De Haagse Hogeschool Academie voor Gezondheid Opleiding HBO-Verpleegkunde duaal 2 Studiejaar: 2014-2015 Jaar/periode: 2.7/2.8 Blokboek Kwaliteit van Zorg Deel Ervaringsreflectielijn
1. ERVARINGSREFLECTIELIJN Introductie Het onderdeel Praktijkleren van het blokboek bevat informatie over de vorm, structuur en inhoud van de praktijkleerperiode van het tweede jaar voor de duale opleiding Hbo-V. Tijdens deze praktijkleerperiode werk je volgens contract en kom je één dag in de week naar school voor onderwijs. Het onderwijs binnen de ervarings- en reflectieleerlijn bestaat uit ervarings- en reflectiebijeenkomsten, dat naast het onderwijs van de beroepsvaardigheden- en integrale leerlijn is gepland. Uitgangspunten praktijkleren Praktijkleren onderscheidt zich van andere vormen van leren, doordat het gaat om het leren van ervaringen in de beroepscontext. Je doorloopt de verschillende fasen van de leercyclus van het praktijkleren. Praktijksituatie observeren en ervaren (verklaringen zoeken vanuit verschillende perspectieven) plan van aanpak/draaiboek opstellen (bepalen wat kan/moet gebeuren, prioriteiten stellen, voor- en nadelen afwegen, doelen formuleren, oplossingen zoeken vanuit verschillende perspectieven) plan van aanpak/draaiboek uitvoeren (oefenen, handelen, werken) evaluatie, reflectie en (peer)assessment (effecten beschrijven, fouten in uitvoering benoemen) nieuw plan van aanpak/draaiboek opstellen (handelen aanpassen op basis van reflectie) (Smeijsters, 2004 1 ) Het praktijkleren is opgezet in samenwerking met de praktijk. De uitgangspunten hierbij waren: De beroepspraktijk is richtinggevend voor wat de student leert. - De student participeert niet alleen in een beroepscontext maar ook in een arbeidsomgeving, waardoor beroepsidentificatie mogelijk wordt. - Praktijkleren veronderstelt dat er verbanden worden gelegd tussen theorie en praktijk en dat er wordt onderzocht welke generieke en specifieke theoretische principes een rol spelen. - Het praktijkleren is opgebouwd van werken als individuele verpleegkundige, via lid van een team naar beroepsbeoefenaar. Deze opbouw vind je terug in de competentiekaart. - In de loop van de opleiding neemt de complexiteit van de verpleegsituaties toe, net als de mate waarin de student zelfstandig opereert. - Het handelen wordt op steeds dieper niveau verantwoord. - Er is sprake van een brede kwalificering: tijdens het praktijkleren verpleegt de student minimaal 3 zorgcategorieën, in minimaal twee verschillende differentiatierichtingen (AGZ, GGZ, MGZ) - Bij de start van het praktijkleren wordt de competentieontwikkeling van de student gestuurd door het praktijkleerplan en de tutor/slb-er. Bij het verwerven van de hbo-competenties in de beroepspraktijk wordt de student steeds ondersteund door studieloopbaanbegeleider, praktijkopleiders en docenten. 1 Smeijsters H., (2004) Van taak tot competentie Houten: BSL
Afspraken Om het praktijkleren volgens de uitgangspunten uit te kunnen voeren zijn de volgende afspraken gemaakt: Bij de start van de praktijkleerperiode: - De instelling stelt informatie beschikbaar over de instelling en afdeling - De student verzamelt en bestudeert informatie over de instelling, afdeling en doelgroep door middel van de uitvoering van de voorbereidingsopdrachten. - De student heeft de verantwoordelijkheid om de begeleider binnen school en in de praktijk op de hoogte te stellen van de naam van de begeleider in de andere setting - De student heeft een plan klaar voor eerste 2 weken van de praktijkleerperiode en heeft het definitieve praktijkleerplan dat voldoet aan de gestelde criteria klaar op de aangeven deadline. Zie ook deel: praktijkleerplan. - CV en praktijkleerplan zijn volgens de criteria opgesteld en goedgekeurd door de SLB--er Tijdens de praktijkleerperiode: Tijdens de praktijkleerperiode krijgt de student de gelegenheid te werken aan het behalen van de praktijkleeropdrachten. De student krijgt dan gelegenheid om: - de competenties te ontwikkelen - deel te nemen aan relevant overleg, zodat hij het verpleegkundig handelen optimaal voorbereidt, uitvoert en evalueert; - noodzakelijke bronnen te raadplegen om zicht te krijgen op het functioneren van de verpleegafdeling - leerervaringen schriftelijk vastleggen Bij de afronding van de praktijkleerperiode: Er wordt beoordeeld aan het eind van de praktijkleerperiode. De beoordeling vindt plaats door de docent aan de hand van het door de student aangeleverde onderdelen van zijn praktijkleerplan en het advies van de daartoe aangewezen opleider, vervat in de ingevulde competentiekaart. Voorbereiding op praktijkleerperiode periode 3 en 4 Introductie Aan het begin van de praktijkleerperiode maak je na bestudering van de ervarings- reflectieleerlijn een praktijkleerplan aan de hand van een format. Dit format kun je terugvinden op Blackboard. In dit praktijkleerplan beschrijf je waar jij de komende 20 weken aan gaat werken. Het praktijkleerplan is een hulpmiddel om je leerproces goed te laten verlopen. Het maakt je leerproces inzichtelijk voor jou en je begeleiders. Om effectief te kunnen leren tijdens de praktijkleerperiode ga je je voorbereiden op de volgende punten: - je verzamelt en bestudeert informatie over de instelling, afdeling en doelgroep door middel van de uitvoering van de voorbereidingsopdrachten; - je schrijft een praktijkleerplan met CV volgens de opgestelde criteria en hebt deze laten goedkeuren door de docent; - je weet wie jou gaat begeleiden tijdens de praktijkleerperiode periode 3+4 - je weet welke competenties je moet behalen in de praktijkleerperiode periode 3+4 Concept praktijkleerplan Voor aanvang van de stage start je met het maken van je praktijkleerplan aan de hand van de format. In week 1 lever je de eerste fase van je praktijkleerplan in bij je praktijkbegeleider en je SLB-er. Dit omvat minimaal: - Algemeen deel PLP
- Actueel CV - Een actuele SWOT-analyse met daarbij de implicaties van de sterke en zwakke punten voor het functioneren tijdens de stage. - Voorbereidingsopdrachten A en B - Inleiding - Persoonlijke leerdoelen. Met de activiteiten, waarmee jij je doelen wilt behalen en evaluatiecriteria waaraan de activiteiten moeten voldoen. De doelen zijn SMART geformuleerd en gebaseerd op de SWOT-analyse. - Een planning van je leeractiviteiten gedurende de eerste twee weken. In week 3 lever je je uitgewerkte (concept) praktijkleerplan in bij je praktijkbegeleider en SLB-er. Ook je werk/praktijkbegeleider geeft feedback. Je verwerkt deze feedback en levert begin week 5 van de praktijkleerperiode je definitieve praktijkleerplan in bij je praktijkopleider. Je voegt het feedbackformulier van de SLB-er toe aan de versie voor je begeleider in de praktijk. Je praktijkopleider beoordeelt het plan op haalbaarheid. Voorbereidingsopdrachten Hieronder staan de voorbereidingsopdrachten, versterkt vanuit de Haagse Hogeschool. Het is mogelijk, dat ook jouw stage instelling en voorbereidings- of inwerkopdracht heeft, die mogelijk overlapt met de onderstaande voorbereidingsopdracht. Het is natuurlijk niet de bedoeling dat je dubbel werk hoeft te doen. Overleg dan even met je praktijkopleider welke opdrachten je maakt. Onderdeel A en B van het praktijkleerplan worden voorafgaand aan de stage gemaakt. Onderdeel C, D en E worden opgestart voorafgaand aan de stage en afgerond in de eerste vier weken van de stage. A: Informatie uitzoeken over de instelling Voordat je start met je praktijkleerperiode is het belangrijk om een beeld te hebben van de setting waarin deze plaatsvindt. Zoek antwoord op de volgende vragen: - Is het een particuliere of een overheidsinstelling? - Valt de instelling onder een stichting/koepelorganisatie? - Welke functie heeft de instelling in deze regio? - Welke doelgroep kun je verwachten? - Wat is het doel van de instelling (behandelen, revalideren, wonen, preventie)? - Wat is de visie van de instelling? - Hoeveel zorgvragers worden bediend? Hoeveel, bedden, behandelplaatsen, wooneenheden? - Hoeveel locaties telt de instelling? - Hoe is de samenstelling van het verplegend personeel (helpenden, verzorgenden, verpleegkundigen, gespecialiseerde verpleegkundigen, nurse practitioner)? De informatie kun je op de volgende manieren verkrijgen: - opzoeken op internetsites (website SBBL (www.sbbl.nl) - opzoeken in folders van je instelling en afdeling - navragen in een kennismakingsgesprek met je begeleider in de instelling Verzamel de informatie en maak hiervan een overzichtelijk verslag dat je opneemt in je praktijkleerplan. Benoem wat jij belangrijk vindt bij het verplegen van de doelgroep van je werkplek (max. 3 pagina s). B. Relevante ontwikkelingen in de gezondheidszorg Politieke besluiten of tendensen binnen de gezondheidszorg kunnen invloed hebben op de vormgeving van de zorg binnen de instelling. Ga op zoek naar vraagstukken, die op dit moment van invloed zijn op de setting waar jij werkt. Denk hierbij bv. aan ziekenhuizen die zich steeds meer specialiseren, de DBC s, ontwikkelingen in de AWBZ, de BOPZ in de GGZ etcetcetc. Gebruik hiervoor tijdschriften, kranten of internet. Beschrijf de relevante ontwikkelingen, die van
toepassing zijn, in een kort, overzichtelijk verslag (max. 2 pagina s), voeg minimaal één artikel toe en neem het geheel op in je praktijkleerplan. C. Organisatie van de begeleiding op de praktijkleerplaats Breng in kaart hoe de begeleiding op de praktijkleerplaats is georganiseerd. Punten die van belang zijn: - Hoe wordt de begeleiding vormgegeven? - Wie geeft de begeleiding (werkbegeleider, praktijkbegeleider, alle medewerkers van de afdeling)? - Hoe zijn de taken tussen de verschillende begeleiders verdeeld en wie is waarvoor verantwoordelijk? - Welke rol verwacht de begeleiding van jou in je rol van HBOV- student? - Wie wordt op de hoogte gesteld van ziekte of het niet kunnen nakomen van afspraken m.b.t. het leerproces? - Wie kan als rolmodel dienen voor jou als HBOV- student? - Hoe kun jij je leerproces zichtbaar maken (schriftelijk, mondeling, dag evaluatie, aangeven van leerdoelen per dag)? Neem de afspraken die je met je begeleiders hebt gemaakt, op in je praktijkleerplan (max. 1 pagina). D. Algemene oriëntatie op de afdeling Als je optimaal wilt functioneren op een afdeling, dan is kennis van en inzicht in de organisatie van groot belang. Gebruik de eerste twee weken van de praktijkleerperiode om informatie te zoeken over de afdeling door het stellen van vragen, door informatie op de afdeling te lezen, medewerkers te observeren en mee te lopen met je begeleider. De volgende punten zijn van belang om te weten: - Hoe is de afdeling georganiseerd, hoe is de besluitvormingsprocedure, welke verantwoordelijkheden hebben de verschillende functionarissen? - Welke disciplines zijn erop de afdeling en wat zijn hun taken? - Welke diensten hebben verpleegkundigen en welke draai jij als student? - Vanuit welke visie wordt verpleegd en hoe wordt dit zichtbaar in het zorgorganisatiemodel? - Hoe is de afdeling ingedeeld en welke procedures zijn van belang (ruimten, telefoon/oproepsysteem, alarmsysteem, overlegmomenten, opnameprocedures, ontslagprocedures, logistiek)? - Hoe vindt de personeelsplanning plaats en door wie (units, diensten, roosters, pauzes, coördinatie)? - Hoe ziet de dagindeling eruit (welke werkzaamheden, wanneer, door wie en met welk doel)? - Hoe is het verpleegdossier opgebouwd (welke ordening/structuur wordt gehanteerd bij het verpleegplan, verslaglegging)? - Welke werkprocedures, protocollen en richtlijnen zijn aanwezig en hoe wordt de actualiteit/kwaliteit hiervan bewaakt? - Met welke disciplines, afdelingen wordt samengewerkt (bv. polikliniek, geriater, huisarts, fysiotherapie, activiteitenbegeleidster, diëtist, psycholoog, arbeidstherapeut)? Inventariseer punten die je aanspreken, zijn opgevallen en die je moeilijk vindt en twee punten die volgens jou beter of anders kunnen. Bespreek deze punten aan het eind van de eerste twee weken met je begeleider. Bespreek hierbij ook je eigen leerhouding in de eerste twee weken wat betreft initiatief nemen, vragen stellen en observeren. Maak een verslag van de resultaten van dit gesprek, laat dit ondertekenen door je begeleider en neem het op in je praktijkleerplan als kritisch bewijs (max.1 pagina) E: Oriëntatie op de zorgcategorie Tegelijkertijd met het kennismaken met de afdeling begin je je een beeld te vormen over de zorgcategorie. Om de zorgvrager goed te kunnen verplegen en begeleiden heb je kennis nodig over ziektebeelden en behandeling, zowel vanuit het medische als verpleegkundige domein. Verdiep je hierin en sla je studieboeken uit het eerste jaar er op na.
De volgende informatie is minimaal nodig: - Kennis van de meest voorkomende ziektebeelden/gezondheidsverstoringen (minimaal 5), die van belang is voor het observeren en uitvoeren van de zorg aan de toegewezen zorgvragers. - Dossiers toegewezen zorgvragers lezen: onbekende begrippen opzoeken en onduidelijkheden navragen - Welke zorg geboden wordt (meest voorkomende verpleegkundige diagnoses en interventies, verpleegtechnische vaardigheden, communicatieve vaardigheden) - Kennis van medicatie toegewezen zorgvrager(werking, bijwerking, observatie) - Hoe vindt informatie-uitwisseling over de zorgvrager plaats ( overdrachtsmomenten, visites, overleggen)? - Activiteiten van andere bij de zorg van de toegewezen zorgvrager betrokken disciplines (onderzoek, therapie, gesprekken, ingrepen, dieetvoorschriften, behandelvoorschriften) Maak een verslag van de verzamelde resultaten en voeg dit toe aan je praktijkleerplan (max. 5 pagina s). De beoordelingscriteria van de opdracht zijn te vinden op BB. Begeleiding tijdens de stage Inleiding Je krijgt tijdens de praktijkperiode begeleiding vanuit de opleiding en de zorginstelling. Hierdoor wordt de integratie theorie en praktijk bevorderd en het reflecteren op het verpleegkundig handelen en het leerproces gestimuleerd. Hieronder wordt de begeleiding toegelicht en komen de onderdelen evaluatie en de bewaking van continuïteit van het leerproces aan de orde. Begeleiding vanuit de opleiding tijdens SLB bijeenkomsten Binnen schools word je tijdens de SLB- bijeenkomsten begeleid door je docent/ SLB er. Tijdens deze bijeenkomsten zal de SLB-er samen met jou en je groepsgenoten aandacht besteden aan het stagelopen en de ervaringen die je daarbij opdoet. Centraal staat de manier waarop je ervaringen kunt gebruiken bij je groei als professional. Begeleiding in de instelling Binnen de instelling krijg je begeleiding van een werkbegeleider en een praktijkopleider (die laatste begeleidt op afstand en is verantwoordelijk voor de leervoorwaarden op een afdeling). De werkbegeleider is je eerste aanspreekpunt bij vragen en onduidelijkheden. De begeleider zorgt er op die manier voor dat je kunt werken aan het behalen van je (persoonlijke) doelen en de opdrachten. Contact stage-instelling en De Haagse Hogeschool Wanneer de praktijkopleider tijdens de praktijkleerperiode problemen of vragen heeft, neemt deze, na overleg met jou, contact op met je SLB-er. Vermeld daarom altijd de namen en telefoonnummers van je SLB-er en praktijkopleider op je praktijkleerplan. Wanneer de situatie daar aanleiding toe geeft, kan de SLB-er besluiten derden in te schakelen. De SLB-er neemt in de periode rondom tussen - en eindevaluatie contact op met de begeleider in de praktijk. In bijzondere gevallen kan de SLB-er aanwezig zijn bij de tussenbeoordeling. Zie voor aanvullende informatie: stage regelingen en procedures in bijlage 4 van de studiegids. Beoordeling praktijkleerperiode Jouw functioneren in de praktijk wordt aan de hand van de competentiekaart (zie BB) beoordeeld. De praktijkopleider geeft aan de hand van jouw functioneren en behaald competentieniveau een zwaarwegend advies. De SLB er stelt na overleg met de praktijkbegeleider de uiteindelijke beoordeling vast
Het vereiste eindniveau is 2 of 3. Wanneer van toepassing kan er een start worden gemaakt met niveau 3. Halverwege de praktijkleerperiode (na 10 weken) vindt een tussenbeoordeling plaats. Bij een onvoldoende tussenbeoordeling heeft de student de kans om tijdens de tweede tien weken van de praktijkleerperiode alsnog het minimale vereiste niveau te behalen. Criteria voor de tussenbeoordeling Om voor een voldoende tussenbeoordeling in aanmerking te komen dient de student: - het definitieve praktijkleerplan uiterlijk in week 5 afgerond en ingeleverd te hebben bij de begeleider en SLB-er; - te kunnen verwoorden welke resultaten bereikt zijn m.b.t. het behalen van persoonlijke leerdoelen en het vereiste competentieniveau en toegelicht met concrete voorbeelden waaruit groei blijkt. De studiepunten voor de praktijkleerperiode 3+4 worden toegekend, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan: - Het functioneren in de praktijk is met een voldoende beoordeeld. - De competentiekaart is ingeleverd bij de SLB-er ( in week 10 van blok 4). - Voldoende aanwezigheid van en actieve participatie tijdens de SLB- bijeenkomsten. Herkansing De herkansing vindt plaats conform de regels van het tentamenreglement, die zijn beschreven in het OER 2014-2015.
Competentieniveaus Duaal 2 praktijkleren, periode 3 en 4 Hbo-eisen (hbo-standaard en Dublin-descriptoren) Rollen en competenties Minimaal Vereist niveau Rol zorgverlener 1.1 Verlenen van professioneel verantwoorde zorg op maat aan 3 zieken, gehandicapten en stervenden 1.2 Toepassen van primaire, secundaire en tertiaire preventie 3 1.3 Op basis van programmatische aanpak informatie, 3 voorlichting en advies geven aan individuen en groepen ten behoeve van een gezonde leefstijl Rol regisseur 2.1 Coördineren van verpleegkundige zorg 2/3 2 2.2 Coördineren van activiteiten die passen bij de doelen van een 2/3 primair, secundair of tertiair preventieprogramma Rol ontwerper 3.1 Meewerken aan de ontwikkeling en vaststelling van nieuwe 2/3 zorgprogramma s 3.2 Bijdrage leveren aan het tot stand komen van verpleegbeleid 2/3 3.3 Participeren in het ontwerpen van kwaliteitszorg op 2/3 afdelingsniveau Rol coach 4.1 Andere verpleegkundigen en verzorgenden helpen en steunen 2/3 bij het uitvoeren van de vastgestelde taken en functies. 4.2 Stagiaires, collega-verpleegkundigen en verzorgenden 2/3 steunen in hun professionele identiteit door hen met raad en daad ter zijde te staan Rol beroepsbeoefenaar 5.1 Vervullen van een actieve rol in de vernieuwing van het beroep 3 en het bevorderen van het beroepsbewustzijn 5.2 Actief meewerken aan de bevordering van de deskundigheid 3 van de beroepsgroep Minimumeisen per rol Je werkt minimaal aan de bovenstaande rollen, kern- en deelcompetenties en laat hierbij ook minimaal het gedrag zien dat beschreven is bij het bijbehorend niveau (2 of 3) van de competentiekaart (zie bijlagen). In overleg met de begeleiders in de praktijk is bepaald aan welke criteria je zal werken. Dit kan afhankelijk zijn van de mogelijkheden van de praktijkleersituatie en je leerproces. Meer en hoger mag. Je toont hierbij aan dat je voldoet aan de eisen van het hbo-niveau die zijn verwoord in de hbo standaard en de Dublin-descriptoren. Dat betekent dat je bij deze kerncompetenties laat zien, dat je: voldoende vakbekwaam bent; verantwoord samenwerkt; de beroepssituaties voldoende diepgaand kan beoordelen. kritisch en creatief denkt Verder werk je ook de hbo-eisen effectieve leerhouding en reflecteren (competentiekaart) uit volgens bovenstaande methodiek. 2 Met 2/3 wordt bedoeld dat minimaal 50% van de deelcompetenties op niveau 3 behaald dient te zijn, de overige nog op niveau 2