Hoofdstuk 2 Geld om van te leven 2.1 a. 64,796838. b. 64,7968. c. 64,80. d. 65. 2.2 Gemiddelde = (6,5 + 5,8 + 8,7 + 7,7)/4 = 28,7/4 = 7,175 afgerond 7,2. 2.3 a. Gemiddelde = (1 6,5 + 1 5,8 + 2 8,7 + 2 7,7)/6 = 45,1/6 = 7,52 afgerond 7,5. b. Afgerond op een geheel getal wordt 7,52 een 8. 2.4 a. Totaalbeoordeling = (4 8 + 3 6 + 2 6 + 4 8 + 2 6)/15 = 106/15 = 7,1. Jaap krijgt een vaste aanstelling, want de beoordeling ligt boven de 7. b. Ongewogen score = (8 + 6 + 6 + 8 + 6)/5 = 34/15 = 6,8. Jaap had in dit geval geen vast dienstverband gekregen, want het ongewogen gemiddelde ligt beneden de 7. 2.5 a. Ongewogen gemiddelde = 8,2 + 7,4 + 4,2 + 6,1 + 7,6 + 5,9 = 39,4/6 = 6,6 Afgerond 7. b. Gewogen gemiddelde = (2 8,2 + 2 7,4 + 3 4,2 + 4 6,1 + 3 7,6 + 4 5,9)/18 = 114,6/18 = 6,4 Afgerond 6. 2.6 a. Een scholier geeft gemiddeld 13% uit aan computers. Per jaar is dat: 12 123 0,13 = 191,88. b. Deze scholier heeft gemiddeld 52 30/12 = 130 per maand om uit te geven. De drie grootste posten zijn 14 + 35 + 13 = 62% van het totale budget. Per maand geeft een scholier gemiddeld aan de top drie 0,62 130 = 80,60 uit. c. Per scholier: 0,35 123 12 = 516,60 per jaar. Dat is voor alle scholieren samen 516,60 182.000 = 94.021.200. 2.7 a. Geheel: 30 leerlingen, 60 huizen, 45.000 inwoners, 800 artikelen. Deel: 18 meisjes, 15 huizen met balkon, 300 daklozen, 150 artikelen boven 100 stuks. b. 18/30 100% = 60% is meisje. 15/60 100% = 25% van de huizen heeft een balkon. 300/45.000 100% = 0,7% is dakloos. 150/800 100% = 18,8% van de artikelen heeft een afzet boven 100 stuks. 2.8 a. Het deel is Marietjes lengte na drie jaar, dus 107 cm. Het geheel is de lengte na een jaar, dus 82 cm, want daar moet je de lengte na drie jaar in uitdrukken. De lengte na drie jaar is 107/82 100% = 130,5% van de lengte na een jaar.
Of percentage lengte (getal) lengte na 3 jaar (deel)? 107 cm lengte na 1 jaar (geheel) 100% 82 cm Kruisproduct: 82? = 100 107? = (100 107)/82 = 130,5. Dus is de lichaamslengte van Marietje na drie jaar 130,5% van haar lichaamslengte na een jaar. b. In de uitgangssituatie (lengte na een jaar) is de lengte op 100% gesteld. Na drie jaar is de lengte dus met 130,5 100 = 30,5% gestegen. 2.9 a. Tussenstap van 1%. Inkomen voor pensionering = 1.600/64 100 = 2.500. Verhoudingstabel. % of verhouding getal deel 64 1.600 geheel 100? 64? = 100 1.600? = (100 1.600)/64 = 2.500. Het inkomen voor pensionering is 2.500. b. Nationaal inkomen 380 miljard/80 100 = 475 miljard. 2.10 (6,05 miljoen 6,2 miljoen)/6,2 miljoen 100% = -2,4%. Het aantal banen is met 2,4% afgenomen. 2.11 a. (65.000 40.000)/40.000 100% = 62,5% stijging. b. (50.000 65.000)/65.000 100% = -23,1%, dus een daling van 23,1%. c. (50.000 40.000)/40.000 100% = 25% stijging. d. Nee, want bij de tweede berekening (vraag b) heb je als basisgetal 65.000 genomen en bij de derde berekening is het basisgetal 40.000. Controle: 62,5 23,1 25. 2.12 EU: 195 miljard/13.050 miljard 100% = 1,5%. China: 176 miljard/2.520 miljard 100% = 7,0%. 2.13 a. Gino betaalt absoluut meer belasting dan Maria want de 17.200 voor Gino is meer dan de 8.400 voor Maria. b. Gino Suarez: 17.200/80.000 100% = 21,5%. Maria Aquino: 8.400/28.000 100% = 30%. In verhouding betaalt Maria (30%) meer belasting dan Gino (21,5%).
2.14 a. Bij een inkomen van 1.000 wordt er 400/1.000 100% = 40% aan voeding uitgegeven. Bij een inkomen van 1.500 wordt er 500/1.500 100% = 33,3% aan voeding uitgegeven. Bij een inkomen van 2.000 wordt er 600/2.000 100% = 30% aan voeding uitgegeven. b. Absoluut, dus in euro s, nemen de uitgaven aan voeding toe van 400 naar 600. c. Relatief nemen de uitgaven aan voeding af van 40% naar 30% van het inkomen. 2.15 a. Het oude inkomen = 100 25.916/104,5 = 24.800. Of: 25.916/1,045 = 24.800. b. De verandering = 4,5 25.916/104,5 = 1.116. Controle: 25.916 24.800 = 1.116. 2.16 a. De omzet is dit jaar 100 + 6 = 106% van de omzet van vorig jaar. De omzet van vorig jaar (= 100%) was 254,4 miljoen/106 100 = 240 miljoen. b. Als de winst met 12% daalt, blijft er 88% over. 88% van de oude winst = 116.160. De afname van de winst (= 12%) is dan 116.160/88 12 = 15.840. 2.17 a. Marktaandeel De Schoenenreus = 40.000/120.000 100% = 33,3%. b. Marktaandeel wordt: 50.000/120.000 100% = 41,7%. c. Nee. Je kunt wel zeggen dat het marktaandeel met 8,4 procentpunt is toegenomen van 33,3 naar 41,7 procentpunt. d. Een mogelijkheid om de verkooptoename uit te rekenen met het aantal verkochte paren schoenen: (50.000 40.000)/40.000 100% = 25%. Een andere mogelijkheid is de procenten te gebruiken: (41,7 33,3)/33,3 100% = 25%. e. Je kunt voor deze winkel berekenen hoeveel paar schoenen in beide jaren zijn verkocht en daarmee de procentuele verandering bepalen. Je kunt ook de procenten gebruiken: (18 25)/25 100% = -28%. Het marktaandeel is met 28% gedaald. Deze laatste methode moet je gebruiken, als je alleen de procenten kent. 2.18 a. 398,65/121 100 = 329,46. b. 8.904/106 100 = 8.400. c. Bedrag exclusief btw = 26,62/121 100 = 22 Bedrag inclusief 6% btw = 22 1,06 = 23,32. d. Verkoopprijs = 2.820 1,4 = 3.948 exclusief btw. Inclusief btw is dat 3.948 1,21 = 4.777,08.
e. Je kent de verkoopprijs niet. Je stelt de verkoopprijs exclusief btw op 100%. Dan is de inkoopprijs 100 40 = 60% van de verkoopprijs. De verkoopprijs is dan 2.820/60 100 = 4.700 exclusief btw. Inclusief 21% btw is dat 4.700 1,21 = 5.687. 2.19 a. 57,96. b. bedrag exclusief btw btw koffie 100 6,36/106 = 6 0,36 bloemkool 100 3,18/106 = 3 0,18 waspoeder 100 10,89/121 = 9 1,89 wijn 100 12,10/121 = 10 2,10 frisdrank 100 8,48/106 = 8 0,48 tijdschriften 100 4,77/106 = 4,50 0,27 pijnstillers 100 3,71/106 = 3,50 0,21 keukenpapier 100 8,47/121 = 7 1,47 totaal exclusief btw 51,00 6,96 De puntjes bij (b) = 51. De puntjes bij (c) = 6,96. 2.20 Je hoeft geen geld te lenen, zodat je geen rente hoeft te betalen. Je hoeft geen al of niet noodzakelijke uitgaven uit te stellen of af te stellen. Je hoeft je niet zo veel zorgen te maken over de toekomst (minder stress). 2.21 a. Een afwijking tussen begroting en werkelijkheid kan ontstaan als: de ontvangsten mee- of tegenvallen: je kunt extra (bij)verdienen, je kunt ontslagen worden. de uitgaven mee- of tegenvallen: je kunt bepaalde uitgaven uitstellen of vervroegen, je kunt plotseling met een grote onverwachte uitgave te maken krijgen. b. Oplossingen voor een begroting met een tekort: Extra bijverdienen; Uitgaven verlagen; Geld lenen; Op afbetaling kopen; Spaargeld gebruiken voor dagelijkse consumptie.
2.22 a. Overzicht van ontvangsten en uitgaven in januari ontvangsten beurs 393,67 bijbaan 162,50 totale ontvangsten 556,17 b. uitgaven huishoudelijke uitgaven: eten en drinken (36 52)/12 156 persoonlijke verzorging 15 kleding/schoenen 30 uitgaan (52 15)/12 65 vaste lasten: huur 185 telefoon 15 contributie 15 abonnement 20 openbaar vervoer 25 verzekeringen 4 totale uitgaven 530 Banksaldo begin van de maand januari: 20,00 Ontvangsten + 556,17 Uitgaven 530,00 Banksaldo eind van de maand januari: 46,17 c. Jan houdt 46,17 aan het eind van de maand over. Dat kan hij reserveren. 2.23 a. Uit het Nibud-onderzoek blijkt dat heel wat 12-jarigen een bijbaantje hebben en/of vakantiewerk doen. b. De horeca en de land- en tuinbouw. c. Als kinderen vrijwillig een paar uur per week werken, moet dat kunnen. Zij hebben ook dingen waaraan ze zelf geld willen uitgeven. Zo leren ze vroeg zelfstandig met geld om te gaan. d. Kinderen zouden niet betaald moeten werken, ze horen te spelen en te leren. 2.24 Marleen zal toch ook willen weten hoe hoog haar loon is. Verder zou je kunnen denken aan zaken als verplichte vakantieperioden, wanneer krijg je een vaste aanstelling, verdere groeimogelijkheden binnen het bedrijf. Of regelingen betreffende kerstpakket, dertiende maand, gratis toegang in het zwembad, korting in het restaurant.
2.25 Als iedereen zou meeliften, krijgt de vakbond geen of onvoldoende leden en contributie om zijn taak naar behoren uit te voeren. De strijd voor hogere lonen moet dan individueel gevoerd worden, wat minder succesvol kan zijn. 2.26 ARBEIDSOVEREENKOMST Ondergetekende,..H.K. Haalwijn...(naam) te Harmeloo..(plaats) hierna te noemen werkgever, en M. Hakvoort..(naam) te Harmeloo (plaats) hierna te noemen werknemer, verklaren het volgende overeengekomen te zijn: Tijdsduur: Werknemer treedt op 1 oktober (datum) voor onbepaalde tijd in dienst van werkgever in de functie van...receptiemedewerkster... De Werknemer wordt ingeschaald in functie R.3.3. De taken die bij deze functie horen, zijn: te woord staan van mensen aan de balie; invullen en uitreiken van papieren; telefoon aannemen; boekingsbevestigingen versturen; klachten noteren en doorgeven; bijspringen op andere plaatsen in het park in geval van nood. Proeftijd: De eerste twee maanden gelden als proeftijd. De werkgever of de werknemer mogen tijdens de proeftijd de overeenkomst beëindigen. Werktijden: De arbeidstijd van de werknemer bedraagt maximaal 9 uur per dag. Een werkweek telt normaal 38 uur. Beloning: Het aanvangssalaris bedraagt 830 bruto per maand. De werknemer ontvangt een vakantietoeslag van 8% van het bruto loon. Deze vakantietoeslag wordt ieder jaar in mei uitbetaald of, wanneer dit niet mogelijk is, aan het eind van het dienstverband. Vakantie: De werknemer heeft recht op 27 vakantiedagen. CAO: De bepalingen van de cao voor de Horeca (sector) zijn van toepassing.
Opgemaakt in tweevoud en ondertekend te Harmeloo..(plaats) op...(datum) De werkgever H. Haalwijn... (handtekening) De werknemer M. Hakvoort...(handtekening) 2.27 Zie het loonstrookje. Het verschil tussen brutoloon en nettoloon bestaat uit de loonheffing (loonbelasting, de sociale premies voor volksverzekeringen) en de premie voor de zorgverzekeringwet (Zvw). 2.28 Bruto jaarloon is 12 830 = 9.960. Loonheffing per jaar is 12 91,58 = 1.098,96. 1.098,96/9.960 100% = 11,0%. Of op maandbasis: 91,58/830 100% = 11,0%. 2.29 a. Iemand die zwartwerkt betaalt over zijn/haar loon geen belasting en premies. Iemand die wit werkt doet dat wel. De wet eist dat je belasting betaalt over je loon. b. De loonheffing bedraagt 91,58. Als Marleen de helft hiervan krijgt, dan verdient ze per maand 91,58/2 = 45,79 meer. Het verschil tussen bruto en netto wordt groter als er ook geen premie Zvw wordt betaald, maar dan is Marleen niet meer verzekerd tegen ziektekosten en dat risico is wel erg groot. 2.30 a. Als je zwartwerkt betaal je geen sociale premies. Je bent dan ook niet verzekerd als je iets overkomt (ziekte, ongeval of ontslag). Het financiële nadeel is dat je dan geen uitkering krijgt. b. Een zwartwerker heeft geen rechten. Hij kan zonder opzegtermijn ontslagen worden en hij moet doen wat de werkgever hem opdraagt of anders opstappen. Ook is hij bij ziekte niet verzekerd. c. Als alle zwartwerkers wit gaan werken, komen er meer belastingen en premies binnen. Dan kan voor iedereen die werkt het belastingpercentage en het premiepercentage omlaag. Er gaat minder af van het brutoloon, dus het nettoloon van de werkenden gaat omhoog. d. Maak een eigen afweging. 2.31 a. Beschrijving van eventuele eigen ervaring met een conflict. b. Bijvoorbeeld: Als je een hoger loon wilt, bijvoorbeeld omdat collega's bij een ander bedrijf meer verdienen, maar je baas gaat daar niet op in. Je wilt drie weken op vakantie en je baas wil je maar toestemming geven voor een week. Er kan een conflict ontstaan over werktijden, bijvoorbeeld bij onregelmatig werk. c. Maak een afweging.
2.32 a. Als de MR alleen een advies mag geven, dan kan de schoolleiding dit advies overnemen, gewijzigd overnemen of naast zich neerleggen. Wanneer de MR instemming moet betuigen, dan gaat het besluit niet door als de MR die instemming niet geeft. b. Maak een eigen afweging.