Openbaar Onderwerp Beslissingen op bezwaar tegen bouwvergunning fase 1, Hatertseweg 483 Programma / Programmanummer Ruimte & Cultuurhistorie / 1031 Portefeuillehouder H. Kunst Samenvatting Op 15 december 2010 is in mandaat besloten om met toepassing van een vrijstelling ex artikel 19 lid 2 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) bouwvergunning eerste fase te verlenen aan Mewi B.V. voor het bouwen van zeven wooneenheden op het perceel Hatertseweg 483 te Nijmegen. Het gebouw zal worden gebruikt door het RIBW voor begeleid wonen. Tegen deze bouwvergunning zijn 4 bezwaarschriften ingediend. Op 10 januari 2011 is de voorzieningenrechter te Arnhem verzocht om een voorlopige voorziening te treffen in die zin dat de verleende bouwvergunning, fase 1, wordt geschorst. In zijn uitspraak van 16 maart 2011heeft de voorzieningenrechter het verzoek afgewezen. Alle bezwaren worden behandeld in een brief die aan elke bezwaarmaker wordt toegezonden. BW-nummer Directie/afdeling, ambtenaar, telefoonnr. G140, Ton van der Heijden, 2786 Datum ambtelijk voorstel 11 mei 2011 Registratienummer D11.315362 *D11.315362* Paraaf akkoord Datum Ter besluitvorming door het college 1. de bezwaren ongegrond te verklaren en het bestreden besluit te handhaven; 2. voor zover nodig alsnog vrijstelling ex artikel 19 lid 2 WRO te verlenen en hiermee het mogelijke bevoegdheidsgebrek in het besluit van 15 december 2010 te helen; Leidinggevende mr. S. Visser, G140 Programmamanager P. Oomens Programmadirecteur B. Drummen Paraaf akkoord Datum Alleen ter besluitvorming door het College Bestuursagenda Besluit B&W d.d. 6 juni 2011 nummer: 3.18 Conform advies Aanhouden Anders, nl. Gemeentesecretaris Portefeuillehouder Collegevoorstel.doc
1 Probleemstelling Op 15 december 2010 is in mandaat besloten om met toepassing van een vrijstelling ex artikel 19 lid 2 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) bouwvergunning eerste fase te verlenen aan Mewi B.V. voor het bouwen van zeven wooneenheden op het perceel Hatertseweg 483 te Nijmegen. Tegen deze bouwvergunning zijn 4 bezwaarschriften ingediend. De bezwaarschriften zijn ingediend door: 1. mr. J.P. Hoegee van Brunet advocaten namens mevrouw W. Smits, wonende Hatertseweg 481, ingekomen op 11 januari 2011; 2. mr. S. Oord van DAS Rechtsbijstand namens mevrouw W. Manders, wonende Nieuwe Mollenhutseweg 16, ingekomen 25 januari 2011, aangevuld op 22 februari 2011; 3. mr. drs. J.M. Stedelaar van Stichting Achmea Rechtsbijstand namens de heer J. Schepper, wonende Hatertseweg 485, ingekomen op 25 januari bij de rechtbank te Arnhem als pro forma beroepschrift, aangevuld op 23 februari 2011, door de rechtbank op 4 april 2011 naar het college verzonden ter behandeling als bezwaarschrift; 4. de heer J. Schepper en mevrouw W. Manders, hiervoor genoemd, namens omwonenden, ingekomen op 25 januari 2011, aangevuld op 25 februari 2011. Bezwaarmaker sub 1 heeft op 10 januari 2011 tevens de voorzieningenrechter te Arnhem verzocht om een voorlopige voorziening te treffen in die zin dat de verleende bouwvergunning, fase 1, wordt geschorst. In zijn uitspraak van 16 maart 2011, registratienummer AWB 11/112, heeft de voorzieningenrechter het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen. Aangezien de bezwaren gericht zijn tegen hetzelfde besluit en gelet op de samenhang van de bezwaren, zijn alle door de verschillende bezwaarmakers ingediende bezwaren samen behandeld in één brief. In deze brief, die aan alle bezwaarmakers wordt toegezonden, kunnen bezwaren worden behandeld die dan door een of meer andere bezwaarmakers zijn ingediend. 2 Juridische aspecten Op 22 maart 2007 is een aanvraag van Mewi BV voor een reguliere bouwvergunning fase 1 ontvangen voor de bouw van 7 wooneenheden op het perceel Hatertseweg 483. Op 19 maart 2009 is de gevraagde bouwvergunning fase 1 met toepassing van een vrijstelling ex artikel 19 lid 2 WRO verleend. Tegen deze bouwvergunning zijn door de hiervoor onder 1 tot en met 3 genoemde bezwaarmakers bezwaarschriften ingediend. Tevens is door bezwaarmaker sub 1 de voorzieningenrechter te Arnhem verzocht een voorlopige voorziening te treffen in die zin dat de verleende bouwvergunning, fase 1, wordt geschorst. In zijn uitspraak van 16 november 2009 heeft de voorzieningenrechter het verzoek toegewezen en het bestreden besluit van 19 maart 2009 geschorst. Bij besluit van 18 januari 2010 heeft het college de bezwaren gegrond verklaard en het bestreden besluit van 19 maart 2009 herroepen. De bouwaanvraag is niet afgewezen.
2 Door de aanvrager zijn mede naar aanleiding van de uitspraak van de voorzieningenrechter gewijzigde bouwtekeningen ingediend. De wijzigingen betreffen enkele ondergeschikte onderdelen waarbij met name de privaatrechtelijke belemmeringen worden weggenomen. Bij besluit van 15 december 2010 is met inachtneming van de gewijzigde bouwtekeningen opnieuw op de bouwaanvraag beslist en is met toepassing van een vrijstelling ex artikel 19 lid 2 WRO opnieuw bouwvergunning fase 1 verleend. De bezwaren richten zich tegen dit nieuwe besluit met gewijzigde tekeningen, waarbij opnieuw bouwvergunning fase 1 is verleend. 3 Doelstelling Het nemen van een beslissing op de vier ingediende bezwaarschriften 4 Argumenten Bezwaren Bezwaarmaker sub 1 heeft in zijn bezwaarschrift van 10 januari 2011 aangegeven dat de gronden van het bezwaar gelijkluidend zijn aan de gronden van zijn verzoek om een voorlopige voorziening van 10 januari 2011. De in het verzoek door hem aangevoerde gronden betreffen de ruimtelijke onderbouwing, waarbij tevens zijn betrokken het in de raad aangenomen amendement van 7 mei 2008 en de intern gehanteerde stedenbouwkundige randvoorwaarden, de massa en volume van het bouwplan, het parkeren en de gehanteerde parkeernorm alsmede de economische en financiële uitvoerbaarheid van het bouwplan. De voorzieningenrechter heeft in zijn uitspraak deze gronden van zijn overwegingen voorzien. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen voorts aandacht besteed aan de aangevoerde gronden tegen het vaststellen van hogere grenswaarden in het kader van de Wet geluidhinder. In zijn uitspraak van 16 maart 2011, registratienummer AWB 11/112, heeft de voorzieningenrechter onder 2.Overwegingen de hiervoor genoemde gronden beoordeeld en heeft geconcludeerd dat de aangevoerde gronden onvoldoende aanleiding geven om een voorlopige voorziening te treffen. Hij acht geen termen aanwezig om het bestreden besluit te schorsen. Het bestreden besluit blijft dan ook in stand. In de bezwaarschriften van de andere bezwaarmakers worden gelijkluidende gronden van bezwaar aangevoerd. Het betreft ook de ruimtelijke onderbouwing, waarbij tevens zijn betrokken het in de raad aangenomen amendement van 7 mei 2008 en de intern gehanteerde stedenbouwkundige randvoorwaarden, de massa en volume van het bouwplan, de gehanteerde parkeernorm alsmede de economische en financiële uitvoerbaarheid van het bouwplan. Aangezien de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat deze gronden niet kunnen leiden tot het treffen van een voorlopige voorziening kunnen, gelet op de overwegingen van de voorzieningenrechter, deze als bezwaar aangevoerde gronden niet leiden tot het herroepen van het bestreden besluit. Wat de motivering betreft wordt aangesloten bij de door de voorzieningenrechter in zijn uitspraak gehanteerde overwegingen. Het in de uitspraak onder 2.Overwegingen genoemde maakt integraal onderdeel uit van de beslissing. Een kopie van deze uitspraak is bijgevoegd. Nadere bezwaren Bevoegdheid vrijstelling 19 lid 2 WRO Bezwaarmaker sub 1 heeft in het kader van de voorlopige voorziening en tijdens de hoorzitting aangevoerd dat het vrijstellingsbesluit van 15 december 2010 onbevoegdelijk is
3 genomen. Het vrijstellingsbesluit is genomen door de verantwoordelijke portefeuillewethouder. Op 6 oktober 2010 is echter de nieuwe mandaatregeling van toepassing geworden en is de voorafgaande mandaatregeling ingetrokken. Deze nieuwe mandaatregeling kent geen overgangsregeling voor de artikel 19 lid 2 WRO procedure. Dit betekent volgens bezwaarmaker dat het verlenen van een zodanige vrijstelling niet is gemandateerd aan de verantwoordelijke wethouder maar dat dit een bevoegdheid betreft van het college. Naar aanleiding van het standpunt van bezwaarmaker wordt opgemerkt dat in de nieuwe mandaatregeling inderdaad geen overgangsrecht is opgenomen en dat de bevoegdheid om een vrijstelling ex artikel 19 lid 2 WRO te verlenen niet is gemandateerd aan de verantwoordelijke wethouder. De bevoegdheid om een ontheffing ex artikel 3.23 van de nieuwe wet Wet ruimtelijke ordening is wel in deze regeling opgenomen. Het is uiteraard wel de bedoeling geweest om deze bevoegdheid toe te delen aan de verantwoordelijke wethouder. Voor zover echter thans nog noodzakelijk is, wordt vrijstelling in de zin van artikel 19 lid 2 WRO verleend voor het betreffende bouwplan en wordt hierbij het bevoegdheidsgebrek geheeld. Ruimtelijke onderbouwing Door bezwaarmakers is in het bezwaarschrift en tijdens de hoorzitting als bezwaar aangevoerd dat de ruimtelijke onderbouwing tekortschiet. Bezwaarmakers verwijzen in deze naar de stedenbouwkundige matrix waarin de stedenbouwkundige uitgangspunten zijn vastgelegd. Naar hun mening is de diepte van de woning van 18 meter waarbij een tuin resteert met een diepte van 17.70 meter in strijd met deze uitgangspunten. Verwezen wordt naar het beleidsstuk Standaard bestemmingsplan, gemeente Nijmegen 2005. Hierin wordt vermeld dat de bestemmingsgrens Woondoeleinden bij tuinen met een diepte van minimaal 20 meter aan de achterzijde mag worden verruimd tot maximaal 12 meter diepte. Voorts wordt verwezen naar het beleid ten aanzien van de ontheffingsmogelijkheid in de zin van artikel 3.23 Wro. Hierin wordt bepaald dat de hoofdbebouwing naar achteren mag worden uitgebreid tot een bouwdiepte van maximaal 12 meter bij achtererven met een diepte van 20 tot 40 meter. Naar opvatting van bezwaarmakers is voorts het bouwvolume niet passend bij de naastgelegen woningen. Dienaangaande wordt het volgende overwogen. De gemeente is in 2003 begonnen met de planmatige actualisatie van de bestemmingsplannen. Daartoe is een standaardbestemmingsplan (inclusief de daarbij behorende stedenbouwkundige matrix) vastgesteld. Dit standaardplan fungeert als richtsnoer bij het opstellen van nieuwe bestemmingsplannen. Het heeft tot doel om meer eenheid te brengen in de opzet en inhoud van te actualiseren bestemmingsplannen. De beleidsregels artikel 3.23 Wro beschrijven de gevallen waarop de ontheffingsbevoegdheid van toepassing kan zijn. In de beleidsregels is aansluiting gezocht bij de opzet en systematiek van het standaardbestemmingsplan. Zowel de beleidsregels van artikel 3.23 Wro en de bij het standaardbestemmingsplan behorende stedenbouwkundige matrix bevatten een uniforme, algemene regeling. De bouwvergunning is echter verleend met toepassing van een artikel 19 lid 2 WRO vrijstellingsprocedure. Voor een verzoek om vrijstelling op grond van artikel 19 lid 2 WRO wordt per geval een stedenbouwkundige beoordeling gemaakt en wordt bepaald of hieraan al dan niet medewerking kan worden verleend.
4 In de ruimtelijke onderbouwing behorende bij de vrijstelling wordt op pagina 7 onder Hoofdstuk 5 Stedenbouwkundige toetsing uitgebreid onderbouwd waarom het onderhavige bouwplan zich voegt in de directe omgeving en past binnen het ruimtelijk beeld van een bebouwingslint. Ten aanzien van de bouwdiepte, aanvullend op de ruimtelijke onderbouwing, wordt nog het volgende opgemerkt. De geprojecteerde nieuwbouw is zodanig gelegen dat er aan beide zijden enige ruimte tot de erfgrens overblijft. Dit is bewust gedaan om het vrijstaande karakter van de lintbebouwing langs de Hatertseweg te respecteren. Aan de Hatertseweg manifesteert het pand zich als een woonhuis in 2 bouwlagen met een geknikte kap (mansardekap). De kap cq de nok loopt loodrecht op de weg. Een dergelijke vorm past goed in het gevarieerde beeld van de Hatertseweg. De diepte van de nieuwbouw is op begane grond 18 m, op de eerste verdieping 14.2 m en op de tweede verdieping 12 m. Deze getrapte vorm maakt de bouwmassa minder groot. Er blijft nog een achtertuin over van 17 m diep. De bouwdiepte op de begane grond correspondeert met de diepe aanbouwen van de belendende bebouwing langs de Hatertseweg. Verwezen wordt naar de percelen Hatertseweg 485, 487, 489 en 491 waarbij de bouwdiepte varieert van 17 tot 19 meter. De afstand van de nieuwbouw op begane grond tot aan de woonbebouwing op de aangrenzende percelen aan de Nieuwe Mollenhutseweg varieert van 30 tot 33 m. De afstand vanaf de eerste en tweede verdieping van de nieuwbouw tot de betreffende woonbebouwing is nog meters meer. Al met al is hier sprake van een riante maat in een (tuin)stedelijke situatie. Het geprojecteerde nieuwbouwplan past goed in de stedenbouwkundige structuur van de Hatertseweg (losse lintbebouwing) en binnen de structuur van het bouwblok Hatertseweg- Nieuwe Mollenhutseweg-Glimwormstraat. Privaatrechtelijke aspecten. Door bezwaarmakers is ook naar voren gebracht dat bij het verlenen van een vrijstelling alle privaatrechtelijke belangen moeten worden betrokken. Bezwaarmakers stellen dat deze belangen realisatie van het bouwplan in de weg staan. De voorzieningenrechter is van mening dat door het aanpassen van het bouwplan door het oprichten van een schutting en het plaatsen van matglasramen deze privaatrechtelijke belemmeringen, met name het aantasten van de privacy, zijn weggenomen. Bezwaarmaker sub 3 stelt voorts dat de coniferen op de erfgrens realisatie van het bouwplan in de weg staan. Daar deze coniferen al meer dan 30 jaren op de erfgrens staan en daar ook al 30 jaren overheen groeien is er sprake van verjaring. Voor zover er al sprake is van verjaring, wat aangetoond dient te worden door bezwaarmaker, wordt opgemerkt dat het bouwplan op zich voldoende ver van de erfgrens is gelokaliseerd. Er is dan ook geen sprake van een evidente privaatrechtelijke belemmering die realisatie van het bouwplan in de weg staat. 5 Klimaat Niet van toepassing 6 Financiën Niet van toepassing 7 Communicatie Elk der bezwaarmakers wordt in kennis gesteld van het besluit door verzending van bijgevoegde conceptbrieven.
5 8 Uitvoering en evaluatie Aangezien de bezwaren in de vier bezwaarschriften gericht zijn tegen hetzelfde besluit, is besloten om, gelet op de samenhang van de bezwaren, alle door de verschillende bezwaarmakers ingediende bezwaren samen te behandelen in een brief. In deze brief, die aan alle bezwaarmakers wordt toegezonden, kunnen bezwaren worden behandeld die niet door de betreffende bezwaarmaker zijn ingediend. 9 Risico s Elk der bezwaarmakers kan tegen het besluit om de bezwaren ongegrond te verklaren beroep instellen bij de rechtbank te Arnhem. Bijlage: 5 brieven met bijlagen