In de praktijk wat kan, op school wat moet

Transcriptie

1 Els Grijmans Docent verpleegkunde HVA Lynette Menting, Claudia Bronner Klinisch Verpleegkundig Opleider OLVG In de praktijk wat kan, op school wat moet Nieuw HBOV duaal curriculum HVA AMC OLVG

2 Programma Interview Voorbeelden uit de praktijk Gelegenheid tot vragen stellen Succes factoren van samenwerken

3 Uitgangspunten g In de praktijk wat kan op school wat moet: School: generieke kennis Praktijk: specifieke kennis Vanaf het begin vindt leren plaats in de praktijk Begin is de student meer op school, later meer in de praktijk Cyclisch leren: vragen uit de praktijk in school beantwoorden en andersom Kort cyclisch: school en praktijk wisselen snel af

4

5 Competentieprofiel p Opbouw: 7 Competentiegebieden 19 Competenties Indicatoren

6 Voorbeeld Competentiegebied 1 Verpleegkundig handelen De kern van het competentiegebied verpleegkundig handelen betreft het gebruiken vakdeskundigheid in de directe patiëntenzorg. Verpleegkundigen zijn in alle fases van het verpleegkundig proces vaardig in het klinisch redeneren in het uitvoeren van verpleegkundige handelingen. Verpleegkundig handelen vormt het centrale competentiegebied van verpleegkundigen. Competentie 1a De verpleegkundige verleent zorg in complexe zorgsituaties van opname tot ontslag. Indicatoren 1a De verpleegkundige: g Stelt te allen tijde de patiënt centraal; speelt effectief in op de beleving, behoefte en wensen. Houdt rekening met verschillende achtergronden en culturen. Kan de gedachten en gevoelens van patiënten inschatten. Ziet de behandeling of opname van de patiënt als deel van het ziekteproces en heeft oog voor de gevolgen g daarvan op psychisch, lichamelijk en sociaal gebied. Voert het verpleegplan uit. Zet kennis en inzicht in ten behoeve van de zorg en neemt de eindverantwoordelijkheid voor alle fases van het verpleegkundig proces. Observeert en signaleert problemen bij de patiënt. Verzorgt en begeleidt de patiënt. Draagt zorg voor het welbevinden van de patiënt en heeft daarbij aandacht voor de omgeving van de patiënt.

7 Competentiegebied Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Digitaal Portfolio Verpleegkundig handelen 1a zorg Verpleegkundig handelen 1b preventieve zorg Verpleegkundig handelen 1c klinisch redeneren Communicatie 2a vertrouwensrelatie Communicatie 2b informatie, voorlichting, advies Communicatie 2c informatie uitwisseling betrokkenen Samenwerking 3a samenwerken Samenwerking 3b adviseren en consulteren Kennis en wetenschap 4a verbeteren en vernieuwen Kennis en wetenschap 4b werkbegeleiding geven Kennis en wetenschap 4c eigen kennis actualiseren Maatschappelijk handelen 5a ethische problemen Maatschappelijk handelen 5b structurele problemen Organisatie 6a coördineren en continuïteit Organisatie 6b kwaliteitszorg Organisatie 6c werksituatie Professionaliteit 7a bewust zelf ontwikkelen Professionaliteit 7b volgt normen en waarden Professionaliteit 7c keuzes maken en verantwoorden

8 Praktijkhandleiding HBO Verpleegkunde Duaal HBO Verpleegkunde Duaal OLVG, AMC, HvA

9 Feedbackformulier HBO V duaal Begin van de dienst wordt besproken aan welke competenties de student wil werken. Hij/zij arceert dit in de betreffende kolom. Ook vult de student de beschrijving van de situatie in. Tijdens de evaluatie van de dienst wordt de rest van het feedbackformulier besproken en ingevuld. naam student: naam werkbegeleider.. datum: aantal dagen samen rkt: regelmatig [per 1 gen samen werken] invullen! Competentiegebied 1 Verpleegkundig handelen, de student: Competentiegebied 5 Maatschappelijk handelen, de student: о verleent zorg in complexe zorgsituaties van opname t/m ontslag. о herkent en verheldert ethische problemen en beargumenteert о verleent preventieve zorg aan individuen en groepen. de gekozen handelswijze. о onderbouwt de zorg met behulp van klinisch redeneren. о herkent structurele gezondheidsproblemen, behartigt de belangen voor de eigen patiëntenpopulatie en stelt dit op de juiste plek aan de orde binnen de organisatie. Competentiegebied 2 Communicatie, de student: Competentiegebied 6 Organisatie, de student: о gaat een vertrouwensrelatie aan met de patiënt. о coördineert zorgverlening en preventieprogramma s en о geeft informatie, voorlichting, GVO en advies aan individuen en waarborgt daarbij de continuïteit van zorg. groepen. о ontwerpt kwaliteitszorg ten behoeve van de verpleegkundige о zorgt voor een optimale informatie uitwisseling met alle zorgverlening. betrokkenen. о neemt de rol van klinisch leider op zich. Competentiegebied 3 Samenwerking, de student: Competentiegebied 7 Professionaliteit, de student: о werkt effectief samen met alle betrokkenen. о geeft blijk van het vermogen zich bewust te ontwikkelen. о adviseert en geeft consult aan collega s binnen en buiten de о handelt volgens waarden en normen van het verpleegkundig eigen organisatie. beroep. о vervult zowel een autonome als participerende rol in de zorgverlening en kan keuzes verantwoorden. Competentiegebied 4 Kennis en wetenschap, de student: Handtekening student voor akkoord: о draagt systematisch bij aan verbetering en vernieuwing van de zorgverlening. Handtekening werkbegeleider voor akkoord: о geeft werkbegeleiding aan studenten en medewerkers. о zorgt voor het voortdurend actueel houden van de eigen kennis. Complexiteit i (zorg, redeneren, context) en complexiteitsniveau i i (1/2/3) waarop de student dit wil bereiken. Beschrijving van de situatie. Reflectie van de student op zijn/haar eigen kennis, vaardigheden en beroepshouding in betreffende situatie. Feedback van de werkbegeleider op de kennis, vaardigheden en beroepshouding van de student in betreffende situatie. Eventueel gemaakte afspraken Begeleidingsstijl werkbegeleider: Toegepaste begeleidingsstijl invullen

10 Handleiding voor gebruik van de korte klinische beoordeling (KKB) De Korte klinische beoordeling is een observatie van een kritische beroepssituatie. Met de KKB wordt door de student aangetoond dat hij een onderdeel van een competentie wel of niet beheerst. De KKB kan eenvoudig worden toegepast door de werkbegeleider als onderdeel van de dagelijkse routine in diverse klinische settings. De combinatie van meerdere KKB s geeft inzicht in het handelen van de student. Verpleegkundig handelen Enterale medicatie Voorbereiding, de student: Leest en interpreteert de medicatieopdracht van de arts (juiste medicijn, juistepatiënt patiënt, juiste dosering, wijze van toediening, juiste tijd). Controleert hoe het geneesmiddel moet worden klaargemaakt. Checkt houdbaarheid en verenigbaarheid met andere geneesmiddelen. Controle vindt plaats met geldende richtlijnen en protocollen van de verpleegafdeling. Verzamelt zo nodig bereidingsmateriaal. Zorgt voor een rustige werkomgeving. Uitvoering, de student: Houdt zich aan hygiënevoorschriften en voorschriften ter bescherming van zichzelf. Maakt het geneesmiddel volgens geldende richtlijnen en protocollen klaar voor gebruik. Parafeert medicijnlijst en laat een 2 e bekwame persoon gehele procedure controleren. Identificeert patiënt en geeft voorlichting over voorgeschreven medicijn (indicatie, contraindicatie, mogelijke bijwerkingen, tijdstip(pen) inname). Laat de patiënt het medicijn innemen of dient het medicijn via de juiste toedieningsweg (bijv. sonde) toe. Afronding, de student: Observeert juiste inname van medicijn door patiënt, mogelijke bijwerkingen en evalueert de medicijnlijst zo nodig met behandelend arts. Korte Klinische beoordeling (KKB) Student: Leerwerkperiode: Werkbegeleider: Datum: Afdeling: Niveau complexiteit van zorg Laag 1 Midden 2 Hoog 3 onvoldoende / twijfel / voldoende Opmerkingen: Frequentie toetsing: Niveau 1: 1 keer Niveau 2: 3 keer Niveau 3: 3 keer Paraaf werkbegeleider: Paraaf student:

11 Persoonlijke informatie (CV)

12