Het bijzonder statuut van de gezinswoning: een vergelijking tussen echtgenoten en wettelijk samenwonenden



Vergelijkbare documenten
Het erfrecht van de langstlevende wettelijk samenwonende en de problematiek van de inbreng en de inkorting

1. HET ERFRECHT VAN DE LANGSTLEVENDE ECHTGENOOT EN HET WETTELIJK OF CONVENTIONEEL RECHT VAN TERUG- KEER 2

HET ENE VRUCHTGEBRUIK IS HET ANDERE NIET.

HET (NIEUWE) ERFRECHT ANNO 2018

HOOFDSTUK 4. De reserve

VERGELIJKING HUWELIJK WETTELIJK SAMENWONEN FEITELIJK SAMEWONEN

Successieplanning met verzekeringsproducten in nieuw samengestelde gezinnen


INHOUD. Woord vooraf... v Over de auteurs... vii Algemene bibliografie... ix ERFRECHT

INHOUDSOPGAVE ADLOCUTIO ROGERUM DILLEMANS HONORIFICANS FAMILIAAL VERMOGENSBEHEER IN RECENTE NATIONALE EN EUROPESE RECHTSPRAAK

SAMENWONING RELEVANTE ARTIKELS UIT HET BELGISCH BURGERLIJK WETBOEK

Omvang van de erfrechtelijke roeping

INHOUD. Deel I. Privaatrechtelijke aspecten... 1

Inhoud. Deel 1 Huwelijksvermogensrecht 17. Inleiding 13

Deel 1. Naar wie gaat uw nalatenschap?

Inhoud. Inhoud... Titel 1. Juridische aspecten Hoofdstuk 1. Algemeen... 1

HANDBOEK BURGERLIJK RECHT

MAAK IK EEN TESTAMENT? Erven en onterven. Prof. Walter Pintens

Hoe beveilig ik mijn partner?

ENKELE PROBLEMEN INZAKE DE OMZETTING

Je rechten bij erfenis

HERVORMING ERFRECHT ESTATE PLANNING. PHILIPP BOLLEN 1 februari 2018

INHOUD. Hoofdstuk IV. Ongeldigheid van het huwelijkscontract TITEL II DE VERSCHILLENDE HUWELIJKSSTELSELS... 51

Successieplanning voor nieuw samengestelde gezinnen. Anne Vander Heyde, fiscaal-notarieel juriste 24 mei 2014

Beknopte inhoudstafel

PLANNEN ZONDER SCHENKEN. Legal Counsel Wealth Analysis & Planning

Beknopte inhoudstafel

Hoofdstuk V Overige aanpassingen in het erfrecht bijzonder voor wettelijke samenwoners. Erfrecht na gewone adoptie

Enkele belangrijke begrippen en afkortingen

HERVORMING ERFRECHT ESTATE PLANNING. PHILIPP BOLLEN 26 april 2018

VEERTIG JAAR INSTITUUT VOOR FAMILIAAL VERMOGENSRECHT Prof. Em. ROGER DILLEMANS... xi

De hervorming van het erfrecht: grotere vrijheid om uw nalatenschap te regelen

DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK

VOORWOORD...v. KRONIEK FAMILIAAL VERMOGENSRECHT Coördinatie Prof. Dr. JOHAN DU MONGH...1. Primair huwelijksvermogensstelsel VEERLE ALLAERTS...

Impact hervorming van het federale erfrecht op de Vlaamse erfbelasting

ERFENIS, SCHENKING EN SUCCESSIERECHTEN. Advocaten Meersman & Van Keer Willem Tellstraat GENT

Huwelijk, wettelijk samenwonen of feitelijk samenwonen voor partners met kinderen uit een vorige relatie: de voor- en nadelen afgewogen

Stéphanie Crombez. Promotor: Prof. dr. Annelies Wylleman Copromotor: Mevr. Lies Pottier. Aantal woorden: Studentennummer:

Begripsbepaling H OOFDSTUK

Successieplanning via levensverzekering en huwelijkscontract. Brussel, 23 oktober 2010

Van succes tot successie. Van Breda Advisory

TETRALERT FISCAAL RECHT

Inhoud. Deel 1 Analyse van de situatie 17. Woord vooraf 3 Inleiding 11

privé-vermogenvermogen

INHOUD VOORWOORD... KRONIEK FAMILIAAL VERMOGENSRECHT Coördinatie Prof. Dr. JOHAN DU MONGH Primair huwelijksvermogensstelsel VEERLE ALLAERTS...

Bedenkingen bij schenkingen van onroerende goederen tussen echtgenoten. Hoe verrekenen ten tijde van de afwikkeling van de nalatenschap?

HET NIEUWE ERFRECHT VAN DE WETTELIJK SAMENWONENDE

De hervorming van het erfrecht. Grote lijnen van de wet van 31 juli 2017 en aandachtspunten Vlaamse registratie- en erfbelasting

Erfrecht. Wie erft wat?

De wijziging van het erfrecht: wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot het erfrecht

DE LANGSTLEVENDE ECHTGENOOT EN HET VRUCHTGEBRUIK: VAN DE HEMEL NAAR DE HEL?

De omzetting van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenote: waarderingsperikelen

hoofdstuk 12 Conclusie

INHOUD. VOORWOORD... v. KRONIEK FAMILIAAL VERMOGENSRECHT Prof. Dr. Johan Du Mongh Primair huwelijksvermogensstelsel Veerle Allaerts...

Heden, # tweeduizend #, zijn voor mij, #Dirk MICHIELS #Lieve STROEYKENS #Kathleen PELGRIMS, notaris te Aarschot,

HUWELIJK WETTELIJK SAMENWONENDEN FEITELIJK SAMENWONENDEN

Goed geven! Dirk Vercoutter van testament.be 20/09/14

HUWELIJK WETTELIJK SAMENWONENDEN FEITELIJK SAMENWONENDEN

HUWELIJK WETTELIJK SAMENWONENDEN FEITELIJK SAMENWONENDEN

Samenwonen? Of toch maar trouwen?*

HUWELIJK WETTELIJK SAMENWONENDEN FEITELIJK SAMENWONENDEN

De Vlaamse successierechten.

Hoofdstuk 3. Erven als huwelijkspartner

Samenvatting. Familiale vermogensplanning

De gezinswoning voor 99,6 % legateren aan de langstlevende?

Wie wil gaan samenwonen heeft twee keuzes: feitelijk of wettelijk samenwonen.

Is er leven na de dood?

DE SUCCESSIE- EN SCHENKINGSRECHTEN: OFFICIËLE TARIEVEN

DE OORZAAK VAN EISBAARHEID VAN DE SUCCESSIERECHTEN...

Het nieuwe erfrecht. Inleiding De wet van31 juli 2017 tot hervormingvan het erfrecht. Belangrijkste krachtlijnen:

Het nieuwe erfrecht. Prof. dr. Charlotte Declerck

INHOUDSTAFEL VOORWOORD... DANKWOORD... LIJST VAN DE MEEST GEBRUIKTE AFKORTINGEN... INLEIDING...1 I. VOORSTELLING VAN HET ONDERWERP...3 II. METHODE...

DE INBRENG VAN GIFTEN IN HET NIEUWE ERFRECHT

Het nieuwe erfrecht. Prof. dr. Charlotte Declerck

Een slim testament? Finance Avenue Ann Maelfait Advocaat-vennoot Rivus

BEGINSELEN VAN BELGISCH PRIVAATRECHT VI ERFRECHT DEELI OPENVALLEN EN TOEWIJZING VAN DE NALATENSCHAP, ERFOVEREENKOMSTEN, RESERVE EN INBRENG

BEGINSELEN VAN EUROPEES FAMILIERECHT BETREFFENDE VERMOGENSRECHTELIJKE RELATIES TUSSEN ECHTGENOTEN

Voorwoord 19 DEEL I SUCCESSIERECHTEN 21. HOOFDSTUK 1 Gewestelijk karakter Toestand vóór 1 januari

DE IMPACT VAN HET NIEUWE ERFRECHT OP IN HET VERLEDEN UITGEWERKTE FAMILIALE VERMO- GENSPLANNINGEN.

Wettelijk erfrecht Duitsland

Het nieuwe erfrecht. Rudi Mattheus. CEO AXIS Finance

1. De wetgever heeft reeds in uw plaats gedacht

Deel 1 - U bent gehuwd. Wat betekent dit voor uw bezittingen?

26/02/2018. Juridisch Adviesbureau NILAN v.o.f. Schenken. ik gehuwd ben en... mijn partner overlijdt?

Successieplanning. Jan Van Ermengem Notaris te Meerhout

Hof van Cassatie van België

FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID Universiteit Gent. Academiejaar

DOSSIER. De Burgerlijke Maatschap

INHOUD. xiii. Woord vooraf... v Over de auteurs... vii Algemene bibliografie... ix DEEL 1. KERNBEGRIPPEN RELATIEVERMOGENSRECHT

INFOSESSIE ERFRECHT. Bénédicte van Parijs Notaris te Borgloon

FAMILIALE VERMOGENSPLANNING Prof. J.Bael

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Hof van Cassatie van België

Estate Planning. crashed.life / photocase.com HOEZO, GEGEVEN IS GEGEVEN?

Rolnummer Arrest nr. 151/2013 van 7 november 2013 A R R E S T

Auteur. Onderwerp. Datum

DE WEERSLAG VAN DE HERVORMING VAN HET ERFRECHT OP NIEUWE SAMENGESTELDE

FAMILIAAL VERMOGENSRECHT IN 143 UITSPRAKEN

Hof van Cassatie van België

WETTELIJKE SAMENWONING INFOBROCHURE

Transcriptie:

Het bijzonder statuut van de gezinswoning: een vergelijking tussen echtgenoten en wettelijk samenwonenden De gezinswoning bij het overlijden van een van de partners Masterproef van de opleiding Master in het Notariaat door Stefanie Baele (00802304) Academiejaar 2008-2009 Promotor: Prof. dr. A. Wylleman Commissarissen: Prof. dr. J. Bael Mevrouw H. Baert

Dankwoord Deze masterproef vormt het sluitstuk van mijn opleiding Master in het Notariaat en aldus de kans om iedereen te bedanken die mij bij mijn studies en deze masterproef hebben gesteund. Vooreerst dank ik mijn promotor, Prof. dr. Annelies Wylleman. De hoorcolleges notarieel burgerlijk recht van het eerste semester hebben mijn interesse voor het vak nog meer versterkt zodat ik dan ook voor deze masterproef koos. Bijzondere dank voor het voorschotelen van een interessante probleemstelling inzake huwelijksvoordelen onder ontbindende voorwaarde die mij tot kritisch denken aanzette. Daarnaast bedank ik mijn ouders, zus en vriend die mij steeds in mijn studies alle vrijheid en steun hebben geboden. Zij hebben mij daarenboven aangemoedigd deze master te volgen omdat ik tijdens mijn rechtenstudies een passie voor het recht heb ontwikkeld die door deze master in het notariaat alleen maar verder is gevormd. Tot slot dank ik mijn vrienden en medestudenten voor hun aanmoediging, de leerrijke discussies en ontspannende gesprekken. Stefanie Baele II

Inhoudstafel Dankwoord... II Inhoudstafel... III Inleiding... 1 DEEL I De gezinswoning na het overlijden van de echtgenoot of wettelijk samenwonende partner... 2 1 Erfrecht... 2 1.1 Het erfrecht van de langstlevende wettelijk samenwonende partner... 2 1.1.1 Inleiding... 2 1.1.2 Voorwaarden om te kunnen erven... 3 1.1.2.1 Langstlevende wettelijk samenwonende partner... 3 1.1.2.2 Geen afstammeling van de erflater... 4 1.1.2.3 Bestaan en erfwaardig... 4 1.1.3 Kenmerken van het wettelijk erfrecht... 4 1.1.3.1 Omvang en voorwerp van het erfrecht... 4 1.1.3.2 Geen reservataire aanspraken... 7 1.1.3.3 Mogelijkheid tot uitbreiding van het erfrecht... 8 1.1.3.4 Aard van de erfopvolging... 8 1.1.4 Inbreng- en inkortingsproblematiek bij de erfrechtelijke roeping... 9 1.1.4.1 Is de langstlevende wettelijk samenwonende partner zelf tot inbreng en inkorting gehouden?... 9 1.1.4.2 Kan de langstlevende wettelijk samenwonende partner zelf inbreng en inkorting vorderen?... 10 1.1.4.3 Rol van de notaris... 12 1.1.5 Invloed van het erfrecht op de aanspraken van de andere erfgenamen... 12 1.2 Omzetting van het vruchtgebruik... 13 2 Bijzondere probleemstelling inzake huwelijksvoordelen... 20 2.1 Huwelijksvoordelen in het algemeen... 20 2.2 Is een verblijvingsbeding onder de ontbindende voorwaarde van een tweede huwelijk van de langstlevende echtgenoot mogelijk?... 21 2.2.1 Inleiding... 21 2.2.2 Subvraag 1: Kan een verblijvingsbeding onder een ontbindende voorwaarde worden gestipuleerd?... 23 2.2.3 Subvraag 2: Zoja, is de ontbindende voorwaarde van tweede huwelijk dan wel een geoorloofde voorwaarde?... 24 III

2.2.4 Gevolgen van de ontbindende voorwaarde... 28 2.2.5 Voorbeeld van clausule... 29 2.2.6 Bedenkingen voor de praktijk... 30 2.2.7 Besluit... 30 DEEL II De gezinswoning in een nieuw hersamengesteld gezin: huwelijk of wettelijke samenwoning?... 32 1 Inleiding... 32 2 Wet Valkeniers... 33 3 De gezinswoning in een nieuw hersamengesteld gezin... 35 3.1 Men wenst zijn partner niets na te laten en de erfrechtelijke aanspraken van de eigen kinderen te maximaliseren... 35 3.2 Men wenst zijn partner enkele goederen in het bijzonder of alles behalve de preferentiële goederen na te laten... 38 3.3 Men wenst zijn partner enkel de gezinswoning en het huisraad na te laten... 40 3.4 Men wenst zijn partner alles na te laten en de kinderen zo veel mogelijk te onterven... 43 Besluit... 47 Bibliografie... 48 IV

Inleiding Deze masterproef onderzoekt het bijzonder statuut van de gezinwoning bij echtgenoten en wettelijk samenwonenden. Dit thema wordt beperkt tot het statuut van de gezinswoning ingeval een van de partners overlijdt. Deel I geeft een uiteenzetting van het bijzonder statuut van de gezinswoning bij het overlijden van de eerste partner. In het merendeel van de gezinnen is de gezinswoning het grootste vermogensbestanddeel en verdient zij om deze reden bijzondere aandacht. Vooreerst wordt ingegaan op het erfrecht van de langstlevende wettelijk samenwonende partner. Het erfrecht van de langstlevende echtgenoot wordt niet meer behandeld, maar zal waar nuttig toch worden aangehaald om het verschil met de wettelijk samenwonenden te duiden. Ten behoeve van deel II worden het toepassingsgebied en de kenmerken van het erfrecht besproken. Omwille van het belang in de praktijk wordt eveneens gewezen op de inbreng- en inkortingproblematiek. Andere gevolgen van de erfrechtelijke roeping zoals het optierecht, gehoudenheid tot het passief, saisine, worden daarentegen niet besproken wegens het voor de effectieve planning met de gezinswoning minder relevant zijn. Verder in deel I wordt nagegaan hoe de bepalingen inzake de omzetting van het vruchtgebruik een handig instrument ter bescherming voor zowel de langstlevende als de blote eigenaars kan zijn. Voorbeelden worden ter concretisering aangehaald en er wordt gewezen op de rol die de notaris ten aanzien van zijn cliënten dient in acht te nemen. Hier en daar wordt voorop gelopen op de situatie bij hersamengestelde gezinnen. Uiteraard kunnen blote eigenaars ook de boedelbeschrijving en staat eisen, maar deze bescherming gaat het doel van deze masterproef te boven. Tot slot wordt in deel I een bijzondere problematiek inzake huwelijksvoordelen onderzocht die de aanzet is tot deel II gaande over hersamengestelde gezinnen. Er wordt namelijk studie gedaan naar de mogelijkheid om reeds in een eerste huwelijk een huwelijksvoordeel te koppelen aan de ontbindende voorwaarde van tweede huwelijk om zo de nadelen van een eventueel tweede huwelijk te drukken. Hersamengestelde gezinnen zijn in de huidige samenleving niet meer uit ons recht weg te denken en vermits deze dermate complex zijn, zeker naar erfenissen toe, beschrijft deel II het bijzonder statuut van de gezinswoning in hersamengestelde gezinnen. Na een inleiding en uiteenzetting van de wet Valkeniers, wordt uiteindelijk met alle informatie van deel I nagegaan welke de mogelijke regelingen zijn die kunnen worden getroffen en welke bijgevolg dan de beste optie is: een huwelijk of een wettelijke samenwoning? 1

DEEL I De gezinswoning na het overlijden van de echtgenoot of wettelijk samenwonende partner 1 Erfrecht 1.1 Het erfrecht van de langstlevende wettelijk samenwonende partner 1.1.1 Inleiding Ratio legis Gezien de populariteit van de wettelijke samenwoning werden de voorbije jaren voornamelijk bezwaren geuit omtrent de afwezigheid van erfrechtelijke aanspraken. Zowel op civielrechtelijk als op fiscaalrechtelijk 1 vlak werden wettelijk samenwonenden steeds meer met gehuwden gelijkgeschakeld. Het erfrecht daarentegen bleef achterwege, terwijl ook bij hen de verzorgingsgedachte speelt dat de langstlevende in de gezinwoning kan blijven wonen zodat het behoud van levensstandaard wordt gegarandeerd. Gezien de bescherming van het primair stelsel (art. 215 BW) bij het overlijden van een wettelijk samenwonende eindigt, liep de langstlevende zonder zakelijk recht of huurrecht bijgevolg het risico door de erfgenamen van de eerststervende partner uit de gezinswoning te worden gezet. 2 De wettelijk samenwonenden dienden zich dus steeds te beroepen op een testament of op conventionele schikkingen zoals een schenking of aanwasbeding. Nieuwe erfrecht Om de kritieken gehoor te geven, voerde de wet van 28 maart 2007 3 een beperkt intestaatserfrecht in, bestaande uit het vruchtgebruik op of het recht op de huur van de gezinswoning en het daarin aanwezige huisraad. Het ingevoerde erfrecht vermijdt zodoende pijnlijke sociale toestanden door het bieden van een minimale bescherming tegen onvoorziene omstandigheden of gebrek aan informatie. 4 De wetgever ging er van uit dat partners door het afleggen van de verklaring tot wettelijke samenwoning blijk geven van genegenheid en dat zij naast het willen uitbouwen van een duurzaam samenlevingsverband 5 ook ab intestato erfrechtelijke aanspraken wenselijk achten. Het is een beperkt erfrecht geïnspireerd op dat van 1 MvT, Parl.St. Kamer 2005-06, nr. 51-2514/001, 6: De tarieven inzake successierechten werden bijvoorbeeld reeds met de gehuwden gelijkgesteld en sinds 1 januari 2007 is de gezinswoning ten voordele van de langstlevende van successierechten vrijgesteld. 2 C. CASTELEIN, Erfrecht wettelijk samenwonenden m.i.v. alle overige wijzigingen van het erfrecht door de wet van 28 maart 2007, Gent, Larcier, 2007, 5-6. 3 Wet van 28 maart 2007 tot wijziging, wat de regeling van het erfrecht van de langstlevende wettelijk samenwonende betreft, van het Burgerlijk Wetboek en van de wet van 29 augustus 1988 op de erfregeling inzake landbouwbedrijven met het oog op het bevorderen van de continuïteit, BS 8 mei 2007. 4 Hand. Senaat 2006-07, 15 maart 2007, nr. 3-207, 11. 5 Parl. St. Kamer 2005-06, nr. 51-2514/1, 7. 2

de langstlevende echtgenoot en kan aldus worden beschouwd als de voortzetting van de tendens om het statuut van de wettelijk samenwonende steeds dichter naar dat van de gehuwden te brengen. 1.1.2 Voorwaarden om te kunnen erven 1.1.2.1 Langstlevende wettelijk samenwonende partner Toepassingsgebied ratione personae Het nieuwe intestaatserfrecht betreft enkel de wettelijk samenwonenden. De wetgever achtte het niet nodig deze uit te breiden naar de feitelijk samenwonenden. Ontstaan van het erfrecht Op grond van artikel 1476 1 BW wordt de wettelijke samenwoning aangegaan door twee personen die een verklaring voor de ambtenaar van burgerlijke stand afleggen. Deze verklaring waarin beide partijen hun wil uitdrukken om wettelijk te willen samenwonen, wordt afgelegd door middel van een geschrift dat tegen ontvangstbewijs wordt overhandigd aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeenschappelijke woonplaats. De wettelijke samenwoning komt tot stand op het ogenblik van het in ontvangst nemen door de ambtenaar van het geschrift 6 en vanaf deze datum genieten zij het wettelijk erfrecht. Einde van het erfrecht Het intestaatserfrecht houdt uiteraard op te bestaan van zodra de wettelijke samenwoning eindigt. Artikel 1476 2 BW bepaalt limitatief de beëindigingsgronden. De wettelijke samenwoning neemt een einde op de dag van het overlijden, het sluiten van een huwelijk, het overhandigen tegen ontvangstbewijs aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van een schriftelijke verklaring van één van hen of van hen beiden met de wilsuitdrukking de wettelijke samenwoning te willen beëindigen. De datum van de betekening bij gerechtsdeurwaardersexploot binnen de acht dagen ingeval slechts één van de partners de verklaring aflegde, heeft geen enkele invloed op de beëindiging van het intestaatserfrecht. 7 Bijzonder probleem: feitelijke scheiding De feitelijke scheiding belet noch bij gehuwden noch bij wettelijk samenwonenden de erfrechtelijke aanspraken van de langstlevende. Wel kan de reserve van de langstlevende echtgenoot bij testament ontnomen worden indien de echtgenoten 6 P. SENAEVE, Compendium van het Personen- en Familierecht, III, Familierecht, Leuven, Acco, 2006, 52. 7 H. CASMAN, Wet van 28 maart 2007 tot regeling van het erfrecht van de langstlevende wettelijk samenwonende een eerste commentaar, Not.Fisc.M. 2007, 126. 3

op de dag van het overlijden sinds meer dan zes maanden gescheiden leefden en indien de erflater, voor zijn overlijden, bij een gerechtelijke akte als eiser of als verweerder een afzonderlijk verblijf had gevorderd en voor zover de echtgenoten na die akte niet opnieuw zijn gaan samenwonen (art. 915bis 3 BW). Deze bepaling werd niet van overeenkomstige toepassing verklaard op de wettelijk samenwonenden, maar gezien zij geen reservataire erfgenamen zijn, kunnen zij bijgevolg steeds zonder meer worden onterfd. Artikel 745septies BW werd daarentegen wel van toepassing verklaard. Zo vervalt nu ook het erfrecht van de langstlevende wettelijk samenwonende ingeval hij ontzet is uit het ouderlijk gezag ten aanzien van de kinderen die geboren zijn tijdens de wettelijke samenwoning (art. 745septies BW). 8 1.1.2.2 Geen afstammeling van de erflater De wetgever achtte een bijkomende erfrechtelijk bescherming niet nodig voor de langstlevende wettelijk samenwonende partner die tevens een afstammeling van de eerststervende partner is (art. 745octies, 1, 3 e lid BW) omdat deze als afstammeling reeds erfrechten kan laten gelden 9. Deze motivering lijkt m.i. niet geheel logisch, wetende dat de hoedanigheid van afstammeling weliswaar een noodzakelijke toch geen voldoende voorwaarde is om op grond van het intestaatserfrecht te erven. De graad waarin de afstammeling staat, is uiteraard van groot belang. Daarenboven dient opgemerkt dat de wet enkel de afstammelingen viseert en niet de bloedverwanten in de zijlijn zoals broers en zussen die bijgevolg wel ab intestato kunnen erven. 10 1.1.2.3 Bestaan en erfwaardig De algemene principes van de artikelen 724 ev. BW zijn uiteraard evenzeer van toepassing. De erfopvolger moet bestaan, moet de erflater overleefd hebben en mag niet erfrechtelijk onwaardig zijn. 1.1.3 Kenmerken van het wettelijk erfrecht 1.1.3.1 Omvang en voorwerp van het erfrecht Vruchtgebruik op de preferentiële goederen Gezien de primair vermogensrechtelijke bescherming van artikel 215 BW eveneens van toepassing is op de wettelijk samenwonenden, leek het de wetgever logisch en eveneens voldoende deze bescherming door te trekken op 8 Advies Raad van State, Parl.St. Kamer 2005-06, nr. 51-2514/1, 24. 9 MvT, Parl.St. Kamer 2005-06, nr. 51-2514/001, 7; E. DE WILDE D ESTMAEL, La nouvelle législation sur les droits successoraux du cohabitant légal, Rec.gén.enr.not. 2007, 249. 10 C. CASTELEIN, Erfrecht wettelijk samenwonenden m.i.v. alle overige wijzigingen van het erfrecht door de wet van 28 maart 2007, Gent, Larcier, 2007, 16. 4

erfrechtelijk vlak. 11 Het erfrecht is bijgevolg beperkt tot het vruchtgebruik van rechtswege 12 op het onroerend goed dat tijdens het samenwonen het gezin tot gemeenschappelijke verblijfplaats diende en het aldaar aanwezige huisraad, met andere woorden op de preferentiële goederen. Deze erfrechtelijk aanspraken gelden ongeacht met welke erfgenamen zij tot de nalatenschap wordt geroepen 13 en uiteraard enkel voor zover en op het deel dat in de nalatenschap is gevallen. Zo de eerststervende de enige eigenaar van de preferentiële goederen was, verkrijgt de langstlevende wettelijk samenwonende het vruchtgebruik op de gehele gezinswoning en het daarin aanwezige huisraad. 14 Ingeval de partners hun gezinswoning vestigden in het onroerend goed waarop de eerststervende slechts een vruchtgebruik genoot, zal door diens overlijden het vruchtgebruik bij de blote eigendom aanwassen en bijgevolg niet meer in de nalatenschap vallen. 15 Evenmin bij een recht van gebruik of bewoning geniet de langstlevende enig erfrecht op de gezinswoning. Andermaal indien het onroerend goed geschonken was onder een beding van conventionele terugkeer. Echter, net zoals de langstlevende echtgenoot, zou ook de langstlevende partner voorrang op de titularissen van een recht op wettelijke terugkeer hebben omwille van de bewoordingen met welke erfgenamen hij ook tot de nalatenschap komt van artikel 745octies BW. 16 Gezien artikel 745bis 2 BW niet uitdrukkelijk bepaald is voor de langstlevende wettelijk samenwonende, doet men er goed aan om dit vruchtgebruik, indien men dit wenst, uitdrukkelijk in een testament voorzien. Zo kan men heel wat discussies en familiale ruzies voorkomen. Recht op de huur van de gehuurde preferentiële goederen Indien de gezinswoning daarentegen gehuurd was, verkrijgt de langstlevende als enige, met uitsluiting van alle andere erfgenamen, het recht op de huur ervan, alsook het vruchtgebruik op het daarin aanwezige huisraad (art. 745octies, 1, 2 e lid BW). In principe zal dit steeds het geval zijn gezien de huurovereenkomst niet eindigt door het overlijden van de huurder (art 1742 BW). Op deze suppletieve regel bestaan toch wettelijke uitzonderingen (art. 3 8 woninghuurwet: levenslange huur eindigt van rechtswege door het overlijden van de huurder) en men kan het ook contractueel uitsluiten zodat het huurrecht niet in de nalatenschap valt. 17 De bescherming van 11 Verslag Senaat, Parl. St. Senaat 2006-07, nr. 3-2015/3, 9-11. 12 Zonder dat dit bij testament moet worden voorzien. 13 I. MARTENS, Het nieuwe wettelijk erfrecht van de langstlevende wettelijk samenwonende, TVW 2007, 293. 14 MvT, Parl.St. Kamer 2005-06, nr. 51-2514/001, 12. 15 C. CASTELEIN, Erfrecht wettelijk samenwonenden m.i.v. alle overige wijzigingen van het erfrecht door de wet van 28 maart 2007, Gent, Larcier, 2007, 29. 16 M. PUELINCKX-COENE, Bedenkingen bij de integratie van het bescheiden erfrecht van de langstlevende wettelijk samenwonende in het bestaande erfrecht, TPR 2007, 1912. 17 R. BARBAIX, Commentaar bij art. 745octies BW in M. COENE (ed.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, losbl., 6. 5

artikel 215 BW krijgt dus verdere uitwerking na de dood omdat het onbillijk is dat de langstlevende geen enkel recht op het huurhuis zou kunnen doen gelden, ook al heeft zij er steeds samen met haar partner gewoond. Een analoge regeling werd in artikel 745bis 3 BW voor de echtgenoten ingevoerd. 18 Welke gemeenschappelijke verblijfplaats? Op welk onroerend goed de erfrechtelijke aanspraken nu eigenlijk betrekking hebben, is onduidelijk omwille van de door de wetgever in artikel 745octies BW gebruikte bewoordingen. Het eerste lid spreekt van het onroerend goed dat tijdens het samenwonen het gezin tot gemeenschappelijk verblijfplaats diende. Een letterlijke lezing leidt tot de vaststelling dat de feitelijke scheiding op het ogenblik dat de eerste partner sterft, geen enkel gevolg heeft voor het erfrecht van de langstlevende. Daarenboven zou men uit de bewoordingen gemeenschappelijk verblijfplaats kunnen afleiden dat de langstlevende wettelijk samenwonende kan kiezen tussen de verschillende verblijfplaatsen die het gezin bezit, terwijl de langstlevende echtgenoot dit niet kan omwille van de terminologie voornaamste gezinswoning. 19 In het tweede lid, gaande over het recht van de huur, leest men dan weer het onroerend goed dat bij het openvallen van de nalatenschap het gezin tot gemeenschappelijk verblijfplaats diende. In dit geval zouden partners bij het eerste overlijden wél nog samen moeten wonen. Er kan besloten worden dat een te ruime interpretatie niet lijkt te stroken met de bedoeling van de wetgever. Het onroerend goed dat bedoeld wordt, is de voornaamste woning, is het huis die de partners als hun thuis beschouwen en is aldus hetzelfde onroerend goed als de concrete reserve bij echtgenoten. Wat er ook van zij, het betreft hier geen reservatair erfrecht, dus de erflater kan gelijk welk onroerend goed aanduiden dat mag worden vererfd. Gebrek aan analoog artikel 745bis BW Het erfrecht van wettelijk samenwonenden kent geen analoge bepaling zoals artikel 745bis BW voor de echtgenoten en is bijgevolg veel beperkter. De erfrechtelijke aanspraken van de langstlevende echtgenoot verschillen sterk naar gelang met wie zij samen tot de nalatenschap komt. Daarentegen geniet de langstlevende samenwonende zonder verdere regelingen steeds hetzelfde beperkte intestaatserfrecht op de preferentiële goederen. Wanneer de overledene geen erfgerechtigden nalaat, verkrijgt de Staat de blote eigendom over de preferentiële goederen en de volle eigendom over de rest van de 18 PINTENS, W. en ALLAERTS, V., Het erfrecht van de langstlevende wettelijk samenwonende. Een commentaar op de wet van 28 maart 2007, RW 2007-08, 268 19 H. CASMAN, Wet van 28 maart 2007 tot regeling van het erfrecht van de langstlevende wettelijk samenwonende een eerste commentaar, Not.Fisc.M. 2007, 129. 6

nalatenschap, hetgeen hoogstwaarschijnlijk niet de bedoeling van de erflater geweest kan zijn. Gezien wettelijk samenwonenden aan dergelijke gevolgen niet zullen denken, dient de notaris hen daaromtrent te informeren. 1.1.3.2 Geen reservataire aanspraken In tegenstelling tot de langstlevende echtgenoot heeft de langstlevende wettelijk samenwonende partner geen reservataire erfaanspraken. Dit is uiteraard een belangrijke beperking omdat men zijn partner bijgevolg ten allen tijde en zonder reden via een testament kan onterven. Evenmin als echtgenoten in hun huwelijkcontract (behoudens de hypothese Valkeniers), kunnen wettelijk samenwonenden elkaar in hun samenlevingscontract niet onterven wegens het verbod van erfovereenkomsten. Onterving kan zowel uitdrukkelijk als stilzwijgend door een algemene legataris aan te duiden. Eveneens het aanduiden van een bijzondere legataris voor de preferentiële goederen leidt tot de stilzwijgende onterving. De notaris zal bij het opstellen van testamenten zijn cliënten hierover duidelijk moeten informeren en adviseren (art. 9 Org.W.). Aan de andere kant biedt het niet-reservatair karakter mogelijkheden voor partners die niet op maximale erfrechtelijke aanspraken uit zijn. Naast het volledig uitsluiten, kan de erflater immers zonder enig probleem het erfrecht beperken door bijvoorbeeld het vruchtgebruik slechts voor een bepaalde periode toe te laten, zoals voor een duur even lang als de duur van de wettelijke samenwoning, of door het recht van bewoning toe te kennen in plaats van het vruchtgebruik, of nog door te bepalen dat de langstlevende alle rechten zal verliezen bij het aangaan van een tweede wettelijke samenwoning of een huwelijk. Omwille van de mogelijkheid tot onterving is het bijgevolg nog steeds aangewezen dat wettelijk samenwonenden ook in de toekomst blijven gebruik maken van een aanwasbeding. Civielrechtelijk biedt deze constructie een sterke bescherming wegens het niet eenzijdig herroepbaar karakter, doch het fiscale prijskaartje is relatief zwaar. 20 Een betere oplossing is een aanwasbeding met optie. Bij het overlijden van de eerste partner zal de langstlevende dan voor een keuze staan. Ofwel oefent deze het beding van aanwas uit en zullen de verschuldigde registratierechten moeten worden betaald. Deze optie zal gekozen worden indien de eerststervende de langstlevende had onterfd. Ofwel kiest de langstlevende voor de toepassing van het wettelijke erfrecht om zo aan de registratierechten te ontsnappen. Uiteraard zal enkel voor deze optie worden gekozen als het erfrecht zijn volle werking heeft, met andere woorden als de eerststervende geen ontervend testament had opgesteld. 20 I. MARTENS, Het nieuwe wettelijk erfrecht van de langstlevende wettelijk samenwonende, TVW 2007, 293. 7

Ingeval één partner enige eigenaar van de gezinwoning is, kunnen de partners eveneens een (levenslang) huurcontract overeenkomen die slechts zal aanvangen op de overlijdensdag van de partner-eigenaar. 21 Zij dienen deze overeenkomst te registreren zodat ze vaste datum krijgt. De registratie is onderworpen aan het algemeen vast recht van vijfentwintig euro. Bij het vervullen van de voorwaarde, wordt het evenredig recht verschuldigd. (art. 16 jo. 83 W.Reg.) Ook met levenslange bruikleen kan dergelijk resultaat worden bereikt. Deze rechtsfiguur is essentieel om niet (art. 1876 BW) zodat er misschien twijfels kunnen ontstaan omtrent een mogelijke herkwalificatie tot schenking. Juridisch-technisch zou dit niet mogen aangezien de bruikleen, in tegenstelling tot een schenking, niet eigendomsoverdragend is en er bij bruikleen geen animus donandi aanwezig is. 22 Registratie is aangewezen en is slechts aan het algemeen vast recht onderworpen. 1.1.3.3 Mogelijkheid tot uitbreiding van het erfrecht De wetgever heeft het ontberen van reservatair erfrecht gecompenseerd door het mogelijk te maken dat de partners elkaar ruimer kunnen begunstigen. Zij kunnen namelijk een testament opstellen waarin zij het erfrecht van hun partner uitbreiden tot andere goederen of tot de volle eigendom, zelfs van de preferentiële goederen, uiteraard steeds rekening houdend met reservataire erfgenamen. Nadeel is dat een testament herroepbaar is zonder dat de andere partner daar weet van heeft. 1.1.3.4 Aard van de erfopvolging In tegenstelling tot het wettelijk vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot, maakt de langstlevende samenwonende op grond van het intestaatserfrecht geen aanspraak op erfrechtelijk vruchtgebruik op de gehele nalatenschap. Zonder een testamentair of conventioneel initiatief is nooit aanspraak op andere dan de preferentiële goederen mogelijk, zelfs ingeval de langstlevende als enige tot de nalatenschap wordt geroepen. De meerderheid van de rechtsleer 23 beschouwt deze als een anomale erfopvolging omdat de langstlevende geen algemene erfrechtelijk roeping heeft en het bijgevolg afwijkt van de gewone devolutieregels gezien de langstlevende buiten de kring van de gewone erfopvolgers valt. Andere reden is 21 J. RUYSSEVELDT, Samenwonenden en onroerend goed in Reeks Notariële Praktijkstudies, Mechelen, Kluwer, 2007, 62. 22 J. RUYSSEVELDT, Samenwonenden en onroerend goed in Reeks Notariële Praktijkstudies, Mechelen, Kluwer, 2007, 65. 23 H. CASMAN, Wet van 28 maart 2007 tot regeling van het erfrecht van de langstlevende wettelijk samenwonende een eerste commentaar, Not.Fisc.M. 2007, 127; C. CASTELEIN, Het erfrecht van wettelijk samenwonende partners, T.Not. 2007, 584; W. PINTENS en V. ALLAERTS, Het erfrecht van de langstlevende wettelijk samenwonende. Een commentaar op de wet van 28 maart 2007, RW 2007-2008, 263. 8

omdat van deze devolutie afgeweken wordt op grond van de aard van de goederen waarop slechts specifieke erfaanspraken gelden. Echter, er zijn andere auteurs 24 die menen dat de langstlevende wettelijk samenwonende partner een gewone erfgenaam ab intestato onder bijzondere titel weliswaar is omwille van het feit dat deze op de in artikel 731 BW lijst van de normale, volwaardige erfopvolgers werd opgenomen. Deze discussie is niet onbelangrijk, vooral op het vlak van de inkorting- en inbrengproblematiek. 25 1.1.4 Inbreng- en inkortingsproblematiek bij de erfrechtelijke roeping 1.1.4.1 Is de langstlevende wettelijk samenwonende partner zelf tot inbreng en inkorting gehouden? Preferentiële goederen Een minderheid van de rechtleer 26 stelt dat de langstlevende niet ontsnapt aan de inbreng bij een schenking van de preferentiële goederen omdat de inbreng de gelijkheid tussen erfgenamen beoogt. Het is namelijk zo dat zij ab intestato enkel op deze goederen erfrechtelijke aanspraken heeft en aldus de schenking een voorschot op erfdeel uitmaakt. BARBAIX maakt daarbij een nuance en stelt dat ingeval slechts het vruchtgebruik werd geschonken, de inbreng dan door mindere ontvangst zal gebeuren. Werd daarentegen de volle eigendom geschonken, dan zal ten aanzien van het vruchtgebruik de inbreng kunnen worden gevorderd. Ten aanzien van de blote eigendom is de schenking buiten erfdeel en aldus vatbaar voor inkorting. De langstlevende heeft immers geen ab intestato recht op de blote eigendom, doch de erflater kan het erfrecht van zijn partner wel uitbreiden. De blote eigendom zal dus op het beschikbaar gedeelte dienen te worden aangerekend. De meerderheid 27 daarentegen bepleit dat de langstlevende niet tot inbreng noch in volle noch in blote eigendom is gehouden omdat hier de gelijke behandeling niet aan de orde is. De anomale nalatenschap moet immers van de gewone nalatenschap worden onderscheiden. De anomale erfopvolger kan zijn rechten enkel inroepen voor zover het goed nog in natura 24 R. BARBAIX, Commentaar bij art. 745octies BW in M. COENE (ed.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, losbl., 23-24; M. PUELINCKX-COENE, Artikel 915 BW in M. COENE (ed.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, losbl., 15. 25 Alhoewel PUELINCKX-COENE meent dat dit enkel een theoretische discussie betreft. 26 P. DELNOY, Le successible par la cohabitation légale in Y.-H. LELEU (ed.), Chroniques notariales, nr. 45, Brussel, Larcier, 2007, 784-785; R. BARBAIX, Commentaar bij art. 745octies BW in M. COENE (ed.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, losbl., 26-27. 27 H. CASMAN, Wet van 28 maart 2007 tot regeling van het erfrecht van de langstlevende wettelijk samenwonende een eerste commentaar, Not.Fisc.M. 2007, 130; W. PINTENS en V. ALLAERTS, Het erfrecht van de langstlevende wettelijk samenwonende. Een commentaar op de wet van 28 maart 2007, RW 2007-08, 267. 9

aanwezig is en niet testamentair werd over beschikt. BAEL 28 voert een bijkomend argument aan en merkt m.i. terecht op dat ingeval de langstlevende de volle eigendom van preferentiële goederen kreeg en tot inbreng van de blote eigendom zou zijn gehouden, dan afbreuk aan de wil van de testator of schenker zou worden gedaan. Een schenking of legaat van de blote eigendom heeft dan geen enkele zin. Andere goederen Wanneer de eerststervende zijn wettelijk samenwonende partner andere dan preferentiële goederen schonk, dan zal deze schenking sowieso buiten erfdeel zijn omwille van het ontbreken van reservataire aanspraken. Deze schenking zal aldus aangerekend worden op het beschikbaar gedeelte. Toch dient een onderscheid gemaakt te worden tussen twee situaties. Bij de samenloop van de langstlevende met de descendenten kunnen laatstgenoemden inkorting vorderen in het geval hun reserve aangetast is. Bij de samenloop van de langstlevende met de ascendenten van de erflater tot de nalatenschap kunnen laatstgenoemden geen inkorting vorderen gezien artikel 915, 2 e lid BW toelaat dat de giften aan de langstlevende de gehele nalatenschap omvatten. 1.1.4.2 Kan de langstlevende wettelijk samenwonende partner zelf inbreng en inkorting vorderen? Preferentiële goederen De langstlevende wettelijk samenwonende kan, in tegenstelling tot de langstlevende echtgenoot, nooit de inkorting van een schenking van preferentiële goederen vorderen aangezien zij daarop geen reservataire aanspraken heeft en bijgevolg ook niet in haar rechten kan worden aangetast. Of de langstlevende inbreng van de schenkingen als voorschot op erfdeel zal kunnen vorderen, kan niet eenduidig worden beantwoord. De auteurs die de langstlevende als gewone erfgenaam zien, zullen de vraag bevestigend beantwoorden in tegenstelling tot de auteurs die de langstlevende als anomale erfgenaam zien. Inbreng kan immers enkel door (gewone) erfgenamen worden gevraagd. Zowel schenken als legateren leiden steeds tot verarming en in sommige gevallen tot onterving. Indien men terugredeneert naar de regeling bij de langstlevende echtgenoot, blijkt dat expliciet en impliciet kan worden onterfd. Expliciet door het uitdrukkelijk in een testament op te nemen, maar dan erft de langstlevende toch nog steeds de reserve: de helft van de nalatenschap in 28 J. BAEL, Erfrecht van de wettelijk samenwonenden in Rechtskroniek voor het notariaat, XI, Brugge, die Keure, 2007, 26. 10

vruchtgebruik evenredig verdeeld over de reserve en het beschikbaar gedeelte. 29 Impliciet door de schenking van goederen rekening houdend met het beschikbaar gedeelte of door de aanstelling van een derde als algemene legataris zonder verdere preciseringen naar de langstlevende toe. In dit geval zal zij meer erven dan bij expliciete onterving, namelijk het vruchtgebruik op de volledige reserve én op de helft van het beschikbaar gedeelte. De loutere instelling van een algemene legataris herleidt de langstlevende bijgevolg niet tot de reserve. 30 De wettelijk samenwonende die in zijn testament een algemene legataris aanstelt, onterft daarentegen zijn partner wel, behoudens ingeval voorbehoud gemaakt werd voor diens ab intestato erfaanspraken. Het is namelijk zo dat enkel reservatairen de inkorting van de legaten kunnen eisen. Dezelfde impliciete onterving speelt wanneer een bijzondere legataris voor de preferentiële goederen werd aangesteld. De notaris zal zijn cliënten hierop moeten wijzen wanneer zij bij hem ten rade komen. M.i. kan elke schenking, zowel als voorschot als buiten erfdeel, en tevens elk legaat van de preferentiële goederen aan een andere dan de partner steeds als een impliciete onterving worden beschouwd, net omwille van het gebrek aan reserve. Zij zal bijgevolg nooit zelf de inbreng en inkorting kunnen vorderen. Het lijkt daarenboven hoogst onwaarschijnlijk dat bij een schenking of legaat van preferentiële goederen de schenker of legataris er zich niet van bewust is dat hij zijn partner aan het onterven is, temeer omdat deze goederen meestal de grootste vermogensbestanddelen van de nalatenschap uitmaken. Bij een notarieel testament is het aan de notaris om hierover te informeren. Uiteraard dient opgemerkt dat op grond van 215 BW de ene samenwonende zonder de instemming van de andere niet om niet onder de levenden kan beschikken over de rechten die hij in de preferentiële goederen bezit. De schenking van de gezinswoning in volle eigendom wordt echter meer aannemelijk met voorbehoud van vruchtgebruik. Andere goederen Het is vanzelfsprekend dat de langstlevende de inbreng van andere goederen niet kan vorderen gezien zij er geen wettelijke erfrechtelijke aanspraken op kan doen gelden. Toch dient opgemerkt dat zij wel inbreng zou kunnen eisen ingeval de erflater haar tot algemene legataris heeft aangesteld of tot bijzondere legataris op de weggeschonken goederen. 29 Tenzij in geval van artikel 915bis 3 BW: de langstlevende kan bij testament de reserve worden ontnomen indien zij op de dag van het overlijden reeds meer dan zes maanden gescheiden leefden en er een afzonderlijk verblijf werd gevorderd voor zover ze nadien niet meer opnieuw zijn gaan samenwonen. 30 W. PINTENS, K. VANWINCKELEN en J. DU MONGH, Schets van het familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2007, 329. 11

In dergelijke gevallen heeft zij er wel belang bij. De langstlevende kan evenmin inkorting eisen gezien ze geen reservatair is. 1.1.4.3 Rol van de notaris Gezien de uiteenlopende visies omtrent de inbrengproblematiek, is het duidelijk dat de notaris er goed aan doet bij elke schenking en elk testament zijn cliënten naar hun bedoelingen te bevragen en hen te informeren. Cliënten moeten immers goed beseffen wat de gevolgen van hun rechtshandelingen zijn, 31 zeker wanneer over de gezinswoning wordt beschikt. De notaris akteert de legaten en schenkingen dan best uitdrukkelijk met of zonder vrijstelling van inbreng. 32 Ingeval dit werd vergeten, kan dit nog steeds door de schenking in een latere akte of testament als een schenking buiten erfdeel te herkwalificeren, maar dan zal het goed geacht worden geschonken te zijn geweest op het ogenblik van de herkwalificatie, hetgeen evenwel vooral implicaties naar de andere erfgerechtigden toe zal hebben. Ook bij het aanstellen van een algemene legataris is het aan te bevelen duidelijk de wil van de testator kenbaar te maken. 1.1.5 Invloed van het erfrecht op de aanspraken van de andere erfgenamen Invloed op de descendentenreserve Ook al heeft de langstlevende geen reservataire aanspraken, toch raakt het de reserve van de kinderen. In plaats van een reserve in volle eigendom, zullen de kinderen zich tevreden moeten stellen met een reserve die slaat op de blote eigendom wat betreft de preferentiële goederen en op de volle eigendom voor de andere goederen. Voorts wordt het ab intestato vruchtgebruik van de langstlevende wettelijk samenwonende niet bij de berekening van artikel 922 BW betrokken zodat de fictieve massa hierdoor minder zal bedragen. Invloed op de ascendentenreserve De ascendentenreserve wordt verder uitgehold. Bij gebreke aan kinderen kunnen ascendenten ook hun reserve teloor zien gaan nu giften aan de langstlevende wettelijke samenwonende partner de ganse nalatenschap mogen omvatten. De langstlevende kan dus bij afwezigheid van descendenten zonder enig probleem als algemene legataris worden aangesteld, hetgeen m.i. een goede zaak is. De wetgever heeft in die zin artikel 915 BW gewijzigd. Dit kan zowel via notarieel samenlevingscontract als bij testament. Bij gebrek aan enige regeling speelt de ascendentenreserve vanzelfsprekend ten volle, doch zal 31 J. DEMBLON, La fonction notariale in X. (ed.) Rép. Not., V, Brussel, Larcier, 1992, 62. 32 H. CASMAN, Erfrecht van de langstlevende wettelijk samenwonende partner (LLP) - Clausules voor testamentaire beschikkingen, Not.Fisc.M. 2008, 179. 12

beperkt zijn tot de blote eigendom over preferentiële goederen en volle eigendom op andere goederen. 1.2 Omzetting van het vruchtgebruik De regels van de omzetting van het vruchtgebruik voor echtgenoten gelden evenzeer voor de wettelijk samenwonenden. Als zij het vruchtgebruik genieten, kunnen zij deze ook omzetten en volledig op eigen maat moduleren. De regels zijn logischerwijze enkel van toepassing voor zover en in de mate de langstlevende erfrechtelijke aanspraken op de goederen van de nalatenschap verwerft. Bijgevolg zal vooral het vetorecht op de preferentiële goederen van groot belang zijn, tenzij een testament de langstlevende ook andere goederen legateert. Omzetting Alhoewel het vruchtgebruik principieel levenslang is, kan het via omzetting worden beëindigd. Betreft hier enkel en alleen het erfrechtelijk 33 en niet het gemeenrechtelijk vruchtgebruik. Een aanwasbeding in vruchtgebruik verhindert bijgevolg de toepassing van de omzetting omdat het contractueel vruchtgebruik betreft. Het vruchtgebruik kan, geheel of ten delen worden omgezet in volle eigendom, 34 in een geldsom 35 of in een gewaarborgde en geïndexeerde rente. 36 Samenloop langstlevende en afstammelingen van de vooroverledene Zowel de langstlevende als de afstammelingen van de vooroverledene kunnen de omzetting vorderen en dit zolang het vruchtgebruik bestaat. De rechtbank van eerste aanleg heeft hier een ruime appreciatiemarge 37 en bepaalt of de omzetting al dan niet doorgang kan vinden. Hij kan bijvoorbeeld weigeren omdat het vruchtgebruik nog teveel waard is of omdat de langstlevende in een onroerend goed haar kantoor heeft gevestigd, De feitenrechter kan de omzetting ook gedeeltelijk toestaan of moduleren. (art. 745quater 1 BW) Mogelijkheid tot omzeilen? De vraag kan worden gesteld of partijen deze ruime appreciatiemarge van de feitenrechter niet kunnen omzeilen voor wat de gezinswoning betreft. 33 Bedoeld wordt het vruchtgebruik verkregen krachtens de wet, bij testament, ingevolge huwelijkscontract of contractuele erfstelling (art. 745quinquies 1 BW); C. DE WULF, Erfenissen in Rechtskroniek voor het Notariaat, X, Brugge, die Keure, 2007, 103. 34 Gebeurt zelden omdat er dan voldoende goederen in de massa aanwezig moeten zijn. 35 De blote eigenaars betalen de langstlevende een geldsom waardoor het vruchtgebruik zich bij de blote eigendom voegt. 36 Het zakelijk recht wordt op die manier omgezet in een meer precaire vorderingsrecht zodat er zekerheden mogen worden geëist. 37 Rb. Aarlen 2 april 1999, JT 1999, 607. De feitenrechter kan bijvoorbeeld rekening houden met de financiële draagkracht van de betrokkenen, emotionele waarden, instandhouding van het vermogen, 13

Voor de afstammelingen lijkt geen uitweg te bestaan indien de gezinswoning volledig tot het eigen vermogen van de vooroverledene behoorde. De langstlevende wordt in dat geval vruchtgebruiker op de gehele gezinwoning en zal bijgevolg het vetorecht dan ook op de gehele gezinswoning genieten. In het geval de gezinswoning tot het gemeenschappelijk vermogen behoorde, quod plerumque fit, valt slechts de helft ervan in de nalatenschap en zullen de afstammelingen ook de uitonverdeeldheidtreding voor de blote eigendom kunnen vorderen. Het vinden van een koper voor de blote eigendom zal evenwel niet evident zijn. Voor de langstlevende daarentegen bestaat wel een uitweg: op voorwaarde dat zij gehuwd is onder een gemeenschapsstelsel en deze preferentiële goederen gemeenschapsgoederen 38 zijn, kan de langstlevende steeds de preferentiële toewijzing van artikel 1446 BW vorderen. Inzake een goed in onverdeeldheid dat zich in de eigen vermogens van de echtgenoten bevindt, 39 heerst discussie. De klassieke strekking wijst preferentiële toewijzing hier af, terwijl een grote meerderheid van de recente rechtsleer gelooft dat een meer uitgebreide interpretatie van de artikelen 1446 en 1447 BW tot het meest billijke resultaat leidt. 40 Bij gehuwden onder een stelsel van zuivere scheiding van goederen 41 of bij wettelijk samenwonenden moet de mogelijkheid tot preferentiële toewijzing conventioneel uitdrukkelijk bepaald zijn. Zij genieten de toewijzing namelijk niet van rechtswege. Bij gezinnen waar er enkel gemeenschappelijke kinderen zijn, vormt deze toewijzing slechts een uitgesteld erfrecht. Echter, ook bij tweede huwelijken zijn deze regels van toepassing zodat het opzet van de wetgever om te vermijden dat de stiefouder de blote eigendom van de stiefkinderen kan opeisen, slechts deels geslaagd is. 42 De preferentiële toewijzing leidt immers tot de onterving van de stiefkinderen omdat deze toewijzing steeds in volle eigendom gebeurt en de stiefkinderen van hun stiefouder niet wettelijk erfgerechtigd zijn. Gezien (aanstaande) echtgenoten daar zelf niet aan zullen denken bij het opstellen van hun huwelijkscontract, is het aan de notaris hen daarop te wijzen zodat zij ervoor kunnen opteren de preferentiële toewijzing uit te schakelen. Samenloop langstlevende en anderen De langstlevende kan de omzetting van het vruchtgebruik vorderen, doch binnen de vijf jaar na het openvallen van de nalatenschap. De 38 Rb. Dendermonde 5 februari 1981, JT 1981, 329 hierin gevolgd door Brussel 6 september 1995, RTDF 1996, 243. 39 Een voorhuwelijks goed in onverdeeldheid tussen partners die zij later tijdens hun huwelijk hebben inbracht. 40 M. DE CLERCQ, De preferentiële toewijzing: ook voor onverdeelde goederen die niet tot de gemeenschap behoren?, noot onder Antwerpen 12 mei 2004, T.Not. 2007, 27. 41 Brussel 4 juni 1992, RW 1992-93, 261; Bergen 3 mei 1995, JT 1996, 52; Antwerpen 14 januari 2003, TBBR 2005, 278; Rb. Brussel 25 juni 1991, T.Not. 1993, 118; Rb. Nijvel 24 juni 1997, RNB 1997, 543; Bij scheiding van goederen met gemeenschap van aanwinsten is de toewijzing dus wel mogelijk alhoewel er rechtspraak bestaat (Antwerpen 12 mei 2004, T.Not. 2007, 11-18) die hierover dubbelzinnig is. 42 De omzetting van blote eigendom werd namelijk niet bij samenloop met descendenten van toepassing verklaard. 14

feitenrechter kan deze vordering principieel niet weigeren, tenzij de belangen van de onderneming of van de beroepsarbeid in gedrang kunnen komen. 43 Ingeval de vordering pas nà vijf jaar ingesteld wordt, heeft de feitenrechter wel een ruime appreciatiemarge. Ook de blote eigenaars kunnen de omzetting van het vruchtgebruik vorderen en opnieuw geniet de feitenrechter een appreciatiemarge. Bijzonder is dat de langstlevende ten allen tijde de omzetting van de blote eigendom over de gezinswoning en/of 44 het huisraad tegen geld kan vorderen. Voor niet-preferentiële goederen is zoiets niet mogelijk. In principe dient ook deze eis ingewilligd te worden, maar de feitenrechter kan opnieuw weigeren wanneer belangen van de onderneming of van de beroepsarbeid op het spel staan. 45 (art. 745quater 2 BW) De feitenrechter die de omzettingseis geheel of ten dele inwilligt, kan zelf in een oplossing voorzien of kan de partijen naar een notaris doorverwijzen die de staat van vereffening opmaakt. In dit laatste geval is de omzetting slechts definitief wanneer de partijen deze staat ondertekenen of wanneer deze door de rechtbank wordt gehomologeerd en het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan. 46 Opmerking Het opeisen van de blote eigendom van de gezinswoning en het huisraad is onmogelijk wanneer de vooroverledene afstammelingen heeft nagelaten. De problematiek omtrent de opeising van de blote eigendom van de preferentiële goederen zal dan ook maar enkel spelen wanneer deze goederen tot het eigen vermogen van de echtgenoot behoren. Artikel 745bis 1, 2 e lid BW bepaalt immers dat de langstlevende echtgenoot het eigen vermogen in vruchtgebruik verkrijgt, doch het gemeenschappelijk vermogen in volle eigendom. Dit is ook logisch gezien de echtgenoten samen dit vermogen opgebouwd hebben. Ingeval de preferentiële goederen tot de huwgemeenschap behoren, stelt zich bijgevolg geen probleem. Het erfrecht van de wettelijk samenwonenden kent geen gelijkaardig artikel 745bis BW zodat het niet uitmaakt tot welk vermogen 47 de preferentiële goederen behoren. Veto De langstlevende geniet steeds 48 een vetorecht wanneer het vruchtgebruik op de gezinswoning en het daarin aanwezige huisraad in het gedrang komt. Het lijkt algemeen aanvaard dat het vetorecht slechts kan worden uitgeoefend voor zover de gehele gezinwoning in de nalatenschap of het gemeenschappelijk vermogen valt. Dit is bijvoorbeeld niet het geval 43 Art. 745quater 2, 3 e lid BW. 44 Het moet niet verplicht op de preferentiële goederen in het geheel slaan. 45 Art. 745quater 2, 3 e lid BW. 46 Rb. Leuven 28 september 1994, Not.Fisc.M. 1995, 28; C. DE WULF, Erfenissen in Rechtskroniek voor het Notariaat, X, Brugge, die Keure, 2007, 128-129. 47 Dit kan het eigen vermogen, een onverdeeldheid, een toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen zijn. 48 Ook bij een tweede huwelijk: Antwerpen 25 mei 1998, T.Not. 1999, 67. 15

wanneer de gezinswoning tot een onverdeeldheid tussen de vooroverledene en derden (iedereen behoudens de langstlevende partner) behoorde. 49 Het vetorecht impliceert dat geen omzetting kan plaatsvinden zonder instemming van de langstlevende. 50 De weigering van de langstlevende staat de blote eigenaars echter niet in de weg hun blote eigendom te verkopen 51 omdat de verkoop hoe dan ook de rechten van de langstlevende als vruchtgebruiker onaangetast laat. 52 Doorgaans zal men uiterst weinig geïnteresseerde kopers vinden daar het slechts blote eigendom betreft en het in de meeste gevallen behalve o.a. terminaal zieken of dergelijke onduidelijk is wanneer de vruchtgebruiker zal overlijden. Moduleren Partners kunnen het omzettingsrecht zelf moduleren. Zij kunnen het uitbreiden, inperken en uitsluiten zoals bijvoorbeeld bepalen dat enkel omzetting in lijfrente mogelijk is, of een termijn opleggen waarbinnen de omzetting mag of moet gevorderd worden, of het opleggen van waarderingsregels, Dit kan nuttig zijn gezien de rechterlijke beoordelingsbevoegdheid. Deze modulering kan in het huwelijks- of samenlevingscontract, in een contractuele erfstelling of zelfs eenzijdig in een testament. Artikel 745quinquies 2 BW last twee beperkingen in. Het recht om de omzetting te vorderen kan niet aan de afstammelingen 53 uit een vorige relatie van de vooroverledene, noch aan de langstlevende worden ontnomen. PUELINCKX-COENE 54 nuanceert deze bepaling enerzijds door op te merken dat uiteraard ook gemeenschappelijke kinderen dit recht niet kunnen worden ontnomen en anderzijds dat deze bepaling slechts geldt binnen de grenzen van het reservataire deel omdat afstammelingen ten belope van het beschikbare deel kunnen worden onterfd. Evenmin kan de langstlevende de toewijzing in volle eigendom worden ontnomen. 55 Op grond van artikel 1388, 2 e lid BW kunnen echtgenoten met niet-gemeenschappelijke kinderen de nalatenschapsregeling in hun huwelijkscontract naar eigen wens moduleren, maar elke beperking of ontneming van de omzetting van het vruchtgebruik is wat betreft de concrete 49 E. BUYSSE, Een nieuw hersamengesteld gezin! Denk eerder aan later, Gent, Story, 2008, 28; In een tweede huwelijk kan deze situatie zich geregeld voordoen. De kinderen uit het eerste huwelijk erven de blote eigendom van de helft van hun overleden ouder. Bij het overlijden van hun langstlevende ouder worden zij voor deze helft volle eigenaars. De tweede echtgenoot van de langstlevende ouder erft slechts het vruchtgebruik op de andere helft. 50 Gent 26 september 1997, T.Not. 1999, 151; Antwerpen 8 mei 2000, RW 2000-01, 1279. 51 Gent 26 september 1997, T.Not. 1999, 151. 52 A. WYLLEMAN, Huwelijkse voorwaarden bij hersamengestelde gezinnen in K.F.B.N. (ed.), Familie op maat Famille sur mesure, Mechelen, Kluwer, 2005, 333. 53 Dit wordt weliswaar door het vetorecht beperkt. 54 M. PUELINCKX-COENE, Erfrecht: openvallen van de nalatenschap, devolutie, erfovereenkomsten, reserveregeling, Antwerpen, Kluwer, 1996, 142-144. 55 Deze bepalingen werden van overeenkomstige toepassing verklaard voor de wettelijk samenwonenden, want anders zouden de kinderen uit een vorige relatie minder worden beschermd wanneer hun ouders wettelijk samenwoonden dan wel gehuwd waren: MvT, Parl.St. Kamer 2005-06, nr. 51-2514/1, 13. 16

reserve uitgesloten. Ook al kan men de omzetting van het vruchtgebruik volledig uitbreiden, inperken of uitsluiten op maat, toch kan het vetorecht m.i. nooit worden uitgesloten. De redenering is dat in de situatie waarbij er uitsluitend gemeenschappelijke kinderen zijn, de langstlevende steeds de abstracte of concrete reserve zal genieten omdat men elkaars erfrechtelijke aanspraken niet volledig kan uitsluiten, tenzij in de heel uitzonderlijke gevallen van de artikelen 334ter en 915bis 3 BW. In de situatie met niet-gemeenschappelijke kinderen kunnen de erfrechten wél volledig worden uitgesloten, doch nooit of te nimmer wat betreft de concrete reserve. Omwille van dergelijk solide bescherming, lijkt het m.i. verdedigbaar dat het vetorecht van de echtgenoot nooit kan worden uitgesloten. Daarentegen kan het vetorecht bij wettelijk samenwonenden m.i. wél worden uitgesloten omwille van het gebrek aan reserve zodat bijgevolg de erfrechtelijke aanspraken op de gezinswoning volledig kunnen worden ontnomen. Qui peut le plus, peut le moins. Uiteraard kan dit niet in hun samenlevingscontract hetgeen een verboden overeenkomst over een nog niet opengevallen nalatenschap zou uitmaken. Een testament zal de uitweg zijn. Berekening waarde vruchtgebruik Vooreerst dient aandacht gevestigd te worden dat de fictieve leeftijdsverhoging van artikel 745quinquies 3 BW bij samenloop met kinderen uit vorige relatie zowel bij echtgenoten als wettelijk samenwonenden van toepassing is. Er zijn verschillende berekeningswijzen voor het vruchtgebruik zoals de kapitalisatiemethode, de tabellen Ledoux, Een raming van de levensduur en van het te betalen bedrag zal noodzakelijk zijn. De vruchtgebruiker en blote eigenaars kunnen onderling akkoord gaan over de berekeningsmethode. 56 Casussen Aansluitend wordt ingegaan op drie concrete situaties die zich aangaande de gezinswoning kunnen voordoen bij het overlijden van de eerste wettelijk samenwonende wanneer er kinderen zijn. Daarbij worden de knelpunten en eventuele oplossingen aangehaald. Geen aanwasbeding Ingeval een van de wettelijk samenwonende partners sterft en zij de gezinswoning in onverdeeldheid zonder aanwasbeding hebben aangekocht, heeft de langstlevende de volle eigendom over de ene helft. Op grond van het erfrecht verkrijgt zij het vruchtgebruik over de andere helft. De blote eigendom van deze tweede helft komt kinderen van de vooroverledene toe. Er bestaat aldus onverdeeldheid voor wat de blote eigendom betreft. De langstlevende die dergelijke situatie niet aangewezen acht, kan de kinderen voor zijn en de 56 J. SCHRYVERS, De berekeningsparameters voor de omzetting van een vruchtgebruik, T.Not. 2007, 650. 17