Handboek Voltige. Versie 2016 Ingangsdatum 1 maart 2016

Vergelijkbare documenten
Verplichte oefeningen

Versie 2019 Ingangsdatum 1 maart 2019

Versie 2013 Ingangsdatum 1 maart 2013, wijzigingen 2015 verwerkt

Rijtechniek Springen. Fases van de sprong en verlichte zit

Wedstrijdreglement Voltige

Houding en zit van de ruiter

Disciplinereglement Voltige

Basis van de dressuur

Zijwaarts naar binnen. Zijwaarts naar buiten. Voorwaarts omhoog. Rugwaarts omhoog

2012 Editie v1.0 EquestrianMassage.nl F.S.A. Tuinhof. Oefeningen voor een gezond lichaam en geest

Het is de bedoeling dat het paard actief aan de longe leert gaan met een regelmatige gang.

De 11+ Een compleet warming-up programma

Posities van de voeten

Disciplinereglement Voltige 2006

Balans en Springen Thema Januari

Op weg naar evenwicht.

Het opleidingsschema voor menners. Ad Aarts

De dressuurproef klasse B

PTV hindernis beschrijvingen basis -TREC

Uitwerking VOORBEELD vrije oefening Meso Teamgym

Yogales mei Ademoefening Prana Mudra!

Core Stability - serie 1

Bijlage 1 Inschalingstabel Dressuur paarden/pony s art. 110 Gepubliceerd op de website

Statische rekoefeningen

GET FIT 2 HIKE Rompstabilisatie

ZE ZEGGEN DAT JE ZIJGANGEN MOET RIJDEN OM JE PAARD RECHT TE RICHTEN. HMM, HOEZO LOGISCH?

Yoga les bovenbouw: Zonnegroet: Klassieke zonnegroet

Yogales maart 2019!! Bewust staan

Referentiepunten gebruiken voor analyse. Lichaams Houding. Bewegingsvolgorde

Oefeningen voor beenspieren

Eenvoudige bovenbeen spieroefeningen

2. De V-Beweging De V-Beweging of V-sit is een oefening waarmee je vrijwel alle buikspieren goed kunt trainen.

Wat zijn overgangen?

FINA VERPLICHTE ELEMENTEN VOOR TECHNISCHE UITVOERINGEN DUET

Zomerfit Pagina 1 van 5

Oefeningen ter Verbetering van je Lichaamshouding

Plaats Datum. Ruiter Paard

Thema Mei Basis Dressuur

Wedstrijdreglement Voltige

Oefenprogramma revalidatie rechterzijde

1. De Fiets De zijkant van de buikspieren worden nog wel eens vergeten bij workouts. Met deze oefening richt je je juist op deze groep spieren.

Romp Hieronder volgen verschillende oefeningen ter versterking van de romp.

Belangrijke aanwijzingen voordat u met de oefeningen begint:

Hieronder staan enkele voorbeeld rekoefeningen voor het onderlichaam:

Bijscholing voltige instructeurs Doreth Chatwick, José Oost, Diana van Klaveren & Roos Hanemaaijer-Slottje

BodyBow Gebruikersgids

Initiatiedag Geef VOLTIGE op sportkamp!

Oefenprogramma revalidatie linkerzijde

小洪拳 XiaoHongQuan - kleine golvende vuistvorm

Algemene instructies oefeningen

PROTOCOL WARMING-UP V.V. Sprinkhanen. C junioren

Plaats Datum. Ruiter Paard

Oorspronkelijke titel: Das Buch vom Voltigieren fur Kinder Tekst Ulrike Rieder Tekeningen van Silke Ehrenberger Bewerkt door Leo Langelaan

Onderdeel 5: 10 cm of minder 3 punten; 11 t/m 20 cm = 2 punten; 21 cm of meer = 1 punt.

Bekkenkanteling: maak afwisselend een bolle- en holle rug, waarbij romp en hoofd stil blijven liggen op de onderlaag.

kijkwijzers. De voortgezet onderwijs leefstijl cursus voor in de gymles!

EVENWICHTSBALK NIVEAU JEUGD 1 DISTRICT 1 VOORGESCHREVEN OEFENSTOF

Mobiliserende oefeningen voor thuis

10 minuten training 1 Total Body

Oefenprogramma revalidatie

Lenigheidtrainingsschema - niveau 1

Maak je klaar voor de lange ontspanning. Pak wat je nodig hebt om comfortabel te liggen.

Oefeningen dynaband. beginpositie uitvoering opbouw Voorbeeld 1. armen voorwaarts. Goed opstrekken Voeten op heupbreedte

BEWEGINGSBESCHRIJVING AGD DOMINIQUE VERLENT, SOFIE NAERT

voorste voet. Houdt de knie van het voorste been licht gebogen

PROTOCOL WARMING-UP V.V. Sprinkhanen. B junioren

EVENWICHTSBALK NIVEAU Pupil 1 DISTRICT 2 VOORGESCHREVEN OEFENSTOF

Exameneis: Er wordt van je verwacht dat je een paard op een correcte en effectieve manier bijgezet longeert.

(VEEL AANDACHT VOOR DE CONTROLE VAN DE ADEMHALING DOCH DIT WORDT NIET IN DETAIL BESCHREVEN..)

Lenigheid en beweeglijkheid

EVENWICHTSBALK NIVEAU PUPIL 2 DISTRICT 1 VOORGESCHREVEN OEFENSTOF. = opsprong. = afsprong

Train your Core Stability with energy lab

Vaardigheid en springen februari 2019

10 OEFENINGEN VOOR THUIS

SEVA-Yoga. Elementaire basisbeschrijving van oefeningen REEKS nr. 6 (B6R2) Oefening 1

Recreatief Toestelturnen D-NIVEAU BALK Meisjes Oefeningen 4, 5

Programma Praktijkdag Balk - Vloer TD1 Jurycursus NTS Voorgeschreven Oefenstof Niveau D2/D3

EVENWICHTSBALK NIVEAU Pupil 1 DISTRICT 3 VOORGESCHREVEN OEFENSTOF

Oefeningen voor patiënten met reumatoïde artritis

EVENWICHTSBALK NIVEAU INSTAP DISTRICT 2 VOORGESCHREVEN OEFENSTOF

BASISHOUDINGEN (BH) - Geeft de indruk dat het lichaam maximaal horizontaal gestrekt is. Voorzijde van de romp ook aan de. waterspiegel.

KÜR 1. Ruiter:. Paard: Totaal Opmerkingen. Punten /10 (*) Uit te voeren oefeningen (technische uitvoering) Coëff

SPRONG NIVEAU D3 VOORGESCHREVEN OEFENSTOF. Categorie Toestel Sprong D-score Sprongnummer. Zweefrol 4.00 B. Ophurken gevolgd door rol voorover

Geen tijd om elke dag te sporten? Kom thuis in actie met 1-minuut oefeningen!

Succes en veel plezier toegewenst!

Programma Core Stability met accent op Side Bridge

1 HOS LWK FT H'str. Individueel samengesteld programma voor

Bondsreeks Werkjaar Gemaakt door KLJ Limburg Werkjaar

Trainingsprogramma Spierkrachtversterking

TIPS EN OEFENINGEN OM UW RUG STERK EN FIT TE MAKEN

Ga naar je trainingen! De trainer helpt mee jouw zwakkere punten te ontdekken.

Examenprogramma Aquasportief voor Kids 1, 2 en 3

Ga op de rug liggen. Buig de knieën en zet de voeten plat op de grond. Klap beide knieën naar één kant.

Reglement Minitrampoline (groepsspringen)

Praktijk Loop ABC. Praktijk loop ABC 126

Onderdeel 5: 25 cm of minder 3 punten; 26 t/m 30 cm = 2 punten; 31 cm of meer = 1 punt

RUG ERGONOMIE. Oefeningen voor lage rugpijn en nekrevalidatie.

Je zit: De voeten worden van buiten naar binnen in de beugels gestoken.

Statische stretching

VC Groot Dilbeek Denkcel opleidingen

Transcriptie:

Handboek Voltige Versie 2016 Ingangsdatum 1 maart 2016 Koninklijke Nederlandse Hippische Sportfederatie De Beek 125, 3852 PL Ermelo Postbus 3040, 3850 CA Ermelo Telefoon: 0577 408200 E-mail: info@knhs.nl Website: www.knhs.nl KNHS 2016 Alle rechten voorbehouden. Niets van deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de KNHS. 1 45

Inleiding Bij voltigeren worden gymnastische oefeningen op de rug van een rustig stappend of galopperend paard uitgevoerd. Het paard loopt aan een lange lijn, de longe, op een cirkel en heeft een speciale voltigesingel met handgrepen om. De longe wordt vastgehouden door een longeur, deze persoon begeleidt het paard tijdens het voltigeren. Voltigeren draait om ontspanning, souplesse, evenwicht en ritme. Omdat het paard continu beweegt, is het de kunst om de oefeningen zo uit te voeren dat het paard niet in zijn beweging wordt gehinderd. Voltige bevordert het evenwichtsgevoel, de zit en het gevoel van ongedwongenheid en vormt dus ook een goede basis voor het paardrijden. Voltigeren is met name zeer geschikt voor kinderen. Voltigeren kan zowel in teamverband, Pas-de-Deux als solo. Een voltigeteam bestaat uit een zestal (klasse BB en B van 3-7 deelnemers) en kan bestaan uit jongens en meisjes in de leeftijd vanaf 6 jaar. Het voltigeren bestaat uit twee onderdelen: de verplichte oefeningen en de kür. In de hoogste klasse bij de solo s bestaat het voltigeren uit drie onderdelen: de verplichte oefeningen, de kür en de technische test. Dit handboek is bedoeld als nadere toelichting en aanvulling op het wedstrijdreglement voltige, zowel voor juryleden als voor trainers en voltigeurs. Er wordt nader ingegaan op een aantal aspecten waarop paard en voltigeur beoordeeld worden tijdens een wedstrijd. Het dient te worden gelezen náást het wedstrijdreglement (en niet als apart document). 2 45

Handboek Voltige Versie 2016 INHOUDSOPGAVE pagina HOOFDSTUK 1 Paardscore 1.1 Algemeen 5 1.2 Scala der africhting 5 1.3 Takt 5 1.4 Souplesse 5 1.5 1.6 Aanleuning / nageeflijkheid Impuls 5 6 1.7 Rechtgerichtheid 6 1.8 Verzameling 6 1.9 Galop 6 1.10 Stap 7 1.11 Longeur 7 1.12 Binnenkomen en groet longeur en paard 7 1.13 Beoordeling paardscore 8 HOOFDSTUK 2 Verplichte oefeningen 2.1 Opsprong 11 2.2 Zitten 13 2.3 Bank 13 2.4 Vlag 14 2.5 Knielen 15 2.6 Molen 16 2.7 Afsprong binnen- en buitenwaarts 17 2.8 Opzwaaien 18 2.9 Schaar 20 2.10 Staan 22 2.11 Flanken 23 2.12 Afkortingen bij verplichte oefeningen 28 3 45

HOOFDSTUK 3 Kür 3.1 Beoordeling Techniek 29 3.1.1. Beoordeling Uitvoering 29 3.1.2. Beoordeling Moeilijkheid 30 3.2 Beoordeling Artistiek 30 HOOFDSTUK 4 Technische Test 4.1 Beschrijving voorgeschreven oefeningen 34 Voorwaarts knielen naar achterwaarts staan Koprol voorwaarts Achterwaartse steun Shoot-up opsprong Naald achterwaarts 4.2 Beoordeling Artistiek BIJLAGEN Moeilijkheidsgraad kür 38 4 45

HOOFDSTUK 1 Paardscore 1.1 Algemeen Het paard geeft in zijn werk de indruk dat het uit vrije wil datgene doet wat van hem wordt gevraagd. Met vertrouwen en oplettendheid doet wat de longeur hem vraagt. De stap is regelmatig, vrij en ontspannen. De draf is regelmatig, vrij, soepel, krachtig en actief. De galop is regelmatig, licht en in cadans. De achterhand moet in alle omstandigheden actief zijn. In al het werk dient het paard aan het bit te gaan. Het paard is aan het bit wanneer de hals, afhankelijk van de graad van africhting en de mate van verzameling in de gang, meer of minder opgericht en gewelfd is. Het paard accepteert het bit met een licht en soepel contact. Dankzij de steeds aanwezige impuls en de elastische buigzaamheid van zijn gewrichten, die door geen enkele beperking worden tegengewerkt, gehoorzaamt het paard bereidwillig en zonder weifelen, met kalmte en stiptheid aan de verschillende hulpen van de longeur. Het paard toont daarbij zowel geestelijk als fysiek een harmonisch en natuurlijk evenwicht. Het paard is volledig ontvankelijk voor de hulpen (durchlässig). 1.2 Scala der africhting Dit scala geeft de bedoelingen van het FEI-reglement volledig weer en hierop zijn de beoordelingen van het gaan van het paard tijdens de voltige afgestemd. Het beeld van het goed gaande paard wordt tot uitdrukking gebracht door de zes principes van het scala. Dit scala geldt voor juryleden ook als leidraad voor de beoordeling. De zes begrippen uit het scala van africhting; 1. Takt 2. Souplesse 3. Aanleuning 4. Impuls 5. Rechtgerichtheid 6. Verzameling Geen van de zes begrippen kan los van elkaar worden gezien. Alle begrippen hangen met elkaar samen en beïnvloeden elkaar. 1.3 Takt Met takt wordt ritme, exacte regelmaat en de juiste volgorde van de beenzetting behorende bij de desbetreffende gang bedoeld (stap viertakt, draf tweetakt en galop drietakt). Takt is de gelijkmatigheid van de beweging naar afstand (lengte) en tijd. Daarmee wordt bedoeld dat iedere pas even groot is en even lang duurt alsook dezelfde bewegingsafloop heeft. Met ritme wordt bedoeld de gelijkmatigheid in tijdsduur van de beweging tussen optillen en neerzetten van de benen. Dat wil zeggen dat iedere pas even lang duurt. Onder regelmaat wordt het gelijk blijven in tijdsduur van de ondersteuningsmomenten van de benen van het paard en de gelijke paslengte behorende bij de desbetreffende gang verstaan. Het gaat om gelijkmatigheid van de beweging naar afstand; iedere pas is even lang (bijvoorbeeld kort lang is onregelmatig). Onder tempo wordt de voorwaartse snelheid van de beweging in alle gangen verstaan. Onder cadans verstaat men de kracht, het tactmatige, ritmische en harmonieuze van de beweging. Bij cadans is sprake van meer uitdrukking en meer veer. 1.4 Souplesse De taktmatige bewegingen zijn alleen juist als ze over een verende rug gaan en de spieren van het paard ongedwongen en soepel worden aangespannen en ontspannen. Alleen een paard dat zowel psychisch als fysiek ontspannen is (ook ongedwongenheid genoemd), kan ontspannen gaan en tot zijn volledige werkwilligheid en prestatievermogen komen. De gewrichten van het ontspannen paard moeten zich gelijkmatig buigen en strekken en het paard moet duidelijk van binnenuit meewerken. Er mogen nergens blokkades optreden. Het paard moet open staan voor de hulpen van de longeur. 1.5 Aanleuning/nageeflijkheid Nageeflijkheid is losgelatenheid in nek en kaakgewricht, ontstaan vanuit een meer ondertredende achterhand. Onder aanleuning wordt verstaan een licht verende druk op de longe en de bijzetteugels, die het paard aanbiedt. Een goede aanleuning resulteert in de controle over het gehele paard. Aanleuning is een wisselwerking. Er is een actieve 5 45

achterhand nodig om tot aanleuning te komen en er is aanleuning nodig om de achterhand in tweede instantie tot vermeerderde activiteit te laten komen. Het paard draagt het hoofd daarbij recht, met de neus, in het algemeen, iets vóór de loodlijn. Het nekgewricht blijft daarbij soepel en de nek is het hoogste punt van de hals. Als het paard zijn tong uitsteekt, de tong over het bit gooit of hem helemaal optrekt, met de tanden knarst of druk met een iets opgetrokken staart zwaait, zijn dit dikwijls tekenen van nervositeit, spanning of verzet van het paard. De juryleden moeten hier dus rekening mee houden in hun cijfer. 1.6 Impuls Impuls is de benaming voor het doorgeven van een ijverige en energieke, goed gecontroleerde, stuwende activiteit, opgewekt vanuit de achterhand, die het atletisch vermogen van het paard benadrukt. Het optimale beeld komt tot uiting in een soepel en verend ruggebruik, dat de verbinding vormt tussen de actieve achterhand en het vriendelijke contact tussen enerzijds de bijzetteugels en anderzijds de hand van de longeur en de mond van het paard. 1.7 Rechtgerichtheid Een rechtgericht paard is recht op de rechte lijn en zoveel gebogen op de gebogen lijn als die lijn van hem vraagt. Dit wil zeggen dat de afdrukken van de achtervoeten in het spoor van de afdrukken van de voorvoeten treden. Men zegt ook dat het paard spoort. Onder stelling verstaan we dat het paardenhoofd en -hals iets naar links of naar rechts zijn gebogen, de romp van het paard blijft recht gericht. Bij de lengtebuiging is het paard door het gehele lichaam (van hoofd tot staart) gebogen. De buiging die het paard in de hals en de wervelkolom kan tonen is echter beperkt. En mag niet meer of minder zijn dan de gevraagde lijn die hij moet volgen. 1.8 Verzameling Verzameling is het dragen van meer gewicht op de achterhand dankzij het sterker buigen van de heup-, knie- en spronggewrichten van de achterbenen en het daardoor verder ondertreden van het zwaartepunt. Door het meer verzamelen op de achterhand verkrijgt men verlichting van de voorhand waardoor oprichting in de voorhand ontstaat en de voorbenen vrijer bewegen. De galopsprongen worden korter zonder in te boeten in vlijt, ritme en activiteit, wat leidt tot een verhevener beweging met volledig behoud van impuls. Onder evenwicht wordt verstaan, dat het paard in alle gangen zijn totale belasting gelijk over 4 benen verdeelt. Naar mate het africhtingsniveau vordert, waarbij de achterhand nog meer gewicht overneemt van de voorhand, komt men tot meer gewicht op de achterhand. Bij balans gaat het om de juiste evenwichtssituatie, van het lichaam, van het paard terwijl hij zich in alle gangen beweegt. Waarbij het paard niet gestoord wordt door de oefeningen van de voltigeur 1.9 Galop Tijdens de voltige gaat het paard in een arbeidsgalop. De galop is een gang met een drietakt, gevolgd door een zweefmoment voor de volgende sprong. De galop is altijd regelmatig met gecadanceerde sprongen en wordt met lichtheid uitgevoerd. De arbeidsgalop is een gang tussen de verzamelde galop en de middengalop in. In deze galopgang dient een paard, zich in een goed evenwicht te tonen. Terwijl het aangeleund blijft, beweegt het paard zich met gelijke, lichte en gecadanceerde sprongen voorwaarts; de achterhand blijft actief. De uitdrukking actieve achterhand onderstreept het belang van de impuls, die zorgt dat de achterhand tot stuwen en dragen komt. 1.10 Stap In de klasse BB en de kür van de klasse B stapt het paard in arbeidsstap. 6 45

De stap is een marcherende gang met een viertakt (vier tempi). De vier benen worden in de stap afwisselend en afzonderlijk opgetild en weer neergezet. De stapbeweging moet door het gehele lichaam van het paard vloeien. De benen aan dezelfde laterale zijde vormen herkenbaar een V voor een kort moment. In de arbeidsstap beweegt het paard zich monter, regelmatig en ongedwongen voort. Het vertoont een actief en rustig beeld. De stap is gelijkmatig en vastberaden. De longeur leidt het paard in een constante lichte aanleuning. 1.11 Longeur De positie van de longeur is in het midden van de cirkel, waarbij hij in een kleine cirkel ronddraait. Het paard vormt de basis van een driehoek met in de punt de longeur. Hierbij is het paard aan de voorzijde verbonden door middel van de longe en aan de achterzijde contacthoudend door middel van de zweep. De bijzetteugels zijn ingesteld zodat het paard zijn neus in een verticale lijn kan houden en wanneer het paard het hoofd naar voren en/of omhoog beweegt, wordt begrensd. De longeerlijn vormt de verbinding met het paard, hulpen dienen zacht en zo minimaal mogelijk gegeven te worden. De zweep geeft de drijvende hulpen. Het paard moet de zweep als hulpmiddel accepteren, zonder angstige reacties te vertonen. Het paard moet aangemoedigd worden om vrij en actief voorwaarts te bewegen. De zweep dient niet te worden gebruikt om het paard continu te drijven. De stem wordt voornamelijk gebruikt voor het aangeven van verandering van gang, beloning, vragen om de aandacht van het paard of afkeuring. De stem is een belangrijk hulpmiddel en mag gebruikt worden, om de gang te veranderen, zonder continu aanwijzingen te geven. 1.12 Binnenkomen en groet Longeur en paard Binnenkomen: Correct leiden van het paard Correct vasthouden longe Binnenkomst in gelijke pas met het paard, waarbij de longeur ter hoogte van de schouder van het paard loopt. Binnenkomst in directe lijn naar jury A om te groeten. Groet: Goed gedrag van het paard; stil staan Paard staat stil op 4 benen Paard blijft stil staan gedurende de gehele groet (incl. groet voltigeur(s)). Drafronde: Leiden van het paard op de volte, zonder slagen/draaiingen in de longe. Laten draven van het paard op de volte. Presentatie en optoming: Verzorging van het paard (correct getoiletteerd). Correct afgesteld hoofdstel Correcte positie van voltigesingel en dek op de paardenrug. Alle riemen vastgegespt 7 45

1.13 Beoordeling paardscore Ritme Regelmaat van passen Galop: 3-takt met zweefmoment Stap: correcte 4-takt Kwaliteit van de Galop/Stap Voltigeeerbaarheid van het paard Verstandhouding tussen paard en longeur Algemeen Gangen Impuls Gehoorzaamh eid Longeren Binnenkomen, groet en drafronde Souplesse Verbinding Impuls Rechtgerichtheid Verzameling Gehoorzaamheid Regelmaat volte Elasticiteit in het gehele lichaam, losgelatenheid van spieren, vrij van spanning Licht en constant, neus voor de loodlijn, zelfdragend met nek het hoogste punt Voorwaartse drang, activiteit vanuit het achterbeen, energieke en actieve passen Correct gebogen op de volte, voorhand van het paard is in lijn met de achterhand Houding, zelf dragend, lichtheid op de voorhand, opwaarts gericht Oplettendheid en vertrouwen, acceptatie van het bit, harmonie en lichtheid, geen tongproblemen, geen signalen van stress of angst Taktfouten in galop/stap, geen drafpassen etc. Perfecte cirkel, niet vergroten of verkleinen van de volte. Perfecte hulpen, correct zweepgebruik, longeerlijn is recht in verbinding, Longeur staat op de plaats en heeft goede houding Binnenkomen, correct leiden van het paard, groeten: Goed gedrag van het paard, correcte drafronde, presentatie en optoming A1 30% A2 25% A3 25% A4 15% A5 5% Gangen de punten(score A1) 10 De passen van het paard zijn absoluut regelmatig en het paard beweegt in grote vrijheid en opwaartse richting voorwaarts, met losgelatenheid vanuit de schouders ontstaan door een actieve achterhand. De beweging van het paard vloeit door het hele lichaam. Ritme: Absoluut regelmatige passen in een zuivere 3-takt galop/4-takt stap van he begin tot het einde met een duidelijk zweefmoment in de galop. Souplesse: Uitstekende elasticiteit door het lichaam in de gehele beweging Contact: Licht en constant, neus voor de loodlijn, toont perfecte zelfdraagzaamheid met de kruin het hoogste punt. 5 Een vijf is voor paarden die een stijve galoppade zonder vrijheid in de schouder en elasticiteit laten zien. Meestal gaat dit ten koste van de 3-takt galop/4-takt stap, en zijn er momenten van spanning te zien. Ritme: Niet altijd regelmatig, sommige passen niet in correcte 3-takt galop/4-takt stap. Souplesse: Niet soepel genoeg, weinig elasticiteit, momenten van spanning. Contact: Zwaar op het bit, meestal achter de loodlijn, geen stabiele aanleuning, weinig zelfdraagzaamheid, de kruin is niet het hoogste punt. 8 45

Impuls de punten (A2) 10 De passen van het paard zijn absoluut regelmatig en het paard beweegt in grote vrijheid en opwaartse richting voorwaarts, met losgelatenheid vanuit de schouders ontstaan door een actieve achterhand. De beweging van het paard vloeit door het hele lichaam. Impuls: zeer energiek met actieve passen Rechtgerichtheid: Compleet recht en rechtgebogen op de cirkel. Verzameling: Volledig geactiveerde achterhand, met een duidelijke oversprong/overstap, duidelijke landing voor de afdruk van de voorbenen en draagt gewicht. Uitstekende natuurlijke zelfbalans en opwaartse beweging. 5 Een vijf is voor paarden die een stijve galoppade zonder vrijheid in de schouder en elasticiteit laten zien. Meestal gaat dit ten koste van de 3-takt galop/4-takt stap. Impuls : weinig energie, activiteit en bedenkt te weinig bodem. Rechtgerichtheid: Vaak scheef en weinig buiging op de cirkel. Overdreven buiging van de hals. Verzameling: Activiteit, kadans, en natuurlijke balans zijn beperkt. Galop is moeizaam, vlak of het kruis is hoog. Gehoorzaamheid Punten (A3) 10 Het paard geeft de indruk dat de uitvoering van de test uit vrije wil is en blijft in natuurlijke balans en zelfdraagzaamheid. Het geeft het beeld van harmonie en lichtheid gedurende de test. Gehoorzaamheid: Absolute bereidwilligheid om de test uit te voeren in harmonie met de longeur. Regelmaat: Absoluut regelmatige galopsprong/stap gedurende de test Cirkel: Absoluut constante cirkel van minimaal 16 meter diameter. 5 Het paard is duidelijk ongehoorzaam of ongeschoold. Hij accepteert de hulpen van de longeur niet, of heeft gebrek aan vertrouwen en begrijpend de gegeven hulpen niet. Gehoorzaamheid: Er is sprake van enige verzet. Tong problemen. Regelmaat: Een niet regelmatige galopsprong/stappas, paard reageert op de oefeningen Cirkel: De diameter van de cirkel verandert maar meestal niet kleiner dan 15 meter. Longeren Punten (Score A4) 10 Correcte, bijna onzichtbare hulpen. Correct zweepgebruik. Longeerlijn is recht, toont contact (de longe mag iets doorzakken door het gewicht van de longeerlijn) Longeur staat op de plaatst en is correct gekleed. 5 Niet altijd correcte hulpen. incorrect zweepgebruik, veelvuldig stemgebruik Longeerlijn is meestal niet op constante verbinding Longeur loopt op een cirkel van meer dan 1m diameter Ongepaste kleding van de longeur Niet compleet/passend harnachement van het paard Binnenkomen, groeten en drafronde de punten (score A5) 10 Binnenkomen: correct leiden van het paard, correct vasthouden van de longe, binnenkomst in directe lijn naar jury A om te groeten en correct halt te houden. Groeten: Goed gedrag van het paard; nagenoeg recht en staat op vier benen gedurende de groet en tot de voltigeurs de cirkel verlaten hebben. Drafronde: Begeleiden van het paard naar de cirkel toe met de hand of met de zweep, in draf zetten van het paard op de cirkel, in arbeidsdraf en beginnen met de galop/stap (voor de galop is het halthouden of laten stappen toegestaan) Harnachement: Correct bevestigd. 5 Drafronde met een diameter van minder dan 15 meter. 9 45

De volgende aftrekpunten kunnen worden gegeven voor het halthouden, groeten en de drafronde. Tot en met 0.5 Niet correct binnenkomen Tot en met 1.0 Paard staat niet stil, recht en op vier benen Gedraaide longe Drafronde: de draf is onderbroken door een andere gang voordat de bel heeft geklonken. Tot en met 2.0 Slordig harnachement/ losse riemen etc. 2 punten De longeur loopt met het paard naar de cirkel en loopt daarna zelf terug naar het middelpunt Indien in de drafronde de bijzet van het paard is losgedaan in verband met ongehoorzaamheid/onregelmatigheid van het paard kan het betreffende paard niet in aanmerking komen voor best gaande paard van de betreffende wedstrijd. 10 45

HOOFDSTUK 2 Verplichte oefeningen Een voltigewedstrijd bestaat uit twee onderdelen, de verplichte oefeningen en de kür. Beide onderdelen bepalen samen het totaal cijfer van de wedstrijd, elk onderdeel telt 50% in het eindcijfer. In de klasse ZZ solo bestaat een wedstrijd uit drie onderdelen, de verplichte oefeningen, de Technische Test en de kür. Elk onderdeel telt even zwaar in het eindcijfer. Algemeen - Elke statische verplichte oefeningen moet 4 galopsprongen/4 stappassen worden volgehouden. - Elke oefening mag in principe eenmaal getoond worden. Indien herhaling volgen aftrekpunten. - De oefeningen moeten binnen vastgestelde volgorde en vastgestelde tijd getoond worden. Beoordeling - 25% paard - 75% oefeningen In de klasse BB en B vindt beoordeling plaats volgens de uitgangswaarden op het beoordelingsprotocol. Specifieke punten en aftrekpunten verplichte oefeningen Tot en met 0.5 punt - Voor een slechte landing 1 punt - Vergeten te knielen voor de vlag en staan - Elke landing (afsprong) anders dan op twee voeten. Als toevoeging tot de aftrek voor de slechte landing 2 punten - Het onmiddellijk herhalen van een verplichte oefening zonder het paard te verlaten - Het in de verkeerde volgorde tonen van twee opeen volgende oefeningen en dit direct corrigeren zonder het paard te verlaten. - Als het paard niet galoppeert/stapt (dus draaft) gedurende een verplichte oefening. De voltigeur mag de volledige oefening herhalen maar krijgt twee punten aftrek voor herhaling. - Een val tussen twee verplichte oefeningen(de aftrek wordt in mindering gebracht op de volgende verplichte oefening) Het cijfer 0 - Het verlaten van het paard gedurende de verplichte oefeningen zonder de voorgeschreven afsprong. - Voor elke verplichte oefening die in de verkeerde volgorde is getoond en niet is gecorrigeerd - Het twee keer herhalen van een verplichte oefening - Het twee keer herpakken van de handgrepen m.u.v. de molen. - Elke verplichte oefening (gedeeltelijk) getoond in draf en niet gecorrigeerd. - Het draaien van de schaar in de verkeerde richting - Een opsprong met hulp (m.u.v. ZZ/junioren die conform FEI een 0 krijgen voor alle daarop volgende verplichte oefeningen) - Teams/PDD: voor elk getoonde verplichte oefening na het verstrijken van de tijdslimiet(een verplichte oefening die al opgebouwd werd voor het verstrijken van de tijd wordt meegenomen in de beoordeling). 2.1 Opsprong Iedere serie van verplichte oefeningen begint met de opsprong tot voorwaartse zit. De opsprong bestaat uit 4 fasen: 1. Sprongfase 2. Zwaaifase 3. Opdruk/uitdrukfase 4. Landingsfase Nadat de voltigeur met beide voeten springt, zwaait het rechterbeen meteen zo hoog mogelijk omhoog. Waarbij de heupen hoger zijn dan het hoofd en het linkerbeen naar beneden gestrekt blijft. 11 45

De schouders en heupen zij parallel aan de schouderas van het paard. Wanneer de heupen het hoogste punt hebben bereikt, wordt het rechterbeen gestrekt naar beneden gebracht en landt de voltigeur in een opgerichte zit op het midden van de paardenrug. Essentie: Beweging in harmonie met het paard uitgevoerd Hoogte en positie van het lichaamszwaartepunt Basisscores; 10 Handstand positie met een rechte, nagenoeg verticale lichaamsas. De benen zijn in een spagaat in een verticale lijn met het linkerbeen naar beneden. De heupen en schouders zijn op het hoogste punt parallel aan de schouderas van het paard. 8 Lichaamsas is recht tot circa 70%, maar armen zijn niet uitgestrekt. De benen zijn in een spagaat in een verticale lijn met het linkerbeen naar beneden. De heupen en schouders zijn op het hoogste punt parallel aan de schouderas van het paard. 6 Lichaamsas is recht tot 30%, maar armen zijn niet uitgestrekt. De benen zijn in een spagaat in een verticale lijn met het linkerbeen naar beneden. Het lichaamszwaarte punt is niet boven de grepen. De heupen en schouders zijn op het hoogste punt parallel aan de schouderas van het paard. 5 De schouders zijn lager dan de grepen en aan de binnenzijde van het paard tijdens het hoogste punt van de opsprong. Het lichaamszwaartepunt bereikt de hoogte van de paardenrug. 12 45

2.2 Zitten Voorwaartse zit De voltigeur zit voorwaarts, rechtop, aangespannen, in het midden, onmiddellijk achter de beugel. De benen naar beneden en aangesloten aan het paard. Langs de schouder, heup en hiel kan je een denkbeeldige verticale lijn trekken. De benen zijn gestrekt naar beneden en de voorkant van de knieën, enkels en tenen zo veel mogelijk een rechte lijn naar voren wijzend. De schouders van de voltigeur zijn parallel aan de schouders van het paard. De handen van de voltigeur zitten aan de handgrepen. Vrije zit De voorwaartse zit waarbij de armen tegelijk gestrekt en aangespannen zijwaarts van de voltigeur worden gebracht, met de toppen van de vingers op ooghoogte. Basiszit In de klasse BB wordt de basiszit gevraagd. Dit heeft in basis dezelfde opbouw als de voorwaartse zit maar hierbij worden de handen in de zij gezet met de vingers naar voren en de duimen naar achteren. Essentie Beweging in harmonie met het paard uitgevoerd Zit, balans en houding Basisscores: 5 Benen zijn extreem naar voren, knieën zijn onvoldoende gestrekt. (Stoelzit) 4 Benen zijn te ver naar achteren, holle rug, zit niet op beide zitbeenknobbels. (vorkzit) 2.3 Bank Vanuit de voorwaartse zit worden de benen iets naar voren opgetild. Dan zwaaien beide benen gestrekt naar achteren, de bovenkant van de voeten landen op het kruis van het paard Daarna wordt in één vloeiende beweging doorgegaan tot de bankpositie door de knieën te buigen. In de bank liggen de gehele onderbenen aangesloten aan het paard, aan weerszijde van de wervelkolom, waarbij de voeten recht naar achteren wijzen. De heupen en knieën zijn gebogen in een hoek van bijna 90 graden. De handen zijn aan de grepen en de schouders bevinden zich boven de grepen. De ellebogen wijzen naar achteren. De schouders en heupen zijn op gelijke hoogte en parallel aan de schouders en heupen van het paard. Om de oefening te beëindigen strekt de voltigeur beide benen tegelijk en glijdt zacht in de voorwaartse zit. Voor de klasse BB wordt na de bank gelijk doorgegaan naar het knielen. 13 45

Essentie Beweging in harmonie met het paard uitgevoerd Balans en houding Basisscores: 10 Het gewicht is evenredig verdeeld over de beide armen/handen en de beide onderbenen. De heupen en schouders zijn parallel aan de heupen en schouders van het paard. De heupen hebben een hoek van 90 en de schouders zijn boven de grepen. De rug is recht en het hoofd opgericht. 7 Het gewicht is evenredig verdeeld over de beide armen/handen en de beide onderbenen. De heupen en schouders zijn parallel aan de heupen en schouders van het paard. De heupenhoek is groter of kleiner dan 90 en de schouders zijn boven de grepen. De rug is recht en het hoofd opgericht. 5 Het gewicht is evenredig verdeeld over de beide armen/handen en de beide onderbenen. De heupen en schouders zijn parallel aan de heupen en schouders van het paard. De rug is recht en het hoofd opgericht. 2.4 Vlag Vanuit de voorwaartse zit worden de benen iets naar voren opgetild. Dan zwaaien beide benen gestrekt naar achteren, de bovenkant van de voeten landen op het kruis van het paard Daarna wordt in één vloeiende beweging doorgegaan tot de bankpositie door de knieën te buigen. De voltigeur land met beide benen diagonaal over de rug van het paard. De binnenknie aan de binnenzijde van de wervelkolom van het paard en de tenen van het binnenbeen van de voltigeur liggen aan de buitenzijde van de wervelkolom. Dan worden buitenbeen en binnenarm tegelijk uitgebracht naar een gestrekte positie, waarbij de hand en de voet net boven het hoofd van de voltigeur uitkomen. De buitenhand blijft aan de greep en de schouders zijn recht boven de grepen. De schouders en heupen zijn parallel aan de schouders en heupen van het paard. Het gewicht is evenredig verdeeld over de buitenarm en het gehele binnenonderbeen. Om de oefening te beëindigen pakt de voltigeur met de binnenhand de greep weer vast en strekt beide benen naar beneden en glijdt zacht in voorwaartse zit. B-vlag Bij de klasse B wordt in basis de vlag getoond zoals hierboven omschreven, alleen hierbij wordt alleen het buitenbeen uitgestrekt en beide handen blijven aan de grepen. Om de oefening te beëindigen strekt de voltigeur beide benen naar beneden en glijdt zacht in voorwaartse zit. L-vlag Bij de L-vlag wordt in basis de vlag getoond zoals hierboven omschreven. Alleen wordt deze uitgevoerd in twee fasen, dit wil zeggen dat eerst het buitenbeen wordt uitgebracht naar een gestrekte positie en daarna de binnenarm. Vervolgens als de oefening helemaal is opgebouwd wordt deze vier galopsprongen volgehouden. Essentie Beweging in harmonie met het paard uitgevoerd Balans en souplesse (met name schouder en heup) 14 45

Basisscores: 10 Correcte uitvoering van de techniek, met een opgerichte houding. Waarbij de beweging van het paard volledig wordt geabsorbeerd in de gewrichten. 8 Correcte uitvoering van de techniek. 5 Bankpositie is correct, rechterheup is uitgedraaid. Met een geringe oprichting in linkerarm en rechterheup. 2.5 Knielen Let op: In de klasse BB dient het knielen rechtstreeks vanuit de bank te worden uitgevoerd. In de klasse B dient het knielen rechtstreeks vanuit de voorwaartse ligsteun te worden uitgevoerd. In de klasse L dient het knielen rechtstreeks vanuit de vlag te worden uitgevoerd. De voltigeur knielt gelijktijdig op beide onderbenen. De benen liggen aan weerszijden van de wervelkolom van het paard. De knieën liggen direct achter de singel en het hele onderbeen is in contact met het paard, waarbij het gewicht gelijkmatig verdeeld is over het hele contactoppervlak. De grepen worden losgelaten, het bovenlichaam wordt opgericht en de armen worden naar voren gestrekt tot op schouderhoogte. De blik is naar voren gericht en de heupen nagenoeg gestrekt. Om de oefening te beëindigen pakt de voltigeur met beide handen de grepen weer vast, strekt beide benen tegelijk en glijdt zacht weer in de voorwaartse zit.. Essentie Beweging in harmonie met het paard uitgevoerd Balans en houding 15 45

Basisscores: 10 Gewicht is gelijkmatig verdeeld over de beide onderbenen. De heupen zijn nagenoeg gestrekt, het bovenlichaam is opgericht en de armen zijn naar gestrekt, waarbij de schouders ontspannen zijn. 7 Gewicht is gelijkmatig verdeeld over de beide onderbenen, de heupen zijn gebogen (70%). Het bovenlichaam en armen zijn gestrekt. 5 Gewicht is gelijkmatig verdeeld over beide onderbenen, de armen gestrekt naar voren. De heupen zijn nauwelijks gestrekt (30%). 2.6 Molen Vanuit de voorwaartse zit maakt de voltigeur een rotatie op de rug van het paard in 4 gelijke fases. Elk been wordt om de beurt gestrekt opgetild en in een wijde boog over het paard gebracht zonder dat de voltigeur de correcte zitpositie verliest. Het andere been blijft naar beneden en in contact met het paard. Beide zitbeenknobbels blijven aan het paard en het bovenlichaam blijft opgericht en aangespannen. Het hoofd en bovenlichaam draaien gelijktijdig mee met iedere boog van het been. De voltigeur mag zelf het moment van loslaten en vastpakken van de grepen bepalen. Elke fase van de molen wordt in 4-takt uitgevoerd. Fase 1: Het rechterbeen wordt over de hals gebracht, hierbij worden de grepen losgelaten en weer vastgepakt als het been voorbij komt. Fase 1 eindigt met het binnenwaarts zitten van de voltigeur waarbij hij naar het midden van de cirkel kijkt. Hoofd en schouder zijn in lijn met de lengte as van het paard, waarbij de benen aangesloten en in contact met het paard zijn. Fase 2: Het linkerbeen wordt over het kruis van het paard gebracht. Fase 2 eindigt als de voltigeur rechtop achterwaarts zit. Fase 3: Het rechterbeen wordt over het kruis van het paard gebracht. Fase 3 eindigt met het buitenwaarts zitten van de voltigeur, waarbij hij naar de buitenkant van de cirkel kijkt. Hoofd en schouder in lijn met de lengte as van het paard, waarbij de benen aangesloten en in contact met het paard zijn. De handen worden van positie op de grepen gewisseld. Fase 4: Het linkerbeen wordt over de hals van het paard gebracht, hierbij worden de grepen losgelaten en weer vastgepakt als het been voorbij komt. Fase 4 eindigt met een voltigeur die naar voren kijkt in een voorwaartse zit.. Halve molen In de Klasse L wordt de halve molen getoond. Hierbij worden alleen fase 1 en 2 van de molen getoond. B-molen In de klasse BB en B wordt de B- molen getoond. De B-molen bestaat uit de volgende fases; voorwaartse zit, binnenwaartse zit, voorwaartse zit, buitenwaartse zit en voorwaartse zit. Essentie Beweging in harmonie met het paard uitgevoerd Zit, houding, souplesse, lenigheid en ritme 16 45

Basisscores: 10 Bovenlichaam en been (welke wordt overgebracht) zijn nagenoeg verticaal. 7 Bovenlichaam nagenoeg verticaal, been beschrijft cirkel van 45 5 Te ver achterover leunen met bovenlichaam. 2.7 Afsprong binnen- en buitenwaarts Vanuit voorwaartse zit tilt de voltigeur gestrekt het buitenbeen (of binnenbeen voor buitenwaartse afsprong) in een wijde cirkel over de hals van het paard. Het bovenlichaam blijft opgericht en zo goed als verticaal, het binnenbeen (buitenbeen voor buitenwaartse afsprong) blijft aangesloten naar beneden, in contact met het paard. De grepen worden losgelaten en weer vastgepakt als het opgetilde been voorbij komt. Als het opgetilde been in de richting van het voorbeen van het paard wijst, wordt het binnenbeen (buitenbeen voor buitenwaartse opsprong) opgetild en aangesloten. De voltigeur strekt de heupen en duwt zich iets zijwaarts, waarbij het lichaam in de looprichting van het paard draait en laat de grepen los. De voltigeur landt op beide voeten in de looprichting van het paard. Essentie Beweging in harmonie met het paard uitgevoerd Zit, houding, souplesse en landing Basisscores: 10 Bovenlichaam en been (welke wordt overgebracht) zijn nagenoeg verticaal. Tijdig afduwen en zachte landing op beide voeten. 7 Bovenlichaam nagenoeg verticaal, been beschrijft cirkel van 45. Tijdig afduwen en zachte landing op beide voeten. 17 45

5 Te ver achterover leunen met bovenlichaam. Zachte landing op beide voeten. 2.8 Opzwaaien Opzwaai naar voorwaartse ligsteun Vanuit de voorwaartse zit worden beide benen gestrekt naar voren opgetild en daarna gestrekt naar achter gezwaaid. De bovenkant van de voeten landen op het kruis van het paard. De voltigeur landt zacht midden op het paard, met twee benen tegelijk, hierbij vormen de schouders, heupen en enkels een rechte lijn. De armen worden in het zwaaimoment gestrekt op de grepen. De ligsteun dient 4 galopsprongen volgehouden te worden. Vanuit de voorwaartse ligsteun wordt overgegaan naar het knielen. Voorwaarts opzwaaien Vanuit de voorwaartse zit worden beide benen gestrekt naar voren opgetild en daarna gestrekt naar achter gezwaaid. Het hele lichaam wordt gestrekt gezwaaid naar handstandpositie, de benen zijn hierbij gesloten, de armen worden uitgeduwd naar een maximale hoogte. Het betreft een dynamische oefening zonder onderbreking. De voltigeur landt zacht midden op het paard. Essentie Beweging in harmonie met het paard uitgevoerd Balans en houding Basisscores: 10 Correcte techniek en nagenoeg handstandpositie. Zachte landing tot een opgerichte voorwaartse zit 18 45

7 Recht/gestrekt lichaam van schouders tot voeten, met een hoek van 45 tot de bovenlijn van het paard. De armen zijn maximaal gestrekt. Zachte landing tot een opgerichte voorwaartse zit. 5 Recht/gestrekt lichaam van schouders tot voeten, met een hoek van 20 tot de bovenlijn van het paard. De armen zijn gebogen gedurende de hele beweging. Zachte landing tot een opgerichte voorwaartse zit. Achterwaarts opzwaaien Vanuit de achterwaartse zit zwaait de voltigeur de gestrekte en op heupbreedte gespreide benen op. Hierbij de heupen zo hoog als mogelijk brengend. De heupen en voeten bereiken gelijktijdig het hoogste punt. De armen worden uitgeduwd om een maximale hoogte te verkrijgen. De hoek tussen de armen en het lichaam is zo groot mogelijk. De voltigeur landt zacht in een achterwaartse zit midden op het paard. Essentie Beweging in harmonie met het paard uitgevoerd Coördinatie van de beweging en de hoogte Basisscores: 10 De verticale lijn tot het bovenlichaam is circa 90 en de hoek tussen de benen en het bovenlichaam is minder dan 90. 8 De verticale lijn tot het bovenlichaam is circa 45 en de hoek tussen de benen en het bovenlichaam is minder dan 90. 19 45

6 De verticale lijn tot het bovenlichaam is circa 20 en de hoek tussen de benen en het bovenlichaam is minder dan 90. 5 De verticale lijn tot het bovenlichaam is circa 20 en de hoek tussen de benen en het bovenlichaam is meer dan 90. 2.10 Schaar De schaar bestaat uit twee delen. Elk onderdeel krijgt apart een cijfer. Schaar 1 e deel De beweging van de schaar is een zwaaibeweging met een rotatie rond de verticale lichaamsas. Vanuit de voorwaartse zit worden beide benen gestrekt gezwaaid naar een bijna handstandpositie, de armen worden uitgestrekt naar een maximale hoogte. Zonder onderbreking in deze beweging, draait de voltigeur zijn lichaam naar links. Op het hoogste punt van de zwaai zijn de heupen een kwart gedraaid, zodat de buik van de voltigeur richting de longeur is. De eerste fase is voltooid als de voltigeur is geland in achterwaartse zit. Essentie Beweging in harmonie met het paard uitgevoerd Coördinatie van de schaarbeweging en de hoogte Basisscores: 10 Correcte techniek (heupen zijn minimaal een kwart gedraaid op het hoogste punt van de zwaai) en nagenoeg handstandpositie 7 Recht/gestrekt lichaam dat tot 45 omhoog zwaait met een correcte techniek (heupen zijn minimaal een kwart gedraaid op het hoogste punt van de zwaai). 20 45

5 Recht/gestrekt lichaam, waarbij de heupen niet hoger komen dan de schouders met een correcte techniek (heupen zijn minimaal een kwart gedraaid op het hoogste punt van de zwaai). 5 Handstandpositie, zonder dat de heupen zijn gedraaid op het hoogste punt van de zwaai. Schaar 2 e deel Vanuit achterwaartse zit zwaait de voltigeur de gestrekte benen naar boven, hierbij de heupen en voeten zo hoog mogelijk brengend. De armen worden uitgestrekt om een maximale hoogte te verkrijgen. De hoek tussen de armen en het lichaam is zo groot mogelijk. De heupen en voeten bereiken gelijktijdig het hoogste punt. Zonder onderbreking in deze beweging, draaien de heupen naar rechts zodat de benen elkaar kruisen en passeren op het hoogste punt. De benen van de voltigeur beschrijven een hoge boog op gelijke afstand van de grond. De 2e fase eindigt als de voltigeur zacht in voorwaartse zit is geland. Essentie Beweging in harmonie met het paard uitgevoerd Coördinatie van de schaarbeweging en de hoogte 21 45

Basisscores: 10 De verticale hoek van het bovenlichaam is circa 90, waarbij de hoek tussen de benen en het bovenlichaam minder is dan 90. 8 De verticale hoek van het bovenlichaam is circa 45, waarbij de hoek tussen de benen en het bovenlichaam meer is dan 90. 6 De verticale hoek van het bovenlichaam is circa 20, waarbij de hoek tussen de benen en het bovenlichaam minder is dan 90. 5 De verticale hoek van het bovenlichaam is circa 20, waarbij de hoek tussen de benen en het bovenlichaam meer is dan 90. 2.11 Staan Vanuit voorwaartse zit knielt de voltigeur zacht met beide benen tegelijk op de paardenrug, onmiddellijk gevolgd door zacht doorspringen op beide voeten. Het hoofd blijft opgericht en de blik naar voren. De voeten blijven aan het paard en het gewicht wordt gelijk verdeeld over de gehele voet gedurende de gehele oefening. De voeten staan maximaal op heupbreedte en de voeten wijzen naar voren. De grepen worden tegelijk losgelaten en de voltigeur komt overeind tot een staande positie en vormt een rechte lijn van schouder, heupen en hielen. Onmiddellijk worden de armen zijwaarts gestrekt en de toppen van de vingers zijn op ooghoogte. In het afbouwen van de oefening, gaat de voltigeur met beide armen tegelijk terug naar de grepen, het hoofd blijft opgericht en de blik naar voren, met gestrekte benen glijdt de voltigeur naar de voorwaartse zit. Essentie Beweging in harmonie met het paard uitgevoerd Balans en houding Basisscores: 22 45

10 Een opgericht bovenlichaam, dat een verticale lijn vormt via schouder, heup en enkel. Waarbij de knieën optimaal gestrekt zijn en toch de beweging van het paard absorberend. 5 Bovenlichaam is circa 45 voor de verticale lijn. 2.12 Flanken Afflank naar binnen (klasse M) Vanuit de voorwaartse zit worden beide benen gestrekt, opgezwaaid naar een bijna handstandpositie en de armen uitgedrukt om te komen tot een maximale hoogte. Op het hoogste punt duwt de voltigeur zich van de grepen af en krijgt hierdoor maximale hoogte en een vluchtfase en landt aan de binnenkant van de volte op beide voeten met het gezicht in de richting waarin het paard galoppeert. Essentie Beweging in harmonie met het paard uitgevoerd Hoogte en positie van het lichaamszwaartepunt Basisscores: 10 Het lichaam vormt een rechte lijn van armen tot voeten met een hoek van 90 tot de bovenlijn van het paard. Met extra hoogte en maximale strekking van de armen in de vluchtfase. Zachte en correcte landing aan de binnenkant. 7 Het lichaam vormt een rechte lijn van armen tot voeten met een hoek van 45 tot de bovenlijn van het paard. De armen worden gestrekt nadat het hoogste punt is bereikt. Zachte en correcte landing aan de binnenkant. 23 45

5 Het lichaam vormt een rechte lijn van armen tot voeten met een hoek van 20 tot de bovenlijn van het paard. De armen zijn gebogen gedurende de hele beweging. Zachte en correcte landing aan de binnenkant. Flank klasse Z en ZZ teams, Pas-de-Deux en junioren. De flank bestaat uit twee delen. Elk onderdeel krijgt apart een cijfer. Flank 1 e deel Vanuit de voorwaartse zit worden beide benen gestrekt opgezwaaid naar handstandpositie en de armen worden uitgedrukt om te komen tot een maximale hoogte. Zonder onderbreking in de beweging worden op het hoogste punt de heupen scherp ingehoekt. De onderbenen komen naar beneden in een bijna verticale positie. De voltigeur glijdt zacht tot binnenwaartse zit, hierbij maakt de buitenkant van het rechteronderbeen het eerste contact met het paard. Daarna gaat de voltigeur terug naar voorwaartse zit door het rechterbeen gestrekt over de hals te brengen, het linkerbeen blijft naar beneden, aangesloten aan het paard. Het bovenlichaam is opgericht. Essentie Beweging in harmonie met het paard uitgevoerd Hoogte en positie van het lichaamszwaartepunt Basisscores: 10 Het lichaam vormt een rechte lijn van armen tot voeten met een hoek van 90 tot de bovenlijn van het paard. Hierbij zijn de armen maximaal uitgestrekt. De landing is zacht en in een correcte binnenwaartse zit. 7 Het lichaam vormt een rechte lijn van armen tot voeten met een hoek van 45 tot de bovenlijn van het paard. De armen worden gestrekt nadat het hoogste punt is bereikt. De landing is zacht en in een correcte binnenwaartse zit. 24 45

5 Het lichaam vormt een rechte lijn van armen tot voeten met een hoek van 20 tot de bovenlijn van het paard. De armen zijn gebogen gedurende de hele beweging. Flank 2e deel Vanuit de voorwaartse zit worden beide benen gestrekt, opgezwaaid naar een bijna handstandpositie en de armen uitgedrukt om te komen tot een maximale hoogte. Op het hoogste punt duwt de voltigeur zich van de grepen af en krijgt hierdoor maximale hoogte en een vluchtfase en landt aan de buitenkant van de volte op beide voeten met het gezicht in de richting waarin het paard galoppeert. Essentie Beweging in harmonie met het paard uitgevoerd Hoogte en positie van het lichaamszwaartepunt Basisscores: 10 Het lichaam vormt een rechte lijn van armen tot voeten met een hoek van 90 tot de bovenlijn van het paard. Met extra hoogte en maximale strekking van de armen in de vluchtfase. Zachte en correcte landing aan de buitenkant. 7 Het lichaam vormt een rechte lijn van armen tot voeten met een hoek van 45 tot de bovenlijn van het paard. De armen worden gestrekt nadat het hoogste punt is bereikt. Zachte en correcte landing aan de buitenkant. 5 Het lichaam vormt een rechte lijn van armen tot voeten met een hoek van 20 tot de bovenlijn van het paard. De armen zijn gebogen gedurende de hele beweging. Zachte en correcte landing aan de buitenkant. Flank klasse ZZ solo 25 45

De flank bestaat uit twee delen. Elk onderdeel krijgt apart een cijfer. Flank 1 e deel Vanuit de voorwaartse zit worden beide benen gestrekt opgezwaaid naar handstandpositie en de armen worden uitgedrukt om te komen tot een maximale hoogte. Zonder onderbreking in de beweging worden op het hoogste punt de heupen scherp ingehoekt. De onderbenen komen naar beneden in een bijna verticale positie. De voltigeur glijdt zacht tot binnenwaartse zit, hierbij maakt de buitenkant van het rechteronderbeen het eerst contact met het paard. Het bovenlichaam is opgericht. Essentie Beweging in harmonie met het paard uitgevoerd Hoogte en positie van het lichaamszwaartepunt Basisscores: 10 Het lichaam vormt een rechte lijn van armen tot voeten met een hoek van 90 tot de bovenlijn van het paard. Hierbij zijn de armen maximaal uitgestrekt. De landing is zacht en in een correcte binnenwaartse zit. 7 Het lichaam vormt een rechte lijn van armen tot voeten met een hoek van 45 tot de bovenlijn van het paard. De armen worden gestrekt nadat het hoogste punt is bereikt. De landing is zacht en in een correcte binnenwaartse zit. 5 Het lichaam vormt een rechte lijn van armen tot voeten met een hoek van 20 tot de bovenlijn van het paard. De armen zijn gebogen gedurende de hele beweging. Flank 2e deel Vanuit de binnenwaartse zit worden beide benen gesloten en gestrekt, opgezwaaid naar een bijna handstandpositie en de armen worden uitgedrukt om te komen tot een maximale hoogte. Op het hoogste punt duwt de voltigeur zich van de grepen af en krijgt hierdoor maximale hoogte en een vluchtfase en landt aan de buitenkant van de volte op beide voeten met het gezicht in de richting waarin het paard galoppeert. Essentie Beweging in harmonie met het paard uitgevoerd Hoogte en positie van het lichaamszwaartepunt 26 45

10 Het lichaam vormt een rechte lijn van armen tot voeten met een hoek van 90 tot de bovenlijn van het paard. Met extra hoogte en maximale strekking van de armen in de vluchtfase. Zachte en correcte landing aan de buitenkant. 7 Het lichaam vormt een rechte lijn van armen tot voeten met een hoek van 45 tot de bovenlijn van het paard. De armen worden gestrekt nadat het hoogste punt is bereikt. Zachte en correcte landing aan de buitenkant. 5 Het lichaam vormt een rechte lijn van armen tot voeten met een hoek van 20 tot de bovenlijn van het paard. De armen zijn gebogen gedurende de hele beweging. Zachte en correcte landing aan de buitenkant. 27 45

2.13 Afkortingen bij verplichte oefeningen Op het beoordelingsprotocol heeft de jury ruimte voor opmerkingen. De volgende afkortingen kunnen daarvoor gebruikt worden. A = Niet aangesloten aan het paard B = bodem raken met de handen na een afsprong Ba = Te weinig balans Be = Bewegingsfout t.o.v. het paard D = Fout in de draai G = een niet gelukte galopsprong Ge = Gewichtsverdeling H = herhaling van een oefening Ho = Houdingsfout K = foutief of niet knielen bij de vlag/staan Kl = Klemmen L = Harde landing Lo= Niet los laten na afsprong M = Niet op het juiste moment Mi = Niet in het midden t.o.v. de wervelkolom van het paard R = Niet recht houden van armen en benen Rw = Geen regelmaat in hoogte en wijdte P = Fout m.b.t. de parallelliteit S = Spannen Sz = Stoelzit T = een tactfout bij de molen V = vallen na de afsprong Vl = Niet vloeiend W = Onvoldoende wijdte van de benen 28 45

HOOFDSTUK 3 Kür Algemeen - Elke statische verplichte oefeningen moet 3 galopsprongen/3 stappassen worden volgehouden. - Oefeningen mogen meerdere malen getoond worden, de zwaarste oefening telt in het onderdeel moeilijkheid, alle overige oefeningen tellen in de uitvoering en samenstelling van de kür. - De oefeningen moeten binnen vastgestelde tijd getoond worden. - Verplichte oefeningen worden niet beoordeeld in de moeilijkheid. Beoordeling kür - 25% paard - 50% techniek - 25% artistiek In de klasse BB en B vindt beoordeling plaats volgens de uitgangswaarden op het beoordelingsprotocol. 3.1 Beoordeling Techniek Het onderdeel Techniek bestaat uit uitvoering van de uitvoering (70%) en moeilijkheid(30%) In de klasse L bestaat het onderdeel techniek uit 100% oefeningen. 3.1.1. -Beoordeling uitvoering De maximum score is 10 punten. Het geven van decimalen is toegestaan. De totale score wordt in drie decimalen uitgedrukt. De beoordeling van de uitvoering van de uitvoering begint op het moment dat de eerste voltigeur het paard en/of de optoming aanraakt en eindigt bij de afsprong van de laatste deelnemer. In de beoordeling worden de volgende aandachtspunten meegenomen: - Zekerheid van de oefeningen, het volhouden, de stabiliteit van de oefeningen die getoond worden in de kür. - Ontspanning van de deelnemers tijdens de oefeningen in de kür. - Harmonie met het paard, rekening houden met karakter en beweging van het paard. - Lichaamshouding van de deelnemers tijdens en tussen de oefeningen. - Bewegingsprecisie. - Hoogte en wijdte van de bewegingen van de kür. In alle kuren wordt voor de berekening van de uitvoering het Avarage System van de FEI gebruikt. Avarage System Voor elke oefening die niet correct is uitgevoerd wordt aftrek gegeven van 1 10 punten. Als er tussen twee oefeningen een beweging zit (overgang) met minder moeilijkheid dan een E-oefening, en deze is niet correct uitgevoerd dient er een aftrek gegeven te worden. De aftrek kan in de aftrek van de volgende oefening worden meegenomen of wordt apart genoteerd. Het zelfde geldt voor een onderbreking tussen de oefeningen gedurende de uitvoering(te lang wachten voor het uitvoeren van de volgende oefening). Tot en met 4 punten Kleine fouten slechte voet- en/of armhouding, te ontspannen lichaamshouding, het hoofd laten hangen, te weinig oprichting. 5-7 punten Middelgrote fouten afwijkingen van de optimale techniek, tegen de beweging van het paard in bewegen, een harde landing, herhaling van de oefening, duidelijke houdingsfouten, te weinig bewegingswijdte. 8-10 punten Grote fouten balansfouten, waarbij het paard uit balans wordt gebracht, het in elkaar storten van een oefening, het terug klauteren op het paard na een val. 29 45

10 punten Volledig instorten van een oefening met effect op het paard. Deze aftrek wordt gedeeld door het aantal getelde oefeningen (E, M, D en R-oefeningen). Niet volgehouden (statische) oefeningen worden niet meegeteld in het totaal aantal getelde oefeningen. Een val geeft de volgende aftrekpunten; Aftrekpunten omschrijving 2 punt Deelnemer(s) niet meer op het paard en deelnemer land niet op twee voeten 1 punt Geen deelnemer meer op het paard, wel op twee voeten geland Minimaal één deelnemer nog op het paard, al dan niet op twee voeten geland 0.5 Alle landingen anders dan op twee voeten (m.u.v. teams) Meerdere keren de grond raken bij een bodemsprong 0.1 Teams: Alle landingen anders dan op twee voeten Alle getoonde oefeningen worden bij elkaar opgeteld (=A). Daarnaast worden de aftrekpunten per oefening bij elkaar opgeteld (=B). Berekening voor het eindcijfer is B/A=C 10 C = cijfer oefeningen.. Van het cijfer voor de oefeningen worden de vallen nog afgehaald. 3.1.2. Beoordeling moeilijkheid De beoordeling van de moeilijkheid hangt af van de volgende uitgangspunten; - Coördinatie - Balans - Harmonie met het paard - Het aantal steunpunten - Puurheid van de relevante structuur - Kracht - Flexibiliteit Alle oefeningen zijn ingedeeld in een moeilijkheidsgraad, voor de indeling zie: Code of Points van de FEI, op http://www.fei.org/fei/regulations/vaulting De waardering voor de oefeningen staan in de bijlage. De maximum score is 10 punten. Het geven van decimalen is toegestaan. De beoordeling van de moeilijkheid begint op het moment dat de eerste voltigeur het paard en/of de optoming aanraakt en eindigt wanneer de tijdslimiet verstreken is. Solo; De 10 hoogste oefeningen tellen mee in de moeilijkheidsgraad Pas-de-Deux; de 13 hoogste oefeningen tellen mee in de moeilijkheidsgraad Team: De 25 hoogste oefeningen tellen mee in de moeilijkheidsgraad Teams Junioren en Teams klasse M teams: De 20 hoogste oefeningen tellen mee in de moeilijkheidsgraad Pas-de-Deux junioren en Pas-de-Deux klasse M: de 10 hoogste oefeningen tellen mee in de moeilijkheidsgraad 3.2 Artistiek De beoordeling van onderdeel Artistiek bestaat uit 50% structuur en 50% choreografie. Het beoordelen van het onderdeel artistiek begint op het moment dat de eerste voltigeur het paard en/of de optoming aanraakt en eindigt wanneer de tijdslimiet verstreken is. De maximale score is 10 punten het geven van decimalen is toegestaan. De beoordeling van het onderdeel artistiek gaat op basis van de volgende criteria: 30 45

Variatie in oefeningen - een balans tussen statische en dynamische oefeningen - selectie van oefeningen en overgangen tussen oefeningen van verschillende structuur groepen - selectie van geschikte structuur groepen in harmonie met het paard - oefeningen die het paard niet overbelasten Structuur 50 % aanvullingen voor Pas-de-Deux; - Alleen oefeningen met twee voltigeurs, op- en afsprongen worden meegenomen. - Een balans tussen de verschillende posities van de twee voltigeurs aanvulling voor teams; - een balans tussen oefeningen met een, twee en drie voltigeurs op het paard - gelijke inbreng van alle voltigeurs, niet teveel gebruiken van een of twee voltigeurs. C1 25% Choreografie 50% Variatie in positie - variatie in de positie van de oefeningen in relatie tot het paard en in de richting van de beweging - een balans tussen het gebruik van de ruimte; gebruik van alle delen van het paard zijn rug, hals, kruis, inclusief bodemsprongen Eenheid van de compositie - een selectie van overgangen en bewegingen die oefeningen verbinden en vloeiend overgaan - complexiteit van het op- en afbouwen van oefeningen - vermijden van een leeg paard - de overgangen zijn in harmonie met het paard Muziek interpretatie - het overbrengen van het karakter van de muziek - expressie - karakter van bewegingen, gebaren - kleding passend bij het thema van de muziek - bewegingen in harmonie met de muziek Creativiteit en originaliteit - gebruik van unieke overgangen, oefeningen, posities, combinaties en opeenvolging van oefeningen - hoogtepunten - individualiteit C2 25% C3 20% C4 20% C5 10% Muziek interpretatie Score C4 Basisscores: 10 Constante muziek interpretatie en uitstekende uitdrukking 6 Voldoende muziek interpretatie gedurende het grootste gedeelte 3 Alleen achtergrond muziek 0 Geen muziek Aftrekpunten van de Artistieke score Onderstaande aftrekpunten worden in mindering gebracht op het totaal cijfer van het onderdeel artistiek(c1-c5). Solisten 31 45

1 punt - Oefeningen of afsprongen die na de tijdslimiet getoond worden met uitzondering van oefeningen die aangevangen zijn in de tijdslimiet. - Het niet verder gaan na een val wanneer het contact met het paard is verbroken (geen afsprong) Pas-de-Deux 1 punt - Oefeningen of afsprongen die na de tijdslimiet getoond worden met uitzondering van oefeningen die aangevangen zijn in de tijdslimiet. - Het niet verder gaan na een val wanneer het paard leeg is (geen afsprong) Teams: 1 punt - Oefeningen of afsprongen die na de tijdslimiet getoond worden met uitzondering van oefeningen die aangevangen zijn in de tijdslimiet. - Het niet verder gaan na een val wanneer het paard leeg is (geen afsprong) 1 punt - Klasse M teams; meer dan zes statische oefeningen met drie voltigeurs op het paard 2 punten - Voor iedere voltigeurs die niet op zijn minst 1 oefening naast de op- en afsprong heeft laten zien 32 45

HOOFDSTUK 4 Technische Test De technische test is een wedstrijdvorm voor solisten, en bestaat uit een aantal voorgeschreven technische oefeningen en een aantal door de voltigeur gekozen oefeningen samengevoegd in een kür. De voltigeur mag de technische test zelf samenstellen, de volgorde van oefeningen is vrij. Beoordeling technische test - 25% paard - 50% technische oefeningen & uitvoering overige oefeningen - 25% artistiek Voor elke voorgeschreven oefening wordt een beoordeling gegeven. De maximumscore is een 10, het geven van decimalen is toegestaan. In de beoordeling van de voorgeschreven oefeningen mogen de volgende aftrekpunten worden gegeven; 1 punt aftrek Voor iedere galopsprong minder dan de 4 vereiste sprongen voor statische oefeningen. Geteld worden de galopsprongen na de opbouw van de oefening en voor de afbouw van de oefening. 2 punten aftrek Een val op het paard (instorten); Het direct herhalen van een technische oefening Als het paard niet galoppeert tijdens de technische oefening (bijv. paard valt in draf), de voltigeur mag de oefening herhalen en krijgt dan 2 punten aftrek. Score 0 Voor elke niet getoonde technische oefening; Voor het verlaten van het paard tijdens een technische oefening zonder de beschreven afsprong; Voor het twee maal herhalen van een technische oefening; Voor iedere technische oefening die niet (gedeeltelijk) in galop is uitgevoerd De uitvoering van de extra oefeningen en de overgangen tussen oefeningen worden meegenomen in de beoordeling van de oefeningen. De extra oefeningen krijgen een apart cijfer. Deze oefeningen krijgen aftrekpunten zoals die ook in de kür gegeven worden volgens het Average System (Zie paragraaf 3.1.1.). De beoordeling van de uitvoering begint op het moment dat de voltigeur de singel en/of het paar aanraakt en eindigt op het moment dat de voltigeur de grond raakt na de afsprong. Alleen de oefeningen die getoond of gestart zijn voor het verstrijken van de tijdslimiet worden meegenomen in het totaal aantal van getoonde oefeningen. Van elke extra oefening noteert het jurylid de aftrekpunten, het totaal van deze aftrekpunten wordt gedeeld door het aantal extra oefeningen dat getoond is en van het cijfer 10 afgetrokken. Dit maakt het totaal cijfer dat het jurylid geeft voor alle extra getoonde oefeningen. Bij een val in de extra oefeningen krijgt de voltigeur aftrekpunten op het totaal cijfer van de extra oefeningen. De totaal score voor oefeningen bestaat uit de afzonderlijke cijfers voor de technische test oefeningen en het cijfer voor de extra oefeningen gedeeld door zes. Bij een val gaat van het totaal cijfer van de beoordeling technische punten de volgende aftrekpunten af: Beschrijving Een onverwachte beweging waarin de voltigeur snel en ongecontroleerd naar de grond komt, door een balansverlies, of het landen uit balans, en niet in staat om te landen op beide voeten(geen contact met het paard, materiaal), gedurende of aan het einde van de technische test. Het paard is leeg. Door een balansverlies, of het landen uit balans, valt de voltigeur op de grond, maar land wel op beide voeten(geen contact met het paard, materiaal), gedurende of aan het einde van de technische test. Het paard is leeg. Door een balansverlies, komt de voltigeur snel van het paard waarbij alleen zijn voeten de grond raken, terwijl hij steeds in contact is met het paard/beugel/pad en springt meteen weer op het paard. Het paard is niet leeg. Bodemsprong met meer dan één aanraking met de grond voor het opnieuw op het paard springen. Wanneer de voltigeur na een afsprong niet in staat is om te landen op beide voeten en daarbij raakt de voltigeur de grond met andere delen van het lichaam. Aftrekpunten 5.0 3.0 2.0 2.0 1.0 33 45

4.1 Beschrijving voorgeschreven oefeningen en beoordelingscriteria De vijf voorgeschreven oefeningen die onderdeel uitmaken van de technische test worden hieronder omschreven. 4.1.1. Voorwaarts knielen naar achterwaarts staan (Balans) Knielen voorwaarts op de rug van het paard achter de voltigebeugel met beide onderbenen parallel naast de ruggengraat van het paard met benen heupbreedte uit elkaar. Het bovenlichaam is rechtop gericht en de armen zijn in een vrije positie. De voltigeur springt naar achterwaarts staan achter de voltigebeugel. De 180 graden rotatie is compleet na een zachte landing in het achterwaarts staan. De armen dienen statisch te zijn in een positie. Het achterwaarts staan moet minimaal 4 galopsprongen worden vastgehouden. Essentie Beweging In harmonie met het paard uitgevoerd. Balans en houding in de achterwaartse landing. Achterwaarts staan: het kunnen bewaren van balans in een niet stabiel evenwicht op het paard De beoordeling van verlies van balans is afhankelijk van de grote van de fout(klein, middel, grote fout). Basisscore 10 In de landing is het bovenlichaam rechtop, vormt een verticale lijn door de schouders, heup en enkel, met de knieën optimaal gestrekt en de voltigeur staat volledig in balans 8 In de landing is het bovenlichaam bijna verticaal en de knieën zijn minstens 90 graden gestrekt 5 In de landing is het bovenlichaam ongeveer 45 graden voor de verticale lijn en de knieën zijn minder dan 90 graden gestrekt. 0 - Geen achterwaarts staan getoond (niet een galopsprong) - Niet omspringen vanuit voorwaarts knielen tot achterwaarts staan. - Niet omspringen vanuit voorwaarts knielen tot achterwaarts staan (draai van 90 graden of minder) - Verlaten van het paard (val) gedurende deze oefening (herhaling is niet mogelijk) Aftrekpunten Tot en met 1 punt - Niet gelijktijdig landen met beide voeten (een voet na de andere voet) 1 punt - Voor elke missende galopsprong Tot en met 2 punten - Geen volledige 180 graden draai - Het zetten van voetstappen na de landing 4.1.2. Koprol voorwaarts (Timing/coördinatie) De koprol wordt uitgevoerd van het kruis naar voorwaartse zit op de paardenhals. Het is een voorwaartse rol rond de laterale lichaamsas. Gedurende de rolbeweging zijn er enkele contactmomenten van het lichaam en de paardenrug. De beweging start vanuit een voorwaarts knielende positie op het kruis of dek. Beide handen zijn plat op het dek of paardenrug geplaatst. Gedurende de hele rolbeweging blijft het hoofd recht en volgt de ruggengraat van de voltigeur de ruggengraat van het paard. De oefening eindigt in een opgerichte voorwaartse zit op de paardenhals met de benen naar beneden wijzend en aangesloten aan het paard. Om de oefening te beëindigen moeten beide handen de grepen vastpakken, nadat de benen zich voor de voltigesingel bevinden en het lichaam opgericht is. Essentie Beweging in harmonie met het paard uitgevoerd. Coördinatie van de rolbeweging en balans. 34 45

Basisscore 10 - Het uitvoeren van het juiste mechanisme in harmonie met het paard 7 - Het hoofd is niet centraal - de beweging is niet vloeiend en constant 5 - de koprol op het paard begint op de rug (in plaats van aanvangspunt hals) - onderbreking van de beweging door op de rug te liggen Aftrekpunten Tot en met 1 punt - De benen zijn in de uiteindelijke positie laag maar niet volledig in contact met de schouders van het paard. 1 punt - Hand/voet raakt de hals aan 1 tot 2 punten - Open benen in de koprol 2 punten - Vasthouden aan het pad - Handen en/of armen raken de grepen aan voordat het bovenlichaam recht is - Beweging is niet midden boven het paard 4.1.3. Achterwaartse steun (Kracht) De oefening wordt uitgevoerd door steun te nemen op beide armen en een been. De handen zijn boven op de grepen. Het lichaam van de voltigeur is naar boven gericht (met de buikzijde naar boven) en vormt een rechte lijn van het steunende been naar het hoofd. Het andere been wordt opgeheven in een rechte hoek met het lichaam. De oefening moet minimaal 4 galopsprongen worden vastgehouden. Essentie Beweging in harmonie met het paard uitgevoerd. Balans en houding Basisscore 10 Hoofd, lichaam en het ondersteunende been zijn een rechte lijn. De hoek tussen het bovenlichaam en het ondersteunende been is 180 graden. De hoek tussen het hoofd, bovenlichaam en opgetilde been is 90 graden ten opzichte van het bovenlichaam. De armen zijn gestrekt. 7 Hoofd, lichaam en het ondersteunende been zijn een rechte lijn of licht gebogen (zoals een brug). De hoek tussen het bovenlichaam en het ondersteunende been is 180 graden. De hoek tussen bovenlichaam en opgetilde been is 45 graden. Armen zijn gestrekt. 5 Hoofd, lichaam en het ondersteunende been zijn een rechte lijn of licht gebogen (zoals een brug). De hoek tussen het bovenlichaam en het ondersteunende been is 180 graden. Armen zijn gestrekt. De hoek tussen opgetilde been en bovenlichaam is kleiner dan 45 graden. 4 De lijn van, hoofd, lichaam en ondersteunende been is geknikt. De hoek tussen bovenlichaam en ondersteunend been is kleiner dan 180 graden. Armen zijn gestrekt. Het opgetilde been is boven het ondersteunende been. Aftrekpunten Tot en met 1 punt Hoofd in andere positie dan de rechte lijn van lichaam en ondersteunend been. 1 punt Heupen niet parallel aan de schouders en het kruis van het paard. 2 punten Positie van de handen anders dan voorgeschreven. 4.1.4 Shoot-up opsprong (Sprongkracht) Deze beweging wordt vanaf binnen of buitenwaarts ingezet en eindigt in een achterwaartse zit op de paardenhals. Dit mag getoond worden als opsprong of als bodemsprong. De shoot-up is een beweging van het lichaam rond de laterale lichaamsas. Gedurende de 1 e fase van de draai bereikt het lichaamszwaartepunt het hoogste punt, waarbij de heupen gebogen zijn. Na een sterke strekbeweging van het heup- en schouder gewricht, verplaatst het lichaamszwaartepunt zich verticaal van het draaipunt. 35 45

Vanaf de afzet wordt het lichaam gedraaid en de beweging wordt meteen ingezet, waarbij het lichaamszwaartepunt zo hoog mogelijk boven de voltigesingel wordt gebracht. De schouders en heupen van de voltigeur blijven parallel aan de schouderas van het paard. De oefening eindigt met een landing in een opgerichte, achterwaartse zit op de paardenhals, waarbij de benen naar beneden wijzen en aansluiten aan het paard. Essentie Beweging in harmonie met het paard uitgevoerd. Coördinatie van de beweging en landing Hoogte en positie van het lichaamszwaartepunt 10 Gecoördineerde beweging door de handstandpostitie met een zachte landing achterwaarts op de hals van het paard 7 Shoot-up beweging met het lichaam van schouders tot voeten bijna recht op het hoogste punt. Schouders en/of armen zijn niet gestrekt 6 Door het strekken van de heupen wordt een basis shoot-up getoond, het lichaam van schouders tot voeten is niet recht op het hoogste punt. Schouders en/of armen zijn niet gestrekt. 5 Geen schoot-up beweging, enkel een rol beweging 4 De eerste fase van de draai is bijna verticaal waardoor de voltigeur niet recht boven het paard landt. Aftrekpunten 1 punt - Bodemsprong met meer dan één aanraking met de grond - Landing met binnen- en/of buitenbeen voor de handgrepen - De heupen raken het paard of de beugel. 4.1.5. Naald achterwaarts (Lenigheid) De naald wordt achterwaarts op de paardenrug uitgevoerd met beide handen plat op het dek of de paardenrug. De gehele voet van het standbeen is in contact met de paardenrug. Het gestrekte standbeen is in lijn met de verticale as van het paard. Het opgeheven been is gestrekt naar boven en vormt één lijn met het standbeen. De schouder van de voltigeur is parallel met de laterale as van het paard. De oefening moet minimaal 4 galopsprongen worden vastgehouden. Essentie Beweging in harmonie met het paard uitgevoerd. Souplesse Basisscore 10 De hoek tussen de benen is 180 graden De hoek tussen het bovenlichaam en het ondersteunende been is niet meer dan 20 graden. Aftrekpunten Tot en met 2 punten - het lichaamszwaartepunt is buiten de ondersteunende zone - Schouderlijn is niet parallel aan de horizontale lijn van het paard - Ondersteunende been is in contact met de beugel - vastpakken van het dek 36 45

4.2 Beoordeling Artistiek De beoordeling van onderdeel Artistiek bestaat uit 50% structuur en 50% choreografie. Het beoordelen van het onderdeel artistiek begint op het moment dat de eerste voltigeur het paard en/of de optoming aanraakt en eindigt wanneer de tijdslimiet verstreken is.. De maximale score is 10 punten het geven van decimalen is toegestaan. Structuur 50 % Choreografie 50% Variatie in oefeningen - een hoog niveau in het op- en afbouwen van de technische oefeningen. - Een balans tussen statische en dynamische oefeningen Variantie in positie - variatie in de positie van de extra oefeningen in relatie tot het paard en in de richting van de beweging - een balans tussen het gebruik van de ruimte; gebruik van alle delen van het paard zijn rug, nek, kruis, inclusief bodemsprongen Eenheid van de compositie - geleidelijke overgangen en bewegingen die oefeningen verbinden en vloeiend overgaan Muziek interpretatie - het overbrengen van het karakter van de muziek - vermogen of uitdrukking - karakter van bewegingen, gebaren - kleding passend bij het thema van de muziek Creativiteit en originaliteit - gebruik van unieke overgangen, oefeningen, posities, combinaties en opvolgingen van oefeningen - hoogtepunten - individualiteit C1 30% C2 20% C3 20% C4 20% C5 10% Aftrekpunten van de Artistieke score Onderstaande aftrekpunten worden in mindering gebracht op het totaal cijfer van het onderdeel artistiek(c1-c5). De volgende aftrekpunten kunnen worden gegeven. 1 punt - na het verstrijken van de tijdslimiet een oefening of afsprong anders dan de oefening die in aanvang was op de tijdslimiet. - Na een val niet terugspringen op het paard waardoor het paard leeg is. - Geen afsprong binnen de tijd De op- en afbouw van de technische oefeningen De beoordeling van de op- en afbouw van de technische oefeningen wordt meegenomen in het onderdeel artistiek. - De technische oefeningen hebben een vastgesteld begin en eind volgens de beschrijving van de oefening - Variatie in oefeningen, eenheid in de compositie en creativiteit en originaliteit worden meegenomen in de beoordeling. 37 45

Bijlage moeilijkheidsgraad kür Moeilijkheidsgraad Solo kür klasse M/Z/ZZ/junioren Met geen enkele R-oefening getoond 38 45

Moeilijkheidsgraad Solo kür Met 1 R-oefening getoond 39 45

Moeilijkheidsgraad Solo klasse Met 2 R-oefeningen getoond 40 45

Moeilijkheidsgraad Solo klasse Met 3-R-oefeningen getoond 41 45

Moeilijkheidsgraad Teams klasse M/ junioren 42 45

Moeilijkheidsgraad Teams klasse Z en ZZ teams 43 45