Lesbrief Rekonomie havo 2 e druk

Transcriptie

1 Hoofdstuk a. 102,4 88,8 c. 25,4 d. 204,0 Rekenen 1.12 a c d miljoen is 1,945 miljard. 76 miljard/1,945 miljard = 39,07. Of: 76 miljard is miljoen miljoen/1.945 = 39,07.

2 Hoofdstuk 2. Procenten 2.19 a = % = 49,0%. 196 c % = 12,8% a. 0,40 1,6 miljoen = 0,64 miljoen = ,23 1,6 miljoen = 0,368 miljoen = = = a. ( )/ % = -36,4% dus een prijsdaling van 36,4%. De prijs van de truffel was /750 = 190,67 per gram. De nieuwe prijs is /850 = 28,24 per gram. (28,24 190,67)/190,67 100% = -85,2% dus een prijsdaling van 85,2% a % = 356,8% % = 256,8% Of: Balkenende heeft 100% en de bestuurder heeft 356,8%. De bestuurder heeft 356,8 100 = 256,8% meer a % = 50,9%. Het inkomen van Matthijs van Nieuwkerk is de basis (oud) % = -49,1%. 493 c. Dus Patrick Lodiers verdient 49,1% minder dan Matthijs van Nieuwkerk % = 4,1% d. Het bruto inkomen van Matthijs van Nieuwkerk is de basis % = -60,9% Het bruto inkomen van Giel Beelen is 60,9% lager dan dat van Matthijs van Nieuwkerk. e. Het bruto inkomen van Giel Beelen is de basis % =155,4% f. Het bruto inkomen van Matthijs van Nieuwkerk is 155,4% hoger dan dat van Giel Beelen % = -22,3% Het inkomen van Patrick Lodiers is met 22,3% verlaagd.

3 g % = 4.150% a. Inkoopprijs = % van 790 = ,90 = 955,90. Of: 790 1,21 = 955,90. Omzet lage tarief = 20% van = exclusief 6% btw. Omzet hoge tarief = 80% van = exclusief 21% btw. De totale omzet inclusief btw = , ,21 = = c. Het btw-bedrag = (590/121) 21 = 102,40. d % van het bedrag zonder btw is Bedrag met btw (121%) = ( /21) 121 = , % van het bedrag zonder btw is Bedrag zonder btw (100%) = ( /21) 100 = ,52. Of: , = , a. In 2007 is het bbp van Italië 1, miljard = 598 miljard. In 1970 is het bbp van Spanje = 0, miljard = 170,2 miljard. c. In 2007 is het bbp van Spanje = 0, miljard = 400,66 miljard. Het bbp van Spanje is met (400,66 170,2)/170,2 100% = 135,4% gestegen. d. (0,67 0,37)/0,37 100% = 81,1%. e. De antwoorden c en d waren hetzelfde geweest als het bbp van Italië gelijk was gebleven. Door de stijging van het bbp van Italië is ook het bbp van Spanje relatief meer gestegen a. 11 7,9 = 3,1 procentpunt. (7,9 11)/11 100% = -28,2%. Het komt in de buurt van een derde deel. c. (44,6 49,7)/49,7 100% = -10,3% dus een prijsdaling van 10,3%.

4 Hoofdstuk 3. Indexcijfers 3.18 a. Een stijging van = 80%. ( )/ % = 30,4%, een stijging. c. ( )/ % = 5,6%, een stijging. d. ( )/ % = 47,4%, een daling van 47,4% Het basisjaar is 100. Het indexcijfer van de afzet en het indexcijfer van de prijs zijn beide 100. Het indexcijfer van de omzet is in het basisjaar dan ook 100. Het volgend jaar is het indexcijfer van de afzet % = 110 en voor de prijs 100% + 5% = 105. Het indexcijfer van de omzet wordt dan ( )/100 = 115,5. De omzet is dus met 115,5 100 = 15,5% gestegen a. Indexcijfer productie = indexcijfer werkgelegenheid indexcijfer arbeidsproductiviteit 100 Indexcijfer arbeidsproductiviteit = % = 107. Indexcijfer werkgelegenheid = ,5% = 102,5. Indexcijfer productie = ( ,5)/100 = 109,67 afgerond 109,7. [Dit getal krijg je ook als je berekent: 100 1,07 1,025.] De productie is met 9,7% gestegen a. Indexcijfer arbeidsproductiviteit = 100 1,06 = 106. Indexcijfer werkgelegenheid = 100 0,97 = 97. Indexcijfer productie = (106 97)/100 = 102,82 = 102,8 dus een stijging van 2,8%. Indexcijfer arbeidsproductiviteit = 100 2% van 100 = 98. Indexcijfer werkgelegenheid = 100 6% van 100 = 94. Indexcijfer productie = (98 94)/100 = 92,12 = 92,1 dus een daling van ,1 = 7,9% Indexcijfer productie = % = 105. Indexcijfer arbeidsproductiviteit = % = 102. Indexcijfer werkgelegenheid = 105/ = 102,94 102,9. Stijging met 2,9% a. Indexcijfer productie = % = 112. Indexcijfer aantal werknemers (= werkgelegenheid) = % = 105. Indexcijfer arbeidsproductiviteit = 112/ = 106,7. Een stijging van 6,7%. Indexcijfer productie = % = 101. Indexcijfer arbeidsproductiviteit = % = 104. Indexcijfer werkgelegenheid = 101/ = 97,1. Een daling van ,1 = 2,9% a. Nee voor beide producten is 1990 hetzelfde uitgangspunt (basisjaar) maar de omzetten kunnen heel verschillend geweest zijn. 38,75 miljoen/ = 33,70 miljoen. c. Omzet A in 1990 = 38,75 miljoen/ = 28,08 miljoen. Omzet B in 1990 = 0,8 28,08 miljoen = 22,46 miljoen. Omzet B in 2010 = 22,46 miljoen 1,78 = 39,98 miljoen.

5 Hoofdstuk 4. Rekenen en tekenen 4.15 a. TO = = TK = = _ TW = q ( 1.000) 0 5 TO ( 1.000) TK ( 1.000) a. Qa = Qv 0,5P 3 = -2P ,5P = 75 P = 75/2,5 = 30. Invullen: Qa = 0, = 12. Qv = = 12. De evenwichtshoeveelheid is 12 miljoen stuks.

6 4.17 a. P 0 20 Qv P Qa c. Qa = Qv 10P 70 = -12P P + 12P = P = 550 P = 550/22 = 25. Qa = = 180, dus Qa = spindels. Qv = -12P = = 180, dus Qv = spindels. d. 1. De marktomzet in het evenwicht = Pe Qe = = Zie gearceerde rechthoek in de figuur.