8 Hoeken. rood. 3 ; zie de twee gestippelde kijklijnen

Vergelijkbare documenten
5 a 90. b 30 c 10 d. 6 ab. 10 a hoek A = 360 : 3 = 120 hoek B = 360 : 5 = 72 b hoek C = ( ) : 2 = 135

Hoofdstuk 8 HOEKEN. 5 a INTRO. 1 a. b 30 c 10 d

a 90 b 30 c 10 d 6 a,b

Hoofdstuk 8 HOEKEN. 4 a 90 b 45 c 22,5. 5 a 90 1 a

Wiskunde Opdrachten Vlakke figuren

Symmetrie en oppervlakte

oefenbundeltje voor het vierde leerjaar

1 a. Hoeveel hoekpunten heeft figuur 1 hieronder? b. Hoeveel hoekpunten heeft figuur 2 hieronder? c. Hoeveel hoekpunten heeft figuur 3 hieronder?

3 Hoeveel diagonalen kun je tekenen in een twintighoek?

Blok 7 MK vraag 1: een oplossing voor een ruimtelijk probleem vinden

6.1 Rechthoekige driehoeken [1]

werkschrift driehoeken

8.0 INTRO. Aan elkaar passen

Naam:... Nr... SPRONG 5. a Kleur het juiste percentage van de figuren en vul in hoeveel percent er overblijft.

Noordhoff Uitgevers bv

10 a A 0, 2 km b B 101, 5,1 km. 11 a A 40, 15 km b B 60, 25 km C 270, 15 km D 138, 20 km. 15 a 65 b a 60 b C. 17 a. c Q

10 Afstanden. rood. even ver van A als van C even ver van A, van C en van E. 10 m. blauw

Hoofdstuk 2 Vlakke meetkunde

7 cilinder. bol. torus. 8 a

de Wageningse Methode Antwoorden H25 RUIMTELIJKE FIGUREN IN HET PLAT VWO 1

44 De stelling van Pythagoras

BRUGPAKKET 8: VLAKKE FIGUREN

Herhalingsles 3 Meetkunde Weeroefeningen

3.1 Soorten hoeken [1]

Oefenopgaven Stelling van Pythagoras.

Hoofdstuk 2 Vlakke meetkunde

Hoofdstuk 7 Goniometrie

7 a. 8 a. de Wageningse Methode Antwoorden H24 GONIOMETRIE HAVO 1

Noordhoff Uitgevers bv

de Wageningse Methode Antwoorden H17 PYTHAGORAS VWO 1

Noordhoff Uitgevers bv

Noordhoff Uitgevers bv

Noordhoff Uitgevers bv

Hoofdstuk 6 Driehoeken en cirkels uitwerkingen

Noordhoff Uitgevers bv

Blok 4 - Vaardigheden

Wiskunde Opdrachten Pythagoras

7 a. 8 a. de Wageningse Methode Antwoorden H24 GONIOMETRIE HAVO 1

Noordhoff Uitgevers bv

Soorten lijnen. Soorten rechten

Symmetrie en oppervlakte

Hoofdstuk 1 KENNISMAKEN 1.0 INTRO

2.1 Cirkel en middelloodlijn [1]

MEETKUNDE 120 PUNTEN, LIJNEN EN VLAKKEN

Taak na blok 1 startles 8

oefenbundeltje voor het vijfde leerjaar

handleiding pagina s 434 tot Handleiding 1.2 Huistaken huistaak 12: bladzijde Werkboek

04 Meetkunde. hoofdstuk. 4.1 Uitslagen

handleiding pagina s 241 tot Handleiding 1.1 Kopieerbladen pagina 59: wandelplannen pagina 60: grondplannen constructies 2 Werkboek

Diagnostische toets. AMB stelling van de omtrekshoek AMB ˆ ANB. AQB ARB ˆ 180 koordenvierhoekstelling =

MEETKUNDE 120 PUNTEN, LIJNEN EN VLAKKEN

6 a 22,5 gram b v = 1,5m. 7 a 1,95 kg b g = 0,78 v c 13 / 0,78 16,7 dm 3. 8 a. b p = 200d

Let op: Indien van toepassing: schrijf berekeningen bij de opdrachten. Gebruik bij de tekeningen een passer en geodriehoek/hoekmeter.

Goniometrische verhoudingen

handleiding pagina s 1005 tot Handleiding 1.2 Huistaken nihil 2 Werkboek 3 Posters 4 Scheurblokken bladzijden 122, 147, 150 en Cd-rom

Goniometrische verhoudingen.

Hoofdstuk 5 - Definities en stellingen

16 a. b a. b 6a. de Wageningse Methode Antwoorden H21 OPPERVLAKTE HAVO 1

Ruimtelijke oriëntatie: plaats en richting

Antwoorden De juiste ondersteuning

handleiding pagina s 687 tot Handleiding 1.1 Kopieerbladen pagina 444: tangram 2 Werkboek 3 Posters

handleiding pagina s 964 tot Handleiding 1.1 Kopieerbladen pagina 915: km Huistaken huistaak 27: bladzijde Werkboek 3 Posters

15 a De rechthoeken zijn 1 bij 6 lucifers, of 2 bij 5 lucifers, of 3 bij 4 lucifers. Zie figuur: Hoofdstuk 21 OPPERVLAKTE HAVO 21.

Noordhoff Uitgevers bv

H24 GONIOMETRIE VWO. Dus PQ = 24.0 INTRO. 1 a 6 km : = 12 cm b. 5 a 24.1 HOOGTE EN AFSTAND BEPALEN. 2 a factor = 3

Herhalingsles 2 Meetkunde 1 Weeroefeningen

8 a 250; 200; 150 b 100 cm c De hoek is kleiner dan 90. d De afstand is meer dan 100 cm. 9 a ½ 5 12 = 169 b 13, want = 169

Antwoorden Vorm en Ruimte herhaling. Verhoudingen

4 A: = 10 B: 4 C: 8 D: 8

de Wageningse Methode Antwoorden H25 RUIMTELIJKE FIGUREN IN HET PLAT VWO 1

Hoofdstuk 11B - Meetkundig redeneren

WISKUNDE: HERHALINGSOEFENINGEN EINDE ZESDE LEERJAAR

Handig met getallen 4 (HMG4), onderdeel Meetkunde

percent = procent per cent betekent per 100.

Noordhoff Uitgevers bv

Driehoeken. 18 m 2 18 dm 2 90 dm 2 oef dm 3 96 dm dm 3 oef. 704

de Wageningse Methode Antwoorden H5 DE RUIMTE IN 1

Noordhoff Uitgevers bv

Hoofdstuk 3: De stelling van Pythagoras

6 A: = 26 m 2 B: = 20 m 2 C:

Onderzoek naar de konstige vergelijkingen van Van Ceulen.

W i s k u n d e. voor de eerste klas van het gymnasium UITWERKINGEN AUTEUR: JOHANNES SUPIT

Spelen met passer en liniaal - werkboek

1 Wiskunde, zeker. 1, 2, 3, 5, 6, 7. 8, 10, 11, 12 en 13 eurocent. duimstok Timmerman Hoe lang iets is.

Hoofdstuk 21 Oppervlakte 21.0 INTRO

Noordhoff Uitgevers bv

Herhalingsles 5 Meetkunde Weeroefeningen

Noordhoff Uitgevers bv

3 maximumscore 6 De hoogte van het grondvlak van het prisma met de stelling van Pythagoras berekenen: (10. 1 x 8,6 x 10= ) 43,30 (cm 2 ) 1

4 ab. 5 a lijnstuk b lijnstuk c halve lijn d lijnstuk. 6 a. 7 a. 8 ac. b 20 mm. 9 a. de Wageningse Methode Antwoorden H10 AFSTANDEN 1

Noordhoff Uitgevers bv

6.1 Kijkhoeken[1] Willem-Jan van der Zanden

Les 11. Meetkundige begrippen. Lijnen. een gebogen lijn een gebroken lijn een rechte. Een rechte benoemen we met een kleine letter.

Noordhoff Uitgevers bv

Hoofdstuk 13 SYMMETRIE VWO. b A, H, I, M, O, T, U, V, W, X, Y c B, C, D, E, H, I, K, O, X 13.0 INTRO

Noordhoff Uitgevers bv

Noordhoff Uitgevers bv

Noordhoff Uitgevers bv

rekentrainer jaargroep 7 Fietsen op Terschelling. Teken en vul in. Zwijsen naam: reken-wiskundemethode voor het basisonderwijs

1 Vlaamse Wiskunde Olympiade : eerste ronde

Transcriptie:

1 2 8 Hoeken rood 3 ; zie de twee estippelde kijklijnen 2 ; 3 ; 1 Steeds meer konijnen verdwijnen achter de vuurtoren. ls je bijvoorbeeld bij staat zie je een enkel konijn: de vuurtoren staat ertussen. Zie de dooretrokken kijklijnen. richtin van de zonnestralen Wat verder van de we af In de onderste tekenin

3 4 35 36 N NW W ZW NO O Z ZO richtin Oost richtin ZO f e h f c e d h f e e d d a c b b b f E F E 2,7 cm 4, M G a Een elijkbenie driehoek want EM = M. richtin N Hier kan het schip zich bevinden schip richtin NW ij het verkeersbord dat een scherpe bocht aaneeft en bij spoorbomen. Het valt meer op. Vanuit het centrum berekenen we alle hoeken. a = 360:9 = 40 ; b = 180 40 = 140 c = 360 2 140 = 80 ; d = 180 80 = 100 e = 360 40 2 100 = 120 f = 180 120 = 60 = 360 2 60 80 = 160 h = 180 160 = 20 4, E 37 37 2,7 cm 106 2,7 cm M Hier kan Ronnie wonen Ronnie E Hier zie je, D en, op één lijn Hier zie je, D en, op één lijn Elke seconde draait het lampenstelsel over 360 : 30 = 12. De lane flits is 36 breed en duurt dus 3 seconden. richtin zonlicht Door er een waterpas teen te houden of een schietlood te ebruiken, of met laserapparatuur. 8 Ja, zie plaatje hierboven 117 Elke seconde draait het lampenstelsel over 12. Dus 117 : 12 = 9,75 sec. trein spoorlijn

33 34 5 90 en 58 a = 60 (a is hoek van een elijkzijdie driehoek). a + 90 + b + 90 = 360, dus b = 120 ; b + c + d = 180, dus c + d = 60 ; omdat c = d, volt: c = d = 30. Ze zien elkaar niet, want de huizen staan ertussen, zie kijklijn 58 32 3 180 = 540 Ze zien elkaar nu net, zie kijklijn 540 : 5 = 108 360 : 10 = 36 Ja, de auto rijdt 21 keer zo snel, maar moet ook een 21 keer zo rote afstand afleen. 360 : 6 = 60 2 cm 108 108 draait dan tien tandjes verder, dat is dus over 10 60 = 600. draait dan zes tandjes verder, dat is over 6 36 = 216. 108 108 2 cm 108 2 cm = = 64. + + = 180, dus = 52. In driehoek S: S = 180 (90 + 64) = 26 In driehoek S: S = 180 (90 + 52) = 38 E F E 11 cm 3,4 cm K 3,4 cm 3,4 cm 2, 11 cm 11 cm L K 2, L EKL = 72 ; ELK = 72 ; LEK = 36

6 31 32 HOEKEN (METEN) Teken een hoek van 227. Meet a, b en c. 2 Misschien moeten ze eerst weer een stukje omlaa en ontneemt een heuvel het uitzicht. Het kan ook zijn dat het laatste stuk van de hellin veel steiler is dan het bein van de hellin 4,6 cm in de tekenin, dat is 3680 cm in werkelijkheid, dus 36,8 m. Ze zijn oneveer 2 m hoo, dus 200 cm. Op het kaartje is dat 21 mm. HOEKEN EREKENEN De hoeken van een driehoek zijn samen. De hoeken in een 12-hoek zijn samen. De hoeken om één punt zijn samen. ls een aantal hoeken samen een estrekte hoek vormen zijn ze samen. Twee teenover elkaar liende hoeken in een kruis van lijnen zijn even root. Twee naast elkaar liende hoeken in een parallelloram zijn samen. 4 SOORTEN DRIEHOEKEN Een elijkzijdie driehoek is een driehoek met. Een elijkbenie driehoek is een driehoek met. Een rechthoekie driehoek is een driehoek met. Een stomphoekie driehoek is een driehoek met. Een scherphoekie driehoek is een driehoek met. Vanaf de zevende trede kijk je niet meer op de treden, je ziet dan alleen no maar de zijkant, dus oneveer ter hoote van de zevende trede. 93 120 60 90 57 88 32 ij de driehoek moeten de hoeken samen 180 zijn, bij de vierhoek 360.

29 30 7 8 Ja: stomphoekie driehoek + = 90 = = 45 De hoeken zijn dus 45, 45 en 90 21cm 31cm k k k k één stompe hoek en twee scherpe hoeken elijkzijdie diehoek 45 45 4 cm Ze zijn even root. 180 80 = 100 ; 100 : 2 = 50, dus 50 rie elijke hoeken en drie elijke zijden elijkbenie driehoek elijkzijdie driehoek scherphoekie driehoek rechthoekie driehoek stomphoekie driehoek 2, 5, 6, 7 2 2, 3, 7 1, 6 4, 5 P R 50 50 Q Zie plaatje: = 180 : 5 = 36 P = Q = 72 en R = 36 De twee hoeken bij de basis zijn even root., D,, G, F,, E, H 180 2 30 = 120 120

9 10 27 28 90 180 60 Een rechte hoek is, 90 een scherpe hoek is kleiner dan, 90 een stompe hoek is roter dan 90 en kleiner dan 180, een estrekte hoek is 180, een insprinende hoek is roterdan 180. blauw a = 360:5 = 72 b = 180 72 = 108 rood c + b + b = 360, dus c = 144 d = 180 144 = 36 a = 360 : 10 = 36 b + d + 90 = 360, dus b + d = 270. b = d (vlieer), dus b = d = 135. De vier hoeken in de vlieer zijn samen 360, dus c = 54. 2. Le het midden van de eodriehoek over 3. Teken het tweede been en zijn even root. De vier hoeken samen zijn 360, + = 360 (70 + 120) = 170, dus = 170 : 2 = 85 D 21 cm 11 cm M 11 cm 21 cm 21 cm M D Een elijkbenie driehoek, want M = DM ja nee De lijnen hebben dezelfde richtin; ze zijn evenwijdi (parallel). 42 69 159 SPR = 70 : 2 = 35 RSP + SPR + R 1 = 180, dus R 1 = 35. R 2 = 2 R 1 = 70. RPQ = 70 : 2 = 35 R 2 + RPQ + Q = 180, dus Q = 180 (70 + 35) = 75 = 531 ; D = 531 ; M = 73 33 60

25 26 11 12 51 35 94 Een vierkant 90 Het is een tekenin van een ruimtelijke fiuur. E ; F ; FE ; EF; HD ; DG ; GH ; GHD Een elijkzijdie drie- 60 hoek De vierhoeken zijn samen 360. R = 1(360 (86 + 74)) = 100 P + Q = 180, dus Q = 180 55 = 125. Q + R = 180, dus R = 55 ; S = 125 73, want het is een scherpe hoek 125 273 87 40 65 E S 60 R 75 124 66 36 P 60 40 20 120 Q P + Q = 180, dus Q = 120. In driehoek PQR: PRQ = 180 (20 + 120) = 40 90 30 108 60 Een rechthoek L = 180 65 = 115 ; M = 180 115 = 65 N = 115 29 H 54 3, F Die zijn even root. MKL = 1 65 = 321 D 36 63 90, 45 en 45 121

13 14 23 24 540 620 1620 (n 2) 180 = 38 mm = 61 mm = 35 en = 79 Dus : + + = 180 PQ = mm, 67 PR = mm, 40 QR = 32 mm. P =, 20 Q =, 25 R = 135. Dus: P + Q + R = 180. M 10 180 = 1800 1800 : 12 = 150 360 : 12 = 30 De twee andere hoeken zijn samen 180 30 = 150, één zo'n hoek is 75. Elke hoek van de twaalfhoek is 150, zie de tabel. De evraade hoek is dan 75. 360 : 5 = 72 Met behulp van de formule: de vijf hoeken samen zijn 3 180 = 540 ; één hoek is dus 540 : 5 = 108. Met behulp van driehoek M: M = 72 ; + = 180 72 = 108. Dus = 108 : 2 = 54. Eén hoek van de vijfhoek = 2 = 2 54 = 108. D (of D) ; D (of D) ; (of ) 60 50 4 cm rood blauw M roen rood 18 19 191 20 20 181 141 8 R D + D = 180 Tussen de 4 m en 5 m P 30 30 Q De hoeken van de 10-hoek zijn samen 1440 (tabel), dus elke hoek is 144. Hoek M in driehoek M is 360:10 = 36, dus in driehoek M is = (180 36):2 = 72, dus een hoek van de tienhoek is 2 72 = 144

21 22 15 16 M K 115 L K = 321, M = 321 360 : 3 = 120 K + L + M = 180 180 6 120 = 720 Een elijkbenie driehoek 180 77 = 103 Een elijkzijdie driehoek R 180 111 = 69 a : b = 1 : 2, dus a = 2 180 = 60 en b = 180 = 120 360 Ook 360. ij het aaneenesloten teelpatroon van mevr van Melsen komen ook steeds vier verschillende hoeken samen, een o, een x een en een ) De twee andere hoeken zijn samen 270. Eén zo'n hoek is dus 135. 8 135 = 1080 90 40 P 4, Een rechthoekie driehoek 90 4 cm Q a + b = 180 en a + d = 180 dus: b =. d 2 D 1 2 1 180 + 1 + D 1 = 180 2 + + D 2 = 180, dus + 1 + D 1 + 2 + + D 2 = 360 Omdat = 1 + 2 en D = D 1 + D 2 weet je nu dat + + + D = 360 Een vijfhoek verdeel je in drie driehoeken, de som van de hoeken is 3 180 = 540. Een zeshoek verdeel je in vier driehoeken, de som van de hoeken is 4 180 = 720. 4 cm 90 c + d + e = 180 a = 180 (60 + 40 ) = 80 f = c = 60 (f en c overstaande hoeken) = d = 40 h = e = 80

17 18 19 20 360 360 : 6 = 60 Je kunt een meetfout emaakt hebben, of je hebt niet precies enoe etekend. 60 : 10 = 6 360 : 12 = 30 + = 180 50 = 130 = 130 : 2 = 65 30 : 60 = 1 180 180 38 = 142 blauw rood roen roen rood blauw roen blauw rood 180 (38 + 57) = 85 1 = 180 (90 + 65) = 25 Elk van de hoeken is 360 : 3 = 120. Elk van de hoeken is 360 : 5 = 72. lledrie de hoeken zijn even root, dus elke hoek is 60. 2 = 180 (90 + 60) = 30 25 + 30 = 55 + + moet 180 zijn en dat klopt: 60 + 65 + 55 = 180 De twee niet rechte hoeken zijn samen 360 90, Elk van de twee is dus 135. Met een of twee draden staat hij niet stevi, dan kan hij no beween. 360 : 2 = 180 180 R = 180 (75 + 55) = 50 R 1 = R 2 = 50 : 2 = 25 In de tekenin emeten: P = 54 Q = 52 R = 120. Voor S 1 kijken we naar driehoek PRS: S 1 = 180 (75 + 25) = 80 Voor S 2 kijken we naar driehoek QRS: S 2 = 180 (55 + 25) = 100 S 1 + S 2 moet 180 zijn en dat is zo: 80 + 100 = 180 Het is de tekenin van een ruimtelijke fiuur. = 180 (67 + 64) = 49 K = 180 (90 + 51) = 39 90 180 (90 + 63) = 27 De rote hoek is 90 De twee kleine hoeken zijn even root, samen zijn ze 180 90 = 90. Elke kleine hoek is dan 90 : 2 = 45.