Uitwerking opgaven Brugboek 19.3, 19.5, 19.6 t/m 19.20 en 19.22



Vergelijkbare documenten
Financieel Management

Financiële analyse van de jaarrekening

Kengetallen met betrekking tot de vermogensbehoefte. Opgave 3.6a hoort bij paragraaf 3.3, De gemiddelde opslagduur van de voorraad goederen.

Liquiditeitsbegroting

Financiële aspecten van de planning

PROEFEXAMEN 2 Praktijkdiploma Boekhouden

Werkgroepopdrachten Bedrijfseconomie DEEL A

Antwoorden hoofdstuk 4

Uitwerkingen PDB Financiering met resultaat hoofdstuk 7

Uitwerkingen PDB Financiering met resultaat hoofdstuk 6. Opgave 6.1 a. Gemiddeld eigen vermogen = ( ) / 2 =

a. Gemiddeld debiteurensaldo: ( ) / 2 = Verkopen op rekening inclusief omzetbelasting: ,21 =

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 8

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 5 OPGAVE 3

Management en Organisatie VWO 6 Hst 31, 37 t/m 43

Crowdfunding: publiek laten betalen, d.m.v. vermogen aan te trekken.

Dit voorbeeldexamen bestaat uit 27 vragen. De opbouw en het aantal vragen komt overeen met het online examen.

1 Het kasstroomoverzicht

Appendix Bedrijfseconomie

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 6

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 6

Q1 Q2 Q3 Q4. Liquide middelen begin kwartaal Verkopen

Oefenopgave 1. Oefenopgave 1. Crediteuren 600 EV 600. Debiteuren 400. Gebouwen 300 EV. Voorraden 200 Crediteuren. Kas 300

Toets 3 HAVO 5 g Diagnostische toets 2012

Opgaven 4.4a en 4.4b horen bij paragraaf 4.2, Liquiditeitsbegroting en resultatenbegroting.

Examen PC 2 vak Cash Management

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 8

NIBE-SVV, 2014 OEFENEXAMEN BALANSLEZEN

Examen PC 2 vak Cash Management

2017 Nederlandse Associatie voor Examinering Financiering niveau 5 1 / 13

9 Uitwerkingen proefwerktrainingen deel 2

Hoofdstuk 6: Beoordelen

2015 Nederlandse Associatie voor Examinering Financiering niveau 5 1 / 12

a. Stel de beginbalans op 1 januari 2006 samen volgens het model van bijlage I.

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 5 DEEL 1

- Op gebouwen en machines die op 1 januari 2008 aanwezig zijn wordt in 2008 respectievelijk ,- en ,- afgeschreven.

PDB. Antwoordenboek. berekeningen. Periodeafsluiting & Bedrijfseconomie

Hoofdstuk 43 belangrijk

Financiële analyse. Les 3 Kengetallen. Opdracht voor volgende lesweek

KEN DE GETALLEN. Inzicht in financiële cijfers. Loek Vis BASIS & BELEID ORGANISATIEADVISEURS

Antwoorden hoofdstuk 19

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 21 en 22

Bedrijfseconomie. B-cluster BBBBEC2A.1

Jaarrekeninglezen voor non-financials. Ruitenburg University 15 november 2016

Stel voor de eenmanszaak Grutter de balans per 1 januari 2016 op in scontrovorm. Balans per 1 januari 2016 van Grutter

Appendix Bedrijfseconomie Opgaven

Vraag Antwoord Scores. De bank heeft een onderpand/zekerheid voor de lening 1 Daphne legt eigen geld in waardoor de lening lager is 1

Basisprognose

Resultatenrekening: een overzicht van de opbrengsten en de kosten van een bedrijf gedurende een bepaalde periode.

Homework. week 4. H5 Liquiditeit. opgave 1. januari februari maart ontvangsten. entree abonnementen subsidie horeca

Numerieke antwoorden. Hoofdstuk 1. V 1.2 a a b c c d e

Bij deze opgave horen de informatiebronnen 5 tot en met 8. In deze opgave blijft de btw buiten beschouwing.

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 7

Aanvulling Management en organisatie in Balans vwo in verband met de expliciteringen van de examencommissie

Financieel Management

Hoofdstuk 17 Financiële verslaggeving

2015 Nederlandse Associatie voor Examinering Financiering niveau 4 1 / 10

AANVULLING NAAMLOZE VENNOOTSCHAP HAVO

Eigen vermogen Hypothecaire lening o/g Crediteuren Te betalen belastingen

Inventaris Kassa Keuken Beelden om de inrichting gezelliger te maken Tafels en stoelen Totaal

Nieuw gebouw Vestigingsplaats:

fun house fun house fun house Pink

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 9

PROEFEXAMEN Praktijkdiploma Boekhouden

Management & Organisatie VWO 5 Hoofdstuk 27 t/m juni 2009 proeftoets 100 minuten. In deze opgave blijft de btw buiten beschouwing.

Rendementseis preferente aandelen bij bedrijfsopvolging

Paragraaf 2.7 Financiële kengetallen

Financieel-Administratief Praktijkdiploma Boekhouden (PDB) Bedrijfseconomie (BE) Bestuur Nederlandse Associatie voor Praktijkexamens

De gemiddelde vermogenskosten en optimale vermogensstructuur

Beginner. Beginner. Beginner

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 5

Financiële ratio s met CASH!

Aurington. Administratie en Advies

Meerkeuzevragen: 5. Bereken voor dit jaar de totale constante kosten. A ,- B ,- C ,- D ,-

PROEFEXAMEN Praktijkdiploma Boekhouden

Eindexamen m&o vwo 2001-II

Examen VWO. Economische wetenschappen II en recht (oude stijl)

Bij een resultatenbegroting (ook wel exploitatiebegroting genoemd) wordt een overzicht gemaakt van de opbrengsten en van de kosten.

Noordhoff Uitgevers bv

TA3290 Life-Cycle Modeling and Economic Evaluation

BECO: DE BALANS - THEORIE

Hoofdstuk 42 belangrijk

De resultatenrekening

Eindexamen havo m&o 2013-I

In deze opgave blijven de belastingen buiten beschouwing.

Bedrijfseconomische aspecten Examennummer: Datum: 29 maart 2014 Tijd: 10:00 uur - 11:30 uur

Examen HAVO. management & organisatie. tijdvak 1 woensdag 23 mei uur. Bij dit examen horen een bijlage en een uitwerkbijlage.

Verdieping Management en Organisatie (M&O) 3havo/vwo

11 Kasstroomoverzicht

Eindexamen m&o vwo II

Financiën. Exploitatiebegroting Omzet ,50 x 50 = 625,00. 0,67 x 350 = 234,50. Inkoopwaarde. Brutowinst 390,50. Promotie kosten 10,00

Zakelijke kredieten Examennummer: Datum: 29 juni 2013 Tijd: 13:00 uur - 14:30 uur

Going concern Vestigingsplaats:

Rekening courant krediet Crediteuren

School/cursus Wanneer? Diploma? van tot ja/nee. School/cursus Wanneer? Diploma?

Rekening courant krediet Crediteuren

TOELATINGSTOETS M&O. Datum

Kennisportfolio P2. Door: Duncan Bruin. Klas: I. Vak: Voor mezelf ;)

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 4

Eindexamen m&o vwo 2003-II

Dit voorbeeldexamen bestaat uit 28 vragen. De opbouw en het aantal vragen komt overeen met het online examen.

Transcriptie:

Uitwerking opgaven Brugboek 19.3, 19.5, 19.6 t/m 19.20 en 19.22 T/m 19.12 zijn activiteitskengetallen. Vanaf 19.13 Rentabiliteitskengetallen Opgave 19.3 A. Bereken de gemiddelde voorraad over 2013 Q1 1-1 21.000 + 1-4 15.000 = 18.000 2 Q 2 1-4 15.000 + 1-7 17.000 = 16.000 2 Q3 1-7 17.000 + 1-10 19.000 = 18.000 2 Q4 1-10 19.000 + 31-12 15.000 = 17.000 2 B. Bereken de inkoopwaarde van de omzet Totaal = 69.000 / 4 = 17.250 Beginvoorraad 21.000 + Inkopen 132.000 -/- eindvoorraad 15.000 = 138.000 C. Bereken de brutowinst als percentage van de inkoopwaarde Omzet -/- Inkoopwaarde = Brutowinst 207.000 -/- 138.000 (B) = 69.000 In percentage van inkoopwaarde: ( 69.000 / 138.000) x 100% = 50% D. Bereken de omzetsnelheid van de voorraad Omzetsnelheid van de voorraad = omzet tegen inkoopwaarde gemiddelde voorraad Omzetsnelheid van de voorraad = 138.000 (B) / 17.250 (A) = 8 E. > volgende pagina

E. Bereken de opslagduur van de voorraad Opslagduur van de voorraad = Dagen jaar (= 360) Omzetsnelheid Opslagduur van de voorraad = 360 dagen = 45 dagen 8

Opgave 19.5 A. Bereken de omzet op rekening De verkopen op rekening bedragen 75% van de omzet. Omzet op rekening is: 75% van 2.700.000 = 2.025.000 B. Bereken de gemiddelde kredietduur Gemiddelde kredietduur debiteuren = gemiddeld debiteurensaldo x jaardagen verkopen op rekening Gemiddelde kredietduur debiteuren = 112.500 (gegeven) x 360 dagen = 20 dagen 2.025.000 (A) Dat betekent dat onderneming Douma BV voor elke euro omzet op rekening 20 dagen interestkosten heeft (te financieren of minder rentebaten op eigen bankrekening).

Opgave 19.6 Bereken de krediettermijn van debiteuren in dagen Met de inkopen hoef je niets te doen om het krediet aan debiteuren te berekenen. Het gaat om het verstrekte krediet aan debiteuren (klanten) en niet om het ontvangen krediet van crediteuren (leveranciers). De verkopen op rekening bedragen 90% van de omzet. Omzet op rekening is: 90% van 3.000.000 = 2.700.000 Gemiddelde kredietduur debiteuren = gemiddeld debiteurensaldo x jaardagen verkopen op rekening Maand = 30 dagen, dus jaar is 360 dagen Gemiddelde kredietduur debiteuren = 202.500 (gegeven) x 360 dagen = 27 dagen 2.700.000

Opgave 19.7 Bereken het bedrag dat uit verkopen op rekening wordt ontvangen in kwartaal III van 2013 Belangrijk om te weten is, dat de afnemers een krediet hebben van 2 maanden en dat 50% op rekening wordt verkocht. En dat de verkopen gelijkmatig over het kwartaal plaats vinden, dus in iedere maand van het kwartaal zijn de verkopen gelijk. De inkoopwaarde en de brutowinst heb je voor de berekening niet nodig. Verkopen op rekening in kwartaal II = 50% van 330.000 = 165.000 Twee maanden krediet, dus de verkopen van april ontvang je in juni en de verkopen van mei en juni in juli, het 3 e kwartaal. Dus in kwartaal III ontvang je 2/3 van 165.000 van het 2 e kwartaal. Dit is 110.000 In kwartaal III ontvang je 50% contant van 420.000 = 210.000. Let op: in de opgaven staat, dat je alleen het bedrag dat uit verkopen op rekening ontvangt in het 3 e kwartaal. Deze laten we dus nu buiten beschouwing. En je ontvangt de verkopen op rekening van de maand juli. Dit is 50% van 420.000 x 1/3 = 70.000 Augustus en september ontvang je in het 4 e kwartaal. Resumé ontvangen bedrag in kwartaal III: Verkopen op rekening kwartaal II 110.000 Verkopen op rekening kwartaal III 70.000 -------------- 180.000 Indien totale liquiditeitsontvangst zou worden gevraagd Verkopen contant in kwartaal III 210.000 Ontvangen uit verkopen op rekening 180.000 -------------- Totaal ontvangen bedrag kwartaal III 390.000

Opgave 19.8 Bereken voor het 1 e kwartaal 2012 de totale ontvangsten uit verkopen Let op: dit is dus nu inclusief de contante verkopen! Verstrekte krediettermijn is 1½ maand Omzet in kwartaal indien 100% = 15.000.000 / 4 = 3.750.000 In kwartaal I is de index 90%, dus de omzet 90/100 x 3.750.000 = 3.375.000 Op rekening wordt 80% verkocht is: 80% van 3.375.000 = 2.700.000 Hiervan wordt de helft in het 1 e kwartaal ontvangen en de andere helft in het 2 e kwartaal. Immers krediettermijn is 1½ maand van de 3 maanden in het kwartaal. Ontvangen: 50% van 2.700.000 = 1.350.000. Contant wordt ontvangen: 20% van 3.375.000 = 675.000 Daarnaast staat er nog een debiteurensaldo per 1-1-2012 open van 1.050.000. Gezien de krediettermijn van 1½ maand, wordt dit volledige bedrag in kwartaal I ontvangen. Resumé ontvangen bedrag op verkopen kwartaal I Ontvangen debiteurensaldo 1.050.000 Ontvangen verkopen op rekening 1 e kwartaal 1.350.000 Ontvangen contante verkopen 1 e kwartaal 675.000 ---------------- Totaal ontvangen verkopen op rekening 3.075.000

Opgave 19.9 A. Bereken de gemiddelde voorraad in 2012 1/1 1.240.000 + 1/7 1.580.000 = 1.410.000 2 1/7 1.580.000 + 31/12 890.000 = 1.235.000 2 Gemiddelde voorraad 2012 = ( 1.410.000 + 1.235.000) / 2 = 1.322.500 B. Bereken de omzetsnelheid van de voorraad Omzetsnelheid van de voorraad = omzet tegen inkoopwaarde gemiddelde voorraad Bij som 19.3 wist je niet wat de brutowinst was en moest je de inkoopwaarde berekenen door de som van: beginvoorraad + inkopen -/- eindvoorraad. De inkoopwaarde kun je nu direct berekenen, want de brutowinst is 15% van de omzet. Dit betekent dat de inkoopwaarde 85% van de omzet is. Inkopen 18.670.588 x 85% = 15.870.000 Omzetsnelheid van de voorraad = 15.870.000 / 1.322.500 (A) = 12 C. Bereken de opslagduur van de voorraden Opslagduur van de voorraad = Dagen jaar (= 360) Omzetsnelheid Opslagduur van de voorraad = 360 dagen = 30 dagen 12 D. Bereken de gemiddelde duur van het verstrekte leverancierskrediet afgerond op hele dagen Gemiddelde kredietduur debiteuren = gemiddeld debiteurensaldo x jaardagen verkopen op rekening Verkopen op rekening 60% x 18.670.588 = 11.202.352,80 Gem. kredietduur debiteuren: ( 1.450.000 / 11.202.352,80) x 360 dagen = 47 dagen

Opgave 19.10 Bereken de gemiddelde kredietduur van crediteuren Gemiddelde kredietduur crediteuren = gemiddeld crediteurensaldo x jaardagen inkopen op rekening Gemiddelde kredietduur crediteuren = 50.000 750.000. x 360 dagen = 24 dagen Er staat hier niet dat het jaar op 360 dagen wordt gesteld. Dus feitelijk zou je hier met 365 dagen moeten rekenen.

Opgave 19.11 Bereken het gemiddelde crediteurensaldo in 2012 Het gaat er om deze formule in te vullen waarbij het gemiddeld crediteurensaldo het ontbrekende gegeven is. Gemiddelde kredietduur crediteuren = gemiddeld crediteurensaldo x jaardagen inkopen op rekening We bereken eerst de inkopen op rekening. De omzet is 1.950.000, de brutowinstmarge 40% van de verkoopwaarde. Dan is de inkoopwaarde van de omzet 1.950.000 x 60% = 1.170.000 Er is gegeven dat de eindvoorraad 30.000 hoger was dan de beginvoorraad. De inkopen zijn derhalve geweest verkoop 1.170.000 + hogere voorraad 30.000 is totaal 1.200.000. De inkopen zijn dus 1.200.000. Hiervan is 90% op rekening is, dit is 1.080.000 Kredietduur, de uitkomst van de formule is gegeven. Deze is 1½ maand. Dit is 1,5 x 30 dagen is 45 dagen. De formule is dan al bijna ingevuld. gemiddeld crediteurensaldo x 360 = 45 dagen 1.080.000 We draaien alle acties om en komen dan op het gemiddeld crediteurensaldo: 45 dagen / 360 x 1.080.000 = 135.000 Het kan ook anders: De krediettermijn is 1½ maand. Per maand wordt er 1.200.000 / 12 = 100.000 ingekocht waarvan 90% op rekening. Saldo is dan bij 1½ maand: 90 % van 100.000 x 1,5 = 135.000.

Opgave 19.12 A. Bereken de gemiddelde grondstoffenvoorraad Je kunt dit keer niet de inkoopwaarde van de omzet gebruiken omdat naast de grondstofkosten ongetwijfeld nog andere kosten zijn zoals arbeidskosten en machinekosten. Het grondstofkostenverbruik van de omzet is dit keer gegeven. De inkoopwaarde van de grondstoffen is gegeven: 3.600.000 We kunnen dan de formule toepassen. Omzetsnelheid van de voorraad = inkoopwaarde grondstoffen gemiddelde voorraad 3.600.000 = 9 (gegeven) X Gemiddelde voorraad grondstoffen is dan 3.600.000 / 9 = 400.000 B. Bereken de gemiddelde voorraad eindproduct De gemiddelde voorraad eindproduct is dus de fabricagewaarde van de voorraad. Deze is dus wel te berekenen door de brutomarge af te trekken van de omzetwaarde. Omzet is 7.200.000, brutomarge is 20% van de verkoopprijs. Omzet tegen inkoopwaarde 80% van 7.200.000 = 5.760.000 We kunnen dan de formule toepassen. Omzetsnelheid van de voorraad = inkoopwaarde voorraad gereed product gemiddelde voorraad 5.760.000 = 12 (gegeven) X Gemiddelde voorraad eindproduct is dan: 5.760.000 / 12 = 480.000 Opgave C volgende pagina

C. Bereken het gemiddeld uitstaand debiteurenbedrag Uitgangspunt is weer de formule: Gemiddelde kredietduur debiteuren = gemiddeld debiteurensaldo x jaardagen verkopen op rekening Omzet 7.200.000 en alles op rekening. Gemiddelde duur verstrekte leverancierskrediet is 50 dagen. Dan kunnen we de formule invullen: X. x 360 dagen = 50 dagen 7.200.000 Gemiddeld debiteurensaldo = 50 / 360 x 7.200.000 = 1.000.000 D. Bereken het gemiddelde uitstaande crediteurenbedrag Uitgangspunt is weer de formule: Gemiddelde kredietduur crediteuren = gemiddeld crediteurensaldo x jaardagen inkopen op rekening De inkopen op rekening zijn 3.600.000 (gegeven) X. x 360 dagen = 60 dagen 3.600.000 Gemiddeld crediteurensaldo 60 / 360 x 3.600.000 = 600.000

Opgave 19.13 A. Bereken de rentabiliteit van het eigen vermogen (REV) REV = Nettowinst na belastingen x 100% Gemiddeld geïnvesteerd eigen vermogen Het gemiddelde EV is ( 720.000 + 780.000) / 2 = 750.000 Nu kunnen we de formule invullen: REV = 90.000. x 100% = 12% 750.000 B Bereken de rentabiliteit van het vreemde vermogen RVV = intrestkosten x 100% Gemiddeld vreemd vermogen Het gemiddelde vreemde vermogen = ( 425.000 + 475.000) / 2 = 450.000 RVV = 27.000. x 100% = 6% 450.000 C. Bereken de rentabiliteit van het totale vermogen RTV = Nettowinst + rente + belastingen x 100% Gemiddeld geïnvesteerd totaal vermogen Het gem. geïnvesteerd totale vermogen is: 01-01 720.000 + 425.000 = 1.145.000 31-12 780.000 + 475.000 = 1.255.000 ( 1.145.000 + 1.255.000) / 2 = 1.200.000 RTV = 90.000 + 27.000 x 100% = 9,75% 1.200.000

Opgave 19.14 A. Bereken het gemiddeld eigen, vreemd en totaal vermogen Gemiddeld eigen vermogen: ( 1.400.000 + 1.600.000) / 2 = 1.500.000 Gemiddeld vreemd vermogen: VVL 1.200.000 + VVK 1.100.000 = 2.300.000 VVL 1.600.000 + VVK 1.100.000 = 2.700.000 5.000.000 / 2 = 2.500.000 Gemiddeld totaal vermogen: ( 3.700.000 + 4.300.000) / 2 = 4.000.000 B. Bereken de REV, RVV en RTV REV = Nettowinst na belastingen x 100% Gemiddeld geïnvesteerd eigen vermogen REV = 180.000 / 1.500.000) x 100% = 12% RVV = intrestkosten x 100% Gemiddeld vreemd vermogen RVV = ( 225.000 / 2.500.000) x 100% = 9% RTV = Nettowinst + rente + belastingen x 100% Gemiddeld geïnvesteerd totaal vermogen RTV = 180.000 + 225.000 + 0 x 100% = 10,125% 4.000.000

Opgave 19.15 Bereken de REV, RVV en RTV REV = Nettowinst na belastingen x 100% Gemiddeld geïnvesteerd eigen vermogen REV = 300.000 / 2.000.000) x 100% = 15% RVV = Intrestkosten x 100% Gemiddeld vreemd vermogen De rente moeten we eerst berekenen (is opgave onduidelijk over): 8% hypothecaire lening à 1.100.000 = 88.000 9% obligatielening à 700.000 = 63.000 Rente rekening-courant (gegeven) = 9.000 ----------------- Totaal = 160.000 RVV = (( 160.000 / ( 1.100.000 + 700.000 + 200.000)) x 100% = 8% Of sneller: Totale passiva 2.000 -/- EV 2.000 = VV 2.000 RTV = Nettowinst + rente + belastingen x 100% Gemiddeld geïnvesteerd totaal vermogen RTV = 300.000 + 160.000 + 0 x 100% = 11,5% 4.000.000 Heb je de rente niet berekend over de hypothecaire en obligatielening, dan: RVV = Betaaldeinterest = Gemiddeldvreemd vermogen 9.000 = 0,0045 = 0,45% 2.000.000 RTV = Inkomenvóór interest en belasting Gemiddeldtotaal vermogen 300.000 + 9.000 = = 0,07725 = 7,725% 4.000.000

Opgave 19.16 A. Bereken de RTV Voordat we overgaan tot de berekening met de formules moeten we eerst de gegevens splitsen in onderdelen van de resultatenrekening en onderdelen van de passivazijde van de balans. En die balansonderdelen weer onderverdelen in eigen en vreemd vermogen. Resultatenrekening Opbrengst verhuistransacties 1.250.000 Opbrengst huren opslagloods 20.000 Totaal opbrengsten 1.270.000 Inkoopwaarde omzet 570.000 -/- ----------------- Brutowinst 700.000 Afschrijving duurzame activa 35.000 Loonkosten 500.000 Huisvestingskosten 60.000 ----------------- Totaal bedrijfskosten 595.000 -/- ---------------- Nettowinst voor belastingen en interest 105.000 Interest 30.000 -/- ---------------- Nettowinst voor belastingen 75.000 Dit winstsaldo is ook bij de gegevens te vinden. Belastingen zijn niet gegeven.

Balans Balans Soeteman BV per 31-12-2013 Activa Passiva Vaste activa Eigen Vermogen Pand 590.000 Aandelenvermogen 450.000 Transportmiddelen 285.000 Winstreserve 120.000 Onverdeelde winst 75.000 Vlottende activa Vreemd Vermogen lang Voorraden 115.000 6% Hypothecaire lening 45.000 Debiteuren 47.500 7% Obligatielening 300.000 Liquide middelen Postbank 7.500 Vreemd vermogen kort Crediteuren 55.000 Totaal generaal 1.045.000 Totaal generaal 1.045.000 RTV = Nettowinst + rente + belastingen x 100% Gemiddeld geïnvesteerd totaal vermogen Het gemiddeld geïnvesteerd vermogen is: Vermogen begin jaar 1.045.000 -/- 75.000 = 970.000 Dit vermogen was het gehele jaar in het bedrijf. De winst is gelijkmatig tot stand gekomen, dus gemiddeld (0 + 75.000) / 2 = 37.500 Gemiddeld vermogen ( 970.000 + 37.500) = 1.007.500 Of: ( 970.000 + 1.045.000) / 2 = 1.007.500 RTV = 75.000 + 30.000 + 0 x 100% = 10,42% 1.007.500

B. Bereken de RVV RVV = Interestkosten x 100% Gemiddeld vreemd vermogen Let op: de nog te verdelen winst maakt nog onderdeel uit van het eigen vermogen, omdat er nog geen winstverdeling is. RVV = (( 30.000 / ( 45.000 + 300.000 + 55.000)) x 100% = RVV = ( 30.000 / 400.000) x 100% = 7,50% C. Bereken de REV REV = Nettowinst na belastingen x 100% Gemiddeld geïnvesteerd eigen vermogen Eerst bereken we het gemiddelde eigen vermogen. 450.000 + 120.000 + 50% winst 75.000 = 607.500 REV = ( 75.000 / 607.500) x 100% = 12,35% D. Bereken de Ebitda Earnings Before Interest, Taxes, Depreciation and Amortization De Nederlandse vertaling is verdiensten voor aftrek van interest, belastingen, afschrijvingen op activa en afschrijvingen op leningen en goodwill. Ofwel de kasstromen van de operationele activiteiten zonder de kosten en opbrengsten van financieringen. Nettowinst voor belastingen en interest 105.000 Afschrijvingen 35.000 ----------------- Ebitda 140.000 EBIT (Engels: earnings before interest and tax)

Opgave 19.17 A. Bereken de rentabiliteit van het eigen vermogen Dit kunnen we uitrekenen met de formule: REV = RTV + (RTV RVV) x VV EV REV = 0,15 + (0,15 -/- 0,10) x 600 300 REV = 0,15 + 0,10 = 0,25 ofwel 25% B. Bereken het gevolg van de rentabiliteit van het eigen vermogen als de rentabiliteit van het totale vermogen 2% tegenvalt. Verklaar dit met het bedrijfsrisico en financieringsrisico De nieuwe REV wordt: REV = 0,13 + (0,13 -/- 0,10) x 600 300 REV = 0,13 + 0,06 = 0,19 ofwel 19% Bedrijfsrisico is eerste deel formule, de RTV, is 2% (0,02) verlies t.o.v. A Financieringsrisico, tweede deel formule, is 4% (0,04) verlies t.o.v. A Totaal 6% (0,06) lager. (= 25% -/- 19%)

Opgave 19.18 A. Bereken het gemiddeld in het bedrijf geïnvesteerde totale vermogen Vermogen 1-1 = 2.400.000 -/- winst 300.000 = 2.100.000 Hier komt de winst bij: gemiddeld 300.000 / 2 = 150.000 ------------------- Gemiddeld geïnvesteerd vermogen = 2.250.000 Af: in aandelen belegd vermogen = 600.000 -/- ------------------- In het bedrijf belegd vermogen = 1.650.000 B. Bereken de ondernemingsrentabiliteit van het totale vermogen De ondernemingsrentabiliteit is inclusief de opbrengst van de beleggingen, dus feitelijk de reguliere RTV. RTV = Nettowinst + rente + belastingen x 100% Gemiddeld geïnvesteerd totaal vermogen RTV = (( 300.000 + 200.000 + 0) / 2.250.000 (zie A)) x 100% = 22,22% C. Bereken de bedrijfsrentabiliteit van het totale vermogen RTV br Kwestie van de opbrengst van de beleggingen uit de winst halen en het in het bedrijf belegd vermogen (zie A) gebruiken. Je elimineert de buitengewone activiteiten. RTV br = (( 300.000 -/- 100.000 + 200.000 + 0) / 1.650.000) x 100% = 24,24% D. Bereken de bedrijfsrentabiliteit van het eigen vermogen REV br Het gemiddelde eigen bedrijfsvermogen is: 1-1 1.200.000 + 300.000-/- Effecten 600.000 = 900.000 31-12 1.200.000 + 300.000 + 300.000 -/- 600.000 = 1.200.000 Gemiddeld vermogen 1.050.000 De bedrijfswinst is gegeven, is 200.000 REV = Nettowinst na belastingen x 100% = Gemiddeld geïnvesteerd eigen vermogen

REV br = ( 200.000 / 1.050.000) x 100% = 19,05% E. Bereken het rendement van het belegde vermogen (Opbrengst / Gemiddeld belegd vermogen) x 100% ( 100.000 / 600.000) x 100% = 16,67% F. Leg verband tussen RTV en RTV br De RTV van het totale vermogen inclusief buitengewone activiteiten is (zie B) is 22,22%. De RTV van de bedrijfsactiviteiten is 24,24%. Conclusie is dat men met de bedrijfsactiviteiten meer verdient dan met beleggen. Dat klopt omdat het beleggen 16,67% opbrengt en dus lager dan het rendement van de bedrijfsactiviteiten.

Opgave 19.19 A. Bereken de rentabiliteit van het eigen vermogen vóór aftrek van de belasting Let op: hier dus uitzondering op de regel REV na belastingen REV = Nettowinst voor belastingen x 100% = Gemiddeld geïnvesteerd eigen vermogen REV = (400.000 / 2.000.000) x 100% = 20% B. Bereken de rentabiliteit van het eigen vermogen na aftrek van de belasting REV = Nettowinst na belastingen x 100% = Gemiddeld geïnvesteerd eigen vermogen REV = (300.000 / 2.000.000) x 100% = 15%

Opgave 19.20 A. Bereken de REV per 31 december 2014 Let op: de REV wordt gevraagd per 31-12-2014 dus niet over 2014. Je berekent dan ook niet de gemiddelde nettowinst bij het eigen vermogen. REV = Nettowinst na belastingen x 100% = Gemiddeld geïnvesteerd eigen vermogen REV = (75% van 100.000 / 500.000) x 100% = 15% B. Bereken de RTV per 31-12-2014 RTV = Nettowinst na belasting + rente + belastingen x 100% Gemiddeld geïnvesteerd totaal vermogen RTV = 75% x 100.000 + 8% van 300.000 + 25% van 100.000 x 100% 800.000 RTV = 75.000 + 24.000 + 25.000 x 100% = 15,50% 800.000 Je kunt ook nettowinst nemen zoals gegeven 100.000 en alleen de rente er bij tellen. C. Toon de hefboomwerking aan De REV na belastingen is 15 % en de RTV is gecorrigeerd na belastingen (0,75 x 15,50%) = 11,625%. Dit houdt in dat we met een positieve hefboomwerking te maken hebben. De RTV is 15,5 % en de RVV is 8%. We verdienen dus met de bedrijfsactiviteiten 7,5% meer dan de kosten van het lenen. Nu is de verhouding VV en EV 3 : 5. Dus slechts een deel van het eigen vermogen maakt gebruik van de hefboomwerking. Het positieve effect is dan ook: 7,5% x 3 / 5 = 4,5%. (RTV is 15,50% + hefboomwerking 4,5%) x (1 0,25) = REV 15%. Je kunt ook de formule van de hefboomwerking laten zien.

VV REV na belastingen = [1-f] x (RTV + (RTV RVV) x ) waarbij EV VV (RTV RVV) x het financiële hefboomeffect weergeeft, EV (RTV RVV) de rentemarge en VV de hefboomfactor. EV en (1-f) de belastingdruk REV = (0,75) x [15,5 + (15,5 8) x 300.000 500.000 ]= 15,5 + 7,5 x 0,6 = 15% Het hefboomeffect geeft eigenlijk de relatie weer tussen de rentabiliteit en de solvabiliteit. Hoe meer een onderneming wil profiteren van het hefboomeffect, hoe meer zij zal financieren met vreemd vermogen. Maar, hoe meer een onderneming met vreemd vermogen financiert, hoe slechter de solvabiliteit van het bedrijf. De hefboomwerking kan ook in geld worden verklaard en daarna in percentages. We laten de belastingdruk gemakshalve achterwege. Met het vreemd vermogen is dat dus 15,5% van 300.000 = 46.500. De interestvergoeding(ofwel interestkosten) is maar 8% van 300.000 = 24.000. Er blijft dus 46.500-24.000 = 22.500 over ofwel 7,5% (= 15,5% - 8%) van 300.000. Die 22.500 komt overeen met 4,5% over 500.000 van het eigen vermogen. Uiteindelijk krijgen de verschaffers van vreemd vermogen 15,5% - 7,5% = 8% en de verschaffers van het eigen vermogen krijgt 15,5% + 4,5% = 20%. D. Bereken de REV per 31-12-2014 in gewijzigde situatie REV = ( 75.000 / 200.000) x 100% = 37,50% E. Bereken de RTV per 31-12-2014 in gewijzigde situatie RTV = 100.000 + 8% van 600.000 x 100% = 148.000 x 100% = 18,5% 800.000 800.000

F. Toon de hefboomwerking aan De REV na belastingen is 37,50% De RTV na belastingen is 18,5% x 0,75 = 13,875% Er is dus een forse positieve hefboomwerking naar het eigen vermogen. Dit komt omdat er met het geleend geld tegen 8% een rendement voor aftrek van belastingen is van 18,5%. Er wordt dus 10,5% met het vreemde vermogen verdiend. Dit wordt nog eens versterkt door de verhouding vreemd vermogen versus eigen vermogen. Er is driemaal zoveel vreemd vermogen waardoor het effect ook nog eens driemaal wordt versterkt. Er wordt dus met het vreemde vermogen 3 x 10,5% aan het vreemde vermogen toegevoegd. Dit is 31,5% en gecorrigeerd met belastingen 0,75 x 31,5% = 23,625%. RTV na belastingen is 13,875% + hefboom 23,625% = REV = 37,50% Indien de rentabiliteit eigen vermogen voor belastingen wordt genomen, dan is de verklaring als volgt. REV voor belastingen = 37,50% / 0,75 = 50%. Op het totale vermogen is 18,5% verdiend. Dat houdt in dat zowel met het eigen als met het vreemd vermogen 18,5 eurocent per euro is verdiend. Met het vreemd vermogen is dat dus 18,5% van 600.000 = 111.000. Maar de interestvergoeding(ofwel interestkosten) is maar 8% van 600.000 = 48.000. Er blijft dus 111.000-48.000 = 63.000 over ofwel 10,5%(= 18,5% - 8%) van 600.000. Die 63.000 komt overeen met 31,5% over 200.000 van het eigen vermogen. Uiteindelijk krijgen de verschaffers van vreemd vermogen 18,5% - 10,5% = 8% en de verschaffers van het eigen vermogen krijgt 18,5% + 31,5% = 50%. De formule die deze getallen kan verklaren luidt: REV = 18,5 + (18,5 8) x 200.000 600.000 = 18,5 + (10,5) x 3= 18,5 + 31,5 = 50,0 = 50%

Opgave 19.22 A. Bereken voor elk van de ondernemingen de REV met de hefboomformule VV REV voor belastingen = (RTV + (RTV RVV) x ) EV REV Burg = 0,10 + (0,10 0,08) x 1/1 = 0,12 = 12% REV Cruz = 0,10 + (0,10 0,08) x 1,5/0,5 = 0,16 = 16% REV Dani = 0,08 + (0,08 0,10) x 1,5/0,5 = 0,02 = 2% B. Geef commentaar op de calculaties Burg en Cruz hebben een positief hefboomeffect waarbij de rentelasten lager zijn dan dat men verdient door het aantrekken van vreemd vermogen. Je kunt dus zeggen dat fictief een deel van de verdiensten van vreemd vermogensverstrekkers wordt overgedragen aan de eigen vermogensverschaffers. Bij Burg is de hefboomwerking neutraal (EV = VV) en bij Cruz is de hefboomwerking nog eens versterkend omdat het VV groter is dan het EV. Bij Dani is er sprake van een negatief hefboomeffect. De rentelasten zijn hoger dan de verdiensten die verkregen zijn met het vreemde vermogen. Daarnaast wordt dit ook nog eens versterkt omdat het VV groter is dan het EV.