I N H O U D S O P G A V E

Transcriptie

1 Rev 02

2 I N H O U D S O P G A V E 1 INLEIDING EEN TIJDELIJKE AANDUIDING-OBJECT GENEREREN EEN MACRO EEN MET TIJDELIJKE AANDUIDING-OBJECT INVOEGEN EEN TIJDELIJKE AANDUIDING-OBJECT BEWERKEN Extra objecten toekennen Waardenset toewijzen... 8

3 1 Inleiding Stel u gebruikt een motorbeveiligingsschakelaar, een klemmenstrook, een kabel en een motor vaak in dezelfde configuratie. Om te voorkomen dat u elke keer opnieuw dezelfde symbolen moet invoegen maakt u hier natuurlijk een macro van. Echter, u hebt niet elke keer dezelfde motor nodig. Soms wordt een motor van 0,37 kilowatt gebruikt, soms een van 1,5 kw en soms een van 4,75 kw. Als een grotere motor gebruikt wordt, moet ook een zwaardere MBS toegepast worden, een kabel met dikkere aders gekozen worden en moeten grotere klemmen gebruikt worden. Om te voorkomen dat u elke keer de eigenschappen van deze onderdelen moet wijzigen, kunt u gebruik maken van een tijdelijke aanduiding-object. Dit is een verzameling variabelen die opgeslagen kan worden in een macro. 1

4 2 Een tijdelijke aanduiding-object genereren Open de schemapagina waar de schakeling zich bevindt en kies Invoegen > Tijdelijke aanduidingobject. Selecteer een bereik voor het tijdelijke aanduiding-object door de twee hoekpunten te kiezen. Het venster Tijdelijke aanduiding-object verschijnt nu. 2

5 Geef in dit venster een naam in voor het tijdelijke aanduiding-object en schakel eventueel het voorbeeld in. Als ook pagina-eigenschappen weergegeven moeten worden kan het selectievakje Pagina-eigenschappen geactiveerd worden. Open op het tabblad Waarden het snelmenu door op de rechtermuisknop te klikken, en kies Nieuwe variabele. 3

6 Geef in het venster Nieuwe variabele benoemen een naam op voor de variabele, bijvoorbeeld Motorvermogen. De variabele verschijnt in een nieuwe cel onder Variabele. Maak op dezelfde manier variabelen aan voor de motorbeveiligingsstroom, aderdoorsnede en klemgrootte. Open nogmaals het snelmenu en kies nu Nieuwe waardenset. Er verschijnt een nieuwe kolom. Geef in de bovenste cel van deze kolom de naam van de waardenset op, bijvoorbeeld Kleine motor. Maak ook waardensets voor Middelgrote motor en Grote motor. Vul in de ontstane lege cellen waarden in voor het motorvermogen, de motorbeveiligingsstroom, de aderdoorsnede en de klemgrootte voor alle drie de motoropties. Ga nu terug naar het tabblad Toekenning. Zoek de eigenschap op die variabel moet worden, bijvoorbeeld de Technische waarden van motor M1. 4

7 Open het snelmenu in de cel bij Variabele en kies Variabele selecteren. Kies in het dialoogvenster Variabele selecteren de juiste variabele, in dit geval Motorvermogen. Voeg zo ook de juiste variabelen toe aan de technische waarden van de motorbeveiligingsschakelaar, de technische waarden van de klemmen en de aderdoorsnede van de kabel. Klik nu op OK om het venster Tijdelijke aanduiding-object te sluiten. In het schema is een anker-symbool te zien welke het tijdelijke aanduiding-object representeert. 5

8 Maak nu een macro van het geheel door middel van Bewerken > Venstermacro maken. Zorg ervoor dat het bereik van de macro ook het anker omvat. Geef in het venster Opslaan als een naam, directory, weergavetype en variant op, zoals gebruikelijk. Of, als u met macroprojecten werkt, kunt u de macro genereren via Hulpprogramma s > Macro s genereren > Automatisch uit macroproject. 6

9 3 Een macro een met tijdelijke aanduiding-object invoegen Voeg de in hoofdstuk 2 gemaakte macro in via Invoegen > Venstermacro. Bij het plaatsen van de macro in het schema verschijnt het venster Waardenset selecteren. Kies hier de gewenste waardenset. De waarden die als variabele zijn gedefinieerd worden automatisch aangepast. 7

10 4 Een tijdelijke aanduiding-object bewerken U kunt waardensets, variabelen, etc toevoegen, verwijderen en bewerken door te dubbelklikken op het anker-symbool. Bij het openen van het tijdelijke aanduiding-object controleert EPLAN of alle objecten waarvoor variabelen in het tijdelijke aanduiding-object werden gedefinieerd, nog aanwezig zijn. Als dit niet het geval is worden de ontbrekende objecten uit het tijdelijke aanduiding-object verwijderd. Bij het verlaten van een cel en bij het sluiten van het dialoogvenster met [OK] wordt iedere ingevoerde waarde op de betreffende eigenschappen gecontroleerd. Bij een fout wordt een melding weergegeven. 4.1 Extra objecten toekennen Naderhand kunnen extra objecten zoals symbolen, plaatscoderingsboxen, etc toegekend worden aan het tijdelijke aanduiding-object. Plaats de cursor hiervoor op het tijdelijke aanduiding-object, open het snelmenu en kies Bijbehorende objecten selecteren. De bij het tijdelijke aanduiding-object horende elementen worden geselecteerd. Door de Ctrl-toets ingedrukt te houden kunnen extra elementen geselecteerd worden. Als alles geselecteerd is opent u weer het snelmenu en kiest u voor Objecten toekennen aan tijdelijke aanduiding-object. 4.2 Waardenset toewijzen Als een tijdelijke aanduiding-object geplaatst is, kan achteraf geschakeld worden tussen waardensets. U kunt dus bijvoorbeeld wisselen tussen een kleine, een middelgrote en een grote motor. Plaats hiervoor de cursor op het anker-symbool, open het snelmenu en kies Waardenset toewijzen. Het dialoogvenster Waardenset selecteren verschijnt. 8