Werken met StabiCAD V Elektro Besturingstechniek 1.1. Inleiding Met de module Elektro Besturingstechniek kunt u op een gemakkelijke en snelle manier elektrotechnische besturingstekeningen maken. U maakt eerst een schematisch ontwerp met stuurstroom- en krachtstroombladen. Dit doet u door polylijnen te tekenen en symbolen te plaatsen. U kunt dit proces versnellen door complete schemadelen met materiaalinformatie ineens te plaatsen. U kunt de symbolen in de tekening van informatie voorzien en symbolen aan elkaar koppelen. U kunt de getekende polylijnen voorzien van ader-, draad- of potentiaalinformatie. Aan de toestelsymbolen in de tekening kunt u ook materiaalinformatie toekennen. De informatie en koppelingen kunt u gebruiken om bijvoorbeeld rapporten (materiaallijsten), klemmenstroken en kastaanzichten te maken. De volgende menukaarten horen bij dit onderdeel: Menukaart EB functies Omschrijving Alle functies van module Elektro Besturingstechniek. EB symbolen 1 Symbolen uit de rubrieken A tot en met K volgens NEN 5152. EB symbolen 2 Symbolen uit de rubrieken L tot en met Z volgens NEN 5152. 2005 Stabiplan BV - Doc. nummer: M-EB-NL - Versie: R3A 5

2. Tekenen van een elektrotechnische besturingstekening 2.1. Stappenplan Voor het maken van een elektrotechnische besturingstekening maakt module EB gebruik van een aantal instellingen. Met StabiBASE menu Configuratie - Bibliotheken, Parameters en Lagen kunt u een aantal van deze instellingen bekijken en wijzigen. Deze instellingen gelden voor het StabiBASE project waaraan u werkt. Naast deze instellingen zijn er ook instellingen die alleen gelden voor de tekening waaraan u werkt. Sommigen instellingen zijn alleen geldig tijdens een bepaalde tekensessie. In paragraaf 3.2. Instellingen, p. 75 vindt u meer informatie. Ga als volgt te werk om een elektrotechnische besturingstekening te maken: Tekening opzetten (2.2). Lijnen tekenen (2.3). Symbolen plaatsen (2.4). STAP 4: Klemmenstroken gebruiken (2.5). STAP 5: Samenstellingen gebruiken (2.6). STAP 6: Potentiaal, draad en aders maken (2.7). STAP 7: Materiaal toekennen (2.8). STAP 8: Kastaanzichten maken (2.9). STAP 9: Rapportages maken (zie Snel op weg). STAP 10: Printen en plotten (2.10). 2.2. Tekening opzetten 2.2.1. Inleiding Voor het opzetten van een tekening is het van belang dat u vooraf rekening houdt met de opbouw van de tekening. U bepaalt bij het opzetten van de tekening bijvoorbeeld het bladformaat (A3 of A4) en de stramienen. U kunt met de Project Verkenner van StabiBASE een tekening als volgt opzetten: Importeren van een bestaande tekening in een project (menu: Bestand - Importeren - Importeren bestanden ) Kiezen van een prototype tekening in een project (menu: Bestand - Nieuw - StabiCAD-EB tekening). 6 2005 Stabiplan BV - Doc. nummer: M-EB-NL - Versie: R3A

Een prototype is een tekening waarin een bepaalde uitgangssituatie al is vastgelegd. U kunt een prototype gebruiken om er uw bedrijfsstandaard mee vast te leggen. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk op deze manier het bedrijfslogo in de tekening te plaatsen. Ook kunt u een bijzondere schakeling op de prototype bladen van de EB-tekening vastleggen. Een EB-tekening bevat verschillende lagen. Sommige lagen hebben een speciale functie en zijn hieronder beschreven. Nullaag Alle tekeningelementen van de nullaag verschijnen automatisch op alle bladen. Op deze laag wordt in principe niets getekend. Sjabloonbladen Op een sjabloonblad tekent u éénmalig veelgebruikte tekeningelementen die u automatisch geplaatst wilt hebben. Bij het aanmaken van een nieuw blad kopieert module EB alle tekeningelementen van het sjabloonblad naar het nieuwe blad. Per bladtype is één sjabloonblad beschikbaar. Voorbladen Deze bladen zijn niet altijd noodzakelijk. Per bladtype is één voorblad mogelijk. De tekeningelementen van een voorblad verschijnen automatisch als een blad van het overeenkomstige bladtype is gekozen. Bladverkenner Met de bladverkenner heeft u een overzicht van alle bladen in een EB-tekening. U gebruikt de bladverkenner om de bladen in de EB-tekening te tonen. Ook kunt u de inhoud van de nullaag, de sjabloonbladen en de voorbladen zichtbaar maken en bewerken. Klik voor het gebruiken van de bladverkenner button: [Blad] op menukaart EB functies U kunt de bladverkenner tijdens andere EB-functies gebruiken. Hierdoor kunt u bij verschillende functies gemakkelijk een ander blad kiezen. Bijvoorbeeld voor het verbinden van contacten met een relais op een ander blad. Verschillende bladverkenner functies, die via menu Bestand zijn te benaderen, zijn ook binnen de bladenlijst beschikbaar met de rechtermuistoets. 2005 Stabiplan BV - Doc. nummer: M-EB-NL - Versie: R3A 7

2.2.2. Bladen aanmaken U kunt bladen aanmaken met de bladverkenner. Als u bladen aanmaakt kunt u kiezen uit vijf bladtypes: Bladtype IND LAY PWR CIR PNL Omschrijving Index: dit bladtype gebruikt u voor een inhoudsopgave van de bladen in een EB-tekening. Algemeen: dit bladtype gebruikt u voor allerlei doeleinden. Er zijn geen speciale EB-functies die van deze bladen gebruik maken. (bijvoorbeeld: Principeschema, projectinformatie...) Hoofdstroom: dit bladtype gebruikt u voor het tekenen van krachtstroomschakelingen en aanverwante zaken. Stuurstroom: dit bladtype gebruikt u voor het tekenen van besturingsschakelingen. Kastaanzicht: dit bladtype gebruikt u voor tekenen van kastaanzichten, paneelbladen zijn schaalafhankelijk. Let op! Klemmenstrookbladen kunnen alleen aangemaakt worden via de Klemmenstrookfunctie, omdat vanaf StabiCAD V 5.51 en StabiCAD LT 2.6 de volgorde van bladdelen bijgehouden wordt. Nieuwe bladen aanmaken Een nieuw blad maakt u als volgt aan: [Blad] op menukaart EB functies STAP 4: Kies menu Bestand - Nieuw. Kies het bladtype. Vul de volgende gegevens in voor de aan te maken bladen: Het bladnummer van het eerste blad. Het bladnummer van het laatste blad. De stapgrootte voor de tussenliggende bladen. Als u bijvoorbeeld de bladen 5, 10 en 15 wilt aanmaken vult u respectievelijk 5, 15 en 5 in. STAP 5: Voor het volgende bladtype kunt u nu aanvullende gegevens invullen: PNL - kastaanzicht U kunt de locatie van de kast invullen, de tekeningschaal en -formaat van het blad en de naam van het tekeningstempel en kader dat module EB op het blad plaatst. 8 2005 Stabiplan BV - Doc. nummer: M-EB-NL - Versie: R3A

STAP 6: Klik [OK]. Nieuwe bladen invoegen Bij het invoegen van bladen schuiven navolgende bladen automatisch op en krijgen een hoger bladnummer. Het enige verschil met het aanmaken van nieuwe bladen is dat u in stap 2 menu Bestand - Invoegen kiest. Let op! Bestaande coderingen worden aangepast. 2.2.3. Stempelgegevens invullen Gebruik de functie tekeningstempel voor het invullen van de gegevens van de bladstempels. Het is mogelijk dit voor één blad doen, maar ook voor meerdere bladen tegelijk. De module EB werkt de ingevulde gegevens in de stempels van de bladen bij. U kunt ook de indexbladen automatisch laten invullen (zie paragraaf 2.2.4. Indexbladen genereren, p. 9 ) U kunt de stempelgegevens van één blad of meerdere bladen als volgt invullen of veranderen: [Tekeningstempel] op menukaart EB functies Kies in de bladlijst het blad of de bladen waarvan u de stempelgegevens wilt aanpassen. Gebruik voor het kiezen van meerdere bladen de <Ctrl>- en <Shift>-toetsen op de Windows manier. Verander één of meerdere stempelgegevens in het overzicht aan de rechterkant. De algemene project- of tekeninggegevens die u in StabiBASE hebt ingevuld kunt u ook opnemen in de bladstempels. Kies hiervoor in het tekeningstempel dialoogvenster menu Tools - Gegevens uit StabiBASE. Om gegevens vanuit StabiBASE te importeren in de tekening moeten de attribuutnamen overeenkomen met de StabiBASE attributen en in StabiBASE ingevuld zijn. Wanneer gegevens niet ingevuld worden in de tekening bij gegevens uit StabiBASE dan is een mogelijke oplossing: Opschonen tabellen. Klik op Start - Programma's - Stabiplan - StabiBASE - Opschonen tabellen. Tijdens het uitvoeren van deze functie mogen er geen andere gebruikers in StabiBASE aanwezig zijn. (zie ook document StabiBASE.PDF) 2.2.4. Indexbladen genereren U kunt in de bladverkenner automatisch indexbladen aanmaken met behulp van de ingevulde stempelgegevens. 2005 Stabiplan BV - Doc. nummer: M-EB-NL - Versie: R3A 9

Maak indexbladen als volgt aan: [Blad] op menukaart EB functies Kies menu Tools - Indexblad genereren. Let op! Wanneer er nog geen indexbladen aanwezig zijn wordt er een blad nul aangemaakt. 2.2.5. Naar een blad gaan U kunt de bladverkenner tijdens andere EB-functies gebruiken. Bijvoorbeeld voor het kiezen van een ander blad. U kunt echter ook als volgt naar een blad gaan waarbij u de bladverkenner verlaat. [Blad] op menukaart EB functies Kies een blad. Kies menu Bestand - Ga Naar of dubbelklik het gekozen blad. 2.2.6. Bladen verschuiven Soms is het nodig om de bladen anders in te delen. Bijvoorbeeld als u bladen wilt tussenvoegen en de bladnummers van bestaande bladen mogen veranderen. Met de functie verschuiven is het mogelijk om een aantal opeenvolgende bladen een ander bladnummer te geven. [Blad] op menukaart EB functies STAP 4: STAP 5: Kies de opeenvolgende bladen die u wilt verschuiven. Kies menu Bestand - Verschuiven. Pas eventueel de velden Van en tot en met aan en vul het veld Naar in. Klik [OK]. 10 2005 Stabiplan BV - Doc. nummer: M-EB-NL - Versie: R3A

Let op! Bij het verschuiven van bladen kan het noodzakelijk zijn om bladen te hercoderen (zie paragraaf 2.2.11. Bladen hercoderen, p. 13 ). Let op! Bij het verschuiven van bladen waar toestellen op getekend zijn met verwijzingen (contacten), voer kruisverwijzen uit, om de verwijzingen bij te laten werken. (zie paragraaf "2.4.6.Kruisverwijzen p. 24") Verschuiven van bladen is niet altijd nodig. U kunt ook subbladen aanmaken (bijvoorbeeld 21A en 21B). Hierdoor voorkomt u hernummering van bestaande bladen. 2.2.7. Bladen kopiëren U kunt nieuwe bladen aanmaken door een bestaand blad als volgt te kopiëren: [Blad] op menukaart EB functies STAP 4: STAP 5: Kies het te kopiëren blad. Kies menu Bestand - Kopiëren. Vul in naar welke bladen u het gekozen blad wilt kopiëren. Klik [OK]. 2.2.8. Bladen exporteren U kunt één of meerdere bladen van een EB-tekening exporteren naar afzonderlijke tekeningen. Deze tekeningen kunt u bijvoorbeeld opsturen naar CAD-tekenaars die geen StabiCAD EB gebruiken. Ook is het mogelijk geëxporteerde bladen in een andere EB-tekening te importeren (zie paragraaf 2.2.9. Bladen importeren, p. 12 ). Exporteer de bladen als volgt: [Blad] op menukaart EB functies Kies één of meerdere bladen die u wilt exporteren. 2005 Stabiplan BV - Doc. nummer: M-EB-NL - Versie: R3A 11

Kies menu Bestand - Exporteren. Module EB plaatst de bestanden van de geëxporteerde bladen in een map in de documentmap. De naam van deze map is gelijk aan de tekeningnaam. 2.2.9. Bladen importeren U kunt geëxporteerde bladen ook weer importeren in een EB-tekening. Zie ook paragraaf 2.2.8. Bladen exporteren, p. 11. Het importeren van bladen gaat als volgt: [Blad] op menukaart EB functies STAP 4: Kies menu Bestand - Importeren. Kies het blad dat u wilt importeren. Vul de volgende gegevens in voor de aan te maken bladen: Het bladnummer van het eerste blad. Het bladnummer van het laatste blad. De stapgrootte voor de tussenliggende bladen. Als u bijvoorbeeld de bladen 5, 10 en 15 wilt aanmaken vult u respectievelijk 5, 15 en 5 in. Let op! Als u bladen importeert kan het noodzakelijk zijn om bladen te hercoderen (zie paragraaf 2.2.11. Bladen hercoderen, p. 13 ). 2.2.10. Bladen verwijderen U kunt bladen als volgt verwijderen: [Blad] op menukaart EB functies Kies één of meerdere bladen. Kies menu Bestand - Verwijderen. 12 2005 Stabiplan BV - Doc. nummer: M-EB-NL - Versie: R3A

2.2.11. Bladen hercoderen Codeerstandaarden U kunt toestelsymbolen herkennen aan hun unieke codering. Voor het coderen zijn een aantal standaarden. De meest gebruikte codeerstandaarden zijn: BKS (Blad Kenteken Stramien). De BKS codering geeft aan waar het symbool in de tekening is terug te vinden en is voor dit doel erg geschikt. Het terugvinden van het toestel in de kast aan de hand van deze codering is vaak lastiger. GKV (Groep Kenteken Volgnummer). De GKV codering geeft aan waar het symbool in de kast is terug te vinden. Het vinden van symbolen met deze codering in een tekening is lastiger. U kunt de te gebruiken codeerstandaard instellen (zie paragraaf 3.2. Instellingen, p. 75 ). Hercoderen Hercoderen is het toepassen van de ingestelde codeerstandaard op één of meerdere bladen. Hercoderen kan bijvoorbeeld nodig zijn als bladen verschoven of geïmporteerd zijn. Maar ook als u handmatig de symboolcoderingen heeft bewerkt. Het hercoderen gaat als volgt: [Blad] op menukaart EB functies Kies één of meerdere bladen die u wilt hercoderen. Kies menu Bestand - Hercoderen. Let op! Hercoderen past alleen de kentekens van toestelsymbolen en kentekens van nietgekoppelde referentietabellen aan. Kentekens van gekoppelde referentietabellen en contacten worden pas gewijzigd zodra de gebruiker kruisverwijzing uitvoert. (zie ook paragraaf 2.4.6. Kruisverwijzen, p. 24 ) Naast het bijwerken van de kentekens van toestelsymbolen en niet-gekoppelde referentietabellen voert hercoderen de volgende taken uit: 1 Het bijwerken van het bladnummer binnen de tekeningstempel. 2 Het opnieuw uitgeven van stramiennummers. 3 Het bijwerken van de VDB en VDS attributen van verwijslabels. 4 Het bijwerken van de VDB en VDS attributen van contacten. 2.3. Lijnen tekenen 2.3.1. Inleiding Bij het maken van een tekening met stuur- of hoofdstroomschakelingen begint u eerst met het tekenen van polylijnen. U kunt binnen EB alleen met polylijnen tekenen omdat deze automatisch openbreken bij het plaatsen van symbolen (zie ook paragraaf 2.4. Symbolen plaatsen, p. 18 ). 2005 Stabiplan BV - Doc. nummer: M-EB-NL - Versie: R3A 13

Gewone lijnen kunnen geconverteerd worden naar polylijnen, hiervoor is een commando. Start CAD-menu's en open de menukaart EB functies. Op het tabblad tekst, klik [tekst 1.8]. Sluit af met de ESC - toets. Toets op de commando regel in L2PL (line to polylijn) Module EB kent de volgende polylijnensoorten: Polylijnsoort Potentiaallijn Draad Enkelvoudige hoofdstroomleiding Meervoudige hoofdstroomleiding Omschrijving Deze lijn geeft een aansluiting weer op een bepaalde elektrische spanning. Een lijn die een elektrische verbinding tussen twee elektrotechnische onderdelen weergeeft. Deze enkele lijn geeft een driefasen leiding weer. Alle aders van een driefasen leiding zijn apart weergegeven. 2.3.2. Potentiaallijnen tekenen Potentiaallijnen geven aansluitingen op een bepaalde elektrische spanning weer. Ze zijn op stuur- en hoofdstroombladen meestal horizontaal getekend en onderling doorverbonden met behulp van verwijslabels. Zie voor meer informatie over verwijslabels paragraaf 2.4.8. Verwijslabels plaatsen, p. 29. Potentiaallijnen maakt u door eerst normale polylijnen te tekenen. Daarna zet u deze polylijnen om in potentiaallijnen. Het omzetten is beschreven in paragraaf 2.7. Potentiaal, draad en aders maken, p. 62. Standaard zijn er al een aantal potentiaallijnen aanwezig. Start CAD-menu's en open de menukaart EB functies. Op het tabblad Schemadelen, klik [Stuurstroom voedingslijnen] of [Hoofdstroom voedingslijnen] 2.3.3. Draden tekenen Een draad is een elektrische verbinding tussen twee elektrotechnische onderdelen. In een tekening is een draad weergegeven als een polylijn tussen twee symbolen. Het is mogelijk aan een draad een draadnummer toekennen. Draden maakt u door eerst normale polylijnen te tekenen. Daarna zet u deze polylijnen om in draden. Het omzetten is beschreven in paragraaf 2.7. Potentiaal, draad en aders maken, p. 62. 2.3.4. Enkellijnige hoofdstroomleiding tekenen U tekent een enkellijnige hoofdstroomleiding met normale polylijnen. Deze polylijnen hoeft u niet om te zetten. Zie voor het instellen van enkellijnig hoofdstroom tekenen paragraaf 3.2.3. Sessie instellingen, p. 80 ) 14 2005 Stabiplan BV - Doc. nummer: M-EB-NL - Versie: R3A

2.3.5. Meerlijnige hoofdstroomleiding tekenen Er zijn binnen de module EB twee mogelijkheden om een meerlijnige hoofdstroomleiding te tekenen: drielijnig en vierlijnig. Bij drielijnig tekent u alleen de drie fasenlijnen. Bij vierlijnig tekent u ook de nullijn. Zie voor het instellen van meerlijnig hoofdstroom tekenen paragraaf 3.2.3. Sessie instellingen, p. 80 ) Hoofdstroomleiding tekenen Een drielijnige hoofdstroomleiding tekent u als volgt: [3-lijnig 3 fasen tekenen] op menukaart EB functies tabblad Gereedschap STAP 4: Klik het startpunt aan. U tekent het startpunt van de meest linkse of onderste polylijn van de meerlijnige hoofdstroomleiding. Klik de volgende punten aan. U tekent de punten van de meest linkse of onderste polylijn van de meerlijnige hoofdstroomleiding. Toets <Enter> om de functie te verlaten. De procedure voor het tekenen van een vierlijnige hoofdstroomleiding is exact gelijk alleen voor stap 1 gebruikt u nu: [4-lijnig 3 fasen tekenen] op menukaart EB functies tabblad Gereedschap Voor het aansluiten selecteer juist de meest rechtse of bovenste polylijn van de meerlijnige hoofdstroomleiding geselecteerd worden. Als u de hoofdstroomleidingen getekend heeft kunt u de afzonderlijke polylijnen van een potentiaal voorzien (zie paragraaf 2.7. Potentiaal, draad en aders maken, p. 62 ). Tijdens het invoeren van het startpunt en volgende punten heeft u de volgende opties: Aansluiten Fasewissel Herstel Breedte Connectie(aanzetten) Deze opties zijn hieronder beschreven. 2005 Stabiplan BV - Doc. nummer: M-EB-NL - Versie: R3A 15

Startpunt aansluiten Het startpunt sluit u als volgt aan op een andere meerlijnige hoofdstroomleiding: [3-lijnig 3 fasen tekenen] op menukaart EB functies tabblad Gereedschap STAP 4: STAP 5: STAP 6: STAP 7: STAP 8: Op de commandoregel achter Aansluiten/Fasewissel/Herstel/Breedte/ Connectie(aanzetten)/<startpunt>:, typ A. Kies een punt op de meest linkse of onderste polylijn van de hoofdstroomleiding waarop u wilt aansluiten. Klik het volgende punt aan. Typ V voor het wijzigen van de aansluitwijze. Typ E om het kiezen van de aansluitwijze te verlaten. Klik de volgende punten aan. U tekent de punten van de meeste linkse of onderste polylijn van de meerlijnige hoofdstroomleiding. Toets <Enter> om de functie te verlaten. Eindpunt aansluiten Het eindpunt sluit u als volgt aan op een andere meerlijnige hoofdstroomleiding: [3-lijnig 3 fasen tekenen] op menukaart EB functies tabblad Gereedschap Klik het startpunt aan. U tekent het startpunt van de meeste linkse of onderste polylijn van de meerlijnige hoofdstroomleiding. 16 2005 Stabiplan BV - Doc. nummer: M-EB-NL - Versie: R3A

STAP 4: STAP 5: STAP 6: STAP 7: STAP 8: Klik de volgende punten aan, met uitzondering van het eindpunt. U tekent de punten van de meeste linkse of onderste polylijn van de meerlijnige hoofdstroomleiding. Op de commandoregel achter Aansluiten/Fasewissel/Herstel/Breedte/ Connectie(aanzetten)/<startpunt>:, typ A. Kies de meest linkse of onderste polylijn van de hoofdstroomleiding waarop u wilt aansluiten. Kies het punt op de gekozen polylijn waarop u wilt aansluiten. Typ V voor het wijzigen van de aansluitwijze. Typ E om het kiezen van de aansluitwijze te verlaten. Overige opties Tijdens het tekenen van een meerlijnige hoofdstroomleiding verschijnt soms de volgende commandoregel: Aansluiten/Fasewissel/Herstel/Breedte/Connectie(aanzetten)/ <startpunt>: Hier volgt een opsomming van de instelmogelijkheden: Commando Fasewissel Herstel Breedte Connectie Omschrijving Deze optie gebruikt u als u de volgorde van de drie faselijnen (en eventueel de nullijn) wilt verwisselen in een hoekpunt. Deze optie gebruikt u om het laatst gekozen punt ongedaan te maken. Met deze optie kunt u de afstand tussen de polylijnen instellen. Met deze optie geeft u aan of u bij aansluitingen met andere hoofdstroomleidingen aansluitpunten wilt tekenen. 2.3.6. Lijnen openbreken Als polylijnen elkaar kruisen kunt u als volgt bepaalde polylijnen openbreken: [Breek Lijn] op menukaart EB functies tabblad Gereedschap STAP 4: Voor het instellen van de breedte van de opening, typ B en vul vervolgens de nieuwe breedte van de opening in. Dit is ook default in te stellen d.m.v. de "Instelllingen EB" (zie paragraaf 3.2. Instellingen, p. 75 ) Kies de lijn die u wilt openbreken. Kies één of meerdere breekpunten en sluit af met <Enter>. 2005 Stabiplan BV - Doc. nummer: M-EB-NL - Versie: R3A 17

2.4. Symbolen plaatsen 2.4.1. Inleiding De symbolen die u met module EB kunt plaatsen zijn te vinden op de menukaarten EB symbolen 1 en EB symbolen 2. Op menukaart EB symbolen 1 vindt u de symbolen uit de rubrieken A tot en met K volgens NEN 5152. Op menukaart EB symbolen 2 vindt u de symbolen uit de rubrieken L tot en met Z volgens NEN 5152. De namen van de tabbladen zijn hetzelfde als de rubriekaanduidingen. De symbolen zijn onder te verdelen in verschillende symbooltypes: Symbooltype Toestelsymbool Klemsymbool Contactsymbool Referentietabel Verwijslabel Omschrijving Toestelsymbolen zijn elektrotechnische onderdelen waaraan materiaal toe te kennen is. Een klemsymbool is een toestelsymbool dat een bijzondere functie vervult. Een contact is een onderdeel van een toestelsymbool. Het contactsymbool is onder te verdelen in vijf subtypes: Maakcontact. Verbreekcontact. Wisselcontact. Hoofdmaakcontact. Hoofdverbreekcontact. Dit symbool houdt bij welke contactsymbolen bij een bepaald toestelsymbool horen. Een verwijslabel geeft een verbinding aan van een draad of potentiaal met een draad of potentiaal op een ander blad. 2.4.2. Toestellen plaatsen Een toestel is een onderdeel van een elektrotechnische installatie. Bij plaatsing krijgt het symbool een kenteken volgens de ingestelde coderingswijze (zie ook paragraaf 3.2. Instellingen, p. 75 ). U kunt een toestel op verschillende manieren plaatsen. Enkellijnige plaatsing U kunt een toestel op een polylijn plaatsen. Hierbij breekt de polylijn automatisch open. Het plaatsen van een toestel gaat als volgt: Teken een polylijn op een stuurstroom- of een hoofdstroomblad. [Relaisspoel] op menukaart EB Symbolen 1 tabblad K-1 Kies een punt op de polylijn. De rotatie van het symbool past zich automatisch aan de oriëntatie van de polylijn aan. 18 2005 Stabiplan BV - Doc. nummer: M-EB-NL - Versie: R3A

Meerlijnige plaatsing U kunt een toestel ook plaatsen op een meerlijnige hoofdstroomleiding: Teken een meerlijnige hoofdstroomleiding op een krachtstroomblad (zie ook paragraaf 2.3.5. Meerlijnige hoofdstroomleiding tekenen, p. 15 ). [Maakcontact] op menukaart EB Symbolen 1 tabblad K-1 Kies een punt op de middelste polylijn van de drie faselijnen. De module EB voegt het symbool automatisch drie maal in. Vrije plaatsing Het plaatsen van een toestel op een polylijn is niet verplicht. De procedure voor het vrij plaatsen van een toestel is als volgt: [Relaisspoel] op menukaart EB Symbolen 1 tabblad K-1 STAP 4: Kies een punt dat niet dicht bij een polylijn ligt. Kies een vrij invoegpunt. Bepaal de rotatie van het symbool. U kunt vrije plaatsing ook gebruiken als u een symbool met een afwijkende rotatie op een polylijn wilt plaatsen. Bijvoorbeeld als u een klemsymbool op een horizontale lijn wilt plaatsen. U kiest bij stap 3 dan een punt op de polylijn. StabiCAD breekt de polylijn automatisch open. 2.4.3. Referentietabellen plaatsen Met een referentietabel kunt u bijhouden welke contactsymbolen bij een bepaald toestelsymbool behoren. U vindt referentietabellen op menukaart EB symbolen 1, tabblad K-2. 2005 Stabiplan BV - Doc. nummer: M-EB-NL - Versie: R3A 19

Gebruik zoveel mogelijk de referentietabellen met een nummer in de afbeelding. Dit zijn variabele referentietabellen waarbij ook materiaaltoekenning mogelijk is. Referentietabel plaatsen Een referentietabel plaatst u als volgt: Plaats een relais op een hoofdstroom- of stuurstroomblad. [Kruisverwijzing, 4 x maak, verbreek of wissel] op menukaart EB Symbolen 1 tabblad K-2 STAP 4: STAP 5: Kies een invoegpunt. Selecteer het type referentietabel. Kies het relais. U kunt StabiCAD automatisch een referentietabel laten plaatsen als u een relaissymbool plaatst (zie paragraaf 3.2.2. Tekeninginstellingen, p. 77 ). Tijdens het plaatsen kan het type referentietabel (Stuurstoom- hoofdstroom en insteek contactnummering) worden opgeven, mits de parameter Contactnummering volgens template is geactiveerd (zie paragraaf "3.2.2.Tekeninginstellingen p. 77"). Achteraf verbinden van een referentietabel met een toestel U kunt als volgt een referentietabel met een toestel verbinden: [Contact verbinden] op menukaart EB functies Op de commandoregel achter Menu/Blad/Toestel-koppeling/<selecteer referentietabel>:, typ T. Kies de referentietabel. 20 2005 Stabiplan BV - Doc. nummer: M-EB-NL - Versie: R3A

STAP 4: Kies het toestel. 2.4.4. Contacten plaatsen Een contact is een onderdeel van een toestel. Contacten kunt u op dezelfde manieren plaatsen als toestellen (zie paragraaf 2.4.2. Toestellen plaatsen, p. 18 ). Contacten staan voornamelijk op menukaart EB symbolen 1, tabblad K -1. De blauw omkaderde symbolen op de menukaarten zijn gemaakt met de snap op 5. Dit is gedaan om wisselcontacten aan te sluiten zonder de OSNAP-functie te hoeven te gebruiken, als er met een snap van 5 gewerkt wordt. 2.4.5. Contacten met toestellen verbinden Contacten zijn onderdelen van een toestel. In StabiCAD is het nodig contactsymbolen aan toestelsymbolen te koppelen. Als een contact met een toestel verbonden is, neemt het contact het kenteken van het toestel over. In de referentietabel van het toestel komt informatie te staan over de positie van het contact in de tekening. Het verbinden van een contact met een toestel kan op verschillende manieren. Direct na het plaatsen van een contactsymbool Via een instelling kunt u aangeven dat u direct na het plaatsen van een contactsymbool, het symbool wilt verbinden met een toestel (zie paragraaf 3.2.2. Tekeninginstellingen, p. 77 ). Na het plaatsen van het contactsymbool kunt u het bijbehorende toestel of referentietabel kiezen. Op basis van kenteken Deze methode gaat ervan uit dat u met AutoCAD contactsymbolen kentekens van de bijbehorende toestellen hebt gegeven. Op basis van de ingevulde kentekens kunt u dan als volgt EB-koppelingen leggen en ook referentietabellen invullen: [Beheer van contacten] op menukaart EB functies STAP 4: Klik button [Kenteken...]. Klik optie Nog niet verbonden contacten. Klik [OK]. 2005 Stabiplan BV - Doc. nummer: M-EB-NL - Versie: R3A 21

De functie koppelen op basis van kenteken kunt u ook starten met button: [Contactverbinden op basis van kenteken] op menukaart EB functies Handmatig met een dialoogvenster Met deze methode maakt u als volgt koppelingen via een overzicht van alle contacten en toestellen in de tekening: [Beheer van contacten] op menukaart EB functies Klik button [Handmatig...]. Figuur 1: Overzicht van toestellen en contacten STAP 4: Kies een toestel in de linker lijst. Kies één of meerdere contacten in de rechter lijst. STAP 5: Klik button [<- Verbinden ->]. 22 2005 Stabiplan BV - Doc. nummer: M-EB-NL - Versie: R3A

Met de buttons [Selecteer Toestel...] en [Selecteer Contacten...] kunt u een toestel en contacten rechtstreeks in de tekening kiezen. Met de filters bovenaan het dialoogvenster kunt u de inhoud van de toestel- en contactlijsten filteren (zie ook paragraaf 3.5. Filters, p. 88 ). Handmatig met StabiCAD Contacten kunt u ook direct met StabiCAD aan een toestel koppelen: [Contact verbinden] op menukaart EB functies Kies een referentietabel. Kies één of meerdere contacten. Handmatig met StabiCAD via het toestelmenu Contacten kunt u ook direct met StabiCAD aan een toestel koppelen via het toestelmenu: [Contact verbinden] op menukaart EB functies Op de commandoregel achter Menu/Blad/Toestel-koppeling/<selecteer referentietabel>:, typ M. Kies het kenteken van een toestel. 2005 Stabiplan BV - Doc. nummer: M-EB-NL - Versie: R3A 23

STAP 4: Kies één of meerdere contacten. 2.4.6. Kruisverwijzen Met kruisverwijzen kunt u de kentekens van contacten en de inhoud van referentietabellen op basis van aangebrachte koppelingen bijwerken. U kunt kruisverwijzen met of zonder behoud van informatie. Bijwerken van alle referentietabellen zonder behoud van informatie U kunt deze vorm van kruisverwijzen gebruiken als de contactposities in referentietabellen nog mogen wijzigen: [Beheer van contacten] op menukaart EB functies STAP 4: Klik button [Uitgebreid...]. Kies optie Alles hervullen. Klik [OK]. Bijwerken van één referentietabel zonder behoud van informatie U kunt deze vorm van kruisverwijzen gebruiken als de contactposities in de referentietabel nog mogen wijzigen: [Beheer van contacten] op menukaart EB functies STAP 4: STAP 5: Klik button [Uitgebreid...]. Kies optie Eén hervullen. Kies de referentietabel. Klik [OK]. Aanvullen van tabellen met behoud van informatie U kunt deze vorm van kruisverwijzen gebruiken als de contactposities in de referentietabellen niet meer mogen wijzigen. In de tabellen komen er alleen nieuwe contactverwijzingen bij, de bestaande informatie blijft behouden. 24 2005 Stabiplan BV - Doc. nummer: M-EB-NL - Versie: R3A

Het aanvullen van tabellen gaat als volgt: [Beheer van contacten] op menukaart EB functies STAP 4: Klik button [Uitgebreid...]. Kies optie Aanvullen. Klik [OK]. De functie aanvullen van tabellen met behoud van informatie kunt u starten met button: [Kruisverwijzing] op menukaart EB functies Bij bepaalde functies is het handig om direct na afloop een kruisverwijzing te doen. Bijvoorbeeld na het verbinden van contacten met een toestel. U kunt een kruisverwijzing automatisch laten uitvoeren met de instelling automatisch kruisverwijzen (zie paragraaf 3.2. Instellingen, p. 75 ). De automatische kruisverwijzing vult alleen tabellen aan, de bestaande informatie blijft behouden. Problemen oplossen De functie kruisverwijzingen kan ook problemen vinden: Contact heeft geen tabelreferentie Contact kan niet geplaatst worden Dit houdt in dat een contact niet via een referentietabel verbonden is met een toestel. Dit betekent dat een contact niet met een toestel verbonden is omdat de ruimte ontbreekt: Als er geen materiaal aan het toestel is gekoppeld dan zijn er teveel contacten met het toestel verbonden. Als er wel materiaal aan het toestel is gekoppeld dan is er geen contact van het juiste type meer over. Als fouten zijn gevonden bij het kruisverwijzen krijgt u een melding met: Er zijn fouten geconstateerd. Nu inzien?. Als u [OK] klikt, verschijnt het volgende dialoogvenster: 2005 Stabiplan BV - Doc. nummer: M-EB-NL - Versie: R3A 25

Figuur 2: Fout bestand inzien In het dialoogvenster kunt u de volgende opties kiezen: Optie Alles Alleen Fouten Nieuwe Contacten Vervallen Contacten Reserve Contacten Omschrijving Toont alle meldingen inclusief de niet-foutmeldingen. Er is per contact een melding te zien. Toont alle foutmeldingen. Toont de nieuw verbonden contacten. Toont de vervallen contacten die niet meer aanwezig zijn in de tekening. Geeft alleen meldingen als u gebruik maakt van materiaaltoekenning. Het toont de toestelsymbolen met niet verbonden contacten. In het dialoogvenster kunt u vaak de problemen oplossen door het contact met een toestel te verbinden of te verplaatsen naar een ander toestel. Het probleem oplossen gaat als volgt: Kies optie Alleen Fouten. Kies de fout die u wilt oplossen en klik button [Ga Naar>]. U kunt de foutmelding ook dubbelklikken. Op de commandoregel achter Verbinden/<Einde>:, typ V. STAP 4: Kies de referentietabel waarmee u het contact wilt verbinden. 26 2005 Stabiplan BV - Doc. nummer: M-EB-NL - Versie: R3A

Let op! In dit dialoogvenster kunt u niet een fout oplossen door een ander materiaal aan een toestel te koppelen. Zie voor het veranderen van de materiaaltoekenning paragraaf 2.8.2. Materiaal toekennen, p. 66. Als u de laatste fouten wilt zien, klik dan button: [Foutbestand inzien] op menukaart EB functies 2.4.7. Referentietabellen aanpassen Met referentietabellen kunt u ook de contactnummering van de contacten bepalen. Er zijn diverse functies om referentietabellen te veranderen. U kunt zowel de contactnummering als de volgorde van contacten aanpassen. Tabel aanpassen Met deze functie kunt u als volgt de contactnummering veranderen: [Beheer van contacten] op menukaart EB functies STAP 4: Klik [Aanpassen...]. Pas in het dialoogvenster de contactnummers aan (eerste vier kolommen). Gebruik de eerste twee kolommen voor het invullen van contactnummers van maakcontacten en de kolommen drie en vier voor verbreekcontacten. Klik [OK]. 2005 Stabiplan BV - Doc. nummer: M-EB-NL - Versie: R3A 27

Het gebruik van materiaaltoekenning past tabellen automatisch aan. Het gebruik van de functie Tabel aanpassen is dan niet meer nodig. De functie Tabel aanpassen kunt u ook starten met button: [Tabel aanpassen] op menukaart EB functies Tabelposities bepalen Met deze functie kunt u als volgt de contactnummering van de contacten bepalen: [Beheer van contacten] op menukaart EB functies STAP 4: Klik [Volgorde...]. Kies de referentietabel. Kies achtereenvolgens de contactverwijzingen, zoals u ze van boven naar beneden gerangschikt wilt hebben. Sluit af met <Escape>. Het gebruik van materiaaltoekenning bepaalt tabelposities automatisch. Het gebruik van de functie Tabelposities bepalen is dan niet meer nodig. De functie Tabelposities bepalen kunt u ook starten met button: [Bepalen tabelposities] op menukaart EB functies Tabel vervangen Gebruik deze functie voor het vervangen van een referentietabel vervangen door een andere referentietabel. Bijvoorbeeld omdat een toestel uitgebreid is met een opsteker, waardoor er een referentietabel nodig is met meer ruimte. 28 2005 Stabiplan BV - Doc. nummer: M-EB-NL - Versie: R3A

Het vervangen van een tabel gaat als volgt: [Beheer van contacten] op menukaart EB functies STAP 4: Klik [Vervangen...]. Kies de referentietabel. Kies vervolgens de nieuwe referentietabel in de referentietabellenmap. De functie Tabel vervangen kunt u ook starten met button: [Tabel vervangen] op menukaart EB functies 2.4.8. Verwijslabels plaatsen U kunt een verwijslabel gebruiken om een draad of potentiaal met een draad of potentiaal op een ander blad te verbinden. Een verwijslabel verwijst in de meeste gevallen naar een verwijslabel op een ander blad, maar kan ook naar een verwijslabel op hetzelfde blad verwijzen. In het verwijslabel staat het blad en stramien vermeld van het verwijslabel waar het naar verwijst. Plaats verwijslabels op dezelfde manier als toestellen (zie paragraaf 2.4.2. Toestellen plaatsen, p. 18 ). U vindt de verwijslabelsymbolen op menukaart EB functies, tabblad Verwijslabels. Handmatig koppelen met een dialoogvenster Met deze functie kunt u verwijslabels aan elkaar koppelen met een dialoogvenster: [Beheer van verwijslabels] op menukaart EB functies tabblad Verwijslabels 2005 Stabiplan BV - Doc. nummer: M-EB-NL - Versie: R3A 29

Figuur 3: Handmatig verwijslabels verbinden Kies een aantal verwijslabels in de linker lijst. Kies een gelijk aantal verwijslabels in de rechter lijst, die u met de gekozen verwijslabels in de linker lijst wilt verbinden. STAP 4: Klik [<- Verbinden ->]. Gebruik de filters bovenaan het scherm Handmatig verwijslabels verbinden voor het maken van gedetailleerde selecties (zie paragraaf 3.5. Filters, p. 88 ). Met de buttons [Selecteren Links...] en [Selecteren Rechts...] kiest u verwijslabels rechtstreeks in de tekening. Verwijslabels koppelen met StabiCAD Met deze functie kunt u verwijslabels aan elkaar koppelen met StabiCAD: [Verwijslabels verbinden] op menukaart EB functies tabblad Verwijslabels Kies één of meerdere verwijslabels. Kies een gelijk aantal verwijslabels waarnaar u wilt verwijzen. StabiCAD koppelt verwijslabels aan elkaar op basis van hun verticale positie op het blad. 30 2005 Stabiplan BV - Doc. nummer: M-EB-NL - Versie: R3A

Verwijslabels wissen Met deze functie kunt u als volgt verwijslabels van elkaar loskoppelen: [Verwijslabels wissen] op menukaart EB functies tabblad Verwijslabels Kies de verwijslabels die u wilt loskoppelen. Verwijslabels automatisch verbinden Potentiaallijnen van opeenvolgende stuur- of hoofdstroombladen zijn vaak met verwijslabels met elkaar verbonden. De functie Automatisch verbinden verbindt deze verwijslabels automatisch met elkaar. Het automatisch verbinden van verwijslabels gaat als volgt: [Verwijslabels automatisch verbinden] op menukaart EB functies tabblad Verwijslabels Klik [OK]. Verwijslabels controleren Een verwijslabel moet altijd verbonden zijn met een ander verwijslabel. Deze functie controleert of alle verwijslabels verbonden zijn. In een lijst kunt u eventuele fouten als volgt oplossen: [Verwijslabels controleren] op menukaart EB functies tabblad Verwijslabels Als er fouten zijn gevonden verschijnt de melding: Er zijn fouten geconstateerd. Nu inzien? Klik [OK]. Kies optie Alleen Fouten. De volgende problemen zijn zichtbaar: Verwijslabels die niet verbonden zijn met een ander verwijslabel. Verkeerd verbonden verwijslabels. Dit zijn verwijslabels die verbonden zijn met een verwijslabel dat al verbonden is met een derde verwijslabel. De problemen zijn meestal n het dialoogvenster op te lossen door het verwijslabel te verbinden met een ander verwijslabel of door het verwijslabel te verwijderen. Het probleem oplossen in het dialoogvenster gaat als volgt: Kies de fout die u wilt oplossen en klik [Ga Naar>]. U kunt ook de foutmelding dubbelklikken. 2005 Stabiplan BV - Doc. nummer: M-EB-NL - Versie: R3A 31

Er verschijnt op de commandoregel: Verbinden/verWijderen/<Einde>:. Typ W als u het verwijslabel wilt verwijderen. Typ V als u het verwijslabel wilt verbinden met een ander verwijslabel en kies vervolgens het andere verwijslabel. Als u de laatste fouten wilt zien, klik dan button: [Foutbestand inzien] op menukaart EB functies 2.4.9. Klemmen plaatsen Een klem is een bijzonder soort toestel. U kunt klemmen op dezelfde manieren plaatsen als toestellen (zie paragraaf 2.4.2. Toestellen plaatsen, p. 18 ). Klemsymbolen staan op menukaart EB symbolen 2, tabblad X. Klemsymbolen met een zwart horizontaal lijntje in de menukaarten zijn horizontale klemmen. Deze moeten op horizontale lijnen worden geplaatst. Module EB heeft functies voor het beheren van klemmenstroken (zie paragraaf 2.5. Klemmenstroken gebruiken, p. 44 ). 2.4.10. Symbolen maken Als u een symbool wilt plaatsen dat niet beschikbaar is op één van de EB menukaarten dan kunt u het symbool zelf maken. Een EB-symbool moet aan bepaalde eisen voldoen. Afhankelijk van het symbooltype zijn bepaalde attributen verplicht. De meest eenvoudige manier is om een bestaand symbool van dat type te plaatsen en aan te passen. Onderstaande stappen laten zien hoe een signaallamp wordt aangepast tot een eigen symbool. STAP 4: STAP 5: STAP 6: STAP 7: Open een (nieuwe) tekening en plaats het voorbeeldsymbool. Op de commandoregel, typ Explode en toets <ENTER>. Selecteer het symbool en toets <ENTER>. Pas het voorbeeldsymbool aan zodat het bruikbaar is als nieuw symbool. Start CAD-menu's en open de menukaart EB functies. Klik. Klik symbool maken [Symbool maken] op menukaart EB functies 32 2005 Stabiplan BV - Doc. nummer: M-EB-NL - Versie: R3A

STAP 8: Geef het nieuwe symbool een unieke naam en klik Opslaan. Houd er rekening mee dat het nieuwe symbool in de map NEN2 of dieper opgeslagen moet worden. Figuur 4: Tekeningnaam samenstelling STAP 9: STAP 10: STAP 11: Selecteer alle entiteiten van het eigengemaakte symbool en toets <ENTER>. Klik met de muis een basispunt aan. Het symbool is nu opgeslagen. 2.4.10.1 Toevoegen van het symbool aan functiebeheer van CAD-menu's. Nu het nieuwe symbool aanwezig is, is de volgende stap het toevoegen van het symbool in functiebeheer van CAD-menu's. In functiebeheer staan alle symbolen en functies van StabiCAD. Per symbool of functie wordt ook de laag, het type invoegfunctie en een bitmap gekoppeld. Is het symbool eenmaal toegevoegd aan functiebeheer, dan biedt CAD-menu's de mogelijkheid het symbool op menukaarten, pulldownmenu's en tabletkaarten te plaatsen. Start CAD-menu's en klik [Functiebeheer]. Figuur 5: Hoofdscherm CAD-menu s STAP 4: In functiebeheer, klik [Configuratiemodus]. In functiebeheer, blader naar de functie van het voorbeeldsymbool. Kopieer en plak de functie in functiebeheer. 2005 Stabiplan BV - Doc. nummer: M-EB-NL - Versie: R3A 33

Figuur 6: Kopieren in functiebeheer STAP 5: Selecteer de gekopieerde functie en klik [Openen]. Figuur 7: Plakken in functiebeheer STAP 6: Voor het toekennen van de juiste gegevens voor het nieuwe symbool, wijzig de volgende eigenschappen. Pictogram Korte en lange omschrijving Functie Voor het wijzigen van het pictogram, klik [Bewerken]. Omschrijving van de functie / symbool zoals deze op een menukaart of pulldownmenu wordt weergegeven. Voor het wijzigen van de symboolnaam. Gebruik HOOFDLETTERS! 34 2005 Stabiplan BV - Doc. nummer: M-EB-NL - Versie: R3A

Figuur 8: Eigenschappen van signaallamp STAP 7: STAP 8: STAP 9: Om de wijzigingen door te voeren, klik [OK]. In het hoofdscherm van functiebeheer, klik [Bewaren] gevolgd door [Configuratiemodus]. Sluit functiebeheer af. 2.4.10.2 Plaatsen van het symbool in een menukaart Nu het nieuwe symbool in functiebeheer staat, is deze te plaatsen in een menukaart. Volg hiervoor onderstaande stappen: Start CAD-menu's en selecteer in het hoofdmenu een menugroep voor de nieuw aan te maken menukaart. Let op! Het is niet mogelijk om in de Stabiplan menugroep een menukaart aan te maken. In het pulldownmenu, klik [Bestand] - [Nieuw]. Selecteer Menukaart en klik [OK]. 2005 Stabiplan BV - Doc. nummer: M-EB-NL - Versie: R3A 35

Figuur 9: Selectie type menus STAP 4: In het scherm Eigenschappen menukaart, vul de omschrijvingen in en klik [OK]. Figuur 10: Eigenschappen menukaart STAP 5: In het scherm Eigenschappen tabblad, vul de naam in van het eerste tabblad en klik [OK]. De menukaart is aangemaakt. Figuur 11: Eigenschappen tabblad STAP 6: Open functiebeheer van CAD-menu's en blader naar de functie van het nieuwe symbool. 36 2005 Stabiplan BV - Doc. nummer: M-EB-NL - Versie: R3A