Toegepaste wiskunde VOOR HET HOGER ONDERWIJS. 6e druk. Jan Blankespoor Kees de Joode Aad Sluijter DEEL 1

Vergelijkbare documenten
1.1 Rekenen met letters [1]

Inhoud. Aan de student. Studiewijzer. Aan de docent. Over de auteurs. Hoofdstuk 0 Basiswiskunde 1

Zelfstandig werken. Ajodakt. Dit antwoordenboekje hoort bij het gelijknamige werkboek van de serie

Mijn tafelboek 1 Werkboek

Wiskunde de basis. deel 1. Jaap Grasmeijer. 1 e druk

3.1 Haakjes wegwerken [1]

Stenvert. Taalmeesters 6. Zelfstandig werken Taal Groep 8 Antwoorden. Zelfstandig werken Stenvert Taal Taalmeesters 6 Antwoorden Groep 8

1 Hele getallen. Rekenen en wiskunde uitgelegd Kennisbasis voor leerkrachten basisonderwijs. Uitwerkingen van de opgaven bij de basisvaardigheden

Kerstvakantiecursus. wiskunde B. Voorbereidende opgaven VWO. Haakjes. Machten

5.1 Herleiden [1] Herhaling haakjes wegwerken: a(b + c) = ab + ac (a + b)(c + d) = ac + ad + bc + bd (ab) 2 = a 2 b 2

Getallen 2. Doelgroep Rekenen en Wiskunde Getallen 2

Getallen 2. Doelgroep Rekenen en Wiskunde Getallen 2. Omschrijving Rekenen en Wiskunde Getallen 2

Breuken met letters WISNET-HBO. update juli 2013

Algebra, Les 18 Nadruk verboden 35

Werkwoordspelling 2 Toelichting en Antwoorden

1. Orthogonale Hyperbolen

Studiehandleiding Basiswiskunde cursus

Stenvert. Rekenmeesters 5. Zelfstandig werken Rekenen Groep 7 Antwoorden. Zelfstandig werken Stenvert Rekenen Rekenmeesters 5 Antwoorden Groep 7

Uitwerkingen Rekenen met cijfers en letters

3.0 Voorkennis. y = -4x + 8 is de vergelijking van een lijn. Hier wordt y uitgedrukt in x.

8.1 Herleiden [1] Herleiden bij vermenigvuldigen: -5 3a 6b 8c = -720abc 1) Vermenigvuldigen cijfers (let op teken) 2) Letters op alfabetische volgorde

Voorkennis getallenverzamelingen en algebra. Introductie 213. Leerkern 214

Wiskunde klas 3. Vaardigheden. Inhoudsopgave. 1. Breuken Gelijksoortige termen samennemen Rekenen met machten Rekenen met wortels 4

Wortels met getallen en letters. 2 Voorbeeldenen met de (vierkants)wortel (Tweedemachts wortel)

8.1 Herleiden [1] Herleiden bij vermenigvuldigen: -5 3a 6b 8c = -720abc 1) Vermenigvuldigen cijfers (let op teken) 2) Letters op alfabetische volgorde

6.1 Kwadraten [1] HERHALING: Volgorde bij berekeningen:

3.2 Basiskennis De getallenlijn Symbolen, tekens en getallen. 92 Algebra. Inhoofdstuk1zijnaandeordegeweest: Het=teken. =staat.

WISKUNDE VOOR HET HOGER TECHNISCH ONDERWIJS. deel 1 LOTHAR PAPULA. 2e druk > ACADEMIC SERVICE

Noorderpoortcollege school voor MBO Stadskanaal. Reader. Wiskunde MBO Niveau 4 periode 3. M. van der Pijl. Transfer Database

Zomercursus Wiskunde. Module 1 Algebraïsch rekenen (versie 22 augustus 2011)

Domeinbeschrijving rekenen

K.0 Voorkennis. Herhaling rekenregels voor differentiëren:

K.1 De substitutiemethode [1]

Rekenen aan wortels Werkblad =

WERKBOEK REKENVAARDIGHEID. Voeding en Diëtetiek

Samenvatting Wiskunde B

1.3 Rekenen met pijlen

Rekenen met cijfers en letters

Noorderpoort Beroepsonderwijs Stadskanaal. Reader. Spanning. J. Kuiper. Transfer Database

2.1 Bewerkingen [1] Video Geschiedenis van het rekenen ( 15 x 3 = 45

Noorderpoort Beroepsonderwijs Stadskanaal. Reader. Wet van Ohm. J. Kuiper. Transfer Database

Basiskennis van machten WISNET-HBO. update juli 2007

Stenvert. Taalmeesters 2. Antwoorden. Taalmeesters 2. Zelfstandig werken. Antwoorden. Groep 4. Taal COLOFON COLOFON

Zomercursus Wiskunde. Katholieke Universiteit Leuven Groep Wetenschap & Technologie. September 2008

META-kaart vwo3 - domein Getallen en variabelen

Voorkennis wiskunde voor Biologie, Chemie, Geografie

Handleiding. ict pilot Getal & Ruimte havo B algebraïsche vaardigheden

Noorderpoortcollege School voor MBO Stadskanaal. Reader. Reader Wiskunde MBO Niveau 4 Periode. M. van der Pijl. Transfer Database

De notatie van een berekening kan ook aangeven welke bewerking eerst moet = = 16

vwo A deel 4 13 Mathematische statistiek 14 Algebraïsche vaardigheden 15 Toetsen van hypothesen 16 Toepassingen van de differentiaalrekening

1.0 Voorkennis. Voorbeeld 1: Los op: 6x + 28 = 30 10x.

Standaardafgeleiden. Wisnet-HBO. update maart 2011

UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2002-I WISKUNDE. MAVO-D / VMBO-gt

Machten, exponenten en logaritmen

Proefexemplaar. Wendy Luyckx Mark Verbelen Els Sas. Dirk Vandamme. bewerkt voor het GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap door. Cartoons.

Een checklist is een opsomming van de dingen die je moet weten en kunnen. HAVO 4 wiskunde B...

14.1 Vergelijkingen en herleidingen [1]

Getal en Ruimte wi 1 havo/vwo deel 1 hoofdstuk 4 Didactische analyse door Lennaert van den Brink ( )

Rekenvaardigheden voor klas 3 en 4 VWO

6.1 Kwadraten [1] HERHALING: Volgorde bij berekeningen:

Hoofdstuk 3: NEGATIEVE GETALLEN

Goed aan wiskunde doen

Willem van Ravenstein

Vergelijkingen met breuken

Noorderpoort Beroepsonderwijs Stadskanaal. Reader. Stroom. J. Kuiper. Transfer Database

Instructies zijn niet alleen visueel, maar ook auditief, met hoogkwalitatief ingesproken geluid (geen computerstem).

Hoofdstuk 1 - Eigenschappen

2.1 Bewerkingen [1] Video Geschiedenis van het rekenen ( 15 x 3 = 45

Stenvert. Taalmeesters 3. Zelfstandig werken Taal Groep 5-6 Antwoorden. Zelfstandig werken Stenvert Taal Taalmeesters 3 Antwoorden Groep 5-6

voorkennis wiskunde voor Farmaceutische wetenschappen en Biomedische wetenschappen

= (antwoord )

1.1 Tweedegraadsvergelijkingen [1]

Referentieniveaus uitgelegd. 1S - rekenen Vaardigheden referentieniveau 1S rekenen. 1F - rekenen Vaardigheden referentieniveau 1F rekenen

4.1 Negatieve getallen vermenigvuldigen [1]

Checklist Wiskunde B HAVO HML

breuken 1.0 Inleiding 1.1 Natuurlijke getallen

Colleges. Woensdag 5 februari 2014, college 1. ã Stof. Tijdschema colleges Basiswiskunde 2DL00 Cursus , Semester 2 Avondonderwijs

Hoofdstuk 9: NEGATIEVE GETALLEN

Breuksplitsen WISNET-HBO NHL. update juli 20014

42 blok 6. Een huis inrichten. Teken de meubels in het huis. Plaats ze waar jij wilt. Vul in. Hoeveel eet elke hond? Hoeveel kilo vlees?

De 10 e editie havo-vwo OB

ProefToelatingstoets Wiskunde B

Wiskunde. deel. uitwerkingen. voor het hoger onderwijs. Th.M. van Pelt R.B.J. Pijlgroms W.V. Smeets J.L. Walter. Zevende druk

(g 0 en n een heel getal) Voor het rekenen met machten geldt ook - (p q) a = p a q a

6.0 Voorkennis AD BC. Kruislings vermenigvuldigen: Voorbeeld: 50 10x ( x 1) Willem-Jan van der Zanden

Domein A: Vaardigheden

R.T. (fonsvendrik.nl. 2017)

GETAL& RUIMTE. Verbeteringen havo A 10e editie (2011) t.o.v. editie 2007

Hoofdstuk 1 - Eigenschappen

1 Rekenen met gehele getallen

Noorderpoortcollege School voor MBO Stadskanaal. Reader. Wiskunde MBO Niveau 4 Periode 2. M. van der Pijl. Transfer Database

Differentiëren. Training met de rekenregels en de standaard afgeleiden

Transformaties van grafieken HAVO wiskunde B deel 1

R.T. (fonsvendrik.nl 2017)

Onderwerpen en kwaliteitscriteria VWO-WISKUNDE. Deliverable 3.2. Hans Cuypers en Henk van der Kooij

Elementaire rekenvaardigheden

Voorwoord Rekenvaardigheden

Studiewijzer Wiskunde 1 voor B(2DB00, 2DB30), cursus 2005/2006

Download gratis de PowerPoint rekenen domein getallen:

Transcriptie:

DEEL 1 Toegepaste wiskunde VOOR HET HOGER ONDERWIJS 6e druk Jan Blankespoor Kees de Joode Aad Sluijter

Toegepaste wiskunde Deel 1

Toegepaste wiskunde voor het hoger onderwijs Deel 1 drs. J.H. Blankespoor drs. C. de Joode ir. A. Sluijter Zesde, herziene druk

COLOFON Auteurs drs. J.H. Blankespoor drs. C. de Joode ir. A. Sluijter Opmaak binnenwerk Crius Group Opmaak omslag Crius Group Over ThiemeMeulenhoff ThiemeMeulenhoff ontwikkelt zich van educatieve uitgeverij tot een learning design company. We brengen content, leerontwerp en technologie samen. Met onze groeiende expertise, ervaring en leeroplossingen zijn we een partner voor scholen bij het vernieuwen en verbeteren van onderwijs. Zo kunnen we samen beter recht doen aan de verschillen tussen lerenden en scholen en ervoor zorgen dat leren steeds persoonlijker, effectiever en efficiënter wordt. Samen leren vernieuwen. www.thiememeulenhoff.nl ISBN 978 90 06 48730 5 Zesde druk, eerste oplage, 2016 ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2016 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl. De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden. Deze uitgave is volledig CO 2 -neutraal geproduceerd. Het voor deze uitgave gebruikte papier is voorzien van het FSC -keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.

INHOUD Inhoud Voorwoord 9 1 Basisvaardig heden en basistechnieken 13 1.1 Inleiding 13 1.2 Rekenvaardigheden 15 1.2.1 Rekenkundige bewerkingen 16 1.2.2 Breuken 18 1.2.3 De definitie van een wortel 20 1.3 Symbolisch rekenen 23 1.3.1 Wegwerken van haakjes 23 1.3.2 Ontbinden in factoren 25 1.3.3 Optellen en aftrekken van quotiënten met symbolen 27 1.3.4 Omschrijven en vereenvoudigen 28 1.4 Oplossen van vergelijkingen 33 1.4.1 Lineaire vergelijkingen met één onbekende 33 1.4.2 Kwadratische vergelijkingen met één onbekende 35 1.4.3 Gebroken vergelijkingen met één onbekende 36 1.4.4 Wortelvergelijkingen met één onbekende 38 1.4.5 Stelsels van vergelijkingen met twee onbekenden 39 1.5 Oplossen van ongelijkheden 44 1.6 Machten 47 1.6.1 Definities en rekenregels voor (oneigenlijke) machten 48 1.6.2 Vergelijkingen met machten 51 1.7 Logaritmen 53 1.7.1 Definitie en rekenregels voor logaritmen 53 1.7.2 Vergelijkingen met logaritmen 55 1.8 De absolute waarde 58 1.9 Herhalingsopgaven 59 1.10 Samenvatting 61

INHOUD 6 2 Functies 65 2.1 Inleiding 65 2.2 Machtsfuncties 70 2.2.1 Eerste- en tweedegraadsfuncties 71 2.2.2 Wortelfuncties 78 2.2.3 Rationale functies 79 2.2.4 Machtsfuncties in Maple 82 2.3 Exponentiële functies 86 2.4 Logaritmische functies 91 2.5 Grafieken verschuiven en vermenigvuldigen 99 2.6 Samengestelde functies 106 2.7 Inverse functies 109 2.8 Functies met absolute waarden 113 2.9 Herhalingsopgaven 114 2.10 Samenvatting 115 3 Goniometrie 117 3.1 Inleiding 117 3.2 Driehoeksmeetkunde 118 3.3 Goniometrische functies 125 3.4 Goniometrieformules 134 3.5 De cyclometrische functies arcsin, arccos en arctan 138 3.6 Goniometrische vergelijkingen 144 3.7 Herhalingsopgaven 147 3.8 Samenvatting 148 4 Limieten en differentiaal rekening 155 4.1 Limieten bepalen met behulp van een grafiek en een tabel 155 4.2 Limieten berekenen 160 4.2.1 Limieten analytisch berekenen 160 4.2.2 Limieten berekenen met behulp van Maple 170 4.3 Continuïteit 174 4.3.1 Definitie van continuïteit 174 4.3.2 Soorten discontinuïteit 175 4.3.3 Limieten van samengestelde functies 177 4.4 Inleiding tot de differentiaalrekening 179 4.4.1 Differentie en differentiequotiënt 179 4.4.2 Definitie en betekenis van de afgeleide 182 4.5 Standaardafgeleiden en rekenregels 187 4.6 De kettingregel 196 4.7 De afgeleide van exponentiële en logaritmische functies 200 4.8 Differentialen en impliciet differentiëren 206 4.9 De afgeleide van de cyclometrische functies 216 4.10 Afgeleiden van hogere orde 218 4.11 De regel van L Hôpital 222 4.11.1 De onbepaalde vorm 0_ ( 0) 222 4.11.2 De onbepaalde vorm ( ) 4.11.3 De onbepaalde vorm (0 ) 225 0 4.11.4 De onbepaalde vormen ( 0 ) 0, ( ) en ( 1 ) 226 4.12 Herhalingsopgaven 229 4.13 Samenvatting 231

INHOUD 7 5 Functieonderzoek: toepassing van de differentiaalrekening 237 5.1 De eerste afgeleide en stijgen of dalen 237 5.2 Lokale en globale extreme waarden 240 5.3 De tweede afgeleide en buigpunten 245 5.4 Functieonderzoek 249 5.5 Grafieken met behulp van Maple 259 5.6 Praktijktoepassingen van de differentiaalrekening 267 5.7 Numerieke nulpuntsbepaling 279 5.7.1 Eenvoudige methoden en lokalisatie 279 5.7.2 De methode van Newton-Raphson 283 5.8 Herhalingsopgaven 288 5.9 Samenvatting 289 6 Integraal rekening 293 6.1 Onbepaalde integralen 293 6.1.1 Primitieven en onbepaalde integralen 293 6.1.2 Rekenregels voor onbepaalde integralen 297 6.1.3 Onbepaalde integralen en Maple 299 6.2 Bepaalde integralen 303 6.2.1 Riemann-sommen en bepaalde integralen 303 6.2.2 Rekenregels voor bepaalde integralen 307 6.2.3 Riemann-sommen en bepaalde integralen met Maple 308 6.3 Integratie door substitutie 312 6.3.1 Substitutie en onbepaalde integralen 313 6.3.2 Substitutie en bepaalde integralen 320 6.3.3 Integratie van goniometrische vormen 322 6.3.4 Substitutie met Maple 324 6.4 Partiële integratie 327 6.5 Integratie door middel van breuksplitsing 333 6.6 Oneigenlijke integralen 340 6.6.1 Niet-begrensd integratie-interval 340 6.6.2 Discontinuïteit op het integratie-interval 341 6.6.3 Oneigenlijke integralen met Maple 343 6.7 Numerieke integratie 344 6.7.1 De trapeziumregel 344 6.7.2 De regel van Simpson 348 6.7.3 Numerieke integratie en Maple 351 6.8 Herhalingsopgaven 355 6.9 Samenvatting 357 7 Toepassingen van de integraal rekening 361 7.1 Oppervlakteberekeningen 361 7.2 Versnelling, snelheid en weglengte 366 7.3 Booglengte 370 7.4 Volume van omwentelingslichamen 374 7.4.1 Wentelen om de x-as 374 7.4.2 Wentelen om de y-as 376 7.5 Arbeid 381 7.5.1 Arbeid verricht door een kracht 381 7.5.2 Arbeid verricht door een gas 382 7.6 Hydrostatische kracht 385

INHOUD 8 7.7 Toepassingen uit de elektrotechniek 387 7.7.1 Toepassingen uit de wisselstroomtheorie 387 7.7.2 Opladen van een condensator 389 7.8 Zwaartepunten 392 7.8.1 Zwaartepunt van een stelsel puntmassa s 392 7.8.2 Zwaartepunt van een vlakke figuur 394 7.9 Overige toepassingen van de integraalrekening 396 7.10 Herhalingsopgaven 397 7.11 Samenvatting 398 Antwoorden 401 Register 429

VOORWOORD Voorwoord Deel 1 van de serie Toegepaste wiskunde voor het hoger onderwijs (voorheen Toegepaste wiskunde voor hoger beroepsonderwijs) is hèt wiskundeboek voor de propedeuse van veel techniekopleidingen in het hoger onderwijs, met name in het hoger beroepsonderwijs. Het ingangsniveau is havo (vooral met de profielen Natuur en Gezondheid of Natuur en Techniek) en mbo-techniek (niveau 4). Wat de laatste categorie betreft, wordt er wel van uitgegaan dat zij nog tijdens hun mbo-opleiding of als voorbereiding op een hbo-studie een wiskundecursus hebben gevolgd. Maar ook voor techniekstudenten met een vwo-opleiding is dit boek naar onze mening geschikt als propedeuseboek, zelfs aan een technische universiteit, maar dan in combinatie met deel 2 van deze serie. In de meeste gevallen zal de behandelde stof de gehele propedeusewiskunde in het hoger beroepsonderwijs betreffen. In de eerste twee hoofdstukken wordt uitgebreid aandacht gegeven aan de elementaire zaken die voorafgaan aan het differentiëren en integreren. Ook op het rekenen met symbolen wordt uitvoerig ingegaan. Aan alle elementaire functies en hun grafieken wordt aandacht besteed. Verder is er een hoofdstuk Goniometrie toegevoegd. Hierin wordt niet alleen aandacht besteed aan goniometrische functies, maar ook aan driehoeksmeetkunde. In het hoofdstuk Limieten wordt de differentiaalrekening voorbereid. Uiteindelijk worden de concepten differentiëren en integreren diepgaand behandeld en toegepast. De oefenstof is zeer uitgebreid. Met veel voorbeelden wordt de student door de stof geleid. Al met al is er veel gedaan om het inzicht en de routine in wiskundige concepten te vergroten. Maar ook de wiskundige contexten krijgen voldoende aandacht. Elk hoofdstuk bevat een aantal Maple-voorbeelden en -vraagstukken, die uiteraard ook met een ander computeralgebrasysteem te maken zijn. De auteurs zijn van mening dat computeralgebra weliswaar onmisbaar is, maar dat de student zich eerst de achterliggende wiskundige concepten eigen zal moeten maken. Om dit doel te bereiken is dit boek zodanig opgebouwd dat eerst de theoretische concepten bestudeerd moeten worden. Vooral bij de wat moeilijkere vraagstukken kan vervolgens de computer wor-

VOORWOORD 10 den ingezet. Dit soort vraagstukken is voorzien van een computerpictogram. Opgaven die met een grafische rekenmachine gemaakt moeten worden zijn van een bijbehorend pictogram voorzien. Op de website techniekvoorhbo.nl is aanvullend studiemateriaal (extra vraagstukken, een groot aantal uitwerkingen) te downloaden. Ook is hier een korte cursus Maple (klassieke versie) te vinden. Voor studenten en docenten die reeds de vijfde druk van dit boek gebruikten geldt dat er, naast een aantal tekstuele verbeteringen, enkele extra vraagstukken bij zijn gekomen, waardoor de nummers van de reeds bestaande opgaven soms veranderd zijn. De hoofdstukindeling is niet gewijzigd, en de paragraafindeling nauwelijks. Delft, juli 2016 Jan Blankespoor Kees de Joode Aad Sluijter

HOOFDSTUK 1 12 Basisvaardigheden en basistechnieken Leerdoelen hoofdstuk 1 Om wiskunde toe te kunnen passen bij het oplossen van problemen op allerlei terreinen worden grootheden of variabelen weergegeven met symbolen. Met behulp van algebraïsche vaardigheden kan met deze symbolen gemanipuleerd worden. In dit hoofdstuk wordt geleerd hoe dat gaat. Om inzicht te verkrijgen in wiskundige toepassingen is het absoluut noodzakelijk dat deze vaardigheden beheerst worden. Daarom noemen we de algebraïsche vaardigheden die in dit hoofdstuk aan bod komen basisvaardigheden. We leggen uit met welke (reken)regels deze basisvaardigheden kunnen worden toegepast en geven inzicht in de achtergrond van deze regels. Vergelijkingen en formules bestaan uit wiskundige uitdrukkingen waarin één of meer onbekende of nader te bepalen grootheden zitten. Vaak zullen we basisvaardigheden toepassen bij het oplossen van vergelijkingen en het manipuleren in formules. Daarvoor is een aantal basistechnieken nodig. In dit hoofdstuk worden deze basistechnieken beschreven en uitgelegd. We passen deze technieken toe op verschillende soorten vergelijkingen en ongelijkheden die in de praktijk voorkomen. De volgende onderwerpen komen aan de orde: getallen, notaties, verzamelingen en intervallen rekenvaardigheden voor het rekenen met getallen breuken wortels rekenen met symbolen wegwerken van haakjes ontbinden in factoren manipuleren met formules oplossen van vergelijkingen oplossen van ongelijkheden oplossen van een stelsel lineaire vergelijkingen machten logaritmen het begrip absolute waarde

HOOFDSTUK 1 1 Basisvaardigheden en basistechnieken 1.1 Inleiding Onder basisvaardigheden verstaan we al die wiskundige vaardigheden en rekenvaardigheden die een student tijdens een opleiding in de sector techniek van het hoger onderwijs moet beheersen. Op deze vaardigheden kan elk moment tijdens de opleiding, en beslist niet alleen tijdens wiskundelessen, een beroep worden gedaan. Techniekdocenten zullen er vrijwel altijd van uitgaan dat studenten deze vaardigheden beheersen. En ook veel teksten en formules in studieboeken zijn pas te begrijpen als de lezer over voldoende wiskundige basisvaardigheden beschikt. De kennis die nodig is om basisvaardigheden te kunnen toepassen moet dus paraat aanwezig zijn. De rekenmachine en computeralgebrasoftware We gaan ervan uit dat elke student beschikt over een wetenschappelijk rekenmachine (met of zonder grafische mogelijkheden). In veel gevallen zal tijdens de opleiding gebruik worden gemaakt van computeralgebrasoftware (Maple, Mathematica, TI Interactive!, het gratis Wolfram Alpha, enzovoort). Zulke hulpmiddelen zijn vaak onmisbaar, vooral bij het oplossen van ingewikkelde problemen en het analyseren van grafieken. Maar bij de toepassing van basisvaardigheden zijn dit soort technische hulpmiddelen meer een controlemiddel. Als voor het toepassen van basisvaardigheden altijd zo n technisch hulpmiddel nodig zou zijn, zou dat onnodig veel tijd kosten. Erger is dat velen het apparaat beschouwen als een black box : je stopt er wat in en zonder na te denken over het resultaat komt er wat uit. Maar 2 keer 3 wordt toch ook niet met een rekenapparaat uitgerekend? Uitdrukkelijk willen we stellen dat een rekenmachine of computer wel een onmisbaar hulpmiddel is, maar geen alternatief voor het beheersen van de basisvaardigheden. Soms zullen we tips geven hoe basisvaardigheden beter begrepen kunnen worden met behulp van computeralgebrasoftware. We hebben daarvoor (vanaf hoofdstuk 2) de klassieke versie van Maple gekozen. En het is natuurlijk niet verboden om dit soort hulpmiddelen te gebruiken ter controle van de antwoorden.

HOOFDSTUK 1 14 Basisvaardig heden en basistechnieken Figuur 1.1 Verschillende soorten intervallen Getallen en getalverzamelingen Natuurlijke getallen zijn gehele, niet-negatieve getallen (0 hoort er dus ook bij). Voor de verzameling van natuurlijke getallen schrijven we N. Met x N bedoelen we dat x een getal uit de verzameling van natuurlijke getallen is. Het symbool betekent zit in, ligt in, maakt deel uit van, is element van. De natuurlijke getallen vormen een deelverzameling van de verzameling van gehele getallen (notatie: Z). Deze kunnen ook negatief zijn (voorbeelden: 1000, 64, 0, 6, 10 4 ). Wanneer we willen dat een getal geheel is noteren we dat als: x Z (uitspraak: x is een element uit de verzameling van de gehele getallen). De gehele getallen vormen een deelverzameling van de verzameling reële getallen (notatie: R). In dit boek wordt uitsluitend gewerkt met reële getallen. Voorbeelden van reële getallen zijn 4, 1 3, 56, 1000, 0 en 2, maar ook decimale getallen zoals 6,4256784 of bijzondere getallen zoals π (= 3,141582653589 ). De verzameling van reële getallen omvat de verzameling van rationale getallen (getallen die als een breuk geschreven kunnen worden) en de verzameling van irrationale getallen (getallen met oneindig veel decimalen die niet als breuk geschreven kunnen worden, zoals π of 2 ). Decimale getallen schrijven we hier met een komma als scheidingsteken. De (grafische) rekenmachine en de meeste computerprogramma s gebruiken een punt als scheidingsteken. Een enkele keer zullen we uitdrukkelijk vermelden dat sprake is van een reëel getal (x is reëel, x R). Een interval is een deelverzameling van de verzameling van de reële getallen. Er zijn open en gesloten intervallen. Het interval [a, b]omvat alle reële getallen tussen a en b, inclusief de getallen a en b zelf. De notatie x [a, b]staat dus voor: a x b. Dit betekent dat x a, maar x b. Omdat de grenzen tot het interval behoren is dit een gesloten interval. Het interval <a, b>omvat alle reële getallen tussen a en b, waarbij a en b zelf niet meegerekend worden. De notatie x <a, b> staat dus voor: a < x < b. Omdat de grenzen niet tot het interval behoren is dit een open interval. Er zijn ook half-open of half-gesloten intervallen. Het interval < a, b] bijvoorbeeld omvat alle getallen x waarvoor geldt: a < x b. Wanneer we een bepaald getal willen uitsluiten van een verzameling of van een interval gebruiken we het uitsluitingsteken: \. Zo betekent R\ { 3}de verzameling van alle reële getallen behalve 3. De notatie [0, 8]\[4, 5] betekent: alle reële getallen tussen 0 en 4 en tussen 5 en 8. De getallen 0 en 8 behoren wel tot het interval, 4 en 5 niet. Op een getallenlijn worden intervallen met of zonder randpunten van elkaar onderscheiden door gesloten of open rondjes. Zo n getallenlijn strekt zich onbeperkt naar links en naar rechts uit. We zeggen dat de lijn loopt van oneindig tot + oneindig. Het symbool voor oneindig is. In figuur 1.1 zijn de intervallen [1, 2], < 3, 4], <5, 6> en <9, > weergegeven. 1 2 3 4 5 6 9

HOOFDSTUK 1 Basisvaardig heden en basistechnieken 15 Het is zeer ongebruikelijk om een interval te schrijven als b > x > a. Het kleinste getal hoort namelijk links te staan. Maar wanneer b kleiner zou zijn dan a, zou het interval b > x > aeen tegenstrijdigheid betekenen (ga zelf na waarom). En een notatie als a < x > bis niet toegestaan. Deze zou betekenen dat zowel a < x (dus x > a) als x > b, maar komt er in de praktijk op neer dat x groter is dan het maximum van a en b. Het symbool is geen getal! Daarom sluiten we een interval dat zich uitstrekt tot rechts af met een open haakje: >. Symbolen voor en en of We zullen regelmatig de symbolen voor het woordje en en voor het woordje of gebruiken. Bijvoorbeeld: onder x = 5 x = 7verstaan we: x = 5of x = 7; onder x 1 x 5verstaan we alle reële getallen x die zowel groter dan of gelijk zijn aan 1 als kleiner dan of gelijk aan 5, kortom het interval [1, 5] oftewel 1 x 5. Merk op dat 2 < x < 4 3 < x < 5 ook geschreven kan worden als 2 < x < 5. Het gebruik van pijltjes Een veel gebruikt symbool is het implicatiepijltje (niet te verwarren met het pijltje, dat ergens anders voor gebruikt wordt). Onder A B verstaan we: uit bewering A volgt bewering B. Het implicatiepijltje wordt nogal eens verkeerd gebruikt. Zo is het implicatiepijltje beslist niet hetzelfde als het =-teken. De notatie 3 (4 + 1) 15 is onjuist, correct is 3 (4 + 1) = 15. Een dubbele pijl staat voor: uit links volgt rechts maar ook andersom. A B betekent: als bewering A waar is dan is bewering B waar (A B) én als bewering B waar is, is bewering A waar (B A).Voorbeeld: 2x = 4 x = 2. Het symbool wordt gebruikt bij benaderingen. Bijvoorbeeld geldt π 3, 14. Opgaven bij 1.1 1 Geef op een getallenlijn alle reële getallen weer die tot de gegeven verzameling behoren en noteer de verzameling indien mogelijk als interval(len). a 3 x < 5 c 3 x < 5 4 < x < 7 b 3 x < 5 4 < x < 7 d 3 x < 5 7 x < 8 2 Geef op een getallenlijn alle reële getallen aan die tot de gegeven verzameling behoren en noteer de verzameling indien mogelijk als interval(len). a 3 x < c x < 5 4 < x < 7 b x < 5 x > 7 d x < 5 x > 0 3 Noteer met behulp van de symbolen <, >, of welke reële getallen bedoeld worden. a [ 4, 10 ]\[ 5, 6 ] c R\ { 4, 5, 6} b <3, >\<4, 6> d [ 2, 10 ]\<3, 4> 1.2 Rekenvaardigheden We herhalen een aantal rekenregels voor het omgaan met reële getallen. Het komt helaas vaak voor dat een gevolgde oplossingsmethode correct is, maar dat door rekenfouten het resultaat fout is.

HOOFDSTUK 1 16 Basisvaardig heden en basistechnieken 1.2.1 Rekenkundige bewerkingen Voor de belangrijkste rekenkundige bewerkingen gebruiken we de volgende symbolen: Optellen: + (het somteken ). Een optelling wordt meestal som genoemd. Aftrekken: (het verschilteken of minteken ). Het resultaat van het aftrekken van twee getallen wordt meestal verschil genoemd. Vermenigvuldigen: of (het vermenigvuldigingsteken of productteken ). Het -teken gebruiken we overigens erg weinig, de punt verdient de voorkeur. Een enkele keer wordt het *-symbool (asterisk) gebruikt. Vaak laten we het vermenigvuldigingssymbool gewoon weg. Zo is normaal gesproken a bhetzelfde als a b of ab. Een vermenigvuldiging wordt meestal een product genoemd. Bij het werken met computerprogramma s is gebruik van een vermenigvuldigingssymbool verplicht en betekent ab iets heel anders dan a b of a b. Delen: Machtsverheffen: Worteltrekken: of / (het quotiëntteken of deelteken ) of een horizontaal deelstreepje. Zo kan voor het quotiënt van a en b zowel a b, a / b als (bij voorkeur) a worden geschreven. Een deling wordt meestal b een quotiënt genoemd. x y (spreek uit: x tot de macht y). Bij vermenigvuldigingen van een getal met zichzelf gebruiken we gehele machten. Zo betekent 2 2 2 2 hetzelfde als 2 4. n _, waarbij het positieve, gehele getal n nog ingevuld moet worden. Worteltrekken is de omgekeerde bewerking van machtsverheffen. Zo is 4 16 (spreek uit: de vierdemachtswortel van 16) gelijk aan 2, want 2 4 = 16. Wanneer n = 2 (tweedemachtswortel) schrijven we _ (we laten dus de 2 boven in het wortelteken weg). We noemen de tweedemachtswortel vrijwel altijd gewoon wortel. Bij het rekenen met getallen worden de zes verschillende soorten bewerkingen optellen (som), aftrekken (verschil), vermenigvuldigen (product), delen (quotiënt), machtsverheffen en worteltrekken vaak gecombineerd. Bij het combineren van deze bewerkingen gelden afspraken ten aanzien van de volgorde waarin deze worden toegepast. Sommige bewerkingen hebben voorrang boven andere. Voorrangsregels 1 Machtsverheffen en worteltrekken (hoogste prioriteit, onderling geen prioriteit ten opzichte van elkaar). 2 Vermenigvuldigen en delen (onderling geen prioriteit ten opzichte van elkaar). 3 Optellen en aftrekken (laagste prioriteit, onderling geen prioriteit ten opzichte van elkaar). Als er geen onderlinge prioriteit bestaat tussen de bewerkingen wordt van links naar rechts gewerkt. Met het plaatsen van haakjes kan de voorrang tussen de bewerkingen verder geregeld worden: haakjes gaan altijd voor. De prioriteitsregels kunnen onthouden worden met de notatie H(MW)(VD)(OA). Hier staat de H voor haakjes (met de hoogste prioriteit), de M voor machtsverheffen,

HOOFDSTUK 1 Basisvaardig heden en basistechnieken 17 de W voor worteltrekken, de V voor vermenigvuldigen, de D voor delen, de O voor optellen en de A voor aftrekken. Ten slotte merken we nog op dat het niet is toegestaan om twee rekenoperatoren zonder getal of haakje na elkaar te schrijven. Zo is 4niet toegestaan, ( 4) wel. En 2 3 of 2 3 is niet toegestaan, 2 ( 3) respectievelijk 2 ( 3) wel. We lichten de hierboven genoemde regels toe met een aantal voorbeelden. Voorbeeld 1 12 + 8 4 = 16 Feitelijk staat hier 12 + 8 + ( 4) = 16; het maakt dan niet uit in welke volgorde de opteloperaties worden toegepast. 12 8 4 = 0 Werk van links naar rechts en denk eraan dat dit niet hetzelfde is als 12 (8 4) = 8; in feite staat er 12 + ( 8) + ( 4) = 0. 12 + 4 5 = 12 + 20 = 32 (vermenigvuldigen gaat voor optellen) (12 + 4) 5 = 16 5 = 80 (haakjes gaan voor) 5 2 4 2 = 25 4 2 = 25 8 = 17 (eerst machtsverheffen, dan vermenigvuldigen, ten slotte aftrekken) 30 / 5 / 2 4 = 6 / 2 4 = 3 4 = 12 Er is geen onderlinge prioriteit tussen vermenigvuldigen en delen, dus wordt er van links naar rechts gewerkt. (3 + 4) 5 14 2 = 7 5 28 = 35 28 = 7 De haakjes gaan voor, dus eerst wordt er opgeteld, daarna vermenigvuldigd en ten slotte afgetrokken. 64 /(4 2) + 2 3+2 = 64 / 8 + 2 5 = 8 + 32 = 40 Om 3 + 2staan in feite haakjes. De macht (3+2) wordt in dit voorbeeld als binnenste bewerking gezien en moet dus eerst berekend worden. 3 2 + 4 2 = 9 + 16 = 25 = 5 Ook hier gaat de binnenste bewerking, optellen, vooraf aan de buitenste, worteltrekken. 3 2 4 2 = 9 16 = 144 = 12 Merk op dat hier, in tegenstelling tot het vorige voorbeeld, wel gesplitst had mogen worden: 3 2 4 2 = 3 2 4 2 = 3 4 = 12. Blijkbaar hebben wortels de splitsingseigenschap wel bij vermenigvuldigen, maar niet bij optellen (we komen hier later op terug). ( 4) 2 = 16 = 4 Tussen machtsverheffen en worteltrekken bestaat geen onderlinge prioriteit, maar hier moet eerst de binnenste bewerking (machtsverheffen) worden uitgevoerd en vervolgens de buitenste (worteltrekken).

HOOFDSTUK 1 18 Basisvaardig heden en basistechnieken Let goed op: 3 2 + 4 2 3 2 + 4 2 want de wortel slaat op 3 2 + 4 2 in zijn geheel, feitelijk staat er ( 3 2 + 4 2 ). 16 4, maar 16 = 4want een tweedemachtswortel is per definitie positief (zie paragraaf 1.2.3). 1.2.2 Breuken Een echte breuk is een rationaal getal. Dit is een deling van twee gehele getallen: de teller (boven de breukstreep) en de noemer (onder de breukstreep). Wanneer in een breuk de teller door de noemer gedeeld kan worden zonder rest kan de breuk geschreven worden als een geheel getal (voorbeeld: _ 6 = 3). Wanneer de teller niet deelbaar is door de noemer kan de breuk altijd als decimaal getal geschreven 2 worden, door de deling zo lang voort te zetten als mogelijk is. Meestal laten we dit aan een rekenmachine over. Het resultaat is een repeterende breuk (onbeperkt aantal cijfers achter de komma) of een niet-repeterende breuk. Voorbeeld 2 1_ = 0, 3 = 0, 33333...(repeterende breuk: de 3 herhaalt zich onbeperkt) 3 13 = 2, 6 (niet-repeterend) 5 4 = 0, 3 6 = 0, 363636...(repeterende breuk: 36 herhaalt zich onbeperkt) 11 25 = 3, 125 (niet-repeterend) 8 Voor het optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen van echte breuken gebruiken we rekenregels. Rekenregels voor breuken 1 Wanneer de teller groter is dan de noemer is de breuk anders te schrijven door eenmaal te delen ( uitdelen ) en de rest als nieuwe teller te gebruiken. 2 Wanneer de teller en de noemer deelbaar zijn door hetzelfde getal wordt de breuk anders geschreven door teller en noemer tegelijk door dat getal te delen. Dit heet vereenvoudigen van de breuk. 3 Bij het vermenigvuldigen van twee breuken worden zowel de tellers als de noemers met elkaar vermenigvuldigd. 4 Bij het delen van twee breuken wordt de breuk in de teller vermenigvuldigd met het omgekeerde van de breuk in de noemer. 5 Bij het optellen of aftrekken van twee breuken met verschillende noemers worden beide breuken eerst gelijknamig gemaakt: teller en noemer worden zodanig met hetzelfde getal vermenigvuldigd, dat beide breuken dezelfde noemer krijgen. Voor het bepalen van de gemeenschappelijke noemer wordt het zogenaamde kleinste gemeenschappelijke veelvoud (kgv) van de noemers genomen. Dit is het kleinste gehele getal dat een veelvoud is van alle noemers. Twee breuken met dezelfde noemer mogen worden opgeteld door de tellers op te tellen. We illustreren deze regels met een aantal voorbeelden.

HOOFDSTUK 1 Basisvaardig heden en basistechnieken 19 Voorbeeld 3 13 8 = 1 5_ 8, want 13 8 = 1 + 5_ 8 = 1 5_, of anders geschreven 8 13 8 = 8 + 5 8 = 8_ 8 + 5_ 8 = 1 + 5_ 8 = 1 5_ 8. Hier is rekenregel 1 toegepast. Let wel: bij het werken met verschillende breuken (bijvoorbeeld bij het vermenigvuldigen of optellen van twee verschillende breuken) is het vaak handiger om met echte breuken te werken, dus met 13 in plaats van 1 5_ 8 8. Een getal als 1 5_ moet in een rekenmachine of een computeralgebrapakket ingevoerd worden als 1 + 8 5_ (of natuurlijk direct als 13 8 8 ). Voorbeeld 4 8_ 6 = 8 2 = 4_ 3 = 1 1_ 3 of 8_ 6 = 2 4 2 3 = 4_ 3 = 1 1_ (de factor 2 wordt weggedeeld ) 3 6 2 We zien hier een toepassing van rekenregel 2. Voorbeeld 5 3_ 4 5_ 7 = 15 28 De tellers en de noemers zijn met elkaar vermenigvuldigd (rekenregel 3). Voorbeeld 6 3 4 7 11 = 3_ 4 11 7 = 33 28 = 1 5 28 De bovenste breuk is vermenigvuldigd met het omgekeerde van de onderste breuk (rekenregel 4). Feitelijk worden de breuken in teller en noemer beide vermenigvuldigd met het omgekeerde van de noemer: 11 = 3 4 11 7 7 11 11 7 = 3 4 11 7 = 3_ 1 4 11 7 = 33 28 = 1 5 28 3 4 7 Voorbeeld 7 De breuken in de volgende voorbeelden worden steeds op gelijke noemers gebracht (rekenregel 5). 3_ 4 + 5_ 7 = 3_ 4 7_ 7 + 5_ 7 4_ 4 = 21 28 + 20 28 = 41 28 = 1 13 28 3_ 2 + 1_ 3 + 1 12 = 3_ 2 6_ 6 + 1_ 3 4_ 4 + 1 (het kgv van 2, 3 en 12 is 12) 12 18 + 4 + 1 = = 23 12 12 = 1 11 12

HOOFDSTUK 1 20 Basisvaardig heden en basistechnieken 3_ 2 + 1_ 3 + 1 12 = 3_ 2 3_ 3 12 12 + 1_ 3 2_ 2 12 12 + 1 12 2_ 2 3_ 3 = 108 + 24 + 6 = 138 72 72 23 = 12 = 1 11 12 Het onder één noemer brengen gebeurde in het laatste voorbeeld op een minder subtiele manier: de noemers werden gewoon met elkaar vermenigvuldigd. Om tot hetzelfde eindresultaat te komen moest daarna wel verder vereenvoudigd worden. Voorbeeld 8 Ook in het volgende voorbeeld wordt rekenregel 5 gebruikt. Soms is enige voorbereiding daartoe vereist. 2 1_ 2 + 3 5_ 7 = 2 + 1_ 2 + 3 + 5_ 7 = 4_ ( 2 + 1_ 2 ) + 21 ( 7 + 5_ 7 ) = 5_ 2 + 26 7 = 5_ 2 7_ 7 + 26 7 2_ 2 35 + 52 = = 87 14 14 = 6 3 14 2 1_ 2 en 3 5_ werden eerst als een echte breuk geschreven en pas daarna gelijknamig 7 gemaakt. We hadden ook als volgt kunnen werken: 2 1_ 2 + 3 5_ 7 = 2 + 1_ 2 + 3 + 5_ 7 = 2 + 3 + ( 1_ 2 + 5_ 7 ) = 5 + 1_ 2 7_ 7 + 5_ 7 2_ 2 17 = 5 + 14 = 6 3 14 1.2.3 De definitie van een wortel De wortel van een gegeven niet negatief reëel getal is het niet-negatieve getal waarvan het kwadraat gelijk is aan het gegeven getal. Zo is bijvoorbeeld 9 = 3want 3 2 = 9. Bedenk dat er in werkelijkheid altijd twee getallen zijn waarvan het kwadraat gelijk is aan een gegeven positief getal (ook ( 3) 2 = 9), maar de wortel uit 9 is uitsluitend gedefinieerd als +3. De wortel uit een negatief getal bestaat niet als reëel getal, want een kwadraat is nooit negatief. Daarentegen bestaat de wortel uit een n-de machtswortel van een negatief getal wel, mits n oneven is. Zo is 3 27 = 3, want ( 3) 3 = 27. 4 64 bestaat echter niet, want wanneer een getal tot een even macht verheven wordt is het resultaat altijd positief.

HOOFDSTUK 1 Basisvaardig heden en basistechnieken 21 Wanneer een wortel wordt uitgerekend met een rekenmachine zal altijd de numerieke waarde verschijnen. In het display van de rekenmachine staat een afgerond antwoord. In het geheugen van de rekenmachine staan echter meer decimalen. Dus: het getal in het display is vaak niet het exacte antwoord! Daarom wordt een wortel in de praktijk vaak niet als decimaal getal geschreven, maar blijft het wortelsymbool gewoon staan. Wel kan een wortel vaak anders geschreven worden. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de volgende eigenschappen: getal 1 getal 2 = getal 1 getal 2 getal 1 getal 2 = getal 1 getal 2 Voorbeeld 9 8 = 2 3 = 2 2 2 = 2 2 2 = 2 2 In dit voorbeeld wordt gebruik gemaakt van de eigenschap getal 1 getal 2 = getal 1 getal 2. 1 2 = 1 2 2 2 = 2 2 = 1_ 2 2 Teller en noemer worden met hetzelfde getal ( 2 ) vermenigvuldigd om de wortel uit de noemer weg te krijgen. 3_ 8 = 3 8 = 3 2 2 = 1_ 2 3 2 2 2 = 1_ 2 1_ 6 = 1_ 6 2 4 Ga na dat hier de eigenschap is gebruikt dat getal 1 getal 2 = getal 1 én de eigenschap dat getal 1 getal 2 = getal 1 getal 2. getal 2 Een andere manier om 3_ te herleiden is de volgende: 8 3_ 8 = 3 2 = 3 2 8 2 8 2 = 6 16 = 1_ 6 4 Door teller en noemer met 2 te vermenigvuldigen wordt in de noemer een kwadraat gecreëerd. De hiervoor genoemde eigenschappen gelden ook voor n-de machtswortels. We geven twee voorbeelden van het herleiden van een n-de machtswortel. Voorbeeld 10 3 16 = 3 8 2 = 3 8 3 2 = 2 3 2 3 3_ 3 4 = 3 3 3 3 3 = 3 2 3 3 = 6 3 = 1_ 4 4 2 8 2 3 6

HOOFDSTUK 1 22 Basisvaardig heden en basistechnieken Opgaven bij 1.2 1 Bereken zonder rekenhulpmiddelen. a 30 2 3 + 4 3 5 f 3 2 + 2 3 2 / 8 b 500 / 10 / 2 3 g 2 + 3 4 24 / 2 2 c 43 4 2 (5 3) h 16 (4 5 2 ) d 4 3+1 (2 5 + 9 / 3) i 5 2 + 12 2 e 24 / 4 3 3 4 / 6 2 Vul de tabel in. x x 2 x 2 ( x) 2 x 3 2x 2 (2x) 2 2 2 1_ 2 2 1_ 2 3 Herleid tot één breuk zonder rekenhulpmiddelen te gebruiken. a 3 4 13 2 1_ e 2_ 5 ( 3 2 ) + ( 3 1_ 2 2 ) 5 2 1 b 6 + 2 2 4 4 7 c 3 + 3 1_ 1 5 3 2 2 d 2 1_ 2 3 5 12 3 1_ 3 1 1_ 4 4 f 5 2 2 1 5_ 8 g 1_ 3 + 3_ 4 + 4_ 5 h 2 1_ 2( 3 + 2 3 2 ) 4 Werk de wortels in de linkerleden uit tot de wortels in de rechterleden. a 32 = 4 2 d 20 = 2 5 b c 3 32 = 2 3 4 1_ 2 = 1_ 2 2 e 4 80 = 2 4 5 f 2_ 5 Werk de uitdrukkingen om zoals in voorbeeld 9. a 2 d 7 3 1_ 7 b 6 2 c 1_ 8 e 3 = 1_ 6 3 4_ 5 f 2 8

HOOFDSTUK 1 Basisvaardig heden en basistechnieken 23 1.3 Symbolisch rekenen Bij het opstellen, herleiden en combineren van formules of vormen moet met symbolen gerekend worden. Met een aantal regels wordt symbolisch rekenen gemakkelijker. Formules zijn uitdrukkingen met symbolen (bijvoorbeeld letters) voor de variabelen die erin voorkomen, bijvoorbeeld U = R I (de wet van Ohm). Een formule bevat in principe altijd een linkerlid, een rechterlid en een scheidingssymbool, meestal een =-teken. In het linkerlid staat meestal de variabele, die moet worden berekend met behulp van de variabelen in het rechterlid. In het rechterlid staat een vorm met één of meer variabelen, die aan elkaar gekoppeld zijn door rekenkundige bewerkingen en/ of functies (zie hoofdstuk 2). Als de variabele(n) in het rechterlid bekend zijn kan de variabele in het linkerlid worden berekend. Bijvoorbeeld in de formule U = R I kan U worden berekend als R en I bekend zijn. Als echter U en I bekend zijn, dan kan R worden berekend door de formule eerst om te werken naar R = U (in de oorspronkelijke I uitdrukking van de wet van Ohm is aan beide kanten van het =-teken gedeeld door de variabele I). Ga dit zelf na. Dit is een voorbeeld van rekenen met symbolen. In formules of vormen gelden de volgende afspraken over de naamgeving. Definities 1 Wanneer in een formule of vorm een product voorkomt spreken we van een product van factoren. In het product a b heten a en b dus de factoren. 2 Wanneer in een formule of vorm gedeeld wordt spreken we (net als bij getallen) van een quotiënt. Een quotiënt heeft een teller (boven de breukstreep) en een noemer (onder de breukstreep). In het quotiënt a b heet a de teller en b de noemer. 3 Wanneer in een uitdrukking een som (of verschil) voorkomt spreken we van de som of het verschil van termen. In a + b heten a en b dus de termen. De punten als vermenigvuldigingssymbolen laten we bij symbolisch rekenen meestal weg. In plaats van a b schrijven we dan ab. Voorbeeld 11 Het rechterlid van de formule R = R + R 1 2 is een quotiënt. De teller is de som R 1 R 2 van de termen R 1 en R 2 en de noemer is het product van de factoren R 1 en R 2. Het rechterlid van de formule p = a(c + d) is ook een quotiënt. In de teller br + kt staat het product van de factor a en de omhaakte factor (c + d). In de noemer worden de termen br en kt opgeteld. In br zijn b en r factoren, in kt zijn k en t factoren en in factor (c + d) zijn c en d termen. 1.3.1 Wegwerken van haakjes Vaak worden in formules haakjes gebruikt. Wanneer het nodig is om die haakjes weg te werken geldt de distributieve eigenschap (verdeeleigenschap) voor vermenigvuldigen.

HOOFDSTUK 1 24 Basisvaardig heden en basistechnieken Van een product naar een som of verschil (distributieve eigenschap) a(b + c) = ab + ac (1.1) a(b c) = ab ac (1.2) (a + b) c = ac + bc (1.3) (a b) c = ac bc (1.4) Voorbeeld 12 x(5 y) = 5x xy x( x 2 + 5x 6) = x 3 + 5 x 2 6x (5x 7y) z = 5xz 7yz (3x 2) + 5(x 5) = 1(3x 2) + 5x 25 = 3x + 2 + 5x 25 = 2x 23 Voor het wegwerken van de haakjes om de eerste term is ter verduidelijking eerst de factor 1 toegevoegd. Met deze regels kunnen nieuwe regels worden afgeleid. Zo geldt: (a + b) (c + d) = a(c + d) + b(c + d) = ac + ad + bc + bd. Ook geldt: (a + b) (a + c) = a(a + c) + b(a + c) = a 2 + ac + ba + bc = a 2 + (b + c) a + bc. Ga deze twee herleidingen zorgvuldig na. De volgende drie formules worden ook wel merkwaardige producten genoemd. Deze merkwaardige producten komen zo vaak voor dat het sterk aan te bevelen is om ze uit het hoofd te leren. Van een product naar een som of verschil (merkwaardige producten) (a + b) (a b) = a 2 b 2 (1.5) (a + b) 2 = a 2 + 2ab + b 2 (1.6) (a b) 2 = a 2 2ab + b 2 (1.7) Opdracht Leid de merkwaardige producten zelf af met behulp van de distributieve eigenschappen. Bij ab = bazien we de commutatieve eigenschap (ook wel: wisseleigenschap van vermenigvuldigen). Bij de afleiding van de merkwaardige producten wordt deze eigenschap toegepast. Vanwege de duidelijkheid schrijven we liever ab dan ba. Dit geldt zeker voor een product van een variabele en een getal, zoals a 2; dit wordt vrijwel altijd geschreven als 2a(getallen dus vóór symbolen). Maar het product 3 aschrijven we liever als a 3 om verwarring te voorkomen. De factor a staat immers niet onder de wortel!

HOOFDSTUK 1 Basisvaardig heden en basistechnieken 25 a(bc) = (ab) c = abc, dit is de associatieve eigenschap van vermenigvuldigen. Een veel gemaakte fout is: a(bc) = (ab) (ac). Hierbij wordt de associatieve eigenschap verward met de distributieve eigenschap. Voorbeeld 13 4(4x + 2) 3(2x 4) = 4 4x + 4 2 (3 2x 3 4) = 16x + 8 6x + 12 = 10x + 20 2b 1_ ( 2 a + b ) = 2b 1_ 2 a + 2b b = ab + 2 b 2 (3x 4) (x + 2) = 3x x + 3x 2 4 x 4 2 = 3 x 2 + 6x 4x 8 = 3 x 2 + 2x 8 (x 4) (x + 4) = x 2 16 (toepassen van (1.5)) (2x 3) 2 = (2x) 2 2 2x 3 + 3 2 = 4 x 2 12x + 9 (toepassen van (1.7)) (x 2 2) 2 = ( x 2 ) 2 2 x 2 2 + 2 2 = x 4 4 x 2 + 4 (toepassen van (1.7)) 1.3.2 Ontbinden in factoren Hiervoor hebben we laten zien hoe haakjes kunnen worden weggewerkt. Vaak is ook het omgekeerde nodig: haakjes aanbrengen. In dat geval zetten we meestal een som van een aantal termen om in een product van factoren. Daarom heet deze bewerking ontbinden in factoren. Voor het ontbinden in factoren worden dezelfde regels gebruikt als voor het wegwerken van haakjes, maar dan omgekeerd. Van een som naar een product ab + ac = a(b + c) (1.8) a 2 + (b + c) a + bc = (a + b) (a + c) (1.9) a 2 b 2 = (a + b) (a b) (1.10) a 2 + 2ab + b 2 = (a + b) 2 (1.11) a 2 2ab + b 2 = (a b) 2 (1.12) Regel (1.8) heet: buiten haakjes halen (immers: de gemeenschappelijke factor a in de termen ab en ac is buiten de haakjes geplaatst). De regels (1.10), (1.11) en (1.12) zijn de reeds genoemde merkwaardige producten, maar dan anders opgeschreven. In feite zijn het bijzondere gevallen van regel (1.9). Een vorm van het type a 2 + b 2 is niet te ontbinden! a 2 + b 2 (a + b) 2 (vergelijk met regel (1.11))

WISKUNDE & STATISTIEK WISKUNDE TOEGEPASTE WISKUNDE VOOR HET HOGER ONDERWIJS DEEL 1 De serie Toegepaste Wiskunde voor het hoger onderwijs is geschikt voor alle opleidingen in het hoger onderwijs waar wiskundige vaardigheden een belangrijke plaats innemen en met name voor de sector Techniek. De nadruk ligt op het trainen van (elementaire) vaardigheden van de wiskunde. De student past de wiskundige vaardigheden zoveel mogelijk toe in praktische situaties. De serie kent de volgende indeling: Inleiding: behandelt het basisniveau wiskunde; ook geschikt voor het wegwerken van een wiskundedeficiëntie. Deel 1: behandelt (vrijwel) de gehele propedeusewiskunde van het technisch hbo. Deel 2: is vooral bedoeld voor het wiskundeonderwijs ná de hbo-propedeuse. Bij technische universiteiten zal deze stof nog wel tot de propedeuse behoren. In dit deel 1 krijgt de student veel oefeningen aangereikt. Met voorbeelden wordt de student door de stof geleid. Er is veel gedaan om het inzicht en de routine in wiskundige concepten te vergroten, maar ook wiskundige contexten krijgen voldoende aandacht. Uitvoerige, formele bewijzen komen nauwelijks voor. Elk hoofdstuk bevat naast een groot aantal opgaven ook een aantal Maplevoorbeelden en -vraagstukken, die ook met een ander computeralgebrasysteem (of een grafische rekenmachine) te maken zijn. Op de website vindt de student aanvullend studiemateriaal, zoals de uitwerkingen van de vraagstukken uit de herhalingsopgaven. Dit deel 1 is een onmisbaar hulpmiddel voor iedere student die zich wiskundige vaardigheden en concepten op een praktische manier eigen wil maken. HOGER ONDERWIJS 9 789006 487305