Financiële risico's van verzuim en arbeidsongeschiktheid



Vergelijkbare documenten
WIA Opvang Polis. Het antwoord van de Van Kampen Groep op de WIA (Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen) Terecht méér dan verzekeraars

W etopdearbeidsongeschiktheidsverzekering. W etwerkeninkomennaararbeidsvermogen

Wia Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (verdiencapaciteit)

WIA Opvang Polis. op de WIA. Het antwoord van de. Van Kampen Groep. (Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen)

Arbeidsongeschiktheid en uw pensioen

Arbeidsongeschiktheid en uw pensioen

Het antwoord van VKG op de WIA (Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen)

Ziekte en arbeidsongeschiktheid: wat is er voor jou geregeld?

WIA Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen. De gevolgen voor het inkomen bij langdurige ziekte/arbeidsongeschiktheid

WIA door de Tweede Kamer. Stand van zaken juli 2005

Bijlage: Vergelijking WIA en Appa

WIA

De collectieve WGA Hiaat verzekeringen voor werknemers in de Metaal- en Elektrotechnische industrie

Inkomenszekerheid bij arbeidsongeschiktheid >START. De Werkgevers AOV Hiaat en Hiaat Uitgebreid voor Achmea-medewerkers

Allianz Productinformatie voor de adviseur

WELKOM. Wet WIA 28 oktober 2015 Jos Walraven

Uw inkomen bij arbeidsongeschiktheid. in het UMC

WELKOM OP DE INFORMATIEBIJEENKOMST WIA

Langdurig arbeidsongeschikt. VOP0034_arbeidsongeschikt-2.indd :36

Pensioen 2 WGA Hiaat verzekering

Uw inkomen bij arbeidsongeschiktheid. in het UMC

Uw inkomen bij arbeidsongeschiktheid. in het UMC

Minder dan 35% arbeidsongeschikt

Individuele WIA werknemersverzekering

Wet- en regel geving bij arbeidsongeschiktheid

Ziek of arbeidsongeschikt?

(Tijdelijk) Arbeidsongeschikt

(Tijdelijk) Arbeidsongeschikt

IPAP Inkomen bij arbeidsongeschiktheid. werkgevershandleiding bij collectief contract

Informatiebrochure voor werkgevers en werknemers. januari 2014

WIA-Excedentverzekering. Voor de bedrijfstak Metaal en Techniek

Zoja, start de uitkering dan: Direct na het overlijden van de werknemer of, Na het bereiken van de leeftijd van 18 jaar van het jongste kind

AIOS, ZIEKTE EN ARBEIDSONGESCHIKTHEID

V&VN Arboverpleegkundigen

Werking van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA)

WIA Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen

Wet BeZaVa en WIA. Marco de Zeeuw Amersfoort 7 oktober 2014

H12 Ziektewet en wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen

Inkomensgarantieplan voor Overheid & Onderwijs. De oplossing voor inkomensverlies bij arbeidsongeschiktheid

Exclusief voor de Metalektro WIA-verzekeringen op maat

De wet Werk en Inkomen naar. Arbeidsvermogen. Deze wet is van kracht geworden. Op 29 december 2005

Bijzondere Voorwaarden AO WIA-volgende verzekeringen en herverzekeringen alsmede verzekering van premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid

WIA Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen Inkomen

De WIA Krater WIA. Dank voor uw interesse. Kan Classen Consultancy u van dienst zijn? Neem dan contact op via

WGA Financieringskeuze

Reden. Arbeidsongeschiktheid

De WIA, een ingewikkelde wet Door Ynske Jansen en Gemma de Meijer, m.m.v. mr. Sjoerd Visser

Arbeidsongeschiktheidsverzekeringen. Financieel gezond bij arbeidsongeschiktheid

Allianz Inkomensverzekeringen. Nederland Schadeverzekering N.V. wat nu? Wagenparkmanagement. De gevolgen van een WIA-uitkering voor uw inkomen

Arbeidsongeschiktheidspensioen. voor huisartsen in dienstverband

DE WIA, EEN INGEWIKKELDE WET

Ik ben ziek Wat nu? Informatiebrochure voor werknemers November 2007

Nierpatiënten V ereniging Vereniging Nederland Margreet Gorter

Brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

VOORBEELD. Geboortenaam Voorletters Man Vrouw

De Werkgever PRODUCTINFORMATIE. collectieve VERZEKERINGEN ALLE INFORMATIE IN ÉÉN OVERZICHT

P De heer A. Werknemer Anoniemstraat AB AMSTERDAM

Werknemers 1 ZIEK. werknemer en verzekerd voor ZW en WIA is degene die een ww-uitkering geniet

Ondernemersplan Arbeidsongeschiktheid. WIA - Excedent. De Inkomensverzekeraar voor ondernemers

Uw werknemer kan vervolgens weloverwogen besluiten om de financiële gevolgen van overlijden en arbeidsongeschiktheid wel of niet te accepteren.

Toelichting op het invullen van werkgeversverklaring en/of intentieverklaring.

Ondernemersplan Arbeidsongeschiktheid. WIA - Excedent. De Inkomensverzekeraar voor ondernemers

Uw inkomen bij arbeidsongeschiktheid

personeelsplan Arbeidsongeschiktheid WIA Vaste Aanvulling AOV De Inkomensverzekeraar voor ondernemers

Waarom ontvangt u dit formulier?

Laag 2 Pensioen WIA

Beter Af InkomensZekerheid

Arbeidsongeschikt? Bang voor een gat in uw inkomen? Aanvullend pensioen. WGA uitkering. Uw salaris AOW + Vervolguitkering WGA 100% Inkomsten.

P De heer A. Werknemer Anoniemstraat AB AMSTERDAM

Beste werkgever, Heeft u nog vragen over dit formulier? Neem dan gerust contact op met: Qua Financiën

Productkaart Module WGA Hiaatverzekering Uitgebreid

U bent arbeidsongeschikt. Wat betekent WIA voor uw pensioen?

Modernisering Ziektewet Hoofdlijnen van de wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters (BeZaVa)

Hoofdlijnenakkoord inzake aanpassing ABP-regelingen aan WIA-wetgeving (definitief vastgesteld in de Pensioenkamer van de ROP op 7 juni 2006)

Arbeidsongeschiktheidsverzekering voor Personeel Speciale afspraken voor werknemers in het Uitgeverijbedrijf Logo [BedrijfX]

Formulier: Aanvullende Voorzieningen Werkgever

Formulier Aanvullende Voorzieningen Werkgever

U bent ARBEIDS- ONGESCHIKT. Wat betekent WIA voor uw pensioen?

Modernisering Ziektewet. Door: Peter van Hattem

Uw inkomen bij arbeidsongeschiktheid

Werkgeversverklaring (in te vullen door de werkgever)

Basismodule WGA-gat Uitgebreid - model uitc 414

Voorblad Productwijzers Inkomen Loyalis Verzekeringen

Arbeidsongeschikt. Stel dat je geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt raakt. Wat betekent dit dan voor de opbouw van je pensioen?

Productinformatie WGA Eigenrisicodragerschap

Niet (kunnen) werken. 1. Werkloosheidswet (WW)

Werkgevers AOV. WGA-Hiaatverzekering Uitgebreid. Inkomensbescherming bij arbeidsongeschiktheid via uw cao

Pensioen 2 WIA Arbeidsongeschiktheidspensioen

WIA-inkomensvoorzieningen Defensie (stand van zaken per januari 2008)

Arbeids- ongeschikt. Stel dat je geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt raakt. Wat betekent dit dan voor de opbouw van je pensioen?

WIA Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen

Verzuim Zorg Pakket

Voorwaarden Inkomensaanvulverzekering. Inhoudsopgave

Inkomen op Peil. De arbeidsongeschiktheidsverzekering. werknemers

Het Nedasco Gezond Werken Pakket Personeel

Ministerie van Veiligheid en Justitie. Korpsbeheerders van de regionale politiekorpsen College van Bestuur Politieacademie

Voorblad Productwijzers Inkomen sector Bouw Loyalis Verzekeringen

Marz/CvA/U Lbr. 05/136 CVA/LOGA 05/40

Modernisering Ziektewet

9402 Polisvoorwaarden 2017 WGA gat Uitgebreid (Garant)

Transcriptie:

Financiële risico's van verzuim en arbeidsongeschiktheid Een actuariële blik Drs. J. de Wit AAG TonAc BV, 2014 drs. J. de Wit AAG, TonAc BV 2014 Pagina 1

Jan de Wit Eerste druk, oktober 2014 Redactie: Monique Hurkmans (Krachtverhalen.nl) Zeist Titel: Financiële risico's van verzuim en arbeidsongeschiktheid. ISBN: 978-90-79086-07-8 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden gekopieerd, verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de schrijver. drs. J. de Wit AAG, TonAc BV 2014 Pagina 2

Inhoud Inleiding... 4 Ziekte... 5 WGA (<35%)... 16 Minder dan 35% arbeidsongeschikt... 16 Premiekorting... 16 De no-risk polis... 16 Ziekte- en arbeidsongeschiktheidsregeling voortgezet onderwijs (ZAVO)... 17 35-minner en WW... 17 Werkloosheidsregeling onderwijspersoneel voortgezet onderwijs (WOVO)... 17 Loonsuppletie... 18 WGA (>35%)... 19 Loongerelateerde uitkering (LGU)... 20 Loonaanvullingsuitkering (LAU)... 20 Vervolguitkering (VVU)... 21 Bovenwettelijke aanvuling... 21 Gedeeltelijk arbeidsongeschikt... 22 IVA... 25 Cijfers... 26 Voorzieningen... 27 Voorziening volledige arbeidsongeschiktheid... 29 Voorziening gedeeltelijk arbeidsongeschiktheid... 33 Afnemend arbeidsongeschiktheidspercentage... 37 Bijlage 1: reactiveringskansen WGA... 38 Bijlage 2: tabel sterftekansen bevolking... 39 Bijlage 3: berekening verzuimcijfers... 40 Bijlage 4: Risicopremies... 41 Begrippenlijst... 42 Literatuur... 43 drs. J. de Wit AAG, TonAc BV 2014 Pagina 3

Inleiding Hoewel het risico op ziekteverzuim bij werknemers klein is, kunnen de financiële consequenties groot zijn. Zeker sinds de invoering van de Wet uitbreiding loondoorbetaling bij ziekte (Wulbz) en de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Vaak worden de gevolgen van verzuim onderschat. Wat zijn precies de financiële gevolgen en hoe kunnen werkgevers de kosten beter beheersen? In je functie heb je dagelijks met verzuim te maken. In deze syllabus tref je handvaten aan waarmee je de risico s van verzuim in kaart kunt brengen. Zowel voor de werkgever als voor de verzekeraar. Met behulp van een eenvoudige actuariële basis ontstaat zicht op de gevolgen van verzuim. Aan bod komen onder andere herstelkansen, voorzieningen en het belang van re-integratie. Wat gebeurt er als een organisatie op de oude voet doorgaat? En welk effect heeft een actief re-integratiebeleid? Eén ding zal duidelijk worden, investeren in re-integratie loont! drs. J. de Wit AAG, TonAc BV 2014 Pagina 4

Ziekte Ondernemen brengt risico s met zich mee. Ziekte van een werknemer is tegenwoordig één van die risico s. Door de jaren heen ziet men een verschuiving van het verzuim risico naar werkgevers. Verzuim is een kostbare aangelegenheid geworden. Door de invoering van de Wulbz zijn werkgevers verplicht het loon van een zieke werknemer twee jaar door te betalen. Bovendien is het financiële plaatje moeilijk in te schatten. Het kan gaan om een griepje of een ziekte met een lange herstelduur. Naast loondoorbetaling tot en met herstel is ook sprake van een daling van de arbeidsproductiviteit, maar ook de winst van de onderneming. In CBS-Statline zijn ziekteverzuimpercentages 1 op te vragen: 1 Zie bijlage 3. drs. J. de Wit AAG, TonAc BV 2014 Pagina 5

Bedraagt het gemiddelde ziekteverzuimpercentage van een bedrijf 3,6%, dan loopt de werkgever dus voor 3,6% van de loonsom risico in een jaar. En dan heeft het bedrijf 3,6% minder aan beschikbare dagen. Er zijn veel ziektebeelden en ieder beeld kent een eigen herstelproces. Elk herstelproces brengt kosten voor de werkgever met zich mee. Voor zover het herstelproces bekend is, is het risico van loondoorbetaling dus na te rekenen. Voorbeeld: Een vrachtwagenchauffeur breekt zijn beide benen. Het herstelproces: zes weken in het gips. Daarna maximaal één week revalideren. De werkgever kan dan rekenen op een loondoorbetaling van zeven weken. Maar mogelijk moet hij iemand inhuren om het werk van die vrachtwagenchauffeur uit te voeren. Dat betekent zeven weken extra loondoorbetaling voor de werkgever. Is de duur van het herstelproces onduidelijk, dan is het risico dat de werkgever loopt opeens moeilijk in te schatten. Denk maar aan een hersenbloeding. In bepaalde gevallen is er sprake van herstel. Maar soms komt het voor dat de werknemer zijn werkzaamheden niet meer aankan. En het kan ook gebeuren dat de werknemer zelfs geen aangepaste werkzaamheden kan uitvoeren. Het risico op loondoorbetaling kan dan te hoog worden voor een werkgever. Reden dat werkgevers kiezen voor het afsluiten van een verzekering. De verzekering dekt dan de loondoorbetaling vanaf een vooraf bepaalde eigen risicotermijn in dagen (conventionele dekking) of vanaf een bepaald percentage van de loonsom (stop-loss dekking). Definitie Loonsom = som van alle verzekerde lonen van werknemers Een verzekeraar bepaalt zijn premie aan de hand van een aantal factoren. Bij een conventionele dekking is de uitkering door de verzekeraar per ziektegeval gelijk aan: (aantal ziektedagen wachttijd) dekkingspercentage (1 + percentage meeverzekerde werkgeverslasten) dagloon van de zieke werknemer Bij een stop-loss dekking is de uitkering door de verzekeraar gelijk aan: (totaalbedrag schade eigen behoud) dekkingspercentage (1 + percentage meeverzekerde werkgeverslasten) Het aantal ziektedagen en de totale schade is te achterhalen op basis van de verzuimgevallen in een jaar. Maar hoe bepaal je de optimale wachttijd of het eigen behoud 2? Hiervoor is inzicht nodig in het verloop van het herstel. Lineair herstel Stel het herstel is lineair tussen één dag ziekte en 730 dagen ziekte. Dan ziet het herstel er grafisch (uitgaande van 1000 zieken naar 50 zieken op 730 dagen) als volgt uit: 2 Eigen behoud = eigen risico. drs. J. de Wit AAG, TonAc BV 2014 Pagina 6

ziektegevallen zieken 1200 1000 800 600 zieken 400 200 0 0 100 200 300 400 500 600 700 800 ziekte in dagen Het verloop (trendlijn in Excel) is te vertalen in de functie: Aantal zieken op x dagen ziekte = 1000-1,3014 * x 1,3014 = (1000-50)/730 Met deze functie kunt u dan gemakkelijk de kans op herstel berekenen voor 730 dagen, ervan uitgaande dat de werknemer al 360 dagen ziek is: P[herstel bij 730 dagen gegeven 360 dagen ziek] = (1000 1.3014 360) (1000 1.3014 730) 1000 1.3014 360 = 90% Een zogenoemd ziekteverloop bepaalt dus het risico van loondoorbetaling in de eerste twee jaar. In werkelijkheid is het verloop niet lineair, maar een machtsfunctie. Aan het begin is de afname groot (veel herstel) en later steeds kleiner (weinig herstel). Dat komt omdat de meeste ziekmeldingen van korte duur zijn. Er zijn echter ook langdurige ziekmeldingen die weliswaar lang duren, maar minder vaak voorkomen. Grafisch is dus aan te geven hoeveel werknemers ziek zijn naar duur van de ziekte. Stel, een bedrijf heeft de volgende (fictief) historische verdeling van zijn zieke werknemers: dagen ziek zieke werknemers 1 100 7 38 14 27 30 18 60 13 90 11 120 9 180 7 365 5 730 4 drs. J. de Wit AAG, TonAc BV 2014 Pagina 7

aantal zieke werknemers Dit is te vertalen in onderstaande grafiek: Zieke werknemers 120 100 80 60 zieke werknemers 40 20 0 0 100 200 300 400 500 600 700 800 aantal dagen ziek Iedereen zie zich ziek meldt, blijft met 100% kans één dag ziek. Daarna neemt het aantal zieke werknemers rap af, maar stabiliseert het aantal in de loop der tijd. In Excel kun je door met de rechtermuisknop op de lijn in de grafiek (specificeer dan een spreidingsgrafiek eerst) te klikken een trendlijn vragen. Voor een dergelijke verdeling is een machtsfunctie de beste oplossing. Dit is hieronder gedaan: drs. J. de Wit AAG, TonAc BV 2014 Pagina 8

aantal zieke werknemers Zieke werknemers 120 100 80 60 zieke werknemers Macht (zieke werknemers) 40 20 0 0 100 200 300 400 500 600 700 800 aantal dagen ziek y = 99,675x -0,499 R 2 = 0,9983 Door de punten heeft de geschatte functie een zeer hoge nauwkeurigheid (R 2 =99,83% 3 ). Daardoor is deze verdeling bruikbaar om onder andere de verwachte schadelast te kunnen berekenen. Vermenigvuldig je het dagloon met deze (geschatte) frequentie voor alle 730 dagen, dan ontstaat een beeld van het verwachte loondoorbetalingsrisico. Per werknemer, gedurende het eerste en het tweede jaar. Stel de werknemers hebben een gemiddeld dagloon van 80, dan is de verwachte schadelast 421.376 (eerste jaar 294.452, tweede jaar 126.924). Deze uitkomst is het totale risico dat een werkgever loopt voor één schadejaar (ontstaansjaar van de ziekte). Dagen trendlijn * daggeld cumulatief Verdeling 1 99,7 7.973,99 7.973,99 1,9% 2 70,5 5.642,31 13.616,29 3,2% 3 57,6 4.608,76 18.225,05 4,3% 4 49,9 3.992,43 22.217,49 5,3% 5 44,6 3.571,72 25.789,21 6,1% 6 40,8 3.261,11 29.050,32 6,9% 7 37,7 3.019,66 32.069,97 7,6% 8 35,3 2.825,00 34.894,97 8,3% 9 33,3 2.663,74 37.558,72 8,9% 10 31,6 2.527,31 40.086,03 9,5% 11 30,1 2.409,92 42.495,95 10,1% 12 28,8 2.307,52 44.803,47 10,6% 13 27,7 2.217,17 47.020,64 11,2% 14 26,7 2.136,67 49.157,32 11,7%.......... 3 Een R 2 meet de mate van nauwkeurigheid van de schatting. Dicht bij 1 geeft aan dat de schatting nagenoeg gelijk is aan de waarneming. Naarmate R 2 lager wordt, neemt het verschil en dus de nauwkeurigheid af. drs. J. de Wit AAG, TonAc BV 2014 Pagina 9

364 5,3 420,38 294.032,66 69,8% 365 5,2 419,81 294.452,46 69,9% 366 5,2 419,23 294.871,69 70,0%.......... 729 3,7 297,25 421.078,96 99,9% 730 3,7 297,05 421.376,01 100,0% Getotaliseerd over een periode is dit: Periode Schadelast Dagen 1 730 421.376,01 5.267 1 365 294.452,46 3.681 366-730 126.923,55 1.587 Bedraagt het ziekteverzuim overall 5%, dan betekent dit dat een werknemer gemiddeld 4 18,3 dagen per jaar ziek is. Let wel, 5% is dus niet de kans op verzuim. De kans op verzuim is de kans dat iemand ziek wordt. Ziekteverzuim geeft het percentage beschikbare uren aan dat door ziekte onbenut is. In bovenstaand voorbeeld is sprake van 5% ziekteverzuim, indien de werkgever over 202 werknemers beschikt (3681 / (0,05*365)). In dit voorbeeld keert de verzekeraar na de eerste 14 dagen wachttijd (in dit geval 11,7% van de totale te verwachten schadelast) uit. Voor een stop-loss dekking komt een eigen behoud van 50.000 overeen met een eigen risico van 14 dagen wachttijd. De geschatte frequentie kan verder worden gebruikt voor de bepaling van een herstelkans op een bepaald moment, gegeven een aantal dagen ziekte. Herstelkans bij 730 dagen, gegeven dat een werknemer 10 dagen ziek is: P[herstel bij 730 dagen gegeven 10 dagen ziek] = 99,675 (10 0.499 730 0.499 ) 99,675 10 0.499 = 88% Herstelkans bij 730 dagen, gegeven dat een werknemer 365 dagen ziek is: P[herstel bij 730 dagen gegeven 365 dagen ziek] = 99,675 (365 0.499 730 0.499 ) 99,675 365 0.499 = 29% Herstelkans bij 730 dagen, gegeven dat een werknemer 540 dagen (1,5 jaar) ziek is: P[herstel bij 730 dagen gegeven 540 dagen ziek] = 99,675 (540 0.499 730 0.499 ) 99,675 540 0.499 = 14% Herstelkans bij 43 dagen, gegeven dat een werknemer 14 dagen ziek is: 4 Bij 5 werknemers kan zich dit vertalen in elke werknemer is 18,3 dagen ziek. Maar ook 4 werknemers zijn niet ziek geweest en 1 werknemer is 91.5 dagen ziek geweest. In beide voorbeelden is het ziekteverzuim 5%. drs. J. de Wit AAG, TonAc BV 2014 Pagina 10

P[herstel bij 43 dagen gegeven 14 dagen ziek] = 99,675 (14 0.499 43 0.499 ) 99,675 14 0.499 = 43% Naarmate de duur van de ziekte toeneemt, neemt de herstelkans af. Daarom loont het in een vroeg stadium kosten te maken gericht op een snel herstel van de werknemer. Het is belangrijk dat werkgevers zich hiervan bewust worden. Om dit inzichtelijk te maken hieronder een grafisch beeld van de cumulatieve verwachte schadelast van werknemers die in een bepaald jaar zijn ziek geworden: Cumulatieve verwachte schadelast 450.000,00 400.000,00 bedrag 350.000,00 300.000,00 250.000,00 200.000,00 cumulatief 150.000,00 100.000,00 50.000,00-0 100 200 300 400 500 600 700 800 dagen ziek Stel dat een werkgever tot 43 dagen (circa 6 weken) voor 5 werknemers 5.000 per werknemer extra heeft geïnvesteerd (vanaf dag 14). En dat deze werknemers hierdoor (gedeeltelijk of volledig) herstellen. Dan ziet het cumulatieve plaatje er als volgt uit: drs. J. de Wit AAG, TonAc BV 2014 Pagina 11

cumulatieve verwachte schadelast met en zonder investering in re-integratie 450.000,00 bedrag 400.000,00 350.000,00 300.000,00 250.000,00 200.000,00 cumulatief zonder cumulatief met 150.000,00 100.000,00 50.000,00-0 100 200 300 400 500 600 700 800 dagen ziek Aan het begin lopen de kosten hoger op door de investering. Maar de investering wordt al snel terugverdiend. Door de extra investering voor re-integratie is duidelijk de winst op het gebied van het verzuim te zien (cumulatief zonder cumulatief met): Periode Schadelast Dagen 1 730 339.498,27 3.920 1 365 254.171,03 2.853 366-730 85.327,24 1.067 Het ziekteverzuim (op basis van 202 werknemers) is nu gedaald van 5% naar 3,9% (2853/(365*202)). En dat met een investering van 25.000. In dit voorbeeld is de investering 0,4% van de loonsom (5.898.400 = 202*365*80). Ofwel, de werkgever heeft nu 1,1% meer beschikbare capaciteit. De winst op verzuim is dan in het eerste jaar gelijk aan 294.452 254.171 = 40.281. Over het tweede jaar van ziekte is dit 126.923 85.327 = 41.596. In bovenstaand voorbeeld houd je alleen rekening met de loondoorbetaling. Een werkgever heeft echter meer kosten: Directe kosten Loondoorbetaling, inclusief vakantiegeld en werkgeverslasten Indirecte kosten Productieverlies, het inhuren van uitzendkracht(en), overwerk en dergelijke Kosten van de Arbodienst, begeleiding en re-integratie, administratieve verplichtingen (volgens de Wet verbetering Poortwachter) en dergelijke Immateriële zaken die tot kosten kunnen leiden: slecht imago, kwaliteitsverlies, overbelasting collega s en dergelijke drs. J. de Wit AAG, TonAc BV 2014 Pagina 12

Financiële gevolgen ten aanzien van de Werkhervattingsregeling Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) In eerste instantie lijkt investering in re-integratie de werkgever dus extra geld te kosten. Niets is echter minder waar. Als de investering leidt tot sneller herstel (volledig of gedeeltelijk), dan is dat immers pure winst. Niet alleen op het gebied van verzuim, maar ook op het gebied van de WGA. Bovendien kan de werkgever aantonen welke inspanningen hij heeft gedaan gericht op herstel of aangepaste werkzaamheden. drs. J. de Wit AAG, TonAc BV 2014 Pagina 13

WIA WIA staat voor de wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen. Deze wet is de opvolger van de Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Achtergrondinformatie hierover is nodig om kasstromen te kunnen genereren met het oog op de bepaling van voorzieningen. Wat is het verwachte risico door arbeidsongeschiktheid? Aanleiding voor invoering van de WIA was het grote aantal mensen dat een beroep deed op de WAO. In Nederland waren bijna één miljoen arbeidsongeschikten (opgesplitst in de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong) en WAO). Bij de WIA staat het vermogen om te werken voorop. Financiële prikkels stimuleren werkgevers om (gedeeltelijk) arbeidsongeschikten weer aan het werk te helpen of te houden. Om het beroep op de WAO in te perken waren al eerder wettelijke maatregelen getroffen. Zoals de invoering van de Wet verbetering poortwachter (Wvp), met normen voor de re-integratie van arbeidsongeschikte medewerkers. Ook is de wettelijke loondoorbetalingstermijn verlengd van 52 weken naar 104 weken (2 jaar). In de Stichting van de Arbeid is afgesproken dat werkgevers maximaal 70% van het laatstverdiende jaarsalaris doorbetalen, over de eerste twee jaar van arbeidsongeschiktheid. In veel CAO s 5 is deze afspraak bevestigd. Hierbij kan ook overeengekomen zijn dat een medewerker toch het volledige loon ontvangt. Mits hij voldoende meewerkt aan zijn re-integratie. De WIA kent vier percentages/vormen van arbeids(on)geschiktheid: minder dan 35% arbeidsongeschikt, tussen 35% en 80% arbeidsongeschikt, ten minste 80% arbeidsongeschikt (niet duurzaam), ten minste 80% arbeidsongeschikt (duurzaam). De mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen(UWV). Normaal gesproken vindt deze keuring plaats nadat een werknemer (bijna) twee jaar arbeidsongeschikt is geweest. De WIA-keuring bestaat uit twee delen: Medische keuring: de verzekeringsarts van het UWV bekijkt wat de werknemer lichamelijk nog kan. Als de werknemer niet meteen volledig arbeidsongeschikt wordt verklaard, krijgt deze een oproep van de arbeidsdeskundige. Arbeidsdeskundige keuring: de arbeidsdeskundige van het UWV bekijkt welke functies de werknemer nog kan verrichten op basis van de bevindingen van de keuringsarts. De keuringsarts en de arbeidsdeskundige bepalen de mate van arbeidsongeschiktheid. Dat gebeurt door te kijken naar het zogenoemde loonverlies: het geld dat de werknemer minder verdient door de arbeidsongeschiktheid in vergelijking met daarvoor. Wat de werknemer nog kan verdienen wordt de (resterende) verdiencapaciteit genoemd. Afhankelijk van de mate waarin de verdiencapaciteit is afgenomen, komt de werknemer in een van bovengenoemde arbeidsongeschiktheidsklassen terecht. Hieronder zie je het verloop van ziektetoestanden volgens de WIA: 5 Collectieve Arbeids Overeenkomst drs. J. de Wit AAG, TonAc BV 2014 Pagina 14

Let op de mogelijkheid van re-integratie vanuit de ziektetoestanden WGA (<35%) en WGA (>35%, niet duurzaam). De plaatjes gaan in het algemeen meestal uit van eenrichtingsverkeer. In Europa en de rest van de wereld onderscheidt men overwegend sociaal risico en beroepsrisico bij arbeidsongeschiktheid. Op een paar landen na, zoals Nederland, wordt dit onderscheid bij de beoordeling van arbeidsongeschiktheid niet gemaakt. Met andere woorden, het maakt dus niet uit of de werknemer arbeidsongeschikt is geworden door een gebeurtenis op het werk of op het sportveld. In de toekomst zou Nederland daar meer onderscheid in moeten aanbrengen. Zowel qua wetgeving als qua uitvoering. Verder is er de modernisering van de Ziektewet, ofwel de BeZaVa (Beperking Ziekteverzuim en Arbeidsongeschiktheid Vangnetters). Dit omvat vooral werknemers met een tijdelijk contract, zogenoemde vangnetters. Tot 2014 verviel het arbeidsongeschiktheid risico na afloop van contract bij arbeidsongeschiktheid naar het UWV. Echter, deze groep herstelde niet of nauwelijks nadat deze uit het oog van de werkgever waren (bij einde contract). Het gevolg is dat in de loop der jaren het risico van de vangnetters enorm is gegroeid. In 2013 werd 55% van de instroom in de WGA door vangnetters veroorzaakt. De groep vangnetters is slechts 18% van de beroepsbevolking in loondienst. Door middel van een spoedbesluit van de overheid is overeen gekomen om per 1 januari 2014 het risico van vangnetters over te dragen aan de werkgever. De werkgever is verantwoordelijk voor twee jaar loondoorbetaling bij ziekte, voor alle werknemers die ziek werden ten tijde van loondienst. Als de werknemer nog ziek is na beëindiging contract, zal de werkgever het loon door moeten betalen tot twee jaar na de ziekmelding. Vanaf 2016 geldt dan dat ook het arbeidsongeschiktheid risico van vangnetters in de WGA ook voor rekening komt van de werkgever. Voor eigen risico dragers is er een aangepast besluit. Enkel vangnetters die ziek worden vanaf 2016 en in 2018 naar de WGA gaan, komen voor rekening van de werkgever. drs. J. de Wit AAG, TonAc BV 2014 Pagina 15

WGA (<35%) Minder dan 35% arbeidsongeschikt Werknemers met minder dan 35% loonverlies hebben geen recht op een WIA-uitkering of arbeidsongeschiktheidspensioen. Deze werknemers dienen bij de werkgever in dienst te blijven. De werkgever moet samen met de werknemer bekijken wat de beste oplossing is. Blijkt dat de werknemer binnen 5 jaar bij een ander werkgever aan de slag kan, dan komt die nieuwe werkgever in aanmerking voor premiekorting en de no-risk polis. Premiekorting De werkgever krijgt korting op de arbeidsongeschiktheidspremies- en werkloosheidspremies als hij gedeeltelijk arbeidsgeschikte werknemers in dienst neemt of houdt. In dienst houden Voor het in dienst houden van een arbeidsgehandicapte werknemer krijgt de werkgever eenmalig een maximale premiekorting van 2.042. Dit geldt voor zolang de dienstbetrekking duurt, maar maximaal één jaar. Het gaat er dan bijvoorbeeld om dat de werkgever een arbeidsgehandicapte werknemer in de gelegenheid stelt zijn oude functie weer te vervullen. Of de werkgever kan deze werknemer herplaatsen in een andere functie binnen het bedrijf. In dienst nemen Neemt de werkgever een arbeidsgehandicapte werknemer in dienst, dan krijgt de werkgever een premiekorting van maximaal 2.042 per jaar. Dit geldt voor zolang de dienstbetrekking duurt, maar maximaal drie jaar. Als de werknemer minder verdient dan 50% van het wettelijk minimumloon, komt de werkgever in aanmerking voor 454 premiekorting. Verhoging premiekorting bij in dienst nemen jonggehandicapte Neemt de werkgever iemand met een Wajong-uitkering in dienst en de jongere wordt ziek, dan krijgt de werkgever altijd een tegemoetkoming in de kosten van de verplichte loondoorbetaling bij ziekte. Bij arbeidsongeschiktheid van de jonggehandicapte hoeft de werkgever geen hogere premie te betalen. Ook wordt de korting op de arbeidsongeschiktheids- en werkloosheidspremies (WIA en WW) verhoogd met 1.360 per jaar. De no-risk polis Het financiële risico van de werkgever is beperkt als deze een gedeeltelijk arbeidsgeschikte werknemer in dienst neemt of houdt. De no-risk polis geldt ook voor mensen die twee jaar ziek zijn geweest, minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn verklaard, niet langer bij hun voormalige werkgever in dienst kunnen blijven en bij een andere werkgever in dienst zijn getreden. De werknemer moet wel binnen vijf jaar weer aan het werk zijn. De no-risk polis zorgt ervoor dat de werkgever geen risico loopt als de arbeidsgehandicapte werknemer binnen vijf jaar ziek of arbeidsongeschikt wordt. drs. J. de Wit AAG, TonAc BV 2014 Pagina 16

Voor het loon dat de werkgever in geval van ziekte moet doorbetalen aan de werknemer, krijgt hij compensatie van het UWV. Indien hij op grond van de CAO meer dan 70% van het laatst verdiende loon moet doorbetalen, krijgt hij ook voor dit extra deel compensatie. De no-risk polis geldt maximaal vijf jaar; een eenmalige verlenging is mogelijk als de werknemer volgens het UWV een aanzienlijk verhoogde kans op ziekte of arbeidsongeschiktheid heeft. Indien de werknemer een Wajong-uitkering heeft of had, dan geldt de no-risk polis gedurende zijn hele arbeidsleven. Ziekte- en arbeidsongeschiktheidsregeling voortgezet onderwijs (ZAVO) In de ZAVO is het volgende afgesproken over de groep 35-minners: Er wordt geen ontslag verleend, tenzij zwaarwegend dienstbelang (hier is in elk geval sprake van als het in dienst houden leidt tot ernstige financiële problemen voor het bevoegd gezag). Bij voortzetting van het dienstverband worden afspraken gemaakt over inhoud, functie en beloning. Deze afspraken worden schriftelijk bevestigd. Eventueel verschil tussen oude en nieuwe bezoldiging wordt gedurende 5 jaar voor 65% gecompenseerd. Op deze compensatie wordt het recht op WW of WOVO (Werkloosheidsregeling onderwijspersoneel voortgezet onderwijs) in mindering gebracht. 35-minner en WW Een 35-minner die (toch) wordt ontslagen of die minder uren gaat werken, kan in principe WW krijgen. Daarbij zijn de volgende aandachtspunten van bijzonder belang: Er moet sprake zijn van een arbeidsurenverlies van minimaal 5 uur per week. Als de werknemer minder dan 10 uur per week werkte, moet hij minstens de helft van zijn uren hebben verloren. Er mag geen sprake meer zijn van onverminderde loondoorbetaling over de verloren uren. Als er nog salaris wordt betaald over de verloren uren, maar niet het volledige salaris, is WW in principe wel mogelijk. Maar het nog betaalde loon zal op de WW in mindering worden gebracht. Als er 70% (de eerste twee maanden: 75%) of meer wordt doorbetaald over deze uren, zal er dus geen WW tot uitbetaling komen. De werknemer moet beschikbaar zijn om de verloren uren weer in te vullen met werk. Als de werknemer herplaatst is voor minder uren omdat hij zijn volledige taakomvang niet meer aankan, is deze beschikbaarheid twijfelachtig. Het kan zo zijn dat de werknemer wel beschikbaar is om in deze uren lichter werk te doen, dat bij de werkgever niet aanwezig is. In dat geval is WW mogelijk. Maar als de werknemer echt niet meer uren kan werken dan hij nog doet, krijgt hij geen WW. Als de werknemer WW krijgt, is de (voormalig) werkgever verantwoordelijk voor zijn reintegratie. Werkloosheidsregeling onderwijspersoneel voortgezet onderwijs (WOVO) Als de 35-minner WW krijgt, heeft hij ook recht op een Bovenwettelijke Werkloosheidsuitkering op grond van de WOVO. drs. J. de Wit AAG, TonAc BV 2014 Pagina 17

Loonsuppletie Een 35-minner die is herplaatst en minder verdient dan voorheen, kan recht hebben op loonsuppletie op grond van de WOVO. Deze mogelijkheid bestaat echter alleen als hij per uur minder is gaan verdienen. Is de werknemer voor minder uren herplaatst in zijn oude functie, of in een andere functie in dezelfde schaal, dan heeft hij geen recht op loonsuppletie. De loonsuppletie wordt in dat geval namelijk evenredig aan het aantal uren berekend, en zo bezien is het nieuwe salaris even hoog. Loonsuppletie vult het nieuwe salaris aan gedurende de periode waarin de werknemer een WOVOuitkering gekregen zou hebben als hij niet was gaan/blijven werken. De eerste helft van die periode wordt het nieuwe salaris aangevuld tot 100%, de tweede helft tot 90% van het vroegere dagloon. drs. J. de Wit AAG, TonAc BV 2014 Pagina 18

WGA (>35%) WGA staat voor Werkhervattingsregeling Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten. Het is een uitkering waarvoor mensen in aanmerking komen die tussen de 35% en 80% arbeidsongeschikt zijn. Ook is deze uitkering voor mensen die weliswaar volledig arbeidsongeschikt zijn maar niet duurzaam. Uitgangspunt bij de WGA is hoe meer de werknemer werkt, hoe hoger zijn inkomen bij arbeidsongeschiktheid. WGA-uitkering Voorwaarden: - doorlopen van de wachttijd - geen uitsluitingsgrond van toepassing - 35% tot 80% arbeidsongeschikt, of - volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikt NEE Geen recht op uitkering JA Voldaan aan de referte-eis? JA Loongerelateerdeuitkering NEE Minimaal 50% van de restverdiencapaciteit invullen JA NEE Loonaanvulling Vervolguitkering Kan de werknemer nog werken? Dan kan hij een WGA-uitkering krijgen. Hij krijgt deze uitkering als hij door ziekte 65% of minder van zijn oude loon kan verdienen. De werknemer kan ook de WGAuitkering krijgen als hij tijdelijk helemaal niet kan werken, maar in de toekomst mogelijk weer wel. drs. J. de Wit AAG, TonAc BV 2014 Pagina 19

De WGA bestaat uit de volgende drie uitkeringen: de loongerelateerde uitkering de loonaanvullingsuitkering de vervolguitkering Meestal ontvangt de werknemer eerst een loongerelateerde uitkering. Deze tijdelijke uitkering is gebaseerd op het vroegere loon, het arbeidsverleden en het verdiende loon. Daarna volgt of de loonaanvullingsuitkering of de vervolguitkering. Ook kan de werknemer recht hebben op een bovenwettelijke aanvulling. Loongerelateerde uitkering (LGU) Er is sprake van een loongerelateerde uitkering als: door ziekte 65% of minder verdiend kan worden dan het oude loon; tijdens de laatste 36 weken voordat het recht op een WGA-uitkering inging, minstens 26 weken is gewerkt. Hoogte De LGU bedraagt de eerste 2 maanden 75% van het WIA-maandloon. Vanaf de 3 e maand bedraagt de LGU 70% van het WIA-maandloon. Indien iemand werkzaam is, gaat de berekening anders. Het inkomen dat met werken wordt verdiend, gaat dan af van het WIA-maandloon. De eerste 2 maanden is de loongerelateerde uitkering 75% van het WIA-maandloon min het bedrag dat iemand verdient. Vanaf de 3e maand rekent men met 70%. De uitkering is lager indien er gewerkt wordt, maar het totale inkomen (uitkering en inkomen) zal altijd hoger zijn. Duur De loongerelateerde uitkering is minimaal 3 maanden en maximaal 38 maanden. Maar is er al een loongerelateerde uitkering voor 1 januari 2008 geweest, dan is de uitkering minimaal 6 maanden en maximaal 5 jaar. De loongerelateerde uitkering hangt af van het arbeidsverleden. Dit is het aantal jaren dat er gewerkt is vóór ziekte. Voor ieder volledig jaar arbeidsverleden, is er recht op 1 maand loongerelateerde uitkering. Loonaanvullingsuitkering (LAU) De werknemer ontvangt een LAU als hij voldoet aan de onderstaande punten: als hij tussen de 35% en 80% arbeidsongeschikt is; als hij minstens de helft verdient van wat hij nog kan verdienen. Het loon dat nog verdiend kan worden, is door de arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld. Bij volledig arbeidsongeschiktheid maar niet duurzaam heeft de werknemer ook recht op een LAU. Hoogte drs. J. de Wit AAG, TonAc BV 2014 Pagina 20

Verdiencapaciteit tussen de 50% en 100% van wat de werknemer volgens de arbeidsdeskundige nog kan verdienen? Dan is de loonaanvullingsuitkering 70% van het WIAmaandloon minus het bedrag dat nog verdiend kan worden. Verdiencapaciteit 100% van het bedrag dat volgens de arbeidsdeskundige nog verdiend kan worden of zelfs meer? Dan is de uitkering 70% van de WIA-maandloon minus het verdiende inkomen. Dus hoe meer er wordt gewerkt, hoe hoger het inkomen is. Duur De duur van de LAU is in principe tot de dag dat de werknemer 65 jaar wordt. Indien de restverdiencapaciteit niet meer voor 50% kan worden ingevuld, dan stopt de LAU. Vervolguitkering (VVU) Een werknemer krijgt een VVU als hij voldoet aan de onderstaande punten: tussen de 35% en 80% arbeidsongeschikt; verdiencapaciteit is minder dan 50% van wat er nog verdiend kan worden. Hoogte De hoogte van de uitkering hangt af van het percentage van arbeidsongeschiktheid. De uitkering is een percentage van het minimumloon. Arbeidsongeschiktheidspercentage Uitkering 35 45% 28% van het minimumloon 45-55% 35% van het minimumloon 55 65% 42% van het minimumloon 65 80% 50,75% van het minimumloon Duur De duur van de vervolguitkering is in principe tot de dag dat de werknemer 65 jaar wordt. Indien de werknemer met een WGA-vervolguitkering echter voor minimaal 50% van zijn restcapaciteit gaat werken, stopt het recht op een WGA-vervolguitkering. En krijgt de werknemer recht op een loonaanvulling. Bovenwettelijke aanvuling Volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikt Bij volledige, maar niet duurzame arbeidsongeschiktheid heeft de werknemer recht op een WGAuitkering. Het arbeidsongeschiktheidspensioen (AAOP) vult deze uitkering aan tot 70% van het verschil tussen de grondslag van het arbeidsongeschiktheidspensioen en het eventuele nieuwe inkomen. drs. J. de Wit AAG, TonAc BV 2014 Pagina 21

Voorbeeld 1: verloop van inkomen Pensioengevend inkomen: 53.000 Arbeidsongeschiktheidspensioengrondslag (AAOP): 52.000 Maximum dagloon: 51.414 (2014) Inkomen: 0 Berekening 1. WIA: 70% x 51.414 = 35.990 2. WIA + AAOP: 70% x 52.000,- = 36.400 3. 36.400 is 69% van het pensioengevend inkomen Gedeeltelijk arbeidsongeschikt Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid (tussen 35% en 80%) heeft de werknemer recht op een WGAuitkering. Het AAOP vult deze uitkering aan tot 70% van het verschil tussen de grondslag van het arbeidsongeschiktheidspensioen en het eventuele nieuwe inkomen. Wanneer hij de door het UWV vastgestelde restverdiencapaciteit volledig benut, dan vult het AAOP niet aan tot 70% maar tot 80%. Als u een vervolguitkering krijgt, geeft het AAOP een aanvulling op deze uitkering tot 65% van het oude loon vermenigvuldigd met het arbeidsongeschiktheidspercentage. Die aanvulling duurt maximaal 10 jaar. Als hij binnen deze 10-jaarsperiode re-integreert en minimaal 50% van zijn verdiencapaciteit gaat benutten, biedt de AAOP een eenmalige bonus. Die bonus is maximaal zes maandsalarissen als hij in het eerste jaar re-integreert en loopt geleidelijk af bij een latere reintegratie. Voorbeeld 2: gedeeltelijk arbeidsongeschikt en volledige invulling van de restverdiencapaciteit Pensioengevend inkomen: 53.000 Arbeidsongeschiktheidspensioengrondslag: 52.000 Maximum dagloon: 51.414 (2014) Inkomen: 19.000 Berekening 1. WIA: 70% x ( 51.414-19.000) = 22.690 2. WIA + AAOP: 80% x ( 52.000-19.000) = 26.400 3. 26.400 is 50% van het pensioengevend inkomen 4. Inkomen bedraagt 36% van het pensioengevend inkomen 5. Totale inkomen is 50% + 36% = 86% van het pensioengevend inkomen Voorbeeld 3: gedeeltelijk arbeidsongeschikt en gedeeltelijke invulling van de restverdiencapaciteit Pensioengevend inkomen: 53.000 Arbeidsongeschiktheidspensioengrondslag: 52.000 Maximum dagloon: 51.414 (2014) Restverdiencapaciteit: 19.000 Inkomen: 11.000 drs. J. de Wit AAG, TonAc BV 2014 Pagina 22

Berekening loongerelateerde fase 1. WIA: 70% x ( 51.414-11.000) = 28.290 2. WIA + AAOP: 70% x ( 51.414,- 11.000) = 28.700 3. 28.700 is 54% van het pensioengevend inkomen 4. Inkomen bedraagt 21% van het pensioengevend inkomen 5. Totale inkomen is 54% + 21%= 75% van het pensioengevend inkomen Berekening loonaanvullingsfase 1. WIA: 70% x ( 51.414-19.000) = 22.690 2. WIA + AAOP: 80% x ( 52.000-19.000) = 26.400 3. 26.400 is 50% van het pensioengevend inkomen 4. Inkomen bedraagt 21% van het pensioengevend inkomen 5. Totale inkomen is 50% + 21% = 71% van het pensioengevend inkomen Voorbeeld 4: gedeeltelijk arbeidsongeschikt en geen invulling van de restverdiencapaciteit Pensioengevend inkomen: 53.000 Arbeidsongeschiktheidspensioengrondslag: 52.000 Maximum dagloon: 51.414 (2014) Minimum loon 19.378 (2014) Restverdiencapaciteit: 19.000 Inkomen: 0 Berekening loongerelateerde fase 1. WIA: 70% x 51.414 = 35.990 2. WIA + AAOP: 70% x 52.000 = 36.400 3. 36.400 is 69% van het pensioengevend inkomen 4. Totale inkomen is 69% van het pensioengevend inkomen Berekening vervolguitkeringsfase 1. WIA: 42% x 19.378 = 8.139 2. WIA + AAOP: 65% x 60% x 52.000 = 20.280 3. 19.110 is 38% van het pensioengevend inkomen 4. Inkomen bedraagt 38% van het pensioengevend inkomen 5. Totale inkomen is 38% + 15% = 53% van het pensioengevend inkomen Bovenstaande voorbeelden maken het mogelijk om een kasstroom te bepalen voor een medewerker in een WGA-situatie. Dit komt verderop in de syllabus aan bod. Let wel, in de eertse twee maanden van de loongerelateerde fase is de uitkering niet 70% maar 75%. Eenvoudigweg kan je het als volgt berekenen : in het eerste jaar zijn er twee maanden tegen 75% en 10 tegen 70%. Ofwel: 2 75% + 10 70% 12 = 17 24 = 70,8333% drs. J. de Wit AAG, TonAc BV 2014 Pagina 23

drs. J. de Wit AAG, TonAc BV 2014 Pagina 24

IVA IVA staat voor Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten. Het is een uitkering waarvoor mensen in aanmerking komen die volledig maar ook duurzaam arbeidsongeschikt zijn. Volledig betekent in dit geval 80% of meer en duurzaam houdt in langdurig, met geen of een geringe kans op herstel. Is in een vroeg stadium duidelijk dat de werknemer volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is, dan kan de werknemer bij het UWV een verkorte wachttijd aanvragen. Het dienstverband en daarmee de loondoorbetaling blijven ten minste 2 jaar in stand. De IVA is voor een werkgever financieel aantrekkelijker dan de WGA. Immers, IVA-gevallen komen niet voor rekening van de werkgever. Verder is het voor de werknemer ook beter. Deze krijgt 75% in plaats van 70% van het laatstverdiende loon. Echter, slechts 25 à 30% van de volledig arbeidsongeschikten belandt in de IVA. drs. J. de Wit AAG, TonAc BV 2014 Pagina 25

Totaal mannen en vrouwen Cijfers Ruim 75% van de arbeidsongeschikten komt in de WGA terecht en slechts 25% in de IVA. Van de WGA ers is ruim twee derde volledig arbeidsongeschikt. Dat betekent dus feitelijk dat slechts 25% (75% * 1/3 = rest deel niet volledig arbeidsongeschikt) de verdiencapaciteit moet benutten om alsnog een goed inkomen te behouden (daargelaten de groep met een arbeidsongeschiktheid percentage onder 35%). Geslacht AO-wet Leeftijd Aantal WIA: regeling IVA WIA: regeling WGA Instroom arbeidsongeschiktheid Werknemers 2010 jaartotaal 2011 jaartotaal Jonger dan 25 jaar 20 20 25 tot 35 jaar 220 240 35 tot 45 jaar 700 640 45 tot 55 jaar 1.950 1.960 55 tot 65 jaar 3.040 3.490 Jonger dan 25 jaar 310 240 25 tot 35 jaar 2.610 2.720 35 tot 45 jaar 4.510 4.640 45 tot 55 jaar 6.460 6.760 55 tot 65 jaar 4.350 5.200 Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen 24-10-2012 Het instroomrisico in de WIA is laag: 0,27%. Voor de gedeeltelijk arbeidsongeschikten is er sprake van een verdiencapaciteit naar arbeidsgeschiktheid. Hoe meer je kan werken in de rest verdiencapaciteit, hoe meer je krijgt. Ofwel werken wordt beloond. Echter, niet iedereen (dus de groep 35% - 80%) kan zijn verdiencapaciteit volledig benutten. - 6%: volledig - 45%: gedeeltelijk - 49%: helemaal niet drs. J. de Wit AAG, TonAc BV 2014 Pagina 26

Voorzieningen Kasstroom Alle toekomstige uitkeringen in geld per jaar zijn de toekomstige kasstromen. Bij bepaalde verzekeringen is er sprake van een eenmalige uitkering. Bij arbeidsongeschiktheid is er een periodieke uitkering tot een eindleeftijd. Voorzieningen Een voorziening geeft aan hoeveel geld nodig is om aan alle toekomstige kasstromen te kunnen voldoen. Deze wordt gebaseerd op contant gemaakte toekomstige kasstromen naar het heden. Een voorziening houdt rekening met: - Rekenrente: Geldstromen worden contant gemaakt naar het heden met behulp van een rekenrente. Dit is vergelijkbaar met een spaarrente op de bank. Zet je nu een bedrag op de bank, dan kun je nagaan hoeveel dat over een aantal jaar waard is. Contant maken is het tegenovergestelde. Je gaat uit van een bedrag dat je over een aantal jaar nodig hebt en corrigeert dit met de rekenrente naar het heden. Het te sparen bedrag is lager dan het bedrag dat je over een aantal jaar tot je beschikking hebt. - Inflatie : Geld wordt minder waard door inflatie. Net als met de rekenrente kun je het benodigde bedrag inclusief inflatie door de jaren heen terugrekenen. Het benodigde bedrag neemt door inflatie toe en wordt met de rekenrente weer contant gemaakt naar het heden. Bij arbeidsongeschiktheid houdt een voorziening ook rekening met het risico van uitkeren aan de werknemer. Zolang hij in leven en arbeidsongeschikt is en zolang hij de eindleeftijd niet heeft bereikt. - Sterfte: De voorziening wordt gebaseerd op het in leven blijven van de werknemer. Maar de werknemer kan tijdens de uitkeringsperiode overlijden. Bij overlijden hoeft niets meer te worden uitgekeerd. Gevolg hiervan is dat de voorziening door de verwachte sterfte afneemt. - Reactivering: Bij arbeidsongeschiktheid is herstel van de werknemer mogelijk. Bij volledig of gedeeltelijk herstel hoeft immers niets of minder te worden uitgekeerd. Ook de mate van arbeidsongeschiktheid is bepalend voor de hoogte van de voorziening. Hier is van belang dat de kans op reactivering van volledig arbeidsongeschikten hoger is dan gedeeltelijk arbeidsongeschikten. Voorbeeld reactiveringsverschillen tussen volledige arbeidsongeschiktheid en gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid. Iemand die 100% arbeidsongeschikt is heeft meer kans op bijvoorbeeld 35% reactiveren dan iemand die 35% arbeidsongeschikt is. drs. J. de Wit AAG, TonAc BV 2014 Pagina 27

Eindleeftijd De eindleeftijd is bepalend voor het moment van de laatste uitkering. Leeftijd Dat kan de leeftijd zijn op het moment dat iemand ziek wordt. Hoe bepaal je een voorziening voor een werknemer die ziek wordt? Hiervoor moeten eerst de toekomstige kasstromen in kaart worden gebracht. De kasstromen zijn afhankelijk van: - De eindleeftijd (bepaalt het moment van de laatste uitkering); - Het jaarloon van de werknemer (geeft de hoogte van de geldstroom aan); - Het arbeidsongeschiktheidspercentage (bepaalt de hoogte van het uitkeringspercentage); - De leeftijd van de werknemer in combinatie met de eindleeftijd (bepaalt de maximale duur van de uitkering); - De verwachtte inflatie voor de toekomst. In onderstaand voorbeeld wordt een werknemer ziek. De werknemer blijkt 100% arbeidsongeschikt te zijn. Bij dit percentage arbeidsongeschiktheid heeft hij recht op 70% (uitkeringspercentage) van het laatstverdiende loon. Vanwege zijn arbeidsverleden zal hij twee jaar recht hebben een loongerelateerde uitkering en daarna op een vervolguitkering. De werknemer is 40 jaar (leeftijd) en verdient 40.000 (geldstroom) per jaar. Volgens de wetgeving dient de werkgever de arbeidsongeschiktheid 10 jaar lang te verzekeren. Dat is de periode na 2 jaar ziekte. Voor oudere arbeidsongeschikten dient de werkgever maximaal tot 65 jaar uit te keren. De opbouw van de voorziening wordt in vijf stappen toegelicht: - Fase 1: alle toekomstige kasstromen in kaart brengen (kaal); - Fase 2: als fase 1 maar met effect van de rekenrente; - Fase 3: als fase 2 maar met effect van inflatie; - Fase 4: als fase 3 maar met effect door sterfte; - Fase 5; als fase 4 maar met effect door reactivering. drs. J. de Wit AAG, TonAc BV 2014 Pagina 28

Voorziening volledige arbeidsongeschiktheid De bovengenoemde voorziening neemt af naarmate het arbeidsongeschiktheidspercentage afneemt. Bij een lager arbeidsongeschiktheidspercentage neemt het uitkeringspercentage eveneens af. Bij 70% arbeidsongeschiktheid is het uitkeringspercentage 50,75%. Bovengenoemd voorbeeld ziet er dan als volgt uit: FASE 1: geldstromen De werknemer verdient 40.000 per jaar. Hij is 100% arbeidsongeschikt en krijgt dus 70% van zijn laatstverdiende loon. Dat is 40.000 in het eerste jaar (cao 100%) en 70% ( 28.000) in het tweede jaartijdens de ziekteduur. Daarna volgen twee jaar van loongerelateerde uitkeringen. In het eerste jaar zijn de eerste twee maanden op basis van 75% uitkering. In dit geval is dat dus eveneens 28.333 in het eerste jaar. Na de loongerelateerde fase gaat dit over in een vervolguitkering. Deze is afhankelijk van het minimum loon ( 19.378). Hiervan krijgt de werknemer 70% * 19.378 = 13.565 tot de leeftijd van 52 jaar. Immers 40+2+10= 52. De voorziening is gelijk aan 40.000+ 28.000 + 28.333 + 28.000 + 8 * 12.343= 232.850 De kasstromen zijn in onderstaand tabel zichtbaar: uitkering bij arbeidsongeschiktheid 70% leeftijd 40 40.000 41 28.000 42 28.333 43 28.000 44 13.565 45 13.565 46 13.565 47 13.565 48 13.565 49 13.565 50 13.565 51 13.565 totale voorziening 40 232.850 Dit is voor één werknemer die ziek wordt en volledig arbeidsongeschikt blijft. Dat is bijna de prijs van een huis in 12 jaar. Betekent dus dat je op moment van arbeidsongeschiktheid 232.850 in kas moet aanhouden om aan alle toekomstige uitkeringen te kunnen voldoen. FASE 2: effect van de rekenrente (discontering) Bovenstaand voorbeeld is niet reëel. De voorziening kan namelijk op een spaarrekening worden gestort. Hierdoor genereert de voorziening jaarlijks rente. Zo kun je met een lagere voorziening de aan toekomstige uitkeringen voldoen. drs. J. de Wit AAG, TonAc BV 2014 Pagina 29

In onderstaande tabel zijn de kasstromen uit FASE 1 gecorrigeerd met de rekenrente (3% is het meest toegepast bij verzekeraars). uitkering bij arbeidsongeschiktheid 70% Leeftijd 40 38.835 41 26.393 42 25.929 43 24.878 44 11.701 45 11.360 46 11.029 47 10.708 48 10.396 49 10.093 50 9.799 51 9.514 totale voorziening 40 200.635 Door samengestelde intrest (rente op rente) heb je nu 200.635 nodig bij aanvang van de arbeidsongeschiktheid. Dat is 14% minder dan de eerder genoemde 232.850 in fase 1. Let wel, gezien ontwikkelingen op het gebied van boekhoud regels, passen verzekeraars steeds meer een variabele rekenrente toe. Deze wordt gebaseerd op de Rente Termijn Structuur die de DNB wordt publiceert. Verder volgt dat hoe lager de rekenrente is, des te hoger de voorziening wordt. FASE 3: effect inflatie Jaarlijks groeit of krimpt de economie. Overall gezien krijgen werknemers jaarlijks een inflatiecorrectie op hun loon. Dat moet ook gebeuren voor het loon van arbeidsongeschikten. De verwachte inflatie is voor hooguit één jaar in te schatten. Bij langere duur wordt het historisch gemiddelde genomen. Dit percentage laat jaarlijks het loon toenemen. In onderstaande tabel zijn de kasstromen uit FASE 2 per jaar gecorrigeerd met inflatie (2% is een vaak gebruikt gemiddelde): uitkering bij arbeidsongeschiktheid 70% leeftijd 40 39.612 41 27.459 42 27.516 43 26.928 44 12.919 45 12.793 46 12.669 47 12.546 48 12.424 49 12.304 50 12.184 drs. J. de Wit AAG, TonAc BV 2014 Pagina 30

51 12.066 totale voorziening 40 221.421 De voorziening neemt toe ten opzichte van FASE 2. Logisch, omdat je verwacht meer te moeten uitkeren in de toekomst. Het extra bedrag zit in de toekomstige inflatierondes. FASE 4: effect sterfte Als de werknemer komt te overlijden, eindigt de uitkering. Je moet echter rekening houden met het feit dat de werknemer in leven blijft. De overlevingskans is namelijk aanzienlijk hoog. In onderstaande tabel zijn de kasstromen uit FASE 3 per jaar gecorrigeerd met de sterftekans. uitkering bij arbeidsongeschiktheid 70% leeftijd 40 39.545 41 27.363 42 27.365 43 26.722 44 12.789 45 12.632 46 12.473 47 12.313 48 12.151 49 11.986 50 11.819 51 11.649 totale voorziening 40 218.805 De voorziening neemt af ten opzichte van FASE 3. Dat is logisch, omdat je verwacht in de toekomst door overlijden minder te hoeven uitkeren. Hoe hoger de leeftijdsverwachting van de sterftetafel, des te hoger de voorziening. Bij een hoge leeftijdsverwachting is de kans op overlijden kleiner en de overlevingskans dus hoger. FASE 5: effect reactivering Een werknemer kan natuurlijk ook herstellen. Na herstel is de werknemer niet langer arbeidsongeschikt. De uitkering neemt af met de mate van herstel. Door deze veronderstelling nemen de kasstromen af. Reactivering wordt alleen in de eerste vijf jaar van arbeidsongeschiktheid mogelijk geacht. Na 5 jaar is hooguit sprake van minimaal herstel. Daarom houd je bij langere duur geen rekening meer met een herstelkans. In onderstaande tabel zijn de kasstromen uit FASE 4 per jaar gecorrigeerd met de kans op reactivering. drs. J. de Wit AAG, TonAc BV 2014 Pagina 31

uitkering bij arbeidsongeschiktheid 70% leeftijd 40 39.545 41 27.363 42 25.594 43 22.077 44 9.786 45 9.073 46 8.409 47 8.301 48 8.192 49 8.081 50 7.968 51 7.853 totale voorziening 40 182.241 De totale voorziening is nu drastisch afgenomen. Dat komt omdat de kans op reactivering in het begin nogal hoog is. Maar, naarmate de duur van arbeidsongeschiktheid toeneemt, neemt die kans weer sterk drastisch af. Na zes jaar arbeidsongeschiktheid is de kans dusdanig laag dat je deze als nihil mag veronderstellen. In onderstaande grafiek is het verloop van de opbouw van een voorziening te zien: Let wel, de WGA-voorziening betreft dus enkel het deel van de WGA-gerelateerde uitkeringen. drs. J. de Wit AAG, TonAc BV 2014 Pagina 32

Voorziening gedeeltelijk arbeidsongeschiktheid Naarmate het arbeidsongeschiktheidspercentage afneemt, wordt ook de voorziening lager. Eveneens neemt het uitkeringspercentage af. Bij 70% arbeidsongeschiktheid is het uitkeringspercentage 50,75%. Hoe ziet het voorbeeld eruit bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid? FASE 1: geldstromen De werknemer verdient 40.000 per jaar. Hij is 70% arbeidsongeschikt maar krijgt dus 50,75% vanaf de vervolguitkering. Dat is 40.000 in het eerste jaar (cao 100%) en 70% ( 28.000) in het tweede jaartijdens de ziekteduur. Daarna volgen twee jaar van loongerelateerde uitkeringen. In het eerste jaar zijn de eerste twee maanden op basis van 75% uitkering. In dit geval is dat dus eveneens 28.333 in het eerste jaar. Na de loongerelateerde fase gaat dit over in een vervolguitkering. Deze is afhankelijk van het minimum loon ( 19.378). Hiervan krijgt de werknemer 50.75% * 19.378 = 9.834 tot de leeftijd van 52 jaar. Immers 40+2+10= 52. De voorziening is gelijk aan 40.000+ 28.000 + 28.333 + 28.000 + 8 * 9.834= 203.008 Wat zijn de kasstromen in 12 jaar? uitkering bij arbeidsongeschiktheid 50.75% leeftijd 40 40.000 41 28.000 42 28.333 43 28.000 44 9.834 45 9.834 46 9.834 47 9.834 48 9.834 49 9.834 50 9.834 51 9.834 totale voorziening 40 203.008 Dit is voor één werknemer die ziek wordt en 70% arbeidsongeschikt blijft. Betekent dat je op moment van arbeidsongeschiktheid 203.008 in kas moet aanhouden om aan alle toekomstige uitkeringen te kunnen voldoen. FASE 2: effect van de rekenrente (discontering) Bovenstaand voorbeeld is niet reëel. De voorziening kan namelijk op een spaarrekening worden gestort. Hierdoor genereert de voorziening jaarlijks rente. Zo kun je met een lagere voorziening aan toekomstige uitkeringen voldoen. drs. J. de Wit AAG, TonAc BV 2014 Pagina 33

In onderstaand tabel zijn de kasstromen uit FASE 1 gecorrigeerd met de rekenrente (3% wordt het meest toegepast bij verzekeraars). uitkering bij arbeidsongeschiktheid 50.75% leeftijd 40 38.835 40000 / 1,03^1 41 26.393 28000 / 1,03^2 42 25.929 28333 / 1,03^3 43 24.878 28000 / 1,03^4 44 8.483 9834 / 1,03^5 45 8.236 9834 / 1,03^6 46 7.996 9834 / 1,03^7 47 7.763 9834 / 1,03^8 48 7.537 9834 / 1,03^9 49 7.318 9834 / 1,03^10 50 7.105 9834 / 1,03^11 51 6.898 9834 / 1,03^12 totale voorziening 40 177.370 Door samengestelde intrest (rente op rente) heb je nu 177.370 nodig op het moment van arbeidsongeschiktheid. FASE 3: effect inflatie Jaarlijks groeit of krimpt de economie. Overall gezien krijgen werknemers jaarlijks een inflatiecorrectie op hun loon. Dat moet ook gebeuren voor het loon van arbeidsongeschikten. De verwachte inflatie is voor hooguit één jaar in te schatten. Bij langere duur wordt het historisch gemiddelde genomen. Dit percentage laat jaarlijks het loon toenemen. In onderstaande tabel zijn de kasstromen uit FASE 2 per jaar gecorrigeerd met inflatie (2% is een vaak gebruikt gemiddelde): uitkering bij arbeidsongeschiktheid 50.75% leeftijd 40 39.612 40000 * (1,02 / 1,03)^1 41 27.459 28000 * (1,02 / 1,03)^2 42 27.516 28333 * (1,02 / 1,03)^3 43 26.928 28000 * (1,02 / 1,03)^4 44 9.366 9834 * (1,02 / 1,03)^5 45 9.275 9834 * (1,02 / 1,03)^6 46 9.185 9834 * (1,02 / 1,03)^7 47 9.096 9834 * (1,02 / 1,03)^8 48 9.008 9834 * (1,02 / 1,03)^9 49 8.920 9834 * (1,02 / 1,03)^10 50 8.834 9834 * (1,02 / 1,03)^11 51 8.748 9834 * (1,02 / 1,03)^12 totale voorziening 40 193.947 drs. J. de Wit AAG, TonAc BV 2014 Pagina 34

De voorziening neemt toe ten opzichte van FASE 2. Logisch, omdat je verwacht meer te moeten uitkeren in de toekomst. Het extra bedrag zit in de toekomstige inflatierondes. FASE 4: effect sterfte Als de werknemer komt te overlijden, eindigt de uitkering. Je moet echter rekening houden met het feit dat de werknemer in leven blijft. De overlevingskans is namelijk aanzienlijk hoog. In onderstaande tabel zijn de kasstromen uit FASE 3 per jaar gecorrigeerd met de sterftekans. uitkering bij arbeidsongeschiktheid 50.75% leeftijd 40 39.545 40000 * 0,99831 * (1,02 / 1,03)^1 41 27.363 28000 * 0,99649 * (1,02 / 1,03)^2 42 27.365 28333 * 0,9945 * (1,02 / 1,03)^3 43 26.722 28000 * 0,99233 * (1,02 / 1,03)^4 44 9.272 9834 * 0,98996 * (1,02 / 1,03)^5 45 9.158 9834 * 0,98736 * (1,02 / 1,03)^6 46 9.043 9834 * 0,98452 * (1,02 / 1,03)^7 47 8.927 9834 * 0,98139 * (1,02 / 1,03)^8 48 8.809 9834 * 0,97795 * (1,02 / 1,03)^9 49 8.690 9834 * 0,97417 * (1,02 / 1,03)^10 50 8.569 9834 * 0,97001 * (1,02 / 1,03)^11 51 8.445 9834 * 0,96542 * (1,02 / 1,03)^12 totale voorziening 40 191.907 De voorziening neemt af ten opzichte van FASE 3. Dat is logisch, omdat je verwacht in de toekomst door overlijden minder te hoeven uitkeren. Hoe hoger de leeftijdsverwachting van de sterftetafel, des te hoger de voorziening. Bij een hoge leeftijdsverwachting is de kans op overlijden kleiner en de overlevingskans dus hoger. FASE 5: effect reactivering Een werknemer kan natuurlijk ook herstellen. Na herstel is de werknemer niet langer arbeidsongeschikt. De uitkering neemt af met de mate van herstel. Door deze veronderstelling nemen de kasstromen af. Reactivering wordt alleen in de eerste vijf jaar van arbeidsongeschiktheid mogelijk geacht. Na 5 jaar is hooguit sprake van minimaal herstel. Daarom houd je bij langere duur geen rekening meer met een herstelkans. In onderstaande tabel zijn de kasstromen uit FASE 4 per jaar gecorrigeerd met de kans op reactivering. uitkering bij arbeidsongeschiktheid 50.75% leeftijd 40 39.545 40000 * 0,99831 * (1,02 / 1,03)^1 41 27.363 28000 * 0,99649 * (1,02 / 1,03)^2 drs. J. de Wit AAG, TonAc BV 2014 Pagina 35

totale voorziening 40 163.634 42 25.594 28333 * 0,93012 * (1,02 / 1,03)^3 43 22.077 28000 * 0,81983 * (1,02 / 1,03)^4 44 7.095 9834 * 0,75753 * (1,02 / 1,03)^5 45 6.578 9834 * 0,70918 * (1,02 / 1,03)^6 46 6.097 9834 * 0,66374 * (1,02 / 1,03)^7 47 6.018 9834 * 0,66163 * (1,02 / 1,03)^8 48 5.939 9834 * 0,65931 * (1,02 / 1,03)^9 49 5.859 9834 * 0,65676 * (1,02 / 1,03)^10 50 5.777 9834 * 0,65396 * (1,02 / 1,03)^11 51 5.694 9834 * 0,65086 * (1,02 / 1,03)^12 De totale voorziening is nu drastisch afgenomen. Dat komt omdat de kans op reactivering in het begin nogal hoog is. Maar, naarmate de duur van arbeidsongeschiktheid toeneemt, neemt die kans weer sterk drastisch af. Na zes jaar arbeidsongeschiktheid is de kans dusdanig laag dat je deze als nihil mag veronderstellen. Opvallend is dat deze voorziening (163.634) bijna gelijk is aan het bedrag bij volledige arbeidsongeschiktheid (182.241). Dat heeft te maken met het uitgangspunt dat reactivering bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid lager is dan bij volledige arbeidsongeschiktheid. Logisch, omdat herstel van een kleine arbeidshandicap niet of nauwelijks mogelijk is. Terwijl bij volledige arbeidsongeschiktheid een kans is op volledig of gedeeltelijk herstel. In onderstaande grafiek is het verloop van de opbouw van een voorziening bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid te zien: drs. J. de Wit AAG, TonAc BV 2014 Pagina 36