Sportletsels van de hand en pols, een overzicht

Vergelijkbare documenten
De hand en pols Sport en peesletsels Gertjan Schmitz

Nascholing Traumachirurgie 2015 Workshop Onderzoek van de pols en hand. Donderdag 22 januari 2015

Fracturen en luxaties hand

HAND EN POLS. CFM Welters Regiomaatschap Plastische Reconstructieve en Handchirugie

Fractuur van een os hamatum en een os metacarpale

Weke delen trauma s vingers en duim

UCL letsel ANATOMIE. A.MP in extensie = test van ACL B.MP in flexie = test van PCL. Ulnair Collateraal Ligament

De skiduim. Mandhkani Mahajan en Steven J. Rhemrev

Afdeling Handchirurgie

Bijlage I. Bijlage I Functieonderzoek van de pols

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Afdeling Handchirurgie

Afdeling Handchirurgie

Afdeling Handchirurgie

Anatomy MP joint. Anatomie MP. Rotatie van MP. Anatomy PIP joint

Maatschap plastische chirurgie JBZ Pascal Brouha Ewald Dumont Ralph Franken Roland Hermens Brigitte van der Heijden

CARPALE INSTABILITEIT

ECU tendinitis & luxatie

Hand en Polscentrum Delft

HANDTHERAPEUTISCHE NABEHANDELING R.J.WINS FYSIO/HANDTHERAPEUT

Fracturen van de hand. Mark de Vries Kim Wilhelm

Maatschap Orthopedie Zaans Medisch Centrum

UNIVERSITAIR MEDISCH CENTRUM GRONINGEN

Presentatie hand- en polsklachten. 29 september 2018 NGS Kennisdag

Luxaties van schouder elleboog en vingers. Compagnonscursus 2012

** Flexie van de pols wordt ook wel palmairflexie genoemd, extensie van de pols wordt ook dorsaal flexie of dorsaal extensie genoemd.

DE INTRINSIEKE MUSCULATUUR VAN DE HAND: ANATOMIE EN FUNCTIE

Onderwijsmateriaal voor toetsgroepen

PROEVE VAN BEKWAAMHEID ORTHOPAEDISCHE STANDAARD BEHANDELING (OSB) Metacarpale fractuur

WORKSHOP INJECTIES IN DE POLS EN HAND DOOR DE PLASTISCH CHIRURGEN VAN HET MARTINI ZIEKENHUIS

Afdeling Handchirurgie

Afdeling Handchirurgie

ANATOMIE EN FYSIOLOGIE

Is het wel een carpaal tunnel syndroom? Cathelijne Gorter de Vries Neuroloog

Richtlijnen nabehandeling proximale rij carpectomie

Achtergrond. capitatum lunatum. trapezoideum. duim scafoïd. pink. trapezium

Rotator cuff scheur. De meeste scheuren treden op in de supraspinatus maar andere delen van de pees kunnen ook zijn aangedaan.

Vele handen maken licht werk. Even voorstellen. Welke onderwerpen? Johan Vehof. Plastisch chirurg / handchirurg FESSH 5 feb 2013

Behandeling van osteoporotische polsfracturen

Artrose in de hand en pols (N)iets aan te doen?

Handchirurgische technieken

Tenniselleboog (Epicondylitis Lateralis)

Afdeling Handchirurgie

FUNCTIESTORING VAN GEWRICHTEN

Handtherapeutische behandelrichtlijn na extensorpeesletsel zone 5-6-7

De Pijnlijke Pols Het Onderzoek van de Pols

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Hand. Polsbreuken. Carpel tunnel syndroom. Revalidatie polsbreuken. Revalidatie carpaal kanaal. Artrose duim

Handtherapeutische behandelrichtlijn na flexorpeesletsel zone 3 UNIVERSITAIR MEDISCH CENTRUM GRONINGEN

Afdeling Handchirurgie

Graad 1 verzwikking: Lichte overrekking en geringe beschadiging van de vezels (fibrillen) van het ligament.

Diagnostiek Kliniek: anamnese: aard letsel (hoogenergetisch?), pre-existente afwijkingen, aard en tijdsduur zwelling, belastbaarheid

CRITICAL APPRAISED TOPIC Schouderluxatie. Merel Trijzelaar Onderwijsdag 6 mei 2014

Carpale tunnelsyndroom

Afdeling Handchirurgie

Posttraumatische pijn pols. Maatschap plastische chirurgie JBZ Pascal Brouha Ewald Dumont Ralph Franken Roland Hermens Brigitte van der Heijden

Afdeling Handchirurgie

Behandeling van een trigger finger. Loes van Boxmeer & Emma Wassenaar

Klinisch uur orthopedie: de knie

4.4 Polsletsel. Specifieke anamnese. Specifiek lichamelijk onderzoek. H.A. van Heusden

Nascholing Traumachirurgie 2015 Diagnostiek en behandeling van letsels rond de pols en voet. Donderdag 22 januari 2015

Handrevalidatie in Tolbrug: de vijf W s. 5-oktober-2014 Arianne van den Hark Revalidatiearts

Mallet finger. Behandeling door de plastisch chirurg

Is direct belasten mogelijk?

Een mallet finger, baseball finger, drop finger of in

Dag van de trainer 15 december 2018 Sportblessures bij kinderen tips and tricks. Inhoud

Programma CASH 3. Letsels van pols en hand

(1) Naam en Geb. datum (2) Type trauma scherp crush - avulsie - moderate crush - severe crush

Wat weten we nu eigenlijk van hielklachten zoals fasciosis plantaris en hielspoor? [+ tips en oefeningen]

Osteoporotische indeukingsfracturen conservatief of kyphoplasty/vertebroplasty. Koen hendrix Heup/rug campus Henri Serruys Consulent UZ Gent rug

The art of life is to show your hand E.V. Lucas

De bedrijfs- verzekerings arts en de HAGA Handen Kliniek

Trigger finger. Inhoudsopgave Klik op het onderwerp om verder te lezen.

Orthopedische casuïstiek

De knie van diagnostiek naar behandeling

RKZ Hand- en Polsziekenhuis. LCTH artrodese. informatie voor patiënten.

Richtlijnen CMC - I artrose behandeling Versie

Post MDO IC praatje. Schoenmaker blijf bij je leest Hugo den Boogert, AIOS Neurochirurgie

Ingeklemde zenuw in de pols. Carpal tunnel syndroom

Bart van Osta MSc. Schouderwerkgroep Amphia Manueel & Carpale instabiliteit

Na de ingreep krijgt u een drukverband voor 2 dagen of een gipsspalk, dit is afhankelijk van de ingreep die u gehad heeft.

Happy New Year Vanwege het OCT!

Carpale tunnel syndroom (CTS)

Haperende vinger (trigger finger) Behandeling door de plastisch chirurg

Afdeling Handchirurgie

Aanpak van acute knieletsels in de eerste lijn. Dr. Bex Steven Huisarts/sportarts KSTVV Lotto-Belisol

traumatology. M.Holla orthopaedisch chirurg. doel van het onderwijs: - kennis van veelvoorkomende termen bij traumatologie

RKZ Afdeling Handchirurgie. Duimbasisartrose. informatie voor patiënten.

Nascholing 9 november 2015

Handleiding: Inclusiecriteria 1 Preoperatieve handelingen 1 Peroperatieve handelingen 2 Postoperatieve handelingen 3 Follow up 3 Appendix 4

Een blessure aan de binnenkant van het onderbeen

Carpale Tunnel Syndroom (CTS) Orthopedie

Functieonderzoek van middenhand en vingers

MIDCARPALE INSTABILITEIT

Schouder instabiliteit

UNIVERSITAIR MEDISCH CENTRUM GRONINGEN

POST-OPERATIEVE BEHANDELING VAN COURANTE FRACTUREN BOVENSTE LIDMAAT GROEP ORTHOPEDIE OLV JENS FRANÇOIS

Sportletsels bij wielrenners Sportletsels bij wielrenners. Acute letsels >> val of botsing. Hoofdletsel 22 % Knie Arm 50 %

Handtherapie na operatie ivm van CMC I-artrose

Transcriptie:

Sportletsels van de hand en pols, een overzicht Bas Aerts*, Annechien Beumer** Hand- en polsletsels zijn frequent voorkomende letsels bij sporters. Deze letsels treden op door een directe inwerkende kracht of door microtraumata veroorzaakt door repeterende bewegingen en kan verstrekkende gevolgen hebben voor de carrière. Het tijdig stellen van de juiste diagnose en inzetten van behandeling is daarom van groot belang en zal er op gericht zijn de sporter zo snel mogelijk weer op het oude prestatieniveau te krijgen. Dit artikel geeft een kort overzicht van vaak voorkomende hand- en polsletsels bij sporters en de valkuilen in de diagnostiek en behandeling. Inleiding Letsels van pols en hand komen frequent voor bij het uitoefenen van diverse sporten. In de Verenigde Staten zijn deze letsels verantwoordelijk voor ongeveer 20% van de bezoeken aan de spoedeisende hulp (Rettig, 1998, Scalcione et al., 2012). Sporten die de meeste handletsels veroorzaken zijn balsporten (volleybal, handbal, tennis en basketbal), contactsporten (judo, voetbal, turnen en boxen) en snelheidssporten (skiën, wielrennen, schaatsen en skeeleren) (Barton, 1997, Rettig, 1998). De letsels worden in het algemeen veroorzaakt door een directe inwerkende kracht op onderliggende structuren of door microtraumata door repeterende bewegingen waarbij de aard van het letsel af hangt van de sport die wordt beoefend. Dit artikel geeft een kort overzicht van veel voorkomende hand- en polsletsels bij sporters in Nederland. Voetbal Voetbal is de meest beoefende sport ter wereld. De Koninklijke Nederlandse Voetbal Bond (KNVB) telt alleen al ongeveer 1,2 miljoen leden. Hand- en polsletsels worden veroorzaakt door contact met de bal, een val of contact met een andere speler. Fracturen van de falangen zijn het meest voorkomend, gevolgd door die van metacarpalia en carpalia (Barton, 1997). Os scaphoideum fractuur Scaphoidfracturen zijn soms lastig te diagnosticeren en kunnen voor de sporter vervelende complicaties geven zoals een delayed-, mal-, of non-union. Anamnestisch is er vaak sprake van een extensietrauma. Bij lichamelijk onderzoek is er zwelling, asdrukpijn en pijn ter plaatse van de tabatière anatomique, ook pijn bij supineren van de onderarm is beschreven (Waizenegger et al., 1994). Röntgenopnamen bestaan uit een scaphoidserie. Hiermee is het niet altijd mogelijk om direct de diagnose te stellen (Barton, 1997, Waizenegger et al., 1994). In geval van twijfel wordt tien tot veertien dagen gips gegeven om daarna de patiënt te herbeoordelen met indien nodig nieuwe beeldvorming. Indien geen afwijkingen worden gezien op de scaphoid-serie terwijl de patiënt wel pijn blijft houden kan het röntgenonderzoek uitgebreid worden met Computed Tomography- (CT), Technetium- (Tc) of Magnetic Resonance Imaging (MRI). Het merendeel van de scaphoidfracturen (stabiel en niet verplaatst) kan behandeld worden middels gipsimmobilisatie gedurende zes tot twaalf weken (Rizzo en Shin, 2006). Een aantal factoren van belang voor een goede consolidatie zijn: de tijd tussen het ongeval en behandeling, de locatie en verplaatsing van de fractuur (Ham, 2012a, Rettig en Raskin, 1999). Operatieve behandeling is geïndiceerd indien er sprake is van een fractuur van de proximale pool van het scaphoid (kans op avasculaire necrose) en/of dislocatie (Rettig en Raskin, 1999). Voor de sporter die snel de pols wil belasten is percutane schroeffixatie van het scaphoid, verricht door ervaren handen, een veilig alternatief. Afhankelijk van de aard van de sport kan de pols direct na de operatie met eventueel een beschermende spalk (voor drie tot zes weken) weer ingezet worden. Scapholunaire instabiliteit Dit letsel wordt in een artikel elders in dit tijdschrift besproken. Volleybal, korfbal en basketbal Mallet finger Een mallet finger ontstaat door direct trauma tegen de top van een geëxtendeerde vinger waarbij geforceerde flexie plaatsvindt en een ruptuur van de extensorpees of avulsie van de distale phalanx optreedt. Bij lichamelijk onderzoek is er sprake van een flexiestand en onvermogen tot actieve extensie in het distale interphalangeale (DIP) gewricht. Een röntgenfoto kan een eventuele avulsiefractuur aantonen. Behandeling van Nederlands Tijdschrift voor Handtherapie, April 2013 3

een gesloten mallet finger is meestal conservatief en bestaat uit een spalk voor minimaal zes tot acht weken, welke daarna nog eens zes weken s nachts gedragen wordt (Kovacic en Bergfeld, 2005, Smit et al., 2010). Operatief ingrijpen is geïndiceerd bij open letsels, fracturen van meer dan 30% van het gewrichtsoppervlak, forse dislocatie of wanneer spalkbehandeling niet haalbaar is zoals bij een topsporter (Smit et al., 2010). Chirurgische behandeling kan bestaan uit open of gesloten fixatie door middel van Kirschner draden, schroef of plaatje (Chung en Lee, 2012). Een belangrijke deformiteit die ten gevolge van een mallet finger kan ontstaan is de swanneck deformatie. Letsels van de collaterale ligamenten van de MCP gewrichten van de vingers Ongeveer 60% van alle collaterale bandletsels van de MCP s ontstaan in de duim (Scalcione et al., 2012). Deze worden later in dit artikel (skiduim) behandeld. De vierde en vijfde vinger zijn met name betrokken bij radiair collaterale bandletsel en de tweede vinger bij ulnair collateraal bandletsel, alhoewel radiair collaterale bandletsels in de indexvinger voorkomen (Scalcione et al., 2012, Schubiner en Mass, 1989). Er is sprake van pijn en/of instabiliteit van het MCP gewricht bij het vastpakken van objecten. De diagnose wordt gesteld door het testen van de vinger in volledige flexie, omdat de volaire plaat in extensie stabiliseert. MRI is het meest gevoelige onderzoek om deze laesies aan te tonen (Scalcione et al., 2012). Conservatieve behandeling vindt plaats indien er sprake is van laxiteit met een duidelijk eindpunt door middel van een spalk met het MCP gewricht in 45 flexie, gevolgd door een buddytape. Zelfs bij volledige laxiteit wordt in sommige gevallen voor conservatieve behandeling gekozen (Vigasio en Marcoccio, 2012). Echter bij topsporters die afhankelijk zijn van hun handen kan laagdrempelig voor chirurgische behandeling worden gekozen, zeker indien sprake is van een gedisloceerd avulsiefragment. Primair hechten, refixeren van ligament of avulsie of reconstructie met een peesplastiek zijn operatieve mogelijkheden (Delaere et al., 2003, Vigasio en Marcoccio, 2012). Wielrennen en Mountainbiken Handlebar palsy (nervus ulnaris compressie) Handlebar palsy ontstaat door chronische compressie van de n. ulnaris in de hand of door chronische trillingen bij een geëxtendeerde pols. De meest voorkomende laesie (Type 1) is net proximaal van het kanaal van Guyon met sensorisch en motorisch verlies van de intrinsieke handspieren. Meer distaal gelegen laesies (Type 2 en 3) kunnen een geïsoleerde motorische uitval zonder sensibiliteitsverlies geven. Type 4 veroorzaakt alleen sensibele uitval (Capitani en Beer, 2002). De diagnose kan bevestigd worden door elektrofysiologisch onderzoek. Wanneer als oorzaak een fractuur van de hamulus van het os hamatum (zie golfletsels) of een ruimte innemend proces verwacht wordt kan een MRI zinvol zijn (Patterson et al., 2003). De behandeling bestaat uit het tijdelijk staken van het wielrennen of mountainbiken, zodat regeneratie van zenuwweefsel kan optreden. Bijkomende en/of andere oorzaken van compressie dienen, indien aanwezig, verholpen te worden. Het dragen van handschoenen, aanpassen van de zitpositie en handgrepen als mede frequent veranderen van de handpositie geeft verbetering (Patterson et al., 2003). De grootste winst valt te behalen door preventieve maatregelen, het merendeel van de patiënten herstelt zonder klachten (Capitani en Beer, 2002). Carpale tunnel syndroom (CTS) CTS is een veel voorkomende aandoening bij wielrenners, turners en zwemmers en wordt veroorzaakt door een compressieneuropathie van de n. medianus door onder andere tendosynovitis van de flexorpezen die door de carpale tunnel lopen (Rettig, 2001). Er is pijn in de hand of pols met paresthesiën van de 1 e, 2 e, 3 e en radiaire zijde van de 4 e straal. Bij lichamelijk onderzoek kan de Phalen- en Tinel test worden uitgevoerd, waarbij Phalen het meest sensitief is. Behandeling kan bestaan uit corticosteroïd injecties, met een recidiefkans van 65-90% en eventueel een spalk voor s nachts (Rettig, 2001). De duur van de klachten speelt een rol, patiënten die langer dan drie jaar klachten hadden, hebben een tweemaal kleinere kans om klachtenvrij te raken na operatie vergeleken met patiënten die korter dan drie jaar klachten hadden (DeStefano et al., 1997). Chirurgische release van het retinaculum flexorum geeft betere resultaten op langere termijn. Bij topsporters kan overwogen worden om conservatief te behandelen met corticosteroïd injecties vlak voor een belangrijke wedstrijd. De beste resultaten worden gezien na een injectie met een week rust, zodat operatief ingrijpen buiten het seizoen kan worden gepland (Rettig, 2001). Tennis, badminton Het gebruik van de pols om topspin (slag waarbij de bal een roterende beweging krijgt) te creëren, de dubbelhandige backhand en een hogere racketspanning zijn oorzaken van polsletsels bij professionele tennisspelers (Montalvan et al., 2006). Instabiliteit en ruptuur van de extensor carpi ulnaris (ECU) pees ECU tendinopathie wordt in een ander artikel in dit tijdschrift beschreven. ECU pijn veroorzaakt 76% van de polsklachten bij mannelijke tennissers en 45% van de polsklachten bij vrouwen (Montalvan et al., 2006). Anamnestisch is sprake van ernstige ulnaire polspijn na een dubbele backhand of een forehand en zijn de sporters niet in staat om op niveau verder te tennissen. In geval van instabiliteit is bij lichamelijk onderzoek sprake van klikken en verspringen van de ECU dorsaal over de ulnakop en het processus styloideus ulnae met name bij ulnairdeviatie in supinatie. Met dynamische echografie en MRI kan het letsel aangetoond worden. De behandeling van 4 Nederlands Tijdschrift voor Handtherapie, April 2013

milde ECU instabiliteit bestaat uit rust, aanpassen van de techniek of tape. Acuut letsel kan met bovenarmgips in pronatie, lichte extensie en radiairdeviatie voor vier weken behandeld worden. Chronische instabiliteit wordt chirurgisch hersteld door middel van transossale hechtingen van de geruptureerde schede of door reconstructie met gebruik van een deel van het extensorretinaculum (Allende en Le Viet, 2005, Inoue en Tamura, 2001). Vijf tot zes maanden na het ontstaan van de instabiliteit of de ruptuur konden spelers beschreven door Montalvan weer volledig deelnemen aan de competitie zonder restklachten. Golf Hamulusfractuur van het os hamatum Deze fractuur kan ontstaan door een slechte slag, direct inwerkend trauma op het hamatum of door krachtig aanspannen van de flexorpezen van de 4 e en 5 e vinger bij het gebruiken van een club, racket of knuppel (Rettig et al., 1998, Barton, 1997, Gill en Rendeiro, 2010, Jacobson et al., 2005). Ten gevolge van repeterende belasting kan een stressfractuur ontstaan. Vaak is de niet dominante hand bij golfers aangedaan omdat deze de grootste impact bij een slag opvangt. Klachten bestaan uit pijn ter hoogte van het hamatum aan de volair-ulnaire zijde en worden nogal eens chronisch omdat de diagnose niet direct gesteld wordt. Bij lichamelijk onderzoek moet specifiek de hamulus gepalpeerd worden welke zich 1.5 cm distaal en radiair van het os pisiforme bevindt (Barton, 1997). Aanspannen van de flexor van de 4 e en 5 e straal tegen weerstand geeft herkenbare pijn. Vanwege de lokalisatie naast de hamulus kan de nervus ulnaris geïrriteerd zijn. Op conventionele röntgenopnamen wordt de diagnose vaak gemist, een aparte carpale tunnel opname in 30 supinatie kan meer informatie opleveren. (Barton, 1997, Gill en Rendeiro, 2010, Ham, 2012). CT of MRI kunnen als aanvullende diagnostiek dienen bij verdenking op een bone bruise of (stress)fractuur. Behandeling bij acute letsels bestaat uit gipsimmobilisatie gedurende vier tot zes weken. Fixatie van de haak bij atleten is beschreven maar geen vaak uitgevoerde behandeling. Indien er sprake is van een nonunion en persisteren van klachten kan de hamulus geëxcideerd worden (Barton, 1997). Nadien volgt gipsimmobilisatie gedurende twee tot drie weken. Bij topsporters kan ook primair voor excisie gekozen worden om de revalidatietijd te verkorten (Aldridge en Mallon, 2003, Marchessault et al., 2009). Skiën Skiduim De skiduim ontstaat door de acute radiair gerichte kracht op het MCP-1 gewricht, veroorzaakt door het handvat van de skistok of door het bandje waaraan deze bevestigd is en varieert van een distorsie tot een volledige ruptuur van het ulnaire collaterale ligament (Barton, 1997). Bij lichamelijk onderzoek is er sprake van zwelling, hematoom en pijn over de ulnaire zijde van het MCP -1 gewricht. Radiaire deviatie van het MCP-1 is soms moeilijk te testen vanwege de pijn, voor de betrouwbaarheid kan lokale anesthesie met lidocaïne gebruikt worden (Rhee et al., 2012). Röntgenfoto s kunnen een avulsiefractuur aantonen. Forse laxiteit, interpositie van de adductor aponeurose (Stener laesie) of een gedisloceerde avulsie zijn indicaties voor chirurgie. Conservatieve behandeling bestaat uit immobilisatie gedurende zes weken. Rhee et al. 2012 toonden in hun review dat na chirurgische correctie met hechtankers na twee tot drie weken begonnen kon worden met kracht- en mobiliteitsoefeningen. Identieke resultaten of een iets betere range of motion werden gezien bij een immobilisatie van zes weken. Echter veel atleten kunnen prima trainen of conditie opbouwen met een handspalk met duim ondersteuning. Bergbeklimmen Letsels van het pulleysysteem van de vinger Deze letsels ontstaan bij bergbeklimmen en turnen door extreme krachten die bij bepaalde handgrepen voorkomen en resulteren in pijn en een verminderde kracht van de vingers. Het betreft meestal de A2 pulley, soms de A4 pulley. De ring- en middelvinger zijn het meest aangedaan. Bij lichamelijk onderzoek is er sprake van zwelling en pijn over de volaire zijde van de vinger. De range of motion is licht verminderd vanwege zwelling en pijn (Barton, 1997, Gabl et al., 1998). Bij flecteren van de vinger tegen een weerstand kan er sprake zijn van het afstaan van de flexorpezen van het bot; het zogenaamde bowstringing. Bowstringing treedt pas op bij letsel van de A2 tot en met A4 pulley. Klinisch is dit fenomeen niet altijd goed waar te nemen, met MRI kan pulleyletsel en bowstringing worden vastgelegd (Gabl et al., 1998). Conservatieve behandeling bestaat uit rust, korte immobilisatie, NSAID s, handtherapie en gedoseerde terugkeer naar lichte activiteiten met tape en pulleyring voor zes tot acht weken. Een pulleyring kan zowel bij preventie als behandeling baat geven. Krachttraining en volledige activiteit start gemiddeld twaalf weken na het trauma met zes maanden bescherming door middel van tape. Patiënten zijn gemiddeld na zes maanden volledig hersteld zonder pijnklachten. Chirurgische correctie bestaat uit de reconstructie van de pulley (Gabl et al., 1998, Scalcione et al., 2012). Na conservatieve behandeling kan er sprake zijn van resterende bowstringing, met een afname van kracht van gemiddeld 20 N, vergeleken met 12 N na chirurgisch ingrijpen. Na beide behandelingen kan klimmen op het oude niveau hervat worden. Turnen Turners pols De turnerspols (distale radius epifysitis) komt tot 51% voor bij kinderen tussen de 10 en 14 jaar die actief turnen en wordt veroorzaakt door aanhoudende belasting door repetitieve compressie en rotatieklachten van de pols, waardoor prematuur sluiten van de groeiplaat van de radius optreedt (De Nederlands Tijdschrift voor Handtherapie, April 2013 5

Smet et al., 1993, DiFiori et al., 2002). Anamnestisch is er sprake van een pijnlijke pols vooral bij inspanningen op de turntoestellen. Bij vertraagde groei in de radius krijgt de pols een negatieve ulnaire variantie (ulna-min variant), waardoor meer kracht op de distale radius komt. Dit zou een van de redenen kunnen zijn waarom jonge turners stressfracturen van de distale radius ontwikkelen. (DiFiori et al., 2006, DiFiori et al., 2002, Roy et al., 1985). Bij lichamelijk onderzoek bevindt de pijn zich ter plaatse van de distale radius bij een full range of motion met daarbij verminderde knijpkracht (Webb en Rettig, 2008). Bij röntgenonderzoek zijn een aantal criteria om de diagnose te stellen: verwijding van de groeischijf met name volair en radiair, cysteuze veranderingen van de metaphyse van de groeischijf en vervaging van de groeischijf (Webb en Rettig, 2008). De turnerspols kan in drie stadia worden verdeeld: in stadium 1 wordt de diagnose klinisch gesteld zonder afwijkingen op röntgenfoto s eventueel wel op MRI, in stadium 2 is er sprake van afwijkingen van de groeischijf op röntgenfoto s en in stadium 3 is er sprake van een positieve ulnairvariantie. Behandeling bestaat uit een rustspalk voor minimaal zes tot twaalf weken. Men moet zeer terughoudend zijn met turnen op topniveau, bij opnieuw belasten moet gestart worden met een vermindering van 75% en overwogen worden om (tijdelijk) het turnen te staken (DiFiori et al., 2006, Ham, 2012b). Boxen Ongeveer 17% van alle letsel die ontstaan bij boxen betreffen handletsels (Bledsoe et al., 2005). Ondanks dat in literatuur naar voren komt dat de boxer s knuckle en fractuur frequent voorkomen bij professionele boxers, zijn exacte incidentiecijfers niet bekend (Arai et al., 2002, Bledsoe et al., 2005, Hame en Melone, 2000, Winter et al., 2007, Melone et al., 2009). Boxer s knuckle Dit letsel ontstaat door één of herhaalde klappen op de knokkels ter plaatse van de MCP gewrichten. De extensorpees wordt ter plaatse gestabiliseerd met sagittale ligamenten. Bij een boxer s knuckle is sprake van een laesie van de sagittale band met subluxatie van de extensorpees. Bij lichamelijk onderzoek is er sprake van zwelling en pijn ter plaatse van het dorsale gedeelte van het MCP gewricht (Melone et al., 2009). De extensorpees krijgt bij flexie in het MCP gewricht een afwijkende positie. Bij beeldvormend onderzoek kan er sprake zijn van subchondrale cysten die wijzen op recidiverende fracturen (Melone et al., 2009). De behandeling bestaat doorgaans uit chirurgie, bestaande uit herstel van de sagittale band (Arai et al., 2002). Na de operatie moet de hand nog zes weken beschermd worden door middel van (dynamische extensie) spalk. Actieve flexie kan in de eerste zes weken worden gedaan, er mag geen actieve extensie plaatsvinden. Starten met boxen kan weer als er een normale en pijnvrije range of motion is (Arai et al., 2002, Hame en Melone, 2000). Boxer s fractuur De Boxer s fractuur is een fractuur van de nek van metacarpale vijf en ontstaat door direct inwerkend geweld op het geflecteerde MCP gewricht (Harris et al., 2009). Er is vaak sprake van volaire angulatie. Bij lichamelijk onderzoek is het van belang om vast te stellen of er ook sprake is van malrotatie. Beeldvormend onderzoek bestaat uit standaard röntgenfoto s. De behandeling kan op veel verschillende manieren geschieden. Over het algemeen wordt een rotatiestand van de vijfde straal of volaire angulatie van meer dan 30 als een indicatie voor chirurgisch ingrijpen gezien (Potenza et al., 2012). Kadaverstudies tonen aan dat tot een angulatie van 30-40 ongeveer 92% van de oorspronkelijke functie zal terugkeren (Ali et al., 1999). Echter, er is ook beschreven dat een conservatieve behandeling bij angulatie tot 70 tot een goede range of motion kan leiden (Statius Muller et al., 2003). Conservatieve behandeling kan bestaan uit het reduceren van de angulatie en behandeling met een spalk (Harris et al., 2009, Porter et al., 1988). Operatieve behandeling bestaat bij voorkeur uit repositie en fixatie met intramedullaire of transversaal geplaatste K-draden (Potenza et al., 2012, Winter et al., 2007). Conclusie Hand en polsletsels komen vaak voor in de sportwereld. Deze blessures kunnen grote impact hebben op sportcarrières, een snel en vooral volledig herstel is van groot belang. De behandeling van deze aandoeningen begint vaak al op de spoedeisende hulp, alwaar adequaat onderzoek en een goede kennis van specifieke sportletsels van groot belang zijn. De in dit artikel besproken diagnoses zijn soms lastig te stellen en kunnen onbehandeld chronische klachten veroorzaken. Omdat topsporters afhankelijk zijn van hun lichaam is het van belang om ze intensief te vervolgen en zonodig de diagnose te heroverwegen. Na initiële behandeling is een goed afgestemd trainingsschema van belang om tot een snel en volledig herstel te kunnen komen. Literatuur Aldridge J.M., 3rd, Mallon W.J. (2003). Hook of the hamate fractures in competitive golfers: results of treatment by excision of the fractured hook of the hamate. Orthopedics, 26(7), 717-719. Ali A., Hamman J., Mass D.P. (1999). The biomechanical effects of angulated boxer's fractures. J Hand Surg Am, 24(4), 835-844. Allende C., Le Viet D. (2005). Extensor carpi ulnaris problems at the wrist--classification, surgical treatment and results. J Hand Surg Br, 30(3), 265-272. Arai K., Toh S., Nakahara K., Nishikawa S., Harata S. (2002). Treatment of soft tissue injuries to the dorsum of the metacarpophalangeal joint (Boxer's knuckle). J Hand Surg Br, 27(1), 90-95. Barton N. (1997). Sports injuries of the hand and wrist. Br J Sports Med, 31(3), 191-196. Bledsoe G.H., Li G., Levy F. (2005). Injury risk in professional boxing. South Med J, 98(10), 994-998. Capitani D., Beer S. (2002). Handlebar palsy--a compression syndrome of the deep terminal (motor) branch of the ulnar nerve in biking. J Neurol, 249(10), 1441-1445. 6 Nederlands Tijdschrift voor Handtherapie, April 2013

Chung D.W., Lee J.H. (2012). Anatomic reduction of mallet fractures using extension block and additional intrafocal pinning techniques. Clin Orthop Surg, 4(1), 72-76. De Smet L., Claessens A., Fabry G. (1993). Gymnast wrist. Acta Orthop Belg, 59(4), 377-380. Delaere O.P., Suttor P.M., Degolla R., Leach R., Pieret P.J. (2003). Early surgical treatment for collateral ligament rupture of metacarpophalangeal joints of the fingers. J Hand Surg Am, 28(2), 309-315. DeStefano F., Nordstrom D.L., Vierkant R.A. (1997). Long-term symptom outcomes of carpal tunnel syndrome and its treatment. J Hand Surg Am, 22(2), 200-210. DiFiori J.P., Caine D.J., Malina R.M. (2006). Wrist pain, distal radial physeal injury, and ulnar variance in the young gymnast. Am J Sports Med, 34(5), 840-849. DiFiori J.P., Puffer J.C., Aish B., Dorey F. (2002). Wrist pain, distal radial physeal injury, and ulnar variance in young gymnasts: does a relationship exist? Am J Sports Med, 30(6), 879-885. Gabl M., Rangger C., Lutz M., Fink C., Rudisch A., Pechlaner S. (1998). Disruption of the finger flexor pulley system in elite rock climbers. Am J Sports Med, 26(5), 651-655. Gill N.W., Rendeiro D.G. (2010). Hook of the hamate fracture. J Orthop Sports Phys Ther, 40(5), 325. Ham S.J. (2012a). Sportletsels van de pols. Ned Tijdschr Traum, 20(3), 94-101. Ham S.J. (2012b). Sportletsels van de pols. Ned Tijdschr Traum, 20(4), 129-135. Hame S.L., Melone C.P., Jr. (2000). Boxer's knuckle in the professional athlete. Am J Sports Med, 28(6), 879-882. Harris A.R., Beckenbaugh R.D., Nettrour J.F., Rizzo M. (2009). Metacarpal neck fractures: results of treatment with traction reduction and cast immobilization. Hand (N Y), 4(2), 161-164. Inoue G., Tamura Y. (2001). Surgical treatment for recurrent dislocation of the extensor carpi ulnaris tendon. J Hand Surg Br, 26(6), 556-559. Jacobson J.A., Miller B.S., Morag Y. (2005). Golf and racquet sports injuries. Semin Musculoskelet Radiol, 9(4), 346-359. Kovacic J., Bergfeld J. (2005). Return to play issues in upper extremity injuries. Clin J Sport Med, 15(6), 448-452. Marchessault J., Conti M., Baratz M.E. (2009). Carpal fractures in athletes excluding the scaphoid. Hand Clin, 25(3), 371-388. Melone C.P., Jr., Polatsch D.B., Beldner S. (2009). Disabling hand injuries in boxing: boxer's knuckle and traumatic carpal boss. Clin Sports Med, 28(4), 609-621,vii. Montalvan B., Parier J., Brasseur J.L., Le Viet D., Drape J.L. (2006). Extensor carpi ulnaris injuries in tennis players: a study of 28 cases. Br J Sports Med, 40(5), 424-429; discussion 429. Patterson J.M., Jaggars M.M., Boyer M.I. (2003). Ulnar and median nerve palsy in long-distance cyclists. A prospective study. Am J Sports Med, 31(4), 585-589. Porter M.L., Hodgkinson J.P., Hirst P., Wharton M.R., Cunliffe M. (1988). The boxers' fracture: a prospective study of functional recovery. Arch Emerg Med, 5(4), 212-215. Potenza V., Caterini R., De Maio F., Bisicchia S., Farsetti P. (2012). Fractures of the neck of the fifth metacarpal bone. Medium-term results in 28 cases treated by percutaneous transverse pinning. Injury, 43(2), 242-245. Rettig A.C. (1998). Epidemiology of hand and wrist injuries in sports. Clin Sports Med, 17(3), 401-406. Rettig A.C. (2001). Wrist and hand overuse syndromes. Clin Sports Med, 20(3), 591-611. Rettig M.E., Dassa G.L., Raskin K.B., Melone C.P., Jr. (1998). Wrist fractures in the athlete. Distal radius and carpal fractures. Clin Sports Med, 17(3), 469-489. Rettig M.E., Raskin K.B. (1999). Retrograde compression screw fixation of acute proximal pole scaphoid fractures. J Hand Surg Am, 24(6), 1206-1210. Rhee P.C., Jones D.B., Kakar S. (2012). Management of thumb metacarpophalangeal ulnar collateral ligament injuries. J Bone Joint Surg Am, 94(21), 2005-2012. Rizzo M., Shin A.Y. (2006). Treatment of acute scaphoid fractures in the athlete. Curr Sports Med Rep, 5(5), 242-248. Roy S., Caine D., Singer K.M. (1985). Stress changes of the distal radial epiphysis in young gymnasts. A report of twenty-one cases and a review of the literature. Am J Sports Med, 13(5), 301-308. Scalcione L.R., Pathria M.N., Chung C.B. (2012). The athlete's hand: ligament and tendon injury. Semin Musculoskelet Radiol, 16 (4), 338-349. Schubiner J.M., Mass D.P. (1989). Operation for collateral ligament ruptures of the metacarpophalangeal joints of the fingers. J Bone Joint Surg Br, 71(3), 388-389. Smit J.M., Beets M.R., Zeebregts C.J., Rood A., Welters C.F. (2010). Treatment options for mallet finger: a review. Plast Reconstr Surg, 126(5), 1624-1629. Statius Muller M.G., Poolman R.W., van Hoogstraten M.J., Steller E.P. (2003). Immediate mobilization gives good results in boxer's fractures with volar angulation up to 70 degrees: a prospective randomized trial comparing immediate mobilization with cast immobilization. Arch Orthop Trauma Surg, 123(10), 534-537. Vigasio A., Marcoccio I. (2012). Repair of collateral ligament ruptures in the metacarpophalangeal joints of the long fingers. Tech Hand Up Extrem Surg, 16(1), 14-19. Waizenegger M., Barton N.J., Davis T.R., Wastie M.L. (1994). Clinical signs in scaphoid fractures. J Hand Surg Br, 19(6), 743-747. Webb B.G., Rettig L.A. (2008). Gymnastic wrist injuries. Curr Sports Med Rep, 7(5), 289-295. Winter M., Balaguer T., Bessiere C., Carles M., Lebreton E. (2007). Surgical treatment of the boxer's fracture: transverse pinning versus intramedullary pinning. J Hand Surg Eur Vol, 32(6), * drs. Bas Robertus Joannes Aerts, ANIOS chirurgie, afdeling Chirurgie, Albert Schweitzer Ziekenhuis Dordrecht, Postbus 444, 3300 AK Dordrecht. ** dr. Annechien Beumer, orthopaedisch chirurg, afdeling Orthopedie, Upper Limb Unit, Amphia Ziekenhuis Breda, Postbus 90158, 4800 RK Breda. E-mail: basaerts@hotmail.com Nederlands Tijdschrift voor Handtherapie, April 2013 7